ltalauoz g 'lnag lrloI - Ecologisch Adviesbureau Maes · 2016. 10. 10. · Uit de leggers van de...
Transcript of ltalauoz g 'lnag lrloI - Ecologisch Adviesbureau Maes · 2016. 10. 10. · Uit de leggers van de...
(t,1csog rc1noqtet1) plaauaunory \upuaH pq do poq4eLlu»luatuAy pno )eaz :gl tnn0r1
:uoJolectpul'loo^ reqdoc uo roqlrnrls
uep uo nu oz ua soqsoq epog Or1eLulaOel 'saqsoq amnelg lseeu lrloI 6eelprnl1
ap ul 'orloolreduey oplr6'IJaq oMnU ua o*lcez 'lslnH 'lnoqaïlods 'seqrals[r; aplrp1
o^ uorz 0r1eu;a6eg 'uauoosurooqplooq op uotlion ltololutM uo )ltalauloz 'lnag:6wllelsuawesuauooS
'1ezeOdo LuaalsÍsuablepeeds sle uopolo0 rep[
O0Z-08 t r+ ï[lluÍlr.]csrpem sr soquoleruuo>1nag a6rprnll ]aH 'uo^olsuoïnag opno up^
uoruolroo^ 6rplnnlean loq upe reeqlqcrz pao0 speels 6ou 1oo sr ue (9661. 'Jalsuo^os)
praddoeO Jnnlerolrl ap ur lpro/rt uossoquoleurualnog ap UEA >1rnrqe61noq>1eq 6r;eu
-Joo^ laH '1ee0 soqueleu s^ noalopplru rrJo laq lpp uaptal ol lp sr uouuolq oslonrp Un
:ouolstL4Jnnilnc
'lPM^ nls ep do ue0e;ag
: e 6o 1 o1t o w o e 07e 6o 1 o e g'uassoqarlpcol-y u[rz uossoq aprog
'sr uopurn el6nrel uopeel opno ap do leru lpp ltoloruoz uo -rolutM uen lnoqleq xeld
-ruoc proJqa0lrn uee Llcrz lpur^oq pla^ua^ no6 ïtJpuoH lor.l [lq loq op teeu Oue0reno ap
dg 'ualecradlnoqpleeu uo ïrarauoz ua -Jalur6 uen lnoqïEq uo ltalauoz uo ïtololutMprerdsren teu (ue0leUeeds) soqueleuuolnaB puee0do ltn apupetsoq '(eq ;61) xeld
-r.uocsoquoleu pra.rqaOlrn uoo lel l nls ap do qcrz lputnaq lauog uo ualnol,Uot1 uossnf
:\alls7o»tete»l olJot ue erye1arcddo' erpt5oeg'uauepl apno op do roon uouol uossoq oprog 'uossoqual
-pr.uuoïro uo -ualnog osmnooloppr.r uee e11elrueddo lootO uee uen praqOrze^ uep oC
:wnuoluc
HSSOg fHCS-rfrBOO N3 HCSOEH3TnOHHfT^
fMnllA lc do Nlvlnu-ts Nl Nlnoa lsnllHNl
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
Bosklaverzuring, Ruige veldbies, Dalkruid, Adelaarsvaren, Fraai hertshooi, Hengel,
Bosviooltje.
Beheer:
Het Vierhouterbosch is grotendeels in eigendom van Staatsbosbeheer. De primaire doel-
stelling voor deze terreinen is natuur. Momenteel vindt een omvorming plaats van ingele-
gen / aangrenzende opstanden van Douglas en Fijnspar, gevolgd door Lariks. Het
Gortelsche Bosch wordt beheerd als multifunctioneel bos.
Bedreigingen:
Veel aanplant van niet-autochtone Beuk, versnippering van het oude bos door aan-
plant.
Werenouse Zlruo
Criterium:
Oud eiken- en Beukenhakhout, oude eikenspaartelgen. Lokaalveel Wintereik.
Vermeldi ng historisch topograÍische kaarten.
Geog rafie, opperul akte e n ko rte karakteri stiek:
Het Natuurreservaat WekeromscheZand (totaal509 ha), tussen Wekerom en
Lunteren gelegen (westelijk van de Wekeromseweg), is vooral bekend om zijn levend
stuiÍzandgebied centraal in het terrein. Dit is omgeven door voornamelijk oud en jong
Grove dennenbos, met in het zuiden en westen eveneens jong aanplantbos van lariks,
spar, eik en berk. Daarnaast komen verspreid stukken droge heide voor. Aan de oost-
zijde van het terrein ligt een dekzandrug met op de oostelijke helling jong en oud hak-
hout en spaartelgen van voornamelijk Zomereik. Nog opmerkelijker op deze plaats zijn
enige tientallen oude meerstammige Beuken, waaronder zich exemplaren met een
omtrek van 10 tot 12 meter bevinden. Niet geheel duidelijk hierbij is in wat voor mate
zowel hakhoutbeheer als overstuiving elk heeft bijgedragen tot deze enorme omvang-
rijke stoven, maar onmiskenbaar gaat het hierbij om zeer oude exemplaren. De groot-
ste concentratie van Wintereik en tevens het oudste eikenhakhout (stoven tot 7 meter
omvang) werden zuidelijker aangetroÍÍen rondom een in cultuur gebracht perceelten
zuiden van De Olde Plak. ln nabije opstanden van Grove den is Jeneverbes gesignal-
eerd. Verondersteld mag worden dat verspreid over het hele gebied meerdere exem-
plaren van een ooit omvangrijkere populatie zijn overgebleven. (Vanwege zijn geogra-
fische ligging, geomorÍologische overeenkomsten en soortensamenstelling kan de
locatie Koelbergen (oostelijk van de Wekeromseweg t.h.v. Wekeromsche Zand, opper-
vlakte ca. t ha) eveneens tot deze sterlocatie worden gerekend. Ook hier bevinden
zich op de helling van een zandrug zeven omvangrijke meerstammige Beuken (tot 7
meter omtrek) en oud eikenhakhout en spaartelgen. Eveneens vinden we hier hak-
houtstoven van Ruwe berk, tot 5 meter omtrek en van Ratelpopulier tot 2-3 meter
omtrek.
G eo I o g i e/g eo m o rf o I og i e :
De oud-bosrelicten bevinden zich op twee dekzandruggen op de westelijke stuwwal-
Ílank. 65
99 ua llololulM ue^ uaolaueeds lau }Pl^ioddo lool6 uoa :Llcsoqropla^Joay\ loL,l
uo uallcsso§ aL{csualoos 0oog ep UPP puozuorb ua leu reeql[r;e6ran sloop Ja]ïple]enb sr ue pelqebsoq-pno pLl Oe'f BZ leeneOuo le^uto otlecollals oC .qcsog oqcslopog
lor.{ upp }ot ourlqcu e1[rleproou ut uo plo^ or.,lcsuolaos 6oop1 1eq uEE ]o] 6ullqcrr e>1[r;e1
-sol ut ool loH sreled [rq soq>1led ]or.{Jeuen 1rn 1eeqo10 rlctz }ïol}s soq oLlcslosal111 loH
: »l a lls U eltter »t olJ of u e e74e 1 u edd o' e qe t 6 o e g'uaUEe) eqcsr;erOodo1
r..lcstlolstr.l do 0urp;euren '(soqualeuualnag ua -uo)to uelcrlel)1neg gnoqleqTue6
-;epeeds leeïol uo lnoqlprlualto pno prerdsten 'soque0;epeedsuelretelutM uo i,au,oz:wnualuc
(Hrrwoosrvvrs/NuwooNoouy) Hcsog rHcsrfslAÀ
'ue6leq;eoy
ortEcol do ;e4eyo1s olEïol uo (àpueZ aL{cstuojaïop1 ur true;dueeuolta eouo[ s;ea6
: ue6w6rctpeg'uapuelsdouolnoE
ua -uoïto apno op loul uopJom up) uapnoqa6 0uruelet 6rpou uerpur 'puezltnls puonol
UEA pnol.laq leq do 1qcuaO ouleu lot! 'looqoq }oll utlo uaplo^ upl uololog .suolloou
uo uoool roop pseelOaq lpro^^ perqa6 olelol loH 'deqcspuel qcsloplaC laH up^ ulop-ue6re eLl ZZ "e'c UEA oDlplnJoddo uaa lou st puEZ or1csruoloïoM lall ottpoopals aC
lOOt.lOg';e0ezsuoiuoles ouo^ oC uo ptnl)lpc 'uolenïto auo^ aC lpelol
:uilolectpul
'sreyla6on asueeluoruv lool ue6reqleoy
[rq ue e[durooquatuorl supeïtloulv'uncrluod uolpuopor.{U raproA '(seqley ue
er;eo;radue) opll6)lotl^ ouo^ og uo ureerq 'lslnH 'saqsoq amnplg lepp uo larq '(11nrp
-plr^ Japur.u 'pueOuo[ren leen yoo) lnoqelrodg ue seqlals[r; opltM loal ;er1elel Oee;
-)rnrls ap ul ')iro asuealt.laulv'ledsse;0no6 'uop onolg luBlduee ioplaA l(ue6leqleoy
[rq lerlndodlaleg) 'yreq e!4cez uo o/r\nu '1neg '(6ursrnr1+)lrerelut6')lorauloz
:6wlplsuewesueuoos
('sruep
-erqcseO areqy[r;aoren uee 1[r;epeoulJo^ UoaLl uo 6ue asuole]oM ap ue^ ]upl alapueop uep Ontpuezlep uee do 1611 lnoqlequaïnog ua -uolto 1eu uabraq;aoy erlecol a6)']pur^aq lnoLllpr] 6ur1|eq e1[l;a1soo ap do qcrz doiBenn puloneo ;ean e6oq uea perqeo
loq upn ep[rzlsoo ap UEE plo^ puezltnls ]or.l uEA ue00e;1sen snple ]aLl loop opay\j .sop
-loq ap uen 6utpte/l/\oqJo^o loop uEplsluo 'pupzlrnls apuellnrdo teq ueoel uoulrotlcsaqal Llcrz uro 1ue1de0 uoïta slauomoq olplol serleteue6 os.lantp uoqqoL.l uamnoaloppty\
ap lpup1 '(f C sptg) ploarnelsoloO uÍrz e;ep uol nu uo praacello0 ueploan
uopuol s,olollrlcnlln olp'splall ctlloC ap a6rn1e6 (':q3 eu Ogt 'ec'p[rlsuorg ep) 6ur;1e1
-rce[ ezuo uen urbaq ]oll 1n Uao]Bp >1e1d azep do 0uruor'aeq opla]slopuora^ olspno oC
:euolsil..unnilnc
N]SIVVIdSOs SCNO N] N]NNOHEN]N]E 3NOIHCO].NV
INHEEI\,4SE BOMEN EN STRUIKEN OP DE VELUWE
Zomereik, afgewisseld met oude hakhoutstoven (6-10 meter omvang), grotendeels
onder Grove den. Wederom opvallend zijn de grote aantallen Wintereik. Het oudste
hakhout van Wintereik en Zomereik bevindt zich vermoedelijk in de buurt van
Kruisbergen, waar Stoven van boven de 10 meter omtrek zijn waargenomen. Tussen
Wieselseweg en Kolenbrander bevindt zich mogelijk een Beukenmalenbosrelict van
enkele ha (vak 89Í, 1 ,9ha ei,bu 1759; 90h: 0.35ha bu 1759 en 0.1Sha ei 1895, 909,
1 .4ha ei, 1835. gegevens R. Olthof). Op enkele plaatsen verspreid over de hele sterlo-
catie komen solitaire omvangrijke meerstammige Beuken voor, deels waarschijnlijk
een gevolg van het bijeenplanten van meerdere exemplaren.
G eo I og i e/g eo m o rto I og i e :
Stuwwal (diverse difÍerentiatie)
Cultuurhistorie:
Ten Houte de Lange meldt deels middeleeuws malenbos, deels weinig beschermd
Middeleeuws bos, wat later ingrijpend van karakter is veranderd.
(Kroondomeinbeheer?), deels heideontginningsbos van voor 1900. Uit de leggers van
de boswachterij Hoog Soeren blijkt aanplant van Beuk en Zomereik in 1759 (schr.
med. R. Olthof).
Soo rte n s am e n ste I I i n g :
Wintereik, Zomereik, (Quercus x rosacea) Beuk, Ruwe berk. Aanplant van Grove den,
Beuk, (Amerikaanse eik, Spar, Larix). Veelvuldig Blauwe bosbes (omgeving Kroeze-eik
tot 1.20 meter hoog), vrijwel overal vergezeld van Rode bosbes. Hier en daar
Struikhei, spaarzaam Wilde lijsterbes, bramen (Dophei), (opvallend weinig Sporkehout
en Wilde lijsterbes, geen Hulst)
lndicatoren
Met name Adelaarsvaren is een regelmatig aanwezige oudbosindicator. Hier en daar
Dalkruid, Kussentjesmos (Drienerfmuur).
Beheer:
De locatie is in beheer bijde Koninklijke Houtvesterij Het Loo.
Bedreigingen (mate van versnippering, verzuring, verstoring, wilddruk) :
Vergeleken met het Meervelderbosch zijn de spaartelgen en hakhoutrelicten meer ver-
snipperd. Grote delen van hèt oude bos zijn momenteel vervangen door jongere aan-
plant van o.a. niet-autochtone Beuk (l) en naaldhout.
Wtoe Kanae (Srenlocarte) eru Boswacxrenru GnnorReru
Criteria:
Een uitgestrekt gebied tussen Koudhoorn (ten oosten van Putten) en Garderen met
voornamelijk bossen en houtwallen van Zomereikenhakhout en spaartelgen. Oud-bos-
soorten in de onderg roei zijn er spaarzaam met uitzondering van de Adelaarsvaren.
Wintereiken komen schaars voor. Het gebied komt deels voor op de '19e eeuwse topo-
graÍische kaarten. Met name het gebied ten oosten grenzend aan Koudhoorn staat als
heide aangegeven met verspreide puntjes, die als hakhout geïnterpreteerd moeten
worden. 67
4EJawoZ ue^ loolsnoqleq $l[u5ue^wo uaa pw dtuey ap1rn11 eg :71 nn5ry
lwlrii ..
loaqag'0uunzrenel>1sog ua uolpp uel eÍtar;a1 'lo6ozsuor.ttolES auoAAoC 'uoJEA)ta ouol oe
u[rz ueaue6le rapurf! 'parqe0 ]lp utloo^ uaaue6;e laoz ]txol uole^sleeIapV uoallV
:uotolecrpul'uoloqcsoog loorg Írq atsleel e6 '1neq6eeg
ua soorspuo;-1 'soqraneuof weezppz ue er;eopadLuel oplt6 'lnoqeryodg '1s1ng
'tu'o uÍrz uessenneO eOrlnoq auolqcolne alopuv 'tuopoq olouulp stot ap loop uoJplllo^
e1 qcsr6oloco lepzroo ep sr1[rlepeoula^'Derrreloqcsoog op s0ue; ualoqcsaog loolCropuo aM uerz erlelndod eurel>1 ual 'rool ueezleBds laaz lutol lrololurM 'sr uoaul
-eO;e lrerelurM op reEM soqtepleudg ue -:eplnedg laq uee lsuer0 Oeoue0eu qool lor.l
;Írruua1 '>lrelauroz lrn 1[r;eueuroon uolle^ ]noq ua uassoq op upe]soq Oeoueb snounO
:6uqlelsueuesuauoos'ua^ols op UPA
allool0 ap uerze0 u[rz snnnea;applu] tolaz lpz soqlnoLllequalto e0rprnq laL{ uEA ualop
alorg 'pruoouaO ptrl eqcsrburlorey op u! spaal uoplo^^ uaroplpC Ílq ueburuur0luo oC
:euo$tqtnnllnc'eq B6'eg L leelsaq orlecopots e6 'Ouenuo Jolaul gZ uep loau lol
g L UEA uanolsyrorottloz lau duey ep1l11 op st pteel S uassnl UootJeA el6oor.l eq 'ueO
-lepeeds uo lnoqïplllau uallemlnoq ue sa[soq;eue0 eleurell loo ueOOrl uolopipC uo
ualoqcsoo8 loore UEA slal)E op r.uopuou 'soqlnoqïequaltolauoz loq leioo^ lpElsoq'uloopledy uo uo11nd ueluaeureO ap ur ue6e;e0'ua:epleg [ualqcerrsog otleool oC
:»lolls4a»tue»l ua o»tetNeddo' elptàoeg
lMnll^ fO dO NlylnUtS Nl Nf l/"lOE lSy'iflHNl
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
De kleinere elementen rondom de akkercomplexen zijn meest in particuliere eigen-
dom. Ze worden o.h.a. extensief beheerd. Hakhoutbeheer vindt niet meer plaats.
HetzelÍde geldt in grote lijnen voor het grotere boscomplex tussen Groot Boeschoten
en Garderen dat bij Staatsbosbeheer in eigendom is. Plaatselijk worden hier tientallen
oude eikenstoven geringd die op stam afsterven. Redenen daarvoor zijn niet duidelijk.
Op de Wilde Kamp, van Het Geldersch Landschap, wordt de heide via maaibeheer in
standgehouden. ln de bospercelen wordt nietsdoenbeheer aangehouden.
Bedreigingen:
ln het gebied ten westen van Garderen en op de Wilde Kamp is van sterfte van eiken-
hakhout sprake. Nader onderzoek gewenst.
ZtveNscne Hrtoe (srenlocnrte)
Criteria:
Eikenhakhoutbos met zeer omvangrijke stoven. De locatie komt deels voor op de
vroeg-1 9e-eeuwse topografische kaarten. Het hakhoutbos staat grotendeels aangege-
ven als heide plaatselijk met puntenwolkjes wat kennelijk als hakhout opgevat moet
worden.
G e o g r af i e, o ppe rv I akte e n ko rte ka rakte r i sti e k :
Eikenhakhoutbos (1 1 ,44 ha) in heideveld met stoven tot 23 meter omtrek (!), gelegen
op de oostelijke flank van de oostelijke stuwwal nabij Zilven (Loenen). Het gebied valt
binnen de gemeente Apeldoorn. De Zilvensche Heide ligt op 45 tot 65 meter NAP. De
bodem is zandig tot Íijnzandig.
Cultuurhistorie:
Zilven viel onder de mark van Loenen en Sylven. Zie onder Loenermark.
S oo rte n s am e n ste I I i n g :
Het hakhout bestaat in hoofdzaak uit Wintereik met plaatselijk Zomereik. ln de struik-
laag zien we: Kraaihei, Struikhei, Dophei, Hulst, Wilde lijsterbes, Blauwe bosbes en
Rode bosbes. Plaatselijk aanplant en verjonging van Amerikaanse vogelkers, Grove
den, Beuk, Larix, Douglas en Amerikaanse eik.
lndicatoren:
Als oud-bossoorten zijn aanwezig: Dalkruid en Hengel.
