Magazine Buitenlandjournalistiek

24
GRENZELOZE VERSLAGGEVING ANNO 2011 BUITENLAND JOURNALISTIEK FRÉNK VAN DER LINDEN OVER ZIJN VUURDOOP IN CHINA INTERVIEW MET TOPFOTOGRAFEN GEERT VAN KESTEREN EN ILVY NJIOKIKTJIEN ANTOINETTE DE JONG OVER ADRENALINE EN TROOST WERK EN LIEFDE BIJ BRAM VERMEULEN, ARNOLD KARSKENS, MARJON VAN ROYEN EN BART LUIRINK powered by NOVEMBER 2011

description

Magazine over Buitenlandjournalistiek

Transcript of Magazine Buitenlandjournalistiek

Page 1: Magazine Buitenlandjournalistiek

Grenzeloze verslaGGevinG anno 2011

BUiTenlanDJoUrnalisTieK

FrénK van Der linDen over ziJn vUUrDoop in china

inTerview meT TopFoToGraFen GeerT van KesTeren en ilvy nJioKiKTJien

anToineTTe De JonG over aDrenaline en TroosT

werK en lieFDe BiJ Bram vermeUlen, arnolD KarsKens, marJon van royen en BarT lUirinK

powered by

november 2011

Page 2: Magazine Buitenlandjournalistiek

04

Boven Je TheewaTer in china

12

essay anToineTTe De JonG

06

hoe volGen lUcella carasso, roB wiJnBerG en ToFiK DiBi BUiTenlanDs nieUws?

16

inTerview meT FoToGraFen GeerT van KesTeren en ilvy nJioKiKTJien

14

werK en lieFDe marJon van royen

20

De corresponDenT 2.0

inhoUD coloFon

Uitgever Stefan Verwer

HoofdredactieMarc Broere en Frénk van der Linden

Eindredactie Sanne de Boer

Beeldredactie Mara Arts

Projectcoördinator Eva de Vries

Medewerkers aan deze publicatieAntoinette de Jong, Tony van der Meulen, Janneke Juffermans, Melvin Captijn, Robert Verkerk, Annet de Groot, Dirk Wijnand de Jong, Leonard Fäustle en Chris de Bode

Design en opmaakSAZZA: Saskia Stolz

DrukDeltahage, Den Haag

RedactieadresVelperbuitensingel 86828 CT Arnhemtel: 026-3703177

Websitewww.lokaalmondiaal.nethttp://buitenlandjournalistiek.lokaalmondiaal.net

Informatie over het Dick Scherpenzeel ProgrammaEva de Vries, tel: [email protected]

Aanvraag exemplaren magazine [email protected]

Deze publicatie is onderdeel van het Dick Scherpenzeel Programma van lokaalmondiaal. Dit programma is vernoemd naar de Nederlandse journalist Dick Scherpenzeel (1923 – 1973), een pionier van de Nederlandse journalistiek op het gebied van niet-westerse landen en ontwikkelingsvraagstukken.

Dit programma wordt uitgevoerd met financiële ondersteuning van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Stimuleringsfonds voor de Pers en Stichting Democratie en Media.

Page 3: Magazine Buitenlandjournalistiek

11

werK en lieFDe Bram vermeUlen

23

werK en lieFDe BarT lUirinK

15

werK en lieFDe arnolD KarsKens

heropen De werelD Met trots presenteert lokaalmondiaal haar eerste magazine over Buitenlandjournalistiek. Het werd tijd, want bij lokaalmondiaal dragen we buitenlandverslaggeving een warm hart toe. Zo maken we televisiedocumentaires voor Al Jazeera en BBC World, geven we de tijdschriften Vice Versa en Join uit, bieden we met Beyond (y)our World studenten journalistiek een speciaal studieprogramma aan rond een uitwisseling met studenten uit Afrika, Azië en Oost-Europa, en geven we sinds dit jaar ook onderdak aan de Dick Scherpenzeel Stichting.

Dick Scherpenzeel was in de jaren zestig een van de eerste journalisten in Nederland die zich vastbeet in thema’s als de internationale wereldhandel. Een globalist avant la lettre. Naast het uitreiken van de jaarlijkse Dick Scherpenzeel Prijs voor de beste journalistieke productie over mondiale ontwikkelingen organiseren we dit jaar op 29 november ook de Avond van de Buitenlandjournalistiek. Een avond om eens goed door te praten over ons interessante vak.

Dit magazine is een voorproefje en biedt verdieping bij een aantal onderwerpen die op 29 november uitgebreid aan de orde zullen komen. Het zijn mooie verhalen over journalistiek, bijvoorbeeld over hoe mensen het nieuws eigenlijk volgen. Zo beperkt GroenLinks-Kamerlid Tofik Dibi zich tot het snelle digitale nieuws en kan hij zich bijna niet voorstellen dat er nog mensen zijn die om acht uur op de bank gaan zitten om Het Journaal te kijken.

Wat opvalt in het verhaal over de correspondent 2.0 is het verschil in de verhouding tussen veld- en bureauwerk bij de oudere (45 plus) en jongere correspondenten. Die laatsten zijn minder vaak in het veld te vinden. ‘Dat heeft voor een deel te maken met de zekerheid van een vast contract, die de jongere garde vaak moet missen. De freelancer is immers afhankelijk van het aantal verhalen dat hij verkoopt en moet dus zo efficiënt mogelijk en dus zo online mogelijk producties draaien’, concluderen de auteurs.

Alle voordelen van de digitale revolutie ten spijt, blijft dat ouderwetse veldwerk nodig omdat het de boeiendste reportages oplevert. Wat dat betreft biedt het dubbelinterview met topfotografen Geert van Kesteren en Ilvy Njiokiktjien mooie inzichten. Zij kunnen voor het harde nieuws amper meer op tegen burgers met hun mobiele telefoons of tegen beelden die beveiligingscamera’s kunnen schieten. ‘Wat een goede fotojournalist kan doen, en ook moet doen, is de complexe laag onderzoeken die onder gebeurtenissen ligt’, stelt Van Kesteren. Die moet ‘de zogenaamde objectieve realiteit ontmaskeren’ en door middel van onvoorziene beelden een tegengeluid laten horen.

Buitenlandjournalistiek. Juist nu, zouden we willen zeggen. Het is tijd om de wereld te heropenen.

Marc Broere, hoofdredacteur lokaalmondiaal

03

© R

onal

d de

Hom

mel

Page 4: Magazine Buitenlandjournalistiek

InleIdIngFrénk van der lInden

04

Frénk van der Linden nam samen met lokaalmondiaal het initiatief voor de Avond van de Buitenlandjournalistiek op 29 november in het Amsterdamse Pakhuis de Zwijger. Hij vertelt over het ‘stenen tijdperk’ waarin hij zelf zijn vuurdoop kreeg en vergelijkt het trage van toen met de multimediale mogelijkheden van vandaag.

© B

en K

leyn

Page 5: Magazine Buitenlandjournalistiek

In China is het niet moeilijk om boven je theewater te raken. Het kan daar zelfs zonder alcohol, ondervond ik ooit aan den lijve.

Het was een zwaar neurotische, zweterige verslaggever die zich op een novemberdag in 1980 per taxi naar de Pekingse variant van de PTT liet vervoeren. Veertien dagen op staatsbezoek in de Volksrepubliek met premier Van Agt en minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw: wat je noemt een droomreis voor een 23-jarige verslaggever die de School voor de Journalistiek ternauwernood achter de rug had. Maar hoe kreeg hij zijn baanbrekend bedoelde feature op de burelen van het weekblad De Tijd in Amsterdam Buitenveldert?

Internet bestond nog niet. Faxen waren nergens te bekennen.Eén apparaat kon uitkomst bieden: de goeie ouwe telex.

Uit manshoge luidsprekers bij het Plein van de Hemelse Vrede klonk ‘Het oosten is rood’. Mao Zedong, vereeuwigd op een schilderij boven de ingang van de Verboden Stad, keek stuurs over de steenvlakte. Hoe groot was deze stad wel niet, hoe ver was het in godsnaam nog naar dat hoofdpostkantoor? Als dit grapje te veel tijd ging kosten, kon het weleens moeilijk worden om het vliegtuig naar Xian te halen, voor het tweede deel van de journalistieke trip.

Bij de Chinese PTT bleek niemand Engels te spreken. Nou ja, oom Wang begreep na wat palaveren min of meer wat de bedoeling was. Hij slofte voor de inmiddels letterlijk en figuurlijk razende reporter uit in de richting van een deur. Die zat op slot. Sleutel gezocht, sleutel gevonden. Trap op, trap af. Links, rechts, rechts, links. Daar, in de hoek van een zolder, stond hij dan toch: de telex. ‘Yes!’ zei oom Wang, Opgetogen klapte hij in zijn handen. ‘Yes, zzzis is telex!’Daar viel niets op af te dingen, al was dit met zijn breedte van pakweg een meter wel een erg uit de kluiten gewassen exemplaar. Logisch, zo leerde nadere beschouwing: het telde pakweg 750 toetsen. Stuk voor stuk waren ze voorzien van Chinese lettertekens.

En zo zag de beginnende verslaggever zich genoodzaakt om ’s nachts vanuit een hotellobby (gebruikmakend van die ene telefoonlijn met Nederland, à tien dollar per minuut) zijn artikel van 3000 woorden voor te lezen, terwijl ten burele van het opinieweekblad in Holland een collega de hoorn op de microfoon van een cassetterecorder hield.

Uittikken op papier, corrigeren met Typex en ballpoint. De voorpagina van De Tijd was al een dag of wat klaar, want een fotograaf had direct na aankomst in China onderaan de vliegtuigtrap Dries van Agt en kleine roerganger Deng Xiaoping vastgelegd. Het rolletje was door een behulpzame gezagvoerder meegenomen op de eerste retourvlucht naar Schiphol.

Buitenlandjournalistiek ruim een kwart eeuw geleden: werken in het stenen tijdperk.

Als ik terugdenk aan mijn Chinese ervaringen, maken gemengde gevoelens zich van me meester.• Wat waren onze technische mogelijkheden pover (de elektrische typmachine

ging door voor een onbetaalbaar wereldwonder);• Wat waren we traag (geen abonnee protesteerde als het verslag van een

revolte twee weken na dato in druk verscheen);• Wat waren onze bewegingsmogelijkheden beperkt (het gold als een

heldendaad wanneer je op bezoek in dictatoriale landen een uur ontsnapte aan de aandacht van gidsen die je namens het heersende regime begeleidden);

• Wat waren we beleefd tegenover autoriteiten (ik herinner me de verbaasde en boze blikken van vakgenoten op het moment dat je het waagde een minister te attaqueren).

Het zou geen grote opgave zijn om dit rijtje bezwaren uit te breiden. Wie graag sombert, kan echter een reeks dieper snijdende bezwaren aanvoeren tegen de wijze waarop we anno 2011 buitenlandjournalistiek bedrijven.Toegegeven: e-mail, mobiele telefoon, Google, Blackberry, Twitter, Skype, laptop, Facebook, apps en andere gereedschapsstukken uit de digitale toverdoos stellen ons tegenwoordig in staat om in ‘realtime’ te rapporteren over de zoveelste slachting in Congo of desnoods een burenruzie in Bhutan.Maar tegenover de snelheid van het licht waarmee we tegenwoordig zo ongeveer kunnen werken, staan verontrustende ontwikkelingen. Terwijl de globalisering voortschrijdt, laten onze belangrijkste media de wereld stukje bij beetje uit hun blikveld verdwijnen.

Minder, dat is het trefwoord. Minder diepgang en analyse, door het veelgeroemde tempo dat moderne communicatiemiddelen garanderen.Minder geld voor reizen, door teruglopende oplages en luister- en kijkcijfers.Minder belangstelling van het grote publiek, door Nederlandse navel-staarderij.Minder vaste correspondenten, door een verschuiving van het werk naar (onderbetaalde) freelancers.Minder uitzenduren en kolommen voor buitenlandreportages, door het oprukken van sport en amusement.Minder beschikbare tijd per journalistieke productie, door de permanente druk van de 24-uursmachine die het nieuws in de loop der jaren is geworden.

