LESVOORBEREIDINGSFORMULIER BASISSTAGE · - Hoe kan je een mama/papa maken met een kindje? - Wanneer...
Transcript of LESVOORBEREIDINGSFORMULIER BASISSTAGE · - Hoe kan je een mama/papa maken met een kindje? - Wanneer...
1
LESVOORBEREIDINGSFORMULIER | BASISSTAGE
Naam student (klas): Lotte Brijs
Stageschool: Freinetschool De Vlindertuin
Stageklas: eerste graad Aantal lln.: 16
Mentor:
Datum nazicht:
Nagekeken door:
aanpassen - herwerken
goedgekeurd
handtekening
VAK/ACTIVITEIT: Muzische vorming – Drama LESONDERWERP:
DATUM: TIJDSTIP: 13.20 uur – 14.35 uur
BEGINSITUATIE:
Beginsituatie van de kinderen in verband met het lesonderwerp: De lln hebben op het vlak van schimmenspel zo goed als geen ervaring. Enkelen van de klas hebben al wel eens een atelier erover gevolgd, waarbij ze zelf eerst figuren moesten uitknippen en daarmee een verhaal speelden.
Andere lesspecifieke beginsituatiekenmerken: De lln worden in de school gemotiveerd om hun creativiteit te ontwikkelen. De lln zijn het gewoon om iets voor de klas of voor de school te doen (presentatie, toneel, liedje zingen, …).
LEERPLANDOELEN EN LESDOELEN: (genummerde lijst van leerplandoelen (voluit) + concrete lesdoelen in chronologische volgorde met verwijzing naar de corresponderende
leerplandoelen)
LESDOELEN: - DE LLN KUNNEN HET VERHAAL NAVERTELLEN VAN EEN DRAMATISCH SPEL. - DE LLN BEGRIJPEN ADHV EEN VOORBEELD (FILMPJE) HOE JE EEN SCHIMMENSPEL SPEELT. - DE LLN WETEN HOE ZE ZICH HERKENBAAR MAKEN ACHTER HET DOEK. - DE LLN WETEN HOE ZE ZICH ONHERKENBAAR MAKEN ACHTER HET DOEK. - DE LLN KUNNEN ZICH INLEVEN IN EEN ROL. - DE LLN KUNNEN EEN PERSONAGE UITBEELDEN ZONDER WOORDEN. - DE LLN WETEN DAT HUN SCHADUW GROTER IS ALS JE DICHT BIJ DE LAMP STAAT. - DE LLN WETEN DAT HUN SCHADUW KLEINER IS ALS JE VER VAN DE LAMP STAAT. - DE LLN ONTWIKKELEN EEN KRITISCHE HOUDING. ZE KUNNEN TIPS GEVEN TER VERBETERING. - DE LLN BEKIJKEN EEN DRAMATISCH SPEL GECONCENTREERD.
Bachelor Leraar Lager Onderwijs
CAMPUS DE VEST - tel: 015-369275 ZANDPOORTVEST 60 - 2800 MECHELEN
2
LEERPLANDOELEN: - 1.5 DE LEERLINGEN KUNNEN DE WIJZE WAAROP EEN DRAMATISCH SPEL TOT STAND KOMT, HERKENNEN EN BESCHOUWEN. DAT HOUDT IN DAT ZE DE WEZENLIJKE ASPECTEN
VAN DRAMATISCH SPEL ERVAREN: ROL EN HANDELING - 2.1 DE LEERLINGEN GENIETEN VAN DRAMATISCH SPEL. DAT HOUDT IN DAT ZE GENIETEN VAN HET MUZISCH HANDELEN WAARDOOR ZE HUN EXPRESSIEMOGELIJKHEDEN
VERRUIMEN. - 3.4 DE LEERLINGEN ZIJN VERWONDERD OVER DE UITDRUKKINGSMOGELIJKHEDEN BIJ DRAMATISCH SPEL. DAT HOUDT IN DAT ZE ERVAREN HOE EEN BOODSCHAP VIA
DRAMATISCH SPEL WORDT GEBRACHT. - 6.7 DE LEERLINGEN LEVEN ZICH IN EEN DING, EEN IDEE, EEN PERSONAGE, EEN GEBEURTENIS OF OMSTANDIGHEID IN. DAT HOUDT IN DAT ZE ALLERLEI SOCIALE SITUATIES
SPELEN. - 10.3 DE LEERLINGEN ONTWIKKELEN EEN KRITISCHE HOUDING. DAT HOUDT IN DAT ZE EEN DRAMATISCH SPEL GECONCENTREERD BEKIJKEN EN BELUISTEREN.
