Lesideeën Thema: Tijd

14
Lesideeën Thema: Tijd 2015/2016

Transcript of Lesideeën Thema: Tijd

Lesideeën Thema: Tijd

2015/2016

2

LESSENSERIEGROEP 5 EN 6

INLEIDING

Het nieuwe seizoen van het Techniek Toernooi is weer begonnen! De uitdagingen zijn bekend en uitgewerkt

in wedstrijdbrieven. In dit document staan lesideeën voor in de klas ter aanvulling op de uitdagingen (de

tijdige knikkers en de waterklok) voor groep 5 en 6. De activiteiten zijn gekoppeld aan een verhaal dat te

maken heeft met tijd, het thema van het Techniek Toernooi 2015/2016. De kinderen maken aan de hand van

dit verhaal een ontdekkingstocht langs allerlei natuurwetenschappelijke verschijnselen met als kers op de

taart het Techniek Toernooi!

GA JE MEE OP ONTDEKKINGSREIS?

Kinderen zijn van nature nieuwsgierig naar de wereld om hen heen. Ze stellen vragen, proberen dingen uit

en bedenken verklaringen voor wat ze zien en beleven. Als leerkracht of pedagogisch medewerker speel je

een essentiële rol in het op gang brengen en stimuleren van dit ontdekproces, bijvoorbeeld door kinderen

de ruimte te geven om zelf te experimenteren, open vragen te stellen en niet te snel in te grijpen of een

mogelijke oplossing aan te dragen. Je hoeft niet voor alle vragen die kinderen hebben direct een oplossing

paraat te hebben, ga zelf mee op ontdekkingsreis.

Tijdens het Techniek Toernooi draait het om de uitdagingen, maar belangrijker nog is het proces van ont-

dekken en het plezier dat de kinderen daaraan beleven. De activiteiten in deze lessenserie staan in het te-

ken van het verkennen van het begrip ‘tijd’ en dienen ter voorbereiding op de opdrachten voor het Techniek

Toernooi. De kinderen leren daarbij niet alleen over natuurkundige principes, maar ze worden ook gestimu-

leerd in taal, rekenen, motorische vaardigheden en sociale vaardigheden. Bovendien worden de opdracht-

en, door een meerjarige samenwerking met het Nederlands Openluchtmuseum, in een cultuurhistorische

context geplaatst.

Beschouw de activiteiten in deze lesbrief niet als ‘recepten’ die je nauwgezet moet opvolgen, maar als een

reeks van ideeën en voorbeelden om het Techniek Toernooi in te passen in het lesprogramma. De opzet van

deze lesbrief sluit aan bij de didactiek van het onderzoekend en ontwerpend leren en de 21st century skills.

NA AFLOOP

Na de activiteiten in de klas krijgt deze lessenserie een mooie afsluiting met een bezoek aan het Techniek

Toernooi in de eigen regio. De winnaars uit de regio’s mogen het tegen elkaar opnemen tijdens de fi nale in

het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem.

VEEL PLEZIER MET HET SAMEN ONTDEKKEN!

3

TIJD VOOR TECHNIEK

LEERDOELEN

Deze lessenserie sluit aan bij de kerndoelen van het primair onderwijs: 2, 3, 8, 26, 32, 33, 42, 44, 45, 51, 53

en 55. Daarnaast worden de kinderen gestimuleerd in de vaardigheden samenwerken, presenteren, kritisch

denken, communiceren en creatief en innovatief denken. Deze vaardigheden worden ook wel de

21st century skills genoemd.

WAT IS ONDERZOEKEND EN ONTWERPEND LEREN?

In deze lessenserie wordt uitgegaan van de didactiek van onderzoekend en ontwerpend leren.

Onderzoekend en ontwerpend leren zijn didactische werkvormen voor het stimuleren en ontwikkelen

van een wetenschappelijke houding bij kinderen. Onderzoekend leren is gericht op het vergroten van

kennis door het doen van een onderzoek, terwijl bij ontwerpend leren het bedenken en maken van een

product centraal staat. Bij deze vormen van leren, werken kinderen als onderzoeker en ontwerper.

Daarbij ontwikkelen ze met elkaar en met hulp van de leerkracht hun begrip van concepten uit de wereld

om hen heen. Het zijn werkvormen die kinderen aansporen om op een actieve manier te leren. Het

onderzoeken en ontwerpen zijn daarbij geen doel op zich, maar een manier van werken die ontstaat vanuit

de nieuwsgierigheid van kinderen. Vanuit deze verwondering stimuleer je als leerkracht waarnemen,

nadenken, handelen en reflecteren bij je leerlingen. Hierdoor worden kinderen aangemoedigd om de wereld

nieuwsgierig tegemoet te treden en antwoorden te vinden op hun vragen.

