Thema 7 : Cultuur en Socialisatie · •Thema 4 Criminaliteit en veiligheid •Thema 5 Arbeid en...

79
Thema 7 : Cultuur en Socialisatie Examenopdracht Burgerschap – actualiteiten.

Transcript of Thema 7 : Cultuur en Socialisatie · •Thema 4 Criminaliteit en veiligheid •Thema 5 Arbeid en...

Thema 7 : Cultuur en Socialisatie

Examenopdracht

Burgerschap – actualiteiten.

Thema’s klas 3 IGH

• Thema 1 Sociale wetenschappen en de benaderingswijzen

• Thema 2 Politiek, rechtstaat en democratische burgerschap

• Thema 3 Massamedia en –Communicatie• Thema 4 Criminaliteit en veiligheid• Thema 5 Arbeid en verzorgingsstaat• Thema 6 Pluriforme samenleving• Thema 7 Cultuur en Socialisatie• Thema 8 Mondiale Vraagstukken

Peer group

• Groep mensen van dezelfde leeftijd en met dezelfde interesses en hobby's .

Referentiegroep

• Een groep waarvan de cultuur invloed heeft op de waarden, opvattingen en het gedrag van een individu.

Sociale grondrechten

• Verzamelnaam voor bepaalde door de overheid gewaarborgde voorzieningen ter bevordering van de ontplooiing van de mens in de samenleving.

Socialiserende instituties

• Instelling, organisaties en overige collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt.

Vrijheid

• Toestand waarin je kunt gaan en staan waar je wilt , kunt geloven wat je wil en kunt leren wat je wilt.

Zelfbeschikking

• Het recht op eigen keuzen en zelfstandigheid, zowel voor het individu als voor een collectief, bijv. een volk.

Conditionering• De lichamelijke, psychologische en sociale

factoren en mechanismen die bij een levend wezen een onbewuste associatie tussen een prikkel en een handeling veroorzaken.

Conformisme

• Neiging om je aan te passen aan gedrag en opvattingen in een bepaalde groep. Je zelf ondergeschikt maken aan het gedachtengoed van een andere groep.

Deviantie• Gedrag dat niet conform is aan een bepaalde

norm of geheel van normen, die door een significant aantal individuen van een gemeenschap of maatschappij wordt geaccepteerd.

Gender

• Verwijst naar de cultureel en sociaal bepaalde verschillen tussen mannen en vrouwen en niet naar de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen (sekse).

Identiteitsvorming

• De kenmerken en omstandigheden van een ding, persoon of groep die hetzelfde blijven gedurende een verandering of die een ding, persoon of groep van elkaar onderscheiden.

Kapitaal• Het totaal aan goederen en financiële

bronnen die zijn gewijd aan de productie van andere goederen of het genereren van inkomen. Ook wel bezit. Dit kan ook sociaal en economisch zijn.

Klassen

• Groepen, waarvan de leden gelijke economische, sociale of culturele belangen hebben. Hiërarchische lagen in de bevolking .

Persoonlijkheidsvorming

• De vorming van je persoon doormiddel van ervaringen, educatie en de naasten om je heen die je beïnvloeden.

Referentiekader

• Alle regels, normen en waardes die, vaak onbewust, bepalen hoe je iets beoordeelt.

Rol en rolpatronen

• Aan vrouwen en mannen toegewezen gedragspatronen, waarin men wordt opgevoed, en waarrond persoonlijke en maatschappelijke verwachtingen bestaan.

Sancties

• Alle maatregelen, zoals juridische straffen en disciplinaire straffen, waarmee op negatief wordt gereageerd op ongewenst gedrag.

Sociale controle

• Sociale controle is een sociologisch begrip dat betrekking heeft op het gedrag van leden van samenlevingsverbanden. Controle is dus toezicht of het verloopt zoals het hoort.

Sociale mobiliteit

• Sociale mobiliteit is de verandering in sociale positie van een persoon of groep binnen de sociale stratificatie.

Sociale ongelijkheid

• Sociale ongelijkheid is de ongelijke verdeling op basis van maatschappelijke positie en leefstijl.

Sociale positie

• Sociale positie is de plaats die een persoon of groep inneemt in sociale interactie. Een persoon heeft over het algemeen meerdere posities, in bijvoorbeeld werk, familie en vrije tijd.

Sociale relatie

• Is een verbinding met een ander persoon. Een relatie op persoonlijk niveau.

