literatuur_schoolexamen_1

15
LITERATUUR SCHOOLEXAMEN 1 Lezen: Leren: Inleiding §1 Literatuurgeschiedenis, literaire begrippen en literaire ontwikkeling §2 Het literatuurexamen Hoofdstuk 1: De Middeleeuwen §3 Historische achtergrond 500-1500 §4 Beeldende kunst en muziek §5 Literatuur en taal §10 Buitenlandse literatuur §6 De ridderroman §7 Van den vos Reynaerde §8 Het lied in de Middeleeuwen §9 Het middeleeuwse toneel Hoofdstuk 2: Leesdossier: grondbegrippen §11 Vorm en inhoud; de hoofdgenres §12 Epiek §13 (Episch-)didactische genres §14 Lyriek §15 Dramatiek Hoofdstuk 3: De zestiende en zeventiende eeuw §17 Historische achtergrond 1500- 1700 §18 De Renaissance §19 Wetenschap en geloof §20 Beeldende kunst en muziek §21 Literatuur en taal §22 Gerbrand Adriaensz. Bredero §23 Pieter Cornelisz. Hooft §24 Maniërisme en barok §25 Constantijn Huygens §26 Joost van den Vondel Hoofdstuk 4: Leesdossier: gedichten lezen 1 §29 Twee soorten gedichten §30 Strofebouw en rijm §31 Metrum §32 Stijlleer Hoofdstuk 5: De achttiende eeuw §35 De verlichting §36 Beeldende kunst en muziek §37 Literatuur §42 Buitenlandse literatuur §38 Justus van Effen §39 J.A. Schasz §40 Hiëronymus van Alphen §41 Betje Wolff en Aagje Deken Hoofdstuk 7: De negentiende eeuw §45 Historische achtergrond 1800- 1875

Transcript of literatuur_schoolexamen_1

Page 1: literatuur_schoolexamen_1

LITERATUUR SCHOOLEXAMEN 1

Lezen: Leren:Inleiding

§1 Literatuurgeschiedenis, literaire begrippen en literaire ontwikkeling§2 Het literatuurexamen

Hoofdstuk 1: De Middeleeuwen§3 Historische achtergrond 500-1500§4 Beeldende kunst en muziek§5 Literatuur en taal

§10 Buitenlandse literatuur

§6 De ridderroman§7 Van den vos Reynaerde§8 Het lied in de Middeleeuwen§9 Het middeleeuwse toneel

Hoofdstuk 2: Leesdossier: grondbegrippen§11 Vorm en inhoud; de hoofdgenres§12 Epiek§13 (Episch-)didactische genres§14 Lyriek§15 Dramatiek

Hoofdstuk 3: De zestiende en zeventiende eeuw§17 Historische achtergrond 1500-1700§18 De Renaissance§19 Wetenschap en geloof§20 Beeldende kunst en muziek§21 Literatuur en taal

§22 Gerbrand Adriaensz. Bredero§23 Pieter Cornelisz. Hooft§24 Maniërisme en barok§25 Constantijn Huygens§26 Joost van den Vondel

Hoofdstuk 4: Leesdossier: gedichten lezen 1§29 Twee soorten gedichten§30 Strofebouw en rijm§31 Metrum§32 Stijlleer

Hoofdstuk 5: De achttiende eeuw§35 De verlichting§36 Beeldende kunst en muziek§37 Literatuur

§42 Buitenlandse literatuur

§38 Justus van Effen§39 J.A. Schasz§40 Hiëronymus van Alphen§41 Betje Wolff en Aagje Deken

Hoofdstuk 7: De negentiende eeuw§45 Historische achtergrond 1800-1875§46 De Romantiek§47 Beeldende kunst en muziek§48 Literatuur§49 Het realisme

§54 De romantische literatuur in het buitenland

§50 Nicolaas Beets (‘Hildebrand’)§51 François Haverschmidt (‘Piet Paaltjens’)§52 Multatuli (Eduard Douwes Dekker)§53 Guido Gezelle

Page 2: literatuur_schoolexamen_1

Hoofdstuk 1: De Middeleeuwen

§ 6 De ridderroman

Ridderromans waren de populairste teksten in de middeleeuwse volkstalen.De verhalen waren berijmd.

Bekende voorbeelden uit de Nederlanden:Roelantslied (1200) (vertaling van La chanson de Roland (1100))Karel ende Elegast (1200)

Ridderromans worden ook Frankische romans of Karelromans genoemd, omdat ze zich allemaal afspelen in de kringen rond Karel de Grote. In deze romans zijn de ridderidealen vooral kracht en moed, en de onderwerpen hebben iets te maken met oorlogen en feodale (on)trouw.