Kerndoelen:

2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren.3. De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren.8. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur.26. De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen.32. De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.33. De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur.42. De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.51. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.53. De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis.55. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.

4

ONTWERPEN ONDERZOEKEN

probleem verkennen

verwonderen

presenteren

presenteren

ideeën verzinnen

verkennen

en formuleren

en selecteren

concepten uitwer

ken

onderzoek opzette

n

prototype

onderzoek uitvoerenen selecteren

test

en e

n

optim

alis

eren

conc

lude

ren

Afbeelding 1

Ze leren ervaren wat voor hen belangrijk is, ontdekken en ontwikkelen hun talenten en leren deze te

benutten. Ook vergroot het onderzoekend en ontwerpend leren de kwaliteit van het leren, doordat kinderen

van en met elkaar leren en de zin van het leren ontdekken.

Onderzoekend en ontwerpend leren zijn cyclische processen die uit verschillende stappen bestaan (zie

afbeelding 1). Dit betekent dat een vraag die opkomt bij de laatste stap van de cyclus input kan zijn voor

de eerste stap van een nieuwe cyclus. Op die manier blijven de cycli continu doorgaan en zijn de kinderen

blijvend aan het leren. Het is overigens niet zo dat de stappen uit de cyclus altijd in een vaste volgorde

worden doorlopen. Vaak springen kinderen een stapje terug voordat ze weer verder gaan in de cyclus en

soms is er zelfs een uitwisseling tussen de twee vormen van leren. Dan gaan kinderen bijvoorbeeld een

deelvraag onderzoeken voor het ontwerpproces waarmee ze bezig zijn.

Op bladzijde 6 is aan de hand van het thema ‘Tijd’ uitgewerkt hoe je de didactiek van onderzoekend

en ontwerpend leren direct kunt toepassen. De onderzoekscyclus wordt met name gebruikt in deze

lessenserie om meer te weten te komen over het thema ‘Tijd’, de ontwerpcyclus is zeer goed bruikbaar voor

het uitwerken van de uiteindelijke opdracht voor het Techniek Toernooi.

DE ROL VAN DE BEGELEIDER

Als leerkracht of pedagogisch medewerker speel je een essentiële rol bij de ervaringen die kinderen

opdoen. Je kunt kinderen, waar nodig, ondersteunen in hun ontwikkeling zodat ze op eigen kracht verder

kunnen. Die rol kan het best omschreven worden als: samen met de kinderen op onderzoek gaan. Je denkt

mee, praat mee, redeneert mee en vraagt mee. “Hoe zou het kunnen dat…?” “Maar als je nou eens…?”

“Hé, maar nu vraag ik me toch af hoe…?” Je geeft geen antwoorden en legt niet uit. Het is immers een

gezamenlijke ontdekkingstocht. Je geeft ruimte, je daagt de kinderen uit om verder te denken, een andere

oplossing te zoeken of een voorspelling te doen.

5

De rol van de begeleider kan als volgt worden samengevat:

• Taal aanbieden: sleutelwoorden en begrippen gebruiken als onderdeel van het onderzoeks- en

ontwerpproces (bijvoorbeeld het benoemen van begrippen van tijdsindeling: minuut, uur, dag, week,

etc. of tijdsaanduiding: heden, verleden, toekomst, etc.)

• Denken stimuleren: vragen, dilemma’s en tegenstellingen opwerpen (Hé, maar net zei je dat… En

hoe zit het dan met…? Wat ik me nu afvraag, is…?)

• Taalproductie stimuleren: doorvragen, twijfel zaaien, kinderen op elkaar laten reageren (Hoe wist je

dat? Volgens Timo klopt dat niet.)

• Responsief zijn: interesse tonen in de zienswijze van het kind, meedenken (Zullen we ze één voor

één tellen? Oké, doe maar eens, kijken hoe dat gaat.)

• Samen ontdekken: niet willen uitleggen, eigen veronderstellingen loslaten (O, dus die lucht duwt het

autootje vooruit. Maar hoe zou dat nou komen?)

• Ruimte geven: kinderen de tijd geven, ook eens je mond houden (Hmm…)

• Creativiteit belonen: originele oplossingen – ook ‘onzinnige’ – serieus nemen (Hé, daar had ik nog

helemaal niet aan gedacht. Hoe zouden we nu kunnen uitvinden of dat klopt?)