Beheer:
Het terrein is van Het Geldersch Landschap en maakt onderdeel uit van de
Loenermark en Loenense Bos. Vergroting van de variatie aan bomen en structuur is
de doelstelling van Het Geldersch Landschap.
69
OL'le^ ^
nls ap do rolaul oe ]o] leEUEy surooplodv lorl [tq ratou
I ue^'uollqcsra^oloooLl oïírluatzuEE luoouo^ uo plaatuoptccEao IÍtlaulet st potqo6
laH 'u.rooplady ua epreeH uossnl 1pplassfl laq lepu lp^ ^
nls op ue^ ue0uB6reno
ep do ue;;emlnoq ua uopuprsoq 'sefsoq epuepra;eOeelooq )íEE^ asrantp UoJloq loH
:>lalls7oDlue>l oqo>t ua aqelnaddo' a1et 6oeg
xs3EHrf NV^ N]OHOON N3I yNVlrfI n-r3^ flfl-rfrsoo
lAnoa sB I ap lol ualAnaoppptry olel ap yn ueàleyeedsylnoLDteq pw souecol
ue60r1 pree;osLe01em
)lpp^ uo sarlecopols op ue^ uoleulrn ;eep ueeO atp satlecol llollaq laH 'lolaul 0 L to 6go1 ue6uenuolools lor! ïrorolurM upp loopupe loor6 uee lloaLl sotlpcol ozop uel lelupe
uol 'lïpeuro0 uaueudo gg u[lz lep]o] ul 'uououon Ouenuuo lo]o[! g uep loorrJ uano]s
ap uo sr reeqlLlcrz )[lloplnp 6ou uepe;re^]noLlleq 1eq [rqleem ue0leuBeds lo Lu 0l-g up^
uaOuenuo;ools UoaL{ }noLl)pr.l e6rzennuBe loH 'uouep)l eqcsr;etOodo} or1ostJo}sltl op
do ueels aZ 'sorlecol orourolï lenn ueeueOle loLl ut uÍrz geg 'uopoorxron ual noolapptl/\
alel op ur lnoLlïEr.l e6rzeanuBe loLl uen Ouenuo op uen srseq do Ouordsroo
op al uEAreEA 'uesleeldsoq opno loo^ oM uoput^ ol nlo1 elaqeO op rono praldsreTl
AAn3e 381 30 ror Nlr^Àn3f l3OOrW
3rv-r 30 rn N39l3rHvvds/rnoHyvH r3W sfrrvco'l z'9
)uf arlsslosarM
oproLlralsoM
6anrue1seop1
7 6earepreqradropuelsepl opraLl oL.lcsloUoI
llnH l,
)aeg otlcsuopJo^els
1;oqrepladg
InLlsuoluaLlcs
soqrapro
soqloroN
uozoru-prooN
; epse hau u oyo pr o Ll.r opJ oo N
0reqproop
loL1uolloH trq >1aequeloyr1
)uf or.,lcsplo^rooy\
r.lcso8 .roprorl
soq osua^nol
uere6uol paoOpuel
durelaoy aC/ uo^oL.llloy peoDpuel
puez oLlcslaory lnoqs0u ruoy/pla^ualïezo)
1Írn4ooy
loïuoJe ge g7;elelsOuruoy
0teqteduey
duellnog
6ur1sio11
loH loH
leqdely loH/uezrnqïuoH
duelsre;1
0a;1 eure;y ua -oloor9
oloqqPc loore
epreq releeds;3
6aaue0rnql3
lEMplrM oc
uouoo^ oc
0rnquel;e1 aq
1lessíg eq
lolure oc
uele66nrg
6enn;ee;1 ep nu1 efsoq
qcsog ue Oreg
lsroH oC [rq;eeuey qcsuroop;edy
fMntfA 3c do Nl>ltnuls Nf Nlr!o8 fsli\llHNI
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAAÏSEN
S o o rte n s am e n ste I I i n g :
Zomereik is de meest algemene soort. Het betreÍt vrijwel altijd hakhout en/oÍ spaartel-
gen. Op het landgoed Tongeren staan nog zeer dikke opgaande Zomereiken. De
meest omvangrijke meet 6.10 meter en is een van de dikkere eiken van de provincie.
Het landgoed wordt omgeven door een zeer lange en oude boswal met eikenhakhout,
die in het verleden de grens met de heide markeerde. De meeste locaties met oud
Zomereikenhakhout bevinden zich op de Ílanken van de stuwwal. Een fraaie uitzonde-
ring zien we langs het Apeldoorns Kanaal bij het bosje de Horst (Epe), een relict van
het oude bos dat hier voor de aanleg van het kanaal was. Wintereik komt ook regelma-
tig op de stuwwalranden voor. Het Orderbos en het Spelderholt zijn mooie voorbeel-
den van oud Wintereikenhakhoutbossen. Autochtone Beuk komt op enkele plaatsen
voor, onder andere in het Lierderbos en het Spelderholt ten zuiden van Apeldoorn en
in de omgeving van Wiesel bij de Huisakkers, de Zandhegge en langs de Wieselsche
Enk. Langs de beken zien we weliswaar spaarzaam nog oud Elzenhakhout. Bij
Vaassen vinden we langs de Molenbeek bij Hertenhof mogelijk Steeliep. Hier groeit
ook nog Zoete kers, een boom die we verder nergens in het gebied autochtoon heb-
ben gevonden.Zo nu en dan zien we Hazelaar, Eenstijlige meidoorn. Ook Gelderse
roos en Gladde iep zijn zeer schaars. Jeneverbes groeit hier en daar op de Ílanken
van de stuwwal. Ruwe en Zachle berk, Wilde lijsterbes, Sporkehout, Struikhei, Wilde
kamperÍoelie, Bramen, Blauwe bosbes en Gewone vlier zijn algemeen
lndicatoren:
DubbellooÍ, Lelietjes van dalen, Dalkruid, Bosklaverzuring, Gewone salomonszegel,
Gewone eikvaren en Adelaarsvaren worden zo nu en dan gevonden.
Beheer:
Het betreft in bijna alle situaties een voormalig hakhoutbeheer dat nu door nietsdoen
of een zeer extensief beheer gekenmerkt wordt.
Veluwerlanr er.J Eeneeer, Laac Soenen eru Dlrneu
G e o g raf i e, o pp e rv I akte e n ko rte karakte r i st i e k :
Het betreÍt hier een aantal bosjes, bosranden en houtwallen op de Veluwse oostflank
ter hoogte van Eerbeek, Laag Soeren en Dieren in de gemeenten Rheden en
Brummen. Het gebied ligt op de overgang naar het lJsseldal. ln het geaccidenteeerde
gebied varieert de hoogte van 12 tot 50 meter NAP. De bodem is zandig tot lemig. Het
gaat om houtwallen op perceelscheidingen en langs sprengen, bosjes op stuiÍzandrug-
gen en bosranden. De landschapselementen komen voor op de vroeg-19e-eeuwse
topograf ische kaarten.
Soo rten same n stel I i ng :
De meest voorkomende boomsoort is de Zomereik. Spaarzaam, onder meer bij
Jutberg en de Prins Willemberg, komt ook Wintereik voor. Een oude
Beukenhegbeplanting staat bij Geitenberg (Dieren). Ten zuiden van Laag Soeren
komen houtwallen met hakhout van Zwarte els voor. Schaars zien we Zoete kers. ln
de struiklaag komen voor: Hulst, Sporkehout, Trosvlier, Wilde kamperfoelie, Wilde lijs- 71
zL r.IlEezlPEds uauo)í soqlo^ouor uo Inog 'xtalolutM 'ïtalouoz stuoostllooqplool{ a0
0wllelsuewesuouoos'uarolunl
uo opf uossnl l0rl lundeyee/í\z loH 'geaq 6uenLuolools laloul g olsuu.! ua] lep lnoq
-Ieq lou uollp^ lnoLl uo uopuersoq 'uassoq ololuo 6ou ue66r1 leeds;3 uo opf uassnf
:rlogs4eltleJq oqot ue aye yteddo' etpt1oag
vNVlr3I n-rrA sXfl rrrss^I\
'uaop slaru lo raoqoq lorsualxa >1[r;eueuroon nu 'loor]oq]noqïeq 0r;eiu.roon
loeqog'6rzemuee reep
uo.ron.l u[rz le6ezsuotuoles ouo^ og 'uolpp uen seftel;e1 'u;eduep0eeu outoly ';e0ue;1
'rnnLU oloJC 'uoren)ro ouo^ oC 'loollaqqnO 'ptnlllEC '6uunzrene;1sog 'uo.lpnieplopv
:uoJolectpul'rorln ouomoC uo saqsoq ol nplg 'rorlltnJls 'seqrels[r; apltM ']nol.lo>1todg '>1:eq
ey)cez uo oMnU sle ual.roos eueuueO;e Japro1 'uoolqcolne loo Inog srllassÍg ep
ue ueOreqleoy op u1 '(pue7 aslooJy 'ue6reqleoy '1;essrig) loo^ lppp uo lor.l ;aep 1tr;a1
-son laLl ur ]r!ol ïrorolurM'Uoos ouolqcolne ououreOle lseeu ap lrororrloz srronl )oO:6wllelsuewesueUooS
'uoueel eqcsr;er6odol asmnoo
06 L aLlcsrJolslr.l op do ioon suanal uor.uol sorlecol azo6 'soquo)lnog-uolrorolurM
lo soquoïrog-uelrororuoT edfi leq to] uoroqaq erp ser1e1e0e^ lour uopuorOpuez
eroure ap do se[soq uÍrz 1eg 'Jolour g uep raau uen ue6uBnurolools ]au ïrorotuoz>1[r;eLueurool uen ]nol,llpq 1ar"u se[soq o.rauralï 'ua6enn ua 1ue;duee '0urnnnoqeq
uossnl puelyeOur 'prerdsren sorlecopols op ualtnq o^ uorz opf uo d;a1 uassnl: tta lls U aryere>l eU o»t u e aye 1n edd o' e gefioe g
vNVlr3Mn-rf A rvfll3Ornz
' ue0uruarzloonarlporcor ue 0urprerqlrnsdrop roop perqeO
1eq do Inrp ra sr 1[r1es1ee16 'lorsualxo ueeue6;e loLl rono sr raaL]oq laH 'uroozol nlo1
)red lEEUorteN lor..l uen Un loopJapuo sloop lleeu laH 'uoluooueO ue (;a1crnn1 ue
uall.lceppry\ lepuoreem) uarer;ncryed'ualuounuoulnnleN uen uopue6re sr perqa6 1eg
lOOt,lOA
'uaurnl lrnue^ p;oplr^ lo^ >1[r;epeouren u[rz r-u;eduep0eeu
ouroly ua orlspoqo^ nornolorl 'uerBnsburuoy op ropuorppn uouoossoq-pno loon
fun ueetrs looq os)oaqJaf op s0ue1 ';renpnoO 0rpelqree6 1teoiO uaraog 0ee1 [lq do1
-Ouerds ap ul 'orlES osle^ uo e[t;oornsog 'prnr)uosloH 'uoJE^Ito ouo^AoC 'loolloqqnC
'uolPp uen e[ter;e1 'rnnu e10tg 'ptnlllEC ';aoueg 'ouunzrene;1sog 'selo1s.rerosog
' ;eOezsuor"uolES ouoA oC' uarenrpelopv : JooA uauro) uoUoossoq-pno slv
:ueJoleapul'uee Luetqdrnly uo 6lrandrnly 'ror..lreely a^ uoJlotl puezuarOuey
'rarlndodleleu 'saqsoq amnplB 'ror.llrnJlS '(enoquep;o3 írq) erpeLu x snOee1er3 'soqra]
lMnlS^ lC dO NlylnEIS N3 N3l/"JOs SSt llHNl
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
voor naast de algemenere soorten van Zomereiken-Berkenbos en Wintereiken-
Beukenbos.
lndicatoren:
lndicaties voor oud bos zijn Gewone eikvaren, Lelietjes der dalen, Gewone salomons-
zegel.
Beheer:
Voormalig hakhoutbeheer, nu voornamelijk niets doen.
WeSretpre VEIUwE: ElSpeerSCxE HEtDE, NOORoeRnEIDE EN TOttruer.lrSoeltE
Criteria:
Heidegebied met verspreide groepen en percelen met oud hakhout en spaartelgen
van Zomereik en Wintereik. Jeneverbes komt Spaarzaam voor. Op de 19e-eeuwse
topografische kaarten staat het gebied als heide aangegeven met plaatselijk (vooral bij
Tonnetjesdelle) open-boskarakter. Het laatste moet als hakhout worden geÏnterpre-
teerd.
G eog raf i e, opp e rv I akte e n ko rte karakte r i sti e k :
Het gebied ligt in het zuidelijk deel van de Elspeetsche Heide, grenzend aan het oude
akkergebied van Elspeet. Het valt binnen de gemeente Nunspeet. De hoogten varië-
ren van 32 tot 45 meter NAP. Op de Noorderheide liggen verspreide groepen eiken-
hakhout omgeven door heideveld. Tonnetjesdelle is een aangesloten bosperceel met
eikenhakhout en spaartelgen.
S o o rÍe n s a m e n st e I I i n g :
Het hakhout op de Noorderheide is voornamelijk Zomereik, met enkele verspreide
Wintereiken. Aan de zuidkant komen enkele Jeneverbessen voor. Tonnetjesdelle
bestaat uit gemengd Zomer- en Wintereik. ln de ondergroei zien we Struikhei, Dophei,
Kraaihei (schaars), Blauwe bosbes, Rode bosbes, Sporkehout, Wilde lijsterbes,
Boswilg, Ratelpopulier en Hulst. Een bijzondere vondst is de hybride van Rode bosbes
en Blauwe bosbes: Vaccinium x intermedia bij Tonnetjesdelle.
Als oud-bossoorten komen voor: Dalkruid, Hengel en Gewone eikvaren. Als
beschermde soort staat er nog het Grasklokje.
Beheer:
Het gebied is deels in eigendom van de gemeente Nunspeet en deels van het
Staatsbosbeheer. Het deel Noorderheide en Tonnetjesdelle (van het SBB) wordt als
reservaat beheerd en is niet vrij toegankelijk. Er zijn grote grazers ingezet. Het bos
wordt extensief beheerd.
73
vL ue^ lctlor utoll uao uo lroror.uoz ue^ uoolouEPds ua lnollïeLl pno lotu uollP^ lnoH
:euoluc
lfruo9 oNou Nfllvn rnoH
'r.uopoq op
ul uropl[ulospoo^ a]a]or6 op uo )nlppllM alopullll ap ]aLU uoIPtu a] uooq]lc 'uassoq
o.reei[rlo0ra^ op uep ra)iÍuuoUoos uÍtz ualleM]noq ozoc ']nolllequolnog loop raol
ola)ua uoo uo ]noelpquolrc.)ouoz roop uopro^ proour.uopoO erp toon uollemlnoq
leuu uexaldLuoc ene0 [un Oou uoruol ueOurpezrepau opno le]uee ]oot0 uae uopuou
NSCNIIISZHSOf N
3CIno GNOU (OOgL NVc H3onO) Nlx3ldllOC'lvÀ'\rnOH i'9
'(lnoqpleeu lelseeru) uouoos oJopue teeu 0utt-utonuo
do lo uepez ueue do lol.l lol uee6e0tano uoul st ue tdolseO amnla1 ap do ;eteno
;emfrrn roaqoq]noqleq loq sl 0e6l+ IEUeA 'prealroldxeeO lnoqleq sle ^
noa oOZ ap
uen ur6eq loLl lol uÍrz uelecred olsaour oC 'uoos opuauoïloon lsoau op st)talauoz'roon a^^nlo1 elaqe6 op rono prerdslan uoulol oZ 'satlecol gge leelol ut Uollaq laH
'soquaO;eyeeds lrn leelsoq o^ nla^ ep do setlecolsoq apno op uP^ aueepe0 elsloolD
teH 0uenr-uo rolor.u g lol uanolslnoqlpq uen pteq6rzel uee op uo uoueeï eqcsrletOodol
aqcsuolsrr..l do erlecol op upn uotuolroon toLl st upe)plon op do aueudo lool tltntloltlS
Hsono N3 009!T rrn sNSHïrvc srsNrruNsr rnoHvvH/N]9]frHVVds t'9
apaqoptooN :g 1 tnn5ry
fMnlfA lO dO Nf)lnU-LS Nf NfllOE lSt/,lflHNl
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
Beukenhakhout. Het gebied komt voor op oude kaarten.
Geografie, ligging korte karakteristiek:
Rondom Gortel ligt een aantal houtwallen met een totale oppervlakte van + 2 ha. Het
complex ligt tegen het Gortelsche Bosch. Boswallen op de overgang met het
Gortelsche Bosch maken een groot deel van het complex uit. De hoogteligging varieert
tussen 30 en 34 meter NAP.
S o o rte n s am e n ste I I i n g :
Zomereik is de voornaamste autochtone boomsoort. Hier en daar komt hakhout met
stoven van + 6 meter voor. Ruwe en Zachle berk komen nu en dan voor. [n de struik-
laag zien we vooral Wilde lijsterbes en verder Sporkehout, Gewone vlier, Aalbes,
Hulst, Eenstijlige meidoorn, Klimop, Blauwe bosbes en bramen. Zomereikwordt in
deze houtwallen aangeplant evenals lokaal Beuk. Amerikaanse vogelkers,
Amerikaans krentenboompje komen nu en dan spontaan voor.
lndicatoren:
Gewone salomonszegel en Gewone eikvaren ziin spaarzaam aanwezig.
Beheer:
Extensief beheer.
HourwnlleN RoND HaRsxnmP
Criteria:
Houtwallen met hakhout van Zomereik en hakhout van Beuk. Het gebied komt voor op
de oude topograÍische kaarten.
Geografie, ligging korte karakteristiek:
Ten oosten van Harskamp ligt een klein houtwallencomplex van + 7 ha op t 26 m
boven NAP. Naast omvangrijke hakhoutstoven van Zomereik (tot 9 meter omvang)
zien we op de overgang naar de Westerheide oud Beukenhakhout.
Soo rte n sam e n stel I i ng :
De hooÍdboomsoort is Zomereik. Algemeen zijn Ruwe berk, Sporkehout, Wilde lijster-
bes, Gewone vlier. ln de houtwal op de overgang naar de Westerheide zien we oud
Beukenhakhout met stoven tot 6 meter. Lokaal komt Hulst en Blauwe bosbes voor.Zo
nu en dan zien we Sleedoorn en Eenstijlige meidoorn, maar het autochtone karakter
hiervan is niet duidelijk. Eenmaal vonden we Hondsroos, Heggeroos Gelderse roos en
Jeneverbes.
lndicatoren:
Dalkruid, Gewone eikvaren, Gewone salomonszegel, Grote muur en Hengel zijn indi-
catieÍ voor oud bos.
