Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te...

66
Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg V07 Samenvatting 1 Inleiding De extramuralisering van de zorg noodzaakt senioren om langer thuis te blijven wonen en een grote groep senioren wil ook langer thuis kunnen blijven wonen. Dit terwijl de zorginfrastructuur nog ontoereikend is - in het bijzonder in de buitengebieden - om senioren en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op afstand, o.a. met beeldschermzorg en de invoering van een Persoonlijk Gezondheidsdossier (PGD) voor de Friese bevolking . Ondanks de innovatiestappen die zijn gemaakt, blijft de implementatie en opschaling van een groot aantal zorg ICT oplossingen lastig realiseerbaar. Het Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg onderzoek is onderdeel van een opschalingsproces in Friesland om te komen tot een succesvolle business case en structurele financiering voor leefstijlmonitoring. Het onderzoek sluit aan bij de eHealth en domotica kamerbrief van minister Edith Schippers en staatssecretaris Martin van Rijn (2014), waarin de doelstelling is geformuleerd om technologische innovaties in de langdurige zorg een impuls te geven. Leefstijl- of leefpatroonmonitoring geeft zorgorganisaties inzicht in langzame veranderingen in het dagelijks leefpatroon van alleenwonende cliënten, voornamelijk personen met dementie. Sensoren in de woning registreren over een langere periode de activiteiten van de cliënt. Zorgmedewerkers, casemanagers en mantelzorgers kunnen daardoor veranderingen in het activiteitenpatroon van de cliënt vaststellen, bijvoorbeeld als de cliënt ’s nachts gaat dwalen. Acute veranderingen kunnen direct worden gemeld aan een zorgmedewerker. Leefstijlmonitoring ondersteunt goede en efficiënte zorg en ondersteuning thuis door het dagelijkse levensritme te monitoren en inzichtelijk te maken voor (in)formele zorgverleners en cliënten en is met name waardevol in de zorg voor mensen met dementie. De vervolgstappen van de pilot zijn gericht op brede implementatie, opschaling en opleiding (trainingen) in de regio en na de opschaling op landelijk niveau. Een gedegen implementatie met betrokkenheid van alle stakeholders is noodzakelijk voor de opschaling van leefstijlmonitoring. Tevens dienen hierbij de belemmeringen door financiering en interoperabiliteit op het gebied van zorgprocessen en ICT zoveel als mogelijk te worden beperkt.

Transcript of Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te...

Page 1: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Leefstijlmonitoring in de langdurige

zorg V07

Samenvatting

1 Inleiding

De extramuralisering van de zorg noodzaakt senioren om langer thuis te blijven wonen en

een grote groep senioren wil ook langer thuis kunnen blijven wonen. Dit terwijl de

zorginfrastructuur nog ontoereikend is - in het bijzonder in de buitengebieden - om senioren

en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort

tot de koplopers op het gebied van zorg op afstand, o.a. met beeldschermzorg en de

invoering van een Persoonlijk Gezondheidsdossier (PGD) voor de Friese bevolking .

Ondanks de innovatiestappen die zijn gemaakt, blijft de implementatie en opschaling van

een groot aantal zorg ICT oplossingen lastig realiseerbaar.

Het Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg onderzoek is onderdeel van een

opschalingsproces in Friesland om te komen tot een succesvolle business case en

structurele financiering voor leefstijlmonitoring. Het onderzoek sluit aan bij de eHealth en

domotica kamerbrief van minister Edith Schippers en staatssecretaris Martin van Rijn

(2014), waarin de doelstelling is geformuleerd om technologische innovaties in de langdurige

zorg een impuls te geven. Leefstijl- of leefpatroonmonitoring geeft zorgorganisaties inzicht in

langzame veranderingen in het dagelijks leefpatroon van alleenwonende cliënten,

voornamelijk personen met dementie. Sensoren in de woning registreren over een langere

periode de activiteiten van de cliënt. Zorgmedewerkers, casemanagers en mantelzorgers

kunnen daardoor veranderingen in het activiteitenpatroon van de cliënt vaststellen,

bijvoorbeeld als de cliënt ’s nachts gaat dwalen. Acute veranderingen kunnen direct worden

gemeld aan een zorgmedewerker. Leefstijlmonitoring ondersteunt goede en efficiënte zorg

en ondersteuning thuis door het dagelijkse levensritme te monitoren en inzichtelijk te maken

voor (in)formele zorgverleners en cliënten en is met name waardevol in de zorg voor

mensen met dementie.

De vervolgstappen van de pilot zijn gericht op brede implementatie, opschaling en opleiding

(trainingen) in de regio en na de opschaling op landelijk niveau. Een gedegen implementatie

met betrokkenheid van alle stakeholders is noodzakelijk voor de opschaling van

leefstijlmonitoring. Tevens dienen hierbij de belemmeringen door financiering en

interoperabiliteit op het gebied van zorgprocessen en ICT zoveel als mogelijk te worden

beperkt.

Page 2: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

In Friesland werken op dit moment 42 zorgorganisaties samen in de ketenzorg voor mensen

met dementie in de thuissituatie en dit samenwerkingsverband is geformaliseerd in de

Coöperatie TinZ. Vanuit de deelnemende partijen en een aantal pilotprojecten is gebleken

dat zorgprofessionals, mantelzorgers en ouderen behoefte hebben aan niet-invasieve en

privacy-behoudende monitoring van dementerenden. ADL (Activities of Daily living)

leefstijlmonitoring van Livind sluit perfect aan bij de behoefte vraag vanuit TinZ.

Binnen het proces van dementiezorg staat de casemanager en de verpleegkundige centraal.

De casemanager is een vaste professional die onderdeel uitmaakt van een lokaal

samenwerkingsverband, gericht op thuiswonende mensen met dementie en hun naasten,

gedurende het hele traject van ‘niet pluis’ of de diagnose tot aan opname of overlijden.

Daarnaast is de verpleegkundige degene die de meeste huisbezoeken aflegt, veel weet over

de cliënt en ook de data van Leefstijlmonitoring zal uitlezen.

[RESULTATEN PROTEION]

[HIER DE TEKST UIT DE AANVRAAG]

Het onderzoek is onderdeel van de opschaling. Tussentijdse problemen/ aandachtspunten

zijn aangepast om de opschaling te bevorderen.

(iteratief plaatje)

2 Over leefstijlmonitoring

Leefstijlmonitoring is een netwerk van sensoren dat geïnstalleerd kan worden bij een alleen

wonende mensen om het leefpatroon, o.a. het dag-nacht ritme in kaart te brengen. Het geeft

inzicht in afwijkingen en langzame veranderingen in het dagelijkse leefpatroon van

alleenwonende mensen. De sensoren bevinden zich in alle ruimtes van de woning die

frequent bezocht worden en communiceren draadloos met een centrale unit die is

verbonden met internet. Door middel van de bewegingsensoren in de woning en een

computerprogramma dat de data analyseert, wordt inzicht verkregen in het

activiteitenpatroon van de bewoner. De activiteiten – de leefstijl - kunnen op afstand door

een mantelzorger en/of zorg professional worden bekeken.

De doelgroep waarvoor leefstijlmonitoring nu en binnen deze pilot wordt toegepast zijn

alleenwonende ouderen met (een vorm van) dementie. Leefstijlmonitoring geeft

zorgmedewerkers die de cliënt met dementie begeleiden en/of andere betrokkenen zoals

familie een beter beeld van de actuele situatie en trends in de leefstijl van de persoon.

Zonder dat er camera’s aan te pas komen, biedt het systeem mogelijkheden om activiteit te

monitoren als aanvulling op de reguliere bezoeken. Met behulp van leefstijlmonitoring kan in

potentie een crisissituatie vaak eerder worden gesignaleerd, waardoor men eerder kan

ingrijpen. Bijvoorbeeld het herkennen van verhoogd toiletgebruik ten gevolge van

urineweginfectie of een verhoogd valrisico, veranderingen in het dag-nachtritme en

slaapstoornissen.

Page 3: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Het Livind systeem specifiek

Het Livind systeem bestaat uit bewegingssensoren zoals afgebeeld in figuur x die zich in

elke ruimte van de woning van een alleenwonende oudere met dementie bevinden en een

deur sensor (contact sensor) op de buitendeur(en).

Via een beveiligde webpagina wordt er toegang geven tot het activiteitenpatroon zoals te

zien is in figuur x. Op de webpagina (livind platform) kunnen mantelzorger en/of

casemanagers zien wat de bewegingen per ruimte zijn die worden geregistreerd door de

diverse sensoren. Bij de instellingen op deze webpagina kunnen mantelzorger en/of

casemanager instellen wat het normale leefpatroon is en op welke momenten er er een

melding gegenereerd moet worden. Indien gewenst wordt er een sms bericht of email

verstuurd wanneer er een afwijking over de ingestelde

grens wordt

gedetecteerd.

fig x Diverse sensoren van het Livind

systeem fig x

bewegingssenor

Page 4: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Fig x interface van het livind platform

3 Pilot

[xxx]

Gebruikscenario van het systeem

Wanneer Leefstijlmonitoring wordt ingezet zijn er verschillende gebruikscenario's mogelijk.

In de verschillende ruimtes in het huis van de persoon met dementie hangen sensoren. De

bewegingen zijn zoals eerder genoemd zichtbaar via een webpagina. In figuur x wordt

aangegeven wie er betrokkenen kunnen zijn bij de inzet van leefstijlmonitoring.

Figuur x

Afhankelijk van de betrokkenen in een casus en de wensen van de mantelzorger en cliënt

zijn de volgende scenario’s mogelijk:

● Mantelzorger heeft toegang tot het Livind platform

● Mantelzorger en casemanager hebben toegang tot het Livind platform

● Mantelzorger, casemanager en thuiszorg team hebben toegang tot het Livind

platform

Page 5: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

4 Methode van onderzoek

Vanaf juli 2015 tot en met juni 2015 heeft er onderzoek plaats gevonden naar de effecten van Leefstijlmonitoring bij alleenwonende ouderen in Friesland waarbij het LIVIND systeem is geïnstalleerd. Hierbij zijn de verwahtingen en ervaringen van (eind)gebruikers onderzocht door middel van telefonische interviews en vragenlijsten met mantelzorgers en casemanagers.

4.1 Doel van het onderzoek

Inzicht verkrijgen in de relatie tussen de toepassing van leefstijlmonitoring en (1) de

stressbeleving bij mantelzorgers, (2) de kwaliteit van zorg en (3) de kwaliteit van leven bij

dementerende thuiswonende ouderen. Aanvullend is de bereidwilligheid van mantelzorgers

om eventueel een financiële bijdrage te leveren aan de inzet van leefstijlmonitoring

onderzocht.

Verder is het onderzoek ondersteunend aan het overkoepelende doel van het

Leefstijlmonitoringsproject, namelijk de opschaling van leefstijlmonitoring ICT in Friesland en

regio’s die ‘volgen’.

4.2 Deelnemers

Gedurende het gehele project Leefstijlmonitoring in Friesland hebben installaties plaats

gevonden bij alleen wonende ouderen in Friesland. Het onderzoek naar de effecten van het

systeem heeft plaatsgevonden van juli 2015 tot en met juni 2016. Bij alle installaties tot 1

april 2016 zijn de betrokken mantelzorger en casemanager gevraagd om deel te nemen aan

het onderzoek. Bij installaties na 1 april 2016 heeft geen onderzoek plaatsgevonden omdat

de periode van gebruik gedurende het opschalingstraject te kort is om ervaringen te meten.

In totaal hebben er tijdens het project 70 installaties plaatsgevonden waarvan 7 na 1 april

2016. In totaal zijn er 63 installaties waarbij onderzoek heeft plaatsgevonden.

Spreiding van de deelnemers

Aantal casus Aantal betrokken mantelzorgers

Aantal betrokken casemanagers

Installaties 63 63 25

Deïnstallaties 12 12 onbekend1 ??

Totaal 51 51 onbekend

aDe onderzoekers hebben geen informatie gekregen over het aantal de-installaties

1 De onderzoekers hebben geen informatie gekregen over het aantal de-installaties.

Page 6: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

mantelzorgers Totaal Betrokken in onderzoek

Betrokken mantelzorgers 63 53123

De-installaties 123 12

Betrokken mantelzorgers juni 2016 513 41

1 3 mantelzorgers waren onbereikbaar. 210 mantelzorgers hebben aangegeven niet te willen

deelnemen aan het onderzoek. 3 Er zijn geen berichten over de-installatie binnen gekomen vanuit de groep waar geen onderzoek plaats vindt, het is onduidelijk of er de-installaties hebben plaats gevonden zonder daarbij een ticket aan te maken.

Casemanagers Totaal Betrokken in onderzoek

Betrokken casemanagers 25 14

De-installatie 12 ??

Betrokken casemanagers juni 2016 ??1 ??

1 casemanagers hebben vaak meerdere cliënten bij wie het systeem geïnstalleerd is. Hierdoor zijn casemanagers soms nog steeds in de opschaling betrokken nadat er een de-installatie heeft plaats gevonden

Persoon met dementie De mate van dementie bij in de diverse casussen in een redelijk divers stadium. Er zijn ouderen die op meerdere momenten van de dag zorg ontvangen maar ook ouderen waarbij alleen hulp wordt geboden bij het aantrekken van steunkousen. Een groot deel van de ouderen die betrokken zijn in de de pilot maken gebruik van personen alarmering. Van de 63 casussen die benaderd zijn voor onderzoek blijkt in 12 gevallen dat de persoon met dementie een man betreft, in de andere casussen (51) wordt het patroon van een vrouw gemonitord.

Mantelzorgers De betrokken mantelzorgers zijn in vrijwel alle gevallen familieleden van de persoon met dementie. Van de 63 casussen die zijn benaderd voor onderzoek is de betrokken mantelzorger in de meeste gevallen een vrouw (41) in 22 casussen is de mantelzorger een man. Bij de verschillende deelnemers is er een diversiteit in mate van mantelzorg die zij leveren in bijlage xxx is van de mantelzorgers die de vragenlijsten hebben ingevuld te zien in welke mate zijn mantelzorg taken verrichten. De mantelzorger die het leefstijlmonitoring

Page 7: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

bekijkt is in vrijwel alle gevallen voor de casemanager het eerste aanspreekpunt. De mate van ervaring met techniek is wisselend per deelnemer van dagelijks gebruikt van computer, tablet en smartphone tot ervaring met een computer en het niet hebben van smartphone. Tot slot zit er verschilt het per casus hoe ver de mantelzorger bij zijn/haar naaste vandaan woont, van enkele meters (buren) tot 200km.

Casemanagers Bij een groot deel van de casussen is er een casemanager dementie betrokken. De casemanagers zijn afkomstig van verschillende organisaties (Tinz, Zuidoostzorg, De Friese Wouden, Het Frieseland). Van de geinterviewde casemanagers (14) betrokken in 43 casussen is het meerendeel, 12, vrouw ten opzichte van 2 mannen. Het merendeel van de casemanagers maakt veel gebruik van een computer en bezit een smartphone.

4.3 Materiaal

Bij ouderen met dementie is een Leefstijlmonitoringssysteem van Livind geinstalleerd. De

installatie van diverse bewegingssensoren deurontacten werd uitgevoerd door een

installateur.

4.4 Meetinstrumenten

De verwachtingen en ervaringen van mantelzorgers zijn gemeten in 2 telefonische

interviews. In bijlage x is zijn de interviewvragen opgenomen. De belangrijkste thema’s van

het interviews zijn: verwachtingen betreft

Naast de intervieuws ontvingen de mantelzorgers eens in de 75 dagen (2.5 maanden) een

vragenlijst met:

● Caregiver Strain Index (CSI) (ontwikkeld door B. Robinson, 1983)

● Ervaren Druk door Informele Zorg (EZID) (Ontwikkeld door prof. dr. Anne Margriet

Pot, 1995)

● CarerQol

● Self-rated burden scale

● Volhoudtijd

● OBM - ‘objectieve belasting’ van mantelzorg.

Page 8: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

De verwachtingen en ervaringen van casemanagers zijn gemeten met behulp van 2

telefonische interviews. De interview vragen zijn opgenomen in bijlag x. De belangrijkste

thema’s van het interview zijn.

4.5 Procedure

De onderzoekers van Vilans zijn betrokken in de procedure van aanmelding tot installatie

zodat de betrokken mantelzorgers en casemanagers interviewed konden worden voordat de

installatie plaats vond. De deelnemer heeft uitleg gekregen over het onderzoek en een

informed consent ontvangen. Wanneer men deel wil nemen aan het onderzoek is er een

afspraak gemaakt voor het telefonisch interview; de Pre meeting (t=0). In het geval van een

mantelzorger wordt er na afloop van het interview de eerste digitale vragenlijst verstuurd

Hierna zal het systeem worden geïnstalleerd. Na 2.5 maand volgt bij mantelzorgers de

Post1 meeting en zo verder. In het geval van een casemanger wordt afgesproken dat zij na

ongeveer 6 maanden zullen worden benaderd voor het 2de interview. Na 6 maanden vind bij

zowel mantelzorgers als casemanegers wordt er na 6 maanden een telefonisch interview

afgenomen.

Wanneer het livind systeem al is geïnstalleerd was heeft hebben er bij zowel mantelzorger

als casemanger 2 telefonische interviews plaats gevonden, er is gevraagd terug te denken

aan de verwachtingen die zij hadden bij het systeem.Daarnaast zijn er eerste ervaringen

opgenomen. Mantelzorgers ontvingen afhankelijk van de tijd tussen installatie en interview

een Pre of een Post1 meting.

De metingen zijn weergeven in figuur x

[AFBEELDING IN PROCEDURE]

Pre meting Post1 meting Post2 meting Post3 meting Post4 meting 0 maanden 2,5 maanden 5 maanden 7,5 maanden 10 maanden (MZ + CM) (MZ) (MZ + CM) (MZ) (MZ + CM)

MZ = Mantel Zorg CM = Case Manager

Figuur x

3.6 Onderzoeksvragen:

1. In hoeverre leidt de toepassing van leefstijlmonitoring tot een reductie in de

subjectieve stressbeleving bij mantelzorgers van dementerende ouderen?

2. In hoeverre vergroot de kwaliteit van zorg door mantelzorgers en case managers van

dementerende ouderen door de toepassing van leefstijlmonitoring?

3. In hoeverre vergroot de kwaliteit van leven van mantelzorgers van dementerende

ouderen door de toepassing van leefstijlmonitoring?

Page 9: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Hypothese:

De verwachting is dat de stressbeleving lager is bij mantelzorgers, de kwaliteit van zorg en

kwaliteit van leven vergroot wordt wanneer leefstijlmonitoring wordt ingezet naast de

reguliere zorg in vergelijking tot alleen reguliere zorg. (REF naar Proteion)

4.7 Analyseren van de data

De kwalitatieve data is geanalyseerd op basis van diverse labels, zie bijlage x. Het labelen

heeft plaats gevonden in excel zodat de analyse zowel op basis van het label als op casus

niveau heeft plaatsgevonden. Op deze wijze is de data 2 maal geanalyseerd door 1

onderzoeker. Wanneer een resultaat door meer dan 3 deelnemers werd genoemd is het

opgenomen in bij de resultaten. Echter zijn opvallende bevindingen die betrekking hebben

op 1 mantelzorger of casemanager indien relevant ook genoemd, dit staat dan expliciet

aangeven bij de resultaten. Een tweede onderzoeker heeft willekeurig voor een aantal labels

gecontroleerd of de beschreven resultaten een goede afspiegeling zijn van de verkregen

data.

Aangezien de verschillende deelnemers niet op hetzelfde moment starten en er voor een

deel al een interventie heeft plaatsgevonden (ongelijke groepen), is er bij de analyse van de

digitale vragenlijst gebruik gemaakt van Mixed Models Analysis (SPSS 22). Herhaalde

metingen design: Within Subjects over tijd.

5 Kwalitatieve resultaten:

De resultaten van de interviews zijn per thema uitgewerkt. In onderstaande tabel is een

overzicht te zien van de verschillende thema’s en in welk interview het thema aan bod

kwam.

thema Interview 12

Interview 2

Verwachtingen van het systeem

Gebruikerservaringen met het systeem

Rol van mantelzorger

Gerustgesteld gevoel bij een mantelzorger verwachtingen ervaringen

2 In het geval dat het systeem al geïnstalleerd was zijn er tijdens het eerste interview ook al

eerste ervaringen opgehaald, welke worden besproken in de overige kwalitatieve resultaten in dit hoofdstuk.