• Niet voorzeggen: vertrouwen op de denkkracht van de kinderen.

NIVEAUS VAN STURING DOOR BEGELEIDER

De mate waarin je ondersteuning biedt zal afhangen van de kinderen waarmee je werkt en de ervaring die

ze hebben met onderzoekend en ontwerpend leren. Zijn de leerlingen bijvoorbeeld gewend om vaak vanuit

een traditionele didactische aanpak onderwezen te worden, dan kunnen we nog niet van ze verwachten

dat ze zelfstandig de onderzoekscyclus doorlopen. Kinderen die al vaker begeleid, of zelfs zelfstandig,

onderzoeksvraagstukken hebben aangepakt zullen hier mogelijk wel klaar voor zijn. In onderstaande tabel

staan de verschillende niveaus van begeleiding.

NIVEAU

0

1

2

3

DIDACTISCHE AANPAK BRON VAN DE VRAAG DATAVERZAMELINGS METHODE

INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN

Traditioneel onderwijs

Gestructureerd onderzoekend leren

Begeleid onderzoekend leren

Open/zelfstandigonderzoekend leren

Gegeven door de begeleider

Gegeven door de begeleider

Gegeven door de begeleider

Gegeven door de begeleider

Open voor de leerling

Open voor de leerling

Open voor de leerling

Open voor de leerling

Open voor de leerling

Open voor de leerling

Gegeven door de begeleider

Gegeven door de begeleider

• Niveau0klassiekeonderwijsaanpak:jevoorzietdevragenenmethodendiewordengebruikt,je

begeleidt leerlingen naar de verwachte conclusie, je helpt leerlingen om de data te interpreteren.

• Niveau1gestructureerdonderzoekendleren:jevoorzietdevragenendemethode,

maar de leerlingen moeten vervolgens zelf interpreteren.

• Niveau2begeleidonderzoekendleren:jesteltdevraag,maardeleerlingenkiezenzelfvooreen

methode en interpreteren de gegevens.

• Niveau3zelfstandigonderzoekendleren:deleerlingenstellenzelfdevragenenhebbenhet

onderzoek zelf in handen.

6

DE TIJD ONDERZOEKEN

Als introductie op het thema ‘Tijd’ wordt aan het begin van deze lessenserie het verhaal ‘De vijand van elke

opa’ geïntroduceerd. Na deze introductie gaan de leerlingen aan de slag met verschillende activiteiten ter

voorbereiding op het Techniek Toernooi. Je kunt ervoor kiezen om alle activiteiten te doen of een selectie uit

het aanbod te maken.

1. INTRODUCTIEACTIVITEIT: DE CONTEXT EN HET VERHAAL

Werkvormen

• Individueel–verhaallezen

• Klassikaal–gesprekmetdeklasovertijd

Leerdoelen

• Thema‘Tijd’introduceren

• Nieuwsgierigheidprikkelen

Materialen

• Kopieënvanhetverhaal(ziedebijlage)

• Animatiefilmmetafbeeldingenoverdehistorievantijdmeten

(De animatiefilm staat vanaf 16 oktober 2015 op de website www.techniektoernooi.nl/uitdagingen)

• Computermetinternetofeenbeamerofdigibord

Achtergrond

Onderzoekend leren begint met verwondering. Daaruit komen nieuwsgierige vragen die het startpunt zijn

voor onderzoeken en ontwerpen. Het doel van het verhaal is de interesse van de kinderen te wekken en hen

te laten ervaren dat er van alles te leren valt over tijd.

Omschrijving activiteit

In deze lessenserie staat het verhaal ‘De vijand van elke opa’ centraal, zie de bijlage. Het verhaal gaat over

opa die de tijd in de war wil brengen. Laat de kinderen het verhaal lezen op de computer of op kopieën. In

het verhaal komen verschillende aspecten van tijd aan bod. Deze aspecten en gebeurtenissen kunnen het

startpunt zijn om met de kinderen het fenomeen ‘tijd’ te onderzoeken. Ga met de kinderen in gesprek, dat

kan aan de hand van een aantal vragen over tijd.

Vragen die je kunt stellen:

• Watistijdeigenlijk?

Deze vraag is natuurlijk lastig te beantwoorden. Het is een filosofische vraag. Als de leerlingen het

interessant vinden kan hier langer bij worden stilgestaan en kan het bijvoorbeeld gaan over vragen

als: wat als er geen tijd was? Wat zou er kunnen gebeuren als het opa lukt om de tijd in de war te

brengen? Hoe zou de wereld eruit zien als je zomaar vooruit of terug in de tijd zou kunnen gaan? Is

tijd hetzelfde als wat de klok zegt?

