Muzobundel L2B Lente
-
Upload
ingeborg-de-meester -
Category
Documents
-
view
224 -
download
0
description
Transcript of Muzobundel L2B Lente
1
Lied: Weet je dat de lente
komt. (Elly en Rikkert)
Deel1.
Weet je dat de lente komt, lente komt, lente komt.
Weet je dat de lente komt, alles loopt weer uit.
De eerste zonnestralen, ze tintelen op je huid.
De eerste bloemen bloeien, de eerste vogel fluit.
Weet je dat de lente komt, lente komt, lente komt.
Weet je dat de lente komt, alles loopt weer uit.
2
Gedichten thema lente.
Lente
De lente komt eraan,
de winter is weggegaan.
Het vrolijke geluid van de vogelsoort,
als je ontwaakt is dat het eerste wat je hoort.
De kou verdwijnt,
de zon verschijnt.
De mensen worden vrolijk en galant,
ze lopen neuriënd aan elkaars hand.
De lentekriebels in ieders buik,
de verborgen eitjes in de struik.
Het lente gevoel is er weer,
het blijft zo doorgaan, keer op keer!
3
Lentekriebels
De schittering verblindt mijn ogen
het zonlicht valt op de rivier
mensen uit hun huizen lopen
hun hart is vrolijk, maakt plezier.
Genietend van de voorjaarszon
met heerlijkheid alom
overal lachende gezichten
en jij, jij weet waarom.
De warmte van het voorjaarslicht
laat sneeuw en ijs ontdooien.
brengt weer liefde in het hart
en dan begint het mooie.
Het ontluiken van het liefdesspel
de drang van de natuur
van bloemetjes en van bijtjes
heel eerlijk en zo puur.
Bloemen komen langzaam uit
en bomen worden groen
het voorjaar ontwaakt de wereld
zalig zo'n heerlijke lentezoen.
4
Paaskuiken
Eerst zat je in een eitje
daar binnen was het kaal
Toen groeide je een tijdje
en krak deed de eierschaal
Je stapte uit het dopje
en keek eens om je heen
je schudde met je kopje
daar stond je nu alleen
Je hebt een heel zacht lijfje
dat is helemaal van dons
En als je wilt blijf
je gezellig hier bij ons
5
De lente komt eraan
De lente komt er aan
Het kan niet lang meer duren
Overal zie je krokussen staan
Vogels zingen in de vroege uren.
Het voorjaar begint te komen
Je ziet het aan de natuur
Nieuwe knoppen aan de bomen
Kappen met hun winterkuur.
Een nieuw en schoon begin
Brengt iedereen weer samen
Mijn buurvrouw heeft er zin
Lapt op het dak de ramen.
6
Het is weer lente
Het is weer lente joepie,
joepie jee
Maar dat kan toch niet?
Nee, Het regent al de hele dag
Ik weet niet of ik dan wel mag
Weer een keer naar buiten.
Waar de vogeltjes fluiten
Waar de lammetjes springen in de wei
Zo zou het moeten zijn in mei
En de vogels eieren leggen in de boom
Dat is waar ik van droom.
Niet van zo’n saaie dag.
Dan vergeet ik gewoon helemaal mijn lach.
7
Lente en mooi weer
In de lente is het mooi weer,
En de regen valt niet meer.
En bloemen komen uit,
En je hoort veel gefluit.
Vogels zitten in de bomen,
En daar zijn de eieren die komen.
Mensen gaan weer naar buiten,
En je ziet ze weer fluiten.
Vogeltjes fluiten dan ook in de bomen,
Het lijken wel dromen.
8
Kikker en pad zijn vrienden.
Lente
Kikker holde het weggetje op naar pad zijn huis.
Hij klopte op de voordeur. Het bleef stil binnen.
“Pad, pad,” riep kikker, “wakker worden? Het is lente!”
“Buh,” zei een stem ergens in het huis.
“Pad, pad!” riep kikker weer. “De zon schijnt! De sneeuw is aan het
smelten. Wakker worden!”
“Ik ben er niet,” zei de stem.
Kikker ging het huis binnen. Het was er donker. Alle luiken waren
dicht.
