Langer zelfstandig wonen de opgave voor corporaties - kcwz.nl · PDF file6.3 Wonen met zorg in...
-
Upload
dangnguyet -
Category
Documents
-
view
223 -
download
3
Transcript of Langer zelfstandig wonen de opgave voor corporaties - kcwz.nl · PDF file6.3 Wonen met zorg in...
Tineke Lupi
Langer zelfstandig wonen –
de opgave voor corporaties
Kennisdossier corporatieleerkring
Annette Duivenvoorden, Hilda Kooistra en Netty van Triest (Platform31)
Penny Senior en Yvonne Witter (Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg)
Langer zelfstandig wonen -
de opgave voor corporaties
Kennisdossier corporatieleerkring
Annette Duivenvoorden
Netty van Triest
Penny Senior
Yvonne Witter
Hilda Kooistra
Den Haag, oktober 2015
Het kennisdossier is ontwikkeld met financiële steun van FLOW.
Uitgave
Platform31
Den Haag, oktober 2015
Redactie: Annette Duivenvoorden
Samenstelling: Platform31 (Annette Duivenvoorden, Netty van Triest en Hilda Kooistra) en Aedes-ActiZ Kenniscentrum
wonen-zorg (Penny Senior en Yvonne Witter)
Dossier Corporatieleerkring Langer zelfstandig wonen
Postbus 30833, 2500 GV Den Haag
www.platform31.nl
Inhoudsopgave
Voorwoord 5
1 Onderwerpen kennisdossier 7
1.1 De opgave voor corporaties 8
1.2 Gebiedsgericht werken: wat en hoe? 8
1.3 De vraag van zorgdoelgroepen vertaald in arrangementen 8
1.4 Nieuwe woonvormen in de participatiemaatschappij 9
1.5 Kwaliteit van de voorraad 9
2 De opgave voor corporaties 11
2.1 De toekomst is aan het zelfstandig wonen: Transitieagenda Langer zelfstandig wonen 11
2.2 Decentralisaties sociale domein 14
2.3 Overleg gemeente, zorgorganisaties, corporaties 15
2.4 Novelle: taken corporatie en maatschappelijk vastgoed 15
2.5 Woonzorgvastgoed in eigendom van corporaties 16
2.6 Maatschappelijke taak en prestaties corporatie 17
2.7 Zorgdoelgroepen en arrangementen - programma corporaties 19
2.8 Wat betekent het zelfstandig wonen van zorgdoelgroepen concreet voor een corporatie? 20
3 Gebiedsgerichte aanpak en sociale wijkteams 21
3.1 Gebiedsgerichte aanpak: zelfstandig wonen in de wijk 21
3.2 Woonzorgwijzer: van aanbod- naar vraagprognose 22
3.3 Het woonservicegebied 22
3.4 De praktijk van corporaties rondom woonservicegebieden 25
3.5 Sociale teams 27
3.6 Welke rol pakt de corporatie: de lichte buurtinfrastructuur 29
4 De vraag van zorgdoelgroepen vertaald in arrangementen 31
4.1 Ouderen 31
4.2 Kwetsbaarheid en de voorspelling daarvan 31
4.3 Ouderen zelf aan het woord 32
4.4 De wenselijke schaal 33
4.5 Marktonderzoek 34
4.6 All-inclusive: nieuw en betaalbaar woonserviceproduct in de verzorgingshuizen 34
4.7 Huurders met dementie 36
4.8 Lichtezorg-doelgroepen: verstandelijk beperkt en psychiatrie 36
4.8.1 Verstandelijke beperking 37
4.8.2 Matige verstandelijke beperking 37
4.8.3 Lichte verstandelijke beperking (LVG) 38
4.8.4 Psychiatrische stoornis 38
4.9 Rol van de corporatie 39
4.9.1 Preventie en signalering 39
4.9.2 Woonoverlast 39
4.9.3 Sociale wijkteams 40
4.9.4 Casuïstiek overleg 40
4.9.5 Betaalbare en toegankelijke woningvoorraad 40
4.9.6 Omkatten van leegstaand zorgvastgoed 40
4.9.7 Bijzondere woonprojecten 40
4.9.8 Goed huurderschap 41
4.9.9 Omklapcontracten 41
4.9.10 Landing in de wijk 41
5 Nieuwe woonvormen in de participatiemaatschappij 43
5.1 Senioren nog onbekend met nieuw en divers woonaanbod 43
5.2 Alternatieve woonvormen voor langer thuis wonen 43
5.3 Participatiesamenleving en burgerinitiatieven in wonen, welzijn en zorg 45
6 Kwaliteit van de voorraad 47
6.1 Classificatiesystemen toegankelijke woningen 47
6.2 Gemeente en geschikte woonvoorraad voor zorgvragers 47
6.3 Wonen met zorg in het strategisch voorraadbeleid 48
6.4 Betaalbaarheid, kwaliteit voorraad en doorstroming 48
6.5 Verhuurbaarheid seniorenwoningen 49
6.6 Aanpak Breda: geschikt wonen voor iedereen en pictogrammen voor huurder 49
6.7 Domotica en nul-op-de-meter: duurzaam thuis 50
Deelnemers leerkring 53
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
5
Voorwoord
Het kabinet-Rutte II heeft besloten de intramurale zorg te beperken tot de zwaarste zorgdoelgroepen.