• Watweetjevantijd?

Laat leerlingen hier vrij op associëren. Het gaat om alles wat leerlingen weten van alle ‘soorten’ tijd

en tijdstippen en ook tijdsduur. Ook leeftijd valt hieronder.

7

• Welkewoordenhorenbijtijd?

Dit biedt de gelegenheid om een aantal begrippen en maten rond tijd op te halen.

• Waarmeewordttijdgemeten?Hoemeetjehoelaathetisenhoemeetjehoelangietsduurt?

De leerlingen komen waarschijnlijk met: klokken, horloges, stopwatch, kookwekker, maar hopelijk

ook met: zelf tellen, zandloper. Maak onderscheid in het meten, of eigenlijk vaststellen, van tijd (met

klok, kalender) en het meten van tijdsduur (bijvoorbeeld met stopwatch, zandloper of door te tellen).

• Hoehieldenzevroegerdetijdbij?

Vroeger werden tijd en tijdsduur gemeten aan de opkomst, ondergang en de stand van de zon of

de maan. Vaak werd hierbij schaduw gebruikt. Later kwamen er instrumenten: eerst schaduwklok

ken en zonnewijzers, later ook zandlopers en waterklokken. Vanaf ongeveer 1500 kwamen er

mechanische klokken die werkten met een veer of met slingers. Veel later kwam de hele precieze

atoomklok. Over de historie van tijdmeten is informatie te vinden op.

2. ACTIVITEITEN

Na de introductie kunnen de leerlingen in groepjes aan het werk met onderstaande activiteiten.

ACTIVITEIT 1: JE EIGEN LEEFTIJD

Werkvormen

Groepjes (2 tot 4 leerlingen)

Leerdoelen

• Kinderenlerenderelatiestussenverschillendetijdseenhedenleggen

(jaren, maanden, weken, dagen, minuten, seconden)

• Hetrekenenmetverschillendetijdseenheden

Materialen

• Kalendersvanafhetgeboortejaarvandeleerlingentotenmet2015/2016,

zie: www.kalender-365.nl/kalender-2015.html

• Rekenmachines

• (Ruitjes)papier

• Potloden

Achtergrond

In het verhaal is opa jarig, maar hij weet niet meer wanneer hij geboren is. Weten de leerlingen wanneer zij

zelf geboren zijn en hoe oud ze zijn? Het gaat er om dat de leerlingen hun eigen leeftijd zo precies mogelijk

bepalen en dit in een tekening weergeven. Daarbij gebruiken ze kalenders en rekenmachines en zijn ze

aan het tellen en rekenen. Kalenders bieden de leerlingen veel ondersteuning. Ze helpen ook bij vragen als:

“Hoeveel maanden heeft een jaar en hoeveel dagen heeft een maand?” Het schrikkeljaar komt ook aan de

orde. Blijf daar niet te lang bij stilstaan en laat leerlingen ook hierbij de kalender raadplegen.

8

Omschrijving activiteit

De leerlingen berekenen zo nauwkeurig mogelijk de eigen leeftijd in jaren, maanden en dagen (eventueel

uren, minuten, seconden) en vergelijken deze met de leeftijden van klasgenoten.

Je kunt de activiteit introduceren met een gesprekje over opa, die niet meer weet wanneer hij ook alweer

geboren is. Hoe zit dat bij de leerlingen? Weten zij wel wanneer ze geboren zijn en hoe oud ze zijn?

Zet vervolgens de leerlingen aan het werk met de volgende opdracht. “Bereken hoe oud je precies bent, dat

schrijf je dan als: Ik ben __ jaar en __ maanden en __ dagen. En maak hiervan ook een tekening.” Laat de

leerlingen in kleine groepjes werken, zodat ze elkaar kunnen helpen.

Het tekenen van de leeftijd kan op allerlei manieren. Zo kunnen de jaren bijvoorbeeld als grote blokken, de

maanden als kleine en de dagen als hele kleine getekend worden. Het is natuurlijk mooi als een jaar, een

maand en een dag in verhouding worden getekend. Daarbij is ruitjespapier met kleine ruitjes handig en een

jaar is dan bijvoorbeeld 365 ruitjes.

Vragen die je kunt stellen:

• Hoeveeljaarbenje?

• Hoeveelmaandenheefteenjaar?

• Hoeveeldagenheefteenmaand?

• Wiezijnerevenoud?

• Zijnjulliepreciesevenoud?

• Hoekanjedatuitzoeken?