Daarnaast waren er hoofse romans, waarin de ridder een meer verfijnd, ‘hoffelijk’ figuur is die zich niet uitsluitend met vechten bezighoudt. Belangrijke hoofse roman: De jeeste van Walewein en het schaakbord.

§ 7 Van den vos Reynaerde

Gebaseerd op een groep Franse verhalen die samen Le roman de Renart worden genoemd (geschreven in de 2e helft van de 12e eeuw)

[Zie boek voor samenvatting verhaal (blz. 16)]

Het verhaal is een satire, een tekst waarin bepaalde verschijnselen belachelijk worden gemaakt. De middeleeuwse adel wordt voorgesteld als een dierengemeenschap. Reinaert is veel slimmer dan hen, en maakt ze tot slachtoffers van hun eigen slechte eigenschappen als hebzucht, vraatzucht en lichtgelovigheid. Maar niet alleen de leden van adel worden in een kwaad daglicht gesteld, ook hofkapelaan, die is een domoor; de pastoor houdt zich niet aan het kerkelijke gebod ongetrouwd te blijven; de dorpelingen zijn wreed en laf. Ook is het verhaal een satire op de rechtsspraak; de rechter gelooft Reinaert zonder een spoor van bewijs en verandert zijn vonnis in ruil voor de schat.

Het verhaal is ook een parodie, een tekst waarin een bepaald soort teksten op spottende wijze wordt nagebootst. Het verhaal is namelijk opgezet als een ridderroman, het gaat over de hofdag, de manier van aanspreken is typisch hoofs. Er zitten ook veel citaten uit toen bekende ridderromans.

§ 8 Het lied in de middeleeuwen

Veel liederen werden generaties lang mondeling overgeleverd en later pas opgeschreven. Kort na de Middeleeuwen kwam bijvoorbeeld het Antwerps liedboek (1544) waar 221 liederen in staan.

Een ander bekend lied is Heer Halewijn. Dit is een ballade. De kenmerken hiervan zijn: - Verhaal wordt sprongsgewijs verteld (alles wat bijzaak is of logisch is wordt overgeslagen)- De beschrijving van de gebeurtenis wordt afgewisseld met dialogen- Er zitten veel herhalingen in- De sfeer is bijna altijd ernstig of somber- De onderwerpen zijn vaak ontleend aan oude sprookjes en sagen of aan ridderverhalen.

Een ander liedgenre is de elegie of klaagzang.In engere zin is een elegie een lyrisch gedicht naar aanleiding van de dood van een geliefd persoon;in ruimere zin is het een gedicht waarin gevoelens van smart en wanhoop worden uitgesproken.De bekendste Middelnederlandse elegie is het Egidiuslied.

Page 3: literatuur_schoolexamen_1

§ 9 Het middeleeuwse toneel

De Grieken en Romeinen hadden een bloeiende toneelcultuur, maar tegen het eind van de Romeinse overheersing van West-Europa was die vervallen tot platvloerse en vaak zedeloze voorstellingen. Vanuit de Kerk, die steeds machtiger werd, kwam weerstand hiertegen, waardoor de toneeltraditie in de Vroege Middeleeuwen ten slotte geheel verdween.

Belangrijkste stuk uit de Middelnederlandse literatuur: Die waarachtige ende zeer wonderlijke historie van Mariken van Nieumeghen (ca. 1500, eind van de Middeleeuwen).

[Zie boek voor samenvatting (blz. 22)]

Samenvatting paragraaf 3-9 op bladzijde 24

Hoofdstuk 2: Leesdossier: grondbegrippen

§ 11 Vorm en inhoud; de hoofdgenres

Een tekst heeft vorm en inhoud. De vorm is de manier waarop de inhoud wordt medegedeeld. De vorm is het ‘hoe’, de inhoud het ‘wat’.

Proza: teksten waarvan de regellengte afhankelijk is van de breedte van het papier.Poëzie (dichtkunst): regellengte onafhankelijk van het papier, maar bepaald door de schrijver.

Zakelijke teksten: behandeld iets dat echt bestaat of gebeurt is.Fictionele teksten: door de schrijver geheel of gedeeltelijk verzonnen.

Vier hoofdgenres:- Epiek: alle teksten waarin een verhaal verteld wordt, verhalende literatuur.- Lyriek: verzamelnaam voor teksten waarin rechtstreeks gevoelens worden uitgedrukt. (is iets

anders dan over gevoelens vertellen: ‘Ik vond dat heel mooi’ is epische, ‘Wat was dat prachtig!’ is lyrisch)

- Dramatiek: overkoepelende term voor alle toneelstukken. Alleen gesprekken en daden worden getoond.