Daardoor sluiten veel verzorgingshuizen en beschermde woonvormen en blijft een groot deel van de
mensen met lichamelijke, verstandelijk of psychische beperkingen ‘thuis’ wonen. Maar normaal wonen in de
wijk gaat vaak niet vanzelf. Zorggroepen hebben bijvoorbeeld vaak behoefte aan een kwalitatief betere
woning, drempelloos, met brede deurtoegangen en voldoende manoeuvreerruimte voor een rollator of
rolstoel. Voor anderen is het gewenst dat de woning dicht bij een ontmoetingsruimte ligt of deel uitmaakt van
een beschermde woonomgeving met begeleiding.
Zorgdoelgroepen stellen kortom andere eisen aan de woning bij nieuwbouw, aan het voorraadbeleid van
corporaties en aan de wijkvoorzieningen. Bovendien stellen deze groepen ook andere eisen aan het sociaal,
technisch en verhuurbeheer van woningcorporaties. Afspraken over begeleiding bijvoorbeeld om te
voorkomen dat de directe woonomgeving overlast ondervindt. Of afspraken over de uitvoering van
huurdersonderhoud door vrijwilligers omdat de bewoner dat zelf niet kan.
Nu is zelfstandig wonen van zorgdoelgroepen voor woningcorporaties niet nieuw. In de afgelopen jaren
bouwden veel corporaties woonzorgprojecten of werkten mee aan de opbouw van levensloopbestendige
wijken. Nieuw is wel de beperking van de intramurale zorg waardoor zelfstandig wonen voor
zorgdoelgroepen móet. Ook is het aantal oudere huurders door de vergrijzing sterk toegenomen. Bovendien
is de taakopvatting van corporaties ingeperkt door de nieuwe Woningwet en de Huisvestingswet.
Woningcorporaties zijn van het ‘wonen’ en niet van ‘de zorg’.
De investeringsmogelijkheden voor corporaties zijn sterk afgeroomd door de overheid. In het beheer mogen
zij niets oppakken dat riekt naar taken van een zorgorganisatie of mede bedoeld is voor andere
wijkbewoners.
Ook in de organisatie van het sociale domein is veel veranderd. Door de decentralisatie van de WMO, de
participatiewet en jeugdzorg hebben veel gemeenten een sociaal wijkteam in het leven geroepen. Een
nieuwe ‘nulde lijn’ roert zich in de vorm van allerhande burgerinitiatieven. Initiatieven die passen in het beeld
van de participatiesamenleving, waarbij de burger zich zelfredzaam toont en mag zijn.
Het is logisch dat woningcorporaties door al deze ontwikkelingen zoekend zijn naar hun rol in dit speelveld.
Wat mag en kan? Wat willen zij en wat wil de huurder?
Een corporatie is vaak de enige organisatie die regelmatig achter de voordeur komt van huurders en ziet of
er wat aan de hand is. Corporaties constateren dat een deel van hun huurders meer nodig heeft dan
uitsluitend een goede woning. Vereenzaming, isolement of overlast liggen op de loer. Daarin zoeken zij naar
hun taak.
In dit kennisdossier kunt u als corporatiemedewerker alle informatie vinden die in een half jaar is
doorgenomen en besproken met woningcorporaties. We hopen dat het een bijdrage levert aan uw werk en
aan het antwoord op de vraag: langer zelfstandig wonen voor zorgdoelgroepen, wat vraagt dit van een
corporatie?
Netty van Triest, Platform31
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
6
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
7
1 Onderwerpen kennisdossier
Inleiding
Nederland verandert, de zorg verandert mee. Daarmee verandert er ook veel voor u als corporatie. In
de komende jaren wonen er steeds meer mensen die zorg nodig hebben in een sociale huurwoning.
Bent u goed voorbereid op deze ontwikkelingen? Dit kennisdossier bevat actuele informatie, kennis
en inzichten om in te spelen op decentralisaties in het sociale domein en het langer zelfstandig
wonen.