• Hoeveelishetverschilinleeftijd?

ACTIVITEIT 2: OEFENING BAART SLINGERKUNST

Werkvormen

• Klassikaal–IntroductieoverChristiaanHuygensenslingeruurwerk

• Individueelofintweetallen–Informatiezoeken

• Tweetallen–slingeruurwerkmaken

Leerdoelen

• Hetmetenvantijd

• Hetbegrijpenvandewerkingvaneenslingerklok

• Doorzelfeenslingerkloktemaken,gevoelkrijgenbijtijd

Materialen

• Paperclips(grootformaat,50mm)

• Touw

• Meetlinten

• Scharen

• Voorwerpvaneniggewicht,bijvoorbeeldeensleutelbosofgewichtjes(50-100gram)

9

Achtergrond

In het verhaal ‘De vijand van elke opa’ wordt de slingerklok van uitvinder Christiaan Huygens genoemd, hij

was in 1656 de eerste die het lukte om een klok met een slinger te maken. Dit was de eerste klok die tikte.

Meer informatie hierover is te vinden op www.entoen.nu/christiaanhuygens/po-docent. De kinderen gaan

bij deze activiteit zelf een slingeruurwerk maken. Een slinger bestaat uit een slingerlijn, een slingergewicht

en de uitwijking die dit slingergewicht krijgt (de amplitude). Techniek komt vooral aan bod bij het maken van

een ophangpunt en bij de bevestiging van de slingerlijn en het slingergewicht. De slingerlijn kan bijvoor-

beeld gemaakt worden van paperclips of van een dun touw. Het slingergewicht kan bestaan uit een compact

voorwerp zoals een bos sleutels of een gewicht.

Omschrijving activiteit

Leg de verbinding naar het verhaal, waar Christiaan Huygens, uitvinder van de slingerklok, wordt bespro-

ken. Weten de leerlingen wat een slingerklok is? Misschien heeft een van de leerlingen deze klok in huis

hangen. Laat de leerlingen informatie zoeken om meer te weten te komen over Christiaan Huygens en het

slingeruurwerk, de volgende website is geschikt voor groep 5 en 6: www.entoen.nu/christiaanhuygens/mb.

Na de introductie over Christiaan Huygens gaan de leerlingen zelf een slingeruurwerk ontwerpen. De

leerlingen maken een slinger van paperclips of van een dun touw en bevestigen daaraan een compact

voorwerp van enig gewicht. Laat de leerlingen een slinger maken die een periode heeft van één seconde,

dat wil zeggen een slinger die in ongeveer één seconde heen en weer slingert. De slinger moet 15 seconden

blijven slingeren; de slinger moet in die tijd dus 15 keer heen en weer slingeren, waarbij de slingerperiode

zo constant mogelijk blijft. Twee slingerlengten passen bij secondevangers: een lengte van ongeveer een

meter (1 plus 20 grote paperclips) en een lengte van ongeveer een kwart meter (1 plus 5 grote paperclips).

Laat de kinderen dit zelf ontdekken.

Het is de kunst om de slinger mooi en rustig te laten slingeren. Daartoe wordt het touw of de paperclip die

het begin vormt van de ketting, in het midden stevig vastgepakt met duim, wijsvinger en middelvinger van

één hand en zo stil mogelijk in de lucht gehouden tijdens het slingeren. Met minuscule bewegingen van de

hand kan de slinger dan mooi en rustig in beweging gehouden worden.

Laat de leerlingen de volgende stappen uitvoeren:

• Nagaanofdeslingereentijdvangtdiegroterofkleinerisdanéénseconde.

• Bedenkenwaterveranderdkanwordenomdeslingertijdtebeïnvloeden(denkaanlengtevande

slinger, gewicht of de uitwijking van de slinger waar je mee begint).

• Deslingeraanpassen.

• Slingertijdcontrolereneneventueelopnieuwaanpassen:opdezelfdeofopeenanderemanier.

• Conclusiestrekken.

Vragen die je kunt stellen:

• Hoemaakjeeenslingerwaarvandeperiodeéénsecondeis?

• Blijftdeslingertijdsteedshetzelfdeofverandertdeze?

• Hoehoudjedeslingerperiodeconstant?

• Komteenbepaaldeslingerduidelijkalsbesteuitdebus?

• Hoezoudeslingergedemptkunnenwordenenuiteindelijkstilkomentestaan?

• Hoevoorkomjedat?