Step Vaessen, correspondente in Indonesië, zei enkele maanden geleden in Zomergasten dat ze was overgestapt naar Al Jazeera omdat het multitasken voor het NOS Journaal in Jakarta haar op de rand van een burn-out had gebracht en haar werk kwalitatief had ondermijnd. Oppervlakkiger, onzorgvuldiger: het was ‘onverantwoord’.De vooruitgang heeft ons niet veel goeds gebracht, om het cynisch samen te vatten. Vroeger was alles beter. Zou het echt? Als ik mijn eigen oude buitenlandreportages terugzie, kan ik m’n enthousiasme moeiteloos in toom houden. Het was ‘slow journalism’, ja, maar het kon net zo goed slome journalistiek worden genoemd. Tegelijkertijd verlang ik weleens terug naar de relatieve rust van onze vroegere beroepspraktijk, die het misschien makkelijker maakte om het vak met enige reflectie uit te oefenen. Misschien – het staat er niet toevallig.

Het wordt tijd voor bezinning, tijd om de koppen bij elkaar te steken en van gedachten te wisselen over de buitenlandverslaggever 2.0. Tenslotte gaan we vroeg of laat allemaal een keer op reportage naar China. Daar voltrekt zich een nieuwe Grote Sprong Voorwaarts, daar gebeurt het. Je moet het gezien, gehoord én verslagen hebben.Wie vandaag de dag afreist naar de Volksrepubliek, gaat weken tegemoet waarin van hem wordt verwacht dat hij twittert, fotografeert, radio-items maakt, blogt, filmpjes schiet, en o ja, schrijft. Is dat almaar uitdijende multimediale takenpakket een fenomeen waarover we ons moeten verheugen? Of juist niet? Is de fles halfvol of halfleeg?Bij alle verschillen tussen de vroegere en hedendaagse buitenland-journalistiek lijkt één ding in ieder geval onveranderd: in den vreemde blijft die fles onze vriend. En theewater zit er doorgaans niet in.

05

avonD van De

BUiTenlanDJoUrnalisTieK presenTaTorFrénk van der lInden

© B

en K

leyn

Interviewer en schrijver Frénk van der Linden maakte jarenlang reisreportages voor onder andere de VPRO-radio, De Tijd en NRC Handelsblad. Zijn 'buitenlandtic' betrof vooral China en het Midden-Oosten. Voor de KRO- en VARA-televisie deed hij verslag uit Vietnam en Noord-Korea.

Page 6: Magazine Buitenlandjournalistiek

is nog niet ingegaan. Het gangbare nieuwtje is dan dat het CDA niet wil zeggen wie dat bedrag heeft gegeven. Terwijl volgens mij het echte nieuws de morele vraag is waarom het CDA zich niet aan het eigen wetsvoorstel houdt en zich verschuilt achter het procedurele punt dat hun wet nog net niet telt. Maar daar hoor je niemand over.’

BewUsT nieT TwiTTeren Ze hebben er alle drie duidelijk zin in: hardop nadenken over verschuivingen in de interesse in buitenlandse nieuws. Het is een belangrijk onderdeel van hun werk, maar het zegt ook iets over de veranderende belangstelling van henzelf en hun generatie. Of is het niet de interesse die verandert, maar juist de manier waarop je die zelf invult? En wordt nieuws consumeren steeds meer: zelf nieuws vergaren? Tofik Dibi vindt het een uitermate vermakelijke gedachte dat je om acht uur ’s avonds op de bank gaat zitten om naar Het Journaal te kijken: ‘Dat weet je dan toch via Twitter allemaal al lang.’ Rob Wijnberg kijkt alleen naar televisienieuws als hij even helemaal niets aan zijn hoofd wil hebben. Lucella Carasso wil bewust niet twitteren, speurt veel op internet, maar is vol overtuiging wat traditioneler in haar nieuwsconsumptie: ‘Ik lees bijvoorbeeld nog steeds veel krant, want daar staat allerlei interessants in.’ Ik ontmoet de drie op hun eigen locaties. Rob Wijnberg houdt kantoor in het NRC-gebouw in de Rotterdamse Alexanderpolder. De groteske hal lijkt ontworpen voor assuradeurs of een andere beroepsgroep met een grote hang naar gebakken lucht. Op miraculeuze wijze lukt het hier toch om betrokken kranten te maken. Tofik Dibi ontvangt me in de GroenLinks-vleugel van het Tweede-Kamergebouw. Het is het voormalige Ministerie van Justitie, de lage gangen met geglazuurde gewelven ademen de sfeer van een klooster. De frêle Tofik Dibi is gehaast, maar komt enigszins tot rust door groene druiven te eten; ik mag er ook van nemen. Lucella Carasso presenteert ’s middags van half vijf tot half zeven het Radio 1 Journaal vanuit de NOS-Journaal-studio op het Mediapark in Hilversum. We spreken daarom af in het interactieve mediapretpark Beeld en Geluid, waar dagelijks busladingen dagjesmensen zich vergapen aan het wonder dat radio en televisie heet. De immense afmetingen van de nieuwbouw herinneren aan de voorbije jaren dat de Haagse politiek nog niet was begonnen met de strafexpeditie richting de publieke omroep.

nieUwsvolGersHet zou een moedige actie van Albert Heijn zijn geweest. De ultieme zelf-destructie. Op een maandagmorgen stond voor alle 750 AH-vestigingen een groot bord: ‘Koop geen eten meer bij ons. Al dat eten is niet goed voor u!’ In werkelijkheid deed nrc.next op donderdag 1 september 2011 wel zoiets. Groot stond het op alle 73.000 voorpagina’s: ‘Weg met het nieuws. Lees liever eens een goed boek.’ Ter illustratie was het nrc.next-logo door de papierversnipperaar gehaald: er resteerden slechts 52 troosteloze papierstrookjes.

Kom op, Doorlezen, Je KUnT heT! De lijkrede op pagina 3 voor het gestorven nieuws was van de hoofd-redacteur zelf. Rob Wijnberg, niet alleen de jongste, maar ook de meest vernieuwende dagbladhoofdredacteur van Nederland, leidde het essay van 5.659 woorden in dat nrc.next die dag afdrukte. Het was de hartstochtelijke oproep van de Zwitserse denker Rolf Dobelli (1966) om af te kicken van de dagelijkse nieuwsverslaving: ‘Waarom zou je je geest weggeven?’ Nrc.next publiceerde het lange stuk als tien boekenpagina’s, met daaronder steeds weer bemoedigingen voor de kranige, jonge en kritische next-lezer: ‘kom op, doorlezen, je kunt het!’, ‘nog zes pagina’s te gaan’, ‘pff, je bent er bijna’, en onder de laatste boekenbladzijde de triomfantelijke ontlading: ‘gefeliciteerd, je hebt zojuist 5.659 woorden gelezen.’ Het opmerkelijke stuk werd in de kantlijn van al die pagina’s gelardeerd met alle korte éénkolommers die de redactie in de krant wist te proppen, ‘nog geen fractie van het dagelijkse aanbod’. Rob Wijnberg tot de lezer: ‘Lees ze allemaal door en onderwerp uzelf dan aan de Dobelli-toets: welke had u absoluut niet willen missen?’ Zelf doet Rob Wijnberg dagelijks zoiets als de Dobelli-toets en dan houdt hij bar weinig over wat zijn geest scherpt en zijn wereldbeeld verdiept. ‘Je hebt er allemaal niks aan, aan al die voorbijgaande nieuwtjes, als je wilt nadenken over wat relevant is in de wereld. Toch blijken veel mensen dat soort nieuws als de snelle hap te willen lezen. Niet om de wereld beter te begrijpen. Maar om over te kunnen praten bij de lunch.’ ‘Een voorbeeld: een next-redacteur vond in het jaarverslag van het CDA dat de partij een gift had ontvangen van meer dan honderdduizend euro. Het CDA wilde niet zeggen van wie dat geld kwam, terwijl het CDA zelf een wetsvoorstel heeft ingediend dat de gever bekend moet zijn. Maar die wet

06

nIeuwsvolgersTonY van der Meulen

beeld Leonard Faüstle

Page 7: Magazine Buitenlandjournalistiek

Hoe kleiner het eigen land, hoe meer buitenland. Maar de belangstelling voor buitenlands nieuws is aan het veranderen. Bij journalisten en bij hun lezers,

luisteraars en kijkers. Heb je nog steeds een goede krant, het radionieuws en het televisiejournaal nodig om de wereld te volgen? Of lukt dat juist beter via internet,

Facebook en Twitter? Tony van der Meulen maakte een leergierige rondgang langs drie jonge nieuwsvolgers die zelf ook midden in het nieuws staan: Lucella

Carasso (1972, presentator Radio 1 Journaal), Tofik Dibi (1980, Tweede-Kamerlid GroenLinks) en Rob Wijnberg (1982, filosoof en hoofdredacteur nrc.next). Wat lezen of zien ze zelf? En kunnen nieuwe generaties nog met ‘buitenland’ worden bereikt?

nieUwsvolGers

07

‘Als je je beperkt tot die 140 tekens, is dat net als het eten

van een hamburger: je hebt het gevoel dat het vult,

maar na een uur heb je alweer honger’

Page 8: Magazine Buitenlandjournalistiek

BreaKinG news In de drie gesprekken proberen wij eerst de stand van zaken van de Nederlandse buitenlandjournalistiek in kaart te brengen. Rob Wijnberg: ‘De wereld is gigantisch groot en er gebeurt veel te veel. Wat doe je met die gigantische aanvoer die alleen al van de persbureaus komt? Veel buitenlandredacties werken vanuit de klassieke houding: dit is vandaag gebeurd, dit zijn de feiten die wij hebben. Stukje aanslag Israël, klaar. In die hoeveelheid is het heel moeilijk iets meer toe te voegen dan het standaardrepertoire. Ook eigen correspondenten dreigen in die stroom te worden meegesleurd. Als CNN het de hele dag over Breaking News heeft, kun jij dan intussen een huisvrouw interviewen over het dorpsleven op het Amerikaanse platteland? Ik wil graag dat een correspondent beschrijft hoe hij zelf in een land is, hoe het leven er is zonder CNN. Een land beschrijven op een haast dagboekachtige manier. Het is onze verteller.’ Maar Lucella Carasso is daar helemaal niet van gediend, van die centrale plaats van de verslaggever: ‘Ik ben tegen een grote eigen rol van de journalist in het nieuws. Al die verhalen na tien jaar nine-eleven van journalisten die er zelf bijwaren. Voor een goed verslag hoef je niet zelf op je knieën geëmotioneerd te doen. Thomas Erdbrink in Libië vond ik bijvoorbeeld heel goed. Hij zag en beschreef de meest enge dingen, maar hield daarbij zichzelf heel klein. Hij gaat niet om hem, het gaat om de mensen daar.’ Rob Wijnberg verzet zich vooral tegen de vluchtigheid: ‘Nieuws gaat meestal over incidenten, over uitzondering, maar wij willen de regel laten zien, het leven van alledag. Daarvoor moet je de context tonen en de lijnen die de incidenten verbinden. Ik zou bijvoorbeeld graag een rubriek hebben over humor in het buitenland. De grappen die gemaakt worden zeggen vaak veel over een bepaald land.’

DooD en honGer Tofik Dibi benadrukt nog een ander aspect van de huidige buitenland-journalistiek: ‘Het valt mij vooral op dat alle nieuws uit het buitenland hier heel nationaal gericht is, op Nederlandse kwesties. Ik heb niet het gevoel dat wat ik wil weten over de wereld, goed vertegenwoordigd wordt door de Nederlandse buitenlandjournalistiek. Want er is veel van hetzelfde en weinig echte nieuwsgierigheid: veel Amerika, beetje Europa, iedere dag de eurocrisis, en wat dood en honger uit Afrika. Ik merk wel dat de Arabische lente ook hier tot interessantere journalistiek leidt. Verhalen die je eerst bijna nooit zag over ontwikkelingen in Afrika. Over hoe de mensen er leven en wat hen bezighoudt.’ ‘Mijn vader en moeder komen uit Marokko. Toen ik jong was volgden zij al heel goed het buitenlandse nieuws. Aan het einde van mijn periode op de basisschool was de Golfoorlog en die werd bij ons thuis heel intensief gevolgd. Daarna is Nederland in de ban geraakt van de eigen conflicten, de moorden op Fortuyn en Van Gogh, de opkomst van de PVV: dat is in het Nederlandse nieuws jarenlang heel erg dominant geweest. Veel journalisten hollen achter hetzelfde aan, met z’n allen met Wilders naar Londen om te zien hoe hij daar wordt geweigerd.’ Lucella Carasso merkt in de dagelijkse praktijk dat veranderingen in de nieuwsselectie vooral ook worden gestuurd door lagere budgetten: ‘Er wordt bezuinigd, ook bij de radio. Minder geld, minder mensen en daardoor zie je steeds meer concentratie op dezelfde onderwerpen: ergens een watersnood,

er met z’n allen heen. Maar ik zie ook heel goede ontwikkelingen, pogingen om het nieuws te duiden. Bij ons, bij NOS Nieuws, spelen jongere correspondenten als Bram Vermeulen in Turkije en Wouter Zwart in China een belangrijke en verfrissende rol in het interne debat. Pas op met de westerse blik op de wereld, want de wereld is heel snel aan het veranderen. ‘Gisteren op een redactievergadering hadden wij het nog over onze traditionele Nederlandse reflex: een overstroming in Texas, snel proberen een paar Nederlanders te vinden die daar wonen. Maar op hetzelfde moment zijn door een overstroming in Pakistan vier miljoen mensen dakloos. Wie bellen wij daar?’ ‘Economische crisis. Onze traditionele reflex is: wat vinden ze daar in Amerika van? Maar dan roept Wouter Zwart: hallo, wat doen de Chinezen? Want dat doet er inmiddels meer toe dan wat Obama ergens van vindt. Amerika is natuurlijk jarenlang heel dominant geweest in ons nieuws. Wij journalisten zoeken ook snel wat ik noem de comfortzone op: daar horen wij bij, die mensen lijken op ons. Maar het is niet meer zo dat de VS bepaalt hoe het verder gaat in de wereld. Italië wordt gered door China. Daarom hebben wij nu twee, drie man in China.’ ‘Op onze redactie hoor je ook steeds vaker: wat hebben wij daarmee van doen, waarom moeten wij dat weten? De tijd dat het vanzelfsprekend was dat wij over de hele wereld berichtten is echt voorbij. Dat is niet per se slecht, maar door die discussie vind je wel steeds vaker een argument om iets juist niet te doen.’