De komende jaren zullen 100.000 ouderen zelfstandig thuis blijven wonen in plaats van naar een
verzorgingshuis te gaan. Dit geldt ook voor mensen met een verstandelijke beperking of psychiatrische
problematiek. Het betekent dat de eisen waaraan uw vastgoed moet voldoen veranderen.
Platform31 en het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg ontwikkelden de corporatieleerkring Langer
zelfstandig wonen om corporaties te helpen de kansen en risico’s van nieuwe vastgoedontwikkelingen en -
producten in kaart te brengen. De stichting Fonds Leren en Ontwikkelen Woningcorporaties (FLOW) steunt
dit initiatief.
Decentralisaties in het sociale domein
De Nederlandse verzorgingsstaat is van hoge kwaliteit, maar te duur. Het huidige kabinet bouwt delen van
de verzorgingsstaat af en werkt aan de opbouw van de zogenoemde participatiesamenleving. Een
samenleving waarin de publieke opgave vermindert en de burger meer eigen initiatief ontplooit. In deze
kanteling is de decentralisatieopgave van het sociale domein te plaatsen. Vanaf 2015 liggen de
verantwoordelijkheden voor Jeugdzorg, AWBZ en de Participatiewet bij de gemeente vanuit de overtuiging
dat de laagste bestuurslaag het best in staat is een goede verbinding te leggen tussen formele en informele
netwerken en het burgerinitiatief.
Daarnaast verwacht men met de decentralisaties het sociale domein effectiever te organiseren. Waar nu
veel hulpverleners bij zorgdoelgroepen over de vloer komen, is het actuele streven dit terug te brengen tot
‘één plan, één regisseur, één gezin’. In veel gemeenten is een sociaal wijkteam opgericht dat de zorg- en
dienstverlening aan de kwetsbare burger moet monitoren en coördineren. Door de decentralisatie van taken
naar de gemeente ontstaan ook nieuwe kansen om voor verschillende doelgroepen zaken effectiever te
organiseren. Een voorbeeld hiervan is de combinatie van arbeidsmatige, verzorgende en recreatieve
dagbesteding voor verschillende doelgroepen.
Bij de uitvoering van de drie decentralisaties gaat de gemeente een groot beroep doen op de
woningbouwcorporatie die van oudsher al een belangrijke aanjager is bij de wijkaanpak en de woon- en
dienstverlening aan kwetsbare doelgroepen. De vraag is welke taak en functie de woningcorporatie wil en
kan oppakken in de toewijzing van woningen, de aanpassingsopgave ervan, het gewenste
voorzieningenniveau en het sociaal beheer in gebouwen en wijken. Waar zet de woningcorporatie haar
middelen en haar mensen op in?
Bij woningcorporaties leven vragen als hoe wenselijk vastgoedontwikkeling voor zorgdoelgroepen is, welke
functionele kwaliteit nodig is en wat de risico’s zijn. Maar ook wat een corporatie kan doen om vereenzaming
of overlast te voorkomen of te verminderen en de leefbaarheid in complexen op peil te houden.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
8
En, welke nieuwe arrangementen kan een corporatie met zorg- en welzijnspartijen en gemeente afspreken?
Hoe kunnen zij initiatieven van burgers ondersteunen?
Deze vraagstukken en de rol die de corporatie kan nemen komen aan de orde in de corporatieleerkring
Zelfstandig wonen, een zorg voor woningcorporaties van Platform31 en Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-
Zorg. De leerkring bestaat uit vier bijeenkomsten, waarin u samen met anderen uw eigen perspectief in kaart
brengt en uw strategisch beleid ontwikkelt. Tijdens de bijeenkomsten maken wij de actualiteit rond wonen en
zorg op een zeer compacte manier inzichtelijk. Samen beantwoordt u vragen als: welke functies en
kwaliteiten heb ik in de toekomst nodig? Welke arrangementen kan ik aanbieden?
De inhoud van de leerkring biedt verdieping in en toepassing van (her)ontwikkelkansen en beheerconcepten
van vastgoed voor zorgdoelgroepen als gevolg van het beleid van decentralisatie en het langer zelfstandig
wonen, en de extramuralisering in het bijzonder.
De leerkring heeft vijf opgaven; in dit document verdeeld in vijf hoofdstukken.
1.1 De opgave voor corporaties
De corporaties hebben de volgende opgaven:
– duiding van de beleidscontext van de drie decentralisaties en langer zelfstandig wonen,
– de gevolgen voor corporaties van het scheiden van wonen en zorg,
– de nieuwe doelgroepen met nieuwe vragen, en
– de randvoorwaarden voor de huisvesting en de rol die corporaties (kunnen) nemen.