10

ACTIVITEIT 3: MAAK EEN MINUUTMACHINE

Werkvormen

Groepjes van maximaal 4 leerlingen

Leerdoelen

• Hetbegrijpenvandeduurvan1minuut

• Doorhetmakenvaneenvoorwerpdateenminuutweergeeft,wordtinzichtverkregeninderelatie

tussen de fysieke wereld en tijd

Materialen

• Stopwatch

• Zand,water,karton,plasticflesjesofpakjes,bekers,emmers,knikkers,kralen,blokken,etc.

• Scharen,touw,plakband,lijmenanderconstructiemateriaal

Achtergrond

Deze activiteit sluit goed aan bij de wedstrijdopdrachten voor het Techniek Toernooi voor groep 5 en 6,

zie www.techniektoernooi.nl/uitdagingen. Als je deze activiteit hebt uitgevoerd, kun je doorgaan met de

opdracht voor het Techniek Toernooi. Onderstaande opdracht is een vereenvoudigde versie ter voorbereid-

ing op de wedstrijdopdrachten voor groep 5/6.

Omschrijving activiteit

Introduceer de opdracht aan de hand van de volgende vragen: “Hoe kun je de tijd meten zonder klok?”

en “Kun je ook zelf een tijdmeter maken?”. Vertel de leerlingen dat ze een tijdmeter gaan maken. Als je iets

kunt maken dat het precies één minuut doet, kun je daarmee dus de tijd meten. Hieronder is de opdracht in

stappen uitgewerkt, dit kan bijvoorbeeld besproken worden of op het bord worden gezet. De voorbeelden

kunnen worden gebruikt als een groepje echt niets kan bedenken, maar laat ze eerst zelf nadenken over

mogelijke oplossingen.

1. Bedenk eerst hoe je machine of baan werkt. Zorg dat die vanzelf kan stoppen. Maak een tekening.

2. Bedenkwatjeallemaalnodighebt.Pakdespullen.

3. Maak je machine. Doet hij het?

4. Stel ten slotte met behulp van een stopwatch de machine zo af dat hij het precies één minuut doet,

de machine moet dus na precies één minuut vanzelf stoppen.

Voorbeelden

• Inprecies1minuutloopt/druppelthetwaterofzandergensinofuit.

• Inprecies1minuutvallenalleblokjesom.

• Inprecies1minuutishettouwtjeopgerold/afgerold.

• Inprecies1minuutzijnalleknikkersofkralendebaanafgegaan.

• Inprecies1minuutishetblokjeopgehesen.

• Inprecies1minuutishetautootjebijdefinish.

• Inprecies1minuutheeftdeslinger20keerheenenweergeslingerd.

Ter afsluiting zet je alle minuutmachines tegelijk aan. Zijn ze ook echt precies tegelijk klaar?

11

3. AFSLUITING

Reflecteer samen met de kinderen op de activiteit. Wat hebben ze ontdekt en geleerd? Welke voorspellingen

klopten en welke niet? Welke vragen zijn nog niet beantwoord? Deze activiteiten van reflecteren en

expliciteren helpen om ervaringen om te zetten in leerresultaten.

Suggesties

Ben je geïnteresseerd geraakt in het onderzoekend en ontwerpend leren en de 21st century skills, dan zijn

de volgende bronnen interessant:

• 21eeeuwsevaardigheden:http://leraar24.nl/dossier/6003/21e-eeuwse-vaardigheden#tab=1

• Graft,M.van&Kemmers,P.(2007).Onderzoekend&OntwerpendLerenbijNatuur&Techniek:

www.slo.nl/primair/leergebieden/wereldorientatie/natuur/vtb/LOOLbasis.pdf/

• Keulen,H.van(2010).Wetenschapentechniek:IJkpuntenvooreendomeininontwikkeling.Den

Haag:PlatformBètaTechniek.

• Keulen,H.van&Oosterheert,I.(2011).Wetenschapentechniekopdebasisschool.Groningen/

Houten: Noordhoff Uitgevers.

• Klapwijk,R.&Holla,E.(2014).Leidraadonderzoekendenontwerpendleren,Wetenschapsknooppunt

Zuid-Holland: www.wetenschapsknooppuntzh.nl/uploads/Leidraad-onderzoekend-en-ontwer

pend-leren-Wetenschapsknooppunt-ZH.pdf

• Marzano,R.J.&Heflebower,T.(2012).Klaarvoorde21eeeuw.Vlissingen:BazaltEducatieveUit-

gaven. Vertaling van Teaching and Assessing 21st Century Skills, oorspronkelijke uitgever Bloom-

ington:SolutionTreePress.

JE KUNT NU VERDER MET DE OPDRACHT VOOR HET TECHNIEK TOERNOOI. HEEL VEEL SUCCES!