Page 10: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Privacy

Gevoel van veiligheid bij persoon met dementie verwachtingen ervaringen

Langer thuis wonen verwachtingen ervaringen

Inzet van zorg verwachtingen ervaringen

Verbeterpunten

Bereidheid tot betalen

5.1 Verwachtingen van het systeem (1)

19 interviews voor november (t/m row 24). 31 na

Een groot deel van de mantelzorgers (34 van de 50) zijn voor het eerst geïnterviewd (kort)

nadat het leefstijlmonitoring systeem al bij hun naaste was geïnstalleerd, waardoor tijdens

de eerste interviews al enige ervaring was opgedaan met het systeem. Daarnaast zijn alle

casemanagers geïnterviewd nadat het systeem bij één of meerdere van hun cliënten is

geïnstalleerd. Desondanks zijn verschillende inzichten opgehaald over de verwachtingen ten

aanzien van leefstijlmonitoring voordat hier ervaring mee is opgedaan.

De verwachtingen ten aanzien van leefstijlmonitoring geven een beeld van de kennis van

mantelzorgers en casemanagers over leefstijlmonitoring en hun reden om het in te zetten bij

hun naaste of cliënt.

Verwachtingen van mantelzorgers

Kennis van mantelzorgers over leefstijlmonitoring

Het systeem van leefstijlmonitoring wordt door vrijwel alle mantelzorgers uitgelegd als een

sensor of een netwerk van sensoren die activiteiten kunnen monitoren door te laten zien in

welke ruimte de bewoner is geweest. De informatie die men over leefstijlmonitoring heeft

ontvangen komt van de betrokken casemanager dementie. De meeste mantelzorgers geven

aan ook een folder te hebben ontvangen.

Beter beeld van activiteit wanneer naaste alleen is

Mantelzorgers verwachten dat men door middel van sensoren, dus op basis van een

objectieve meting, een beter beeld verschaft van het gedrag van hun naaste wanneer deze

alleen is. Ze kunnen een activiteitenpatroon volgen en uit veranderingen constateren of

bijvoorbeeld verwardheid bij hun naaste groter wordt. Veel mantelzorgers geven aan dat ze

behoefte hebben aan dergelijk inzicht, omdat men gaat of is gaan twijfelen aan wat hun

naaste zelf zegt, maar ook omdat het vaak niet klopt wat hun naaste zegt over wat hij/zij

doet. Zoals een mantelzorger uitlegt:

Page 11: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“Wij hadden vraagtekens bij wat ze deed. Als je er bent gebeurt er niks geks, maar

we wilden graag weten wat ze uitspookt als we er niet zijn.” (Mantelzorger deelnemer

47 (MZ47), 1e interview).

Een andere mantelzorger licht toe:

“Vooral ‘s nachts in het begin hebben we steeds bij haar geslapen omdat we niet

wisten wat ze ‘s nachts ging doen. Maar ze sliep goed en op een gegeven moment

moet je bepaalde stappen zetten, omdat je dat niet kunt blijven doen. Op zulke

momenten dat je haar alleen moet en wilt laten is het [leefstijlmonitoring] wel de

manier om ze toch een beetje in de gaten te houden.” (MZ60, 1e interview).

Behoefte aan globaal inzicht en vroegtijdig signaleren van achteruitgang

Een aantal mantelzorgers geeft aan dat ze verwachten dat ze niet continu achter de

computer hoeven te gaan zitten om naar de informatie uit het leefstijlmonitoring systeem te

kijken en te zien hoe het met hun naaste gaat. Ze hebben niet de behoefte om het gedrag

van hun naaste constant te volgen, maar willen vooral een globaal beeld krijgen van de

situatie om te kunnen signaleren of er afwijkingen in het leefpatroon voorkomen, zoals

nachtelijke activiteit en geen gebruik van de keuken, om tijdig in te kunnen grijpen en

eventueel te bepalen of thuis wonen nog verantwoord is voor hun naaste. Zoals een

mantelzorger stelt:

“Het een bekend proces dementie, het gaat achteruit. Dus ergens komt er een

moment hij niet meer alleen kan wonen en dat hoop ik te signaleren.” (MZ11, 1e

interview).

Waarschuwing als er iets gebeurt

Een aantal mantelzorgers geeft aan dat ze van het systeem verwachten dat men wordt

gewaarschuwd op het moment dat er iets gebeurt, bijvoorbeeld wanneer hun naaste ’s

nachts aan het dwalen is. Op een dergelijk moment willen ze een alarm krijgen. Veel

mantelzorgers geven aan dat ze bang zijn dat hun naaste ‘s nachts buitenshuis gaat dwalen

en hopen dit met leefstijlmonitoring tijdig te signaleren. Echter wordt ook door enkele

mantelzorgers aangegeven dat ze niet veel van het systeem verwachten wat betreft het

signaleren van afwijkingen, behalve dat het hen uiteindelijk wel waarschuwt bij bijvoorbeeld

langdurige inactiviteit door vallen of afwijkend toilet gebruik.

Verwachtingen van casemanagers

De casemanagers hebben vergelijkbare verwachtingen ten opzichte van mantelzorgers over

wat ze met leefstijlmonitoring kunnen doen: bijvoorbeeld het herkennen van patronen,

vroegtijdig signaleren, zicht op de leefstijl, dagritmes en veranderingen herkennen, extra

controle, problemen en afwijkingen zien, inhaken op wat je ziet:

“...de zorg kunnen afstemmen op wat we op dat moment zien” (Casemanger

deelnemer 4 (CM4), 1e interview)

Page 12: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“...een paar extra ogen voor binnen, wat normaal een partner zou doen” (CM7, 1e

interview)

“...afwijkingen op tijd kunnen zien, zorgmomenten aanpassen en hier op inspelen

zodat ze langer thuis kunnen wonen.” (CM8, 1e interview).

Een casemanager geeft aan dat het systeem wel goed moet worden ingesteld om

problemen te kunnen filteren (CM9, 1e interview).

Verder geven enkele casemanagers aan dat ze verwachten en hopen dat het systeem

vooral mantelzorgers zal ondersteunen. Een casemanager geeft hierbij expliciet aan:

“Ik hoor liever de situatie van de mantelzorgers. Voor hen heeft het grote winst te

weten wat er gebeurt. Stel je moet van tien cliënten gaan bijhouden hoe het gaat,

dan wordt het een dagtaak, wat niet de bedoeling kan zijn.” (CM11, 1e interview).

5.2 Gebruikservaringen (T1, 2)

Met name uit de tweede interviews en deels uit de eerste interviews in het geval dat toen al

gebruik werd gemaakt van het systeem - komt naar voren wat ervaringen van gebruikers zijn

en hoe en wanneer gebruik wordt gemaakt van het leefstijlmonitoring systeem. Er komen

verschillende ervaringen naar voren, namelijk dat er mantelzorgers zijn die regelmatig kijken,

dat mantelzorgers op vaste óf wisselende tijdstippen kijken, dat sommige mantelzorgers

slechts af en toe naar het systeem kijken en dat sommige mantelzorgers na verloop van tijd

minder vaak kijken dan in het begin. Daarnaast hebben sommige mantelzorgers aangeven

dat ze naar het systeem kijken bij het ontvangen van meldingen en geven een aantal

mantelzorgers aan dat ze kijken naar de trends. Verder komt uit de interviews met

casemanagers ook naar voren hoe vaak ze ongeveer van het systeem gebruik maken.

Gebruik door mantelzorgers

Regelmatig kijken

De meeste mantelzorgers geven aan dat ze met regelmaat naar het leefstijlmonitoring

systeem kijken, met name om te monitoren of hun naaste zijn/haar dagritme of dag-nacht

ritme vasthoudt. Meestal kijken mantelzorgers naar vergelijkbare data zoals activiteit in de

nacht, of hun naaste ‘s ochtends op is gestaan, of zij het huis hebben verlaten en wanneer,

hoe actief ze binnenshuis zijn, en hoe vaak ze naar het toilet gaan. Mantelzorgers zeggen

bijvoorbeeld:

“Ik kijk of ze inderdaad weggegaan is, of ze thuis is, of ze buiten is. Ook wel voor

activiteit binnenshuis, hoeveel dat verergert, dat ze voortdurend van de ene naar de

andere kamer loopt.” (MZ26, 2e interview).

“Blijft hij ‘s nachts in bed of gaat hij rondlopen en hoe vaak? Op basis daarvan heb ik

al een aantal maal contact gehad met de huisarts en dergelijke.” (MZ15, 2e

interview).

Page 13: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“Ik kijk er met regelmaat naar, of ze in de nacht onrustig is geweest of naar buiten is

geweest.“ (MZ10, 2e interview).

Sommige mantelzorgers kijken naar hele specifieke dingen. Zo geeft een mantelzorger

(MZ42, 1e interview) aan dat ze haar moeder hebben verteld dat ze beter niet meer op het

balkon kan komen, omdat het daar glad is en de kans op vallen groot is. Via het systeem

kunnen ze gemakkelijk controleren of haar moeder ook daadwerkelijk niet meer op het

balkon komt.

Kijken op vaste of wisselende tijdstippen

Aan de ene kant zijn er een aantal mantelzorgers die aangeven dat ze wel regelmatig, maar

niet op vaste momenten naar het systeem kijken. Een mantelzorger geeft aan:

“Ik heb drie zussen, en we kijken allemaal met regelmaat of ze ‘s nachts bijvoorbeeld

in de woonkamer is, of heel vaak naar het toilet moet. We kijken of het met haar

gezondheid goed gaat. Wanneer het me uit komt, s’ ochtends, of s’ avonds, kan ik

even kijken hoe het zit met de routine.” (MZ5, 2e interview).

In een paar casussen worden hiervoor redenen gegeven zoals wisselende werktijden

waardoor ze niet op vaste momenten kunnen kijken. Aan de andere kant geven een aantal

mantelzorgers aan dat ze op één of meerdere vaste momenten van de dag kijken,

bijvoorbeeld ‘s ochtends en ‘s avonds voor het naar bed gaan:

“Elke dag kijk ik wel, ’s ochtends om tien uur wanneer ik het smsje krijgt. Alleen dan.”

(MZ42, 2e interview).

“Ik kijk een keer op de dag als ik ‘s ochtends een melding krijgt. Dan denkt het

systeem dat er afwijkingen zijn en dan kijk ik gewoon elke dag even.” (MZ44, 2e

interview).

“Ik kijk sowieso ‘s ochtends hoe ze de nacht heeft doorgebracht. Verder overdag

rond vier uur even kijken. En ‘s avonds voor ze gaat slapen of ze ook naar bed gaat.

En als er een alarm is tussendoor.” (MZ47, 2e interview).

Afhankelijk van de situatie hoe vaak men kijkt

Een paar mantelzorgers geven expliciet aan dat de frequentie waarmee ze op het systeem

kijken afhankelijk is van hoe het met hun naaste gaat en hoe ongerust ze zijn:

“Ik kijk drie keer per week of er iets aan de hand is. En als ik ongerust ben twee keer

per dag, maar dat is niet standaard. Dat is misschien eens in de veertien dagen.”

(MZ7, 2e interview).

“Ik kijk vooral hoe het ‘s nachts met hem gaat. Ik kijk ‘s ochtends en hoe vaak ik daar

op kijk is afhankelijk van hoe het met hem gaat. Als het slecht met hem gaat, kijk ik

twee keer per dag. Als het goed met hem gaat, kijk ik misschien één keer in de drie

weken”. (MZ15, 2e interview).

Page 14: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“Ik kom regelmatig bij haar. Juist wanneer ik niet bij haar kom kijk ik, twee, drie keer

per week.” (MZ33, 2e interview).

Af en toe kijken

Een aantal mantelzorgers geeft aan dat ze maar af en toe op het systeem kijken. “Het mooie

aan het systeem is dat je het niet continu in de gaten hoeft te houden:

Ik kijk er niet altijd op, af en toe even om te kijken hoe het gaat. Heel duidelijk en

overzichtelijk. Ik kijk wat ze doet, of ze vaak weg is, of ze veel op bed ligt, wc,

badkamer.” (MZ45, 2e interview).

“We doen er vrij weinig mee nu op dit moment. Het enige wat we er mee doen, is af

en toe kijken als ze bijvoorbeeld ineens de deur uit is, of als ze niet gemeld heeft dat

ze weg gaat, hoe laat ze dan weggaat. [...] We hebben afgesproken dat ze even

meldt als ze weggaat.” (MZ52, 2e interview).

Er zijn ook een paar mantelzorgers die aangeven dat ze alleen naar de meldingen kijken en

niet of zelden inloggen op het systeem:

“Elke dag om tien uur krijg ik een mailtje, omdat het dan iets afwijkt van de norm. Dus

elke dag. Maar ik heb de laatste vier, vijf maanden niet naar de website gekeken.”

(MZ14, 2e interview).

“Ik kijk op mijn telefoon want die heeft ik altijd bij me, niet of de computer.” (MZ16, 2e

interview).

“Ik kijk hooguit een keer per week in het systeem omdat het altijd hetzelfde is. Ik kijk

wel altijd het mailtje van wat er allemaal opgesomd is. Geen afwijkingen denk ik dan,

omdat het altijd hetzelfde is.” (MZ22, 2e interview).

Minder kijken dan in het begin

Een aantal mantelzorgers geven aan dat ze in het begin actief gebruik maakten van het

systeem en vaak inlogden om naar het patroon te kijken, maar dat dat minder is geworden in

de loop der tijd. Bij sommigen kan dit worden verklaard omdat ze gerust zijn gesteld en een

bevestiging hebben gekregen dat de situatie van hun naaste vrij stabiel is. Zo legt een

mantelzorger uit: “Ik kijk minder dan in het begin, wekelijks nu, in het begin dagelijks. [...] Het

is ook wel aan de orde dat ze stabieler is dan in het begin, dus ook een reden dat ik minder

kijk.” (MZ23, 2e interview). “Ik keek in het begin wat vaker omdat ik haar ritme moest leren

kennen. Op een bepaald moment weet je haar ritme.” (MZ33, 2e interview). Bij anderen kan

dit juist worden verklaard door ontevredenheid over het systeem en/of dat ze vinden dat het

systeem slecht werkt en onbetrouwbaar is. Een paar mantelzorgers geven aan dat ze niet

meer naar het systeem kijken.

Kijken bij meldingen

Veel mantelzorgers geven aan dat ze naar het systeem kijken wanneer ze meldingen

hebben ontvangen. Wanneer mantelzorgers een melding hebben ontvangen, is dit voor

sommigen aanleiding om op het systeem op de computer in te loggen:

Page 15: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“Ik kijk in ieder geval één keer per dag, meestal als er afwijkingen zijn. Als je toch die

melding krijgt, kijk je een beetje in het systeem” (MZ6, 2e interview).

“Ik kijk iedere ochtend en wanneer er meldingen komen.” (MZ3, 2e interview).

Een aantal mantelzorgers geven echter aan dat ze de meldingen niet betrouwbaar vinden,

deze daardoor minder serieus nemen, en daarom ook niet of niet altijd nader bekijken wat er

aan de hand is. Veel deelnemers geven aan dat het systeem erg vaak of zelfs te vaak

meldingen genereert over een afwijkend patroon.

Kijken naar trends

Wanneer mantelzorgers op het systeem hebben ingelogd op hun computer wordt vooral

gekeken naar trends, of naar wat er precies aan de hand kan zijn als ze een melding hebben

ontvangen. Een mantelzorger geeft aan:

“Ik ben de laatste tijd ook een beetje trends aan het bekijken, grote lijn pakken en

constateren dat er niet zo veel verandert in dit geval” (MZ3, 2e interview).

Een ander geeft aan:

“Het begint eigenlijk steeds interessanter te worden omdat er steeds meer patronen

zichtbaar worden. En door die patronen kun je alarmen instellen.” (MZ5, 2e

interview).

Gebruik van het systeem door casemanagers

Vrijwel alle casemanagers geven aan dat ze af en toe op het systeem kijken, met name vlak

voordat ze een bezoek brengen aan de cliënt. Dat is meestal eens in de zes tot acht weken.

Hierbij wordt aangegeven dat ze met name naar het globale patroon kijken en of er

afwijkingen zijn - bijvoorbeeld of er ‘s nachts onrust is. Casemanagers willen niet

verantwoordelijk zijn voor de meldingen. Casemanagers geven bijvoorbeeld aan:

“Ik kijk maar eens in de twee maanden op het scherm. Ik probeer er ook niet te veel

bovenop te zitten. Ik gebruik het ook in gesprek met de thuiszorg, wat gebeurt er,

etc.” (CM5, 2e interview).

Een andere casemanager geeft aan het systeem nu minder te gebruiken:

“Ik gebruik het nu minder vaak. In het begin was ik nieuwsgierig, maar als ik zie dat

familie erg betrokken is, kijk ik er minder veel op en laat ik dat aan hun over.” (CM7,

2e interview).

5.3 Invloed op de rol van de mantelzorger (1+2)

Uit de interviews komen verschillende verwachtingen en ervaringen naar voren ten aanzien

van de invloed van leefstijlmonitoring op de rol van de mantelzorger. Zo komt naar voren dat

mantelzorgers het systeem gebruiken om na te gaan wat hun naaste zegt, dat ze beter in

Page 16: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

kunnen spelen op de situatie en dat het invloed heeft op hun betrokkenheid op afstand. Aan

de andere kant wordt ook door een aantal mantelzorgers aangegeven dat het systeem

vooral ondersteunend is, maar weinig invloed heeft op hun handelen als mantelzorger.

Verder komt uit de resultaten ook naar voren welke invloed leefstijlmonitoring heeft op de

hoeveelheid contact van mantelzorgers met hun naaste.

Nagaan wat hun naaste zegt

Veel mantelzorgers vertellen dat ze door de inzet van leefstijlmonitoring beter kunnen

inschatten wat hun naaste heeft gedaan en controleren of het klopt wat ze hier zelf over

zeggen:

“Als ze iets vertelt log ik soms in om te kijken of het klopt.” (MZ12, 2e interview).

“Ze heeft momenten dat ze de hele dag in bed kan blijven liggen. We kunnen kijken

hoe lang ze echt in bed heeft gelegen als ze zegt dat ze maar een half uurtje in bed

heeft gelegen” (MZ52, 2e interview).

“Het is gewoon een extra hulpmiddel bij het checken of het klopt wat ze zegt.” (MZ16,

2e interview). “Nu weet je wat ze gedaan heeft als je dan met haar praat. Omdat ze

wat slechter wordt, zegt ze dingen die niet kloppen. Met die monitor haal je er dingen

uit die ze echt heeft gedaan.” (MZ41, 2e interview).

“Het is op zich wel een leuke tool om te controleren of het verhaal van mijn moeder

klopt. Als ze zegt dat ze ‘s avonds ergens is geweest of dat ze thuis is geweest, dat

ik dan kan vragen ‘maar je bent toch ergens geweest?’ Op die manier geeft het een

goed beeld van wat mijn moeder doet, maar ook in welk stadium mijn moeder

verkeert.” (MZ5, 2e interview).

“Dan wordt haar verhaal wat inzichtelijker. Ze zegt soms dat ze er wel tien keer is uit

is geweest, maar dan is ze er maar één keer uit geweest. Het wordt wat inzichtelijker

door het systeem, makkelijker om te controleren wat ze zegt.” (MZ1, 2e interview).

“Mijn moeder heeft dementie en die verteld dingen waarvan ik kan zien dat het niet

zo is. Ze zegt dat ze elke ochtend loopt, anderhalf uur. En ‘s middags. En vroeger

was ze ook heel actief, maar ik zie dat ze nu veel meer zit.” (MZ34, 2e interview).

“Als ik er niet was en ik hem niet telefonisch kon bereiken, dan kon ik nagaan van

‘dan zal het dat en dat wel zijn’. En als hij later belt blijkt dat inderdaad zo te zijn. En

ik kan sowieso beter de situatie reconstrueren.” (MZ7, 2e interview).

“Ik heb nu duidelijk zicht op wat er gebeurt en als ik iets niet begrijp op basis van het

systeem, dan kan ik dat vragen aan mijn vader. Het draagt dus ook bij aan het

gesprek. Nu is mijn vader nog goed, maar later zal het nog waardevoller worden.”

(MZ7, 1e interview).