KranTen scannen Drie nieuwsmensen die letterlijk leven midden in het nieuws of wat daarvoor doorgaat. En die zich vanuit hun beroep nadrukkelijker en consequenter bezighouden met allerlei ontwikkelingen dan de gemiddelde burger, die ook zo zijn eigen bezigheden heeft. Hoe blijven deze drie zelf op de hoogte van wat zij belangrijk vinden? Rob Wijnberg: ‘Ik volg het gangbare nieuws nog voor geen drie procent. Ik ga zelf veel op pad, probeer boeken van gezaghebbende figuren te achterhalen om te lezen wat de thema’s zijn in een land. Ik speur op internet naar lezingen op allerlei universiteiten. Het is interessant iets te weten over de kernwapens in Iran, maar dat perspectief wordt heel anders als je weet dat de militaire macht van Qatar groter is dan die van Iran.’ Tofik Dibi is als nieuwsvergaarder vooral online: ‘Ik lees de New York Times online. Voor Nederlands nieuws gebruik ik vaak nu.nl en voor alles buiten Nederland ben ik op Twitter. Zo krijg je contact met interessante gelijkgestemden, zij wijzen je op een nieuwe link, een nieuwe site.’ ‘Als Kamerlid moet ik wel kranten lezen, maar dat is meer scannen. Ik scan de Volkskrant en de NRC op vaste thema’s zoals vrijheid, democratie, internationaal recht. Over die onderwerpen twitter ik dan ook weer.’ Jaarlijks gaat hij naar het Marokkaanse dorpje Khouribga, dat vlakbij Casablanca ligt en waar zijn oma en een groot deel van zijn overige familie woont. Daar ziet het wereldnieuws er op slag anders uit: ‘Er is één krakkemikkig internetcafé en daar ga ik heen om de wereld te volgen. Daar ben ik heel selectief in het volgen van Nederlands nieuws, alles wat je hier dagelijks consumeert is vanuit Marokko veel minder belangrijk. Het vastgelopen debat in Nederland is daar heel ver weg. Ik kijk er vooral veel naar de Arabische Al Jazeera, waar ze bewust een ander licht op het

08

nIeuwsvolgers

Page 9: Magazine Buitenlandjournalistiek

nieuws laten schijnen, waardoor je van alles ziet en hoort wat je normaal niet weet. Zij geloven in het bestrijden van informatie door informatie. CNN en de Amerikaanse persbureaus berichten bijvoorbeeld totaal anders over Afghanistan dan Al Jazeera, niet alleen door een ander perspectief, maar vooral omdat Al Jazeera het nieuws brengt vanuit de mensen zelf.’ De BaKKer in china Rob Wijnberg gaat ook graag op reis om zichzelf te informeren: ‘Ik ben in China geweest, 1.6 miljard mensen! Daar ga je snappen dat zij zo gewend zijn in groepen te denken, want in die massa wordt iedereen een radertje. Daardoor wordt het moeilijk over mensenrechten te praten, want mensenrechten zijn een individueel proces. En door het groepsdenken hebben Chinezen het eerder over plichten dan over rechten.’ ‘Bij een bakker word je er door zes mensen tegelijk geholpen. Hier vinden wij zoiets belachelijk, maar in dat immense land wordt niet gedacht in de termen van het individu.’ Lucella Carasso trok ook naar China maar zag daar met haar eigen ogen ook andere ontwikkelingen: ‘Ik ben voor de NOS naar China geweest, puur voor de achtergrond, prachtig. Ik zit steeds in het Mediapark in Hilversum, ik heb de hele dag deskundigen aan de lijn en dan dreig je het contact met de werkelijkheid te verliezen. Je moet ook zelf de wereld horen, voelen en ruiken.’ ‘Neem zoiets als de opkomst van de middenklasse. Daar lees ik al jaren over. En ik hoor mezelf dan in ons programma routineus vragen: Komt dat ook door de opkomst van de middenklasse? Maar waar hebben wij het dan over? In China was ik bij het Nederlandse DSM. Zij bouwen in allerlei achterafgebieden in China nieuwe fabrieken waar ze twintig verschillende smaken noedels maken. Het is daar big business, noedels met citroen- smaak, noedels met champignonsmaak: ze worden massaal gekocht door de opkomende middenklasse. Het is maar één voorbeeld, maar ik kan mij nu iets voorstellen bij de opkomst van de Chinese middenklasse: de welvaart om te kunnen kiezen uit twintig soorten noedels.’ ‘Ik trok een dag op met een Chinees meisje dat de pr deed voor een bedrijf. Dat was helemaal niet zo’n massameisje, ze had allerlei individualistische wensen: ze wilde korter gaan werken, ze wilde meer tijd voor zichzelf, ze wilde niet steeds bij hetzelfde bedrijf werken. Door er zelf te zijn merk je dat toenemende welvaart van alles met zich meebrengt.’

méér inTeresse Tot slot neem ik met alle drie de lastigste vraag door uit de journalistieke praktijk: hoe bereik je nieuwe generaties met buitenlandse onderwerpen die ertoe doen? Rob Wijnberg: ‘Reizen is zo vanzelfsprekend geworden, studeren in het buitenland, backpacken in Brazilië, een stage in Afrika. Maar die interesse bevindt zich vooral op privéniveau. De journalistieke vraag is: hoe verbindt je de grote lijnen in de wereldgebeurtenissen met die interesses op privéniveau? Door te laten zien dat wat zij zelf meemaken samenhangt met de wereld om hen heen. Verbanden laten zien in het perspectief van je eigen leven.’ ‘Ik had bijvoorbeeld altijd veel kritiek op peilingen: schaf die maar af. Tot ik in een lang stuk las dat het moeilijk is allerlei dingen in Iran goed te

‘In het Mediapark in Hilversum heb

ik de hele dag deskundigen aan de lijn. Dan dreig

je het contact met de werkelijkheid

te verliezen’

09

Page 10: Magazine Buitenlandjournalistiek

begrijpen omdat peilingen er verboden zijn: je weet nooit hoe mensen in Iran ergens over denken. Daardoor ben ik nu gaan denken dat het een luxe is dat wij zeggen dat peilingen niet kloppen, terwijl zij in andere landen heel belangrijk zouden kunnen zijn.’ Tofik Dibi: ‘Je zult jongere generaties vooral moeten zien te bereiken via de sociale media, alleen al door Facebook hebben jongeren veel contacten overal in de wereld, maar het zal niet makkelijk zijn hen te bereiken met het traditionele buitenlandnieuws. De vraag is vooral: wat kan ik er zelf mee, wat heb ik er zelf aan? Het is lastig om er zicht op te krijgen, maar ik denk dat jongeren zich voor allerlei ontwikkelingen in de wereld misschien nog wel meer interesseren dan vroeger. Maar ze zijn helemaal klaar met alle gedoe over moslims en niet-moslims, met links en rechts. Kijk los van al die traditionele tegenstellingen naar wat er echt gebeurt in de wereld.’ ‘Ik weet ook wel dat je in 140 Twitter-tekens niet de hele wereld kunt snappen. Maar je kunt wel linken naar duizenden sites. Als je je beperkt tot die 140 tekens, is dat net als het eten van een hamburger: je hebt het gevoel dat het vult, maar na een uur heb je alweer honger.’ Lucella Carasso: ‘Wij proberen steeds vaker de mensen te vinden die midden in het verhaal zitten, via Twitter, via onze websites. Vooral ook jongeren reageren daar heel snel op, melden zich meteen vanuit de rellen in Londen.’ ‘Over het bereiken van jongeren ben ik helemaal niet zo somber. Ik denk dat veel jongeren helemaal niet slecht geïnformeerd zijn over de wereld. Via hun iPhone horen ze allerlei stukjes van onze reportages, ze volgen Thomas Erdbrink in Libië. We maken namelijk allerlei audiobestandjes op maat. En we kiezen vaak benaderingen die jongeren aanspreken: what’s in it for me? Als je straks gaat stemmen, wat moet je als je een partij kiest weten over Griekenland, weten over de euro? Dat is belangrijk, want met je stem ga je daar ook over.’ ‘Je kunt in ons vak er uren over praten hoe je jongeren moet bereiken, maar ik denk dat wij maar één oplossing hebben: het zelf goed doen. Veel heldere informatie geven en dus zonder jezelf centraal te stellen. Dat is ook de reden dat ik niet twitter. Je hoort bij de radio vaak: je moet gaan twitteren want dan word je van de luisteraars en bereik je meer mensen. Maar ik geloof niet in al dat getwitter over jezelf. Als ik mijn werk goed doe, word ik vanzelf van de luisteraars en hoeven zij niet te weten dat thuis de luiers op zijn.’

nIeuwsvolgers

10

‘Ik zou graag een rubriek hebben over humor in het

buitenland. De grappen die gemaakt worden

zeggen vaak veel over een bepaald land’

Tony van der Meulen is journalist, columnist en auteur, maar ook voorzitter van het bestuur van lokaalmondiaal en Coolpolitics. Hij was onder meer hoofdredacteur van het opinieweekblad De Tijd en van het Brabants Dagblad.

Page 11: Magazine Buitenlandjournalistiek

‘Twee jaar voor ik me in Afrika vestigde, ontmoette ik mijn vriendin, half Italiaans, half Zuid-Afrikaans. Zij is filmproducer en we hadden het goed met elkaar. We hebben samen een dochter, een meisje van vijf. Ik ging vanuit Johannesburg regelmatig op pad, de regio in. Soms waren dat bloedstollend gevaarlijke missies. Maar dat hoorde bij mijn werk, bij mijn bestaan. Daar hadden we nooit discussies over. Het was trouwens nooit langer dan een week of tien dagen. In september was ik bij de Nacht van de Journalistiek in Den Haag, daar sprak ik een zaaltje toe met studenten die likkebaardend informeerden hoe je dat nou doet, buitenlandjournalist worden. Ik zei: ‘Dóe het gewoon. Ga! Ga! Ga!’ Vaak rol je er per toeval in; ergens gebeurt iets en jij bent daar. De telefoon opnemen is genoeg. En laat zelf weten dat je ergens zit. Ik heb de School voor Journalistiek in Tilburg doorlopen en een studie Internationale betrekkingen aan de UvA. In 1998 ben ik afgestudeerd in Zuid-Afrika en ik heb daarna van alles gedaan: voor blaadjes geschreven, stage gelopen. De eerste keer dat ik in Afrika was nam ik deel aan een project van de School voor Journalistiek. Ik lag achterin een pick-uptruck op weg richting de grens met Botswana, keek omhoog naar de strakblauwe lucht. Alles rook naar rode aarde, een bedwelmende notengeur, en ik dacht: hier wil ik werken. Dus toen in 2001 die post vrijkwam bij de NRC, heb ik meteen gesolliciteerd. Buitenlandjournalistiek zit mij echt in het bloed. Ik heb behoefte aan beweging, aan actie. Altijd maar vooruit, naar plekken gaan waar niemand is. Ik ben een einzelgänger. Als ik zie hoe mijn collega’s in Den Haag zij aan zij staan te porren om allemaal hetzelfde quootje bij een minister te halen: zo zou ik niet kunnen werken. Ik was niet gelukkig in de Nederlandse journalistiek. Het voelde eigenlijk pas goed als er geen Nederlanders in de buurt waren. Ik ben niet van de regelmaat, ik wil naar