12

BIJLAGE: VERHAAL “DE VIJAND VAN ELKE OPA”

Het was niet eerlijk.

Al mijn vrienden hadden lieve opa’s, maar die van mij was zo gek als een fiets zonder wielen.

En ik had er maar één. Ook weer zoiets: waarom maar één? Ik kende kinderen met wel drie opa’s.

Of zelfs vier.

Andere opa’s voetbalden met hun kleinkinderen. En stoeiden. En ze gingen mee op skivakantie.

Zededenstoeredingen.Parachutespringen,ofvanItaliënaarNederlandfietsen.

Maar die van mij was heel ouderwets. Zoals opa’s vroeger waren, met een hoed en een bril en een wandelstok.

Zijn rug was krom. Hij trilde een beetje. Hij smekte voortdurend met zijn kunstgebit.

En hij had helemaal geen kunstgebit! Zijn tanden waren prima! Bovendien was hij kerngezond, hij had

makkelijk rechtop kunnen lopen. Zonder stok. Zonder trillen of beven. Hij liep zich gewoon aan te stellen.

‘Opa,’ vroeg ik hem op zijn verjaardag, ‘waarom doe je zo raar?’

‘Raar?’ vroeg hij verontwaardigd. Zijn stem kraakte als een roestige deur. Deed ie ook expres. ‘Ik, raar? Hoe

durf je! Tegen zo’n oud mens als ik! Vroeger, jongen...’ Hij hief zijn trillende wijsvinger. ‘Vroeger hadden we

nog respect voor oude mensen. Ik weet nog dat ik, als jochie, in de tuin werkte bij meneer Huygens. Ik durfde

hem niet eens aan te kijken! Wereldberoemd, meneer Huygens. Had een prachtige klok uitgevonden, met een

slinger... en gewichten... allemaal tandwieltjes... hmmm...’ Hij verzonk in gemompel.

Mijnvaderzettezijnbordjemetgebakneerenzeistreng:‘Pa,houdeensopmetdieflauwekul.DieHuygens,

die leefde in de 16e eeuw.’

‘17e eeuw, jongen.’

‘Maakt niet uit. Jij hebt in elk geval niet bij hem in de tuin gewerkt.’

Opa begon nog erger te trillen dan anders. Maar dit keer van boosheid. ‘Wat weet jij daar nou van? Jij was nog

niet eens geboren, in de zeventiende eeuw!’

‘Maar opa,’ vroeg ik, ‘jij bent toch óók niet geboren in de 17e eeuw?’

Daar moest opa heel erg om giechelen. ‘Ik?’ hikte hij. ‘Geboren in de 17e eeuw? Was het maar waar, knul! Ik

ben véél ouder... hm... ben vergeten hoe oud precies... we hielden de jaren niet bij... hmmm...’

Ik keek fronsend naar de taart op mijn bordje. ‘Als jij niet weet wanneer je geboren bent, wat vieren we

vandaag dan eigenlijk?’

Opa keek naar zijn bordje en grinnikte. ‘We vieren dat ik zin heb in taart. Maar die krijg je alleen als je jarig

bent. Of...’ (hij knipoogde) ‘als je zegt dat je jarig bent.’

Ik grinnikte mee. Opeens leek mijn opa helemaal niet gek. Juist heel slim; alleen een beetje ondeugend.

Maar dat duurde maar even, want hij smakte met zijn kunstgebit (dat hij dus niet had) en begon weer onzin te

vertellen.

‘Toen ik zo oud was als jij, knul, toen bestond er nog geeneens taart. Hadden we ook helemaal geen tijd voor.

Kinderen moesten hard werken! Ik had een baantje in de tempel. Klokken bijvullen.’

Kijk,datbedoelikdus.Purewartaal.Jekuntklokkenhelemaalnietbijvullen.Watdachtopanou?Datjeelke

dag nieuwe minuten in de klok moet gieten?

‘Nee, jongen, water! Bij ons in de tempel hadden we een waterklok. Zo iets als een zandloper, maar dan dus

met water. Gek eigenlijk... hm... we hadden toch zand zat... hmmm...’

Toen ik vroeg waar die dan stond, die tempel, toen zei opa: ‘Egypte, waar anders?’

Maartoenikhettweewekenlaternogeenkeervroeg,antwoorddehij:‘InBabylon,hè?WaarnuPerziëligt.Ach

nee,Perziëbestaatookalnietmeer...hmmm...’