“Mijn vader heeft een aantal keren de deur ’s nachts open gedaan, omdat er iemand

die ook in het appartementencomplex woont midden in de nacht aanbelt, dat doet hij

bij meerdere mensen. Dat zijn dingen die ik nooit geweten zou hebben zonder het

Page 17: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

systeem. [...] Ik kan beter bij mijn vader nagaan wat er is gebeurd doordat ik meer

informatie daarover heb. Ik kan betere gesprekken voeren over de situatie. (MZ7, 2e

interview).

Enkele mantelzorger geven aan dat ze hun naaste ook soms aanspreken op basis van wat

ze in het systeem zien:

“Ik kan haar nu ook beter aanspreken op haar activiteit als ze weinig beweegt.”

(MZ34, 2e interview).

“Als ik naar mijn moeder ga, kijk ik eerst wat ze heeft gedaan. Dat praat ik met haar

en dan zegt ze dingen die niet kloppen. En dan meld ik dat ik iets anders heb gezien,

en dat is wel prettig.” (MZ41, 2e interview).

Verder geeft een mantelzorger aan dat haar moeder soms dingen kan verbloemen of

gehaaid is met slimme zetjes, maar dat ze dit niet doet als ze alleen is en dat het

leefstijlmonitoring systeem op die momenten inzicht geeft in haar gedrag (MZ42, 1e

interview).

Beter inspelen op de situatie

Verschillende mantelzorgers geven aan dat hun rol is veranderd omdat ze beter in kunnen

spelen op de situatie van hun naaste:

“Ik kan snel anticiperen op hoe het met hem gaat, dus in die zin is de mantelzorg

veranderd. Ik ben niet meer onrustig als hij zijn telefoon niet opneemt. Tenzij ik al

heb gezien dat hij lang inactief is in een ruimte.” (MZ16, 2e interview).

“Er was bijvoorbeeld een keer een flinke verandering in haar dag-nacht ritme, maar

dat kan ook komen omdat er een drukke dag voor [haar] zat. Als het vaker gebeurt,

dan meldt ik dat gewoon weer aan de thuiszorg.” (MZ34, 2e interview).

“Ik kan bijvoorbeeld zien als hij vaak naar het toilet gaat en als hij in huis ligt omdat

hij gevallen is. Dan zou ik iemand kunnen bellen om te vragen om te kijken of het wel

klopt.” (MZ7, 1e interview).

“Ik kan nu zien of dat zij haar eten opeet of niet, omdat ze altijd op een vaste plek

eet, en als zij daar niet is, eet zij niet. Ik kan nu dus haar eetpatroon in de gaten

houden.” (MZ63, 1e interview).

“Ik vind het echt fantastisch dat ik het allemaal kan zien en dat ik mijn moeder op

afstand bij kan sturen. Als ik zie dat er rare dingen gebeuren, bel ik mijn moeder,

soms ook omdat zorgverleners hun taken niet doen. Zij moeten ook gecorrigeerd

worden.” (MZ63, 2e interview).

“Een aantal keer kregen we ‘s nachts een dwaalalarm. Even afwachten wat er dan

gebeurt. Is ze even naar buiten – want dat gebeurt soms – en keert ze weer terug?

Page 18: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Soms leidt dat er toe dat ik even ga bellen om te zorgen dat ze weer lekker gaat

slapen bijvoorbeeld.” (MZ3, 2e interview).

Een opvallende manier om informatie uit het systeem te gebruiken kwam naar voren bij een

mantelzorger:

“Een tijdje geleden had ze ander medicijngebruik en toen kon ik kijken wat voor

invloed dat had op haar toilet gebruik. Dat nam wel flink toe. En ik zag dat ze ook

regelmatig ’s nachts naar het toilet ging, dat constateer ik dan. Dit heeft niet indirect

invloed, maar neem ik wel mee in bespreking met de thuiszorg. Nu op dit moment

geeft het meer een bevestiging van de situatie, maar ik wil meer toe naar proactief.”

(MZ53, 2e interview).

Betrokkenheid op afstand

Door verschillende mantelzorgers wordt aangegeven dat hun rol is veranderd omdat ze op

afstand een meer betrokken en actieve rol hebben (of verwachten te krijgen) als

mantelzorger. Dit geldt in het bijzonder voor mantelzorgers die op relatief grote afstand van

hun naaste wonen en hen niet zo vaak bezoeken. Een mantelzorger die op 200 kilometer

afstand van haar naaste woont geeft bijvoorbeeld aan:

“We zijn er meer bij betrokken dan we anders zouden zijn. Dit is een bewuste keuze

om mijn andere broers en zus een beetje te ontlasten.” (MZ5, 2e interview).

Voor sommige mantelzorgers is het niet mogelijk om iedere dag bij hun naaste langs te

gaan, maar biedt het systeem de mogelijkheid om toch iedere dag op het systeem te kijken

hoe het met hun naaste gaat.

Vooral ondersteunend, maar weinig invloed op handelen

Zoals eerder aangegeven geven veel mantelzorgers aan dat leefstijlmonitoring een prima

ondersteuning is als controlemiddel om te zien hoe het met hun naaste gaat. Een aantal

mantelzorgers geven desondanks aan dat ze vooraf verwachten en/of na een tijd gebruik

gemaakt te hebben van het systeem vinden dat hun rol als mantelzorger niet of weinig is

veranderd. Het systeem biedt hen vooral een stukje ondersteuning, geruststelling en

bevestiging, zonder dat ze hier iets mee hoeven te doen. Enkele mantelzorgers lichten toe:

“Een invloed weet ik niet zozeer, maar het is wel een soort double check. Uiteindelijk

wil je haar altijd live zien of spreken, maar het draagt wel iets bij.” (MZ23, 2e

interview).

“Ik doe er geen andere dingen door. [...] Het is meer het gevoel dat je hebt dat je

hem in de gaten kunt houden.” (MZ7, 2e interview).

“Het heeft geen invloed. Maar nu zie ik wel dat ze soms enkele dagen niet doucht en

dergelijke. En soms zien ik nu ook dat ze aan het dwalen is en dergelijke. Daar

kunnen we weinig aan doen, maar het stelt ons wel op de hoogte.” (MZ56, 1e

interview).

Page 19: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“Als er wat gebeurt hoor ik het toch direct via thuiszorg. Dit is meer ter bevestiging

dat er eventueel veranderingen zijn. Voor de rest is er drie keer per dag thuiszorg.”

(MZ29, 2e interview).

Hoeveelheid contact

Tijdens het eerste interview geven de meeste mantelzorgers aan te verwachten dat het

aantal keren dat ze bij hun naaste langs gaan niet zal veranderen door de inzet van

leefstijlmonitoring. Een mantelzorger geeft wel aan dat ze bijvoorbeeld vaker gaat bellen als

ze zien dat haar moeder veel minder actief wordt en de hele dag in de stoel zit (MZ6, 1e

interview). Daarentegen geven enkele andere mantelzorgers aan dat wellicht een stukje

druk verdwijnt om even bij hun naaste langs te gaan om te kijken hoe het gaat.

Uit de tweede interviews blijkt dat een aantal mantelzorgers minder vaak een bezoek aan

hun naaste brengt door de inzet van leefstijlmonitoring. Mantelzorger vertellen:

“Nu hoef ik niet uit ongerustheid in de avond laat de deur uit.” (MZ12, 2e interview).

“Ik hoef nu niet meer laat in de avond langs haar huis te lopen. Eerst ging ik vijf keer

per week langs haar huis, en nu twee keer per week. Ik kan zien wanneer er waar er

activiteit is. De belasting is lager voor de mantelzorger. Los van dat de dementie

toeneemt en de zorgvraag vergroot.” (MZ10, 2e interview).

“Ik hoef nu minder vaak te gaan kijken bij haar thuis hoe het gaat.” (MZ33, 2e

interview).

“Voorheen ging ik kijken of alles goed was, maar nu kan ik gewoon op het systeem

kijken of er nog beweging is.” (MZ1, 2e interview).

In tegenstelling tot mantelzorgers die hun naaste minder vaak bezoeken, geven enkele

andere mantelzorgers aan dat zij frequenter op bezoek gaan bij hun naaste:

“Ik pleeg nu wel meer bezoekjes, want je ziet het systeem wel, maar je hebt er geen

beeld bij dus middels een bezoekje ga je toch wel extra controleren.” (MZ12, 2e

interview).

“We zijn er vaker geweest dan we anders zouden doen, onnodig vaak.” (MZ47, 2e

interview).

Kortom, het verschilt per mantelzorger of het aantal bezoeken naar, en het aantal

telefoongesprekken met hun naaste verandert door de inzet van leefstijlmonitoring.

Een casemanager geeft een toelichting over hoe volgens haar het contact tussen de

mantelzorger en cliënt is verbeterd dankzij leefstijlmonitoring:

“Ik heb ook een mantelzorger die weer leuk contact met haar moeder heeft

opgebouwd door het systeem. Daarvoor was ze heel erg gericht op het controleren -

Page 20: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

is ze wakker, gedoucht, thuis, etc.? Daardoor werd ze wat prikkelbaar. Nu ziet ze het

allemaal op Livind en nu kan ze zich dus weer focussen op de leuke dingen.” (CM1,

2e interview).

5.4 Geruststellend gevoel bij een mantelzorger (1+2)

Verschillende verwachtingen en ervaringen komen naar voren met betrekking tot een

geruststelling gevoel bij de mantelzorger. Aan de ene kant geven veel mantelzorgers aan

dat leefstijlmonitoring een stukje rust geeft, dat het inzichten geeft in de momenten ze niet bij

hun naaste zijn en specifiek inzicht geeft in het dag-nacht ritme. Aan de andere kant komt

ook naar voren dat een aantal mantelzorgers moeten wennen aan het systeem, en dat

sommige mantelzorgers niet genoeg vertrouwen hebben in het systeem of dat het hen juist

stress oplevert.

Een stukje rust

Uit de interviews komt naar voren dat de inzet van leefstijlmonitoring voor de meeste

mantelzorgers een geruststellend gevoel oplevert. Verschillende mantelzorgers lichten dit

toe:

“Het geeft me een stuk rust. Voorheen ging ik kijken of alles goed was, maar nu kan

ik gewoon op het systeem kijken of er nog beweging is.” (MZ1, 2e interview).

“Ik zou het systeem nu niet meer willen missen. Het geeft een gerust gevoel. Ik ben

niet mijn moeder aan het stalken, maar je ziet wel haar bewegingspatroon.” (MZ34,

2e interview).

“Het geeft een stukje rust. Omdat we de verhalen van onze moeder kunnen nagaan,

omdat je op afstand je moeder wat in de gaten kan houden. Dat klinkt negatief, maar

in de gaten houden of ze de deur niet altijd open laat, of er ‘s nachts uit gaat, dat stelt

je gerust. En doordat je rustig blijft neem je ook niet zo snel maatregelen van ‘ze kan

niet zo lang meer thuis blijven’.” (MZ5, 2e interview).

“Het geeft wel geruststelling dat ik kan zien dat het goed gaat. Ik krijg bijna dagelijks

een berichtje dat hij een keer vaker naar het toilet gaat dan de ingestelde grens. Hij

gaat ook later dan gemiddeld naar bed. Ik vind die meldingen wel geruststellend. Ik

kan die parameters of drempels veranderen maar het geeft toch wel een

geruststellend gevoel.” (MZ11, 2e interview).

“Ik word er rustiger van, ik zie en signaleer dingen sneller.” (MZ16, 1e interview).

“Het geeft mij informatie en ik denk dat het ons dus in die zin meer zekerheid geeft,

ook als het niet goed met hem gaat. Zonder die informatie weet ik niet welke richting

ik op moet gaan of denken.” (MZ15, 2e interview).

“Je hebt er niets aan als mijn vader dood neer valt, maar wel om te zien of hij

afwijkend gedrag heeft. Vooral voor mijzelf, om te zien of ik me druk moet maken of

Page 21: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

niet. Ik heb er veel steun aan, buiten de momenten dat het niet goed werkt.” (MZ40,

2e interview).

Door enkele casemanagers wordt ook bevestigd dat leefstijlmonitoring voor mantelzorgers

een stuk rust oplevert. Zo geven een aantal casemanagers aan:

“Ik sprak iemand die nu ook met een goed gevoel op vakantie gaat. Er is meer

controle op de situatie.” (CM1, 1e interview).

“Ze blijven gissen met wat ze doen en zo krijgen ze bevestiging.” (CM7, 1e

interview).

Wel wordt door een casemanager aangegeven dat mantelzorgers ongeruster zouden

kunnen worden door monitoring:

“Maar het kan ook averechts werken. Als de mantelzorgers nu te veel op het scherm

kijken, zien ze misschien dingen die ze niet willen zien. Dit kan de mantelzorgers nog

ongeruster maken dan ervoor.” (CM2, 1e interview).

Inzicht in de momenten wanneer ze er niet zijn

Enkele mantelzorgers geven expliciet aan dat leefstijlmonitoring hen geruststelling oplevert

omdat het een beeld geeft van de situatie wanneer ze niet bij hun naaste zijn:

“Het is wat extra controle als ik thuis ben en niet bij mijn oma ben. Dan kan ik ook

kijken of ze in haar bed ligt, wanneer ze naar bed wordt gebracht, of hoe vaak ze

naar wc is geweest. Het is een extra zorgmoment.” (MZ9, 1e interview).

“Het geeft een stukje zekerheid voor momenten dat we er niet zijn, vooral voor ’s

nachts.” (MZ13, 1e interview).

Inzicht in dag-nacht ritme

Uit de interviews blijkt dat leefstijlmonitoring bij een aantal mantelzorgers in het bijzonder

een gerust gevoel oplevert omdat het ze beter inzicht geeft in het dag-nacht ritme van hun

naaste:

“Het is nu wel een heel rustgevend gevoel omdat ik weet wanneer mijn moeder rustig

slaapt.” (MZ42, 2e interview).

“Ik weet dat haar nachtrust nog steeds goed is en ik denk dat dat een van de

belangrijkste dingen is.” (MZ34, 2e interview).

“Het is handig dat je kan zien hoe vaak ze er ‘s nachts uit gaat en of ze s’ nachts

dwaalt. Dat vroegen we ons af en dat kunnen we nu goed zien.” (MZ44, 2e

interview).

Page 22: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Wennen aan het systeem

Alhoewel leefstijlmonitoring bij de meeste mantelzorgers leidt tot een meer gerustheid

dankzij het inzicht in het leefpatroon van hun naastel, geven enkele mantelzorger aan dat ze

het in het begin wel confronterend vonden om dergelijk inzicht te hebben in het leven van

hun naaste, maar dat ze er uiteindelijk wel aan gewend zijn geraakt en/of rust oplevert:

“Ik vond het ook wel confronterend dat ik alles kon zien, maar het geeft me ook

geruststelling, meer zekerheid.” (MZ11, 1e interview).

“In het begin was het wel wennen als het alarm afging, maar dan ging de zorg weer

weg. De eerste paar weken, de eerste twee maanden, ben je dan toch extra

bezorgd. Dan kijk je heel vaak naar het systeem. Op een gegeven moment raakte ik

er wel aan gewend.” (MZ28, 2e interview).

“In het begin toen het systeem er was, was ik er verschrikkelijk mee bezig. Maar nu

niet meer zo. Nu ben ik het systeem wel gewend” (MZ41, 2e interview).

Nog niet genoeg vertrouwen of zelfs stress door leefstijlmonitoring

Ondanks bovenstaande resultaten die beschrijven dat leefstijlmonitoring bij veel

mantelzorgers leidt tot een geruster gevoel, geven sommige mantelzorgers aan dat het

systeem geen of weinig geruststelling oplevert. Dit komt volgens hen onder andere omdat

het systeem te onnauwkeurig wordt bevonden en niet of te langzaam signaleert of er sprake

is van een noodsituatie zoals een val. Mantelzorgers geven aan:

“Het ding geeft meer trendmatig dingen aan dan dat het direct over acute zaken wat

vertelt.” (MZ29, 2e interview).

“Met mijn moeder bellen geeft meer rust dan leefstijlmonitoring ooit heeft kunnen

geven” (MZ37, 2e interview).

Daarnaast vertelt een casemanager:

“De familie is onrustig geworden door een aantal signalen. Daardoor zijn ze op

onmogelijke tijden op pad gegaan. Het voegt niets toe en de familie gaat

waarschijnlijk afhaken.” (CM7, 2e interview).

Verder blijkt dat het systeem volgens sommige mantelzorgers juist stress oplevert, met

name in het begin, wanneer ze nog niet lang gebruik maken van het systeem, of door

storingen. Een mantelzorger legt bijvoorbeeld uit:

“Gisteren had mijn broer in het systeem gekeken en die zag in het systeem dat

moeder buiten was en die maakte zich toen ongerust en had buren en moeder

gebeld. En blijkbaar was er een storing, maar dan ben je eerder ongerust” (MZ6, 1e

interview).

Uit sommige interviews blijkt dat foutieve informatie die wordt gegeven door het systeem -

bijvoorbeeld dat een bewoner de hele nacht in de badkamer verblijft, door de mantelzorger

Page 23: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

werd geïnterpreteerd als dat de bewoner hier wellicht slaapt (MZ42, 2e interview) - soms

stress oplevert.

Daarnaast wordt door een mantelzorger expliciet genoemd dat onduidelijke afspraken met

de formele zorg over opvolging van informatie uit het systeem zorgt voor stress:

“Tot nu toe geeft het meer stress dan gerustheid. De zorgverlener zou daar

professioneler mee om moeten gaan. Tot nu toe missen we dat heel duidelijk. Het

moet duidelijk zijn bij wie je moet zijn als er een melding komt.” (MZ3, 1e interview).

Dit geeft aan dat het belangrijk is dat hier duidelijke afspraken over worden gemaakt.

5.5 Privacy (1+2)

Aan de ene kant komt uit de interviews naar voren dat mantelzorgers en casemanager over

het algemeen geen privacy-gerelateerde bezwaren hebben tegen leefstijlmonitoring. Aan de

andere kant komt wel naar voren dat mantelzorgers zich afvragen wie de informatie kan

inzien en er iets mee doet.

Geen privacy-gerelateerde bezwaren

De meeste mantelzorgers zijn positief over het feit dat het om nietsziende sensoren gaat en

daardoor alleen beweging kan worden gedetecteerd, zoals aangegeven door een

mantelzorger in het tweede interview:

“Als kinderen zijnde vinden we het ook niet vervelend om naar de gegevens te kijken.

Je ziet helemaal geen beeld, dus we hebben niet het gevoel dat we de privacy van

onze moeder schaden.” (MZ5, 2e interview).

Een aantal mantelzorgers geven aan aan dat het systeem wel enige inbreuk geeft op de

privacy van hun naaste, maar dat ze dit niet als een probleem ervaren:

“Ik kan met haar mee kijken en dat is inbreuk op haar privacy, maar dat wisten we

van tevoren, dus dat is prima.” (MZ14, 2e interview).

“Het is niet te privacy gevoelig. Je weet in welke kamer ze was, of ze naar buiten

was, maar je kunt niet zien wat ze deed, of horen wat ze deed.” (MZ36, 2e interview).

Het gevoel van veiligheid en geruststelling weegt op tegen eventuele privacy-gerelateerde

bezwaren. Zoals een mantelzorger aangeeft:

“Ze heeft er geen last van. Qua privacy moet je toch dingen opgeven voor de

veiligheid in het geval van dementie.” (MZ10, 1e interview).

Over het algemeen hebben casemanagers ook geen privacy-geletateerde bezwaren tegen

leefstijlmonitoring. Bovendien geeft een casemanager aan:

Page 24: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“Het kan juist ook de privacy meer waarborgen omdat er niet meer onnodig of op een

onwenselijk moment thuiszorg hoeft te worden geleverd.” (CM5, 2e interview).

Enkele casemanagers geven wel aan dat vanuit een ethisch privacy aspect goed moet

worden afgewogen of leefstijlmonitoring moet worden ingezet. Een casemanager geeft

bijvoorbeeld aan:

“Dit zomaar inzetten is wel een inbreuk op privacy. Is dat verantwoord? Er is goede

voorlichting vereist. Ga je het plaatsen in de goodwill van de mantelzorg als de cliënt

zich er zelf niet prettig bij voelt? Hoe mooi het ook gaat klinken, het ethische aspect

moet zorgvuldig worden afgewogen. Maar het kan wel ondersteunend werken op

afstand.” (CM11, 1e interview).

Wie kan het inzien en doet er iets mee?