Sociale stratificatie

• Een verdeling op gebied van sociale status. Verschillende sociale graden in een samenleving.

Socialisatie

• Het proces waarin kennis, normen en waarden worden overgedragen die een mens in staat stellen te kunnen deelnemen in / aan de samenleving.

Arrangementen verzorgingsstaat

• Regeling waarbij je een van te voren bepaalde prijs betaalt voor een aantal zaken van de verzorging. Dus bijvoorbeeld met je verzekering een eigen risico etc.

Bevoogding versus emancipatie

• Neiging om alles van bovenaf te regelen en te beslissen en emancipatie is streven naar gelijke rechten en zelfstandigheid dus niet met een autoriteit boven je.

De-institutionalisering

• De-institutionalisering betekende aanvankelijk in algemene zin vooral afbouw en sluiting van zorg naar de gemeenschap, met veel meer nadruk op zelfhulp en non-professionele hulp.

Institutionalisering• Vastlegging van wat zich in een gemeenschap

aanvankelijk in de praktijk heeft ontwikkeld en alleen informeel is geregeld bijvoorbeeld de avond maaltijd aan tafel nuttigen i.p.v. op de bank.

Jeugd en Familierecht

• Het personen- en familierecht is het onderdeel dat zich bezighoudt met afstamming, geboorte, huwelijk en echtscheiding en familiebetrekkingen.

Acculturatie

• Aanpassing aan een andere cultuur.

Adaptie

• Aanpassen aan een ander geheel.

Adolescentie

• Periode dat je geen kind meer bent en volwassen aan het worden bent.

Assimilatie

• Proces van aanpassing aan je omgeving.

Burgerschap

• De wijze waarop inwoners deel hebben en deelnemen aan de samenleving en zo die samenleving helpen vorm te geven.

Civil Society

• Samenleving waarin mondige burgers vooral zelf (zonder tussenkomst van politieke partijen) voor hun belangen en idealen opkomen, al of niet door zich te organiseren.

Cohesie

• Samenhang tussen verschillende elementen.

Collectivistische cultuur

• De samenleving creëert en zorgt met elkaar voor de uitdraging van cultuur.

Cultuur

• Gewoonten en (gedrags)regels die bij een groep mensen, een beschaving en/of een cultuur horen.

Cultuurrelativisme versus universalisme

• Cultuurrelativisme gaat uit van de opvatting dat culturen niet eenvoudigweg met elkaar vergeleken kunnen worden Universalisme: Alle mensen zullen uiteindelijk hetzelfde zijn.

Dominante Cultuur

• Een cultuur die meer invloed of macht heeft dan de rest.

Diversificatie

• Actie dat je verscheidenheid aanbrengt of zaken onder meer eigenaren onderbrengt.

Enculturatie

• Het aanleren van cultuurkenmerken in de samenleving of het milieu waar je geboren bent.

Imitatie

• Product dat zo gemaakt is dat het op iets anders lijkt , geld ook met het nadoen van persoonlijke eigenschappen of eigenschappen.

In- en uitlatingsmechanismen

• Wie kan, mag er bij horen en wie wordt er uit een samenleving geweerd. Dit spitst zich voornamelijk toe op bedreigingen voor de samenleving of bevorderingen.

Internalitsatie

• In de leer van Freud het proces waarin kinderen zich via identificatie de geboden en verboden van de ouders eigen maken.

Moraal

• Geheel van waarden en normen bij een persoon, bij een groep of in de samenleving.

Normen

• Normen kunnen positief zijn (geboden) of negatief (verboden). Waarden zijn idealen en motieven die in een samenleving toonaangevend zijn.

Religie

• Het geloof in God of in goden.

Status

• Het begrip status is verbonden met dat van de pikorde, de rangorde van hoog naar laag die je aantreft bij mensen en dieren die samenleven in groepen.

Subcultuur

• Levenswijze van bijzondere groepen die afwijkt van de gangbare levenswijze.

Tegencultuur

• De cultuur van een groep mensen die zich verzet tegen de dominante cultuur.

Waarden

• Die gegevenheden in het menselijk bestaan die we als belangrijk ervaren, en waar we ons mee verbonden voelen.

Behaviourisme• Het behaviorisme (afgeleid van Engels:

behavior = gedrag) is een stroming binnen de wetenschapsfilosofie die zich uitspreekt over het onderzoeksdomein en de onderzoeksmethoden van de psychologie.

Civil society

• Samenleving waarin mondige burgers vooral zelf (zonder tussenkomst van politieke partijen) voor hun belangen en idealen opkomen.