nieuwe plekken, verrast worden. Dat geluksgevoel kan trouwens snel omslaan. Als je ziek wordt of een ongeluk krijgt, dan wil je maar wat graag naar huis. Voor mij is “thuis” waar mijn bed staat, en mijn boekenkast. Als de boeken er eenmaal zijn, ben ik geland. Een correspondentschap is eindig en ik was dolblij dat ik in Turkije aan de slag kon. Mijn vriendin en ik zijn samen gaan kijken in Istanbul, en tijdens dat tripje besloten we: we doen het. Maar voor haar bleek het geen goede keuze. Ze vond het er verschrikkelijk, ze sprak de taal niet, kon niet overweg met de Turken. Na een jaar was ze vastberaden: ik ga terug. Maar ík had alles overboord gegooid. Wat had ik daar nog gemoeten? Mijn baan was er niet meer. Kaapstad is zeker een veel betere plek voor kleine meisjes dan Istanbul, maar werkloos in Kaapstad, dat was voor mij geen optie. Dus nu vlieg ik om de twee maanden naar Zuid-Afrika, naar m’n dochter. Ik blijf dan meestal een dag of tien. Het is zuur ja, en was het ’t waard? Natuurlijk heb ik er veel verdriet van, maar het is nu eenmaal zo gelopen. Dat hadden haar moeder en ik niet voorzien. Het betekende ook het einde van onze relatie, maar we kunnen nog heel goed met elkaar overweg. En tot nu toe is er nog geen andere papa in het leven van mijn dochter. We skypen elke avond, ik ben elke avond haar vader. Ik voel me vooral aangetrokken tot mensen zoals ik, die voortdurend op pad zijn. In Istanbul heb ik inmiddels weer een leuke vrouw leren kennen, een Turkse. Hoe het straks zal zijn als mijn correspondentschap erop zit, weet ik niet. Dat is ook nog niet aan de orde. Ik blijf me afvragen hoe ik mijn geluk kan vinden, mijn rust. Ik ben weleens jaloers op vrienden die inmiddels gesetteld zijn, omdat zij het wel lijken te hebben gevonden. Mijn passie voor het werk is echt heel groot. Ik wil blijven vernieuwen, journalistieke uitdagingen aangaan. Maar hoe het is gelopen met mijn kind doet mij veel verdriet.’

tekst Annet de Groot

Bram vermeUlen: ‘hoe heT is Gelopen meT miJn KinD DoeT miJ veel verDrieT’Bram Vermeulen is in Istanbul correspondent voor NRC Handelsblad en de NOS. Voor de VPRO maakte hij de tv-serie In Turkije. Hij heeft een Turkse vriendin. Zijn dochter (5) woont in Zuid-Afrika.

11

werK & lieFDe

Page 12: Magazine Buitenlandjournalistiek

Als schoolmeisje in de provincie kreeg ik van een goede vriend die al studeerde in Amsterdam de Vrij Nederland-bijlage over Oriana Fallaci. Voor niets en niemand leek ze bang. Dat was decennia vóór zij haar islamofobe tirades hield en ik met groot genoegen haar gesigneerde boeken, met uitzondering van haar interviews, hop, zó de papierbak inmikte. Maar Fallaci’s woede en gedrevenheid herken ik nog steeds. Er is de pure adrenaline-rush die je als beloning krijgt van een groot nieuwsverhaal waar je aan mee mag doen. Rondhollen achter de staart van het nieuwsverhaal aan. Tien keer op een dag een live-uitzending doen. Vlug, vlug naar het Marriott en daar sta je op het dak in een camera te praten met Hilversum, en naast je doet Lyse Doucet hetzelfde met de BBC. Nieuws!

Adrenaline is een kort en krachtig shot, maar geeft niet de zoete pijn van een mooi verhaal. Arendo Joustra van Elsevier had het goed gezien toen hij mij, beginnend freelancer, aanraadde Maria Dermoût (1888-1962) te lezen. Haar roman De tienduizend dingen verslond ik. In de vervallen ‘tuin van Kleyntjes’ was alles voorbij en ook weer niet. Daar dwaalden nog drie kleine meisjes van vroeger rond. ‘Toch scheen er soms iets achtergebleven. Een herinnering aan iemand, aan iets dat gebeurde. Misschien is er nog iemand die ervan weet. Wie stond er aan het strand toen en staarde over de branding heen en waarheen? De stilte van gelatenheid en verwachting tegelijk’, schreef Dermoût, ‘van voorbij en niet voorbij’. In Kabul en in Karachi, in Tomsk en in Srebrenica sta ik te kijken terwijl de geschiedenis zich voor mijn ogen voltrekt of soms net voorbij is en nog wat ritselt in de bladeren van een moerbeiboom.

Onderweg. De dagelijkse raketbeschietingen waarbij zestigduizend doden vielen. De opmars van de Taliban. Zware gevechten in Mazar. De val van Kabul. Een kaping in Kandahar. Musharraf die een coup pleegt. 9/11. Het wonderschone Swat dat onder de voet gelopen werd. Pakistanen en Afghanen verschillen natuurlijk niet of nauwelijks van ons en in mijn verhalen vertel ik over hun ontwrichte levens, maar ook over hun hoop op verandering, want heus, ook zij willen een ander leven dat heel veel lijkt op het onze. Ook andere gebieden lokten. Irak, de Balkan, Somalië, Centraal-Azië, Rusland, Oekraïne, de VS. En er wachten nog zo veel andere verhalen.

Op een CNN-site vond ik de woorden die presentator Bernard Shaw gebruikte toen hij in 1991 het begin van de Golfoorlog aankondigde. ‘The skies over Baghdad have been illuminated. We’re seeing bright flashes going off all over the sky.’ De spanning in het Midden-Oosten was na de Irakese invasie van Koeweit hoog opgelopen en de vraag was niet of, maar wanneer de oorlog zou beginnen. In Hilversum stelde Robert Leenheers voor Radio 1 een gezamelijkheidsredactie samen. Ik verzamelde mijn moed en belde of ik mee mocht doen. Mijn matras sleepte ik van mijn slaapkamer naar beneden en avond aan avond lag ik te wachten op de oorlog. Ik keek naar CNN tot mijn ogen dichtvielen. Maar toen Shaw de eerste bombardementen meldde, was ik nog wakker. Ik sprong op en nam een taxi naar Hilversum. Daar belden collega’s al koortsachtig naar correspondenten in Amerika en Israël en andere landen in het Midden-Oosten. Die eerste weken van de oorlog was ik haast niet weg te branden uit de studio’s. Ik was een piepklein radertje in het grootse meeslepende wereldnieuws geworden.

Een kleine twee jaar later kocht ik een enkeltje naar Delhi, waar correspondent Hans Kuitert was gevestigd voor De Telegraaf en Elsevier. Vroegere bewoners van zijn kantoor hadden inwonende bedienden gehad en gastvrij liet Kuitert me in hun huisje op het dak logeren. Ik verkende de stad, reisde door India en werd lid van de Foreign Correspondents Club of South Asia. Ha! Nu was ik ook buitenlandcorrespondent. Al snel vertrok ik naar Afghanistan waar de moedjahedien de communistische regering ten val hadden gebracht. Ik werkte aan reportages, vertrok naar Amsterdam, reisde vervolgens opnieuw naar Kabul en Peshawar. Steeds weer en steeds langer tot Pakistan en Afghanistan veranderden in een tweede thuis. Op de bloemenmarkt bij de Munt kocht ik zaadjes basilicum, rucola en kerstomaten, die ik plantte in de tuin van het huis achter de VN-club in Kabul waar ik woonde. Voor Elsevier, NRC Handelsblad en de VPRO maakte ik verhalen over de vergeten oorlog, andere media volgden. Wat bezielde me om in Kabul te gaan wonen? Niets wat misschien niet net zo goed tot een andere keuze had kunnen leiden. Geldingsdrang, avontuur, rechtvaardigheidsgevoel, verveling, dromen en een hoop toevalligheden en kleine duwtjes in die richting.

12

essaYanToIneTTe de Jong

masTerclass 29 novemBer oorloGsverslaGGevinG anToIneTTe de Jong

Page 13: Magazine Buitenlandjournalistiek

Ik wil hier niet meedoen aan de grote klaagzang over de steeds kortere buitenlanduitzendingen, het uitsterven van het grote verhaal, gebrek aan geld. Er komen altijd weer nieuwe mogelijkheden: boeken, tentoonstellingen, multimedia-vormen, experimenten op televisie. Er zijn bovendien belangrijker zaken dan het bewaken van je bankrekening. Volgens Stanley Green gaat een oorlogsfotograaf een jaar of acht jaar mee. In Black Passport schrijft hij dat er niet alleen het fysieke gevaar is van kogels of raketscherven, maar ook dat van de spirituele dood. ‘Ik zie het bij al mijn vrienden en collega’s’, schrijft hij. ‘Je blijft geen mooie vlinder, maar je verandert in een mot. Wat doet een mot? Die vliegt het vuur in. Misschien schroeit hij alleen zijn vleugels, maar hij kan ook helemaal opbranden.’ Ik weet best wat Green bedoelt. Het werk in conflictgebieden heeft risico’s die je eerst helemaal niet ziet en daarna nog lange tijd blijft ontkennen. ‘We zijn allemaal het slachtoffer van post-traumatische stress’, stelt Green. Maar de zucht om in die vlam te vliegen, die zelfvernietigingsdrang als onmachtig antwoord op veel te veel ellende, die kun je bevechten. Vooral door hardnekkig weigeren cynisch te worden. In The World According to Garp van John Irving zit een waarschuwing: ‘Watch out for the undertow.’ Er is een donkere onderstroom die je kan grijpen en meesleuren naar de diepte. Maar die stroom stuwt je ook voort, omhoog en laat je groeien.

Als je eenmaal van huis bent weggegaan, moet je misschien maar blijven reizen. Graag dwaal ik verder, als was ik een van de spokende meisjes in mijn eigen aldoor groeiende ‘tuin van Kleyntjes’. Wat daar gebeurt, wordt soms overwoekerd en vergeten, maar het is er nog wel: De straat in Wazir Akbar Khan in Kabul waar jarenlang een raket uit het asfalt stak. Om de hoek, in straat nummer 15, herinneren mijn vingers de vorm van een kogelgat en herken ik de deur van de BBC; Door de uitlopers van de Himalayas rijd ik met mijn paardje Amandelbloesem langs de wilde pistache en de klaterende bergstroompjes. Mijn hart uitdijend en opstijgend van geluk, net als een ballon; Bang in het stoffige halfschemer onder de trap met Julian, weggedoken in onze sluiers, verstopt voor groepen soldaten die plunderend en verkrachtend rondtrekken en ons drie keer niet zien;

Ingezwachtelde stompjes van poppenformaat op de kinderafdeling van een ziekenhuis nadat een schoolbus met 52 kinderen op een antitank-mijn reed; Een vrouw in boerka loopt me tegemoet in een stille straat. Net voor ze me passeert, slaat ze haar sluier terug van een prachtig opgemaakt gezicht en lacht ze stralend naar me; Een halfvergane torso die aan de haren uit een massagraf wordt getrokken; Het dikgestompte gezicht van X. Haar blauwe trui vol opgedroogd bloed knip ik voorzichtig open; Bovenop het hoofd van de Boeddha. Was het de grote of de kleinere Boeddha? Onder me ligt de vallei van Bamiyan in herfsttooi; Achter de donkere struiken van mijn ‘tuin van Kleyntjes’ holt een sliert van wel vijftig kinderen huilend en in paniek achter een rode Toyota-pickup aan. In de auto zit Engineer Yussuf die wordt gearresteerd omdat hij ook meisjes binnenliet bij zijn straatkinderen-opvang in Kabul. Wat moeten ze nu?; Een granaatappel rolt van een kar, valt en breekt open. De glanzende zaden rollen als rode robijnen door de modder; Een klein vliegtuig met draaiende propellers, ernaast staan de spaanboard kisten met ontbindende lijken die ik kom ophalen. Michael geeft me stuntelig een spuitbusje Prima Vera-deodorant voor onderweg.

Beter niet alle hekken van de geheugentuin open te zetten.