- Didactiek: zakelijke teksten waarin een ‘boodschap’ ligt opgesloten.

§ 12 Epiek

Vier prozagenres (de ‘eenvoudige vormen’ genoemd):- sprookje- sage- mythe- legende

Sprookje: - tamelijk kort verhaal- gebouwd op tegenstelling goed/kwaad met soms andere zoals arm/rijk en groot/klein- begint vaak met ‘Er was eens…’ of ‘Op zekere dag…’- eindigt vaak met ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’

Sage:- meestal langer verhaal dan sprookje over belangrijke personen en indrukwekkende

gebeurtenissen- vaak kleine kern van waarheid- westerse sagen verdelen we naar het volk van herkomst in 3 groepen: de Grieks-

Romeinse, de Germaanse, en de Keltische

Page 4: literatuur_schoolexamen_1

Mythe:- verhaal over bovennatuurlijke gebeurtenissen en personen (vooral goden en godinnen)- de primitieve mens probeerde met de mythes zaken die hij niet begreep te verklaren

Legende:- zuiver christelijk genre: kort verhaal waarin men toont hoe God zich rechtstreeks met het

leven van de mens bemoeit.

Ballade:- nauw verwant aan de vier ‘eenvoudige vormen’- een lied, een gedicht dat gezongen kan worden- er wordt een eenvoudig verhaal verteld- talrijke herhalingen

Epos of heldendicht:- oud poëziegenre, maar geen ‘eenvoudige vorm’- een zeer lang dichtwerk waarin een heldhaftig persoon allerlei grootse avonturen beleeft. - geschreven in plechtige, verheven taal- onderwerp is altijd een sage

§ 13 (Episch-)didactische genres

Didactiek

Zakelijke teksten vallen uit in 3 groepen:- informatieve- overtuigende- activerende

Zakelijke teksten die zuiver informatief zijn rekenen we niet tot de literatuur.

In overtuigende teksten verstrekt men ook wel informatie, maar tegelijk geeft de auteur zijn persoonlijke visie op het onderwerp en probeert hij de lezer te overtuigen van de juistheid daarvan. Wordt tot de literatuur gerekend als het taalgebruik van literair niveau is en als ze gericht zijn op een breed publiek.

In activerende teksten probeert de schrijver de lezer over te halen het standpunt te delen en aanzetten tot actie. Advertenties en politieke propaganda zijn niet literair, strijd- en protestliederen zijn wel literair.

Leerdicht: lange middeleeuwse didactische teksten in dichtvorm.

Episch-didactische genres

Episch-didactische literatuur: hierin staan steeds twee dingen naast elkaar: het verhaal (epiek) en wat ermee wordt bedoeld, ofwel het idee erachter (didactiek). (het is een soort vijfde hoofdgenre)

Fabel: eenvoudigste episch-didactische genre. De bedoeling staat aan het slot vermeld. Fabel is te definiëren als: een kort verhaal in proza of poëzie over dieren waarin een levensles (de ‘moraal’) wordt gegeven.

Satire: een verhaal waarin – vaak op humoristische wijze – bestaande zaken (bepaalde gebeurtenissen, politieke opvattingen, sociale omstandigheden) worden bespot en aangevallen. Bij een satire staat de diepere bedoeling ervan nooit vermeld.

Parodie: bepaalt type satire. Een tekst waarin een andere tekst bespot wordt door in dezelfde stijl over een ander onderwerp te schrijven

Page 5: literatuur_schoolexamen_1

§ 14 Lyriek

Lyriek: teksten waarin rechtsreeks gevoelens worden uitgedrukt, niet altijd waarin de schrijver zijn gevoelens uitdrukt.

Het hoofdgenre lyriek valt uiteen in allerlei genres. Een daarvan is de elegie of klaagzang: een gedicht waarin gevoelens van verdriet en wanhoop worden verbeeld. Een ander lyrisch genre is de ode of het lofdicht: een gedicht waarin gevoelens van bewondering voor iets of iemand worden uitgedrukt, meestal op tamelijk plechtige toon.