Beheer:
Er is sprake van extensieÍ beheer.
HourwnlleN RoND KoorwurCriteria:
Aanwezigheid van oud Zomereikenhakhout met stoven tot 6 meter. Komt voor op de 75
9L
"roaqoquoopsloru lol lorsualxo ue^ olErds sr rf
:JAAL.lOg
'uaJeAIro ouoMoe uo leoozsuourolPs ouoMac
'0uunzrene;1sog 'uorens.reelopV 'uolep uen seÍter;e1 oM uopurA rolecrpursoq-pno slv
:uoJoleapul'er;eopedueÏ opllM'dourly'lslnH'saqsoq aMnElg'(pueuronuooq) seqrals[r1
oplr6 'lnoqoyodg '(eo1 ua 1e)ryeq a^ nU oM uorz Inag uo )lroralurM '>ldewoz lseeN
:AwlplsuewesuaUooS'ro])lere)l Orlqcesoq rootu uoo uoqqoq ueeq
-1;o0 ap uel uolsom uol uo do ue;;ennlnoq eg '(uenols Jolotu g) lnoq>1equoïnog pno
oM uorz (releu / lol uonols) >1reretrurp1 ue (releuu O L lol ue0uenuolools) uolroiaruoz
opno raoz 1see5 '>1Írleprnpuo soor asroploC ua slnuslpeurprel ouol aC slp uouoos
upn rallprel uoolr.lcolne loq l)EELr le6 'uapaolAUrurnl loon treu xeldurocuollel lnoL.l
1[l;aue1])el]sa6lrn uee (;ennnnnls) aVru ue^oq ro]olu 0B + do 16r; ua.roos 0oog r-uopuog
: tta !§ U eryuut aU ot' 6u 1 AA1 1' e17et Aoe g'uoueeï eqcsrler6odol apno
ep do roon 1luoy 'lnoqlpquolnog lcrlor uoo ue (releu 0l lo]) lnolller.luolrorolurM
uo -uolrarouoZpno reez xe;duocuallemlnoLllïa:lse6lrn uoo upn preqOrzemuey
:eualuc
N3H3OS COOH N3]]VI rnOH
'uolonoq ol uee sr (sre1;e6on osupeïuaurv
uen ;eroon) 0urplulsequelox= 'roaqoqsoqslpets roop raaL{oq lolsuo}xo uen e>1erds st t3
:JeeL.leg
'0uunzreneg>1sog uo ptnrlle6';eoazsuoruolEs auo/v\oC 'uaren>1ro ouo/v\oC ol uopurA uaJolEctputsoq-pno slv
:uilolectpul'JOOA UOIOXO
;een 1Ír1eue] uor.uoll r= 'roloru g uen 6uenuo uoa lau apurl ospuelloH uaa uE^ uo^oJs
epno 1[r;eue] o/v\ uopuo^ lpm]noq uoa ul 'soqranauoÍ. o^ uapuon lpeuuaf 'tslnH uo
saqsoq omnplg 'erleopedue) opllM'rorl^ ouomog'seqrels[r;oplrM']noqo4odg '1req
el)cez uo oMnU 0r1eu;eOer oM uorz lrorolurM uo Irororuoz UEA lnoLlIeLl lor.l lspeN
:6wllelsuewesuauooS'luegde0ttq
Irorotuoz ralel sr >1Ír1a6oy1 'pno ua^o ualle^Nnoq olle laru uhz 1Ír;epeoura1 'uolsom laLl
ul dVN uonoq 'ru 6Z lol ualsoo loLl ul dVN ua^oq ru 6e uE^ lugrper6 uee do )ltarolutM
looluoprcur uo ïrorauoZ uen xe;duocuollpn lnoq reerl uoo 1611>1frnnlooy up^ uo]soo uaI
rya 1s4 al»lu»t eu ol' 6u r 0 61 1' a t pt 6oe g' uapppÏ eqcsrler6odol aqcst;olsn-,1
lMnlf^ lC dO NSvlnU-LS N3 Nlv"los lSt/!llHNl
AUTOCHTONE GENÉNBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
HourwalleN gt.J WteseL
Criteria:
Zeer omvangrijk houtwallencomplex met oude Zomereiken- en Beukenhakhout met
oude elzensingels langs de beek. Komt voor op oude kaarten.
Geografie, ligging, korte karakteristiek:
Rondom het gehucht Wiesel komt een uitgestrekt houtwallencomplex voor, vooral
bestaand uit hakhout (tot B m) en spaartelgen van Zomereik. Er is een relict van oud
Beukenhakhout. ln het gebied is tamelijk veel aangeplant en bijgeplant, hetgeen het
autochtoon karakter van een aantal soorten twijfelachtig maakt.
Soo rten sam e n stel I i ng :
Houtwallen met Zomereikenhakhout en -spaartelgen, hakhout Beuk en zo nu en dan
Wintereik en Tweestijlige meidoorn. Eenstijlige meidoorn, Hazelaar, Klimop, Hulst,
Hondsroos. Elzensingels met oud hakhout van Zwarte els en enkele stoven van
Gewone es. Mogelijk zijn Gelderse roos en Gladde iep autochtoon.
lndicatoren:
Aanwezigheid van Tweestijlige meidoorn, Adelaarsvaren, Lelietjes van dalen, Gewone
salomonszegel, Gewone eikvaren, Hengel en Kleine maagdenpalm duidt op voorko-
men van oud bos.
Beheer:
Extensief beheer. Omvorming naar autochtoon karakter aan te bevelen.
HourwllleN RoND VteRnoureu
Criteria:
Bosjes en houtwallen met hakhout en Spaartelgen van Zomereik. Spaarzaam komt
hakhout voor van Zwarle els en Gewone es. Verspreid enkele Jeneverbessen. De
landschapselementen komen voor op de 'l9e-eeuwse topografische kaarten.
Geografie en korte karakteristiek:
De bosjes en houtwallen met eikenhakhout zijn gegroepeerd rondom de oude neder-
zetting Vierhouten. Ze markeren de grenzen en wegen langs de akker en weilandper-
celen. Plaatselijk komt het grondwater dicht aan de oppervlakte. Hier zien we hakhout
van Zwarle els en Gewone es. De hoogteligging is 21 tot 26 meter NAP. Het gebied
valt onder de gemeente Nunspeet.
S oo rte n s am e n ste I I i n g :
De bosjes en wallen bestaan uitsluitend uit Zomereik met op een paar plaatsen Zwarle
els en Gewone es. Wintereik en Beuk komen iets zuidelijker voor bij Froske Polle. ln
het noordelijk deel komen ca.20 Jeneverbesstruiken voor. ln de ondergroei zien we
Hulst, Wilde kamperÍoelie, Sporkehout, Wilde lijsterbes en aangrenzend Kraaihei. ln
de houtwallen is de invloed van tuinen goed merkbaar.
lndicatoren:
Als oud-bossoorten komen zeer spaarzaam voor: Adelaarsvaren, Hengel, Gewone
eikvaren, Kleine maagdenpalm, Fraai hertshooi, Groot springzaad en Gewone
salomonszegel. 77
8L 'dvN roloul
g L 'eo do 1611 perqaO loH 'plo^laztnLluao1 deqcspnnq loH ue^ uopuelto^ ua slo)ïpep frq epueroL{aq rroJouroz lor! sa[soq uo uollp^ uo]lorlaq ]oH 'uoilnd elueeuue6 ap
uouulq 'pla^lazlnLluoo^ llq ap[rzlserr op uEe le^ Mn]se//\nla^ ap uen perqa6s0ue6ran6
: \a !$ U e»lete\ aU o»l u a aple 1 arcddo' a rpt 6oe g'uoUpEI eqcsr;el6odo] asmn00-06; ep do .roo^ ]tuoI uoluoul
-elesdeqcspuel uen xe;duroc leH 'ueblepeedsue>lrereuoz laul sefsoq uo uollemlnoH
:wnueluco-I:tAU3ZtnHN]3A flS N]Il-nd NV^ NSOtnZ N3I O3tEt9N3']'|VI InOH
'praaLlaq Jatsualxo oz uoploM uaeue6;e loq Jo^O 'Joor.loqsoqslepls
loLl ue^ loop utall uoo 'tuopuo0re erer;ncrped ur uÍtz selsoq uo ualle^ ]nol,l olsoou aC
:JAAL.leg
'6utrnzrene;ysog uo uolep uE^ e[ter;e1 :6ou replel 'tooa
;eoezsuotuoles ouo^ aC uo uore»lro auo^ ag 'uole^SJpElopv lao^ 1Luo1>1tr1es1ee14
:udolectpul'sootua60e;1 uoo loIIPlnH ep s0ue1 'roon (urooprau e0r1Írlsuof x ulooptouuleeroy)
eacrreeqdsqns x sn6aele.lC lc uen Itnlls uoa lLUo) los 1, [rg .soorspuo;1
ua seqtelsÍr; opltM 'otlooyaduuel apltM 'lnoLlolrodg '1s1ng :Oeelltnrls op u; .ouerruo
ralou o L uPp .laau lorx ug? ueArEEM ua^olsuolnog opno ololuo upels lor.lualelsey trg'soqrep;auds uo -Japlnods teq up^ soqualeuJualnog lerl do uee lnoqleLluo)lnag lotu
lE^ uoo 1rn1s droplnoH [lg 'Inog uo slo eUeMZ 'srol o]aoz ,(;oquelelsey trq)lretelurpiol^ uolz 1tt1es1ee16 'loo^ )rojor.lroz pualrnlslrn lelo^o genn[un ]uoï ot]ecol ozop ul
:AwlplsuawesuaUooS'urooplady uo olaut.lf uelueeueO op uouutq llen
orlecol olr.1cozlopuo aC 'dVN ralaul L, -ge 'p'c do ue66rplJez slolïe oC .dVN lololu g,lol Ot 'pc uen ualOooq 1eu 0teqspnoC ua 0leg eqcs;og '6taqra;eLuog sle uaueu ue6
-p.rp ua ptooluoptcceao uílz stollp op ue^ uapuEj op IpJooA 'uolapleo ue^ otp do uee
uaprnz loq lpEU uoltnls droplnog upl slolle aC 'pJpe^ oq 'Ourduec uoo suopnoqoq
'sl lolïElE) uado 1eq JEetu 'puelserb ut lazeouo supr]l uÍrz srel>1e eor;euloon e6'parqe6soqreplaudg ue -rep;nedg loll ut a^Elcuo uao sle 10r1 droplno; deqcspnnq eg
:IarlsuaUElEI oUol ue 6ur00r1 'er;et6oeg 'uene;qe6 p.lpel\^aq
peo6lerq st ued.lop uo sra»lp ap lau orlelor olonstn e6 'ueneOaOupp sloapuolotu
ueOenn ue ue6utpteqcs;eacrad 'uollem op ueels uoyee1 aqcsrletOodo| asÀÀnaa-s6 L
op dO 'ue0leyeedsuolto apno looz lau ue6urpezrapau puo.,l se[soq uo uollp^ ]noH
:eueluc
dHoornoH fl8
N3 N:IH3OHV9 NVA NfTSOO N:lr X]'tdurOCHSv)v rfH urllooNoH s3tsog Nf Nf-t-IVl rnoH
'pJaoqoq lorsualxouoplo^ aZ 'oluoauoO ap ue ue.ret;nctped uen uopuaOre ur uÍrz uollem ue se[soq eg
leeqag
lMnt3A fO dO NtrtnHlS Nl Nl!^lO8 lSy\l3HNt
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
Soo rte n s a m e n ste I I i n g :
De hoofdboomsoort is hier de Zomereik. Hier en daar komt Hulst, Sporkehout, Wilde
kamperfoelie en Wilde lijsterbes voor.
lndicatoren:
Als oud-bossoorten zien we hier Gewone salomonszegel en Gewone eikvaren.
Beheer:
De houtwallen en bosjes zijn particulier eigendom. Het beheer is extensieÍ. Plaatselijk
vond in het verleden aanplant plaats ten koste van autochtone
Zomereikenspaartelgen.
6.5 HourwnlRELIcrEN
Criterium voor opname is het voorkomen van de houtwallen op de historische kaarten.
Vergeleken met de historische kaart zijn vrijwel alle houtwallen anno 2000 verdwenen.
Wat resteert zijn relicten. Deze zijn voornamelijk te vinden op de overgangen van de
oostelijke VeluweÍlank naar de lJsselvallei.
6.6 BruzoruoeRE sooRrEN
Naast de verspreiding van hakhout en malenbos is de Veluwe ook bekend door het
voorkomen van een aantal bijzondere soorten. Dit zijn soorten die zeldzaam zijn oÍ
waarvoor de Veluwe een belangrijk gebied vormt. Tijdens het onderzoekzijn de vol-
gende soorten waargenomen:
. Wilde appel (Malus sylvestris)
. Jeneverbes (Juniperus communis)
. Kraaihei (Empetrum nigrum)
. Tweestijlige meidoorn (Crataegus laevigata)
. Crataegus x subsphaericea
. Crataegus x macrocarpa
. Wegedoorn (Rhamnus cathartica)
. Zuurbes (Berberis vulgaris)
. Beklierde Heggeroos (Rosa tomentella)
. Wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus)
. Steeliep (Ulmus laevis)
. Gaspeldoorn (Ulex europaeus)
Wtloe APPEL
Wilde appel is een der zeer zeldzame boomsoorten. Het is een bedreigde kwetsbare
soort. Het vermoedelijke aantal Wilde appels bedraagt in Nederland + 150 individuen.
Dit betekent dat ongeveer 10o/" van het aantal op de Veluwe voorkomt. Wilde appel
was al bekend van het Otterlosche Bosch. ln totaal betreft het een populatie van 15 79
bomen. Opmerkelijk is dat we ondanks de betrekkelijk hoge wilddruk toch nog drie
08
'r.uoozo^ nlo^ aï[tloptnz opdo 1rn 1re1s 'Ourzer0eq uen paolluuopuo 'laoluauou qctz lptorq Uoos aC .ueezploz
qcol ltnrlsuJoop azep sr uollollupe suopoqpuEz a;;e ;ennfun do ]roos op o^ loMaoH'uepuoqeo puor6puez orujeYpï ueE uo 0r;eoneolslon 1[r;eue1 st uoos ot.lcst]uEl]v
aza6 'uee uroopledseg ueslee;d e0rue do oI uolloll aA nlo1 e1Írleprnz op dO
(snrvaouna x:r1) NHooot3dsvC
'ualLlceppty\ pao0puel
UEA tlcsoquoluEstel lotl uen ualsoo uel6eeq uoa ut llaor0 edtecoJcpt! x sn§ee1el3'(1eaqle3) Iaoquoloy\ ap [rq puersoq uoo ur ue d;a1 [rq leeqrezrnqïoog ep s6uel
'(ue6req>1eeg) puele0u3 [lq >leeq uee soue; IEM]nor.{ uao ur oM uopuo^ eecueeqdsqnsx snoae1er3 'ue6eq uo uollp^ lnol.l uo uopuErsoq ur srxopoq ele>1[u ep do uegorleo
-uPP uopro^ ue weezploz loaz lol1Ír;aue1 ulv e7 '(e||Íqdoprd,iqr '3) urooptoulleetoyop ]ol.u ulooplotu eOt;[t1saam1 ua eOt;[t1sue3 uen'dser ua6ursrnl>1 u[rz su;oopreul optog
VdHVSOHCVI^I X 'HC N3 V3SIUSVHdSSNS X SNOsVIVHC
'uopJoI^ el plelseO[un ue:e;duexe op uauotp sar]pcol
e|;e d6 'sta);1e00n asupeïuaulv loop 0urouupren uen elelds lo st qcsoE oqssouailogeq u; 'sre66ollp aup 1eu 6uenuo lolau 0B'I upl ]oo]s]noLlleq opno uoa ]aq
uarlaq uouaol Írq srnqeuuoz atlp3ol op do 'ualatc uo uapaqu [rq uelspuon u[rz nnnart\l
'ueepuP^ ruooq;adde epufrz[rqlslqclp op uel slo]oul ualle]uott a6rue uapuon ueOur;reez
(tlcsog etlcsopellg) wasaolqedde eW/V : 6 t nn0r7
3Mnl3^ fc do NfytnEls Nl Nft/'to8 lst llHNt
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
JeNeveReEs (Jururnenus commuurs)
Jeneverbes is als enig houtig gewas sinds 1973 bij wet beschermd. Met Taxus behoort
de Jeneverbes tot onze inheemse naaldhoutsoorten. ln het verleden vormde deze
struik in laagland West-Europa spontaan grote bestanden. Ook in ons land kwam zij in
alle provincies op de hogere zandgronden, in heiden, rivier- en kustduinen voor. Door
grote veranderingen in de landbouw, stedelijke uitbreidingen en een toenemende ver-
snippering is zij nu zeldzaam.ln Nederland is het voorkomen van echte
Jeneverbesstruwelen tegenwoordig vrijwel beperkt tot de provincies Drenthe,
Overijssel en Gelderland. Het struweel op militair oefenterrein bij Oldebroek behoort
tot de grootste van West-Europa. Bij Otterlo en Hattem vinden we kleinere struwelen.
Daarnaast zien we verspreid over de gehele Veluwe Jeneverbes, individueel of in
groepen, vooral in naaldhout. Gezien de ouderdom van de meeste Jeneverbessen en
het feit dat we vrijwel nergens verjonging hebben geconstateerd lijkt de Jeneverbes op
de meeste plaatsen ten dode opgeschreven. Mogelijk levert stuifzandontwikkeling en
vrijstelling gecombineerd met begrazing nog een laatste overlevingskans.
KRnerner (Erueernum Nrcnuru)
Een belangrijke dwergstruik op de Veluwe is de Kraaihei. Net als de rode bosbes is
kraaihei altijd groen en vormt de soort uitgestrekte begroeiingen in bossen op voedsel-
arme zure zandgrond. Vooral op de noordhellingen van bossen op stuiÍzand worden
uitgestrekte Kraaiheitapijten gevormd, zoals mooite zien is in het Leuvenumse bos. In
dergelijke massale vegetaties valt op warme zomerdagen de karakteristieke geur van
Kraaihei op.
Kraaihei bereikt op de noordelijke Veluwe min oÍ meer zijn noordgrens.
Rose ronrtenrella
Deze roos uit de sectie Canina onderscheidt zich door zijn behaarde en vrijwel reuk-
loos beklierde bladonderzijde. Het betreÍt een tamelijk zeldzame roos van heggen en
houtwallen, die min of meer gebonden is aan kalkhoudende bodems. We trefÍen de
soort aan in een houtwal bij Otterlo en in de houtwallen bij het landgoed Middachten.