1.2 Gebiedsgericht werken: wat en hoe?
In een sterk vergrijsde woningmarkt moet de oplossing om mensen langer zelfstandig te laten wonen vooral
gezocht worden in aanpassing en transformatie van de bestaande woningvoorraad. Door toenemende
lichamelijke beperkingen van 75-plussers zijn (extra) aanpassingen van de woning nodig.
Daarnaast is een triple A-omgeving van belang: op loopafstand een Aldi/Albert Heijn, Arts en Apotheek.
Ideaal gesproken zou in de leef- en woonomgeving voorzieningen zoals ontmoeting en de 24-uurs-
beschikbaarheid van zorg aanwezig moeten zijn. De vragen die daarbij kunnen worden gesteld zijn: hoe
brengen we de toekomstige zorgdoelgroepen goed in beeld, welke randvoorwaarden stellen deze groepen
aan de woning en de wijk en wat zijn effectieve wijzen van organiseren? Het wijk/buurtgericht werken staat
centraal en er wordt ingezoomd op de samenwerking van de corporatie met de gemeente en het sociaal
wijkteam.
1.3 De vraag van zorgdoelgroepen vertaald in arrangementen
Zorgdoelgroepen stellen corporaties voor vragen als:
– wat zijn de gevolgen van het scheiden van wonen en zorg voor zorgvastgoed,
– wat zijn risico’s van de ontwikkeling van vastgoed voor zorgdoelgroepen,
– hoe houden we zorgcomplexen leefbaar en vitaal, en
– wat zijn concreet de mogelijkheden voor woningaanpassing en geclusterde woningvoorraad?
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
9
Verdieping in de kwetsbare zorgdoelgroepen
Wie zijn deze doelgroepen en wat is het toewijzingsbeleid? Rondom ouderen spelen ontwikkelingen en
vragen over zorgvastgoed en herbestemming van onder meer vitale seniorencomplexen, serviceflats en
aanleunwoningen. Daarnaast zijn er de kwetsbare zorgdoelgroepen die beheerarrangementen (GGZ, VG en
V&V) vragen aangaande beschermd wonen en begeleiding.
1.4 Nieuwe woonvormen in de participatiemaatschappij
De volgende vragen leven rondom woonvormen in de participatiemaatschappij:
– welke nieuwe woonvormen zijn ontwikkeld,
– hoe kun je arrangementen aanbieden,
– hoe speel je in op initiatieven van burgers (zoals zorgcoöperaties door sociaal ondernemers),
– met welke woonvormen wordt eenzaamheid voorkomen en welke woonvariaties bestaan er inmiddels als
alternatief voor zelfstandig wonen: mantelzorgwoningen, meergeneratiewoning, samen wonen met
gezinnen/mantelzorgers en woongemeenschappen,
– welke ontwikkelkansen (transformatiemogelijkheden) zijn er?
1.5 Kwaliteit van de voorraad
Hoe kun je de woningvoorraad normeren (keurmerken, nieuwbouw/bestaand, toewijzen van
levensloopbestendige woningen, rolstoelbestendig), wat staat in de WMO-convenanten en welke aanpak
van de verhuisketens maakt de mismatch in de woningvoorraad kleiner?
Met dit kennisdossier krijgt u op hoofdlijnen inzicht in de inhoud van de leerkring en wordt u verder
doorverwezen naar relevante informatie, verschillende aanpakken en voorbeelden.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
10
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
11
2 De opgave voor corporaties
In dit hoofdstuk komen aan bod:
– de duiding van de beleidscontext van het langer zelfstandig wonen en de drie decentralisaties,
– de gevolgen voor corporaties van het scheiden van wonen en zorg,
– ‘nieuwe’ doelgroepen met nieuwe vragen, en
– de randvoorwaarden voor de huisvesting en de rol die corporaties (kunnen) nemen.
2.1 De toekomst is aan het zelfstandig wonen: Transitieagenda Langer zelfstandig wonen
Het aantal senioren groeit. Het aantal 75-plussers verdubbelt tot zo’n 2,6 miljoen in 2040. Veel senioren
willen zo lang mogelijk zelfstandig wonen; daarvoor moeten er tot 2021 jaarlijks zo’n 44.000 woningen 1
bijkomen die geschikt zijn voor ouderen. Bovendien streeft het kabinet ernaar om steeds meer zorg aan huis
te bieden. Mensen die vroeger vanwege lichte zorg naar zorginstellingen gingen, kunnen thuis blijven wonen
en daar zorg krijgen. Deze zogenoemde extramuralisering van de zorg speelt een centrale rol in de
hervormingsagenda van de langdurige zorg.