Net als veel collega’s en vrienden in dit werk heb ik moeten leren omgaan met de gruwelen die ik aantrof onderweg, met de eenzaamheid en met het losgeslagen zijn uit de veilige bedding van een leven in een min of meer ordelijk land omringd door mijn familie en de vrienden die ik al zo lang ken. Reizend en dwalend verken ik de wereld. En mezelf. Onderweg ontmoet ik overweldigende schoonheid, het kwaad en zoveel van wat zo mooi ‘the kindness of strangers’ wordt genoemd.

Antoinette de Jong is journalist en publicist. Begin 2012 verschijnt ‘Poppy: The Dark Side of Globalisation’ waarin ze samen met haar partner, fotograaf Robert Knoth, het spoor van de heroïne volgt vanuit Afghanistan naar Europa. Een tentoonstelling van het project is vanaf 17 maart te zien in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam.

13

Page 14: Magazine Buitenlandjournalistiek

24 07

Na een bewogen leven tussen de krakers in Amsterdam belandde Marjon van Royen in Italië. Als kraker was ze een paar keer geïnterviewd door Geert Mak voor De Groene Amsterdammer. Ze hielden contact en voor ze het wist stond er een artikel in De Groene met haar naam erboven. Het leven in Italië werd steeds comfortabeler. Ook haar grote liefde Gianni liep ze er tegen het lijf. Het ging goed, totdat ze voor de onvermijdelijke keuze werd gesteld. NRC Handelsblad diende zich aan: of ze naar Nederland wilde komen om daar verslaggeefster te worden. Na de zoveelste mafiamoord en regeringscrisis had ze Italië ook wel gezien. ‘Ik wilde niet voor eeuwig Marjon van Italië blijven.’ Eigenlijk wist ze altijd wel dat ze voor de journalistiek zou kiezen, als ze voor de keuze werd gesteld. ‘Als je heel goed naar jezelf luistert, weet je waar je passie ligt. Bij mij ligt die bij de journalistiek. Dan weet je dus ook dat je andere liefdes kunt kwijtraken. Natuurlijk doet dat pijn.’ Van Royen keerde voor de krant terug naar Nederland en ging regelmatig naar Bosnië om de oorlog te verslaan. Vanuit Bosnië vloog Marjon van Royen haar Italiaanse liefde nog wel regelmatig in de armen. Ze maakten een keer samen een bootreisje naar Griekenland. Had Gianni georganiseerd. ‘Midden op zee zei hij, totaal onverwachts, dat hij wilde trouwen. Ik zei dat dat van mij niet per se hoefde, we waren al zo lang samen. Bleek dat hij niet met mij wilde trouwen, maar met een andere vrouw. Hij wilde mij nog wel als minnares houden, maar zo Italiaans was ik niet geworden. Ik heb hem daarna nooit meer gezien.’ Voor NRC werkte ze in Amsterdam en in politiek Den Haag, maar dat bracht niet wat ze wilde. Ze vertrok samen met een volgende liefde uit Amsterdam naar Latijns-Amerika. ‘Hij ging gewoon mee, maar na twee maanden in mijn voormalige standplaats Mexico liep dat volledig uit de hand. Hij zou voor het huishouden zorgen en ik voor het geld. Met dat idee

zijn we vertokken. Maar een man zijn zonder een baan in een macholand als Mexico – dat hebben we toch onderschat. Hij werd niet serieus genomen. Hij kreeg geen werkvergunning, dus ging hij terug. Natuurlijk lag het ook aan mij. De relatie was totaal uit balans geraakt. Maar geen haar op mijn hoofd die dacht dat ik terug zou gaan.’ Toch kreeg het sprookje een mooi einde. Na een jaar kwamen ze weer ‘bij elkaar’, ook al woont hij in Nederland. ‘Ik heb al vijftien jaar een intercontinentale latrelatie. Het heeft zo zijn voordelen. Elke keer als we weer naar elkaar toe gaan, klopt het hart wat sneller. Kom daar maar eens om bij mensen die vijftien jaar samen zijn.’ Een relatie met een Braziliaan heeft ze nooit zien zitten. ‘Ik pieker er niet over. Ik zou mijn vak niet eens kunnen uitoefenen. De helft van de tijd ben ik op pad met minstens één cameraman. Er is geen Braziliaan die dat toestaat. Ik val wel op latino’s, maar je moet geen relatie met ze hebben.’ Toch leerde ze door de liefde de Latijns-Amerikaanse landen en vooral Brazilië beter kennen, zegt ze. Maar dan wel door de journalistieke liefde. ‘Ik kom overal, mag overal spitten en de hele dag nieuwsgierig zijn naar dit land. Dat is echt een geschenk. Ik heb ook nergens spijt van. Ik heb twee rechthoekige kinderen.’ Ze doelt op de twee boeken die ze schreef: Italië op maandag en De nacht van de schreeuw. En dan zijn er in Rio nog de vijf katten en twee honden die op haar koffer gaan liggen als ze die weer inpakt voor de volgende trip. ‘Zij zijn er altijd als ik weer thuiskom.’

tekst Robert Verkerk

marJon van royen: ‘iK heB Twee rechThoeKiGe KinDeren’‘De passie voor de journalistiek is voor mij net zo groot als die voor de liefde’, zegt Marjon van Royen, NOS-correspondent in Latijns-Amerika. Ze zweert bij de intercontinentale latrelatie.

werK & lieFDe

14

avonD van De BUiTenlanDJoUrnalisTieK sloTDeBaTMarJon van roYen

Page 15: Magazine Buitenlandjournalistiek

‘Ik heb mijn vrouw overgehouden aan de buitenlandjournalistiek. In 1987 was ik op reportage in Noord-Ierland, daar leerde ik haar kennen. Een dame uit Brussel. Zij was ook aan het werk, als buitenlandjournaliste voor La Cité – die krant bestaat inmiddels niet meer – en als freelancer voor Le Monde Diplomatique. Een paar jaar later zijn we getrouwd. Ik begon in 1975. Ik schreef wel eens wat voor het partijblaadje van de PSP en ik reisde veel. Nota bene op Curaçao vond ik een brochure over de School voor Journalistiek in Utrecht. Bleek het ook echt een vak te zijn, “stukjes schrijven”. Terug in Nederland heb ik in twee jaar die opleiding afgerond. Ik schreef freelance voor Trouw, Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer en Intermediair en ik maakte reportages voor de VPRO-radio. Oorlogsverslaggeving en ook reisreportages. In Nederland had ik mij gespecialiseerd in de zelfkant van de samenleving, ik schreef over de marginalen, sociaal verantwoord. In het begin was het een schip van bijleg, maar ik deed het graag. Na enige tijd kon ik van de journalistiek leven en Brussel bleek een prima plek voor een journalist. Toch een beetje een middelpunt in Europa. Bovendien vind ik dat het goed is om als buitenlandjournalist ook in het buitenland te wonen. Je hebt minder last van sociale controle, druk van collega’s. Nog een voordeel is dat je loskomt van je sociale contacten, je vriendennetwerk. Niet dat ze niet leuk zijn, maar als je steeds weken weg bent, is het niet meer bij te houden. Het werkt gewoon beter als je los bent van je oude wereld, zeker in mijn positie. Ik mag wel zeggen dat ik de enige echt onafhankelijke journalist van Nederland ben. Kijk, een hoop mensen beginnen enthousiast: verre reizen maken, avontuurlijke dingen doen. Maar na verloop van tijd krijgen ze er genoeg van, willen ze ook met de voeten op tafel televisie kijken. Of ze ontmoeten De Ware en geven hun onregelmatige bestaan op. Maar ik vind het nog steeds leuk.

Mijn vrouw begrijpt hoe het werkt. Ze is zelf buitenlandjournalist geweest. En we weten eigenlijk niet beter meer. Bovendien ben ik nooit echt lang weg. Drie weken maximaal, dan moet je je verhaal wel hebben. Na drie weken ben ik ook gewoon moe. Ik ga zo’n zeven, acht keer per jaar op pad voor De Pers, een geweldige werkgever. De hoofdredactie heeft mij carte blanche gegeven en ik hoef niet mee te draaien in bureaudiensten. Ja, het is gevaarlijk, maar ik ben zeer voorzichtig. En zeer ervaren. Als ik weer thuis ben, hebben we het er niet over. Je vindt bij mij geen foto’s of andere zaken die aan mijn werk herinneren, ik houd die domeinen streng gescheiden. Ik kom ook niet met de oorlog terug. ‘En? Hoe was het?’, dat is het wel zo’n beetje. En mijn kinderen zijn niet geïnteresseerd, die willen zelf hun verhalen kwijt. Als ik eenmaal op pad ben, heb ik weinig contact met het thuisfront. We bellen wel, maar niet dagelijks. Wat heb je eraan? Als er iets is, kun je toch niets doen want je bent er niet. En ik kan mijn verhaal ook niet kwijt in zo’n telefoontje. Ik heb mij nooit willen vestigen in mijn werkterrein, heb ook nooit een correspondentschap geambieerd. Afstand is belangrijk. Je ziet de veranderingen beter, het ongewone. Dat verlies je als je ergens lang blijft. Het is tegenwoordig ook een stuk gemakkelijker dan toen ik begon: de communicatiemogelijkheden zijn gigantisch verbeterd en in veel gebieden ben ik al eens geweest. Dertig jaar doe ik dit al. En mijn verhalen doen ertoe. Het zijn vruchten van dertig jaar investeren. Vroeger ging ik graag op lange vakanties in avontuurlijke landen, maar dat heb ik nu wel gezien, dat stof, dat vuil, die ontberingen. Mijn laatste vakantie was in de VS, in New York. Leuk land, aardige mensen. En als ik thuis ben hè, thuis is ook vakantie.’

tekst Annet de Groot

arnolD KarsKens:

‘miJn verhalen Doen erToe’Arnold Karskens is oorlogscorres-pondent voor De Pers en werkt freelance voor radio en tv. Hij is getrouwd, heeft drie kinderen (12, 16 en 19) en woont in Brussel.

15

werK & lieFDe

Page 16: Magazine Buitenlandjournalistiek

16

duBBelInTervIewMarc Broere Janneke JuFFerMans

Amsterdam Sloterdijk. Na een korte wandeling komen we bij de studio van Geert van Kesteren. Hier werkt de Amsterdamse fotograaf wanneer hij niet op reis is. Het is een enorme ruimte met wanden van glas en overal foto’s die vragen om nadere inspectie. In grote bakken staan de beelden die gebruikt zijn op exposities als Why Mister Why? en Bagdad Calling, twee klassiekers uit het oeuvre van Van Kesteren waarin hij reflecteerde op de oorlog in Irak en talloze prijzen won. Ilvy Njiokiktjien inspecteert de ruimte en is onder de indruk. Zelf is ze op 27-jarige leeftijd ook flink aan de weg aan het timmeren. In oktober verscheen van haar een grote reportage in Vrij Nederland en in diverse buitenlandse kranten en bladen over een extreem-rechts Kommandokorps in Zuid-Afrika. Ze heeft al meerdere fotografieprijzen gewonnen. Het is een inspirerende locatie om de stand van zaken van de fotografie binnen de buitenlandjournalistiek op te maken. ‘Nog steeds zwerven er veel fotografen over de wereld’, bijt Van Kesteren het spits af. ‘Ze doen dat misschien wat minder vaak in opdracht, maar wel vanuit hun eigen bevlogenheid. Ik vind dat heel goed. Fotojournalistiek kan onder de leugen van het snelle nieuws kijken, dat is ook haar kracht. Daarbij zijn de mogelijkheden veranderd. Vroeger werkte je voor een weekblad of voor een krant. Tegenwoordig kun je je beelden kwijt op het web, in een app, in een museum of in een boek.’

Topfotografen Geert van Kesteren en ilvy njiokiktjien laten hun licht schijnen op de waarde van goede foto’s in de buitenlandjournalistiek. ‘als je foto’s van gruwelijke dingen ziet, kun je die bijna niet in een context plaatsen als je niet ook iemands eetkamertafel hebt gezien. die heb je zelf namelijk ook.’

Page 17: Magazine Buitenlandjournalistiek

17

Njiokiktjien knikt: ‘Ik hoor oudere fotografen soms zeggen: “Vroeger kreeg ik van National Geographic zo 40.000 dollar mee om een reportage te maken in Congo.” Je mag nu al blij zijn als je voor een buitenlandreportage een beurs krijgt van een paar duizend euro. Zelf werk ik meestal met geld dat ik met fotografie in Nederland heb verdiend. Dat investeer ik dan in een reis. Soms vind ik het jammer dat ik die gouden tijden ben misgelopen. Tegelijkertijd vind ik deze tijd wel heel interessant omdat de mogelijkheden voor fotografie enorm verruimen. Internet speelt een grote rol en multimedia is booming. Foto’s zien en tegelijkertijd geluid horen vind ik bijvoorbeeld een heel mooie presentatievorm.’