Enkele mantelzorgers geven aan dat ze zich afvragen door wie van de zorgorganisatie de

informatie uit het systeem kan worden en wordt uitgelezen. Zo zegt een mantelzorger:

“Het is nog niet transparant wie de data in kan zien, wie kijkt er mee, wat is het beleid

van de thuiszorg? Er is wel een vast persoon die mee zal kijken. Dat veronderstel ik,

maar ik weet het niet. Stel mijn moeder gaat ’s nachts naar buiten en er komt een

melding, wat gebeurt daar dan mee? Dat zou ik wel fijn vinden om te weten. Het is

allemaal nog in ontwikkelingsfase.” (MZ6, 2e interview).

Ten eerste suggereert dit dat mantelzorgers hier niet of onvoldoende over zijn geïnformeerd.

Ten tweede geeft dit aan dat mantelzorgers ook behoefte hebben aan het maken van

afspraken over alarmopvolging. Deze behoefte wordt ook aangegeven door een andere

mantelzorger:

“Er moeten nog duidelijkere afspraken worden gemaakt wat we doen als we zo’n

dwaalalarm krijgen. Juist op het moment dat je er in stapt, leg je dat soort momenten

juist eigenlijk vast, en al werkende stel je dat eventueel bij.” (MZ3, 2e interview).

Ten aanzien van het bovenstaande vraagstuk geeft een casemanager aan:

“We moeten gewoon goed waarborgen dat niet iedereen de inlogcodes van elkaar

gebruikt. Gewoon één of twee personen die er regelmatig komen.” (CM4, 2e

interview).

5.6 Gevoel van veiligheid bij persoon met dementie (1+2)

Uit verschillende interviews blijkt dat het gevoel van veiligheid bij de persoon met dementie.

Ten eerste komt naar voren dat niet alle mantelzorgers hun naaste informeren over het

systeem; de meeste mantelzorgers hebben hun naaste geïnformeerd over het systeem,

maar sommige mantelzorgers hebben dit bewust niet gedaan. Daarnaast komt uit de

resultaten naar voren dat veel bewoners niet bewust zijn van het systeem. Verder komt naar

voren dat er bij de persoon met dementie vertrouwen, maar ook wantrouwen kan zijn ten

opzichte van het systeem.

Page 25: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Niet alle mantelzorgers informeren hun naaste over het systeem

De meeste mantelzorgers geven aan dat ze hun naaste hebben verteld of gaan vertellen dat

het systeem is geïnstalleerd en dat ze hierbij hebben aangegeven dat het voor hun

veiligheid is. Zoals een mantelzorger toelicht:

“Ik heb gezegd dat het een extra bewaking is voor het geval dat ze valt.” (MZ4, 1e

interview).

Aan de andere kant geven een aantal mantelzorgers juist aan dat ze hun naaste bewust niet

hebben geïnformeerd over het systeem omdat ze bijvoorbeeld verwachten dat hun naaste

hier alleen maar onrustig van wordt:

“Ze weet het niet. Alles wat anders is geeft veel onrust, dus heb het niet verteld en

was ook niet van plan dat te doen. Ook op advies van de zorg, want ze heeft een

ritme zonder veranderingen nodig. Als er iets anders is, gaat ze rare dingen doen.”

(MZ21, 1e interview).

Uit enkele interviews blijkt dat mantelzorgers tegen hun naaste zeggen dat het systeem een

andere functie heeft dan voor het monitoren van hun activiteit. Een mantelzorger zei

bijvoorbeeld:

“Hij dacht dat het camera’s waren. We hebben het toen toch maar gezegd, omdat hij

wat opstandig was. En toen hebben we gezegd dat het sensoren voor de verwarming

zijn” (MZ64, 1e interview).

Een andere mantelzorger zegt:

“Ik heb haar verteld dat het een bewakingssysteem is zodat er geen onbekenden in

huis lopen, zo onthoud zij het.” (MZ10, 2e interview).

Veel bewoners niet bewust van het systeem

De meeste mantelzorgers hebben hun naaste verteld over het leefstijlmonitoring systeem.

Desondanks wordt door het merendeel van de mantelzorgers aangegeven dat hun naaste

zich niet bewust is van de aanwezigheid of functie van het systeem:

“Ze weet zelf niet dat ze die dingen heeft.” (MZ45, 1e interview).

“Het is haar wel verteld dat het systeem er is maar ze vergeet het weer.” (MZ62, 1e

interview).

“Ik geloof dat ze er niet eens bewust van is. We hebben dat wel allemaal uitgelegd

maar volgens mij is ze dat allemaal alweer vergeten.” (MZ23, 1e interview).

“Ik geloof niet dat ze er erg in heeft. Ze weet het wel en ik heb ook aan mijn moeder

laten zien wat wij kunnen zien, maar dan is het verhaal weer uit.” (MZ12, 2e

interview).

Page 26: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Casemanagers verwachten ook dat cliënten al snel vergeten dat het systeem er is en een

enkeling geeft aan dat ze eerder verwachten dat het een gevoel bij veiligheid oplevert bij de

mantelzorger.

Vertrouwen, maar ook wantrouwen bij mensen met dementie

Enerzijds was er bij sommige bewoners volgens hun mantelzorgers argwaan ten opzichte

van het systeem en een gevoel dat ze bekeken worden, vooral doordat het lampje van de

sensoren knippert en met name in het begin. Soms is dit opgelost door het knipperende

lampje af te plakken. Door één mantelzorger wordt in het tweede interview aangegeven dat

er nog steeds wantrouwen is bij hun naaste, maar andere mantelzorgers geven aan dat hun

naaste na verloop van tijd is vergeten dat het systeem er is. Anderzijds zijn er ook

mantelzorgers die juist het gevoel hebben dat hun naaste het fijn vindt dat hun

mantelzorgers via het systeem op hun letten:

“We hebben niet het gevoel dat onze moeder daar last van heeft. We merken dat ze

het eigenlijk best wel prettig vind dat we goed op haar letten. Ze beschouwt het niet

als een inbreuk op haar privacy.” (MZ3, 2e interview).

“Hij weet in elk geval dat hij langer in zijn appartement kan blijven wonen doordat hij

zo gevolgd wordt. Hij is ook een keer opgenomen geweest in een verpleeghuis en

dat vindt hij niet leuk. Hij heeft wel het gevoel dat het nu mogelijk is om langer thuis

te blijven wonen doordat het systeem er is.” (MZ7, 2e interview).

5.7 Langer thuis wonen (1+2)

Uit de interviews blijkt dat het volgens sommigen moeilijk te voorspellen is of

leefstijlmonitoring invloed heeft op de duur waarmee de persoon met dementie nog thuis

kunnen wonen. Daarnaast blijkt dat veel mantelzorgers en casemanagers verwachten dat

leefstijlmonitoring kan helpen de persoon met dementie langer thuis te laten wonen. Een

aantal mantelzorgers en casemanagers benadrukken dat de persoon met dementie naar

verwachting niet meer thuis zou kunnen wonen zonder het systeem. Aan de andere kant

komt uit de interviews naar voren dat een deel van de mantelzorgers en een casemanager

verwachten dat de inzet van leefstijlmonitoring kan of zal leiden tot een - eventueel eerder -

besluit tot opname in een verpleeghuis.

Het kan twee kanten op gaan

Een aantal mantelzorgers geven aan dat het moeilijk vooraf te zeggen is of hun naaste door

de inzet van leefstijlmonitoring langer thuis kan blijven wonen of juist niet:

“Nu weet je het, nu kom je er achter hoe het gaat. Anders wist je het misschien niet

en nu weet je wel dat het niet helemaal goed gaat. Kan beide kanten op gaan. Het is

een beetje koffiedik kijken.” (MZ12, 2e interview).

“Het kan twee kanten op. [...] Het kan een constatering zijn dat er heel veel

activiteiten zijn die in strijd zijn met het langer thuis blijven wonen.” (MZ53, 1e

interview).

Page 27: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Daarnaast geeft een casemanager aan:

“Leefstijlmonitoring kan dat niet voorkomen dat iemand een heup breekt of iets

dergelijks. Het helpt wel om de grenzen op te zoeken, maar om rechtstreeks te

zeggen dat ze langer thuis kunnen blijven wonen, vind ik lastig.” (CM5, 2e interview).

Verwachting dat men langer thuis kan wonen

Veel mantelzorgers denken of verwachten dat hun naaste door de inzet van

leefstijlmonitoring wellicht langer thuis kan blijven wonen. Een mantelzorger licht toe:

“De beslissing of iemand thuis kan blijven wonen ligt bij de mantelzorgers en de

kinderen nemen uiteindelijk de beslissing. En als wij nog steeds geruststellende

signalen krijgen van de monitoring hoeft ze niet opgenomen te worden.” (MZ5).

Je signaleert misschien wel eerder wanneer dingen fout gaan, zodat mijn moeder

langer gecontroleerd thuis kan wonen.” (MZ33, 1e interview).

“Het is wel een middel wat dat bevorderd, maar het houdt ook een keer op met

dementie. Maar het is een goed hulpmiddel om hem langer thuis te kunnen houden,

omdat je wat meer inzicht hebt” (MZ64, 1e interview).

Een mantelzorger denkt dat haar moeder door de inzet van leefstijlmonitoring langer thuis

kan blijven wonen:

“...omdat het zichtbaar is wat ze wel en niet kan en waar we haar kunnen helpen om

langer thuis te kunnen blijven wonen. Wat ze nodig heeft, wat ze niet kan, en waar ze

eventueel hulp bij zou kunnen gebruiken.” (MZ1, 2e interview).

Een ander vertelt:

“Door zo’n systeem kun je de lange termijn beter in zicht houden hoe het met haar

gaat. Als je af zou gaan op een aantal losse signalen, zul je ze altijd verschillend

kunnen duiden. Maar als je naar de trends kijkt, geeft het wel een stukje

geruststelling dat het allemaal wel mee valt. De ene keer slaapt ze wat meer dan de

andere keer, maar in grote lijnen verandert er niet zo veel.” (MZ2, 2e interview).

De meeste casemanagers verwachten ook dat cliënten langer thuis kunnen blijven wonen

door de inzet van leefstijlmonitoring. Zoals een casemanager bovendien aangeeft:

“Als de mantelzorger meer gerustgesteld is, draagt het er ook aan bij dat iemand

langer thuis kan wonen.” (CM1, 2e interview).

Aan de andere kant vertelt een casemanager:

“Ik denk dat het wel helpt het besluit tot opname in een verpleeghuis uit te stellen.

Dat ligt met name bij gevoel van veiligheid, minder bij verminderde druk op de

Page 28: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

mantelzorger dankzij leefstijlmonitoring. Het voorkomt niet dat ze toch iedere dag iets

tegen komen waar ze wat mee moeten doen, bijvoorbeeld zichzelf buitensluiten,

pinpas kwijt, sleutel kwijt, etcetera. Hun zorg wordt niet anders, maar ze weten hoe

het in huis gaat als ze er niet zijn. De afweging wordt wat anders, kunt iets meer

stoelen op de gegevens die je hebt.” (CM14, 2e interview).

Niet meer thuis zonder leefstijlmonitoring

Enkele mantelzorgers denken dat hun naaste niet meer thuis zou kunnen wonen zonder het

systeem:

“Zonder het systeem waren we nu al opzoek naar plekje voor hem.” (MZ17, 1e

interview).

“Mijn insteek is om hem zo lang mogelijk thuis te houden, daar voelt hij zich toch het

meest vertrouwt. Ik stuit wel op wat verzet uit de omgeving dat dit eigenlijk niet kan,

maar het kan ook misgaan in een verpleeghuis. Met leefstijlmonitoring kan ik beter

inspelen op wat nodig is om hem thuis te houden.” (MZ54, 1e interview).

Enkele casemanagers vertellen over hun cliënt:

“Ze stond al op een wachtlijst. Zeker omdat deze vrouw neigt om ‘s nachts de deur

uit te gaan, is het beslist in haar geval zonder leefstijlmonitoring niet heel veilig.

Anders was het misschien al eerder niet meer houdbaar/veilig geweest.” (CM4, 2e

interview).

“Zonder Livind zou hij eerder opgenomen zijn geweest.” (CM7, 2e interview).

Ondersteuning bij het vaststellen of thuis wonen nog verantwoord is

In tegenstelling tot mantelzorgers die verwachten dat hun naaste langer thuis kan blijven

wonen dankzij leefstijlmonitoring, zijn er ook mantelzorgers die verwachten dat

leefstijlmonitoring er niet aan bijdraagt dat hun naaste langer thuis kan blijven wonen. Een

mantelzorger geeft aan:

“Ik denk niet dat het veel uitmaakt of het met of zonder systeem is. Verhuizen komt

steeds dichter bij” (MZ19, 1e interview).

Een mantelzorger die op grote afstand van zijn vader woont vertelt:

“Ik ben heel sceptisch over eventueel langer thuis wonen dankzij leefstijlmonitoring

door bijvoorbeeld de mantelzorg aan te passen, omdat ik daar toch te ver voor weg

woon. Op het moment dat mijn vader ‘s avonds iets heeft, ben ik te lang onderweg

om naar mijn vader te gaan.” (MZ11, 2e interview).

Daarnaast geeft een andere mantelzorger aan dat de sociale controle op haar moeder

dusdanig groot is dat mensen het direct zouden merken als het niet goed gaat en dat

leefstijlmonitoring daar weinig aan toevoegt:

Page 29: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“Als er wat gebeurt, hoor ik het toch direct via thuiszorg. Dit is meer ter bevestiging

dat er eventueel veranderingen zijn.” (MZ29, 2e interview).

Een aantal mantelzorgers geeft aan dat de inzet van leefstijlmonitoring juist zou kunnen

leiden tot vroegsignalering en een snellere indicatie voor opname in een verpleeghuis. Zo

geeft een mantelzorger bijvoorbeeld aan dat ze verwacht door leefstijlmonitoring beter te

kunnen anticiperen op de vraag of hun naaste misschien 24-uurs zorg nodig heeft. Andere

mantelzorgers vertellen:

“Het is ook eerder andersom, dat ik dingen eerder zie en dat dan blijkt dat het thuis

niet gaat.” (MZ11, 1e interview).

“Het kan ook betekenen dat er misschien sneller geconstateerd kan worden dat het

niet meer kan. Als ze ‘s nachts gaat dwalen of dat je overdag ziet dat ze heel lang

niet thuis is omdat ze de weg kwijt is, dat zijn misschien toch aanduidingen dat er

een aanleiding is om haar niet meer alleen te laten wonen.” (MZ42, 2e interview).

“Ik denk dat ik nu eerder signaleer of bijvoorbeeld een verhuizing naar een

verpleeghuis nodig is. Stel hij gaat nachtelijk dwalen, dan signaleer ik dat nu sneller

dan zonder de monitoring. (MZ11, 2e interview).

“Het is juist dat je beter weet of ze nog wel of niet thuis kan wonen. Maar niet langer

thuis wonen, dat kun je niet verlengen. Wel signaleren of het mooi is geweest of

niet.” (MZ56, 1e interview).

Deze verwachting wordt ook genoemd door een casemanager die aangeeft dat door inzet

van leefstijlmonitoring wellicht problemen juist eerder gesignaleerd kunnen worden (CM3, 1e

interview).

Een paar mantelzorgers geven expliciet aan te verwachten dat leefstijlmonitoring hen zal

helpen te onderbouwen dat thuis wonen niet langer verantwoord is:

“Het zal niet het moment uitstellen dat ze definitief ergens anders moet wonen, maar

we kunnen het beter onderbouwen.” (MZ5, 2e interview).

“Als we straks het gesprek moeten hebben dat hij eventueel naar een

verzorgingstehuis moet, is dit misschien een instrument om te zeggen dat je het echt

nodig hebt.” (MZ58, 1e interview).

5.8 Inzet van zorg (1+2)

Met betrekking tot de inzet van zorg, komt uit de eerste interviews naar voren dat veel

mantelzorgers vooraf nog niet weten of de inzet van zorg door leefstijlmonitoring zal

veranderen. Daarnaast komt naar voren dat een deel van de mantelzorgers verwachten

beter te kunnen anticiperen op de zorgvraag. Verder verwachten de meeste mantelzorgers

dat de hoeveelheid zorg niet zal veranderen, maar de momenten van zorg wel. Uit de

tweede interviews komt naar voren dat volgens de meeste mantelzorgers weinig

Page 30: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

daadwerkelijke aanpassingen hebben plaatsgevonden aan de inzet van zorg. Aan de andere

kant worden door zowel mantelzorgers als casemanagers verschillende voorbeelden

gegeven van aanpassingen aan de zorg. Verder komen ook resultaten naar voren met

betrekking tot de kwaliteit van zorg.

Naar verwachting kan beter worden geanticipeerd op de zorgvraag

Een deel van de mantelzorgers verwacht dat de inzet van leefstijlmonitoring zal leiden

aangepaste zorg, omdat via het systeem bijvoorbeeld een achteruitgang wordt gesignaleerd

wat aanleiding geeft om de zorg aan te passen:

“Ik denk dat je als je op een gegeven moment ziet hoe vaak iemand naar het toilet

gaat, hoe vaak hij er ’s nachts uitgaat, dan kun je veel beter inschatten wat de

situatie rond mijn vader is dus de zorg kan daarop ook aangepast worden. Daar ga ik

vanuit. Ik zag bijvoorbeeld dat er erg weinig tijd besteed werd aan het wassen van

mijn vader. Toen heb ik dat besproken.” (MZ7, 1e interview).

“Als we merken dat ze ’s nachts toch vaak uit bed komt, dat we gaan vragen aan de

thuiszorg of ze ook een nachtbezoek willen brengen. In die zin zou het niet alleen

geruststellen, maar ook helpen te anticiperen op de zorgvraag.” (MZ42, 1e interview).

“Je krijgt dus meer inzicht in de zorg die ze wellicht extra nodig heeft.” (MZ60, 1e

interview).

Naar verwachting niet meer zorg, wel op andere momenten

Alhoewel de meeste mantelzorgers verwachten dat de hoeveelheid zorg voor hun naaste

niet zal veranderen, geeft een aantal van hen wel aan dat de momenten waarop zorg wordt

verleend wellicht kunnen worden aangepast dankzij inzichten vanuit het leefstijlmonitoring

systeem. Een mantelzorger legt uit:

“De zorg gaat niet veranderen. Het is alleen een hulpmiddel, een soort monitoring

zodat dat je weet wat hij in de momenten tussen de zorg doet. En dat de thuiszorg

zich misschien wat kan aanpassen qua tijdstip bijvoorbeeld. Of dat je tegen de

andere mantelzorger zegt dat ze misschien even moet gaan kijken omdat hij

misschien in de gang vertoeft. [...] Normaal zou de buurvrouw overdag kijken en nu

gaat ze ’s avonds misschien op verzoek kijken dankzij dat systeem.” (MZ54, 1e

interview).

Een andere mantelzorger zegt:

“De mogelijkheid is er wel met het verschuiven van uren bijvoorbeeld.” (MZ46, 1e

interview).

In tegenstelling tot de meeste mantelzorgers die verwachten dat de hoeveelheid zorg niet

zal veranderen, geven enkele casemanagers aan dat dit wellicht wel mogelijk is:

Page 31: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“Er zijn minder thuiszorg bezoeken nodig. Meestal gaat de thuiszorg ’s avonds om

tien uur nog kijken hoe het met meneer gaat. Dat hoeft nu niet meer omdat je het via

het leefstijlmonitoring systeem kan zien.” (CM3, 1e interview).

“De zorg wordt zeker anders ingericht. Thuiszorg komt vaak voor niks en [dit] kost

veel tijd en geld.” (CM7, 1e interview).

Weinig daadwerkelijke aanpassingen aan de zorg na een half jaar

Uit de tweede interviews blijkt dat de inzet van zorg bij de meeste casussen niet is

veranderd door de inzet van leefstijlmonitoring. In een deel van de casussen is de zorg wel

aangepast, maar niet door de inzet van leefstijlmonitoring. Een paar mantelzorgers geven

aan dat bepaalde signalen die ze uit het systeem konden afleiden wel zijn doorgegeven,

maar niet tot aangepaste inzet van zorg hebben geleid:

“We hebben wel aangegeven dat ze ’s nachts onrustig was, maar dat was eenmalig,

dus de zorg is daar niet op aangepast.” (MZ34, 2e interview).