“Pad, waar ben je?” riep kikker.
“Ga weg,” zei de stem vanuit een hoek van de kamer.
Pad lag in bed. Hij had alle dekens over zijn hoofd getrokken.
Kikker duwde pad uit bed. Hij duwde hem het huis uit, de stoep op.
Pad knipperde met zijn ogen tegen het helle zonlicht.
“Help!” zei pad. “Ik kan niks zien.”
“Doe niet zo raar,” zei kikker. “Weet je wat je ziet? Het heldere,
warme zonlicht van de lente. En nu kunnen we samen weer van alles
gaan doen, pad. Een heel jaar lang. Moet je horen,” zei kikker.
“We gaan door de weilanden springen. En door de bossen hollen. En
zwemmen in de rivier. ’s Avonds kunnen we hier op de stoep gaan
zitten en de sterren tellen.”
“Tel jij ze maar, kikker,” zei pad. “Ik ben er nu al moe van. Ik ga weer
naar bed.”
Pad ging zijn huis weer binnen. Hij viel neer op het bed en trok de
dekens weer over zijn hoofd.
9
“Maar pas,’ riep kikker, “zo mis je al die leuke dingen!”
“Hoor eens kikker, hoe lang heb ik nu al geslapen?” vroeg pad.
“Je slaapt al vanaf november,” zei kikker.
“Nou dan,” zei pad, “nog een beetje langer slapen zal me geen kwaad
doen. Kom zo na half mei maar weer eens terug om me wakker te
maken. Welterusten, kikker.”
“Maar pad, dan ben ik al die tijd alleen,” zei kikker.
Pad gaf geen antwoord. Hij was in slaap gevallen. Kikker keer op pad
zijn kalender. Het blaadje van november hing nog voorop. Kikker
scheurde het blaadje van november af. Hij scheurde ’t blaadje van
december af. En het blaadje van januari en februari. Nu was hij bij het
blaadje van maart. Kikker scheurde ook het blaadje van maart eraf en
van april.
Toen liep kikker vlug naar pad zijn bed.
“Pad, pad, wakker worden. Het is al mei.”
“He?” zei pad, “is het nu al mei?”
“Ja hoor,” zei kikker. “Kijk maar op je kalender.”
Pad keek op de kalender. Het blaadje van mei hing voorop.
“Tjee, het is echt mei!” zei pad. Hij klauterde uit zijn bed.
Toen holde hij met kikker naar buiten. Om te kijken hoe de wereld er
uitzag in de lente.
Kikker en pad zijn vrienden, Arnold Lobel, Ploegsma.
10
Opdracht.
Wat zouden pad en kikker allemaal kunnen doen in de lente? Verzin samen met een vriend of
vriendinnetje een kort verhaaltje waarin je vertelt over een avontuur die ze beleven.
Morgen mogen jullie dan met je vriend of vriendinnetje naar voor komen. Je mag kiezen ofwel lees je
het expressief voor, iemand leest kikker en iemand leest pad. Ofwel mag je het komen spelen
vooraan, een toneeltje opvoeren.
11
Welke lentezin staat hier?
12
Zoek de verschillen.
13
Thema Pasen.
De paashaas en het gouden ei
Heel vroeg in de ochtend, toen de zon nog maar nauwelijks boven de
horizon uitkwam, was de paashaas al druk in de weer. Overal was hij
de eieren aan het verstoppen, waar straks de kinderen naar zouden
komen zoeken.
Hier een ei en daar een ei en nog een ei... Toen hij al zijn eieren
verstopt had moest hij het gouden ei nog verstoppen. Maar dat was
verborgen onder de aarde en werd bewaakt door de andere hazen. De
paashaas riep al zijn hulphazen bijeen: "Hazen kom te voorschijn, laat
je eens even zien…". En zo kwam het ene haasje na het andere
tevoorschijn en ze riepen elkaar, en wachtten tot ieder er was, zodat ze
samen op weg konden gaan om het gouden ei te gaan halen en het te
gaan verstoppen. Ze huppelden achter elkaar aan: "Wij halen nu het
gouden ei, het gouden, gouden ei...".
