Les 8 - MKT (F2B / L2B)

35
Marketing College 8 Hoe zat het ook al weer?

Transcript of Les 8 - MKT (F2B / L2B)

Marketing

College 8Hoe zat het ook al weer?

Deze week

• Herhaling stof tot nu toe

• Aanvullen “Test je kennis”

• Opdracht Assortiment

• Antwoorden “Test je kennis”

Te leren stof

• MMS 1 Hoofdstuk 1.4 en 2.2 (pagina 34, 46 en 47 & slides college 2 en 3):

• De 5 marketinginstrumenten (de 5 P’s)

• De markt, marktgebied, marktgrootte en marktaandeel

• Economisch leven, dienstenmarketing en het marketingnetwerk hoeft dus NIET

• MMS 2 Hoofdstuk 1 t/m 1.6 (pagina 23 t/m 42)

• Fysieke eigenschappen (assortiment, kwaliteit)

• Toegevoegde eigenschappen (merk, garantie, service, verpakking)

• Afgeleide eigenschappen (imago)

• Woordmerk, beeldmerk, woord- en beeldmerk en kleurgebruik

• Assortiment (breedte, diepte, lengte, hoogte, consistentie)

SlideShare

• Alle slides van de lessen zijn online terug te vinden

• http://www.slideshare.net/BobbyRond

Product

• Fysieke eigenschappen

• Assortiment

• Kwaliteit

• Toegevoegde eigenschappen

• Merk

• Garantie

• Service

• Verpakking

• Afgeleide eigenschappen

• Imago

Fysieke eigenschappen

• Assortiment (de verzameling van het aanbod)

• Voor een hotel

• De hotelkamers

• De inrichting van de kamers

• Het zwembad

• Voor een bedrijf dat verzorgingsproducten verkoopt

• Shampoo

• Conditioner

• Douchegel

• Kwaliteit (spreekt voor zich)

Toegevoegde eigenschappen

• Merk (zorgt voor herkenbaarheid bij de doelgroep)

• Logo

• Huisstijl

• Garantie (nazorg op het product of de dienst)

• Wettelijke vereiste

• Mogelijkheid om meerwaarde te creëren

• Service (zeker bij diensten erg belangrijk)

• Portier die de deuren openhoudt

• Verpakking (bij goederen én diensten belangrijk)

• Het bloemetje op de kamer

Merk

• Vier eisen voor een goed merk

• De merknaam moet kort en bondig zijn

• Het merk moet op de markt zijn afgestemd (welke taal is het merk?)

• De merknaam moet origineel en onderscheidend zijn

• Het merk moet associatief zijn (snapt de consument wat het bedrijf doet?)

Merk

• Voordelen producent

• Het product wordt herkenbaar voor de afnemer

• Het merk kan worden gebruikt om te onderscheiden van de concurrentie

• Voordelen consument

• Het product is makkelijker terug te vinden op basis van het merk (Hilton Hotels)

• Het merk geeft zekerheid over de kwaliteit

Merk

• Indeling naar de schrijfwijze

• Woordmerk

• Beeldmerk

• Woord – beeldmerk

• Indeling naar de band tussen het product en het merk

• Familiemerken (Hilton hotels / D-reizen)

• Individuele merken (Unilever: Blue Band / Bona / Becel / Lätta / Croma / Linera)

• Indeling naar de kwaliteit van het product

• Het A-merk (Lay’s / Croky)

• Het B-merk (AH Huismerk / AH Basic)

Merk

• Woordmerk

• Beeldmerk (logo)

• Woord - beeldmerken

Garantie

• Bij goederen

• 24 maanden garantie op een televisie

• Bij diensten eigenlijk onmogelijk

• Je kunt je vakantie niet terugbrengen omdat het regende

• Daarom vooraf garanties afgeven

• Keurmerk (van een objectieve instantie zoals de ANVR)

• Classificatiesystemen (sterren bij een hotel / restaurant)

• Ervaringen van anderen (zoover.nl / kieskeurig.nl)

Service

• Service voor het verbruik van een dienst

• Gast van het vliegveld ophalen

• Huurauto regelen voor de gast

• Service tijdens het verbruik van een dienst

• Informatie aan de gast bieden over het gebied

• Wasserette service voor de gast

• Service na het gebruik van een dienst

• Kaartje sturen voor de verjaardag

• Goede klachtafhandeling / klantenservice

• Feedback aan de gast vragen

Verpakking

• Ter bescherming van het artikel

• Om het product gemakkelijk te kunnen vervoeren

• Als bewijs van betaling

• Reclame maken

Afgeleide eigenschappen

• Imago (wat vinden anderen van jouw bedrijf)

• Groot verschil met identiteit!