Civilisatietheorie

• theorie over het beschavingsproces met de daarbij behorende omgangsvormen en etiquette. van de Duitse socioloog Norbert Elias

Cognitieve ontwikkelingstheorie

• Het in toenemende mate in staat zijn tot het opnemen, verwerken en weer opnieuw kunnen gebruiken van kennis en informatie (NCJ).

Conflicttheorie

• De sociale conflicttheorie gaat er van uit dat conflicten tussen groepen worden veroorzaakt door de strijd om schaarse bronnen zoals voedsel, macht en natuurlijke hulpbronnen.

Conformisme

• Neiging om je aan te passen aan gedrag en opvattingen in een bepaalde groep.

Cultuur-natuur debat

• Een debat over de belangrijkste humanistische leefomgevingen. Natuur en cultuur. Een debat voor het beschermen & onderhouden van.

Intra- en intergenerationele mobiliteit• Intergenerationele mobiliteit: sociale status

van (groot)ouders vergelijken met die van (klein)kinderen. Intragenerationele mobiliteit : de sociale status die een individu in de loop van zijn carrière verwerft.

Kapitaal – Sociaal & Cultureel• SK: Hulpmiddelen die in een gemeenschap

aanwezig zijn om de gezins- en sociale organisatie vorm te geven. CK: is kennis, cognitieve vaardigheden en opleiding van een persoon waarmee sociale privileges verworven.

Klassieke Socialisatietheorie

• De klassieke socialisatietheorie veronderstelt dat de maatschappij en het individu 2 of meerdere zelfstandige polen zijn die elkaar wederzijds (kunnen) beïnvloeden. (freud)

Labelingtheorie

• De etiketteringstheorie of labelingtheorie stelt dat afwijkend of deviant gedrag niet voorkomt uit de handeling, maar uit hoe anderen op de handeling reageren.

Learned deviance-theorie

• Handelingen of gedragingen die de sociale normen , met inbegrip van formeel vastgestelde regels schenden.

Meritocratie

• Samenleving waarin belangrijk wordt gevonden wat je individueel hebt gepresteerd.

Primaire ,secundaire en tertiaire sollicitatie

• Voorwaarden met een eigenschap die in de primaire, secundaire, of tertiaire sollicitatie valt, salaris is bijvoorbeeld primair en een auto van de zaak secundair.

Sociale leertheorie

• Psycholoog Albert Bandura bedacht de sociale leertheorie. Volgens hem bestaat de persoonlijkheid niet alleen uit observeerbaargedrag zoals traditionele leertheoretici beweren, maar ook uit mentale processen.

Socialisatie theorieën• Theorieën over het proces, waardoor

individuen zich kennis en vaardigheden, normen en waarden eigen maken, die hen in staat stellen om aan het maatschappelijk leven deel te nemen.

Emancipatie

• Het zelfbewuster worden en opeisen van gelijke of gelijkwaardige rechten door voorheen achtergestelde groepen in de bevolking.

Ik-wij-cultuur

• IK - cultuur, die het individu vooropstelt en vandaar een individualistische cultuur is & WIJ-cultuur stelt de groep voorop

Individualisering

• Ontwikkeling in de samenleving waarbij het individu en zijn behoeften meer centraal komen te staan.

Informalisering

• Het begrip informalisering is in de jaren zeventig ingevoerd om te verwijzen naar de minder stijve en meer informele en soepeler omgangsvormen van een moment.

Kinderwereld

• De wereld hoe kinderen die ervaren op een onschuldige manier zonder dat ze zichzelf onderwerpen aan meningen of verantwoordelijkheden.

Masculiene versus Feminiene

• Dit zijn twee statuspatronen. we onderscheiden twee statuspatronen: het mannelijke patroon is gericht op zelfverhoging en het vrouwelijke op zelfverlaging.

Open versus gesloten culturen

• Open: iedereen weet van elkaar en mag zijn opvattingen vrij uitdragen. Gesloten: er is geen ruimte voor meningen of voor het uitdragen van persoonlijke elementen.

Opvoedingspatroon

• Opvoeding is het proces waarin een persoon -meestal een kind naar de normen en waardes van de opvoeders wordt opgevoed.

Rechten van het kindHet Verdrag inzake de rechten van het kind is gebaseerd op de Universele verklaring van de rechten van de mens. Het wordt meestal het Kinderrechtenverdrag genoemd.