Er verschijnen steeds vaker foto’s op internet van burgers die als eerste belangrijk nieuws weergeven. Hoe kun je je als beroepsfotograaf nog onderscheiden als het gaat om de nieuwswaarde van foto’s?Van Kesteren: ‘Het klopt dat er belachelijk veel foto’s gemaakt worden met mobieltjes. Vorig jaar werden er 1.8 biljoen mobieltjes verkocht. Iedere burger is een potentiële fotojournalist. Bovendien staat op elke hoek van deze wereld wel een beveiligingscamera. Deze ontwikkeling vormt een geweldige uitdaging voor de fotojournalistiek. De fotojournalistiek heeft veel te lang op het aambeeld geslagen van de emotie, van extremen en van valse en daardoor gevaarlijke zwartwittegenstellingen. Steeds maar op zoek naar het moment, bijvoorbeeld als iemand vermoord wordt. Wat een fotojournalist kan doen, en ook moet doen, is de complexe laag onderzoeken die onder gebeurtenissen ligt. Hij moet de zogenaamde objectieve realiteit ontmaskeren. Dat kan heel veel toevoegen aan de krankzinnigheid van al die mobiele-telefoonfoto’s die eigenlijk niets meer zijn dan een soort snelheidscamera langs de weg die alles flitst. Zo’n foto heeft niets te maken met diepgelaagde analyses. De echte fotojournalistiek is nodig om duiding te geven aan al die toevallige foto’s. Dat de mobiele-telefoonfotografen al aanwezig zijn bij de nieuwsgebeurtenis, geeft de fotojournalist ruimte. Die hoeft daar dan niet bij te zijn en kan de gelaagdheid van het verhaal ontdekken.’

Kun je een voorbeeld geven? ‘Neem Libië. Wat we nu vooral naar buiten zien komen zijn foto’s van mannen met geweren. Een beroepsfotograaf zou eens naar het strand kunnen gaan en kijken wie daar rondhangt. Of duik eens in het leven van de vrouwen daar. Ik ben wel benieuwd hoe de mensen eten, wat ze drinken, hoe ze slapen, wat hun angsten en fantasieën zijn, en wat hun cultuur ze vertelt over hoe het verder moet met dat land. Wat heeft veertig jaar dictatuur gedaan met de mensen? Geloven ze nog in democratie? En wat is in hun ogen dan democratie? Naar die vragen kun je op zoek gaan.’

Kun je dat verhaal alleen met foto’s vertellen of heb je daarvoor ook tekst nodig?Van Kesteren: ‘Ze zeggen wel eens dat een goede foto meer zegt dan 1000 woorden. Fotografie is een heel krachtig medium, maar je moet je realiseren dat je nooit waarheid kunt fotograferen. Beelden zijn nooit eendimensionaal en altijd paradoxaal. Het is altijd een eigen interpretatie van een moment. Dus je moet wel journalistieke afwegingen maken. Wat wil je vertellen met een beeld, en hoe en waarom?’ Njiokiktjien: ‘In Zuid-Afrika ontmoette ik de hoofdpersoon van het Kommandokorps van de reportage waar ik de afgelopen tijd mee bezig was. Het was een kolonel uit het oude apartheidsleger, die nu kampen opricht voor kinderen om zijn racistische denkbeelden te verspreiden. Toen ik hem fotografeerde, zei hij dat Hitler zijn grote voorbeeld was en dat hij het jammer vond dat Hitler zijn werk niet had kunnen afmaken. Op de foto zie je gewoon een man op een bank zitten, that’s it. Dan kan een foto inderdaad meer zeggen dan 1000 woorden, maar ik vond het toch jammer dat je hem niet hoorde praten. Een half jaar later ben ik daarom teruggaan en heb ik zijn verhaal op

tape gezet. Nu hoor je hem die dingen vertellen, terwijl je de foto ziet. Dat maakt het verhaal nóg krachtiger.’

Had het geen journalist moeten zijn die hem interviewde in plaats van de fotograaf? Van Kesteren veert op: ‘Het is heel neerbuigend om te denken dat een fotograaf niet kan schrijven. Meestal schrijf ik zelf de teksten. Ik moet wel eerlijk zeggen dat de samenwerking met een journalist je soms toegang geeft tot mensen en plaatsen waar je als fotograaf alleen niet komt. Ik heb Uday Hussein gefotografeerd en geïnterviewd met een journalist van Der Stern. Dat kon omdat het blad daar anderhalf jaar voorbereiding in had gestopt. Uiteindelijk hadden we een exclusief interview, wat daarvoor en daarna niemand meer heeft gehad. En als je met een journalist van Newsweek werkt, word je heel snel in het Amerikaanse leger opgenomen, waardoor je weer een laag van die werkelijkheid, in dit geval tijdens de oorlog in Irak, kan fotograferen. Dat zijn dus voordelen. Maar wat ik registreer en fotografeer, beschrijf ik meestal in mijn eigen bewoordingen. Negen van de tien keer is een weekblad niet in die tekst geïnteresseerd. Het is toch een wat andere bespiegeling dan die van de oppervlakte van het nieuws. Zo’n tekst komt dan uiteindelijk in boeken of bij exposities terecht, of ik gebruik hem multimediaal.’ Njiokiktjien vult aan: ‘Ik heb dat multimedia-project uiteindelijk samen gedaan met Elles van Gelder, een journaliste die in Zuid-Afrika woont. Voor mij is het anders ook niet haalbaar. Ik sta nog aan het begin van mijn carrière, dus ik ben vooral bezig met foto’s maken. Ik schrijf wel veel als ik met een project bezig ben, maar niet voor publicatie. Daarvoor heb ik al mijn aandacht nog bij het fotograferen nodig. Ik werk daarom vrijwel altijd samen met een journalist. Dat vind ik fijner. Ik ben denk ik veel te verstrooid om zowel te moeten schrijven als fotograferen.’

©Chris de Bode

avonD van De BUiTenlanDJoUrnalisTieK oUDe meesTers, JonGe honDen

Page 18: Magazine Buitenlandjournalistiek

18

Van Kesteren knikt: ‘Veel mensen denken ten onrechte dat het door de technische ontwikkelingen niet meer nodig is om het ambacht van fotografie te leren. Dat is een misvatting. Je hebt als fotograaf in het begin van je carrière inderdaad niet zo veel tijd om te schrijven, omdat je het ambacht nog onder de knie moet krijgen. Ik liep na verloop van tijd tegen een soort frustratie aan. Op een gegeven moment dacht ik: ik ben nu zo lang in Afrika geweest. Moet ik nu wéér een journalist meenemen en hem introduceren bij de mensen die ik heb ontmoet, en moet hij dan gaan pronken met mijn verhaal en het vervolgens verkeerd interpreteren?’

Kijken fotografen anders naar mensen en situaties dan schrijvende journalisten?Van Kesteren: ‘Ik heb een enorme hekel aan journalisten die thuis al hun ideeën in een koffer pakken. Ze gaan dan ergens naar een ver land, doen de koffer open en vragen aan de taxichauffeur: “Kent u een mevrouw die drie kinderen heeft verloren in de oorlog?” Ja, die kent hij. “Nou, laten we daar dan maar even heengaan.” Vervolgens wordt daar het verhaal uit getrokken, in de koffer gestopt en thuis weer uitgepakt. De werkelijkheid is altijd complexer en veel interessanter. Een fotograaf moet altijd heel dicht op zijn onderwerp zitten. Een journalist kan in zijn hotel blijven zitten en zijn verhaal schrijven, een fotograaf niet. Een fotograaf moet erbij zijn wanneer het gebeurt. “If your picture is not good enough, you were not close enough”, zei Magnum-fotograaf Robert Kappa eens. Dus we zitten bovenop ons onderwerp. In Afrika bijvoorbeeld moet ik om 4 uur ’s ochtends mijn bed uit. Het licht is dan goed en bovendien staan de vrouwen rond die tijd op en gaan hun werk doen. Op die vroege momenten komt het rolverschil tussen mannen en vrouwen naar voren en dat moet ik vastleggen. Om 7 uur kan ik weer naar bed. Vaak moet de journalist dan nog wakker worden. Dan heb je dus een werkelijkheid meegemaakt tussen 4 en 7 uur ’s ochtends die denk ik essentieel is in het leven van de mensen daar. Bovendien denk ik dat wij meer als aliens durven rond te dwalen. Wij komen op een plek en doen alsof we niks weten. We laten alle kennis achter ons kijken alleen maar. Het enige waar we aan moeten denken is een visueel verhaal. Dat schept ontzettend veel ruimte en maakt fotografie voor mij heel intens.’

Bij Ilvy Njiokiktien ligt het accent van haar werk tegenwoordig weer iets meer in Nederland dan in het buitenland. Het idee om zich fulltime als fotocorrespondent in Afrika te vestigen speelt soms door haar hoofd. ‘Ik heb hier toevallig de afgelopen dagen nog over gediscussieerd met mijn vriend’, zegt ze. ‘Hij zegt dat mijn buitenlandreportages drie keer beter zijn omdat ik in Nederland woon en ook hier aan de slag ben. Ik denk dat hij ook wel gelijk heeft. Op een gegeven moment was ik heel gefrustreerd aan het raken en wilde ik in Nairobi, de hoofdstad van Kenia, gaan wonen. Dan mis ik tenminste het nieuws niet, dacht ik, en zou ik altijd snel ter plekke zijn als er iets belangrijks gebeurt. Inmiddels ben ik van mening dat mijn werk sterker is omdat ik op

maandagavond ook gewoon met vriendinnen in Utrecht wat kan drinken. Met mijn Zuid-Afrika-project ben ik af en aan een jaar bezig geweest. Als ik echt in Zuid-Afrika had gewoond was ik er denk ik continu mee bezig geweest en had ik de deur van die kolonel platgelopen. Op een gegeven moment zie je dan niet meer wat goed en niet goed is. Nu heb ik tussendoor ook een wafelbakker in Oisterwijk gefotografeerd en een heleboel andere klussen in Nederland gedaan. Dat is voor het perspectief heel goed. Ik vind het heerlijk om af en toe ook weer terug te zijn en op de eigen mac thuis mijn werk te editen. Dan ben ik helemaal opgeladen als ik weer op reis ga. Als ik in Afrika zou wonen, zou ik iedere dag op straat lopen.’

Geert, wat vind je haar talent?Van Kesteren: ‘Als ik naar haar luister, ligt Ilvy’s basis bij betrokkenheid bij de mensheid en bij haar liefde voor de fotografie. Waarbij fotografie voor haar een brug is, want het is een uitdaging om mensen met fotografie te verbinden en te bewegen, hun cirkel van kennis uit te breiden. Want begrip is de sleutel tot het bouwen van bruggen. Haar fotografie gaat daarover, die gaat over het creëren en het zijn van die brug. Mensen hoeven er dan alleen nog overheen te

lopen. Ilvy ziet die brug – haar foto’s – als een hoopvolle mogelijkheid om mensen terug te leiden naar de verbintenis met het vreemde, het onbekende, want die verbinding opent deuren.’

En andersom?Njiokiktien: ‘Ik heb altijd enorm tegen het werk van Geert opgekeken. Ik vind het heel leuk dat ik hier nu zit en hij heel normaal blijkt te zijn. Ik denk dat het klopt wat Geert zegt over het belang om met open vizier ergens naartoe te gaan. Je moet alle informatie achter je laten en blanco ergens binnenstappen. Deze houding maakt dat je iets goeds kunt

fotograferen. Of het nu een verhaal is over een bakker of een verhaal over de verhouding tussen mannen en vrouwen in Afrika: het principe is hetzelfde.’

Het gesprek loopt ten einde. Njiokiktjien heeft nog een opdracht staan en Van Kesteren gaat verder met het voorbereiden van een reis naar Israël en Palestina. Hij resumeert: ‘Ik vind dat de fotografie, de journalistiek en de kunst pijlers zijn van een democratie. Ze maken het mogelijk dat je opnieuw naar dingen kijkt en dat je mening en je ideeën kunnen kantelen en keren. Het gaat bij fotografie om de menselijke maat. Je kunt de wereld in al zijn extremen willen vastleggen. Dat gebeurt ook en moet ook gebeuren. Maar door er ook heel gewone, menselijke beelden tussen te zetten, gewoon het dagelijks leven te fotograferen, breng je de menselijke maat terug. Hierdoor blijven mensen wél kijken of lezen en slaan ze de volgende pagina om. Dat menselijke is wat fotografie denk ik bijzonder maakt.’ Njiokiktjien knikt: ‘Als je foto’s van gruwelijke dingen ziet, kun je die bijna niet in een context plaatsen als je niet ook iemands eetkamertafel hebt gezien. Die heb je zelf namelijk ook.’ Van Kesteren: ‘Kijk, politici hebben het bij burgerslachtoffers in bijvoorbeeld Irak, Afghanistan of Libië over collateral damage. Wij noemen die slachtoffers gewoon weer Fatima of Ahmed en geven er een menselijke maat aan.’