LEERINHOUD
- DE LEERLINGEN LEREN HOE JE EEN SCHIMMENSPEL SPEELT. - DE LEERLINGEN WETEN WAT JE NODIG HEBT VOOR EEN SCHIMMENSPEL. - DE LEERLINGEN LEVEN ZICH IN IN EEN ROL. - DE LEERLINGEN KUNNEN ZICH (ON)HERKENBAAR MAKEN ACHTER HET DOEK. - DE LEERLINGEN KUNNEN EEN PERSONAGE UITBEELDEN ZONDER WOORDEN. - DE LEERLINGEN WETEN HOE JE JE SCHADUW GROTER OF KLEINER MAAKT DOOR DICHTER OF VERDER VAN DE LAMP TE STAAN. - DE LEERLINGEN KUNNEN TIPS GEVEN TER VERBETERING. - DE LEERLINGEN HERKENNEN PERSONAGES IN EEN VERHAALTJE.
3
TIMING LESDOELEN
AANPAK (ONDERWIJSACTIVITEITEN EN ORGANISATIE)
LEERACTIVITEITEN (INTERNE EN EXTERNE LEERACTIVITEITEN)
10 min. FASE 1: INLEIDING: WAARNEMEN
DE LLN KUNNEN HET
VERHAAL
NAVERTELLEN VAN
EEN DRAMATISCH
SPEL. DE LLN BEGRIJPEN
ADHV EEN
VOORBEELD
(FILMPJE) HOE JE EEN
SCHIMMENSPEL
SPEELT.
Als introductie toont de lkr het filmpje van Britain’s got talent. Lkr:” Ik ga jullie een filmpje laten zien van Britain’s got talent. Kijk goed en geniet ervan!” Wanneer het filmpje afgelopen is, bespreekt de lkr samen met de lln het filmpje. Mogelijke vragen hierbij zijn: - Wie kan het verhaal eens navertellen? - Wat zagen jullie allemaal? - Hoe deden ze dat? - Praten ze? Was dat nodig om het verhaal te begrijpen? - Hoe heet zo’n toneel? - Wat heb je nodig om een schimmenspel te kunnen spelen? - Zouden wij zoiets ook kunnen doen? Hoe? Na de bespreking van het filmpje, gaat de klas naar de turnzaal waar de lkr alles heeft klaargezet voor een schimmenspel. Ze heeft de turnzaal wat verduisterd. Er zijn 4 plaatsen klaargemaakt om schimmenspel te spelen. Op elke plaats hangt een doek, staat er een spot achter en langs beide kanten van het doek staat een tafel op zijn zij.
De lln zitten aan hun bank, zodat iedereen het filmpje goed kan zien op het smartboard. De lln kijken en genieten van het filmpje. De lln denken na en proberen te antwoorden op de vragen van de lkr.