§ 15 Dramatiek

Verschillende genres dramatiek:- tragedie of het treurspel: een ernstig toneelstuk- komedie of het blijspel: een vrolijk stuk

Verschillende genres drama, toneelstuk (varianten op genres dramatiek):- klucht: kort toneelstuk met weinig verfijnde humor- tragikomedie: een toneelstuk dat afwisselend ernstig en vrolijk is- melodrama: een romatisch-sentimenteel stuk vol verrassende wendingen en sensationele

theatereffecten

Enscenering of mise-en-scène: de omwerking van een toneeltekst tot een toneelopvoering; het bepalen van het decor, de belichting, de grime, de bewegingen van de spelers.

Samenvatting paragraaf 11-15 op bladzijde 39

Hoofdstuk 3: De zestiende en zeventiende eeuw

§ 22 Gerbrand Adriaensz. BrederoAmsterdam 1585 – Amsterdam 1618

In zijn literaire werk speelt Amsterdam een grote rol.

Zijn gedichten werden na zijn dood verzameld in de grote bundel Boertig, amoureus en aandachtig groot liedboek (1622).

Bredero schreef tientallen toneelstukken. Zijn meesterwerk is de grote komedie Spaansen Brabander Jerolimo (1617).

§ 23 Pieter Cornelisz. HooftAmterdam 1581 – Den Haag 1647

Vader heet Cornelis Pietersz. HooftWerd door vader op reis naar Frankrijk en Italië gestuurd, ter voorbereiding op een loopbaan in de handel. Maar P.C. Hooft had meer belangstelling voor kunst. Toch werd hij na een rechtenstudie in Leiden benoemd tot een bestuurlijke en rechterlijke functie.

Hij schreef in het begin vooral lyriek, met name liefdespoëzie.

Trouwt in 1610 met 18-jarige Christina van Erp, waar hij ook een liefdesgedicht voor heeft geschreven.In 1624 stierf zei, hij hertrouwde met de Antwerpse weduwe Leonora Hellemans.In de zomer woonden ze in het Muiderslot. Dit werd een centrum van kunstenaars en geleerden, die bij elkaar kwamen om te discussiëren, hun teksten voor te lezen en te musiceren. Tot deze ‘Muiderkring’ behoorden onder anderen de dichter Huygens en de componist Sweelinck, ook Joost

Page 6: literatuur_schoolexamen_1

van den Vondel kwam er wel eens. Midden in een oorlog tegen Spanje, midden in een strijd tussen katholieken en protestanten.In die tijd begint Hooft aan zijn levenswerk: een geschiedenis van de Nederlandse opstand tegen Spanje. Nederlandse historiën (1642) is het belangrijkste prozawerk uit de Nederlandse Renaissance en tevens het moeilijkste.In dit werk herstelde hij oude Nederlandse woorden in ere (archaïsmen) en bedacht zelf nieuwe woorden (neologismen).

Ook heeft hij toneelstukken geschreven, waarvan het blijspel Ware nar (1617) (een bewerking van het toneelstuk Aulularai van de Romeinse schrijver Plautus) het belangrijkste is.

§ 24 Maniërisme en barok

Terwijl men in de rest van Europa nog druk bezig was de Renaissance te verwerken, ontstonden in Italië al twee nieuwe stromingen: maniërisme en barok (het zijn uitsluitend kunsthistorische begrippen, terwijl de Renaissance duidt op de algehele geestelijke vernieuwing van de 14e tot de 17e eeuw).

Maniërisme

Ontstond rond het midden van de 16e eeuw.Duidde op die kunstenaars die ‘op de manier van’ Michelangelo (1475-1564) werkten.De natuurgetrouwe weergave van de anatomie werd losgelaten: de gestalten zijn vaak overdreven langgerekt met kleine hoofden, de lichamen worden in verdraaide vorm getoond en het perspectief is dikwijls niet meer van voren maar van een – vaak onverwachte – hoek.In de literatuur drukte men zich uit in een verfijnde, elegante kunsttaal vol ingewikkelde zinnen, tegenstellingen en woordspelingen; vandaar de voorliefde voor het epigram. Een belangrijk maniëristisch schrijver is Constantijn Huygens.

Barok

Tegen het eind van de 16e eeuw gaat in Italië het maniërisme over in de barok. Barok is de meer emotionele variant van de Renaissance.In de schilderkunst gebruikt men vollere en diepere kleuren, en heeft men een voorkeur voor emotionele taferelen en geheimzinnige, woeste landschappen.In de literatuur gebruikte men een taal vol herhalingen en overdrijvingen en had men een voorliefde voor ‘grote’ genres als het epos en de tragedie.

De barok is nauw verbonden met de r.-k. Kerk die kunstwerken ging gebruiken om het eigen geloof te versterken tegen het opdringende protestantisme: kerkgebouwen, beelden en schilderijen moesten getuigen van de glorie van de roomse godsdienst. De kunst werd soms weer theocentrisch, net als in de Middeleeuwen, ze kwam opnieuw voort uit het gevoel deel uit te maken van een groter geheel.