‘DaT De moBiele-TeleFoonFoToGraFen al aanweziG ziJn BiJ

De nieUwsGeBeUrTenis, GeeFT De proFessionele FoToJoUrnalisT rUimTe’

duBBelInTervIew avonD van De BUiTenlanDJoUrnalisTieK DeBaTgeerT van kesTeren

Page 19: Magazine Buitenlandjournalistiek

19

‘Benjamin Netanyahu, president van Israël, bezoekt de Klaagmuur voor een gebed. Een vertegenwoordiger van Netanyahu had dit voornemen enkele uren eerder in een persbericht aangekondigd. De leider van Israël arriveert in een kolkende menigte van duwende cameramensen, nerveuze lijfwachten en schreeuwende orthodoxe joden. Wat me opvalt is dat Netanyahu zich waardig en vastberaden door de menigte naar de Klaagmuur beweegt voor een moment van persoonlijke bezinning. Dit beeld ging via alle kanalen de wereld rond. Het is uit mijn nieuwe project After the Ceasefires.’

‘Deze foto heb ik afgelopen maart in Zuid-Afrika geschoten. Het is Riaan, een Afrikaanse jongen die op het kamp van het Kommandokorps mee was. Het kamp wordt georganiseerd door een leider uit het oude apartheidsleger. Hij wil zijn rechts-extremistische denkbeelden overbrengen op de Afrikaner jeugd. Dit is mijn favoriete beeld omdat je de uitputting in Riaans gezicht kunt zien: het is na negen dagen kamp. Het is een heel rustig, bijna symme-trisch beeld, daar hou ik van.’

IlvY nJIokIkTJIen (1984) doorliep de School voor Journalistiek in Utrecht. Haar belangrijkste opdrachtgevers zijn het ANP, HP/De Tijd, Nobiles magazine, LAF en Columbus. Als belangrijkste journalistieke productie noemt ze haar reportage in Vrij Nederland, De Standaard (België), The Telegraph Magazine (Groot-Brittannië) en l’Espresso (Italië) over de rechts-extremistische groepe-ring Kommandokorps in Zuid-Afrika. Ze won de Canonprijs 2008, de National Geographic Photography Award 2008 en de Canon AFJ Female Photographer of the Year Award 2011.

geerT van kesTeren (1966) begon zijn carrière bij de regionale krant De gecombineerde in Leerdam. Tegenwoordig publiceert hij met name in Newsweek en Der Stern. Zijn bekendste werken zijn de fotoboeken Why Mister, Why? en Bagdad Calling, waarvoor hij talloze onderscheidingen kreeg. Zijn werk behoort tot de collecties van het Rijksmuseum en het Nederlands Fotomuseum. Hij werd in 2005 genomineerd als lid bij Magnum Photos, won de Zilveren Camera, was twee keer Fotojournalist van het Jaar en won de World Press Photo in de categorie hard nieuws. Hij werkt momenteel aan After the Ceasefires over het Palestijns-Israëlisch conflict.

Page 20: Magazine Buitenlandjournalistiek

...onDernemenDHet belangrijkste verschil met het verhaal van Kraft is dat de correspondent van vandaag in ander vaarwater verkeert. De correspondent van de eenentwintigste eeuw wordt geconfronteerd met de bezuinigingen die vele redacties onverhoopt doorvoeren. Vaste contracten zijn daardoor verworden tot een zeldzaamheid, met het gevolg dat het gros van de correspondenten werkt op freelancebasis en betaald krijgt naargelang het aantal stukken dat hij aflevert. De correspondent die niet bij een vast medium zit aangesloten, ziet zich daardoor genoodzaakt zich als een marktkoopman op te stellen. Freelance Brazilië-correspondent Alex Hijmans formuleert het treffend als hij zegt zichzelf als bakker te beschouwen: ‘Ik bak mijn broodjes, maar als ik die niet verkoop heb ik geen geld.’ Een sterk vertrouwen in eigen kunnen, een goed netwerk, ondernemerszin en doorzettingsvermogen zijn eigenschappen die de nieuwe buitenlandcorrespondent een streepje voor geven.

Toen de senior editor van de Los Angeles Times vorig jaar werd gevraagd wat het grootste verschil was tussen de buitenlandcorrespondent van de jaren tachtig en negentig, de periode dat hij zelf in Afrika was gestationeerd, en die van nu, had hij niet veel bedenktijd nodig. Autonomie, luidde zijn stellige antwoord. Voor de Amerikaanse krant had Scott Kraft verslag gedaan van de vrijlating van Nelson Mandela en de implosie van Somalië, maar moest dat doen zonder de hulp van draagbare computers en draadloze telefoons. Telefoonlijnen bestonden al wel, maar waren vaak van zulke slechte kwaliteit dat het uren duurde om een verhaal door te sturen. Satelliettelefoons – de eerste waren net uitgekomen – waren in zijn herinnering zo groot als koffers, soms zelfs keukentafels. Met weemoed denkt Kraft terug aan de jaren dat hij voor een groot verhaal wekenlang door afgelegen gebieden reisde, onbereikbaar voor zijn werkgever. Eens per week, niet meer dan dat, hadden zij contact. Die tijden van jagen en dolen zijn inmiddels vervlogen. De hedendaagse correspondent leeft in een tijdperk van onbegrensde mogelijkheden, een landschap waarin ieders stappen op de voet gevolgd kunnen worden. De communicatiemiddelen die de afgelopen twintig jaar het levenslicht zagen, hebben de wereld verschrompeld tot een gemeenschap van dorpsformaat. Er is in twee decennia tijd een hoop veranderd, en verandering vergt aanpassing. Wat moet de moderne correspondent kunnen om in dit snel vernieuwende medialandschap te overleven? Wie is de correspondent 2.0?

beeld SAZZA

20

@

de correspondenT 2.0dIrk wIJnand de JongMelvIn capTeIn

Page 21: Magazine Buitenlandjournalistiek

25

...mUlTimeDiaalCommercieel denken klinkt journalisten vaak vies in de oren, maar voor de correspondent zonder vast contract is het een must. Om een regelmatig inkomen te verwerven moet hij op de hoogte zijn van de wensen van zijn opdrachtgevers en hen actief benaderen. Een onzeker bestaan, maar zij die er bedreven in zijn, hebben wel degelijk kans van slagen. Inventiviteit en assertiviteit zijn hierbij de toverwoorden. Zo probeert de moderne correspondent zijn verhalen af te zetten bij verschillende mediumtypen, bij verschillende media en in verschillende landen. Eén reis moet al vaak vier eindproducten opleveren om rendabel te zijn, aldus Mexico-stringer Jan-Albert Hootsen: ‘Als ik op reis ga schrijf ik een blog en een artikel voor print, ik maak een radioreportage in het Nederlands en het Spaans en ik schrijf een artikel voor de website.’ Door multimediaal te werken vergroot de correspondent dus zijn eigen afzetmarkt. Correspondenten worden hiermee rugzakjournalisten, eenmans-mediabedrijfjes die gebeurtenissen in zowel beeld als tekst als geluid

(afzonderlijk en tegelijk) kunnen over- brengen. Wie radio en tv niet in de vingers heeft, schiet zichzelf in de voet. Door het uitbreiden van de eigen skillset kan meer waarde uit één reis gehaald worden. Een keerzijde is dat multitasken een uitputtende bezigheid is en het de waarde van de individuele eindproducten soms ondermijnt. ‘Ik heb wel eens dat ik tot ’s avonds laat

zit te monteren. Dan val ik achter mijn laptop in slaap omdat ik de hele dag al op pad ben geweest,’ aldus Suriname-correspondent Harmen Boerboom.

...invenTieFBeroemd en berucht bij correspondenten: de Nederlandse link. Opdrachtgevers willen dat nieuws identificeerbaar is en dicht bij het publiek ligt. Maar wat als de correspondent een verhaal wil maken waar geen markt voor is? Heel simpel, dan creëert hij zijn eigen markt. Zo versloeg Rusland correspondent Olaf Koens vorig jaar de Azerbeidzjaanse verkiezingen door 113 lezers bereid te vinden 10 euro te betalen. Hij publiceerde vervolgens via zijn eigen blog en op Twitter over zijn reis. Eigen online uithangborden als blogs, Twitter en Facebook kunnen hierbij uitstekend fungeren als marketingtools én publicatieplatform voor eigen producties. Alternatieve financieringsvormen als crowdfunding dwingen de correspondent ondernemend te denken, maar geven hem ook de kans zijn eigen droomverhalen na te jagen. Hij is min of meer zijn eigen uitgever met zijn eigen publiek.

...FlexiBelHartstikke handig, al die online toepassingen, maar door diezelfde techno-logische innovaties is ook het consumptiegedrag van de nieuwsconsument veranderd. Door globalisering en de brede beschikbaarheid van media zijn consumenten gewend 24 uur per dag het laatste nieuws te kunnen opvragen. Behalve door een vloedgolf aan bezuinigingen wordt de hedendaagse correspondent dan ook getergd door continue deadlines. De krant gaat misschien wel eenmaal daags ter perse, op internet blijft nieuws uit alle windstreken zich elke minuut van de dag opstapelen. De correspondent kan om die reden op elk moment van de dag voor duiding aan zijn mouw worden getrokken. Ook zijn reistijd is niet langer heilig; wanneer tijdens een bezoek aan het ene land onheil losbarst in het andere, kan hij vanuit de jungle voor een nieuwsbulletin gevraagd worden daarop te reageren. Kortom: de correspondent 2.0 moet beschut zijn tegen tijdsdruk en gewillig zijn om flexibel op te treden. ‘Ze moeten meer ballen in de lucht houden,’ aldus Brechtje van de Moosdijk, chef buitenland van RTL Nieuws. ‘Vroeger hadden we vijf uitzendingen, tegenwoordig maken we met RTL Z doorlopend nieuws.’

...nieT KanToorschUw Het is misschien een desillusie voor diegenen die van een avontuurlijk bestaan als buitenlandjournalist droomden, maar de computer heeft de correspondent lui en verwend gemaakt. Niet uit vrije wil overigens. De tijdspanne voor een productie is vaak zo kort dat de correspondent simpelweg geen tijd meer heeft de straat op te gaan. In het creatieproces van een product, zoals een geschreven verhaal of nieuwsbericht, vormt het internet veelal het absolute middelpunt. De oriëntatie, onderwerpkeuze, research en ook steeds vaker brongaring vinden plaats achter het vale licht van een monitor. De digitale snelweg is zowel het vertrekpunt als de finish, zowel informatiebron als communicatiemiddel als distributeur. De efficiëntie is hiermee ontzettend toegenomen. Niet langer hoeft de correspondent middagen in krantenarchieven of bibliotheken door te brengen om de juiste informatie of de ideale bron te vinden. Het internet manifesteert zich als een metersdikke encyclopedie, een klaar-over, een vrachtschip en een schoolboord tegelijk. Het bespaart Antillen-correspondent Jean Mentens een zee van kostbare tijd: ‘Google alerts, iGoogle, feedreaders, RSS, persberichten op de mail. Alles waar ik vroeger tientallen kranten voor moest doorworstelen heb ik nu in een handomdraai ter beschikking.’

...weBwiJsDat de informatie online voor het grijpen ligt betekent volgens Mentens echter niet dat een correspondent het huis niet meer uit hoeft om een verhaal te maken. Ooggetuigenverslaggeving blijft het hoogste goed en de correspondent moet dat zelf bewaken, aldus de verslaggever van de Volkskrant: ‘Als je niet begrijpt dat er tussen je alert en je research ook een stuk reportage in het veld moet plaatsvinden dan ben je de dupe van de nieuwe media.’ Wanneer we kijken naar de verhouding tussen veld- en bureauwerk van oudere (45 plus) en jongere correspondenten, wordt duidelijk dat de jonge garde minder vaak in het veld is te vinden. Dit heeft voor een deel te maken met de zekerheid van een vast contract, die de jongere garde vaak moet missen. De freelancer is immers afhankelijk van het aantal verhalen dat hij verkoopt en moet dus zo efficiënt mogelijk, en dus zo ‘online’ mogelijk, producties draaien.