40 min. FASE 2: KERN: EXPERIMENTEREN 5 min 6 min
DE LLN WETEN HOE
ZE ZICH HERKENBAAR
MAKEN ACHTER HET
DOEK. DE LLN WETEN HOE
ZE ZICH
ONHERKENBAAR
MAKEN ACHTER HET
Hoofdopdracht 1: Herken je mij? Lkr: “Zo dadelijk gaat de ene helft van de klas voor het doek zitten, de andere helft achter de tafels langs de zijkant van het doek. Daarna stapt er om de beurt iemand voorbij het doek. Het publiek raadt wie het is. Wanneer iedereen geweest is, wisselen de groepen om.” Lkr: “Nu we iedereen herkent hebben, gaan we eens proberen om het wat moeilijk te maken. Zo dadelijk gaat weer de ene helft van de klas achter het doek. Zij gaan er proberen voor te zorgen dat het publiek hen niet kan herkennen. Het publiek zet dus best hun speurbril op.”
De lln nemen plaats of gaan klaar staan. Beurtelings lopen de lln voorbij het doek. Het publiek raadt wie het is. De lln wisselen van groep en voeren dezelfde opdracht uit. De lln nemen plaats of gaan klaar staan.
4
7 min
DOEK. DE LLN KUNNEN ZICH
INLEVEN IN EEN ROL. DE LLN KUNNEN EEN
PERSONAGE
UITBEELDEN ZONDER
WOORDEN.
Hoofdopdracht 2: Wie beeld ik uit? Activiteit 1: standbeelden Lkr: “Zo dadelijk worden jullie verdeeld in 4 groepen. Bij elk doek ligt een doosje met kaartjes en een doos met verkleedspullen. Om de beurt trek je een kaartje. Daarom staat wie je bent. Je kiest iets van de verkleedspullen dat bij je personage past en neem je een pose aan die er typisch voor is. Dit doe je zonder te praten. De anderen moeten dan raden wie je uitbeeldt. Als ze het raden, is het de beurt aan de volgende.” De lkr verdeelt de klas in 4 groepen en zegt naar welk doek ze mogen gaan. De personages zijn: - Een kok - Een poetsvrouw - Een ober - Een schilder - Een zanger/zangeres - Een dierenarts - Een voetballer - Een fotograaf De verkleedspullen zijn: - Een koksmuts - Een deegrol - Een stoffer en blik - Een keerborstel - Een plateau - Bekers - Een penseel - Een mengplateau - Een micro - Een knuffel in de vorm van een hond of poes
Ze denken na over hoe ze zich zo onherkenbaar mogelijk kunnen maken. Beurtelings lopen de lln voorbij het doek. Het publiek probeert te raden wie het is. De lln wisselen van groep en voeren dezelfde opdracht uit. De lln gaan met hun groepje naar het doek en voeren de opdracht uit. Ze verkleden zich zoals het personage en nemen een typische pose aan.
5
7 min 15 min
DE LLN KUNNEN ZICH
INLEVEN IN EEN ROL. DE LLN KUNNEN EEN
PERSONAGE
UITBEELDEN ZONDER
WOORDEN. DE LLN WETEN DAT
HUN SCHADUW
GROTER IS ALS JE
DICHT BIJ DE LAMP
STAAT. DE LLN WETEN DAT
HUN SCHADUW
KLEINER IS ALS JE VER
VAN DE LAMP STAAT.