FuooeRrEp (Ulmus r-aevts)
Aan de Molenbeek bij Hertenhof (Vaassen) groeit een iep die veel gelijkenis vertoont
met een Steeliep. De Fladderiep of Steeliep onderscheidt zich door zijn gesteelde
bloemen en vruchten en zijn onvertakte bladnervatuur van de 2 andere inheemse iep-
soorten. Het is een zeer zeldzame soort, ook in internationaal opzicht. We vinden de
boom vooral in hardhoutooibossen en Essen-lepenbossen. De soort is ook van belang
door zijn ongevoeligheid voor iepziekte.
81
z8'opjooH oluoorrJo6
op ur l0rl parqao loH 'dvN rolour oz tol I L ue^ roo^ uallrqcsra^a]6ooLl uor.uol rf 'ua6
-louepdsua)ra ]au u[rz proorOaq sloopuarau rorr] arp'roon uoOuo.rds epuedo;,len 0t;;u0
uen deorO uaa oprooH uen a1Oooq rol lruo) le^ Mnls-a^ nla1 op upn )luplllsoo ep dg
: >la ils uoDluol ou o>! u e el»te Waddo' e t pt 6oe g'uaupe)l eqcsr;ei6odol osmnoo-o6;. ep do roo^ uauoï ue0ue:ds e6
'ueddol0uerds ue ue>leque6uerds sOuel uoïtoJotuoZ uen 6urreol6oq ua uallemlnoH
:euatuc
3OH3f H lr8 OSrEs9NfONrHdS
'se[soquess3-sra>1 1a0o1 uo ]nol.lleL,luazlo uro
leJoo^ leeO laH '(pue;eDu3 'ualqceppry\) ueuoueOdo arlpcolrals s;e u[rz lo ue^orqcsaq
lp repp uep u[rz ue (dropeeneg Írq 6raqleueg) serlecol.rals ur olap uo] ue66t1 eze6'uapro^ preleOeq soq pno 1[rleLuel roop 6ou uesleeld lp]upp uee do erp se[1aeq(uorq)
lpluee uee Oou rlcrz lpurloq lorsspuomnla1 ]oL.l upn )uellprnz uo -lsoo ap dO
Nrssos(NoHs) 3oN30r3lrc:rsv33g L'9
'roon uo)arlspupz euacolsreld ep ue
parqe0uererArJ loq urroau 'ueezreeds lomooL.l '1.roos ep ueaq re6eo:1 'rapuozÍtq reez
uopoLlu elueeue6 op ur ournoH [rq lennlnoq uoo ur uorrlo>Uoon ]aL{ sr tuo.lee6 '0tnqut1
-plnz ul uo uaurnp ap 1rn 6ou uaollp y[rlue6re 0rprooanueOo] oM uauuoï saq;nnz
(sruvcrnl stureurg) srsEnnZ
'uroop;edy uen
Ourne0uo op ur uo (uelqceppryl [;q erepue repuo) puellsoo uo -ptnz ep s6uel uoput^
ol uaolle uo weezplaz rooz uroopoOepl sr o^ nlo1 op dO 'puepopaN 1[tle1soo uP^ uoos
osrepqcs uee uroope0o6 st pueluouulq laq q'ooz uee ue6teg ue^ uaptnz ual uou
-rnp apuapnoq)le),1 ep ur>1Írleueuroo^ uroope6epi ep 1teot6 puelropaN u1 'petqa6eeT
-ospupllapplt/\ lor.llol uopomz-ptnzue^ 'edorn3 uuoon lpio^o ltuoï utoopeOeM'slnulslEeulprel eP1r7i1 ue eí
-laouloï apou up^ pplq ]eq 1eu sruel[r;e6 alor6loo ]uooua^ utoopaOepl up^ pelq loH'slaslopelq op ur uossaq euew7 uotluo^ ue se[duao;q e0ruaot0;ee6 puel;endouo lottt
uaroolq uopoos opraE 'lnoLlo>1rods uep LUapoq erelírr;espeon do lteot0 uroope6epl'uouoos oproq uossnt lrr1csro^ qcsrOoloce uoo ro slIoO 'uoropelq ep1ee1sa6yo1
'oleno 'onp0 uo puptspelq aprerdsran uao Uaoq lnoqellodg Jpeur 'reeïlo do >1re1s ue>1
-[r; ueyoos oprag ']noqolrodg prlorlrurel apu.roope6uo lor.l totu llr.{csra^ y[uOueleq uae
sr UO 'urooplel uao ur lplsootr ueOrpure uo)llel olt1col puel;endo eg 'p6eeze0 ue (Orru
-ro^UeLl 1o1leeno) uron upn loqpue^ u[rz uerepe;q aO 'uoropelq opupp]s rpe)lo JaAo
-ua0e]'ap;eelse06uelraou lo urur lotu urooq auroly uoo lo ïrnrls uoo sr uroopa0ell
(vcrruvurvc snNuuvH g) NBoooser^
rMn]lA lc do Nlvtnuls Nl Nrr/\o8 rsnllHNl
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
Soo rte n s am e n stel I i ng :
De hooÍdboomsoort is hier uitsluitend Zomereik. Verspreid komen Hulsten voor.
Grenzend aan de heide van de Render Klippen komt veel Kraaihei voor.
lndicatoren:
Als oud-bossoort komt alleen, en vrij Írequent, Dubbelloof voor.
Beheer:
Het gebied is grotendeels in particulier en gemeentelijk eigendom. Het beheer is
extensief. Aan de randen van het gebied breiden zich recreatieterreinen uit.
BeexnurzeRseer (eosseN EN wALLEN MEr SeAARTELGEN varu vóoR 1800)
Criteria:
Beekbegeleidend bos en houtwallen met hakhout en spaartelgen van eik en els. De
elementen komen voor op de topografische kaarten uit de 19e eeuw.
Geografie, oppervlakte en korte karakteristiek:
Vanuit de bronnen bij de Zijpenberg stroomt de Beekhuizerbeek in zuidelijke richting
naar Velp en ligt in de gemeente Rheden. De beek ligt diep ingesneden tussen hoog-
ten als Helsberg, Ossenberg en Keienberg. Er is een verval van B0 naar 30 meter
NAP. De Zijpenberg ligt op 106,2 meter NAP. De bodem is zandig tot lemig. De beek-
begeleidende bosvegetatie bestaat uit spaartelgen en voormalig hakhout van eik en
els.
S oo rte n s am e n ste I I i n g :
De spaartelgen en hakhout bestaan uit Zomereik en Zwarte els. Op de Keienberg
komt ook vrij veel Wintereik voor. ln de ondergroei zien we Hulst, Vogelkers, Zachle
berk, Eenstijlige meidoorn, Wilde kamperÍoelie, Wilde lijsterbes, Sporkehout en
Blauwe bosbes.
lndicatoren:
Als oud-bosindicatoren zien we veelAdelaarsvaren en langs de beek Bosklaverzuring,
Valse salie, Schaduwgras en het zeldzame Paarbladig goudveil.
Beheer:
Het gebied van de Beekhuizerbeek valt onder het Nationaal Park Veluwezoom en is
grotendeels in eigendom van Natuurmonumenten. De Keienberg wordt beheerd als
cultuurlandschap, het overige deel als halÍnatuurlijk landschap. Het potentiële halÍ-
natuurlijke landschap valt merendeels onder een grote begrazingseenheid. Plaatselijk
worden bomen (vooral elzen) ingeplant van niet-autochtone herkomst. Kwetsbare
groeiplaatsen met Paarbladig goudveil is niet toegankelijk voor pubilek.
83
vg ']Ilodoq Oou 0utssBdaol op.leeuJ puoloq Mnaa upn»loup le sen )ta osueeluotuve6 'pleone6ut lsloo lor.,l loo^ puele6u3 ul LZBI ur sed prenn redssel0no6 e6 .epto
ap uep lelu Oou seM uap onolg uea 1ue;duee eOl;eqcsloorg .uaaua6;e 6ou uelem
lnol,PlBLl lEloo^ ua deïelua;d s;e uer-uro^^ noqsoq oqcsuolsrr.l aC 'ualtntls uo uotuoq
auolr.lcolne ltn uoqqoq upelsoq lez uossoq ozop up^ loapuee 1oo16 ue3 .a^ nlo1
eleqe0 ap do soq UEE orploor.l OOO'OS reene6uo 6ou ggg L sïoatlsruo la st lpplol ul
'uaplonapror.l el>jellseDlln roaz lotu
tlopoq 'Oou sleep st uo'sel omnlo1 eyÍr;eprnz op upl laopuopprlu laH .uoztnqluoH ua
lpepuozou [lq slBoz ua^ooq;o ue6urpeztepau frqeu uossoq u]o ]oq 1ee0 slea6 .uexe;d
-txocsoq uelo;seoueeuPP Jootu lo urr! e1or6 Jeluee uoo sEl uoquiv lol ueourueoeM
uE^ lemn nls asmnlo1 op uE^ >1ue1; e>1Írleptnz ap d6 'qcsoqLul ap ua pnol roloo6
lor.l 'Llcsog oL.lcsopf loL.l slpoz'uossoq elorD >1Íllar-uel Oou UeBI aqcsrrolslq ap do
oA uoputA a^ nloA a1[tleptnz op dO 'lassfl op reeu uauor]sle lorsseuo^ nloA lor.l ue^
ÏuPlllsoo op UEA olp uoloq ep souel se[soq e1[u|e1oA uorz uoUEEï eqcsrleroodol apno
ap dO 'lupssololut ue0urpaaepau epno ep [rqeu (ue6ua lo sJa]ïp ap r"uopuor) ue;
-lPMlnoll opno ap 1oo uÍtz uoïrnjls ua uouoq asulaoLlut 1[r;aluoldsroo up^ loppl ]or.{ ul
'olrnng 6oop1
ruopuor soq ua Llcsog ropro laq 'lloqtepledg laL{ 'r.{csog aqcsgeqcOp leq uroopledyue^ uolsomprnz uol >1Ír;eprnz ue '(ue11e6 ep slng) uallo6 op l0ll
,oplor.l osloolqaploap UEA puEl ap uee 'oplooH uen ualsol ua]:oloutal) lelupe uee Oou ua60r1 uep
-erqe6 e1or0 errp azop lspEN 'IooqosuoprotH / Ioaq osuapla^Els ap ue^ uep[rzsream
uPe Llcsog asr.unuo^nol laLl qctz puo^aq unuo^nol ue^ uoploou uol .uoropleg
ua ou6 'droplnog '(ueroqlloy) ulooqpnoy 'p;nedg uaburpaziepou opno op lau(soqua;eu) qcsoqloploudg ue -replnedg 1aq puoltnlsuEE loru r1csoqrollnd laLl xa;duoc
e1or6 epeemt sle r.lctz ]pur^aq uollnd ue^ uolsoo uaf 'puolsoq uexe;duuocue6;eyeeds
uo lnoqlequalre '(leyog ue 1eeds;3 'uolnoqrat1 frq letoon) uassoqualeuuo]nog
lln lPp petqaosoq u.rouo uao ue^ uezuelo op loau jo utru uoulo^ uo.loos
0oo;1 ua plo^Jool/ï 'losat6'loppn 'uaslarN '1eeds;3 'lopo3 uo uolnoqrall ueOurpaz
-Japou opno aC 'uoplonoptaq elorD ue6e; uaxe;duocsoq op uassnl 'uossoq opno uEA
uexe;dutoc uelo;se0uaauee raour lo urur elorO eennl oA nle1 e>1Ír;eploou ep do enn uelz
uoyepl azep d6 'O9g t-OtB L uoyepï olteltltul qcsrletDodo] op ua (Z tg l-gOe f ) uey\
oC UEA uoUeEI eqcst;et6odol qcsrlolsrr.,l ap uotuJon )oozJapuo laq JooA 1unds6ue01r61'uoqqoLl lundayeennz uoa omnla1 ap do uerze6 >1[rlepuel ez ]ep 1p1e6 >1neg ap Joïaz
uo ltoJolutM loo^ 'uoruo)Joo^ uoauleole repurur atp uouoos lelupE uoa lseeu 'Inogua IroJalutM 'yldawoz lploo^ uaJloq loH 'uoltnJls uo uotrJoq ouolqcolne roo^ uolq
alloloplee^ uoo sle uopJom pl/\nollcsaq ueï o^ nla1 op UEA xelduocuallpml nls ]aH
N303!Ef C :IIHCOZUloNO l'L
uoïtnJls uo uoruoq ouolrlcolneJOOA uOJq Sle OA nIOA OO L
lMn-llA fC dO Nl)lnU.LS Nl Nll/',JOE lSl/"lllHNl
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
Aanplant van eik en Beuk gebeurde nog veel met zaad dat ter plekke verzameld werd.
Vergelijken we de verspreiding van het oude Wintereiken-Beukenbos met de geomor-
fologische kaart, dan zien we dat deze vrijwel naadloos het patroon van de stuwwallen
volgt.
Hoewel in de loop der tijden door natuurlijke omstandigheden uitgeloogd, hebben de
stuwwallen een rijkere bodem dan de pleistocene zanden en zijn bij uitstek geschikt
voor de vestiging van het Wintereiken-Beukenbostype. Het gebied tussen de twee
noordelijke stuwwallobben in heeft een armere bodem en was (en is) bedekt met grote
heidevelden. ln het dal van de Hierdense Beek komt kleidicht aan de oppervlakte.
Armere zandbodems liggen ook onder meer bij Garderen, Kootwijk en het middendeel
van de zuidelijke Veluwe. Het zijn in potentie de bodems van de Zomereiken-
Berkenbossen, die door cultuurinvloeden vanaf de prehistorie geleidelijk ontwikkeld
zijn naar heidevelden.
Wat opvalt zijn een aantal gebieden met oud hakhout die echter op de oude topograÍi-
sche kaarten als stuifzandgebieden of heidegebieden zijn aangegeven. Soms zijn der-
gelijke plekken gepuncteerd aangegeven, waarmee dan hakhout bedoeld werd.
Waarschijnlijk was het hakhout kort geleden teruggezet bij het in kaart brengen in het
begin van de 19e eeuw. Uit militair oogpunt gaf het jonge eikenstruweel geen dekking,
zodat men het niet nodig vond het als bos te karteren. Dit betekent dat het zoekgebied
voor autochtone boom- en struiksoorten zich niet beperkt heeÍt tot de duidelijke oud-
bosgebieden op de kaart van De Man en de militairtopograÍische kaart. Reliëfrijk
heide- en stuifzandgebied blijkt curieus genoeg soms een karakteristiek hakhoutmilieu
te zijn. Juist in heide- en stuifzand staan de meest omvangrijke hakhoutstoven. Daar
hadden ze de ruimte en konden onbeperkt uitgroeien tot een omtrek van 25 tot 30
meterl Dergelijke condities waren voorhanden bij Garderen (Wilde Kamp),
Maanschoten (Kootwijk), Harskamp en de Kril bij Elspeet.
7,2 Ouoe BossEN EN HoUTwALLEN ANNo 2002
Het centraal gelegen bosgebied van de noordelijke Veluwe is vergeleken met de situ-
atie rond 1800 relatieÍ goed bewaard gebleven. We schatten in dat ongeveer de helft
van oorspronkelijk i 6.000 hectare groot boscomplex op de noordelijke Veluwe nu nog
oud bos is. ln de plaats van het oorspronkelijk loofhout is nu veelal naaldhout (vooral
Pinus sylvestris) aangeplant. De grote oude bosplaatsen bestaan hier nog steeds: het
Elspeeterbosch met aansluitend naar het oosten de Elspeeter Struiken, het Vierhouter
Bosch en Gortelsche Bosch, het Meervelderbosch en de Hoog-Soerensche Bosschen.
Met name het Elspeeterbosch, het Vierhouterbosch, delen van het Gortelsche Bosch,
het Hoog Soerensche Bosch en het Meervelderbosch bestaan vooral uit opgaande
Beuk (spaartelgen) met clusters Wintereik (spaartelgen) en soms Zomereik (hakhout
en spaartelgen). Van de sterlocatie Puttensche Bosch, Speulder- en Sprielderbosch is
tamelijk veel oud bos verdwenen, vergeleken met 150 jaar geleden. Wat resteert is
vooral malenbos met Beuk en relicten van Wintereik. Opvallend is een relatief groot 85
gB 'lnoLlplEeu Joop st uooue^,ro^ uo sr uouol pjo^ looLlao la^ ílJ^ 00oz ul 'soqlool slE lPels
UEeï op do O lO 1 ut Oou lPp sleoz 'Llcsog otlcst!nuo^nol laq lep llol 1eq sr pue1lend6
'uauepï eqcsr;er0odol aPno eP do
p[r1;e leru 6ue; ueels ue;;enns0utuutOluosoq apno azog '(ueroqlloy) ulooL]pnoy ue^ uol
-so^ ual 'plonlautnH 1eq ur >1lrlaprnz loorl >1oo sue0ueno oM uapurn ïrarauloz ]noqleLl
lotu uolle/v\soq opno e1ÍrleOreq '(1noq>1eq) Italauoz leloo^ lour uollP^ soq opno leluee
>lnag ua \a!fiu!/\A'\rctewoz uet aurptatdstea ag :97 nn6r1
z00z pwseey\ neelnqsetnpy qcstbolocaV?O NfNNOUE
uquedP^
JapEr+ , Perao
.r, -,i.i ; *Sr- r,- '6@!€p',* : t:,'...., -.'*:"'
9l!g3t9rj r....r .. '..-qua4§qo.Pi
Fèqrq§oqi I r
a26qloa
, u?6ule6ertrunqooq_Anruar" -.: ':- ...:: . .i
' tuoq,ua§irp?6ea..
' I ..:. u§l§uuaq
;!€l&ii r_ , ,
u4aol
?ra' .i9Fl
.. uQlqrusralu4§
uraquo^n6l
uar@s-6BPl
luunrq lr,:.,. .-t
..9gqrr.9,
Isu
"i a -:;
'.
sl :. ...
. ' i,.;
,, ri ?:;:.'.s:r:;
*
mtuàAté€n í
E
. , §roqqnq
t§dí§rui
,rlÍryll:l
I i ii..,,r,.
ua»plnllarauoz,t,,;,;l;;.;:t;,
\!ilauoz
uöt\elul!ilolu!11 ffi\lalaru!l/l
uililtqnfias ll§;'.ll\noq VN
..at::'ar ' .
9!l!|{!' }Ítdssoop
lm a6ooq
dropuasoo i.l
..r,.r:i r:' 6Éql3
oilnp ap do udl!rus ua uauoq auoylcoyvq§!r_99
3Mnll^ rc do N3)lnu.Ls Nf Nlv!o8 lsu\flHNl
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAAïSEN
Alleen in een smalle strook langs de beek zien we nog oude Zomereiken met verspreid
oude Beuken en Beukenhakhout. Op de zuidelijke Veluwe is veel bos van 1800 en
ouder verdwenen en veelal door naaldhout vervangen. Hoewel er hier en daar nog
sprake is van aaneengesloten oud-boscomplexen (Edesche Bosch, Doorwerth,
Planken Wambuis/Nieuw Reemst, Loenermark en Onzalige Bosschen) is de versnip-
pering hier aanzienlijk.