Opmerkelijk is dat de gedwongen keuze voor netwerkjournalistiek ook voortkomt uit de overtuiging dat de virtuele wereld vaak betere informatie verstrekt dan de fysieke. Jan-Albert Hootsen: ‘Vraag hier maar eens aan een taxichauffeur hoeveel inwoners Mexico-Stad heeft. Dan krijg je cijfers variërend van drie miljoen tot zestig miljoen. Veelal kom je dan toch weer uit bij internet voor de juiste informatie.’ Ook is het gemakkelijk om online – via nieuwssites, social media en blogs – in korte tijd een breed scala aan verschillende opinies te vergaren. Iets wat de pluriformiteit in de berichtgeving ten goede komt. Hierbij moet vaak wel het kaf van het koren worden gescheiden. Niet iedere bron is immers even doorzichtig en niet iedere reactie even betrouwbaar. Beschikking over een goede online gut feeling helpt, maar bij twijfel zal er altijd nagebeld moeten worden.

21

rUslanD-corresponDenT olaF Koens versloeG

De azerBeiDzJaanse verKiezinGen Door 113

lezers BereiD Te vinDen10 eUro Te BeTalen

avonD van De BUiTenlanDJoUrnalisTieK worKshop 'corresponDenT 2.0'

Page 22: Magazine Buitenlandjournalistiek

Ook het kunnen mutitasken wordt steeds belangrijker. Er zijn voor de correspondent een hoop impulsen bijgekomen. Op een gemiddelde dag houdt hij zich via de perskanalen op de hoogte van de ontwikkelingen in zijn gebied, en contact met zijn collega’s onderhoudt hij via e-mail, Skype, Twitter of Facebook. Voor achtergrondinformatie raadpleegt hij de wirwar van miljoenen websites. Het vereist een gezonde mate webwijsheid om uit deze informatiezee het juiste op te vissen.

en BliJFT…een avonTUrierDe journalist die ondanks het zware weer besluit naar het buitenland te vertrekken moet dan ook alle aanwezige middelen aangrijpen om zijn verblijf tot een succes te maken. De tijd dat de correspondent gebakken zat met een vast contract is voorbij, waardoor het, behalve op het talent dat hij niet mag ontberen, vooral aankomt op het zich onderscheiden van de rest. Een correspondent die zowel geschreven nieuwsverhalen als radio- en video-

reportages aflevert, is in de ogen en de portemonnee van de opdrachtgever meer waard dan zijn collega die alleen mooie verhalen schrijft. Die multi-medialiteit, een absolute pre, levert de correspondent naast schaalvoordelen als alles meezit ook meer opdrachten op. Hetzelfde gaat op voor het gebruik van sociale media. De hele rits microtoepassingen die kosteloos voorhanden zijn, variërend van het bijhouden van een eigen weblog tot op regelmatige basis twitteren, kunnen de correspondent aan opdrachten helpen. Vooral de jonge correspondent die aan de vooravond van zijn buitenlandcarrière staat, kan zichzelf hiermee in de kijker spelen. Want de drempel van gerenommeerde media is hoog, die van het internet bijzonder laag. Een weblog kan in die hoedanigheid fungeren als online visitekaartje, een uitnodiging voor toekomstige opdrachtgevers, terwijl diensten als Twitter en Facebook tevens de rol kunnen vervullen van informatieleverancier of databank vol potentiële bronnen. Hoewel een groot deel van de correspondenten in het begin sceptisch was over dergelijke onconventionele platformen, waar iedereen elkaar vooral scheen te vertellen wat er gegeten werd en waar de boodschappen vandaan kwamen, zijn veel van hen in korte tijd alsnog overstag gegaan. Het tekent een bewustzijn over de stappen die gemaakt moeten worden om als correspondent een goede boterham te blijven verdienen. Dat betekent niet dat iedere social media-adept zomaar kan slagen. Traditionele kwaliteiten als een goede kennis van de betreffende taal en cultuur, originaliteit, inlevingsvermogen, doorzettingsvermogen, zelfstandigheid, nieuwsgierigheid, journalistieke integriteit en het vermogen om grondige analyses te maken blijven de pijlers waarop een goed correspondentschap nog altijd rust. Wie erin slaagt deze attributen te koppelen aan een moderne skillset en een gezonde dosis ondernemerschap, vaart een toekomstvaste koers en zou het wel eens heel lang kunnen uitzingen over de grenzen.

22

heT inTerneT maniFesTeerT zich als een meTersDiKKe encyclopeDie, een Klaar-over, een vrachTschip en een schoolBoorD TeGeliJK

Dirk Wijnand de Jong (@dirkwijnand) en Melvin Captein (@mcaptein) volgden samen de master Journalistiek en nieuwe media in Leiden. Voor hun afstudeerscripties interviewden zij tientallen correspondenten in Afrika en Latijns-Amerika over hun gebruik van nieuwe media en over de stand van zaken in de buitenlandjournalistiek in het algemeen. Zij publiceerden hierover een achtdelige serie op De Nieuwe Reporter. Bloggen doen ze op www.rondjevanpavlov.nl.

de correspondenT 2.0

Page 23: Magazine Buitenlandjournalistiek

07

Bijna 20 jaar woont Luirink in Johannesburg. In de jaren tachtig schreef hij als antiapartheidsactivist al veel over het land. Vanaf 1990 bezocht hij Zuid-Afrika met regelmaat. Nelson Mandela was net vrij en de apartheidswetten hielden het niet lang meer. De ommekeer was niet ver weg. In 1993 vestigde Luirink zich definitief als correspondent in Zuid-Afrika voor onder meer de NPS, VPRO, NCRV en de Zuid-Oost Pers. Ook schreef hij boeken over het land en de homobeweging aldaar.

‘In 1989 was mijn vriend Simon Nkoli gestorven. Hij was de oprichter van de homobeweging in Zuid-Afrika’, vertelt Luirink. Die beweging was nodig, ook onder de zwarte bevolking. Nkoli zat in het verzet maar dreigde eruit te worden gezet omdat hij homo was. Advocaat George Bizos, die destijds ook Mandela verdedigde, nam het voor hem op bij discussies met andere politieke gevangenen. Nkoli bleef onderdeel van het verzet, maar overleed een jaar nadat hij werd vrijgelaten.

Luirink heeft als homo geen negatieve ervaringen gehad in Zuid-Afrika, hoewel homoseksualiteit wel was verboden door het blanke bewind. ‘Het was die Nederduits gereformeerde moraal waarop alles was gestoeld, maar na het verdwijnen van het apartheidsregime was er geen christelijke lobby meer die homo’s kon onderdrukken.’

Dat was begin jaren negentig wel anders. Een dag na zijn aankomst in Johannesburg werd in het centrum van de stad een grote Gay Pride gehouden. ‘Ik kan me herinneren dat zo’n driehonderd mannen en vrouwen met zakken over hun hoofd liepen omdat ze niet herkend wilden worden.’ Het weerhield hem er niet van om er uiteindelijk toch te gaan wonen, al was het maar omdat Zuid-Afrika hoog op de media-agenda stond. ‘Wat de liefde betreft ben ik atypisch. Ik wist niet hoe je dat moest aanpakken, was wat verlegen en sloot me misschien daarom wel vooral op in mijn werk.’

Dat was nog in de periode dat hij reisde tussen Nederland en Zuid-Afrika. In die tijd leerde hij Raymond Matinyana kennen, een zwarte zanger en danser die met Luirink in Amsterdam ging samenwonen. ‘Inmiddels was het werk zo fascinerend geworden dat het reizen niet meer was te combineren met het vele werken in Zuid-Afrika. Ik moest er wel gaan wonen. Raymond maakte in de jaren tachtig deel uit van het studentenprotest. Dat had hem, ook vanwege arrestaties en martelingen, uitgeput. In Amsterdam kon hij aan een nieuw leven beginnen en carrière maken als artiest.’

Zo draaiden de rollen zich om. Luirink ging in Johannesburg wonen en zijn vriend bleef in zijn woning in Amsterdam, waar hij zijn draai in het artistieke milieu had gevonden. ‘Angst voor wat mij zou overkomen in Zuid-Afrika was er niet, wel vonden we het moeilijk om niet bij elkaar te zijn. Maar dat de situatie zo bleef was omdat we ons werk belangrijker vonden dan de relatie.’ Matinyana stierf in 2001.

Luirink gaf zich over aan Zuid-Afrika en zijn vrienden daar. Vooral door hen leerde hij de zwarte bevolking kennen. ‘Onbewust ben je toch altijd bezig hoe je een band met dat land en vooral met de oorspronkelijke bewoners opbouwt. Dat is de worsteling van iedere correspondent in Zuid-Afrika: hoe kom je in die kleurrijke samenleving terecht? Door de vriendschappen en zeker door de liefde, kon ik uiteindelijk dicht bij de ziel van de zwarte samenleving komen.’

Luirink vervolgt: ‘Bij het clichébeeld van Zuid-Afrika hoort dat de zwarte bevolking als een amorfe massa wordt gezien, als crimineel en slachtoffer tegelijk. Zelf had ik daar geen last van, maar Zuid-Afrika doordringt je er wel telkens van hoe onzinnig die clichébeelden en generalisaties zijn. Zwarten en blanken delen vaak dezelfde verlangens: welvaart, veiligheid en een toekomst voor kinderen.’

tekst Robert Verkerk

Bart Luirink is correspondent in Zuid-Afrika. ‘De vraag voor een blanke correspondent is hoe je tot de zwarte bevolking doordringt, zodat je er beter over kunt berichten.’

23

werK & lieFDe

BarT lUirinK

Gay priDe meT een zaK over Je hooFD

Page 24: Magazine Buitenlandjournalistiek

masTerclasses & avonD van De BUiTenlanDJoUrnalisTieK 29 novemBer paKhUis De zwiJGer in amsTerDam

Om het verleden, het heden en vooral ook de toekomst van de buitenlandjournalistiek te verkennen, organiseert lokaalmondiaal op 29 november de Avond van de Buitenlandjournalistiek. Overdag zijn er diverse Masterclasses en ’s avonds maken sprekers uit binnen- en buitenland de balans op: hoe staat het met de buitenlandjournalistiek? En wat zijn de meest interessante scenario’s voor de toekomst?

Met Step Vaessen (Al Jazeera), D J Clark (multimediajournalist), Barbara Demick (LA Times), Frits van Exter (hoofdredacteur Vrij Nederland), Marcel Gelauff (hoofdredacteur NOS Nieuws), Harm Taselaar (hoofdredacteur RTL Nieuws), Olaf Koens (correspondent in Moskou), Marjon van Royen (correspondent in Latijns-Amerika), Geert van Kesteren (fotograaf) en vele anderen.

De serie Masterclasses en de Avond van de Buitenlandjournalistiek zijn een initiatief van lokaalmondiaal, Frénk van der Linden en de stichting Initiatief Narratieve Journalistiek Nederland en worden georganiseerd in samenwerking met de Nederlandse Vereniging van Journalisten, Vers in de Pers, NCDO, Free Press Unlimited, De Nieuwe Reporter, Vereniging van Onderzoeksjournalisten, FAIR, Institute for War and Peace Reporting, Villamedia, Movies that Matter, World Press Photo en Pakhuis de Zwijger.

Ga voor aanmelding en meer informatie naar http://buitenlandjournalistiek.lokaalmondiaal.net

Dit programma wordt uitgevoerd met financiële ondersteuning van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Stimuleringsfonds voor de Pers en Stichting Democratie en Media. powered by

Oorlogsverslaggeving anno 2011 / Verhalende journalistiek / International multimedia journalism / De beginnende (freelance) buitenlandjournalist / Media, beeldvorming en internationale samenwerking / Radio maken in conflictgebieden

19.00 - 19.30

19.30 - 20.00

20.00 - 22.00

22.00 - 23.00

23.00

masTerclasses

Diner

avonD van De BUiTenlanDJoUrnalisTieK

Schuif aan tafel bij de sprekers!

proGramma 29 novemBer

KeyNote Lecture Barbara Demick

Debat met Geert van Kesteren, Step Vaessen, Kees Schaepman en Marcel Gelauff

Oude Meesters, Jonge Honden: Eva Jinek interviewt ervaren en minder ervaren buitenlandjournalistenWorkshops Keuze diverse workshops, bijvoorbeeld Correspondent 2.0 en Internationale onderzoeksjournalistiekDocumentaire ‘Reporter’ van Eric Daniel Metzgar

Column Linda Polman Slotdebat met o.m. Marcel Gelauff, Harm Taselaar, Frits van Exter en Marjon van Royen

Borrel

13.00 – 16.30

17.00 – 19.00

19.00 – 23.00