Het afschaffen van de zorgzwaartepakketten 1 tot en met 3 heeft tot gevolg dat de komende vijf jaar, zo’n
78.000 mensen geen toegang meer krijgen tot intramuraal verblijf. Als gevolg van ZZP 4, 40.000 reductie
V&V en 9.000 reductie GGZ/VG. Zie hiervoor de onderstaande tabel. Hier hoort nog een correctie
aanpassing bij. Bij het aannemen van het wetsvoorstel voor de Wet Langdurige Zorg (Wlz) door de Tweede
Kamer in 2014 is het percentage extramuraliseren van ZZP VV4 van 50 procent bijgesteld tot 25 procent.
_________ 1 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/seniorenwoningen/inhoud/ontwikkelingen-woningmarkt-senioren
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
12
De toekomst is aan het zelfstandig wonen, niet aan de intramurale voorzieningen van zorginstellingen.
Omdat we ook ouder worden, betekent deze trend veel voor de manier waarop we wonen en leven. De
woning moet dat zelfstandig wonen toelaten en de zorg en welzijnsvoorzieningen moeten binnen handbereik
zijn. Dat is op dit moment lang niet altijd het geval.
Minister Blok (BZK) en staatssecretaris Van Rijn (VWS) spreken in de Transitieagenda Langer zelfstandig
wonen over drie typen huisvesting voor ouderen en mensen met een beperking: thuis wonen, wonen in een
kleinschalige extramurale setting en intramurale woonvormen, waarvan de laatste gericht is mensen met
een zware-zorgbehoefte. Het is aan lokale corporaties en gemeenten om te zorgen voor voldoende
geschikte woningen voor mensen met een zorgbehoefte. In de sterk vergrijsde woningmarkten wordt de
oplossing vooral gezocht in aanpassing en transformatie van de bestaande woningvoorraad. Naast de
woning moet ook de leef- en woonomgeving geschikt zijn, zoals in een woonzorgzone of
woonservicegebieden.
Regio
De regionale verschillen binnen Nederland zijn groot, zowel tussen als binnen regio’s en gemeenten. Blok
en Van Rijn delen de zorg van de Nederlandse Zorg Autoriteit voor vijf regio’s met een potentieel verhoogd
risico: Arnhem, Amsterdam, Groningen, Midden-Holland en Utrecht. Deze gebieden hebben een verhoogde
veranderopdracht in combinatie met een relatief beperkte financiële veranderruimte. Ook is er sprake van
een hoge marktconcentratie.
Groeiende vraag door afschaffing indicaties
Veel ouderen en mensen met een beperking – met psychiatrische problematiek of met een verstandelijke
beperking - hebben door gewijzigd overheidsbeleid geen recht meer op huisvesting in een instelling of
woongroep. Deze doelgroep heeft echter vaak een woonomgeving nodig die veiligheid biedt en waar
begeleiding beschikbaar is. Gegevens van Companen ten behoeve van het Aedes-Actiz Kenniscentrum
Wonen-Zorg laten een groeiende vraag zien naar zelfstandige woningen in een beschutte omgeving
('verzorgd wonen')
Voor de komende vijf jaar gaat het om 78.000 mensen. Er zullen 30 procent minder gehandicapten en
cliënten GGZ worden toegelaten tot de intramurale zorg. Daarbij komt dat het aantal 75-plussers zal stijgen
van 1,2 miljoen in 2010 tot 2,6 in 2040.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
13
Het langer zelfstandig wonen is een gedeelde opgave van burgers, ondernemers, gemeenten, zorgkantoren,
woningcorporaties en zorgaanbieders. Hiervoor is samenwerking en maatwerk vereist. Dit vergt ook actie
van de burger zelf, zoals het preventief aanpassen van de woning. Oudere huiseigenaren zullen eerder
moeten nadenken hoe zij willen wonen op latere leeftijd. Dit biedt kansen voor het bedrijfsleven vanwege
woningaanpassingen, domotica en persoonlijke dienstverlening. Ook ontstaan op veel plekken in het land
burgerinitiatieven die gericht zijn op mensen met een zorg- of ondersteuningsbehoefte.
Het ontwikkelen en opzetten van nieuwe woonzorgarrangementen is hard nodig. De initiatiefnemers ervaren
hierbij tal van belemmeringen. In de negen onderzoeken, die als bijlagen bij de Kamerbrief zijn gepubliceerd,
komen de volgende knelpunten naar voren:
a. Gebrek aan samenwerking en investeringen.
b. Leegstand van zorgvastgoed.
c. Stapeling van wet- en regelgeving.
d. Gebrek aan informatie, kennis en bewustwording.