Een aparte vermelding verdienen de oude hakhoutcomplexen die veelal aan de oude
heidevelden grenzen en op de oude kaarten vaak niet duidelijk zijn aangegeven. Met
name de Elspeeter Struiken, het gebied ten zuiden en zuidwesten van Garderen
(Wilde Kamp, Klein en Groot Boeschoten), delen van de Elspeetsche Heide en het
Hendrik Mouwenveld, de omgeving van Kootwijk en Nieuw Milligen (Kikvaartsbosch,
Rabbit Hill), de Roek bij Hoenderloo/Hoog Baarlo, de Eikenhoutbergen bij Deelen en
de noordrand van de voormalige Doesburger en Edesche Heide (bij Wekerom en
Roekel) vallen op door het voorkomen van zeer oud hakhout van Winter- en Zomereik,
die mogelijk stammen uit de Vroege Middeleeuwen of uit de Romeinse tijd/lJzertijd.
GeNENgRottNetl
Het geheel aan oude bosplaatsen met opgaand en hakhout overziend blijkt de Veluwe
een ongekende genenbron van autochtone bomen en struiken te zijn. Door de aanwe-
zigheid van grote populaties Zomereik, Wintereik en Beuk is de genetische variatie bij-
zonder groot. Naast autochtone struiken van soorten als Hulst, Wilde lijsterbes, Wilde
kamperfoelie en Sporkehout is de Veluwe een waardevolle genenbron voor minder
algemene soorten als Wilde appel, Zoete kers, Zuurbes en mogelijk Wilde peer en
Fladderiep. Hulst heeft als Atlantische soort in Europa een beperkt verspreidingsge-
bied. Nederland ligt in het centrum daarvan. De beek- en sprengendalen zijn als
genenbron van betekenis voor o.a. autochtone Zwarte els, Gewone es, Zoete kers,
Vogelkers, Wilde kardinaalsmuts, Hondsroos, Sleedoorn, Tweestijlige meidoorn,
Eenstijlige meidoorn, Crataegus x media en de zeldzame Crataegus x macrocarpa,
Egelantier, Rosa tomentella en Wegedoorn. Het hakhout van Gewone es bij
Middachten kan waarschijnlijk als autochtoon worden opgevat.
7.3 HourwAlcoMPLExEN
Naast de al vermelde oude bosontginningswallen vinden we rondom de oude neder-
zettingen op het Veluwse plateau complexen van oude houtwallen en kleine geriefbos-
jes begroeid met autochtone bomen en struiken. We zien ze veelvuldig en nog con-
Íorm de situatie rond 1800 o.m. bij Heerde,'t Harde, Nunspeet, Elspeet, Vierhouten,
Gortel, Niersen, Tongeren, Wiesel, Uddel, Putten, Speulde, Houtdorp, Garderen,
Loenen, Eerde. ln bijna alle situaties gaat het om houtwallen en kleine gerieÍbosjes. Ze
vinden hun oorsprong in perceelscheidingen, veekeringen en omheiningen van akkers
en weilanden. Houtwallen komen vrij veel voor op de noordelijke VeluweÍlank tussen
Harderwijk en Hattem en in mindere mate op de oostelijke Ílank van het onderzochte 87
88
orp uopoossoq uÍrz soqsoq omnelg ue apou 'uoqqoLl Ourprerdsren apllazop toaut lourur aA nla1 ep do '1ee1s lppo;p lEeL{ uel puprptnz op upe suoouolo otp 'saqsoq apou
ua roqrepry lpp teelsoq )n.lput e6 '1ue;dueesel6no6 [rq sleoz ]pro^ roluop o] ]otu
soq loq sle 'uopnoLllrn peoO ;aaq ueOurssoqoqaptor.l op utlor.{ upï tor.ltepry 'lE Uoos op
ltuoou upnrepp uoprnz ual 'sorle.lluoouoo elsloor0 ap ue06r11aads13 uen uop;oou ual'f V op ue uroop;edv uen uapJoou uol lelool 16r; laqreery uen 0urprerdsJonplooL.l oC
'Ura.raq lpearp u[rz uen suetOprnz op Jaoul lo utul lotsspruoMnla1
laLl upl leep ey[rleproou ]aL{ ut otp toLlteply lploon st }upssalo}ul 'ruolqlo)o}S
ue ualqdrnty op.rouezplaz uo soqsoq omnplg uo soqsoq opoH ]sepu 'toLlteeJy uo
teqdop ouon oC 'rot.lIrnrls u[rz uelrnlls0re*rp uen deorO op ut uauoos olat]suollpte)'puel suo ur
soqronouaÍ. erle;ndod elstootO op omnla1 ep l6teqleq leelol slv'qcsoquossoqlonauof
lorl 'lao/rlnllssoqtanouoÍ. tootu uea 6ou loo r.lctz lputnoq qcsog ol..lcsopollo
loLl uep pua1nlsupv 'uroJtal plooluoprccea0 do letsooul 'soq(1ue;duee) ut prerds
-ro^ upp upets oZ 'lsuaau ^
notN uo pno frq ue ';essol/! op [lq 'Llcsog eqcsleqc66 1eq
ur 'L1csoqsuolllM lor.l ur leedsuny uen uoptnz ual uo leadsunS uE^ uolsooploou ual
sleoz loon uossoqlonouep perqeOloq ut lplono preldsren uouloï iopla1 '(epteg 1, ua
oltep6) 0ut0uofuan eueluods asrppL.lcs uen alerds ra sr1[l;asleeld 'uoltnl]ssoqranouoÍ.
erlelndod e1or6 uee roop do ualle^ optoH aqcsïootqoplg ua -eqcs1Írdsuroo6 aC 'lnoL{
-plpeu >1[r;eueuroon ]aur ]soqaq ^
noo o0Z uo l/\nao 06 L olo]pl op uEA doo; ep ur u[rz
uapror..l ozap ue^ uolap olorC 'lopal ulopuol uo o^ nlo1 e0og ep lled lpeuorleN ut uop
-erqe6epreq at)erlseOtrn op uo aptoH oslalutC ua aLlcsopf ap puez esdLue>1sreg 1aq
'puezal[rmgooy ]orl 'oplaq oqcsol.tnng 6oog ep rc ultz 1Ír;eprnz reeyl '(p;a1 osuaraos
6ooU) oproH aqcslassv op uo pla^Unng oqcsloppn 'oploH eqcsleedsl3 op 'optoH
or.lcsolour.rf op 'aproH allcsloolqaplg uo -eqcs>1[rdsuroo6 op uÍrz emn;e1oï[llop-roou op do uexe;duoc olorC 'tor.llrn.lls lotu optoq e0olp >1[rlerueuloo^'ueperqeOepreq
e1o.r0'Oou sloap Jo uÍrz ue uolem ueslee;dsoq opno uEE e11elrueddo elolO ep lspeN
3or3r{ 39llvrruHoo^ N3 sotrH n'L
'elloluoLuol eso6 uo soorue06eg 'sooJSpuoH 'ler1ue1e63
sle uouoosuazol apltM ue erdeco.rceu x sn6aeleJ3 'slnulslEButplel apllM 'aI
-loouiol opog 'uroope6e11 s;eoz 'ue>1rnr1s ouolr.lcolne lool uolquoue6 s;e uolrlceppty!
[rq ue;;erugnol] le]uee uee uÍrz pue>1>lemOuelog 'lo^oprpp^ uolle/v\ ep uÍrz '>1neg
op olplu alapur.u ur uo ItalauoZ'so auoli\og uo sla oUeMZ loon uouuolqueueO sly'uene;qe6 uÍrz preennaq uollem laa^ ree^ o/\^nlo1 op up^ )upllpJoou op loru pgelseb 1eq
sue0rlsung 'ue0req>1eeg trq pueleOu3 deqcspnnq ap ut uollp/\^uosso/uazlo epno eOrue
uen 0urrepuo4rn ]ou rono UEA Jootu slotu >1[r;ua6re ]Eep lo sr nu 'deqcspueluollemlnoLl
ue -ue66eq 6rleqcsure;1 uae 6ou UppI opno ap opuoof 'p.lapuelo^ r.lcstlspJp ^
noo
uedo;e01e ap orlenlrs op sr allols uol o^ nlo1 e>1[r1e1sog op up^ ualuell op dO 'perqa6
fMntf^ fc do Nlvtnu-ts Nl Nlr/!oÉ lsnrrHNr
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
schaduw goed kunnen verdragen. Ook de lichte heideplaatsen zijn een uitstekend
milieu voor de bosbessen. Op vele plaatsen raakt de heide begroeid met spontaan uit-
gezaaide (vlieg)dennen.
De heidevelden op de Veluwe zijn vooral interessant als genenbron voor de Kraaihei
en Rode bosbes die als soorten op de grens van hun areaal belangrijk zijn in ons land.
Als kleinere relicten verdienen de Kruipwilg, Kruipbrem, Stekelbrem en Gaspeldoorn
de aandacht.
Figuur 21 : Gaspeldoorn op de Posbank
89
loq loo [tqtetq leouu ue0;epeeds uo ]noqïeq upe olïel^leddo elotO ep o^leqog'lo; uee so ouomoC uo sla oqewzloo ue;eds ue6ualds uo uoloq ep s0ue1'InaE uo Iro-oprlq{q '1rere1ur11 'lrereuoZueA soqueOleyeeds ue soqlnoq
-1eq 0r;euroon :sruoporqcseOe;eu uoo lotu uossoq lepzplooL1 ut tloJlaq loH'uolle^ lnoq uee e10ue1 e1or0 uee uo,puepooi luopue pJuaweuo, uee olleln
-reddo elo:6 uene;qe6 preervreq Oeepue^ UBA 6ep ep do tot ap st puossello1'uollemlnol,l ue uestree;dsoq opno uen preq6rzomuee op uen >leeiloo
e1[rr6uegeq ueo u[rz ueddeqcspnnq uo uedrop eze6 '0uordstoo os^ noolopprrrt
uoo lau ueurelsOuruomoq ue uedrop lpluee uee prerdslen 10r; uenJeep uol-uell ep uo uollpmmnls op ue^ uopuer ep do oulpu loyylqcp;qe0 rnnllnc ur ue
pmnoqoq Orurean uooq uemnoo ap roop xe;duroclemmnls loor6 s;e st o^ nla1 oO
Nfruoos»lnHrs N3 -urtooE lro z'g
'p'e 0urlqcrlrool 'uassoq apno Joop
ue6ur;epuem uen ueneOgrn 'ueuue;ds6urrulotlcsoqspoos 'uonolslnoLlïpt.l uen 0ut;ed
-eqsp[r4ea; aJapeu ppuepoolA luepue pqaweuJq uen lolslorj do ]r{cua0 alstnsparqa6
eler6egur uoo up^ 6ur1a>11rn4ug 'uololaq al upp sr uoïrnlls uo uauoq ouolr.1colne
uo uassoq apno upn uolpllnsoJarlpsueluolur ap up^ 0ulpreguee.reeu lceÍerlOlo^raA uo:l
'uouooslrnrls uo -r!ooq ollo^opree/'^ UPA
pnoqaq 1eq do ualrnlsuep Jolaq orp lepruo uoputalaoplnnleu do upp uoputoloop orlcs
-uolsrr.Unnllnc do ua06e1 al Inlppu leeu 1[r;es1eeld uro s; 0urOaruuano e1Íri6ueleq ue3'uoznol e1[rrOueleq Írqleep u[rz uelrntls ua uou]oq ouolr.lcolne upn
arlcnpoJluuoq ua 0urze:Ooq uel 0urr.urruren 1o 6uuepurrulan '0urreddruslug 'proonablrn
uoprol roal{aq puo[al]loop uoo uel uazola0 1p:onn ue6urlla]slaop ey[rla6rep loo^ slv'sarlualod
op up^ 1trle1ueqle 'uollrqcsra^ perqe6soq ;o or6er led uauun>1 uopuraloop a6 '1ryema6
-lrn uoproM JopPu uapuroloop^ noqsoq ua uopuraloop o^arleaicar 'uo;aop or]csrJolsil..l
-Jnn]lnc 'uoloopJnnlpu uana.lls ol Eu uEArEpp puorb do ueuunl sueO;orue1 '1qcerqeO
uaprol ploaq ur ua prnpeOuee uaptom ropeu uaplee^ atp uouunï ('p'e prequeez
-ploz 'uoplpe^ or.lgsrJolsnlrnnllnc 'uoprEerr eqcsr0o;oce 'ptot.lploolso0uo 'a11e;rueddo)
ErJolrJc uen puor6 dg ';eerreleuueue6 uoolqcolne laL{ UEA 6urprerdsren op ur aatureep
uo uossoq opno upl uesleeldraolO ue 0ur60r1 op ur lr.,lcrzut sr Jf 'uaro^ reeu lercr;dxe
uaprEEM lEluEe uoo uauol al/\nla^ ap UPA arlEst.lEluo^ut apua»lap1e;n ;er'rr[un op looc
3I n13A IO NVA U33H3s r]HUOOA Nf)INHIS N3 N31TTOE sNOIHCOINV N3 NSSSOS
fOnO 30 NV SIIVSIHVINTANI 30 NVA CNVl3g I:lH I'8
uoOu !lanoqueeuo uolundloul 'solsnlcuoc g
3Mn'rt^ 30 do Nl»tnH.l.s Nl Nlr os rsr/\rrHNl
AUTOCHTONE GENENBRONNËN EN OUDE BOSPLAATSEN
grote aantal uitzonderlijk grote eikenstoven genoemd worden, waarvan op 5
locaties zelfs diverse met een omvang van meer dan 25 meter. De locaties met
dit omvangrijke hakhout liggen in het algemeen wat verder van de nederzettin-
gen, in de periÍerie van voormalige uitgestrekte heideterreinen.
Deze omvangrijke stoven konden ontstaan dankzij de ruimte die ze hadden in
grote stuifzand- en heidegebieden. OngetwijÍeld hebben dergelijke hakhoutsto-
ven een zeer hoge leeftijd die teruggaat tot de Vroege Middeleeuwen, en de
oudste mogelijk tot in de Romeinse tijd en lJzertijd. Engels onderzoek naar de
ouderdom van hakhoutstoven en kennis over het gebruik van hakhout door de
eeuwen heen ondersteunen dit. Recent onderzoek van Bakker (Bakker, 2002)
heeft aangetoond dat de boomtelgen binnen bomengroepen en bomencirkels
genetisch identiek kunnen zijn. Tevens toonde zij aan dat de genetische varia-
tie vergelijkbaar is met die van een natuurlijk eikenbos in Frankrijk, hoewel uit
haar proefschrift onduidelijk is om welke natuurlijke bossen het zou gaan.
Benadrukt moet worden dat er bij het hakhoutbos geen sprake is van zoge-
naamde negatieve selectie, waarbij de rechte stammen worden geoogst en de
kromme achterblijven. Er is bovendien geen enkele archiefaanwijzing voor.
Eikenhakhoutbos werd in het verleden in hooÍdzaak aselectief beheerd.
lnteressant is het onderzoek van Barbara van Dam en Sven de Vries (1998)
naar migratiestromen van na de lJstijd, die de autochtoniteit van het oude hak-
hout sterk ondersteunt. ln tegenstelling tot wat wel gedacht wordt is de
Wintereik op de Veluwe nog tamelijk algemeen. ln de overige delen van
Nederland ontbreekt de Wintereik of is zeer zeldzaam, met uitzondering van
het Rijk van Nijmegen, de Meinweg, de oostelijk Utrechtse Heuvelrug en de
Achterhoek. De Veluwe is daarom voor de Wintereik als kerngebied te
beschouwen.
Een eveneens belangwekkende ontdekking is het voorkomen van zeer oud
Beukenhakhout. Onze mening is dat het oude Beuken-malenbos in aanleg
Beukenhakhout was, dat later vanwege economische redenen omgezet is in
spaartelgenbos. Deels is er ook weer spontane verjonging ontstaan vanuit de
autochtone Beukenpopulaties. Op diverse plaatsen is nog fraai
Beukenhakhout met stoven te zien. Prachtige voorbeelden vinden we bij
Uddel, Staverden en op de zuidelijke VeluweÍlank bij Doorwerth. Mogelijk
houdt het voorkomen van oud Beukenhakhout verband met de aanwezigheid
van houtskoolbranderijen. Van Uddel is bekend dat er nog tot in de helft van de
vorige eeuw houtskool gebrand werd. ln de omgeving ervan vinden we dan
ook nog zeer oud Beukenhakhout. ln zijn totaliteit is de oppervlakte aan
autochtoon Beukenbos behoorlijk groot. Gezien de zeldzaamheid van autocht-
one Beuk in ons land, en ook in de regio's over de landsgrenzen, zijn de
Veluwse populaties als genenbron van groot belang.