Door de band met de r.-k. kerk bloeide de barok vooral in r.-k. landen (Italië, Spanje, Portugal, Frankrijk, delen van Duitsland en de Zuidelijke Nederlanden) en in het anglicaanse Engeland.

Burgerlijk realisme: Noord-Nederlandse schilderkunst die heerste in de tijd van de barok. Dit was een kunst voor de rijke koopliedenstand.

De barokmuziek

Het maniërisme speelde in de muziek geen enkele rol, de barok daarentegen laat men doorlopen tot ver in de 18e eeuw.Rond 1600 ontstond in Italië de opera, een poging om het oude Griekse drama te laten herleven, waarin muziek en toneel ook één geheel vormden.Oratorium: een groots opgezet zangstuk voor orkest, koor en solisten, maar zonder toneelscenering.

Page 7: literatuur_schoolexamen_1

§ 25 Constantijn HuygensDen Haag 1596 – Den Haag 1687

Hij was een soort wonderkind, op 11-jarige leeftijd schreef hij Latijnse gedichten, enkele jaren later Franse; Nederlandse schreef hij vanaf 1617. Hij beheerste, zowel actief als passief, Grieks, Latijn, Frans, Duits, Engels, Spaans en Italiaans. Hij schilderde en graveerde, was goed thuis in de exacte wetenschappen, bespeelde diverse muziekinstrumenten en componeerde meer dan 800 stukken, waaronder vele Italiaanse en Latijnse liederen.

Een groot deel van zijn gedichten werd verzamelt in de bundel Korenbloemen (1658, in 1672 uitgebreide herdruk).

Hij is secretaris geweest van de stadhouders Frederik Hendrik, Willem II en Willem III.

Tot zijn bekendste werk behoren epigrammen (hij noemde ze zelf ‘sneldichten’), waarvan hij er enkele duizenden schreef.

Huygens was de enige Nederlander die het Renaissance-ideaal van de homo universalis heeft benaderd.

§ 26 Joost van den VondelKeulen 1587 – Amsterdam 1679

Hij beoefende talrijke genres, waaronder de hekeldichten, de klaagzangen en de tragedies.

De hekeldichten van Vondel hebben te maken met de politieke en religieuze twisten in het begin van de 17e eeuw. Op godsdienstig gebied was er de controverse tussen de strenge en de gematigde protestanten, Vondel stond aan de kant van de laatsten. Min of meer parallel hieraan liep de politieke strijd tussen prins Maurits, de stadhouder, en Johan van Oldenbarnevelt, de landsadvocaat van de provincie Holland. Maurits kwam als winnaar uit de strijd, Vondel schreef een reeks woedende gedichten tegen Maurits en diens medestanders, waarin de terechtstelling van Oldenbarnevelt wordt voorgesteld als een gerechtelijke moord.

De klaagzangen hebben voor een groot deel te maken met ziijn persoonlijke omstandigheden. In 1632 stierf zijn – in hetzelfde jaar geboren – zoontje Constantijn, in 1633 zijn achtjarige dochtertje Saartje, in 1635 zijn vrouw.

Na de elegieën verplaatste Vondel zijn aandacht naar het toneel. Tussen 1637 en 1667 verscheen er een twintigtal tragedies, waarvan Gijsbrecht van Aemstel (1637) de belangrijkste is. Het stuk is één grote verheerlijking van de stad Amsterdam, die gelijkgesteld wordt aan het Troje uit de Oudheid.

Samenvatting paragraaf 17-26 op bladzijde 65

Hoofdstuk 4: Leesdossier: gedichten lezen 1

§ 29 Twee soorten gedichten

Traditionele gedichten hebben een aantal vrij nauwkeurig omschreven vormkenmerken, zoals strofebouw en rijm.Modernistische poëzie daarentegen kent weinig formele regels, is veel ‘vrijer’ en laat de dichter in zekere zin meer mogelijkheden.

Bij het bespreken van een gedicht onderscheiden we 3 niveaus: het in eigen woorden weergeven van de inhoud ervan (de parafrase), het bestuderen van de bijzondere taalkenmerken ervan (versleer) en het bepalen van de betekenis als die uit de parafrase niet zonder meer duidelijk is (interpretatie).