Het Rijk start de Transitieagenda Langer zelfstandig wonen om partijen te ondersteunen bij de knelpunten in
de samenwerking om het langer zelfstandig wonen van ouderen, mensen met een verstandelijke beperking
en psychiatrische problematiek mogelijk te maken. De focus ligt op het verbeteren van regionale
samenwerking waardoor mismatches worden voorkomen, knelpunten worden opgelost en integrale
oplossingen worden gevonden. De agenda richt zich op drie pijlers.
Daarnaast is het Aanjaagteam opgezet om knelpunten te beslechten. Zij heeft in juli 2015 een voortgang
aan de kamer gestuurd met bevindingen.
Fysieke opgave in de lokale praktijk
Leden van het aanjaagteam benadrukken dat naast samenwerking en afstemming het langer zelfstandig
wonen een grote fysieke opgave is. Deze bestaat uit: het transformeren van het bestaande verzorgingshuis,
de aanpassingen aan de woning (van handgreep tot douches) in de koop- en huursector en het faciliteren
van nieuwe wooninitiatieven (groepswonen), maar ook maatwerk mogelijk maken in de toewijzing hiervan.
Daarbij gaat het ook om simpel, want betaalbaarheid is een belangrijke factor voor de mensen met een
smalle beurs. Het Aanjaagteam noemt de opgave op de woningmarkt ook wel de vierde decentralisatie.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
14
Actualiteit Transitieagenda Langer zelfstandig wonen
Juli 2015: Voortgangsrapportage Langer zelfstandig wonen
Juni 2014: Transitie agenda Langer zelfstandig wonen:
Woonvisie: prioriteiten volkshuisvesting
De gemeentelijke woonvisie en lokale prestatieafspraken gaan een belangrijke plek innemen in het
volkshuisvestelijk stelsel. De prioriteiten die het ministerie van BZK heeft gesteld voor de periode 2016-
2019:
1. betaalbaarheid en beschikbaarheid voor de doelgroep
2. energiezuinige voorraad
3. huisvesten urgente doelgroepen
4. realiseren van wonen en zorg en ouderenhuisvesting in relatie tot het langer zelfstandig wonen
Om de woningvoorraad geschikt te maken of te houden zijn er voor de lichtezorg-doelgroepen
aanpassingen aan de woning zelf:
– woonaanpassingen: beugels in badkamer en toilet,
– service aan huis,
– domotica.
2.2 Decentralisaties sociale domein
De drie centralisaties zijn samen één van de grootste hervormingen waar de Nederlandse overheid ooit
voorstond. Vanaf 2015 heeft de gemeente een aantal verantwoordelijkheden van het Rijk overgenomen: de
uitvoering van de Jeugdzorg, AWBZ en de Participatiewet (de drie zogenoemde decentralisaties). Het
betekent ingrijpende veranderingen in de werkwijze rondom de langdurige zorg, de jeugdzorg en het
welzijnswerk. Het maakt deel uit van de transitie van de verzorgingsstaat naar de participatiesamenleving
met als kernbegrippen participatie, zelfredzaamheid en burgerkracht. Er wordt een sterk beroep gedaan op
eigen kracht en verantwoordelijkheid van burgers in hun eigen omgeving, met een overheid die faciliteert en
een vangnet biedt voor de meest kwetsbaren. Het betekent ingrijpende veranderingen in werkwijze rondom
de langdurige zorg, de jeugdzorg en het welzijnswerk.
De eigen kracht en samenredzaamheid te stimuleren met daarbij een lokale aanpak, zal leiden tot het
besparen van maatschappelijke kosten.
Voor ouderen en kwetsbare doelgroepen – zoals mensen met psychiatrische problemen en mensen met
een verstandelijke beperking ligt er een opgave rond geschikte woningen met de juiste zorg en
voorzieningen in de buurt. Hier moeten gemeente, corporatie en zorgaanbieders grip op krijgen. De
gemeente pakt hierin een regierol om vraag en aanbod van woningen met zorg en voorzieningen te
matchen.
De corporatie zoekt naar hoe zij gaat aansluiten op de sociale teams die gemeenten hebben ingericht. Zij
staan echter nu nog wel aan de zijlijn, mede omdat gemeenten nog op het eigen interne proces zijn gericht.
Ook zijn corporaties weer beperkt in hun inzet door de Novelle. Zij kan wel inspelen op leefbaarheid. De rol
die de corporaties voor zich zien, bevindt zich op verschillende niveau’s zoals aanbod van voldoende
zorgwoningen (woonvisie en prestatieafspraken) of het signaleren van huurachterstanden en
probleemgedrag (overlast, eenzaamheid) van mensen bij de wijkteams.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
15
Vanuit fysiek beheer en wijkontwikkeling hebben corporaties vaak een gebiedsgerichte aanpak ontwikkeld,
waarmee zij veel kennis hebben opgedaan waar een sociaal team zijn voordeel mee kan doen.