Behalve de hoofdboomsoorten komen plaatselijk begeleidende autochtone 91
Z6ïoozropuo ]rp upn 0u»lardsaq ap uoynq rap
-JoA llen lorlelualqoJdnar;rru azo6 'uorups aoureep 16ueq uaprnlïsoq uo uossorulslo)
'uossoLu a)orlsuolleipï upn 6ue0lrnre1qce elorO oC 'oplo op upp ol nlo1 ep do uÍrz
0uunzran ua uollolslsotx upn erlrsodap'6ur6o.rplan slpoz uauolqordnerlrur euaua6;y
N3!ï31808dnf llll/'l lNStlrll9lV
Ns9NrSSOldO 3»fl]3COUU N3 NsCNrCtsHOsg n'g
'prnr>1;eOeu pua))ruy ue lranpno0 6rpe;qprardsran
';renpnoO 0rpelqree4 lootu lopuo lou.t uolt1cepptf! uE^ soquolq 1eq sr>1Íu raeT'uaOuerds uo uoïoquorq 'uoloq ap ueOreqraq 'loolloqqnC ue lrenpno6 0rpelqlee6
sleoz'uolueldsoq-pno olatlstlol)ele) 'ioo^ ua1>1e;ruaddo elor0 urltrlasleepd
lurol uaJeASJpBlopV oC 'Joon a[llootnsog s;e uelue;dsoq-pno uauo) '0urnoDuo ap up^
elqctzdo uol norlrur l[ulaspeon ua qcsrueuÍp uaa lou 'ueped ue ua0annsoq sOuel>1og
'uopurnaq uexe;du.rocre»lp apno ap uopuoJ r.1ctz atp ualollssoq e1Írr ep do ue surapoq
opuapnoquool uo eOrpuezu[r; ep do leroon ol uapurA'0uunz:ane;1sog uo ptnllle6'sarqplaA a6rng 'uooruoupsog slpoz 'soq pno loon uÍrz qcsrdrt atp uayoosptni)
NfrNv'rdso8-ono t'8
'uoos ozop roo^ uooq lqcrld-6roz erlxe uoo puel suo lppoz '0urpreldsle^plooq u[rz terq Uoos oqcsttueltv
sle llooq lslnH ao 'uoplo^opror.l UPA ueuoïJoo^ Jeooor^ loLl do uoprnp
lo sorlPiooo^oproq roo^ )orlsrjollereï lsrnIu[rz toqtpel) ue reqdo6 'ror.lltnlls'serleleoenoploq urloo reetu Joo^ soq pno ur loo^ uotxoï ueuoossoqsoq oc'6ue1eq uen prlxo tlcsrlauo6 uepor orp tuo u[rz ue suaJ6prnz 'dse: -proou unq
oMnlo^ op do uolrojoq roqreery uo soqsoq opou 'utooplodsEe 'uoosruooq op
-ruror..lcsoq le^ op [1q eo;ue op 'puel suo ut soqla^ouof ue^ ot]elndod els]ootoop l0roqloq omnloA oC 'sruololaq up^ ueddeqcs;ezo0ïrnlls6tomp uo -loo^/\nJls
ep u[rz uossoq a^lpqog 'o^/\nlo1 op uE^ ïuellptnz uo )upl]lsoo op upp uoputl alsnorlrul e>1[rleOrep u[rz eleu aJopul.u u1 'ue1ue;dsoq-pno uopoos uo uessel oo
o6rlnoq eyfr;e>luordsroo uep >1[rr u[rz uoltlcepptt ue^ soquorq loq uo (uedo1
-uo^oq 1eu)1eeg osuoplorH op ue^ lpp lor.l ouleu lof! 'uo1uellomnlo1 ap up^
ueperqe0uorq uo uoloq op sOuel uorz ol sl uouoos upe otletJe^ elelorO ue3'uroop;edseC uo douoppe;1 '0;rrvr oproooe
'uroopeOepl 'elloluoruol esou 'pdiecorcpr.u x snoee1et3 'soqjnnZ 'soqJo^ouofep u[rz 'uollor]o6uee ul.tz ue,te;duuaxe ouolqco]ne uBAlEBl uouoos erepuoz[rq
oropuv'uopuo^e6 sorlecol y ul.z ta 'ed{lsoquelnog-uoïtoJa}utM laq u! uapaL,l
-weezp'ez ap lol Uoor.loq lodde opllM oC rool1oqsoq e1Ír;rnnleu Joaru leq roopuoprorqlrn qcrz orp 'seqrels[r1 opllM uo lslnH sleoz'JooA uolrnlls uo uor.uoq
lMntlA tc do Nl»tnH1s Nl NfNoS fs!tllHNl
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAAÍSEN
VrRsrurppeRrruc
Ofschoon er nog steeds een grote oppervlakte aan oud bos bestaat, is er op veel
plaatsen sprake van versnippering door bosbouw gericht op houtteelt, door recreatieve
voorzieningen (waaronder vakantiehuisjes en vakantiecentra), dorpsuitbreidingen en
wegen. De bosbouwpercelen, gericht op houtteelt, bestaan uit Grove den,
Douglasspar, Europese larix, Japanse larix, niet-autochtone Beuk en eiken.
Voorbeelden zijn te over aanwezig binnen alle grote oud-boscomplexen zoals bij
Vierhouten, Elspeet, Speuld en Loenen. Vooralvoor het Speulder- en Sprielderbosch
en de Loenermark, deels A-locatie, zou een ontsnipperingsplan opgesteld moeten
worden. Deze versnippering gaat ten koste van het samenhangende beeld van de
oude bosrelicten en de verspreidingsmogelijkheden van de karakteristieke planten en
dieren. Overigens vindt ook ontsnippering al plaats door het aÍsluiten van wegen en
paden.
Aan te bevelen is om in gebieden met grote en waardevolle complexen van oud bos,
de tussengelegen percelen met bosbouw gericht op houtteelt om te vormen naar bos
met autochtone bomen en struiken. Dat kan door kap van de betreÍÍende percelen,
aanplant van autochtone bomen, oÍ door spontane verjonging. Onder Grove den is
vaak van spontane verjonging van beuk en eik sprake. ln een omgeving met veel
autochtone Beuk en eik ontwikkelen zich hier de nieuwe generaties en is de autonome
ontwikkeling vaak positieÍ. Exoten als Douglas en Japanse lariks kunnen hierbij ook
een grote en storende rol spelen, zowel door het voorkomen van de soorten in com-
plete opstanden als in de verjonging in Grove den- en eikpercelen.
Ook vanwege de genenvervuiling is in de sterlocaties een omvorming van percelen
met aanplant van niet-autochtone eiken en Beuken aan te bevelen. Dergelijke ingre-
pen zijn in deze tijd zeker niet populair bij bosbeheerders, zeker als het om grootscha-
lige kap gaat. Men moet zich echter de grote waarde van autochtone Beuk en Zomer-
en Wintereik realiseren en deze afzetten tegen de gevolgen van het handhaven van
de nietautochtone Beuken- en eikenbossen: een op termijn verdwijnen van de oor-
spronkelijk genenbronnen.
Wrr-ooRur EN BEGRAZTNG
De aanwezigheid van jachtwild en ingezette grote grazers hebben grote invloed op de
verjonging van boom- en struiksoorten. Soorten als Beuk, Zomer- en Wintereik, Wilde
kardinaalsmuts en Wilde appel zijn gevoelig voor vraat. Beuk is vooral in de kiem- en
juveniele fase aantrekkelijk voor het wild. ls hij eenmaal gevestigd, dan blijkt hij
meestal goed in staat een zekere graasdruk te verdragen. Beuk verjongt zich dan ook
vooral buiten het opgaande (open) Beukenbos, meestal in aangrenzende hakhout- of
spaartelgenpercelen met een ondergroeivan Blauwe bosbes. Verjonging van eik is
vaak problematischer. Hoewel er met name in Grove dennenbestanden vaak aanzien-
lijke verjonging van zowel Zomereik als Wintereik is geconstateerd.
Waar het gaat om zeldzame en kwetsbare soorten, zoals de Wilde appel, is het aan te
bevelen een soortgericht beheer te gaan voeren en zo nodig (tijdelijke) afscherming 93
v6'uolo^oq al upp looallEEru ozop st toololopuo op ut ptnjllec
uo (eoEdorna srlpluorjf)lolsuo^az owezprez op loor.u repuo laur JauplEïsoq olorun
laLl o6oMup^ Ïoo 'uapftj]saq a] 6tpollo^ Joil.l srallooo^ osuep)tJoruv op uolo^oq o] uep
st toH 'lnJp lopuo JooM uotuoqloddB opllM op uoruoï seMuep oMnotu uo tppzun looplpEr.u 'pOuuoO uesral;e0ol osuep1tJorlly;e uereÍuedoleOle ap ur u[rz reeua6ra op JooC
'1edde opltM uP^ arlelndod e6tzemuee op Joo^ pue0rarpeq sre11e6on osuEEÏtJotuV
ap st Llcsog oqcsouollo leq u1 'ueouruuroluoepreLl utloo^ lejoo^ lulor looxa ozoc'eeu Ora sre>1;e6on osueeruouJv uen paol^ur op llpn uerzeO ol nla1 eleqe6 op JoAo
sH3ylfeo^ =sNVVytH3!ïV NV^ 3trNsUHnCNOC
'ualonaq ol uee Jooz souoz e[un ruro;1-eueb uen uollolsut tor.l st
'ltzoq uolnag uo uaïta ouolqcolne uEe alrel^laddo elol0 6ou emn;en ap lpptuo lstnl'uolr.lcnj^oq uouaolq e1Ír;annnoln puElslp a1ol0 uen uEï laorultnls 'uarroq ouolqcolnE
qcrz do op ue^ sloïra ap uen our;;alsuoures oqcsrleua0 ep ua JaueJp) auolqcolne
taLl uapurullen 10 1uflmpta^ uorta uo uarna8 ouo]r.lcolne]otu up^ 1ue;duee op Jooc
,1AO1J3Nl0
'uÍture1 eteOue; do uessoqlnolllpquo)lta op roon uolo)xtl luo oI otstn
uoa ualo^oq ol uEe laq stlstuoraol ap JooA 'ualoïïtn^luo uautoqpeez uee6 \cElepoz'uaproM plopupqoq lnoqïeLl s;e ueburlreezuolnog op uouunï soqualto pno ut)nog
uen 0ur0uoÍren [rg 'ladde aplrM sle slouur.u]qctl o]qco suapnoLloq 'uaïrnl]s uo uauroq
ouoltlcolne }aul uassoq op loon uotuJon 6ur0rarpeq a6rlsure uee6 6ou l/\nppllcs upn
otlPuool ;ez ordo1roo1 (oooz ''E'a saaH ue1) plelseoloo^ spooj ufrz 1rera1ur11 uE^ otl-cnpotluuaLlJooA uouupld 'uoplo^ ualaou lazeodols uolta up^ de>1 noz soq oplaaqoq
de>1te1ue;d roop ttp ul 'qcsog releeds;3 loq ut sleoz ualto ue^ ueddey loLlJoop pJop
-lo^aq eitxo 'spoals oou >1[rles1ee;d ua 'uopouo^ ]all ut st InoE op ue^ or]uoltncuoc oc'ueuoueOle lJols le ueslee;d lelupe uea do stlte.lalutM
uen laapupe ]oH 'IralalutM ue )taJouloz sle slepuunult.lctl op UEA uee6 elso>l
uol Inog op uen otluoJlncuoc ue 6ur>ltemmnppqcs ap lez ufrule1 ete6uel dg 'ue1ueld
etaOoq uo uossotulslol uo uossor.rJ alorlsrlollerpl lEluEE uae 1u[rnnpren ^
npeqcs uotu
-oue6eol ap JooC 'ueelsluo Mnpeqcs reeur >1[rles1ee;d sr ualneg uen reorOltn uo tepzltn
roop ïoo 'lr.lclp.lo^ rapra^ spaols loopJppp t.lctz lloor.l ellce[orduool]i oo 'uopnoqe0do
lopJoo lE slloz JooLloqlnoLlleq laLl sr ueslee;d epleedeq d6 '1eze00nro] lootll latu Mnoo
o0Z op uE^ uapptul ]orl Uapos soq laa^ stlaoLloqlnoqïpLl lotl uen ue;;en6e^ toq laU\l
)n3E 30 NV^ :ilIN3HHnCNOC N3 /!\nOVHSS NIWONSCIOI
'1[rJasleeld ueu[rarrplen ue 0urze:Oeq roo^ p;eonaO uírz Dee;prnll op ul (;eOaz
-suouoles auo^ og 'plnl>11e6) uotolEctputsoq-pno e0rue 1og 'uorutorlcsaq al uouoos-Irnrls erapuoz[lq op ulo 1Ír;e>lezpoou leern ue0e1 (uelqcepplyl [rq sleoz) uollEA lnoquo uopueisoq ollo^apleeM ue^ 0urLuteqcs;e st uoplEp^ loltnlossfl ap lau uoputqro^
al on nlofl ap ueA uelep era6oL.l op ulo ueuue;d Ílg 'uesleeldsOurOuoÍlen uo uotxoq uE^
lMnrl^ lo do NSrtnu.Ls Nl Ntl/,!o€ lsL\]llHNt
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDË BOSPLAATSEN
CorucuRReNTrE vAN GRovr oelt
Vrijwel overal is vast te stellen dat in lichte dennenbossen autochtone eiken uitstekend
verjongen en tot wasdom komen.
ln het geval van vegetaties met verspreide hakhoutstoven kunnen dennen massaal uit-
zaaien tussen de hakhoutstoven. Het gevolg is dat daardoor het unieke cultuurhistori-
sche beeld van het hakhoutbos volledig verdwijnt. Dergelijke ontwikkelingen zijn onder
meer te zien in het Elspeeter Veld en bij Maanschoten (Kootwijk).
Aan te bevelen is om in die gevallen de spontane dennen en zaadbomen te verwijde-
ren.
8.5 BeneensvooRSTELLEN
Eikenhakhout en eikenspaartelgenbossen :
Voor de eikenhakhoutbossen zijn er een aantal mogelijkheden. OÍschoon onderstaan-
de doelen niet helemaal te scheiden zijn worden ze hier opgesomd met de efÍecten
voor de autochtone genenbronnen:
NTETsooENeEHEER (ruaruuneos)
Hierbij is de wilddruk, schaduwwerking en aanwezigheid van Beuk bepalend voor de
toekomst van de eiken. Verwacht kan worden dat de eikenbossen en individuele eiken
nog eeuwen het Veluwse bosbeeld zullen bepalen. Op langere termijn zal het aandeel
aan Beuk sterk toe gaan nemen en die van de eiken afnemen. Deze keuze is bijvoor-
beeld gemaakt voor delen van het Speulder- en Sprielder Bosch (A-locatie), hoewel
Iokaal Beuk wordt geringd ten gunste van Wintereik. Deze keuze is gunstig voor
autochtone Hulst en Beuk en dood hout waarmee allerlei karakteristieke planten en
dieren samenhangen. Nadeel is het verdwijnen van lichtminnende soorten inclusief
Zomer- en Wintereik.
Ecor-ocrscn BEHEER EN NATUURoNTwtKKELtNG (runruunaos)
Bij ecologische beheer kan een meer gevarieerd bosecosysteem worden nagestreeÍd.
Afwisseling van hakhout en opgaand bos is daarbij een mogelijkheid. Natuurtechnisch
bosbeheer met bijvoorbeeld de mozaïekmethode (Koop, 19Bg) kan een optie zijn als
het gaat om grote complexen hakhout of spaartelgen. Nadeel daarvan is een aanzien-
lijk verlies aan autochtoon genenmateriaal. Aan te bevelen is om bij deze keuze zo le
kappen dat van zo veel mogelijke stoven telgen worden gespaard. Hierdoor blijÍt de
genetische variatie behouden (Bakker, 2002).
Omdat hakhoutbos vanouds een ecologisch eenzijdig en verarmd bostype is, kan her-
introductie van meerdere boom- en struiksoorten worden nagestreeÍd. Bij gebruik van
autochtoon plantmateriaal wordt tevens een genetisch doel bevorderd. Bij ecologisch
beheer kan plaatselijke inbreng van grote grazers gewenst zijn. Deze beheersvorm
kan bij extensieve begrazing zowelgunstig zijn voor Beuk, Zomereik, Wintereik als
voor allerlei struiksoorten waaronder lichtminners als Wilde appel. De huidige grote
95
96 'uo6lauepds ua uodaor6Luooq oproor0oOlrn op loop uotz puoïalslrn uopopon
-lnoLlleLl ]or.l uolel uanolslnollleq epreor0a6lrn epng 'erlelroldxetnoqleq lepu uop.lo^
leou uedar0e00nrat 1[r;a>lezpoou ]oru ]Ep 1p1e0 lnoqleq ]aL{ loo1 'oplo op upe Mnoq
-soq uen uotu;on oqcsrlolsn1 upn pnoqaq loonluano uo pror.lleequollor.l ep sr [rqrer;1
H33Hr8 HCSTHOTSTHHnnl.rnC
'uolo^aq al UEE
sr sorlecopots op uouurq opurUolurM ua ïroielutM '1neq6eeg 'e'o uel uolsruollaq au
-olLlcolnp loru uen 1ue;duee oluaco.r uen 6urruronurg 'opurUalurM uo snxef slp uapoos
uaruolsaDltn uen uauoq auolr.,lcotne uBn ue6enn:e^o al arlcnporluuaLi srlsepuree6'uroop;edseg uo ruorqlolelg'r"uerqdrnl) 'soqrnnT'deueppell 'eftaouroy epog
'Bdreco:ceuu x snOeeler3 'uloopraur e6r;[r1seenn1 'uauoosuazol oplrM 'uroopaDeTq
'slnurslpeurpJel oplr6 'leed ep;r1y1 '1edde oplt6 'soqio^auoÍ. op Joo^ lsueme6 uÍrz
o^ nlo1 op roo^ ueuue;dsDurur.raLlcsoqsuoos 'lsual eO erlcnpotluuoLl uo >1Ír;e>lezpoou
ueslee;dtaor0 ap uen 0uturaqcsaq sr uouoos epOrarpeq uo auezploz )ooA 'roor.laq
]t1ctte0etlelndod ue -suoos r.uo Írqrerq 1ee61eg 'Oue;eq ue^ sr uopoosrlooq alapup
uen elqcrzdo ual lqceJ)orluo.rJncuoc ue ('p'e edíluepoq '0urpnoqsrnqrole^ '^ nppqcs
'lLlcrl Joon tne>1ioon) uaddeqcsueOre eqcsr0o;oca 'uauooslrnlls uo -r!ooq apuallrr.lcsJa^
op ue^ uepeql[rleOous6utpterdsro^ op ur ]r.lcrzul '0ur6uofuan Joo^ uopaqlÍrle6ouu do ue
(serlelndod elor0lslerl ue^ pnol{oq elrel ur) or}Euen eqcsrleue6 op ua uouoos op uE^
pnoqoq do uÍrz e1 pLuelse0lp luorp laaLloq laH 'ualtnlls ue uoutoq ouolqcolne op Joop
uoprom prurona6 orp uouuolqueue6 op up^ pnoqoq uo laLl 1ee0 reeqaq qcsrleueg [rg
NfNNOHSN:tN33 NVA OnOHfs dO il{CtE3C Hfst{39
'u[rz Orzennuee uaqqols ep do sredol]rn loo^
lp repm uedde>1 ol rpep roop uapoolnuleq Orlsun0 ueqqols op upn uedo;1rn lonsoccns
do suel ep eÍ un1 ue puelsdo op uauurq orleuen raeu e[ 6[r.11 looprerH 'uoqqots op
uen uedo;1rn 1eq do 1qcua6 'uaddel 0r;eqcsure;>1 leecledue>1re uoo uouurq )oo lunl aí.
'uoloqoq ol lnoll)ell sle ozop roop ueOueniopuo al sr ualro uossn] Inog uE^
orluorlncuoc oC 'uo.roylord ueruerq uouunl s;ouururlqcrl loo ropuolpp/\^ uoyooslrn./ls
rouallP Ioo 'pralazre^ uoïnog uo ualro ouolL.lsolnE op uE^ uEelsoquoo^ laq sr roor.,l
-aqlnoqïEq uen 6urpezpoo^ laf! '.rEEqua)llor.l puen[r1q plaaqsoq ]lp ul sl lnn]lnc]noq)pq
oqcsuolsr..l a6 'edÀ1soq lonopJeem uoa lol plo»ltmluo geeq teeÍ69 uedoleOle op otupu
lotu tlcrz loq sleoz plaoqsoq pueeOdo uen ueufrnnpra^ ]oq sr loaqaq]nolllpq uE^ burpez
-Uoo^ uel loopeN 'uololslnol{leq eOr11u0 op UEA uaralr;ord uollnz uolorp apleruenne0uo
ropalle uo uossotu epleedeq IoO 'sl plolazlo^ uossoquoïto ap up^ lsLuoloo] ap roop
-reenn 'leze0Uoon loaqoq pupetsoq 6ue;uannnae uoo oltol ut lploM rooqoqlnoLller.{ }oy!