Heel zorgvuldig had de paashaas al het zonlicht in het gouden ei
bewaard, zodat het kind dat het gouden ei zou vinden veel zonlicht en
zegen zou ontvangen.
Toen de paashaas met zijn hulphazen bij de grot aankwam waar het
gouden ei bewaard werd, waren de haasjes die het ei bewaakten,
allemaal in paniek. Want het gouden ei was verdwenen, het gouden ei
was weg.
Zij wisten niet hoe het had kunnen gebeuren. En snel gingen ze samen
zoeken. Want hoe kan het gouden ei zou zo maar weg zijn. Ze zochten
overal in de struiken, stronken in alle holletjes, maar zelfs in de
hoogste boom was het gouden ei niet te vinden. Wat moesten ze nu
14
doen? Alle hazen lieten hun kopjes hangen. Dit was wel het ergste wat
de paashaas kon overkomen, en hij stond in het midden van de andere
hazen en klaagde: "Ohhh... het gouden ei is weg wat moeten wij nu
doen?"
"Roekoe, roekoe…", klonk het ineens boven hem in de bomen. Allen
keken omhoog. Daar zagen zij een duifje boven in de takken:
"Roekoe, roekoe…". De paashaas vroeg waarom het duifje zo riep. Ze
kwam naar beneden en ging voor de voeten van de paashaas zitten alle
andere hazen in een kring eromheen. Ze vertelde dat zij wist waar het
gouden ei was. Midden in de nacht was het gouden ei weggehaald uit
de grot waar het bewaard werd. Wie het gedaan had wist het duifje
niet precies, daar was het te donker voor geweest. Maar zij wist wel
waar het ei gebleven was. Ze was er achter aangevlogen. Toen gingen
ze allemaal achter het duifje aan. Ze moesten ver door het bos totdat
ze bij een hele grote oude boom kwamen, van wel honderd jaar oud.
Het duifje koerde en dat betekende dat dit de plek was waar het
gouden ei was aangekomen. De paashaas ging een holletje in, dat
tussen de wortels te zien was, en daaruit kwam een dwerg te
voorschijn. Die heel erg boos was en vroeg wat ze kwamen doen. De
paashaas zei dat hier misschien het gouden ei verborgen was, en na
lang wachten zei de dwerg, dat hij inderdaad het gouden ei gestolen
had. Hij wilde ook wel eens wat zonlicht zien, hij moest altijd maar
onder de grond leven en werken.
De paashaas vertelde de dwerg, dat zonlicht niet voor dwergen en
kabouters is. Maar juist voor mensen en kinderen was het zonlicht erg
belangrijk. De paashaas beloofde dat de dwerg een mandje vol met
eieren zou krijgen met Pasen, maar dat hij het gouden ei mee moest
nemen.
15
De dwerg vond het niet leuk, maat hij gaf het gouden ei aan de
paashaas. Zo vertrokken de hazen en zij zongen: "Wij hebben nu het
gouden ei, het gouden, gouden, ei." De paashaas kon gelukkig nog net
op zijd het gouden ei verstoppen. En op Paasmorgen stond een mandje
met eieren voor de boom van de dwerg te wachten.
* * * EINDE * * *
16
17
18
19
20
Lied: Weet je dat de lente
komt. (Elly en Rikkert)
Volledig lied.
Weet je dat de lente komt, lente komt, lente komt.
Weet je dat de lente komt, alles loopt weer uit.
De eerste zonnestralen, ze tintelen op je huid.
De eerste bloemen bloeien, de eerste vogel fluit.
Weet je dat de lente komt, lente komt, lente komt.
Weet je dat de lente komt, alles loopt weer uit.
Weet je wel dat Jezus leeft, Jezus leeft, Jezus leeft.
Weet je wel dat Jezus leeft, hij is opgestaan.
Ze hadden hem gekruisigd en in het graf gedaan.
Maar na drie donkere dagen is Hij weer opgestaan.
Weet je wel dat Jezus leeft, Jezus leeft, Jezus leeft.
Weet je wel dat Jezus leeft, hij is opgestaan.
Weet je wel dat Jezus leeft, Jezus leeft, Jezus leeft.
Weet je wel dat Jezus leeft, hij is opgestaan.