Meer informatie:
– Het overzicht Decentralisatie van overheidstaken naar gemeenten biedt achtergrond over het
decentraliseren van overheidstaken naar de gemeente.
– Ondersteuningsprogramma Gemeenten van de toekomst
– Wat er verandert in de langdurige zorg is inzichtelijke gemaakt in een infographic.
2.3 Overleg gemeente, zorgorganisaties, corporaties
Om langer zelfstandig wonen tot iets vanzelfsprekends te maken is er veel overleg tussen bestuurders van
gemeenten, zorgorganisaties en woningbouwcorporaties. De bestuurlijke agenda “Het cement tussen wonen
en zorg” heeft als doel om afstemming en samenspel te verkrijgen. De bestuurlijke agenda biedt een
handreiking hoe om te gaan met de drie aandachtsgebieden: woningen, voorzieningen in de buurt en
ruimtelijke inrichting van de woonomgeving.
Het cement tussen wonen en zorg, 2014
Informatiekaart Langer Zelfstandig Wonen Factsheet, 2014
Prestatieafspraken
Iedere woningcorporatie dient prestatieafspraken met zijn gemeente(n) in het werkgebied maken. Wonen en
zorg zou gezien de opgave hierbij prominent op de lokale agenda moeten staan. Dit is nog lang niet altijd
het geval. Het thema heeft wel een plek in de prioriteiten volkshuisvesting, die minister Blok in juni 2015
naar de Kamer heeft gestuurd. In de lokale prestatieafspraken wordt vanuit de leerkring de volgende
onderwerpen die het langer zelfstandig wonen mogelijk moet maken geagendeerd: woningaanpassing, het
wijk-maatschappelijk vastgoed, projecten voor bijzondere doelgroepen en meerpartijenafspraken voor GGZ-
doelgroepen. Daarnaast ligt er de uitgelezen kans om hierbij het WMO-convenant een plek te geven. Breda
is een gemeente die dit op een samenhangende wijze heeft opgepakt.
Voorbeeld Breda
Sinds 2004 werken de gemeente, drie corporaties en sinds 2015 de huurderskoepels samen in De Alliantie.
De ‘prioriteiten volkshuisvesting’ zijn doorvertaald in de prestatieafspraken 2014-2016: Samenwerking in de
wijk. De hoofdthema’s zijn: betaalbaarheid (woonlasten en beschikbaarheid met eventueel een
doorstroommakelaar), de woningvoorraad zelf (kwaliteit en duurzaamheid), energie en de
nieuwbouwopgave. Het samenwerken in de wijk gebeurt via wijkimpuls, wijkgericht werken, leefbaarheid en
bewonersparticipatie. Als laatste thema sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen en zorg (geschikt wonen
voor iedereen (GWI 2.0), Wmo-beleid, waaronder voorkomen van huisuitzettingen en maatschappelijke
opvang en huisvesting bijzondere doelgroepen.
Lees hier de prestatieafspraken
2.4 Novelle: taken corporatie en maatschappelijk vastgoed
De Novelle op de herziening van de woningwet (2015) omschrijft nauwkeurig de taken van de
woningcorporaties.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
16
Toegelaten instellingen (TI) worden beperkt tot het bouwen, verhuren, beheren van sociale huurwoningen
en het daaraan ondergeschikte, direct verbonden maatschappelijk vastgoed. Zorggebouwen en
zorgvoorzieningen vallen volgens de nieuwe wet onder het wonen. Er gelden nieuwe voorwaarden om te
mogen investeren in nieuw maatschappelijk vastgoed. Het maatschappelijk vastgoed moet onlosmakelijk
verbonden zijn met het woongebouw en een wijk-, buurt- of buurtschapgerichte functie hebben, maximaal 25
procent vloeroppervlak aan commerciële huurders aanbieden en plaatsvinden in een gebied waar de
woongelegenheden van de TI zijn. Onder het toegestane maatschappelijk vastgoed vallen nog steeds de
verschillende vormen van wonen met zorg, begeleid wonen en vormen van opvang: de blijf-van-mijn-
lijfhuizen, de daklozenopvang, de hospices, woonzorgcomplexen met zorgsteunpunten en dagbesteding.
Maatschappelijk vastgoed dat al in eigendom is van de TI maar wat niet aan deze eisen voldoet, mag in
beheer blijven. Daarnaast zijn activiteiten die met de nieuwe regelgeving niet langer zijn toegestaan maar
die nu wel door corporaties worden uitgevoerd, toegestaan zolang reeds concrete en meetbare stappen zijn
gezet.