H3sHsSrnOH)vH
'uolo^aq ol ueE roil.l sr uol
-;oos e0r;eonaOleern uen 0urureqcsag 'uouuolqueueO uen pnoL,1aq leq do pruelseOle
leru lnrps6urzerOeq op lloJloq lem u[rz (uezrnqlue;1 [;q sleoz) uepequeesOurzerDeq
lMntl^ to do NrvrnE LS Nf N3v\lo8 f sv\if tHNl
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAAÍSEN
Plaatselijk kan ook voor daadwerkelijk hakhoutbeheer gekozen worden. Van belang is
vooral de cultuurhistorisch landschappelijke context zoals boswallen (al dan niet
beplant met hakhout), historische bosperceelsvormen, reliëf, en de relatie met de his-
torische dorpsstructuur (huispercelen en akkers). Door cultuurhistorische beheer wordt
het autochtoon genenmateriaal van eiken en Beuken veiliggesteld. Ook struiksoorten
en lichtminners kunnen ervan profiteren.
BossouwruNDtc BEHEER
Hakhoutbeheer kan hierbij een optie zijn, dat goed aansluit op cultuurhistorisch
beheer. Omdat hakhout thans economisch thans niet rendabel is, is deze mogelijkheid
niet reëel. Een andere mogelijkheid is geïntegreerd bosbeheer, waarbij behoud van
autochtoon genenmateriaal gewaarborgd kan zijn. Hierbij kan men selectieÍ dunnen
binnen de stooÍgroepen of stoven in hun geheel aÍzetten. De keuze hangt in hoge
mate af van de situatie ter plekke. Omdat eikenstammen van 70 jaar en ouder meestal
niet meer uitlopen is de leeÍtijd van de actuele stammen van belang. Ook de grootte
van het terrein en de aÍstand tussen de stoven onderling speelt een rol. Bij een groot
terrein wordt de genetische variatie waarschijnlijk niet verkleind als men kiest voor het
dunnen van hakhoutstoven in hun geheel. lndien de aÍstand tussen de stoven onder-
ling klein is, zou men ook kunnen kiezen voor het in hun geheel afzetten van stoven.
B euxerurualENBossEN
Beukenmalenbossen kunnen beheerd worden door nietsdoenbeheer of door plenter-
kap. Van beide vormen zijn voorbeelden op de Veluwe. Nietsdoenbeheer wordt bijv.
toegepast in het Speulder- en Sprielderbos. Het Elspeeterbosch is een voorbeeld van
een plenterbos. Overal komen in de Beukenmalenbossen verspreid Zomer- en
Wintereiken voor. Van belang is dat deze eiken behouden blijven en plaatselijk aange-
vuld worden met autochtoon genenmateriaal. Voor het Elspeeterbosch is een herintro-
ductieplan opgesteld voor Wintereiken (Van Hees e.a., 1999). Zonder ingrepen zullen
de Beukenbossen in de toekomst uit puur Beukenbos gaan bestaan, met plaatselijk
schaarse Hulst en andere struiksoorten. Verjonging van de Beuk zal blijvend optreden
op plaatsen waar stormgaten vallen. Vanwege de eenzijdige bevoordeling van de
Beuk in de Beukenmalenbossen is de betekenis ervan vooral ook cultuurhistorisch.
JeNEvTRgeSSENSTRUWEEL
De Jeneverbes is de enige bij de Flora- en Faunawet (voorheen
Natuurbescherminsgwet) beschermde boomsoort. Nadrukkelijke bescherming van de
Jeneverbes is op de Veluwe noodzakelijk omdat de soort op talvan plaatsen verdwijnt.
De Jeneverbes staat vooral onder druk op plaatsen waar bosaanplant heeÍt plaatsge-
vonden. Daarnaast blijkt dat de soort zich vrijwel nergens meer verjongt. Op grond van
de wet zijn maatregelen geboden.
Een belangrijke maatregel is het vrijstellen van Jeneverbessen, omdat het een licht-
minnende soort is. Op plaatsen waar Jeneverbessen verspreid in aanplantbos voorko- 97
86-narlil,! op ue^ sruuo) sr roor..loquaprnJ) lr.lcua0 roo^ '(eooz 'L0oz 'ErusltrE) sr uopuel.l
-roo^ Iarueu^prJopoq a6rua ua sr 0rlr.lco^ IEeA loq rPeM uapedsoq souPl JooA leroo^
uotuo) o[loorASoE slPoz uouoosuo]uEldsoq oLlcsrd^t oloiluf 'Inog uo ]noqpleEu 'P'o
UEA luelduee roop ueue^ plo^ sr orlelo0onuoprnJï olorlsuo»lerpl loo1 'srozer0 arelorO
upn leern roon 6r;eone0 u[rz 0uunzronellsog ue ;eOezsuouolES ouomoO 'ptnrIleO sle
uoyoos e6rr.uLuog 'uepoosprnJl uee re1Írr u[rz suepoq e0r]qcon ue ete>1[tg '^ npeqcs
6rurem laur uosteeld do roon uaprnr)lsoq olorlsuo»lere) op uourol ueeueO;e lallJo^O
u33l{3EN3OlnH)
'6uruunp trq 1deye6 uopro/v\ uo]
-roos orapuozllq ap ]oru lppoz '>1Íu6ue;eq sr sroproaqoq op Ílq ua].rooslrnr]s uo -urooq
auolqcolne op uel sruuoy 'uollpmlnoLl uen Ourpnoqpuelsur op roo^ 0rlepeu ueau.r
-e0;e 1eq ur sr 0urzer0og 'ualo^aq al uep sr rooLloqlnoq>1eq 1[rlastreeld 1o reeqeqsOuru
-unp larsuolxo uof 'ue6leueeds lo ]noLl)ipr.l leLu lueldaq ez uÍtz lplsaoyyuauoossoq-pno ua uesseane0 eOrlnoq auoltlcolne upn uorquouaO sle narlr.u 1onopreBan uee ue6
-rproonnueOeuo^ eZ 'deqcspueluollp^ Mnls asmnlo1 loq uen ptotpppquolroq ap uelol0
-)oAoZ 'aprepn aqcsuolsrqrnnllnc e1[u6uelaq uao uoqqoq uolle^ ]noLl uo uolue]]noH
N3'nVMrnOH Nr N3rNVvrnOH
'uala^oq ol uee sarl
-Ecol olon rool sr 'uoïrn.rls uo uouoq ouolqcolnp uen 0urprerqln uo pnoqoq do lqclre6
'soq puoprole6eq>1eeq loLl uen elïelnreddo op uE^ 0ur1or0re1 'reeqaqs0utzetOaq toon
Jeeqslo^n>l 'e11e;rueddo e6uue6 unq e0emuen suoouono 'u[rz uessoquoJq uo -loog'(derd ur ''e'e
see;1 ue1) lïrenne0yn lolsJoo^ uaa sr ualqceppll/\l ue^ soquaïaquolq loq loo1 'ualo^oq
ol uee sr rooL.loqlnoqïpq lo Ouruunp upl.loaLloq uo= 'uouoosltnlls leluee uoo uo eloll
-uoprnrl olorlsuaqe.re)l op roon Ja)uop e1 adí1soq llp tprom (sa euomeg uo slo o1'tewz
uen) reeqeqlnoqleq uen uan[r;q eOearuelqce r006 'uossoq o]ulcll spnoue^ uÍtz uessoq
-uorq uo -ïaoq apuaprale0eqlaeq oC 'soqotlcnpord ur uee6rano ueOueOreno oI[llop
-re;e6 rapuoz lplsootu uo lous oz )eew 'uo1oq ep s0ue1 ualoJls olleLUS lploa^ uoullon
aZ 'olIEl^Joddo eOuueD ap eDennuen reeqslo^Dl lerool u[rz uessoquorq uo -lepïaoq oC
N3SSOSNOUs N3 -'rVO)339
'erldo auezrnnp uaa uepatqe0puezltnls
uo -oproLl ur IEJoo^ p1[r; seqleneuaÍ. UEA pnollog '1purnstreeld Mnoqsoq leuu ueeOuaues
uuepm oletu op sr uoluourrodxa e1[rle0rep uen ue0els ]oq roo^ pueledeg '(detd
ut ''e'o uenepÍrp1) ueneo el uesuB>isourla)ïr/\Aluo uo uollols e1 [un uasseqro^ouar
apuaurolroon prerdsran uo 11reme6]rn lalsroo^ uee sr leedsunN [lq qcsoqsulolltM ]oL.l
tool 'uÍrz le6erteeur opuolln^uee uao upl lpeualetulue;d leeuor6er uE^ uassaqranouaí'
uen 1ue;duey 'soq.ronouaÍ'op Joo^ narlru alorlsuallerpl lot{ sl llq '}lo}iltm}uo puez
-lrnls uo opraLl room 1[r;es1eeld qcrz Írqteenn 'ue;aneq o] upp de1 eleutnl uoo st 'uotx
lMnt3^ fc do Nfvlnu-LS N3 Nlv{o8 lsti\flHNl
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
voorwaarden van de soorten van belang. Het creëren van een geschikt bosmilieu,
opheffen van barrières en scheppen van verspreidingsmogelijkheden zijn belangrijke
voorwaarden.
Dooo nour
Dood hout is van betekenis voor allerlei karakteristieke planten en dieren in het bos.
Het gaat daarbij vooral om de grotere dode stammen, zowel liggend als staand.
Behoud van dood hout betekent ook het behoud van organisch materiaal en mineralen
in het bos. Opvallend is het goeddeels ontbreken van dood hout in het noordelijk deel
van de Veluwe. Het Speulder- en Sprielderbos, het bosreservaat Dassenberg (sterlo-
catie Hoog Soeren) en andere bossen binnen het Kroondomein vormen een uitzonde-
ring. Omgevallen bomen na een storm worden vrijwel overal weer weggehaald. Hier
en daar lijkt er een lichte verandering te komen, zoals in het Elspeeterbosch. Het zui-
delijke deelvan de Veluwe geeÍt op veel plaatsen een aanzienlijk aandeel aan dood
hout te zien. Vanuit behoud van autochtone bomen en struiken is dood hout van min-
der belang. Op langere termijn geeft dood hout een beter bosmilieu dat beter geschikt
is voor inheemse boom en struiksoorten.
PRocRnnannaBEHEER
Programmabeheer biedt voor natuurbos goede mogelijkheden als het behoud van
autochtone genenbronnen uitgangspunt is en gebruikgemaakt wordt van autochtoon
plantmateriaal bij nieuwe aanplant. Het is wel noodzakelijk dat goed wordt gedefi-
nieerd wat onder inheems wordt verstaan. Op de lijst van inheemse soorten prijken
soorten die hier beslist niet thuishoren. Bovendien ontbreken er nogal wat soorten op
deze lijst.
oo
oo t 'dard
ur 'suorle;ndod qsriua;3 ut ('tqelt ('Uen) eeertad 'O pue 'l .rnqor sncreng) serceds >1eo
snoueOrpur o^ l uoa^ laq uorlerluolollrp crleue6 lecol alpitsuouap slollpf! dllv'ZOOZ'zrnu-uPploH 'l 8 suolool 'd 'aloPlslsoE UPA'3 'asool ao 'n 'aloluPl 'A ''f 'ueoc'V'S'n 'pUoM plo aL{} ur eeeurn6eelerC '}cosor.{}oN pue sn0ee1er3 '1ceg sn6eeler3
lo uorsrlog :ge'lo1 sqderbouoyl Àue1og crleurelsÍg'2661 ''l'y 'uosuolsuqC' r.uEpralsLuV'AN Ny' 6urnÍu qcseqlaorls eqcsrler 0oe0-qcsrsí;
uof 'Ioaq asunuo^nal ap UPA rollEA oo 'e86f 'rolsoy 'v'f uo PluPl 'l ''^'l'l 'lalsEc'ue0urue6epl '961.
podder-ere11y 'ue1ue;dsoq roon srspqslelyn ue unrOnlar 'narpLusOurDrlsen'elnorpod
-suprl slp ua0ean- ue uepedsog 'ue1ue;dsoq roo^ uepedsog '1002 ''le lo 'f'H 'eus;[rg'uound
'peoopuel puo^ol uoo ue^ er;eroorq :lsror.luo^oLlcs Mnoo a^lpr..uapuv '866 L ''r 'slng'lr.lcoJln
'srane61rl SIH 'Z+L lp sruoporrlcseOsoq ospuepapoN 'srlsolol puolsrH '986t ''f 'slng'lorlsrlels ap JooA nEoJnE leprtuoC 'ue;reeg-0rnqroo1't66t 'ralsr60.rsrseg L1csruptog
'ueOurue6epl'11'1
'uo[nd al ]sror.luo^oqcg paoOpuel]aq uE^ 0uuepelerpnts'ZL6t ''f 'M'f 'uetu1uug
'uJaqurv'JaaqaqsoqslPEls
'puelroplac ur roaqoqsoqslPels 'suolrnq ua ualsooq 'uor.uog '1002 'ap 'rI 'oo8'puplo^erC-s, '1l\N 'r.uoozo^ nlo1 lrpd leeuorleN 'ueldreeqeg '9661. ''E'l 'su;og
ueOeru[ry 119'plnadg-uarapreC-leeds;3-1epp1a^plcuo eqcsrrerOe rnnlpu ue deqcspuelïoozrapuo '9661. 'ueddnC 'H ua'op'C 'raog
're1s[rry1 'gr l ou 'ra]sÍrM uor]Els
'lolg 'poyyuassoq oJopup leu 6urï[rla6ro1 'arssaccns uo norlru unq 'ueddeqcs
-1eze0 ap 'Llcsoqropleudg ue -replnadg uen erlelaOenueylrde oC ' L96 L ''f'f 'ueulrpg'ue6urueOepl nU 'srsoql IProlco6
'suorle;ndo6 'lqall ('ney\) Beerled 'O pue 'l rnqor sncrong snouaOlpur uo satpnls
crlauog 'slsorol ïeo lo lueueOeueu Jol slool rplncolotu sp.re^ of 't002 ''g'f 'Joï)eE'uedLuey 'or.rolsrr.l
uo auolsrLlaJd uessnl:amnlo1-prooN op do lepuenn ua lopueH '6961 'uen'V'C'opepg' r.uor.l urv' puPuoplac
up^ uolpls epreelndepaC'slndturslrayle^ I uoo '6LOZ o^ nlo1'ggg7'snuíuouy'ol nlo1 eOog e6 I.rPd oleuorleN
leH burlqcrts ene0lrn ')red oleuorleN suo'o^ nla1 e0o;1 a6 '0661 ''M's0ur;y'uoqsunr!
req 6utqcr3 '6e1re1-1191 'lplrsro^rporg Jop srupuglsJo1 runz Oe:1reg urf :uouv
-sncrono reqcsredornololpu.r uorlpue1 eqcsr6ololo pun eqcsrOoloqdroyl '8661. ''C 'sev'u[lu ap uee ueqdly'oo1
]aH up^ lptrqlctrlreeq e[un ue eOoog op UEA uapru]rl rop UppC '6861. ''l 'rxooprev
J n nleJel!16
lMnl3A lC dO N3)lnU.LS Nf Nlti\OE lSv"lflHNl
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
Cuppen, H.P.J.J., 1991 . Landschapsecologie van de Oost-Veluwe. Het biotische
milieu. Samenwerkingsorgaan Oost-Veluwe, Apeldoorn.
Cuppen, H., G. Blankena en R. ten Elsen, 1999. Eindrapport van het landschapsecolo-
gisch onderzoek in de Gemeente Apeldoorn. Gemeente Apeldoorn.
Dam, B.C. van, en S.M.G. de Vries, 1988. ln de voetsporen van de eik, postglaciale
herkolonisatie-routes. ln: De Levende Natuur (99) 1.
Dam. H. van en F. Sollman, 1975. lnventarisatie van vaatplanten en mossen in spren-
gen en brongebieden van de oostelijke en zuidelijke Veluwezoom. RIN, Leersum.
Dijkhuizen, S., H. Schimmel en R. Westra, 1976. Ontdek de Veluwe. Hilversum.
Elgersma, A.M., 1994. Groeiplaatsonderzoek Leuvenumse bos. Hinkeloord reports.
L.H. Wageningen.
Ellenberg, H., 1996. Vegetation Mitteleuropas mit den Alpen. Stuttgart.
Graham, G.G. en A.L. Primavesi, 1993. Roses of Great Britain and lreland BSBI
Handbook no. 7, Botanical Society of the British lsles, London.
Fanta J. en A. van Hees, 1989. StuiÍzanden geven inzicht in bossuccessie. ln:
Boomblad 3. Wageningen.
Fijnvandraat, A., 1979. Een poging tot kwantiÍicering van de bostypen op de Veluwe.
De Dorschkamp, rapport nr. 182. Wageningen.
Goor, C.P. van, 1988. Plan voor de ontwikkeling van het Vierhouterbos. Wageningen.
Graus, T., 1998. De Veluwe, Waardevolcultuurlandschap oÍ Nationaal Park? ln:
Nieuwe Wildernis, (33)3. Dieren.
GraafÍ, G. de, 1999. Het Kootwijkerzand. SBB, Abcoude.
Grimberg, G. en N. Maes, '1996. Conferentie: De toekomst van inheemse bomen en
struiken; werken aan biodiversiteit. Wageningen, IKC-Natuurbeheer.
Grimberg, G., 1994. lnheemse bomen en struiken: GeeÍ ze een toekomst. Brochure
I KC-Natuurbeheer, Wageningen.
Haak, B. en P. HoÍman, 1995. De Hoge Veluwe in de 19e eeuw. Velp.
Hacke-Oudemans, J.J. e.a., '1969. Bijdragen tot de geschiedenis van de Veluwe en
andere onderwerpen. Nijkerk.
Harmsma, H. en H. Land, 1982. Verslag van een historisch onderzoek naar de eiken-
hakhoutexploitatie en de hervorming daarvan binnen de Koninklijke Houtvesterijen Het
Loo. Apeldoorn.
Havinga, A.J., 1962. Een palynologisch onderzoekvan in dekzand ontwikkelde
bodemprofielen. Wageningen.
Hees, A. van, B. Maes, C. Rövekamp, C. Koopmans & E. Wieman, 2000. Beheerplan
A-locatie Elspeterbosch. Alterra-rapport 050. Wageningen.