- Een bal - Een fototoestel De lkr loopt rond en stimuleert waar nodig. Mogelijke stimulansen kunnen zijn: - Waar herken je dat personage aan? - Wat heeft hij/zij aan? - Hoe moet je gaan staan zodat de anderen je goed kunnen
herkennen? Activiteit 2: standbeelden komen tot leven Lkr: “We blijven hetzelfde doen als daarnet, maar nu mag je jouw personage echt uitbeelden achter het doek. Je moet dus niet meer stil blijven staan, maar je mag nu ook bewegen.” De lkr loopt rond en stimuleert waar nodig. Mogelijke stimulansen kunnen zijn: - Waar herken je dat personage aan? - Wat heeft hij/zij aan? - Hoe moet je gaan staan zodat de anderen je goed kunnen
herkennen? - Hoe gedraagt hij/zij zich? - Hoe beweegt hij/zij zich? Hoofdactiviteit 3: Is dit echt? Spelen met schaduwen… Lkr: “Zo dadelijk krijgen jullie van mij een nieuw doosje met uitdagingen in, zoals maak je schaduw groter. Denk met je groepje na, probeer van alles uit. Is de uitdaging gelukt, dan neem je het volgende kaartje. Op elk kaartje staat een nummer. Je start met 1 en eindigt met 8. Ik ben benieuwd of het lukt! Succes!” In het doosje zitten de volgende opdrachten: - Hoe kun je je schaduw kleiner maken? - Hoe kun je je schaduw groter maken? - Hoe kan je een mama/papa maken met een kindje? - Wanneer lijkt het alsof je door elkaar heen loopt? - Kan je er voor zorgen dat het lijkt of er twee mensen
De lln voeren met hun groepje de opdracht uit. Ze leven zich in en bewegen zoals hun personage. De lln nemen het eerste kaartje uit het doosje. Ze denken na over de opdracht, proberen van alles uit tot het lukt.
6
botsen, zonder dat je echt botst? - Kan je er voor zorgen dat je precies een zoen geeft aan
elkaar, zonder dat je echt zoent. - Kan je er voor zorgen dat er twee mensen achter het doek
staan, maar dat je er maar één ziet? - Kan je er voor zorgen dat het lijkt alsof je maar één arm of
één voet hebt? De lkr loopt rond en stimuleert waar nodig. Mogelijke stimulansen zijn: - Wat gebeurt er met je schaduw als je dicht bij de lamp
staat? - Wat gebeurt er met je schaduw als je dicht bij het doel
staat? - Wat gebeurt er als de ene dicht bij het doek staat en de
andere dicht bij de lamp? - Is een kindje groter of kleiner dan zijn mama/papa? En
waar kan je dan best gaan staan als je klein wil zijn? Waar kan je best gaan staan als je groot wil zijn?
- Heb je misschien bij andere groepjes gezien hoe zij dat deden?
- …
25 min. FASE 3: VERWERKING: VORMGEVEN 10 min
DE LLN WETEN DAT
HUN SCHADUW
GROTER IS ALS JE
DICHT BIJ DE LAMP
STAAT. DE LLN WETEN DAT
HUN SCHADUW
KLEINER IS ALS JE VER
VAN DE LAMP STAAT. DE LLN KUNNEN ZICH
INLEVEN IN EEN ROL. DE LLN KUNNEN EEN
PERSONAGE
Activiteit 1: Lkr: “Zo dadelijk gaan jullie een klein verhaaltje verzinnen. Iedereen van het groepje trekt een geel kaartje. Dat zijn de personages. Daarna maak je groepjes per 2 en kies je per groepje een groen kaartje. Daarop staat een situatie, wat je moet doen. Het ene groepje speelt, terwijl het andere groepje kijkt. Je geeft elkaar tips om het verhaaltje nog beter te maken. Daarna wisselen jullie om en speelt het andere groepje zijn verhaal en geven jullie achteraf weer tips. Jullie mogen hiervoor de verkleedspullen gebruiken.” De personages zijn: - Een mama - Een kindje van 4 jaar - Zie activiteit 1: standbeelden
Iedereen trekt een geel kaartje. Ze vormen duo’s. Hiervoor overleggen ze met elkaar en argumenteren ze waarom ze wel/niet met iemand samen spelen. De duo’s kiezen een groen kaartje. De duo’s denken na en overleggen per twee wat en hoe ze zullen spelen. Ze proberen uit wat ze hebben afgesproken. Het andere duo kijkt naar het doek. Ze zeggen wat goed is en
7
10 min
UITBEELDEN ZONDER
WOORDEN. DE LLN
ONTWIKKELEN EEN
KRITISCHE HOUDING. DE LLN BEKIJKEN EEN
DRAMATISCH SPEL
GECONCENTREERD.