Verder geven een aantal mantelzorgers aan dat de inzet van zorg nog niet is veranderd door

leefstijlmonitoring, omdat de situatie en de mate van dementie van hun naaste daar nog niet

naar is, maar dat dat in de toekomst wellicht wel gebeurt omdat aan de hand van het

systeem achteruitgang wordt geconstateerd. Een mantelzorger vertelt:

“Leefstijlmonitoring is wel ondersteunend, maar we hebben daardoor niet drastische

beslissingen genomen. Het heeft geen doorslag tot een beslissing gegeven. Dat

wordt later wellicht wel zo, maar nu geeft het systeem aan dat het nog goed gaat.

Het is eigenlijk gewoon een soort goede waakwond.” (MZ5, 2e interview).

Aangepaste zorg volgens mantelzorgers

Aan de andere kant zijn er ook een paar casussen waarbij de zorg wel is aangepast door de

inzet van leefstijlmonitoring. Een mantelzorger geeft aan:

“Zo nu en dan overleggen we over de medicatie verstrekking met een arts, omdat hij

‘s nachts wel vijftig, zestig keer naar een andere kamer loopt, soms wel een week

achter elkaar. Dan trekken we wel aan de bel.” (MZ15, 2e interview).

Een ander vertelt:

“Het helpt wel altijd mee bij de geriater. Die stelt ook allemaal vragen en onbewust

nemen we dan wel mee wat we met de sensoren hebben gezien. Dat ze bijvoorbeeld

onrustig is geweest enzo. We hebben daardoor denk ik wel meer recht gekregen op

huishoudelijke hulp.” (MZ47, 2e interview).

Een opvallende casus is dat een mantelzorger naar aanleiding van inzichten vanuit het

leefstijlmonitoring systeem heeft besloten te veranderen van zorgaanbieder. Deze

mantelzorger legt uit:

Page 32: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“Ze is daardoor wel veranderd van zorgaanbieder. Die daarvoor hadden geen idee

wat dementie inhield, die konden niet bevatten wat mijn moeder wel en niet kan.

Daarnaast hebben we ook een blaasontsteking geconstateerd, die werd

waarschijnlijk ook veroorzaakt door eerdere thuiszorg. Die van nu doen het heel

goed.” (MZ63, 2e interview).

Aangepaste zorg volgens casemanagers

Casemanagers geven ook verschillende voorbeelden van hoe de zorg kan worden en

daadwerkelijk is aangepast. Een casemanager geeft bijvoorbeeld van een bepaalde client

aan dat de thuiszorg minder langs hoeft te gaan dankzij leefstijlmonitoring.

“Bij een vrouw wilden we bijvoorbeeld meer thuiszorg inzetten. Dan kun je zien dat

ze elke ochtend op staat om negen uur ‘s ochtends. Dus dan moet de thuiszorg niet

om acht uur binnen gaan komen. Je weet op welk tijdstip ze naar de badkamer gaat,

dus dan moet je dat tijdstip benutten om te ondersteunen bij douchen.” (CM5, 2e

interview).

“We kunnen het beter afstellen. Ze wil niemand in huis van de zorg, dus nu kan de

controle eerder via het systeem en hoeft niet altijd iemand naar binnen.” (CM5, 1e

interview).

“Het beste voorbeeld is mevrouw [...]. Normaal gesproken zou daar veel meer zorg

worden ingezet om te controleren of het goed gaat, maar nu is daar bewust niet voor

gekozen omdat ze op de monitoring kunnen zien dat haar automatische piloot sterk

genoeg is dat ze dingen goed doet. Ze wenst zo weinig mogelijk indringers te hebben

dus die wens willen we respecteren. Normaal wordt dan toch aangedrongen, maar

dankzij de leefstijlmonitoring hoeft dat nu niet.” (CM5, 2e interview).

Andere casemanagers geven aan:

“Ik kan soms advies geven aan de thuiszorg. Bijvoorbeeld bij meneer [...], die is

opgenomen geweest, want die had uitdrogingsverschijnselen. Het bleek dat daar

onvoldoende zorg ingezet was, het voedingspatroon was slecht op orde. Toen

hebben we ons meer gericht op dat stuk in samenwerking met het ziekenhuis. We

hebben afspraken gemaakt over hoe we de maaltijden beter gaan bewaken nu die

alleen woont. Nu kunnen we dat inzien en ook wanneer hij al naar bed gaat, dat is ‘s

middags al om vijf uur. En na dat tijdstip komt geen zorg meer.” (CM7, 2e interview).

“Je ziet dat ze later gaat slapen, dus dan kunnen ze de avondzorg toch wat verlaten,

voor het moment dat ze echt gaat slapen. Je kunt beter afstemmen wanneer ze

langskomen.” (CM4, 2e interview).

Verder vertelt een casemanager:

“De thuiszorg wordt nu vaker met de neus op de feiten gedrukt. En daar vind ik niets

mis mee, dat ze soms een uur later komen, maar zoon of dochter hen daar op

aanspreekt. Kinderen hebben een ander belang dan thuiszorg. Die mogen best

kritisch zijn. Moet niet zo zijn dat iedereen alles gaat controleren, maar als het om je

Page 33: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

vader of moeder gaat is het wel het beste. Dus dan is Livind wel een goed

hulpmiddel. En daarnaast worden absoluut de zorgmomenten beter benut.” (CM7, 2e

interview).

Kwaliteit van zorg

Uit de eerste interviews komt naar voren dat de meeste casemanagers verwachten dat de

kwaliteit van zorg wel enigszins zal verbeteren door de inzet van leefstijlmonitoring. Een

casemanager geeft bijvoorbeeld aan:

“Door sneller handelen kun je problemen bij cliënt sneller oplossen. Hierdoor voelt de

cliënt zich beter.” (CM3, 1e interview).

Een andere casemanager zegt:

“Je probeert te voorkomen dat er erge dingen gebeuren. Als ze gaan dwalen kun je

gaan halen. Dus het verbetert wel. Ook met eerder signaleren en ingrijpen.” (CM10,

1e interview).

Uit de tweede interviews met casemanagers komen verschillende veranderingen naar voren

met betrekking tot de kwaliteit van zorg, bijvoorbeeld omdat via het systeem een

blaasontsteking kon worden gesignaleerd:

“We hebben ook bij een van mijn cliënten een blaasontsteking gesignaleerd op basis

van de info van Livind.” (CM14, 2e interview).

“Ik heb wel bij iemand gesignaleerd dat die een blaasontsteking had gehad, en dat

iemand ’s nachts niet naar bed was, maar in de badkamer. Daardoor heeft iemand

ook een nieuw bed gekregen.” (CM1, 2e interview).

Een andere casemanager vertelt:

“We kunnen duidelijk inspelen op wat geschikte tijden zijn om te helpen met ADL

[algemene dagelijkse levensverrichtingen] en heel praktische dingen er uit te halen

die bruikbaar zijn voor de zorg.” (CM4, 2e interview).

5.9 Mogelijke verbeterpunten van het systeem

Alhoewel verschillende positieve aspecten over het systeem worden genoemd door een

aantal mantelzorgers - o.a. handige mailtjes, grafieken en stoplicht-principe bij de (groene,

oranje en rode) meldingen, toegankelijk en makkelijk leesbaar - komen er uit de interviews

ook veel verbeterpunten herhaaldelijk naar voren. Zoals hieronder uitvoeriger wordt

beschreven, komt naar voren dat:

1. Het systeem (te) veel meldingen genereert met wekelijks of zelfs iedere dag dezelfde

informatie. Daardoor worden meldingen door veel mantelzorgers niet betrouwbaar

genoeg worden bevonden.

2. Er is behoefte aan afstemming van meldingen op het individu dat wordt gemonitord.

Page 34: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

3. Het systeem wordt niet geschikt bevonden voor acute alarmering van noodsituaties

zoals dwalen, terwijl hier wel behoefte voor is.

4. Verschillende keren komt naar voren dat mantelzorgers bepaalde dingen niet kunnen

verklaren of denken dat ze niet kloppen.

5. Verschillende keren wordt genoemd dat het systeem niet goed werkt wanneer er

meerdere mensen in huis zijn.

6. Allerlaatst worden nog enkele andere verbeterpunten genoemd.

Veel meldingen - vaak dezelfde informatie

Een aantal mantelzorgers zijn negatief en/of storen zich aan de hoeveelheid meldingen die

door het systeem worden gegenereerd:

“Ik krijg ontzettend veel meldingen, want dan staat de deur open. Als ze weg is krijg

ik ook meldingen dat er geen bewegingen geregistreerd zijn. Ook wel eens

meldingen van zevenhonderd bewegingen in de kamer. Dat is een beetje typisch,

daar kan ik niet zo veel mee. Een enkele keer zit er wel wat bruikbaars bij. We

kennen haar ritme, dus we kennen de alarmen.” (MZ29, 2e interview).

“De verwachtingen waren wat hoger. Ik krijg elke dag dezelfde informatie. Krijg elke

dag een mailtje en een sms’je over de afwijkingen. Ze komen allemaal op hetzelfde

neer.” (MZ21, 2e interview).

“De geloofwaardigheid van het systeem gaat weg door de grote hoeveelheid

alarmen. Als ze ineens veel meer naar het toilet gaat ‘s nachts reageert daar straks

niemand van de hulpverleners op.” (MZ37, 2e interview).

Een casemanager geeft ook aan:

“Ik vind dat het systeem veel meldt. En ik wil niet verantwoordelijk zijn voor de

meldingen, dus ik kijk naar het patroon.” (CM1, 2e interview).

Hierbij moet de kanttekening worden geplaatst dat sommige mensen het systeem wel nuttig

vinden, ondanks dat ze niet tevreden zijn over de meldingen. Zoals een mantelzorger zegt:

“Meldingen staan uit maar zelf op het systeem kijken is nuttig.” (MZ23, 2e interview).

Afstemming van meldingen op individu

Aan de ene kant vinden verschillende mantelzorgers dat meldingen beter instelbaar moeten

zijn op het individu waarvan de leefstijl wordt gemonitord. Mantelzorgers geven aan:

“Mijn vader gaat heel vroeg naar bed. Hij gaat soms tussen vier en zes al naar bed.

Dat wilde ik in de instellingen veranderen, zijn bedtijden wijzigen, maar dat kan niet

omdat hij die specifieke tijden niet toestaat. Daarom stuurt hij elke keer dat er een

afwijking is van het leefpatroon. Dan denk je op den duur ‘ik weet het wel’, maar dan

kan het zo zijn dat je op den duur een keer belangrijke informatie over het hoofd

ziet.” (MZ64, 2e interview).

Page 35: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“Mijn moeder gaat laat naar bed, en dat heb ik zelf aangepast in de instellingen,

maar ik krijg nog steeds meldingen van een afwijkend patroon. Soms ligt ze niet voor

half 2 op bed, dat is geen standaard tijd. Dat heb ik ingesteld als zodanig maar nog

krijg ik de afwijking.” (MZ42, 2e interview).

“Je moet de parameters instellen, maar dat kan per dag weer verschillen, tenzij

iemand een vaste agenda heeft. Maar het is geen zelflerend systeem. Zou handig

zijn als hij na een bepaalde periode de pieken en dalen er uit haalt.” (MZ53, 2e

interview).

Aan de andere kant zijn er ook mantelzorgers die aangeven dat anders in kunnen stellen

van meldingen niet nodig is. Zo zegt een mantelzorger bijvoorbeeld:

“Dat vind ik niet nodig, dat meldingen via een bepaalde drempelwaarde komen. Haar

ritme verandert voortdurend, dus ik kan dat ook niet instellen. Het is iedere dag

anders.” (MZ26, 2e interview).

Een aantal mantelzorgers geven aan dat ze niet weten of het mogelijk is om meldingen

anders in te stellen en/of uit te zetten. Een mantelzorger zegt bijvoorbeeld:

“Om ‘s ochtends om tien uur alarm te krijgen dat er geen slaap is geregistreerd is

een beetje laat. Wat is er dan aan de hand? Ik weet niet of het mogelijk is om dat aan

te passen.” (MZ12, 2e interview).

Systeem niet geschikt voor acute alarmering

Veel mantelzorgers geven aan het leefstijlmonitoring systeem voor alarmering van acute

situaties niet betrouwbaar is:

“Echt gevaar, de meldingen, komen te laat. Ze gaat ‘s nachts naar buiten en hier krijg

ik de volgende dag pas een melding van.“ (MZ21, 2e interview).

“Als ze ‘s nachts dwaalt, moet ik gelijk een telefoontje kunnen krijgen. De duur van

de niet-activiteit is nu korter ingesteld. Het moet wel echt op de computer bij worden

gesteld. Dat was half januari bijgesteld, maar nu lijkt het weer zoals eerst, terug bij

af.” (MZ12, 2e interview).

“Meldingen moeten betrouwbaarder en veel eerder” (MZ12, 2e interview).

“In principe kan ik er nog niet gek veel mee als alarmering dan. Als ik mijn mail

voorbij zie komen, dan denk ik ‘het zal wel’. Ik heb niet echt het gevoel dat ik direct

moet kijken dan. Ik heb meer behoefte aan een systeem dat ziet of iemand een uur

op de grond ligt” (MZ53, 2e interview).

“Het toiletbezoek is een van de dingen die nuttige informatie kunnen geven. Maar

voor de rest. Als er ‘s nachts wat gebeurt dan kan ik daar toch niets meer aan

Page 36: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

veranderen. Het is niet van meerwaarde bij acuut reageren. Meer trendmatige

dingen, daar wel zinvol voor.” (MZ29, 2e interview).

“Stel ze ligt op de grond hoe moet ik dat weten. Op een alarm drukken kan ik wel

vergeten. Het zou goed zijn als het systeem dat meldt.” (MZ28, 2e interview).

Een casemanager legt uit dat het wenselijk is dat meldingen van bepaalde situaties eerder

worden gegenereerd:

“Bij een aantal mantelzorgers die er actief gebruik van maken moet het systeem

beter aansluiten. Je krijgt bijvoorbeeld om tien uur ’s ochtends een smsje van het

alarm. In dat bericht staat dat mevrouw twee uur inactief is geweest. Dan raakt de

mantelzorger in paniek, maar dat blijkt informatie van de vorige dag om acht uur. Dat

alarm kun je niet uitzetten. [...] Idealiter zou je dus sneller bericht van bijvoorbeeld

langdurige inactiviteit krijgen, niet pas twaalf uur erna.” (CM5, 2e interview).

Een andere casemanager geeft aan:

“Je moet goed uitleggen dat het niet werkt als een alarmsysteem. Die vraag komt

vaak van familie.” (CM4, 2e interview). Kunt het niet gebruiken als valpreventie, en

dat is toch het stukje waarbij de client het meest kwetsbaar is.

Aan de andere kant geven een paar mantelzorgers aan dat het leefstijlmonitoring systeem

ook geïntegreerd of gekoppeld moet kunnen worden aan actieve alarmeringsysteem om

zoveel mogelijk noodsituaties in één keer af te dekken.

Verder geven een paar mantelzorgers aan dat leefstijlmonitoring maar een beperkt beeld

geeft van de situatie, bijvoorbeeld omdat het gaat om nietsziende sensoren:

“Ik kan zien in welke ruimte ze zit, maar niet welke gevaarlijke dingen ze in de

keuken uithaalt.” (MZ21, 2e interview).

Meldingen niet verklaard kunnen worden of niet lijken te kloppen

Veel mantelzorgers hebben soms de indruk dat het niet klopt wat het systeem zegt:

“Soms gaat er een alarm en dan ligt ze gewoon op bed. Maar dan is ze buitenshuis

zegt het systeem. Soms klopt er dus iets niet. Daar hebben we ook wat van gezegd.”

(MZ28, 2e interview).

“Af en toe is het wel onduidelijk of haar moeder gelijk heeft of het systeem.

Bijvoorbeeld als er inactiviteit is ’s nachts. Gevraagd of ze dan op de bank slaapt

ofzo, maar moeder zegt dat dan gewoon heeft geslapen.” (MZ12, 2e interview).

“Het werkt soms niet helemaal goed, dan geeft het systeem aan dat hij heel lang op

de wc is, maar dat is hij dan niet, dus dat zijn een beetje vreemde dingen.” (MZ16, 2e

interview).

Page 37: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“Je weet niet met de bewegingsmeldingen ‘wanneer is het een beweging?’ Als ik kijk

naar de bewegingen is mijn moeder altijd in beweging. Maar zit ze in haar stoel of is

ze onderweg? In grote lijnen kan ik wel zien in welke ruimte ze is, dat kun je goed

volgen. Maar als je de hele dag beweging ziet in de kamer, vraag je je af of ze heen

en weer loopt, of gewoon zit en heen en weer zit te kijken. Het systeem is erg

gevoelig met detecteren van beweging. ’s Nachts zie je ook wel eens beweging,

maar dan weet je niet of ze zich omdraait in bed of echt op de bedrand zit of rond

loopt.” (MZ6, 2e interview).

Een aantal mantelzorgers geeft aan dat het systeem vaak storingen heeft of foutmeldingen

geeft. Daarnaast vermoeden enkele mantelzorgers dat de sensoren niet goed werken of

verkeerd zijn geplaatst.

Het systeem genereert valse en onjuiste meldingen bij bezoek

Door veel mantelzorgers wordt aangegeven dat ze merken dat het systeem niet goed werkt

op het moment dat er meerdere mensen in huis zijn, bijvoorbeeld omdat de thuiszorg langs

komt:

“Ze wordt steeds slechter ter been. En dan komt de verzorger weer en dan klopt het

niet wat het systeem zegt, want dan is ze drieënvijftig keer in een andere kamer.”

(MZ28, 2e interview).

“Het systeem heeft heel veel moeite met bezoek. Het systeem weet zelf niet meer

wie het moet volgen. Dat komt best wel vaak voor, want mijn moeder krijgt

regelmatig bezoek. Vooral doordat het systeem raar doet, zien we dan dat moeder

bezoek heeft - buiten de vaste momenten waarop mijn moeder zorg krijgt -

bijvoorbeeld als het toiletbezoek een limiet krijgt. Maar we hebben dat ook beetje

opgelost door de sensor op de wc weg te halen, want moeder gaat altijd in de

badkamer naar de wc.” (MZ3, 2e interview).

“Wat haar acties zijn, waar ze heen gaat. Probleem daarbij is dat er veel mensen bij

haar komen, dat besmet het dan een beetje. Je kunt niet zien wat van haar is en wat

van andere mensen.” (MZ33, 1e interview).

“Als er bezoek is wordt het patroon even verstoord.” (MZ4, 2e interview).

“De alarmen die ze krijgt, iemand van de thuiszorg kan dat veranderen door

aanwezig te zijn. Op de een of andere manier gaat dat wel een beetje mis.” (MZ9, 2e

interview).

“De meldingen en korte termijn heb je nog niet veel aan omdat er veel mensen in

huis zijn.” (MZ38, 1e interview).

Aanvullend geven enkele mantelzorgers aan dat het systeem zodra de thuiszorg het huis

heeft verlaten niet opmerkt dat de bewoner zelf nog in huis is en dat daardoor een

dwaalalarm wordt gegeven:

Page 38: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

“Als er iemand naar buiten gaat ’s nachts en moeder beweegt weinig in slaapkamer,

dan lijkt het net of ze naar buiten is gegaan terwijl het de thuiszorg was. Een keer

dachten we dat wel. ‘s Nachts kwam thuiszorg om vier uur en als die vertrok, dan

stond de activiteit op buiten, maar waarschijnlijk klopte dat niet. Pas als moeder

bewoog in bed pikte hij het weer op.” (MZ25, 2e interview).

“Als de thuiszorg het huis verlaat, is de hele balk blauw. Het systeem detecteert dan

niet direct dat haar oma er nog is. Dat is best wel verwarrend.” (MZ9, 2e interview).

Met name wanneer veel mensen in huis komen van de persoon met dementie lijken

meldingen en bewegingspatronen minder van toegevoegde waarde voor de mantelzorger.

Een mantelzorger legt uit:

“Omdat er vaak zorgverleners zijn - zes keer per dag - kan het systeem dus eigenlijk

niet meer doen wat het zou moeten doen.” (MZ28, 2e interview).

Een casemanager geeft ook een ander voorbeeld:

“Bij een cliënt gaat het niet zo soepel als de anderen, daar wordt het beeld door

beinvloed. Die vrouw woont in een vrij groot huis en vaak krijg je de melding dat ze

niet naar het toilet gaat. Op een van de twee toiletten hangt maar een sensor. Een

extra sensor op beide toiletten zou dus wenselijk zijn, of misschien zelfs de enige

mogelijkheid.” (CM5, 2e interview).

De casemanger geeft hiermee aan dat het per cliënt kan verschillen hoeveel sensoren

moeten worden geïnstalleerd en waar om een goed beeld te verschaffen van de leefstijl.