Het werd steeds erger met hem! Niet alleen werden zijn verhalen steeds ongelooflijker,

hij kon ze zelf niet eens meer uit elkaar houden.

13

De verhalen bleven maar komen. Hij had in de middeleeuwen de kerkklok van Salisbury het Angelus horen

luiden.

Hij had de hele dag midden in de zonnewijzer van de Romeinse keizer Caligula moeten staan, zodat zijn

schaduw de tijd aangaf. ‘Een smeerlap hoor, die Caligula. Hij had er toch ook gewoon een stok middenin

kunnen zetten, zoals iedereen? Maar nee hoor... hm...’

Er begon me iets op te vallen.

‘Opa,’ vroeg ik toen hij een middagje op me kwam passen, ‘waarom gaan al jouw verhalen over klokken?’

‘Hmmm? Klokken?’

Ik telde op mijn vingers: slingerklok, waterklok, kerkklok, zonnewijzer.

‘Kom,’ zei opa, ‘dan gaan we naar het park. Eendjes voeren.’

‘Maar het regent!’

‘Daarom juist...’

Er was niemand in het park. Zelfs geen eendje. Alleen het ruisen van de regen was te horen.

Opa en ik stonden brood in een lege vijver te mikken. Waar sloeg dit nu weer op?

‘Hier kan niemand ons horen,’ zei opa tevreden. ‘Hier kan ik mijn geheimpje wel verklappen. Waarom ik al

die verhalen vertel. Over klokken.’ Hij boog zich voorover en fluisterde in mijn oor: ‘Ik probeer hem in de war

te brengen.’

‘Wie?’ fluisterde ik terug.

‘De Tijd, jongen! De Tijd! De ergste vijand van elke opa! Die moet in de war gebracht worden.

Ik lok ‘m naar me toe, met verhalen over klokken. Daar is ie dol op, natuurlijk. En als ie naar mijn verhalen

luistert,dandenktie:Hè?Isdiemeneernouvierhonderdjaaroud?Ofvierduizend?Volgensmijnpapieren

is hij pas vierenzestig, maar hij loopt zo krom als een mannetje van vierentachtig! Oh hemeltje lief, er is iets

misgegaan! Ik weet niet wat, maar ik zal ‘m snel een jaartje of twintig jonger maken, voor de zekerheid...

Misschien,’ grinnikte opa, ‘maakt ie me wel vijftig jaar jonger. Kan ik mooi met jou spelen.’

Oei, dacht ik. Nu is het gebeurd. Nu is hij helemáál gek geworden. Zo knots als een kale kniptor. Zo maf als

een miauwende muis. Dit is wel de ergste onzin die ik ooit heb gehoord.

Ten eerste is de tijd geen mens die in de war kan raken.

En ten tweede: áls de tijd in de war zou raken, waarom zou hij opa dan jónger maken? Misschien maakt hij

hem wel duizend jaar ouder! Heb je daar wel eens over nagedacht, opa?

Natuurlijk had hij daarover nagedacht, zei opa. ‘Maar ik vind: je moet af en toe een gokje wagen. Bovendien:

stel dat ik opeens duizend jaar oud zou worden. Dan was ik de oudste mens aller tijden! Dat is toch ook wat

waard, nietwaar?’

Zoek het maar uit, ouwe mafketel, dacht ik.

Maar dat was vorig jaar. Nu denk ik er héél anders over. Want opa is veranderd. Langzaamaan werden zijn

haren minder grijs, en zijn rimpels verdwenen, en zijn spieren groeiden terug. Hij werd een sterke jonge

man, in de kracht van zijn leven.

‘Gelukt,’ knipoogde opa.

Maar daar bleef het niet bij. Hij begon te krimpen. Hij kreeg puberpuistjes, maar die verdwenen weer want

hij werd jonger en jonger. Hij werd net zo jong als ik. En nog hield het niet op.

Hij werd een kleuter. Hij kon niet meer lezen of schrijven en niet meer rekenen... En op het laatst kon hij niet

eens meer fietsen zonder zijwieltjes.

Hij poepte steeds vaker in zijn broek, begon onverstaanbaar te brabbelen, hij viel steeds vaker om, kon niet

meer lopen...

En toen hield het op.

Mijn opa is een baby geworden. En ik moet op hem passen.

Het is niet eerlijk.

14

COLOFON

Ontwikkeling lesmateriaal: Stichting Techniekpromotie, Sanne Respen, in samenwerking met Stichting C3,

Florien de Brouwer.

Het verhaal ‘De vijand van elke opa’ is geschreven door: Thijs Goverde

Ontwerp: Studio Fraaj en Véronique van Helden