Situaties zijn: - Ze lopen elkaar voorbij - Ze botsen tegen elkaar - Ze geven elkaar een kus - De ene geeft iets aan de andere - De ene trekt een foto van de andere - De ene brengt drinken naar de andere - De ene poetst de andere - De ene schildert de andere - De ene zingt een liedje voor de ander
De lkr loopt rond en stimuleert waar nodig. Mogelijke stimulansen zijn: - Zie vorige oefeningen. Activiteit 2: Lkr: “Oké, ik hoop dat jullie genoeg hebben kunnen oefenen. Nu mag iedereen zijn verhaaltje spelen voor de rest van de klas. Die gaan raden wie de personages zijn en wat de situatie is.”
geven tips voor dingen die beter kunnen. De lln spelen hun eigen verhaal. De lln bekijken de verhaaltjes van de andere duo’s. De lln benoemen de personages en de situatie.
DIDACTISCH MATERIAAL: - Smartboard - 4 witte doeken - 4 lampen/spots - Tafels - Doosje met kaartjes (personages) - Doos met verkleedspullen (een koksmuts, een deegrol, een stoffer en blik, een veger, een plateau, bekers, een penseel, een mengplateau, een micro, een
knuffel in de vorm van een hond of poes, een bal, een fototoestel) - Doosje met uitdagingen - Gele kaartjes (= situaties) - Groene kaartjes (= situaties)
BRONNEN:(noteren volgens de hogeschoolafspraken ‘Bibliografisch refereren’) - https://www.youtube.com/watch?v=Fy0Qur929bM, geraadpleegd op 28 mei 2015.
8
OVERZICHT VAN DE BIJLAGEN: (genummerd overzicht met een korte omschrijving)
- BIJLAGE 1: INSPIRATIEBRON - BIJLAGE 2: KAARTJES MET PERSONAGES - BIJLAGE 3: KAARTJES MET UITDAGINGEN - BIJLAGE 4: GELE KAARTJES MET PERSONAGES - BIJALGE 5 GROENE KAARTJES MET SITUATIES
BORDPLAN(NEN) / GRONDPLAN (L.O.): /
9
BIJLAGE 1: INSPIRATIEBRON
10
BIJLAGE 2: KAARTJES MET PERSONAGES
De personages zijn: - Een kok - Een poetsvrouw - Een ober - Een schilder - Een zanger/zangeres - Een dierenarts - Een voetballer - Een fotograaf
kok poetsvrouw
ober schilder
zanger(es) dierenarts
voetballer fotograaf
11
BIJLAGE 3: KAARTJES MET UITDAGINGEN
1. Hoe kun je je schaduw
kleiner maken?
2. Hoe kun je je schaduw
groter maken?
3. Hoe kan je een
mama/papa maken met
een kindje?
4. Wanneer lijkt het alsof
je door elkaar heen
loopt?
5. Kan je er voor zorgen
dat het lijkt of er twee
mensen botsen, zonder
dat je echt botst?
6. Kan je er voor zorgen
dat je precies een zoen
geeft aan elkaar, zonder
dat je echt zoent.
7. Kan je er voor zorgen
dat er twee mensen
achter het doek staan,
maar dat je er maar één
ziet?
8. Kan je er voor zorgen
dat het lijkt alsof je
maar één arm of één
voet hebt?
12
BIJLAGE 4: GELE KAARTJES MET PERSONAGES
Een mama Een ober Een voetballer
Een kindje (4 jaar) Een schilder Een fotograaf
Een kok Een zanger(es) Een papa
Een poetsvrouw Een dierenarts Een hond
13
BIJLAGE 5: GROENE KAARTJES MET SITUATIES
Situaties zijn:
De ene zingt een
liedje voor de
andere.
De ene brengt
drinken naar de
andere.
De ene trekt een
foto van de
andere.
De ene schildert de
andere.
Ze lopen elkaar
voorbij.
Ze geven elkaar
een kus.
De ene geeft iets
aan de andere.
Ze botsen tegen
elkaar.
De ene poetst de
andere.