Overige verbeterpunten

Enkele overige gebreken en mogelijke verbeterpunten die genoemd werden zijn ten eerste

dat bij sommige cliënten de wc en badkamer in een ruimte zitten en daar bij plaatsing van

sensoren geen rekening mee wordt gehouden, waardoor toilet- en badkamer gebruik niet

goed kunnen worden gemonitord. Een mantelzorger licht daarbij toe:

“Ik kan niet op het systeem apart zien op het systeem of het toilet of douchegebruik

is, dat zou wel handig zijn met oog op mogelijke blaasontsteking.” (MZ12, 2e

interview).

Daarnaast is het volgens meerdere mantelzorgers een belangrijk gebrek van het systeem

waardoor het minder geschikt is voor hun situatie dat het geen beeld geeft van wat er

buitenshuis gebeurt. Een mantelzorger licht toe:

“Leefstijlmonitoring moet worden uitgebreid tot buitenshuis, want daar zitten echte

problemen, het dwalen. Als hij ‘s nachts gaat dwalen, geeft dat zoveel onrust bij de

mantelzorger en buurtzorg dat je opname op een gegeven moment niet meer

voorkomt.“ (MZ54, 1e interview).

Page 39: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Verder geven sommige mantelzorgers aan dat ze in het beginscherm iets compacter en iets

minder nauwkeurig willen kunnen zien hoe het met hun naaste gaat. Zo legt een

mantelzorger uit:

“Als je wil kijken is het vaak dat je een snelle blik er op wil werpen, met de nadruk op

snel. Nu moet je echt even voor de grafieken gaan zitten. Het is altijd duidelijk, maar

je moet even moeite doen om te kijken of er iets van het patroon afwijkt.” (MZ5, 2e

interview).

Allerlaatst wordt door meerdere mantelzorgers genoemd dat ze liever een mobiele app

hadden in plaats van of naast het online portaal waarvoor ze op de computer moeten

inloggen. Een mantelzorger zegt bijvoorbeeld:

“Het zou fijn zijn als er een app komt, dan is er nog meer controle. Dat ze niet de

hele tijd hoeft in te loggen op haar systeem. In het kader van privacy natuurlijk goed,

maar verder niet” (MZ16, 2e interview).

5.10 Bereidwilligheid om te betalen (2)

Uit de tweede interviews waarin is gevraagd naar de bereidwilligheid van mantelzorgers om

eventueel te betalen voor leefstijlmonitoring komt naar voren dat het voor de meeste

mantelzorgers voldoende meerwaarde biedt om bereid te zijn een eigen bijdrage te betalen.

Aan de andere kant komt wel naar voren dat meerdere mantelzorgers behoefte hebben aan

een betrouwbaarder systeem en dat dit invloed heeft op de hoogte van het bedrag dat ze

bereid zijn om eventueel te betalen.

Voldoende meerwaarde voor een eigen bijdrage

Alhoewel veel mantelzorgers aangeven nog niet te hebben nagedacht over hun

bereidwilligheid om zelf te betalen voor leefstijlmonitoring, geeft het merendeel aan dat ze

het een dusdanige meerwaarde vinden hebben dat ze bereid zijn er zelf ook financieel aan

bij te dragen. Zoals uitgebreider toegelicht in bovenstaande resultaten, geeft het

mantelzorgers een stuk geruststelling tussen bezoeken door, bevestiging van de situatie, en

de mogelijkheid om te controleren wat hun naaste zelf zegt. Sommige mantelzorgers geven

aan dat ze het systeem niet (meer) zouden willen missen. Zoals een mantelzorger vertelt:

“Stel dat het per 1 juli afgelopen is en het wordt weggehaald, dan ga ik niet op

vakantie, dan durf ik dat niet aan. Dan moet je helemaal varen op de dames die daar

komen, en dat zou voor mij een hele grote extra belasting worden.” (MZ34, 2e

interview)

De meeste mantelzorgers geven aan er (waarschijnlijk) voor te betalen, bijvoorbeeld via een

abonnement structuur, maar slechts enkele mantelzorgers kunnen een indicatie geven van

de maximale hoogte van het bedrag. Aangezien slechts enkele mantelzorgers indicaties van

een mogelijke financiële bijdrage geven en deze prijzen soms sterk van elkaar verschillen,

kan geen uitspraak worden gedaan over het (gemiddelde) bedrag dat mantelzorgers

maximaal willen bijdragen. Een aantal mantelzorgers geven aan dat ze het niet gek zouden

vinden als ze een eigen bijdrage moeten leveren, maar dat ze ook benieuwd zijn of

Page 40: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

leefstijlmonitoring (deels) vanuit de zorgverzekering kan worden vergoed. Zoals een

mantelzorger suggereert:

“Het zou mooi zijn als er een combinatie is van een eigen bijdrage en dat de

zorgverzekering het voor een deel oppakt” (MZ34, 2e interview).

Verder geven een aantal mantelzorgers aan dat bij het bepalen van de prijs of eigen bijdrage

rekening dient te worden gehouden met inkomensverschillen. Ze vinden dat iedereen gelijke

kansen moet krijgen om gebruik te maken van leefstijlmonitoring.

Betrouwbaarder systeem gewenst

Meerdere mantelzorgers geven aan dat de maximale prijs die ze bereid zijn te betalen voor

leefstijlmonitoring sterk afhankelijk is van de mate van dementie en hoger wordt naarmate

de situatie van hun naaste acuter wordt. Een belangrijke kanttekening hierbij is dat

mantelzorgers aangeven meer van het systeem te verwachten ten aanzien van de

betrouwbaarheid van alarmering en alarmopvolging - bijvoorbeeld een betere detectie van

noodsituaties (vallen, dwalen, etcetera) en gegarandeerde opvolging van alarmen door de

thuiszorg. Dit geldt des te meer naarmate de situatie van hun naaste verergert. Een

deelnemer geeft aan:

“De prijs die ik wil betalen wordt hoger op het moment dat de situatie van mijn vader

acuter wordt. Maar dan verwacht ik ook wel echt meer terug van het systeem, betere

alarmering en dergelijke en dat acuut de thuiszorg langs kan komen. De prijs mag je

daarom niet neerzetten over de hele periode, die is dynamisch, en hoger zodra de

situatie verslechtert.” (MZ7, 2e interview).

Een aantal mantelzorgers geven expliciet aan dat ze het systeem niet zouden willen houden

als ze er geld voor moeten betalen, omdat ze het nog niet betrouwbaar genoeg vinden,

bijvoorbeeld wat betreft de meldingen. Ook geeft een mantelzorger aan:

“Er moet wel nog het een en ander aan worden verbeterd, bijvoorbeeld dat er een

app komt en dergelijke, voordat er kosten tegenover mogen staan wat mij betreft.”

(MZ16, 2e interview).

6 Kwantitatieve resultaten:

Deelnemers

De deelnemers leveren tussen de 1 en 7 dagen mantelzorg per week, van praktische

ondersteuning tot verzorging. In totaal hebben 25 verschillende mantelzorgers de

vragenlijsten ingevuld. Hiervan vulden 17 mantelzorgers (12 vrouw) de vragenlijst in op T0,

waarvan 14 mantelzorgers meer dan een jaar mantelzorg leveren (min. = 3 weken; max. =

21.5 jaar). Op T1 (na 75 dagen gebruik) vulden 13 mantelzorgers (8 vrouw) de vragenlijst in,

waarvan 11 meer dan een jaar mantelzorg leveren (min. = 6 maanden; max. = 7 jaar). Op T2

(na 150 dagen gebruik) vulden 15 mantelzorgers (11 vrouw) de vragenlijst in, waarvan 14

Page 41: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

meer dan een jaar mantelzorg leveren (min. = 9 maanden; max. = 14 jaar). Op T3 (na 225

dagen gebruik) vulden 7 mantelzorgers (4 vrouw) de vragenlijst in, waarvan 6 meer dan een

jaar mantelzorg leveren (min. = 11 maanden; max. = 8 jaar). Op T4 (na 300 dagen gebruik)

vulden 5 mantelzorgers (2 vrouw) de vragenlijst in, waarvan 5 meer dan een jaar

mantelzorg leveren (min. = 1 jaar; max. = 3 jaar). Voor een volledig overzicht van de

eigenschappen van de deelnemers, zie bijlage X.

Ervaren Druk door Informele Zorg (EDIZ)

Een Linear Mixed Models Analysis (LMMA) was uitgevoerd op Ervaren Druk door Informele

Zorg (EDIZ) met Tijd (T0, T1, T2, T3 en T4) als within-groups factor en Deelnemer als

random factor. Er is geen significant effect gevonden van Tijd op Ervaren Druk door

Informele Zorg [F(4,32.388) = 1.77, p = 0.158].

Caregiver Strain (CSI - Ervaren van druk)

Een Linear Mixed Models Analysis (LMMA) was uitgevoerd op Caregiver Strain (CSI) met

Tijd (T0, T1, T2, T3 en T4) als within-groups factor en Deelnemer als random factor. Er is

geen significant effect gevonden van Tijd op Caregiver Strain [F(4,33.50) = 1.83, p = 0.147].

Aangezien er een zichtbare dalende trend is zijn er contrast analyses uitgevoerd. Hieruit

blijkt dat Care Strain significant lager scoorde op meting T3 [MT3 = 1.03 (SE = 0.14)] dan op

meting T0 [MT0 = 1.39 (0.09)].

Page 42: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Caregiver Health-related Quality of Life (CAREQOL)

Een Linear Mixed Models Analysis (LMMA) was uitgevoerd op Caregiver Health-related

Quality of Life (CAREQOL) met Tijd (T0, T1, T2, T3 en T4) als within-groups factor en

Deelnemer als random factor. Er is geen significant effect gevonden van Tijd op Caregiver

Health-related Quality of Life [F(4,37.78) = 0.42, p = 0.793].

Open antwoorden over ervaringen

Naast dat de mantelzorgers vragenlijsten (CSI, CARQOL & EDIZ) invulden op de

verschillende meetmomenten, konden zij ook in een vrij veld aangeven wat hun ervaringen

waren met leefstijlmonitoring. Over de tijd blijkt dat leefstijlmonitoring voor een deel van de

Page 43: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

deelnemers meerwaarde levert met betrekking tot inzicht in gedrag en gerustheid en dat een

vergelijkbaar deel aangeeft dat leefstijlmonitoring geen meerwaarde levert - voornamelijk in

het begin van de pilot - vanwege een ervaren onjuistheid in de meldingen.

Meting T1 (na 75 dagen gebruik)

Ten tijde van meting 1 geven een aantal deelnemers aan dat leefstijlmonitoring onnodige of

onjuiste meldingen genereert:

“Ik vind het systeem enigszins teleurstellend. Mijn moeder gaat bijvoorbeeld elke

nacht meer dan drie keer naar het toilet, wat voor haar blijkbaar normaal is, maar

elke dag is dat blijkbaar een afwijking in het leefpatroon. Ik heb geen mogelijkheid

om dit aan te passen.”

“Van dit leefstijlmonitoring systeem werd ik gek van de onnodige alarmeringen door

inactiviteit…”

“Soms vinden wij de bevindingen van de sensoren moeilijk te geloven en maakt het

ons onnodig ongerust.”

Meting T2 (na 150 dagen gebruik)

Ten tijde van meting 2 geven een aantal deelnemers aan dat leefstijlmonitoring een

meerwaarde levert en inzicht geeft in het leefpatroon van hun naaste en dat

leefstijlmonitoring een vorm van gerustheid induceert.

“Voor mij is de leefstijlmonitoring van grote waarde. Mijn moeder is n.l. een zeer

zelfstandige vrouw die iedere hulp van mij of een ander afslaat en slim is in het

verwoorden van haar beperkingen, die zij niet zou hebben. Dagelijks hebben wij 2

keer telefonisch contact met haar, door haar doofheid neemt zij soms niet op. Nu kan

ik bekijken of zij nog actief is of was. Ook haar leefstijl veranderd, dit kan ik nu

waarnemen, zij geeft dit niet aan, wil dit voor niemand weten.”

“Dit is een momentopname. Ik leer het gedrag van mijn dementerende moeder

accepteren en maak me over een aantal zaken minder druk.”

“Het geeft ons als kinderen een goed gevoel dat we kunnen zien hoe de dagelijkse

ritmes zijn. Mijn moeder heeft Alzheimer en onthoudt niet alles meer. Op deze

manier kunnen we zien, dat ze b.v. niet gewandeld heeft (terwijl ze vertelt dat ze elke

dag 1 tot 2 uur wandelt). Dan kunnen wij als nog met haar een stukje wandelen.”

Echter, er zijn ook nog een aantal deelnemers die aangeven dat leefstijlmonitoring geen

toegevoegde waarde levert:

“Ik vind dat Livind in de praktijk niet veel toevoegt. Ik kijk er nauwelijks nog naar. De

info is elke dag hetzelfde, ja ze loopt veel door het huis, en gaat vaak naar het toilet,

maar dat weten we.”

Page 44: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Meting T3 (na 225 dagen gebruik)

Ten tijde van meting 3 geven een aantal deelnemers aan dat leefstijlmonitoring een specifiek

inzicht kan geven in het gedrag van hun naaste:

“Mijn vader heeft de afgelopen periode enkele malen de buitendeur midden in de

nacht geopend. Zonder het monitoringssysteem zou ik dit nooit met mijn vader

hebben kunnen bespreken.”

“Na enige onwennigheid (omdat ik treed in de privacy van mijn vader) vind ik het nu

prettig om de berichten van Livind te ontvangen. Hij heeft een zeer stabiel

georganiseerd leefpatroon, en de afwijkingen zijn telkens zeer verklaarbaar…”

Over de tijd

Combineren!

7 Discussie

[EERST TERUGKOMEN OP INLEIDING]

4. In hoeverre leidt de toepassing van leefstijlmonitoring tot een reductie in de subjectieve

stressbeleving bij mantelzorgers van dementerende ouderen?

5. In hoeverre vergroot de kwaliteit van zorg door mantelzorgers en case managers van

dementerende ouderen door de toepassing van leefstijlmonitoring?

6. In hoeverre vergroot de kwaliteit van leven van mantelzorgers van dementerende ouderen

door de toepassing van leefstijlmonitoring?

Uit het onderzoek blijkt dat het sterk verschilt per mantelzorger met welke frequentie en

regelmaat men gebruik maakt van het leefstijlmonitoring systeem. De meeste mantelzorgers

kijken met regelmaat naar het systeem - waarvan een deel ook op vaste momenten zoals in

de ochtend of avond - met name om te kijken of hun naaste zijn/haar gebruikelijke dagritme

of dagnacht ritme vasthoudt. Daarnaast zijn er ook een aantal mantelzorgers die aangeven

dat het afhangt van de situatie van hun naaste hoe vaak ze het systeem gebruiken en dat ze

frequenter kijken als ze ongerust zijn of minder vaak op bezoek gaan. Er zijn ook een aantal

mantelzorgers die slechts af en toe kijken of er afwijkende patronen zichtbaar zijn, of die

slechts zelfden inloggen op het systeem. Bij gebruik van het systeem wordt zowel gekeken

naar meldingen en naar trends in het activiteitenpatroon, alhowel door een aantal

mantelzorgers aan wordt gegeven dat ze de meldingen niet betrouwbaar vinden en deze

minder serieus nemen.

Het blijkt dat leefstijlmonitoring voor het merendeel van de mantelzorgers een

meerwaarde levert in de zorg voor hun naaste met dementie. In de eerste interviews is door

Page 45: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

de meeste mantelzorgers aangegeven dat men door middel van leefstijlmonitoring verwacht

beter inzicht te verkrijgen in wat er gebeurt op de momenten tussen hun bezoeken door, dat

er behoefte is aan globaal inzicht in achteruitgang en dat men verwacht te worden

gewaarschuwd door het systeem als er iets gebeurt, bijvoorbeeld als hun naaste ‘s nachts

dwaalt. In de tweede interviews dat mantelzorgers grotendeels in deze behoefte worden

tegemoet gekomen. Mantelzorgers geven aan dat ze door de inzet van leefstijlmonitoring

beter kunnen nagaan wat hun naaste zegt, meer inzicht hebben in wat er bij hun naaste

thuis gebeurt wanneer zij er zelf niet zijn, bijvoorbeeld specifiek inzicht krijgen in het dag-

nacht ritme van hun naaste, beter in kunnen spelen op de situatie van hun naaste en op

afstand meer betrokken zijn als mantelzorger. Verder blijkt dat leefstijlmonitoring bij een deel

van de mantelzorgers weinig invloed heeft op hun handelen, maar dat het bij hen

desondanks ondersteuning, geruststelling en bevestiging van de situatie geeft. Het blijkt

echter ook dat een aantal mantelzorgers niet voldoende vertrouwen hebben in het systeem

en dat bij enkele mantelzorgers zelfs een onrustig gevoel of stress ontstaat door de signalen

die het systeem geeft. Daarnaast hebben veel mantelzorgers hebben de behoefte om tijdig

door het systeem te worden gewaarschuwd als er iets aan de hand is, maar het systeem

komt hier niet voldoende aan tegemoet, onder andere omdat het lang duurt voordat ze hier

een melding van ontvangen.

Ondanks dat het merendeel van de mantelzorgers aangeeft dat leefstijlmonitoring

een positieve bijdrage levert in de zorg voor een persoon met dementie, geeft een deel aan

geen meerwaarde te zien. Dit blijkt onder andere uit de interviews waarin wordt aangegeven

dat leefstijlmonitoring in hun situatie iedere dag vrijwel dezelfde meldingen en/of relatief veel

loze meldingen genereert. Ook geven zij aan dat de situatie van hun naaste onveranderd is

gebleven, waardoor het systeem geen toegevoegde waarde levert en dat alleen alarmering -

indien er een crisissituatie voordoet - gewenst is. Bovendien komt naar voren dat

laatstgenoemde - acute alarmering in het geval van een crisissituatie zoals een val of

dwalen - datgene is waar het systeem niet geschikt of betrouwbaar genoeg voor wordt

bevonden door vrijwel alle mantelzorgers.

Over het algemeen zijn er vanuit zowel mantelzorgers als casemanagers geen

privacy-gerelateerde bezwaren ten opzichte van de inzet van leefstijlmonitoring bij hun

naaste of cliënt met dementie. De meeste mantelzorgers zijn positief over het feit dat het om

nietsziende sensoren gaat en dat alleen beweging kan worden gedetecteerd. Omdat

leefstijlmonitoring wel enige inbreuk geeft op de privacy van een cliënt geven enkele

casemanagers aan dat de inzet ervan wel goed moet worden afgewogen. Met betrekking tot

de inzage van het systeem geven enkele mantelzorgers wel aan benieuwd te zijn wie van de

zorgorganisatie kan inloggen (en dit doet) en een casemanager geeft aan dat hier duidelijk

afspraken over moeten worden gemaakt.

Uit de interviews blijkt dat de meeste mantelzorgers hun naaste hebben

geïnformeerd over het systeem, terwijl een aantal mantelzorgers dit bewust niet hebben

gedaan omdat dit naar verwachting onrust bij de persoon met dementie veroorzaakt.

Daarnaast is bij enkele bewoners enige argwaan ten opzichte van het systeem en het

gevoel dat ze bekeken worden. Echter blijkt dat de meeste bewoners met dementie niet

bewust zijn van de aanwezigheid van het systeem - dit geldt des te meer na verloop van tijd.

De inzet van leefstijlmonitoring kan er naar verwachting van de meeste

mantelzorgers en casemanagers aan bijdragen dat een naaste of cliënt met dementie langer

thuis kan blijven wonen. Bovendien zou volgens enkelen zou thuis wonen zonder de inzet

van leefstijlmonitoring niet meer mogelijk zijn. Alhoewel het volgens sommigen twee kanten

op kan gaan en moeilijk vooraf te voorspellen is, geven veel mantelzorgers en

Page 46: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

casemanagers aan dat de veiligheid langer kan worden gewaarborgd en/of dat de situatie

langer cgecontroleerd kan worden. Bovendien leidt leefstijlmonitoring tot geruststelling bij de

mantelzorger, wat er aan bijdraagt dat iemand langer thuis kan wonen. Aan de andere kant

zijn er ook mantelzorgers en een enkele casemanager die verwachten dat leefstijlmonitoring

bijdraagt (of kan bijdragen) bij het signaleren, vaststellen of zelfs onderbouwen of iemand in

een verpleeghuis opgenomen moet worden.