Page 8: literatuur_schoolexamen_1

§ 30 Strofebouw en rijm

(vers)regel: alle woorden die op één regel staan.strofe: groepje versregels.

distichon: een strofe van 2 regelsterzet: 3 regelskwatrijn: 4 regels

volrijm: vanaf een bepaalde klank zijn niet alleen de beklemtoonde maar ook de onbeklemtoonde klanken gelijk (‘kinderen-hinderen’, ‘wakker-makker’, ‘huis-muis’)klinkerrijm of assonantie: alleen de beklemtoonde klinkers zijn aan elkaar gelijk (‘gaan-staat’, ‘kwelling-hekken’)beginrijm of alliteratie: beginmedeklinkers van twee beklemtoonde lettergrepen aan elkaar gelijk (‘kant en klaar’, ‘met man en macht’, ‘wikken en wegen’, ‘met melk meer mans’)

rijmschema: de volgorde van de rijmklanken aan het slot van de versregels. De meest voorkomende combinaties zijn gekruist rijm (abab), omarmend rijm (abba), en gepaard rijm (aabbcc enz.)

enjambement: de regels worden afgebroken op een plaats waar in de zin juist géén pauze valt.

§ 31 Metrum

metrum of versmaat: een regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Boven de ‘zwakke’ (minder beklemtoonde) lettergrepen zet je een boogje ( ) en boven de ‘sterke’ lettergrepen een streepje(–).antimetrie: het verbreken van de regelmaat, het metrum.versvoet: een bepaalde combinatie van zwak en sterk (bijvoorbeeld zwak-sterk, of zwak-zwak-sterk). Versvoeten worden gescheiden door een schuine streep.scanderen: het verdelen van de regels in versvoeten door middel van boogjes, streepjes en schuine strepen.

elisie: het inkorten van een lettergreep door een klinker (en soms enkele medeklinkers) weg te laten ter wille ven het metrum (‘t, kindren, onweerstaanbre)epenthesis: ter wille van het metrum voegt men een lettergreep toe (volluk).

– jambe– trochee

– anapest– dactylus

– amfibrachys

§ 32 Stijlleer

stijlleer of stilistiek: een inventarisatie en beschrijving van ‘stijlmiddelen’. Deze worden traditioneel in twee groepen verdeeld: de beeldspraaktypen (vormen van niet-letterlijk taalgebruik) en de stijlfiguren (alle andere stijlmiddelen).

stijlfiguren: worden gebruikt om een bepaald effect te bereiken: ironie, nadruk, variatie enz. Er zijn er meer de vijftig. De bekendste:

antithese: tegenstellingeufemisme: verzachtende uitdrukking (bijv. ‘heengaan’ i.p.v. ‘sterven’)hyperbool: overdrijvingparadox: een schijnbare tegenstelling (‘door de bomen het bos niet meer zien’)retorische vraag: mededeling in de vorm van een vraag, antwoord is al duidelijk (‘Ben je nou helemaal gek geworden?’)woordspeling: een woord of uitdrukking in twee betekenissen gebruiken

Page 9: literatuur_schoolexamen_1

beeldspraak: woorden en uitdrukkingen die niet letterlijk maar figuurlijk bedoeld zijn (‘Hij kletst uit zijn nek’, ‘Hij vloog uit de bocht’, ‘Zij straalde van vreugde’). We onderscheiden twee typen:

vergelijking: het beeld en dat wat met het beeld aangeduid wordt, staan naast elkaar, meestal verbonden door de woorden ‘als’, ‘is’ of ‘van’ (‘Hij had honger als een wolf’, ‘Sandra is het zonnetje in huis’, ‘Een boom van een kerel’)metafoor: datgene wat bedoeld wordt, is vervangen door een beeld (‘Die ezel doet alles verkeerd’, ‘Hij barstte van woede’). Twee bijzondere vormen van de metafoor:

personificatie: door middel van een beeld wordt een levenloos iets voorgesteld als een levend wezen (‘De stoel kreunde onder zijn gewicht’, ‘de benen van een passer’, ‘een slapende vulkaan’).synesthesie: de gewaarwordingen van twee zintuigen worden met elkaar gecombineerd (‘schreeuwende kleuren’, ‘een diepe stem’)

clichés: totaal versleten beeldspraken.

Hoofdstuk 5: De achttiende eeuw

§ 38 Justus van EffenUtrecht 1684 – Den Bosch 1735

Hij werd benoemt tot belangrijk lid van het belangrijke wetenschappelijk genootschap The Royal Society, omdat hij de Engelse cultuur in Frankrijk bekend probeerde te maken. Hij vertaalde werk van Swift en Defoe in het Frans en het Nederlands, evenals stukken uit tijdschriften van Addison en Steele.