• Identiteit: Wat het bedrijf uitstraalt

• Imago: Hoe anderen het bedrijf zien

Assortiment

• Assortiment is een verzameling producten (goederen of diensten)

• De producten hebben met elkaar te maken

Assortiment

• Een assortiment kent:

• Breedte

• Diepte

• Lengte

• Hoogte

• Consistentie

Assortiment

• Breedte (breed / smal)

• Een groot aantal productgroepen

• ANWB: reizen, verzekeringen, tijdschriften, vakantiebenodigdheden (breed)

• Lay’s: chips (smal)

• Diepte (diep / ondiep)

• Veel producten binnen een productgroep

• Nike: schoenen: veel verschillende soorten (diep)

• NS: openbaar vervoer: geen keuze (ondiep)

Assortiment

• Lengte (lang / kort)

• De voorraad van een product

• McDonalds: hamburgers (lang)

• D-reizen: vakanties (kort)

• Hoogte (hoog / laag)

• Het kwaliteitsniveau van een product

• Hilton: hoge kwaliteit en hoge prijs (hoog)

• Bram Ladage: lage prijs (laag; luxe zitplaatsen zou niet kloppen)

Assortiment

• Consistentie (wel / niet)

• BelCompany: telefoons en telefoonverzekeringen (consistent)

• Albert Heijn: levensmiddelen en mobiele telefoonabonnementen (niet consistent)

Assortiment

• Redenen om het assortiment aan te passen

• Omzetbijdrage

• Weinig verkocht? Uit het assortiment halen

• Imagoverandering

• Trading up: een duurder product toevoegen

• Trading down: een goedkoper product toevoegen

• Concurrentie

• Onderscheiden van de concurrentie

Aanvullen “Test je kennis”

Opdracht

Opdracht

• Maak groepjes van 4 personen

• Elk groepje krijgt 3 merken

• Bepaal van elk merk de vijf assortimentskenmerken:

• Breed Smal

• Diep Ondiep

• Lang Kort

• Hoog Laag

• Consistent Niet consistent

• Presenteer van alle 3 de merken twee assortimentskenmerken en leg uit waarom dit is

Vragen

Vraag 1Geef aan of de logo’s een woordmerk, een beeldmerk of een woord- en beeldmerk zijn

a. Woord- en beeldmerk

b. Woord- en beeldmerk

c. Woord- en beeldmerk

d. Woordmerk

e. Woordmerk

f. Woordmerk

g. Woord- en beeldmerk

h. Beeldmerk

i. Woordmerk

j. Woord- en beeldmerk

Vraag 2

Noem de 5 marketinginstrumenten

1. Product

2. Prijs

3. Plaats

4. Promotie

5. Personeel

Vraag 3

Wat is marktgrootte?

De hoeveelheid omzet die te behalen is binnen een marktgebied

Vraag 4

KPN heeft een marktaandeel van 49%. Wat betekent dit?

Dat 49 procent van de klanten in een bepaald marktgebied klant is bij KPN.

Vraag 5

Wat is belangrijker voor de dienstensector: fysieke of toegevoegde producteigenschappen?

Motiveer waarom.

Toegevoegde producteigenschappen, want in de dienstensector zijn zaken als service zeer

belangrijk. (Diensten zijn persoonsgebonden)

Vraag 6

Noem een voorbeeld van hoe de dienstensector garantie kan leveren

Recensies van anderen, keurmerken (bijv. ANVR) en classificaties (5 sterren hotel)

Vraag 7

Wat is het verschil tussen imago en identiteit?

Identiteit is wat het bedrijf uitstraalt (wat het wil zijn) en imago is hoe de klanten de

organisatie zien (wat hun mening over jouw organisatie is).

Vraag 8

Wat betekent de breedte van het assortiment? Noem een voorbeeld van een bedrijf dat een

breed assortiment heeft.

Dat een bedrijf veel verschillende soorten productgroepen aanbiedt.

Voorbeeld: Albert Heijn (zuivel, groente en fruit, kant-en-klaar, diepvries)

Vraag 9

Wat betekent de lengte van het assortiment? Noem een voorbeeld van een bedrijf dat een

kort assortiment heeft.

Hoeveel een bedrijf op voorraad heeft. Een reisbureau heeft een zeer kort assortiment,

want het heeft eigenlijk geen voorraad (zodra iets verkocht wordt, wordt het pas ingekocht).

Vraag 10

Noem een voorbeeld van hoe de dienstensector garantie kan leveren

Om de omzet te verhogen.

Om het imago van de organisatie te veranderen.

Om zich te onderscheiden van de concurrentie.