Hees, A. van, B. Maes, C. Rövekamp en R.J. Bijlsma, 2002. Beheerplan A-locatie
Middachten. Alterrarapport. Wageningen.
Hegener, M.,2002. Ons wilde oosten; De toekomst van de Veluwe. Antwerpen.
Heidinga, H.A. Verdwenen dorpen in het Kootwijkerzand. Schaffelaarreeks. Barneveld.
Henker, H. und G. Schulze, '1993. Die Wildrosen des norddeutschen Tieflandes,
Gleditschia 21 1,3-22. 10'l
z0l'uoqurv
'JnnlpN opuo^al aC :ul 'soqroplnods lor.,l uE^ 6urraue>lertBle6en uef '196L ''N'H 'sllal'ruor.lurv 'puPuaploc
arcur^ord 'aMnlaA 6uruue1re71 eqcsr6o;oca '/66 t 'Ngl/sarnpy qcsrooloco dBgl'ualor6'Z (gl)sruloplrM o^ norN :ul 'oA nla1 e0og a6 do ufrtseoM'OOOZ ''H'sroutpre'l
'ue6urueOep1 ';1'1
'B L6 t-969 t ',soqroplnods teU, deqcsleeyl op uE^ 6ur;e>11rnn1uo oC '986 L ''l ')[lpEM)
uoqcunn 'ïca8 'H'c
0e1ra1 'yennuaOeg )op nz srq lrazrn Jop uo1'saple6 sop olqcrl{csog '866 L ''H 'ralsn)'DrnqLueg 'sedorn3 ounpg 016 '6161. ''C 'uuetussnly
'uepralsuv
'orpnls eqcsr;er0oe0-qcsrs,i1 uao 'aA nlo1 op up^ uopuezlrnls oC 'BL6 L ''V'f 'Jolsoy
'ue6unts 'lrazl.lnrl rop lros olr.lcr.lcsaC oJr..lr
pun uazuell6 aOrlneg lueqalqcg 'euune;;dqcslr) 'aurnelld '9661 ''n 'ouqorC-roq.rgy
'ueOurueOep1 'ErJollv 'rooqoq laq roo^
sruololoq :uole^rasorsoq op urlooz.rapug '0002 'sooH up^'yy3'V uo lV'f'f ''g dooy'ue6urueOery1' t' @il'raaqoqrnnleN pplqle1
:ul 'roaqoqlnoqleq lol1 roo^ 6urrepreean ap/v\noruJaH ' ;gg7 'redrny 'l ua 'd 'uosuef'uroqurv'ggg 'leedsunp [uelqcemsog ap ue^ sruoporqcsa5'9661 ''V'l 'uasupf
'ue0urueOep1 'g 1.6
Uodder NEI ',o^ nla^ e6og ep,lred eleuorleu lor.l uen perqe0soq loq ur uouoostuooq
alupururop ap UEA 6urbuofuensoq e1[r;rnnleu ap ue^ or]esup]uo^ul 'e66f ''l 'supf'OLl-Lg t:(e-Z) g; ; luerue6eupn pup ÍOo;oca lsolol 'serceds lueld lserol lo uorlps
-ruoloc eqlOurlcege srolcpl ftrlenb tpllqeH '6661. 'urddoC 'd B'y1íLuteg ''g 'íeuuo11
'Vg-tL:/B uorle^rosuog ;ecr0olo!g'uortelsorolor pup uotl
-pnrosuoc ro1 secuenbosuoc pue 'Lunr0;eB ur ssour.1cgr serceds lueld uo setlcled lsetol
1o eOe pue Àlrs.renrp lellqpL1 'pore lo slcailf '666 t ''d urddo3 6 Íureg 'y\ ''O 'Íeuuo11
'r9 L-6e r :(z) oe I
Íue1og lo leurnof uer0lag 'sr.usrueqcour ;ect6oloca a;qrssod pue lstl satceds e :unt0;eg
urolsoM ur serceds 1ueld lsarol-]uorcuv '866 L 'írureH 'y\l B oloo.l0ac 'g ''6 'Íeuuo;1'ue6urueOep1 'l'rOl uodde.r 'urnrluoC 0uue1g 'soq;eplnads laq ue^ et1e1eOan ue
r.uopoq ur ue6urrepupra1 '1661 'ïurlor.r1 'C'Í" uo srolaal 'U\'l'l'l ''yyl'M'd 'lauuroH
ue6utue6epl'H'1'ZL-98'ru
Uoddeu 'o^ nlo1 ep do (Luntracreng-o0e3) soquelneg-ualrorolurM laLl ue^ 6ur0uo[ren
ue 0urpnoqpuelsur rol ue;e0erleeusroor.1og '986 L 'uosueí. 'UyM'l uo 'uEA 'f 'U 'olalH
'ue0urue6ep1'Ol0-Ngl/llgN-Cyl 'rB9'ru Uodderdueïqcsrog 'uolrnrls uo uouroq
ozuo uE^ laerluelod qcsrleueD lorl up^ 0ur1e11rn4uo ua pnoqog '266 t ''1lyH '1eorq,(eg
'urel.rg lEorc'sJaqsrlqnd cl.uopPcv'8 lo^'186L leurnon lprnllncuoqJv:ul 'arnleu ur pue ft1sero; ur souolC 'tg6f ''yyH '1eorqÀeg
'ZZ-6:(;) ;.6 uorlenresuo3 ;ect6olo!g 'uorlp^rasuoc lsarol rol suotlectldtut
aLll pue 'edorn3 1o serceds lueld lserol roqlo pup luorcup uoomloq uosuedruoc lecr6o;
-oca uV'6661''Í'uossomel pue'C LUppIog-lotlserC ''l IUeqrl ''g Íeuuog ''6 Ílulep
rMntlA f c do Nrrrnu.Ls N3 N3lro8 rsvIllHNI
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAAïSEN
Leijs, H.N., 1964. Een onderzoek naar de botanische waarde van enkele grove-den-
nenbossen op stuifzand bij Kootwijk. ln: De Levende Natuur (67), 5. Arnhem.
Londo, G., 1991. Natuurbeheer in Nederland. Deel 4, Natuurtechnisch Bosbeheer.
Pudoc, Wageningen.
Maas, F.M., '1959. Bronnen, bronbeken en bronbossen van Nederland, in het bijzonder
die van de Veluwezoom. Wageningen.
Maes, N., 1989. De linde in Nederland. SKB, Utrecht.
Maes, N., 1990. De lindesoorten van Nederland, Gorteria 16(3).
Maes, N., 1993a. Genetische kwaliteit inheemse bomen en struiken. Deelproject:
Randvoorwaarden en knelpunten bij behoud en toepassing van inheems genenmateri-
aal, IBN-rapport nr 020, IKC-NBLF/IBN-DLO, Wageningen.
Maes, N., 1993b. Meidoorn, karakteristieke Nederlandse struik. Tuin en Landschap
15(1 1).
Maes, N., 1994. Genetische kwaliteit inheemse bomen en struiken. Deelproject:
inheems genenmateriaal in de Achterhoek rond Winterswijk. Wageningen, IBN-DLO.
Maes, N., 1994. Wilde rozen leveren een bijdrage aan de structuurrijkdom in de
natuur. ln: Tuin en Landschap 2'1, Leiden.
Maes, N., 2002. Bomen en struiken in Nederland. lnheems autochtoon, exoot en
archeoÍiet. Gorteria 2B-1, 1 -20.
Maes, N., T. van Vuure en G. Prins, 1991.lnheemse bomen en struiken in Nederland.
Stichting Kritisch Bosbeheer, Utrecht.
Maes, N. en C. Rövekamp, 1996. lnventarisatie van autochtone bomen en struiken in
West- en Midden-Brabant. Dienst LBL. Tilburg.
Martens van Sevenhoven, A.H., 1924.De Geldersche Bosschen. ln: Gelre, Bijdragen
en Mededelingen. XXVII pag. B9-108. Arnhem.
Meijden, R. van der, 1990. Heukels' Flora van Nederland. Groningen.
Meikle. R. D., 1984. Willows and poplars of Great Britain and lreland. BSBI Handbook
no. 4, Botanical Society oÍ the British lsles, London.
Mehrtens, U.M. en H.M.J. Tromp, 1984. De aanleg van Biljoen en Beekhuizen in de
tijd van J.F.W. baron van Spaen van Biljoen. Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
Zeist.
Nooren, M.J., 1986. lnventarisatie van houtwallen van de Hoge Veluwe. RIN rapport
86/6, Leersum.
Nooren, M.J., 1986. Over het verleden van de Hoge Veluwe. RlN, Leersum.
Nooren, M.J., 1987. Het verleden van de houtwallen in het nationale park de Hoge
Veluwe. RIN-rapport B7l7, Leersum.
Oene H. van, F. Berendse, W. Arp en R. Alkemade, 2000. Veranderingen op de
Veluwe. Simulatie van veranderingen in ecosysteemprocessen en botanische diversi-
teit op regionale schaal. ln: Landschap (17)1. Wageningen.
Otten, D., 1987. Landschap en plaatsnamen van de Noordoost-Veluwe. Kampen.
Otten, D. e.a., 1999. Tussen lJsselvliedt en Essenburg; landgoederen op de Noord-
Veluwe. Wezep. 103
v0l 'uo6ursspdool uo uopoqlour 'uo0elspuor0 - orOolorcosuolueld op lol 6urprolul 'L loa6'puepopoN uen er1e1e0e^ aO '966l. 'llorllsoM 'A B roplouols 'J'H'V ''Í''H'Í' ogutrueLlcs
' ueourueoe y1' loo r.{oqrnn\€ N-3y\' \ee uo\euruo uo 0 s rxoo r\ul
UEA olorluocslroylel ) ue -ar1er1srOeg :peÍord;eaq 'ualtnrls uo uauroq osuoor.lur
ue^ lralrlemï or..lcsrlouoC '/66f 'reelaloy 'f 'Lll_'H uo sopn 'yyC'N ''V'1.'C 'duuelenog'tBt
lsuor6 uo ANI urf\ 'lr.1corln-puouraou '6rnqLur1-uepplf! uo -plooN ur ;eeualeuueueO
suaoqurl[r;eluordsroo ue^ or]esue]uonul '9661 'soe[/\'yyC'N uo'V'Í"'C 'due>1aaog
' ue0u r ue6e11'roor.loqr nnleN
-Cyl 'aqluoJC ur lepuoleuueueO suraoqur arlesrleluoAU; :1ce[ordlee6 'uolrnJls
uo uor.l.roq osuroorlur lrolrlerul oqcsrlouoC'966 1'soen'yyC'N uo'V'f 'C'due>1enog
'Uoolslorlv'ozaqlloM 6r1qce:epgrqcs roop ualapue^
ldeqcspuel p0rrvrnaelel 'LO0Z 'IaozropuoLUopog 0rpunlpraqpng lal.l loon lsuerps>1Írg'UoolsJaurv'oloturf uen Ourne0uuo op ur lqcolslo4 uaa
'snrolcoll uen pupl toH '266 L 'ÏaozJopuotuopog 0rpunypraqpng ]oq roon lsuerpsl[rg'ue6urue0ep1 'H'l 'soqoleru sl nla1 uoo ue^ lrnrqe6
ua rooqoq uomnoo l[l1 'soq osopf ]oq up^ stuopotqcso6 eO 'ggOL 'op'H'f '][lU'ueOurueOepl Hl 'soq osapl loq
ur er1e1e6en uo urapoq do uepoqleu^ noqsoq opno up^ paol^ut aC 'eg6 1. 'op 'H'f 'ïí!U'r'ru uoorg :ul 'uaroolq reean Oeuu ulooprour oO '166t ''H'f 'eualaru
'dlen '996;. eu
uo rgg^ leepuozou uo uopaqu uelueeuaO op uE^ reor6uelue;d aC '166 L 'y 'Iururog'uraqurv'Lot ou 6urlepapeu
-NOAIU 'uoUoos olsr.uepuroo^ op up^ er0o;oceo ue 6urprerdsroA :L.lcsoqJopleudg
ua -replnedg lall uE^ erlege6enue1Í1rde eg '096f 'slopu[leU 'f'nn uo ''q]'s:epu[reg'uopuol 'suos B luaq 'eunpl pue Eroll'edecspue;
s,urElrJB ;o Írolsrq crsselc eqg 'aprsÀrlunoc alll ;o rirolsrq alll '986 1. ''O 'ueLUcEU
'uopuol 'splourv'p:'pue10u3 ursosn pue uorleleOan'fuo1srq sll 'puelpoo^Aluorcuv'086L ''O'ureq)ceg
'uopuol 'suos B sluo6 's^ ore6peq B spoo^ 'sooJl s,urplrrg 1o {r-o1srq eleldLuoc aLlf 'edecspuel qsllug or.{} ur puelpoo/r^ pue soorl'9/61. ''o'ruPll)ceH
'lqcorln 'Bys'e661 'llLus 'y\'1'l'y\j uo saPr\j 'yVc'N ''H'v'c 'suud'.rolsuny! 'spuelr..lcslnaplsa/\^proN uogeL{cspuelopnH ot6 '1.661 'eddnH 'f B 'U '1od
'uoprol '(Z) g t 'ecrpuepoaN Ecruelog ElcV
:ul 'Ioorg r.rnuo^nol eq1 eprsOuole sllsodep leed eq1 1o I0olouí;ed '/96 L ''g 'lelod'unstoal
'y1g '0raquesse6 op lpelrosorsoq loq rool reeqeqs0urruJo^tuo '886 L ''d'U'f 'o[eld'tzl-Llt'ztl
'1st6o1opiq4 'MoN :ul 'soorl oLlt;o seOe poleurlsS '11 'e6uer gecrqder0oe6 s1r ;o slrr-ur;
uJalllou aql ]p elepJoc plllJ_ lo uorlnqulsrp eq1 6urllorluoc srolcpl '686 1. ''0'C 'llo6ld
uopuol
'llpH B ueLudeq3 'lueua6eueu pue uorlp^Josuoc puelpooM'LB6L ''O'uolrolod
lMnrf^ fo do Nf)rnu.Ls Nr Nlí!oÉ lsv\llHNt
AUTOCHTONE GENENBRONNEN EN OUDE BOSPLAATSEN
Opulus Press, Uppsala-Leiden, 296 pp
Schaminée J.H.J., A.H.F. Stortelder & E.J. Weeda, 1995. De vegetatie van Nederland.
Deel 3. Plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden. Opulus
Press, Uppsala-Leiden, 356 pp
Stortelder,A.H.F., J.H.J. Schaminée & P.W.F.M. Hommel, 1999. De vegetatie van
Nederland. Deel 5. Plantengemeenschappen van ruigten, struwelen en bossen.
Opulus Press, Uppsala-Leiden, 376 pp
Scheygrond, A., 1968. Het Deelerwoud. Amsterdam.
Schimmel, H., '1975. "Atlantische woestijnen", de Veluwse zandverstuivingen. ln:
Natuur en Landschap Q. 's-Graveland.
Scholten, F.W.J., 1998. Wildgraven, wildwallen en wildvreden op de Veluwezoom. ln:
Historisch Geografisch TijdschriÍt, (16) 1. Pag. 56-59.
Sevenster, J., 1995. Over boombos. Nederlands Bosbouwtijdschrift, 67-6.
Smit, H.M.C., 1996. EÍfecten van bosbrand op arme zandgronden in de omgeving van
Kootwijk. SC-DLO, rapport 473. Wageningen.
Tack, G., P. van den Bremt en M. Hermy, 1993. Bossen van Vlaanderen, een histori-
sche ecologie. Davidsfonds, Leuven.
Tack, G., R.T. Slotboom en J.M. van Mourik, 1993. De historische ecologie van het
Bos't Ename (Vlaanderen).
Teylingen, M. van, 1991. Wijziging van het bacterievuurbeleid. ln: Nederlands
Bosbouw TijdschriÍ1.
Timmermann, G. en T. MUller, 1994. Wildrosen und Weissdorne Mitteleuropas.
Stuttgart.
Veen, H. van de, en R. Lardinois, 1991. De Veluwe natuurlijk. Een herkansing en eer-
herstel voor onze natuur. Haarlem.
Tromp, H.M.J., 1980. Middachten te De Steeg. Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
Zeist.
Vera, F., 1997. Metaforen voor de wildernis. Eik, Hazelaar, rund en paard. Proefschrift,
LU Wageningen.
Vos, A., 2000. Het streven naar de compleetheid van bosecosystemen binnen A-loca-
ties. ln: NBT. Wageningen.
Vrijlandt, P. en J. Vrijlandt-Kuiper, 1971. Het Planken Wambuis;
Natuurwetenschappelijke inventarisatie. L.H. Wageningen.
Wartena, R., 1968, deel l, ll, lll en lV. Vier eeuwen bosbeheer in Gelderland. KNHM.,
1,2,4 en 5.
Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra en T. Westra, 1985, 1987, 1988, 1991 ,1993.
Nederlandse Oecologische Flora, dl 1 t/m 54. IVN/VARA/VEWlN, Hilversum/Haarlem.
WerfÍ, S. van der, 1991. Natuurbeheer in Nederland. Deel 5, Bosgemeenschappen.
Pudoc, Wageningen.
Werkgroep beken en sprengen , 1982. Beken op de Veluwe. Arnhem.
WesthoÍf, V, 1957. Een gedetailleerde vegetatiekartering van een deel van het bosge-
bied van Middachten. Wageningen. 105
90r
oè
nmÉNooNoooa.lo!Eo=9-cÉ
N
N
x@
'ua6uruaOEM 'soqlul op lppruosoisog up^ otJolsL1sog -IOOZ ,-C,uInprepín2
'runs;ool'1199'ua0urropuelon uo uoruolroon :omnlo1
eOog ep lred e;euorlpu lor.{ ut uol.loosalueld erepuozl.E.LB6l ,.1.C ,uasruollt7171
'uaptol 'deqcspue;soq laLl ut uo./otplaoH'/661 'SJOltny '1'V uo eulsltrrol.'y\'1'l '.Iutjopurnjg loolc .v.f.M c
, l.s
,nojor11
'ue6urue0e11
'ua11n1s6eel^notlil.u Joo^ lnnltlsul 'soqull ep perqeornnlpu lor.l ut uojapun.lpuelooopl
aslor.lcs leur leo:ds6urzer0eg 'soq loq ut uolapunu 'g86L ,uEA.f .l ,uolatM
uepuor6
ereOo;1 op 'e 1006 'ueparqeOrnnleu ozuo ur er1e1eOen uo prol1 .uelueld opll1171 .e/6 L
'plo^auuoz 's'Í.'oo^ lop ue^'f 'f 'uoMnool up^'c'c 'ro)ileg .v.d ,.A ,lloqlsaM
'puppapoN ur ueddeqcsueeue0uelueld '696 L 'ploH uog 'Í.'V uo .A ,iloqlsoM
fMntlA fc do NlytnHts Nf Nft\oE fsl/\ffHNt