In navolging van Addison en Steele richtte hij in 1731 De Hollandse Spectator op, die tot 1735 verscheen en vrijwel helemaal door hem werd volgeschreven. In zijn blad behandelde Van Effen alle mogelijke onderwerpen: literatuur, taalkunde, sociale problemen, godsdienst. De Hollandse Spectator is grotendeels gevuld met essays, maar soms sprak Van Effen zijn mening niet rechtstreeks uit, maar door middel van een kort verhaal. Zo ontstonden de eerste korte verhalen uit de Nederlandse literatuur (bijv. “Thijsbuurs os”).

§ 39 J.A. Schasz

Een van de aardigste imaginaire reisverhalen uit de Nederlandse literatuur is Reize door het apenland (1788) van J.A. Schasz, M(edicinae) D(octor).J.A. Schasz M.D. was waarschijnlijk een pseudoniem van de schrijver en politicus Gerrit Paape (1752-1803).[Zie boek voor samanvatting Reize door het apenland (blz 96)]

§ 40 Hiëronymus van AlphenGouda 1746 – Den Haag 1803

In de Verlichting ontstonden nieuwe ideeën over opvoeding. Zeer invloedrijk waren de opvattingen van Jean-Jacques Rousseau (1712-1778). uitgaande van de gedachte dat de mens in weze goed is, maar bedorven wordt door de maatschappij, stelde hij dat kinderen zo lang mogelijk in hun kinderwereld moeten blijven. Ze moeten niet tot van alles gedwongen worden maar juist zoveel mogelijk vrijgelaten worden, want dan zullen ze zich vanzelf tot goede mensen ontwikkelen.Het literaire gevolg van deze kindvriendelijke theorieën was het ontstaan van jeugdlectuur in het midden van de 18e eeuw. Er kwamen boeken die speciaal voor de jeugd geschreven waren.

Proeve van kleine kinderen van Van Alphen is het belangrijkste jeugdboek uit die tijd. Het undeltje met 24 gedichten had zoveel succes dat hij in hetzelfde jaar een tweede deel met 22 gedichten publiceerde, nu niet meer anoniem. In 1782 volgde een derde deel met 20 nummers.

De populariteit van Van Alphen is te danken aan het feit dat hij in voor kinderen begrijpelijke taal allerlei wijze lessen geeft, wat geheel paste in de geest van de Verlichting.

Page 10: literatuur_schoolexamen_1

§ 41 Betje Wolff en Aagje DekenVlissingen 1738 – Den Haag 1804Amstelveen 1741 – Den Haag 1804

Wolff en Deken publiceerden in 1782 de eerste Nederlandse roman: Historie van mejuffrouw Sara Burghart.Het is – zoals heel veel romans uit die tijd – een roman in brieven: in 155 brieven, geschreven door allerlei personages, komt de lezer de hele geschiedenis aan de weet. Het grote nadeel van deze techniek is dat bepaalde gebeurtenissen verschillende keren verteld moeten worden om alle correspondenten op de hoogte te brengen. Voordelen zijn dat de zaak van allerlei kanten wordt belicht en dat het een ideale vorm is om karakters zichzelf te laten uitbeelden door middel van het soort brieven dat ze schrijven.Hun laatste grote roman, Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut (6 delen; 1793-1796), werd een commerciële mislukking.

Samenvatting paragraaf 34-41 op bladzijde 102

Hoofdstuk 7: De negentiende eeuw

§ 50 Nicolaas Beets (‘Hildebrand’)Haarlem 1814 – Utrecht 1903

Onder het pseudoniem ‘Hildebrand’ schreef Nicolaas Beets de verhalenbundel Camera Obscura (1839), die een van de populairste werken uit onze literatuur zou worden.

De titel slaat op de 19e-eeuwse voorloper van het fototoestel. ‘De camera obscura bestond uit een lichtdichte doos met in de voorkant een klein gaatje en een matglas aan de achterkant. Op het matglas werd dan een omgekeerd en spiegelverkeerd beeld gevormd. Vóór de tijd van de fotografie werd de camera obscura door schilders en tekenaars gebruikt bij modelstudies en dergelijke. Daartoe werd het matglasbeeld overgetrokken of nagetekend.’

In de Camera obscura gaf Beets een satirisch beeld van de Hollandse burgerij uit de eerste helft van de 19e eeuw; hij maakte als het ware kleine portretjes van de leden van deze stand.

In veel verhalen speelt de ik-figuur Hildebrand, door wiens ogen we alles te zien krijgen. Algemeen wordt dit beschouwd als het zwakke punt van de verhalen. Hildebrand is een zeer zelfingenomen student, die zich – zonder enige zelfspot – afschildert als iemand die alles beter weet, kan en doet.