Uit de ervaringen van mantelzorgers en casemanagers met het systeem komen een

aantal belangrijke verbeterpunten naar voren met betrekking tot het specifieke systeem.

Mantelzorgers onder andere dat het systeem (te) veel meldingen genereert met wekelijks of

zelfs iedere dag dezelfde informatie. Daardoor worden meldingen door veel mantelzorgers

niet betrouwbaar genoeg worden bevonden en bovendien schuilt hierin het gevaar dat men

meldingen minder serieus neemt en niet tijdig of adequaat reageert op het moment dat er

echt iets aan de hand is. Ook is er bij een aantal mantelzorgers de behoefte om meldingen

beter te kunnen afstemmen op het individu dat wordt gemonitord en diens ritme. Verder

wordt het geschikt door het merendeel van de mantelzorgers ongeschikt bevonden voor

acute alarmering van noodsituaties zoals dwalen, terwijl hier wel behoefte voor is. Daarnaast

komt verschillende keren naar voren dat mantelzorgers bepaalde dingen niet kunnen

verklaren of denken dat het niet klopt wat het systeem aangeeft, en wordt vaak wordt

genoemd dat het systeem niet goed werkt wanneer er meerdere mensen in huis zijn. Het is

volgens sommigen ook een gebrek aan het systeem dat de monitoring beperkt is tot

binnenshuis.

Uit het onderzoek is verder gebleken dat het cruciaal is om te zorgen voor voldoende

training van gebruikers, draagvlak onder verschillende eindgebruikers om het systeem te

gaan gebruiken en hier op een goede wijze gebruik van te blijven maken, juiste installatie

van de sensoren, helpdesk, support etc.

Aanvullend is ook onderzocht in hoeverre mantelzorgers bereid zijn om eventueel

een financiële bijdrage te leveren aan de inzet van leefstijlmonitoring. Aan de ene kant blijkt

dat het systeem voor de meeste mantelzorgers een dusdanige meerwaarde heeft dat ze

bereid zijn om hier eventueel een eigen bijdrage voor te betalen. Aan de andere kant komt

wel sterk uit de interviews naar voren dat veel mantelzorgers de behoefte hebben aan een

betrouwbaarder systeem. Dit heeft invloed op de hoogte van het bedrag dat ze bereid zijn

om eventueel te betalen en sommige mantelzorgers zijn hierdoor niet bereid om voor het

systeem te betalen.

Uit de kwantitatieve analyses blijkt dat leefstijlmonitoring gedurende de looptijd van het

onderzoek de ervaren druk door mantelzorgers en de zorg gerelateerde druk bij

mantelzorgers niet significant verlaagd. Wel is er een significant verschil gevonden in de

zorg gerelateerde druk tussen meetmoment drie (na 225 dagen) en het eerste meetmoment

(voor installatie). Verder zijn er zijn geen significante verschillen gevonden tussen de

verschillende meetmomenten, van voor de installatie tot en met drie honderd dagen gebruik.

De data laat wel een negatieve trend zien over de tijd; ervaren druk en zorg gerelateerde

druk bij mantelzorgers wordt minder over de tijd. Verder is er - over de tijd - geen significant

verschil gevonden in de zorggerelateerde kwaliteit van leven bij mantelzorgers. De data laat

wel een positieve trend zien in zorggerelateerde kwaliteit van leven.

Er moeten kanttekeningen geplaatst worden bij de kwantitatieve dataverzameling. Zo

was er een reductie in het aantal deelnemers die de vragenlijsten hebben ingevuld over de

tijd. Voor de onderzoekers en deelnemende zorgaanbieders was het lastig om deelnemers

betrokken te houden over een looptijd van drie honderd dagen. Verder waren er deelnemers

Page 47: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

die leefstijlmonitoring niet meer wilden of hoefden te gebruiken vanwege een veranderende

situatie voor de persoon met dementie (bijvoorbeeld opname in een woonzorghuis). De

onderzoekers zijn zich er ook van bewust dat het lastig is om met gebruik van

gestandaardiseerde vragenlijsten effecten te kunnen aantonen in niet-gecontroleerde en

verschillende contexten. De variatie tussen de mantelzorgers, de personen met dementie,

de woonsituatie en de leefstijlmonitoring installaties was groot. Wij raden hierdoor ook aan

om in vervolgstudies gebruik te maken van Goal Attainment Scaling (GAS; Kiresuk &

Sherman, 1968). GAS is een individuele uitkomstmaat om effecten per persoon te kunnen

vastleggen. Indien men gebruik maakt van GAS gaat men van te voren - voor

leefstijlmonitoring in samenspraak met de client, mantelzorger en zorgprofessional - doelen

vaststellen. Deze doelen kunnen betrekking hebben op uitkomstmaten in kwaliteit van leven

of ervaren druk, maar kunnen ook betrekking hebben op bijvoorbeeld beschikbare tijd voor

mantelzorgers om te ontspannen of een wijziging in gespreksonderwerpen met de persoon

met dementie. Over de tijd wordt er gemeten in hoeverre er een achteruitgang tot

vooruitgang is in het behalen van vooraf beschreven doelen (bijv. mantelzorger kan 1 uur

per week meer dan voorheen buitenshuis een wandeling maken).

Ondanks een gebrek aan significante resultaten zien wij wel een positieve trend in de

data met betrekking tot kwaliteit van leven en een daling in de ervaren druk door

mantelzorgers. Deze data wordt ondersteund door de kwalitatieve data waarin wij

vergelijkbare resultaten hebben beschreven. Er kan dan ook gesproken worden over

‘converging evidence’, ofwel de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten laten dezelfde

richting zien in positieve effecten en ervaringen van leefstijlmonitoring op gerustheid bij

mantelzorgers.

[ONZE RESULTATEN VERGELIJKEN MET DIE VAN PROTEION]

8 Conclusie

Referenties

Ediz

Stress

Van Rijn

etc.

Maatschappelijke

Page 48: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

businesscase

Leefstijlmonitoring, Friesland

Livind-systeem

juni 2016

Johan van der Leeuw

Inhoudsopgave

2 Maatschappelijke businesscase Leefstiijlmonitoring Friesland, systeem Livind ©

Vilans www.vilans.nl/www.domoticawonenzorg.nl

Hoofdstuk 3

Kopje niveau 1(kop 2) 4

1. Inleiding

Dit document is een eindproduct van het project Leefstijlmonitoring in de

zorg, Friesland onder het programma ‘’De zorg ontzorgt met ICT’’. Dit

programma is gefinancierd door de Ministeries VWS en Economische Zaken met

als doel het opschalen van bewezen technologie. Het project heeft gelopen

van maart 2015 tot en met juni 2016 en omvatte de implementatie van

maximaal 100 systemen voor leefstijlmonitoring – product Livind – in de

Provincie Friesland vanuit een groter samenwerkingsverband onder andere

bestaande uit TinZ, de overkoepelende organisatie voor

ketenzorg/casemanagement dementie en 3 Friese zorgorganisaties.

Page 49: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

2. Gevolgd businessmodel

Het project Leefstijlmonitoring in de zorg Friesland heeft 2 documenten als eindproducten,

naast de daadwerkelijke opschaling en implementatie van leefstijlmonitoring in Friesland. Deze

zijn allebei opgesteld door Vilans, kenniscentrum voor de langdurende zorg:

· Een onderzoeksrapportage van het meelopende evaluatieonderzoek

· Een maatschappelijke businesscase

Een opschaling is alleen mogelijk met een positieve maatschappelijke businesscase. Een

maatschappelijke businesscase zet kwantitatieve en kwalitatieve opbrengsten voor de

maatschappij tegenover de kosten gedurende een bepaalde exploitatieperiode. Voor de

‘’maatschappij’’ gaat het dan om opbrengsten die uiteindelijk landen bij de zorgcliënt zelf,

mantelzorg, gemeentelijke overheid, zorgverzekeraar, zorgkantoor en/of zorgorganisatie. Bij

de drie genoemde partijen gemeente, zorgverzekeraar en zorgkantoor gaat het om de

verantwoordelijken/budgethouders voor respectievelijk de Wet Maatschappelijke

Ondersteuning (WMO), Zorgverzekeringswet (Zvw) en Wet Langdurende Zorg (Wlz). Uiteindelijk

is daadwerkelijke opschaling pas mogelijk als ook de businesscase voor een leefstijlmonitoring

aanbiedende zorgorganisatie of andere type aanbiedende organisatie positief is.

Voor de maatschappelijke opbrengsten – zowel kwantitatief en kwalitatief - is dit document

gebaseerd op het evalautieonderzoek in Friesland, maar ook op eerder en parallel lopend

onderzoek naar leefstijlmonitoring.

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft het businessmodel dat in Friesland is gevolgd. Dat heeft gevolgen voor

de berekeningen in de businesscase.

Hoofdstuk 3 geeft de kosten weer van de inzet van het systeem Livind gedurende een

exploitatieperiode van 7 jaar en andere kosten gedurende deze periode

Daartegenover zet hoofdstuk 4 de opbrengsten, waarna in hoofdstuk 5 de finale

berekening/afweging volgt afgesloten met conclusies.

2.Businessmodel

Leefstijlmonitoring volgt tot nu toe meestal en ook in Friesland het volgende businessmodel:

systemen worden door de leverancier verkocht aan een zorgorganisatie[1]. De zorgorganisatie

zet het vervolgens in bij een cliënt. Als deze cliënt overlijdt of alsnog wordt opgenomen in het

Page 50: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

verpleeghuis wordt het systeem verplaatst naar de volgende cliënt binnen de

afschrijvingstermijn van het systeem. Dit wordt het businessmodel business-to-business,

business-to-consumer (b-to-b, b-to-c) genoemd, waarbij een zorgorganisatie ook een ‘business’

is, evenals het producerende bedrijf.

Er is echter ook een ander businessmodel: het bedrijf verkoopt het systeem voor

leefstijlmonitoring direct aan de mantelzorg, waarbij de mantelzorg voorlopig de enige

gebruiker is op een moment tijdens het dementieproces dat er nog geen professionele zorg

nodig is (business-to-consumer, b-to-c). Is er op enig moment toch professionele zorg nodig,

dan sluit de professionele zorgverlening aan op het door de mantelzorg aangeschafte systeem.

Licentie-kosten voor deze toegang voor de zorgprofessionals is in dit businessmodel het enige

onderdeel dat door een zorgorganisatie wordt aangeschaft van de technologie[2]. De kosten

voor de zorgorganisatie worden hiermee beperkt. Het volledige businessmodel heet business-

to-consumer, consumer-to-business (b-to-c, c-to-b).

In de berekening in deze businesscase wordt uitgegaan van het model business-to-business,

business-to-consumer. Dit is het model dat in principe gevolgd is in Friesland tijdens het

project. Livind biedt het systeem ook aan in de business-to-consumer lijn, directe verkoop aan

de mantelzorg [3]. De maatschappelijke businesscase wordt dan anders, evenals de

businesscase voor de zorgorganisatie.

Bij het model business-to-business, business-to-consumer is het uitgangspunt een technische

levensduur van circa 7 jaar. De exploitatieperiode van het systeem in gebruik via een

zorgorganisatie wordt ook op 7 jaar gezet.

Gedurende deze exploitatieperiode wordt het systeem gemiddeld geplaatst bij 2 cliënten en

dus verplaatst van cliënt naar cliënt. Deze verplaatsing is aan de orde als de cliënt bijvoorbeeld

is overleden of opname in het verpleeghuis toch onvermijdelijk wordt. De kosten hiervan

worden meegenomen.

3. Kosten

Uitgaande van het Livind-systeem bij plaatsing bij 2 cliënten gedurende de

levensduur/exploitatieperiode van 7 jaar, kosten in het business-to-business, business-to-

consumer model[4]:

Tabel 1: Kosten Livind-systeem gedurende 7 jaar, businessmodel business-to-business,

business-to-consumer

Kostenpost Prijs per

maand

Eenmalige

kosten per

stuk

Totaal

Page 51: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

7 jaar (84

maanden)

software/hardwar

e lease

75,- 6300,-

7 jaar (84

maanden)

instandhouding &

service

15,- 1260,-

2 installaties 155,- 310,-

2 deïnstallaties 35,- 70,-

Training per

dagdeel,

maximale

groepsgrootte 15

personen

375,- (omgereken

d voor 2

cliënten)

50,-

Totaal 7990,-

Totaal: € 7990,- gedurende 7 jaar ex BTW

€ 9667,- inc BTW

Dit is exclusief een internetverbinding bij een cliënt.

Naast de bovenstaande kosten voor de technologie, zijn er nog de volgende kosten

· Kosten inzet persoon die bijvoorbeeld casemanagement uitvoert en

leefstijlmonitoring gebruikt: € 6321,- voor 7 jaar.

Als volgt berekend:

· 1 uur per maand per cliënt voor het bijhouden van de leefstijlmonitoring, inclusief het

volgen van instructie

· 75,25 per uur: het (maximale)[5] tarief per uur voor wijkverpleging 2016

· X 12 maanden x 7 jaar

· = € 6321,-

Dit zijn de kosten van de uren die het casemanagement per cliënt besteed aan het regelmatig

kijken naar de schermen van de leefstijlmonitoring, inclusief het incidenteel kijken na een

‘’rode’’ melding en inclusief de tijd besteed aan het volgen van instructie.

Een laatste kostenpost is de projectleiding, organisatorische/logistieke kosten en communicatie

aan de kant van de zorgorganisatie bij de implementatie. Een schatting van deze kosten:

· 1 dag per week voor implementatie van circa 100 systemen

· 75,- per uur, 2400,- per maand

· X 12 maanden x 7 jaar

· = € 201.600,-

Page 52: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

· Omgerekend naar 1 systeem voor 2 cliënten gedurende de exploitatieperiode van 7

jaar: € 2016,-

Totaal kosten gedurende 7 jaar voor 2 cliënten gedurende de exploitatieperiode van 7 jaar: €

18.004,-

4. Opbrengsten

4.1 Hypothese uitstel van opname

De belangrijkste resultaten zoals die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen zijn een

verminderde subjectieve stress van de betrokken mantelzorg en een verbetering van de

kwaliteit van leven van de mantelzorger. De aangetoonde vermindering van de subjectieve

stress bij de mantelzorg is een herhaalde aantoning van dit effect: in een gebruiksonderzoek

naar leefstijlmonitoring bij de zorgorganisatie Proteion (Noord-Limburg) in de periode 2008 –

2010 is dit effect ook gevonden[6]. Evenals in een pilot in Twente, beschreven in de studie

‘’Monitoring technology at home, an evaluation of preventive sensor technology for dementia

care’’ (Nienke Nijhof e.a., 2013)[7].

Uit het kwalitatieve deel van het onderzoek in Friesland is daarnaast naar voren gekomen dat

verder weg wonende mantelzorgers (kinderen) de dichterbij wonende mantelzorgers kunnen

ontlasten door monitoring op afstand. Bijvoorbeeld op de momenten dat de dichterbij wonende

kinderen afwezig zijn. Andersom geeft dat de verder weg wonende kinderen een mogelijkheid

een grotere bijdrage te kunnen leveren aan de zorg van vader of moeder, wat vaak een wens is

van deze verder weg wonende kinderen

De stelling is dat door deze effecten de mantelzorg het langer volhoudt: de overschrijding van

de draaglast van de mantelzorg is later tijdens het dementieproces. Het overschrijden van de

draaglast van de mantelzorg is meestal het moment dat de mantelzorg een indicatie voor

opname aanvraagt. Een uitstel van het overschrijden van de draaglast van de mantelzorger

leidt tot een uitstel van de opname, die in principe tijdens het dementieproces onvermijdelijk

is. Tenzij men aan een ander ziektebeeld overlijdt.

Page 53: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

In de genoemde studie in Twente (Nijhof e.a. 2013) wordt deze indirecte indicatie voor uitstel

van de opname ook beschreven en opbrengsten juist op dit punt berekend.

In 4.2.2. anticipatie op crisissituaties vanuit het dementieproces is er ook sprake van een

aspect dat leidt tot uitstel van de opname. Dit aspect wordt in deze opbrengst meegenomen.

In deze businesscase wordt op basis van deze indirecte indicatie een uitstel van opname

verondersteld van 2 maanden bij deze doelgroep. Dit is een inschatting, die door verder

onderzoek onderbouwd moet worden[8].

De berekening is dan als volgt:

· Uitgaande van ZZP 5 , tarief 2016: €188,11 per dag inclusief behandeling, uitstel 2

maanden, 60 dagen: € 11.286,- min de kosten voor zorg aan huis.

· Gebaseerd op een businesscase voor ketenzorg dementie (Erasmusuniversiteit, R.

Huijsman, 2010) zijn deze kosten voor zorg aan huis gedurende 2 maanden en

gecorrigeerd voor andere effecten van leefstijlmonitoring te bepalen op: € 8180,- per 2

maanden uitstel van opname[9].

· Opbrengst per uitstel van opname netto: circa € 3106,-.

Bij 2 cliënten gedurende 7 jaar: € 6213,-

4.2 Besparing op (thuis)zorg door onder andere

anticipatie op crisissituaties

4.2.1 Anticipatie op kortdurende crisissituatie

Het gaat hier om kortdurende crisissituaties ten gevolge van bijvoorbeeld een niet-vroegtijdig

ontdekte infectie. Een voorbeeld hiervan is de bij ouderen relatief veel voorkomende

urineweginfectie. Een niet tijdig ontdekte urineweginfectie kan leiden tot een delier (extreme

verwardheid), dat op zijn beurt een negatieve invloed heeft op het dementieproces. Een goed

werkende therapie voor een dergelijke infectie is een antibiotica kuur.

Een oudere kan binnen enkele uren een delier krijgen en verergert naarmate het langer duurt

voordat de infectie is herkend.[10] Bij een behandeling van een urineweginfectie kan het delier

binnen een paar dagen verdwijnen, maar bij ouderen kan het herstel tegenvallen[11].

Het Nederlands Huisartsen Genootschap geeft in haar richtlijn delier aan dat continue opvang

en intensieve zorg nodig is. ‘’Laat iemand met een delier zo min mogelijk alleen’’[12].

Een urineweginfectie uit zich onder andere in een vaker naar het toilet gaan dan gebruikelijk.

Leefstijlmonitoring kan dit signaleren als een afwijking van het normale dagelijkse leefpatroon

en dit specifiek melden bij de (mantel)zorg. In het project in Friesland maar ook in andere

projecten met leefstijlmonitoring is het meerdere malen voorgekomen dat de

leefstijlmonitoring een verhoogd toiletgebruik liet zien, gevolgd door een actie bij de

mantelzorg waarbij via de huisarts urineonderzoek werd uitgevoerd. Dit onderzoek liet een

urineweginfectie zien, gevolgd door een therapie, een antibiotica kuur.

De veronderstelling is dat in het project in Friesland hierdoor meerdere malen een delier bij de

persoon met dementie is voorkomen of is voorkomen dat een delier zich kon doorontwikkelen.

Zoals aangegeven is dan continue toezicht nodig en hoogstwaarschijnlijk tijdelijke extra inzet

Page 54: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

van thuiszorg en andere vormen van ondersteunende zorgverlening. Deze extra inzet wordt

berekend als 1 week (38 uur) inzet van de wijkverpleging. Dit vertegenwoordigt dan de kosten

van de extra inzet in de praktijk van de huisarts, praktijkondersteuner huisarts, tijdelijke

(extra) huishoudelijke hulp en wijkverpleging/casemanager dementie.

De inschatting is dat tijdens de exploitatieperiode van het systeem 1 keer een dergelijke crisis

kan worden voorkomen.

De opbrengst is dan 38 uur x 75,25 per uur = € 2860,-

Het voorkomen of vroegtijdig opvangen van een delier ontziet ook de mantelzorg. Zoals

aangegeven is continue opvang nodig. Iemand met een delier moet zo min mogelijk alleen

worden gelaten. Dat trekt een zware wissel op de mantelzorg. Dit levert een bijdrage aan de

vermindering van de stress. Dit is al opgenomen onder de opbrengst uitstel opname met als

grondslag de verminderde stress bij de mantelzorg, maar is op zich ook een kwalitatieve

opbrengst (zie 4.4).

4.2.2. Anticipatie op crisissituatie vanuit het dementieproces

Tijdens het dementieproces ontstaan er belangrijke veranderingen in de cognitie en andere

aspecten. Bij niet tijdige signalering en vervolgens interventie kan er een crisis ontstaan.