§ 51 François Haverschmidt (‘Piet Paaltjens’)Leeuwarden 1835 – Schiedam 1894

Tijdens zijn theologiestudie in Leiden publiceerde Haverschmidt in de Leidse Studentenalmanak van 1856 een reeks gedichten onder de titel “Bloemlezing uit de dichterlijke nalatenschap van Piet Paaltjens”, voorafgegaan door een “Voorbericht” van ‘F.H.’. Haverschidt deed het voorkomen alsof hij uit de gedichten van zijn vriend Piet Paaltjens een kleine keuze had gemaakt en deze nu aan het Leidse studentenpubliek aanbood.

In 1867 gaf hij onder de naam Piet Paaltjens het bundeltje Snikken en grimlachjes uit, dat opende met een “Levensschets” van Paaltjens door ‘F.H.’ en waarin zelfs een portret van Paaltjens is opgenomen.

Het verzinnen van de dichter Piet Paaltjens was niet zomaar een grap van Haverschmidt. In de figuur van Paaltjens hekelde hij de dweperij, de overdreven gevoeligheid, het koketteren met eigen verdriet van de ‘zwarte Romantiek’. Deze hekeling heeft een hele persoonlijke kant: in de figuur Paaltjens viel Haverschmidt niet zozeer de dichters van zijn tijd aan, als wel een bepaalde kant van zijn

Page 11: literatuur_schoolexamen_1

persoonlijkheid. Haverschmidt was een romanticus van het zuiverste water, die voortdurend met zichzelf over hoop lag.

§ 52 Multatuli (Eduard Douwes Dekker)Amsterdam 1820 – Nieder-Ingelheim (Dld.) 1887

[Zie boek voor samenvatting leven Douwes Dekker (blz. 135)]

In 1859 schreef hij het boek Max Havelaar, of de koffieveilingen der Nederlandse Handelmaatschappij. Daarin deed hij de hele zaak (de gebeurtenissen in Indië) uit de doeken, met als doel eerherstel voor zichzelf en verbetering voor het lot van de inlanders. In 1860 werd het boek gepubliceerd onder het pseudoniem ‘Multatuli’. Even dreigde er een politieke rel, maar de zaak bloedde dood. Het literaire succes was echter groot, - maar dat was nu niet Douwes Dekkers éérste bedoeling geweest.

Telkens kwam hij terug op de gebeurtenissen in Indië in de zeven bundels Ideeën die hij tussen 1862 en 1877 uitgaf. Hierin verzamelde hij alles wat hij schreef: gedichten, verhalen, essays, toneelstukken en talloze aforismen. Verspreid over deze delen is de roman De geschiedenis van Woutertje Pieterse te vinden, die in 1890 afzonderlijk uitgegeven werd.

[Zie boek voor samenvatting Max Havelaar, of de koffieveilingen der Nederlandse Handelsmaatschappij (blz. 136)]

§ 53 Guido GezelleBrugge 1830 – Brugge 1899

Het dichterschap van Guido valt uiteen in twee perioden van grote creativiteit. De eerste valt tussen 1855 en 1865, wanneer hij na zijn priesterwijding werkzaam is als leraar moderne talen. Uit de periode dateert de bundel Kleengedichtjes (1860), waarin hij onder andere zijn verzet tegen het Frans uitspreekt. In deze tijd was hij werkzaam als leraar moderne talen. Volgens hem moest Vlaanderen op eigen kracht een literatuur en cultuur tot ontwikkeling brengen die gelijkwaardig waren aan zowel die van Frankrijk als die van Nederland.In 1865 komt er een einde aan zijn leraarschap. Zijn flamingantisme (hij behandelde de Vlaamse literatuur aan een school waar Vlaams spreken verboden was!) en zijn ‘nieuwerwetse’ ideeën (hij besprak bijvoorbeeld Engelse, Duitse, Noorse, Italiaanse, en Spaanse schrijvers in zijn lessen, wat voor die tijd heel vreemd was; normaliter beperkte men zich tot Grieks, Latijn en Frans) brachten hem in conflict met zijn superieuren. Men ontnam hem in 1865 zijn leraarschap en benoemde hem tot kapelaan. Hierover was hij zeer verbitterd en schreef 20 jaar lang nog maar weinig poëzie en legde zich toe op de journalistiek en taalkundig werk.Vanaf 1880 verschenen er weer nieuwe bundels.

Samenvatting paragraaf 45-53 op bladzijde 142