Een belangrijke ontwikkeling die bij veel mensen met dementie voorkomt is het ontstaan van

de nachtelijke onrust doordat de biologische klok verstoord raakt. Het is bekend dat dit veel

voorkomt, maar niet wanneer dit precies gebeurd. Als de nachtelijke onrust ontstaat leidt dit

meestal snel tot een overschrijding van de draaglast van de mantelzorg. Dit leidt vaak tot een

crisissituatie en het door de mantelzorg aanvragen van een indicatie tot opname. Waarbij een

opname in principe onvermijdelijk is tijdens het dementieproces.

Voor een nadere duiding de volgende grafiek. Deze grafiek geeft een businesscase weer die ligt

onder de ketenzorg dementie. Deze businesscase is opgesteld door de Erasmus Universiteit

(Prof. Robbert Huisman, 2010). Het geeft de kosten per jaar weer voor zorg en dienstverlening

voor mensen met dementie van de diagnose (jaar 0) tot en met de dood. De rode lijn laat de

kosten zien zonder ketenzorg dementie, de blauwe lijn met ketenzorg dementie. De kern van

ketenzorg dementie is de inzet van een casemanager die vanaf de diagnose regelmatig contact

heeft/op bezoek gaat bij de persoon met dementie en diens mantelzorg.

Toelichting: ● Op jaar 5 vanaf de diagnose is in de rode lijn een piek te zien in de kosten per jaar. Dit geeft de

kosten weer tijdens de crisissituatie die vaak ontstaat aan het einde van het middenstadium. Deze

lopen op tot meer dan 30.000,- per jaar.

● Deze crisis wordt vooral veroorzaakt door het ontstaan van de nachtelijke onrust, waarbij de persoon

met dementie in de nacht door de woning gaat dwalen. In de praktijk kan het maanden duren voordat

men hier achter komt. De piek in de kosten wordt veroorzaakt door een hoge inzet van dagverzorging

om de mantelzorg te ontlasten.

● De rode lijn maakt vervolgens een knik naar beneden naar een lager niveau in jaar 5,5. Dit markeert

de intramurale opname die volgt na de crisissituatie. De directe aanleiding is vaak het overschrijden

van de draaglast van de mantelzorg tijdens de crisissituatie.

● In de blauwe lijn – met ketenzorg dementie, casemanagement – zijn de kosten tijdens de crisissituatie

lager en is de piek ook later. Dit is het effect van het casemanagement dementie die de crisissituatie

tijdig ziet aankomen en tijdig interventies kan plegen. Ook de intramurale opname is iets later door

onder andere de ondersteuning die de mantelzorg door het casemanagement geboden wordt. Te zien

is dat casemanagement dementie – zonder technologie – aanzienlijke kosten kan besparen.

Page 55: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

● Leefstijlmonitoring kan bij wijze van spreken fungeren als extra ogen en oren voor het

casemanagement.

● Een verwacht effect hiervan is dat het casemanagement en andere betrokken hulpverleners zoals de

wijkverpleging door vroegsignalering via de leefstijlmonitoring nog tijdiger interventies kan inzetten.

Tijdens het project in Friesland is dit voorgekomen.

● De verwachte effecten hierbij zijn een nog verdere daling van de kosten tijdens de crisisfase en een

nog verder naar achter schuiven van de piek in de kosten.

● Van belang is dan wel dat de leefstijlmonitoring tijdig – dat wil zeggen vóór deze crisissituatie -

wordt ingezet. Dit is dan in principe bij het begin van het middenstadium van dementie. De overgang

van het milde naar het middenstadium is door een zorgprofessional als een casemanager dementie te

bepalen.

● De zorgprofessional die in deze fase van het dementieproces naast de mantelzorg is betrokken is de

casemanager dementie of de zorgprofessional zoals een wijkverpleegkundige die deze rol vervult.

Hij/zij kan in de regel vanaf de diagnose betrokken zijn en is dan ook degene die vanuit

zorgorganisatie actief betrokken is bij leefstijlmonitoring.

Afgeleid uit deze grafiek en de onder deze grafiek liggende businesscase voor casemanagement

dementie (Erasmus universiteit 2010)[13] wordt de opbrengst bepaald op circa € 5000,- per

cliënt. Dit is de opbrengst als de piek kan worden omgezet in een oplopende kostenlijn. In de

praktijk gaat het bijvoorbeeld om een verminderde inzet van dagverzorging ter ontlasting van

de mantelzorg en/of minder crisisopvang enz.

Omdat de nachtelijke onrust stelselmatig voorkomt in de loop van het dementieproces is de

inschatting dat deze crisis en het kunnen afvlakken/opvangen hiervan bij beide cliënten

plaatsvindt bij het wie het systeem voor leefstijlmonitoring gedurende de exploitatieperiode

wordt ingezet.

Opbrengst: 2 x € 5000,- = € 10.000,-

Zoals in de grafiek van de businesscase casemanagement dementie te zien leidt het tijdig

signaleren van de nachtelijke onrust en vervolgens tijdige interventies hierop ook tot een

uitstel van de intramurale opname. Een nog tijdiger interventie door het beschikbaar zijn van

de vroege waarschuwing van de leefstijlmonitoring leidt dus in principe tot verder uitstel van

de verpleegopname. Dit wordt hier niet verder berekend of meegenomen. Dit is al verwerkt in

de aanname van 2 maanden uitstel verpleegopname met als grondslag de vermindering van de

subjectieve stress door de mantelzorg

Er zijn nog andere aspecten die voortkomen uit het dementieproces die kunnen leiden tot een

crisis of tot mogelijke extra belasting van de mantelzorg, die anders te vermijden was geweest.

Een voorbeeld: ● Een ander bekend aspect van dementie is de invloed op het eetpatroon. Niet goed meer eten kan een

trigger zijn voor een crisis. Via leefstijlmonitoring is de activiteit in de keuken te volgen en wordt de

(mantel)zorg geattendeerd op afwijkingen hierin ten opzichte van het gebruikelijke leefpatroon.

Verminderde activiteit in de keuken is een indicatie dat er op dit punt iets aan de hand kan zijn.

Dit effect is op basis van de tot nu toe uitgevoerde onderzoeken – inclusief Friesland – nog niet

te kwantificeren.

4.2.3. Efficiënter overleg zorgprofessional - mantelzorg

Uit het onderzoek in Friesland (kwalitatief deel) is naar voren gekomen dat het reguliere

huisbezoek van een zorgprofessional (casemanager dementie) ongeveer 1 keer in de zes weken

om de situatie te bespreken efficiënter verloopt omdat zowel de zorgprofessional als de

mantelzorg beschikken over de informatie van de leefstijlmonitoring. Dit inschatting is dat dit

leidt tot een tijdsbesparing van 15 minuten per overleg.

Page 56: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Bij 8 gesprekken per jaar leidt dit tot een opbrengst uitgaande van het tarief wijkverpleging

van €150.50 per jaar.

Opbrengst 7 x 150,50 per jaar = € 1050,-

Een mogelijke opbrengst die in het verlengde hiervan ligt is het minder op huisbezoek gaan

door de coördinerende zorgverlener/casemanager dementie. Dit zou verder besparen op tijd,

dan inclusief reistijd en –kosten. Er zijn vanuit het onderzoek in Friesland wel lichte indicaties

hiervoor dat dit op de langere duur mogelijk zou zijn, maar nog onvoldoende om dit

daadwerkelijk in deze businesscase mee te nemen. Dit geldt overigens ook voor de andere

projecten & onderzoeken.

4.2.4 Vervanging van de nachtzorg door leefstijlmonitoring

Incidenteel komt het voor dat een cliënt nachtzorg heeft, waarbij deze een aantal keer in de

nacht langskomt alleen met als reden om de situatie te checken en niet voor geplande zorg. Dit

wordt dan vervangen door leefstijlmonitoring. Dit is niet alleen geconstateerd in het project in

Friesland, maar ook in andere projecten & onderzoeken.

Het is zoals aangegeven echt incidenteel. De inschatting is op 100 cliënten onder de

Zorgverzekeringswet circa 1 situatie.

De berekening is vervolgens als volgt:

· De inzet van de nachtzorg die regelmatig komt kijken wordt ingeschat op 1 uur per

nacht.

· Gedurende 1 jaar is de besparing 365 uur, gedurende 7 jaar 2555 uur.

· X tarief van een verzorgende van 50,84,-[14] = 130.000

· Uitgaande van een incidentie (voorkomen van) bij cliënten onder de

zorgverzekeringswet van 1 keer op de 100 cliënten

Opbrengst in deze businesscase: € 1300,-

4.3 Kwalitatieve opbrengsten

De hiervoor beschreven opbrengsten zijn te kwantificeren opbrengsten. Kwalitatieve

opbrengsten van de inzet van leefstijlmonitoring voor alleenwonende mensen met dementie,

hun mantelzorgers en betrokken zorgprofessionals zijn:

· Algemeen vermindering van de subjectieve stress en een verbetering van de kwaliteit van

leven van de mantelzorger met als belangrijkste grondslag dat men een beter beeld heeft hoe

het met vader/moeder gaat.

Als meestal de belangrijkste zorgverlener voor een persoon met dementie is dit ook

voor de persoon met dementie zelf van belang.

· Binnen het mantelzorgnetwerk een meer evenwichtige taakverdeling: verder weg wonende

mantelzorgers kunnen door het op afstand monitoren een nuttige bijdrage leveren en ontlasten

Page 57: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

hiermee de dichterbij wonende mantelzorgers. De dichterbij wonende mantelzorgers zijn

meestal de primaire mantelzorgers.

Deze 2 kwalitatieve opbrengsten zijn op zich meegenomen als grondslag voor de te

kwantificeren opbrengst 1 uitstel van opname, maar hebben daarnaast ook vanuit zichzelf een

waarde voor met name de mantelzorg zelf.

4.4 Gecumuleerde opbrengsten

De opbrengsten bij elkaar opgeteld:

Tabel 2: Gecumuleerde opbrengsten businesscase leefstijlmonitoring Friesland, systeem Livind,

businessmodel business-to-business, business-to-consumer

Opbrengsttype Opbrengst

1. Uitstel opname € 6213,-

2. Anticipatie op

kortdurende

crisis

€ 2860,-

3. Anticipatie op

crisis vanuit het

dementieproces

€ 10.000,-

4. Efficiënter

overleg

zorgprofessional

– mantelzorg

€ 1050,-

5. Vervanging van

de nachtzorg

door

leefstijlmonitori

ng

€ 1300,-

Totaal € 21.423,-

per systeem

Plus 2 kwalitatieve opbrengsten

Waar landen deze opbrengsten:

· Alleen opbrengst 4 efficiënter overleg zorgprofessional – mantelzorger landt direct

bij de zorgorganisatie.

· Opbrengst 1 uitstel opname landt bij het zorgkantoor als uitvoerder/budgethouder

van de Wet Langdurende Zorg

· Opbrengsten 2,3 en 5 – bij elkaar € 14.160,- - landen bij de zorgverzekeraar als

uitvoerder/budgethouder van de zorgverzekeringswet en hieronder de aanspraak

wijkverpleging.

Page 58: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

· Van de 2 beschreven kwalitatieve opbrengsten (zie 4.3) heeft vooral de mantelzorg

zelf profijt.

5.Finale berekening en conclusie

5.1 Finale berekening

De totale kosten per systeem gedurende de exploitatieperiode van 7 jaar bedragen:

Page 59: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

€ 18.004,-

De totale opbrengsten per systeem gedurende de exploitatieperiode van 7 jaar bedragen:

€ 21.423,-

Plus 2 kwalitatieve opbrengsten

Het positieve saldo van de businesscase bedraagt € 3419,- per systeem bij een inzet bij 2

cliënten gedurende een exploitatieperiode van 7 jaar in een business-to-business, business-to-

consumer model.

5.2 Conclusie

De maatschappelijke businesscase is positief. De businesscase voor een zorgorganisatie is dat

echter niet, doordat de opbrengsten vooral landen bij de zorgverzekeraar en het zorgkantoor

(zie paragraaf 4.4). De opbrengst voor een investerende zorgorganisatie is bescheiden.

Er zijn kwalitatieve opbrengsten die vooral een waarde hebben voor de mantelzorgers. Een

eigen bijdrage vanuit de mantelzorg en eventueel de cliënt zelf is daarom wel te onderbouwen.

Vilans

Postbus 8228, 3503 RE Utrecht

Telefoon 030 789 2300

www.vilans.nl

Utrecht, 30 juni 2016

[1] In het project Leefstijlmonitoring in de zorg Friesland gefinancierd onder het project. [2] Uitgaande van het Livind-systeem, waarbij zowel de mantelzorg als de zorgprofessional hetzelfde userinterface

gebruikt. De mantelzorger ziet alleen de naaste, de zorgprofessional kan meerdere cliënten tegelijk monitoren. [3] Livind biedt het systeem ook aan in de business-to-consumer lijn, directe verkoop aan de mantelzorg.

http://www.livind.nl/nl/bestellen. [4] De kosten van het business-to-consumer model zijn bij Livind anders: zie http://www.livind.nl/nl/bestellen [5] In de praktijk worden tussen zorgverzekeraar en zorgorganisatie lagere tarieven per uur afgesproken. In de

berekening wordt het maximale tarief aangehouden. [6] Rapportage Zorg op maat door Leefstijlmonitoring. Gebruikersonderzoek 2008-2010 (pdf). Loek van der Heide,

Marieke Spreeuwenberg, Charles Willems; Hogeschool Zuyd, Lectoraat Technologie in de Zorg, juli 2011. Dit betrof het

Amerikaanse systeem Quiet Care. [7] Opgenomen in de dissertatie ‘’eHealth for people with dementia in home-based and residential care’’, april 2013,

Universiteit van Twente. [8] Dit vergt langjarige onderzoekstrajecten. De onderzoeken – ook deze in Friesland gedurende ruim 1 jaar – zijn tot

nu toe te kort geweest. Ook het langstlopende onderzoek in Noord-Limburg (2008 – 2010) was in feite hier te kort

voor. De onderzoeksduur wordt nu vooral bepaald door de looptijd van de financiering voor de pilots of projecten voor

eerste opschaling.

Page 60: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

[9] De gebruikte gegevens voor de zorgkosten voor thuiswonende mensen met dementie zijn van 2010, waarbij wel een

(groot) verschil kan zijn met de actuele situatie. Meer recente gegevens zijn echter niet voorhanden. [10] Platform ouderenzorg voor praktijkverpleegkundigen en praktijkondersteuners [11] Huisarts.nl van het Nederlands Huisartsen Genootschap.

https://www.nhg.org/standaarden/samenvatting/delier

https://www.nhg.org/sites/default/files/content/nhg_org/images/m77-sk.jpg [12] Huisarts.nl van het Nederlands Huisartsen Genootschap [13] Er zijn geen recentere op een dergelijke wijze uitgewerkte businesscases van ketenzorg/casemanagement

dementie bekend. [14] Is het maximale tarief 2016 , dat tot nu toe bijna nooit wordt afgesproken met de zorgverzekeraar. Het is wel

exclusief de OnRegelmatigheid Toeslag (ORT).

Bijlagen

[LET OP, DE TOTALEN ZIJN GEEN UNIEKE PERSONEN, TOTAAL WAREN HET ER

25]

Hoe lang verleent u uw naaste, waar de monitoring wordt geïnstalleerd, al mantelzorg?

N = 25

Meting

Total 1 2 3 4 5

Minder dan een maand

Minder dan een jaar

Meer dan een jaar

Total

1 0 0 0 0 1

2 2 1 1 0 6

14 11 14 6 5 50

17 13 15 7 5 57

Page 61: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Op hoeveel dagen per week verleent u meestal mantelzorg aan haar/hem?

N = 25

Meting

Total 1 2 3 4 5

Dagen 1 9 6 6 4 3 28

2 1 4 5 1 2 13

3 4 1 3 1 0 9

4 0 1 0 1 0 2

5 1 0 0 0 0 1

6 0 0 1 0 0 1

7 2 1 0 0 0 3

Total 17 13 15 7 5 57

Hoeveel tijd heeft u in de afgelopen week besteed aan ondersteuning bij huishoudelijke taken die zij/hij bij

normale gezondheid zelf had gedaan of niet nodig waren geweest? Denk hierbij aan het klaarmaken van

eten en drinken, schoonmaken van het huis,

Meting

Total 1 2 3 4 5

Uren 0 4 6 3 2 1 16

1 5 2 4 2 2 15

2 1 0 1 0 1 3

3 2 1 2 1 0 6

4 1 0 2 2 0 5

5 1 1 1 0 0 3

Page 62: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

6 1 2 0 0 1 4

7 1 0 0 0 0 1

8 0 0 1 0 0 1

10 1 1 1 0 0 3

Total 17 13 15 7 5 57

Hoeveel tijd heeft u de afgelopen week besteed aan verzorging van haar/hem? Denk hierbij aan persoonlijke

verzorging (aan-/uitkleden, wassen, kammen, scheren) en hulp bij naar het toilet gaan, verplaatsen

binnenshuis, eten, drinken en toedienen medicatie

N = 25

Meting

Total 1 2 3 4 5

Uren 0 13 12 13 5 4 47

1 2 0 2 1 1 6

2 1 0 0 0 0 1

6 0 0 0 1 0 1

7 1 0 0 0 0 1

30 0 1 0 0 0 1

Total 17 13 15 7 5 57

Hoeveel tijd heeft u de afgelopen week besteed aan praktische ondersteuning van haar/hem die zij/hij bij

normale gezondheid zelf had gedaan of niet nodig waren geweest? Denk hierbij aan verplaatsen buitenshuis

(ondersteunen bij wandelen of rolstoelgebruik

N = 25

Meting

Total 1 2 3 4 5

Page 63: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Uren 0 0 1 1 2 2 6

1 5 3 2 2 2 14

2 2 2 4 2 0 10

3 3 3 2 0 1 9

4 2 0 3 0 0 5

5 2 2 2 0 0 6

6 0 2 0 0 0 2

8 1 0 0 0 0 1

10 1 0 1 1 0 3

15 1 0 0 0 0 1

Total 17 13 15 7 5 57

Kan zij/hij alleen blijven?

N = 25

Meting

Total 1 2 3 4 5

Nee (continu toezicht)

Ja (hoogstens 1 uur)

Ja (makkelijk een paar

uur)

Total

0 0 1 0 0 1

1 0 0 0 0 1

16 13 14 7 5 55

17 13 15 7 5 57

Deelt u een woning met haar/hem?

N = 25 Meting Total

Page 64: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

1 2 3 4 5

Woning 1 17 12 15 7 5 56

2 0 1 0 0 0 1

Total 17 13 15 7 5 57

Woont zij/hij zelfstandig?

N = 25

Meting

Total 1 2 3 4 5

Nee

(verzorging/verpleeghuis)

Nee (andere

zorginstelling)

Ja (woont alleen)

Anders

Total

0 0 1 0 0 1

1 0 1 0 0 2

15 13 12 7 5 52

1 0 1 0 0 2

17 13 15 7 5 57

Krijgt zij/hij behalve van u ook hulp van professionele zorgverleners thuis (bijv. thuiszorg)?

N = 25

Meting

Total 1 2 3 4 5

Page 65: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

Nee

Nee (wachtlijst)

Ja

Total

2 1 1 0 0 4

0 1 0 0 0 1

15 11 14 7 5 52

17 13 15 7 5 57

Maakt zij/hij gebruik van dagopvang in een verzorgings- of verpleeghuis?

N = 25

Meting

Total 1 2 3 4 5

Nee

Nee (wachtlijst)

Ja

Total

11 5 8 3 3 30

2 2 1 0 0 5

4 6 6 4 2 22

17 13 15 7 5 57

Heeft zij/hij meer professionele hulp nodig dan zij/hij nu ontvangt?

N = 25 Meting Total

Page 66: Leefstijlmonitoring in de langdurige zorg · en (in)formele zorgverleners d.m.v. ICT hierin te ondersteunen. De regio Friesland behoort tot de koplopers op het gebied van zorg op

1 2 3 4 5

Nee

Ja (is aangevraagd)

Ja (niet

aangevraagd)

Total

10 9 10 7 4 40

5 3 2 0 1 11

2 1 3 0 0 6

17 13 15 7 5 57

Krijgt zij/hij behalve van u ook hulp van andere mantelzorgers?

N = 25

Meting

Total 1 2 3 4 5

Nee

Ja

Total

7 5 5 3 2 22

10 8 10 4 3 35

17 13 15 7 5 57