Het investeren in leefbaarheid wordt ingekaderd. Investeringen in leefbaarheid zijn mogelijk als die
gerelateerd zijn aan het op peil houden van de vastgoedwaarde. Het tijdig signaleren en het inschakelen van
schuldhulpverlening om huisuitzettingen te voorkomen zijn vanuit deze reden legitiem. Ook mag een
corporatie de benodigde inzet plegen om het woongenot van haar huurders te garanderen.
Het investeren in maatschappelijk vastgoed of leefbaarheid mag niet indien: de corporatie geen
noemenswaardig bezit in de gemeente heeft, de omvang van de investeringen maatschappelijk en
bedrijfseconomisch niet verantwoord is, de activiteit primair de verantwoordelijkheid van een andere partij is
of als het religieuze stromingen faciliteert.
De hernieuwde afbakening van de taken van de corporatie zal leiden tot een beperking van de
investeringsruimte. Verder speelt de interpretatie van de novelle een belangrijke rol. Corporaties mogen
bepaalde taken alleen oppakken als daar overeenstemming met de gemeente over is en marktpartijen het
aantoonbaar niet kunnen of willen doen. Het overleggen, afstemmen en het verkrijgen van toestemming zal
vertragend werken.
2.5 Woonzorgvastgoed in eigendom van corporaties
Corporaties hebben sinds de jaren 90 door de trend van het extramuraliseren veel geïnvesteerd in het
ontwikkelen van woonzorgprojecten. Het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) heeft begin 2015 becijfert
dat ongeveer driekwart van alle woningcorporaties zorgvastgoed bezit in de vorm van zorgcomplexen en/of
aanleunwoningen. In totaal gaat het om 94.000 woongelegenheden in zorgcomplexen (= 60 procent van het
totaal) en circa 54.000 aanleunwoningen. Het CFV becijferde dat de volkshuisvestelijke (vhv)
exploitatiewaarde van het zorgvastgoed rond de € 8,5 miljard bedraagt, dit is 7 procent van de totale vhv-
exploitatiewaarde.
Meer informatie:
– Nieuwsbericht: Driekwart corporaties heeft zorgvastgoed, CFV, 2015
– Rapportage zorgvastgoed 2015, CFV
– Leegstandsriscico van verzorgingshuizen, juni 2015
– Leegstand, herbestemming en verzorgingshuizen: een verkenning door de oogharen heen, in Barometer
maatschappelijk vastgoed
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
17
2.6 Maatschappelijke taak en prestaties corporatie
Gemeenten en woningcorporaties zijn als lokale partijen verantwoordelijk voor betaalbare en beschikbare
huisvesting in leefbare wijken voor ‘lichtezorg-doelgroepen’ met een smalle beurs. Corporaties werken hard
om dit vanuit hun maatschappelijke taak en prestaties te realiseren.
Het DrieKamerModel is een aanpak die corporaties ondersteunt in transparante besluitvorming en
communicatie over strategische financiële keuzes tussen maatschappelijke taken, renderend vastgoed en
een financieel gezonde organisatie. Deze verschillende doelen en nevendoelen zorgen voor spanning en
wrijving om de juiste strategische beleidskeuzes te maken. Om die keuzes te formuleren en zich te
legitimeren zijn corporaties voortdurend in gesprek met stakeholders zoals hun huurders, de gemeente(n)
en bijvoorbeeld zorgorganisaties. “Doen we de juiste dingen? En doen we de juiste dingen goed?”
Het werken met dit Driekamermodel is een kans om het thema wonen en zorg te koppelen aan de
legitimiteitsdiscussie. Deze manier van rekenen is recent uitgewerkt voor de sector en ontwikkelt zich nog
steeds door. In het pilotprogramma hebben 23 corporaties meegedaan.
Het veranderende sociale domein en het langer zelfstandig wonen maken dat corporaties hier op inspelen
met visieontwikkeling en formuleren van rol en beleid rondom woonzorgarrangementen.
Het is relevant dat corporaties strategische keuzes maken en de legitimiteit van keuzes aantoont.
Schematisch overzicht Driekamermodel en inzet maatschappelijk budget/prestaties
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
18
Inzet bestedingen van het maatschappelijk budget
Dit diagram laat zien dat corporaties met name het maatschappelijk budget inzetten voor het laag houden
van de huren. Dat is te beperkt. Het is nodig dat een corporatie zich richt op het ontwikkelen van relevante
woonzorgarrangementen.
Corporaties kunnen dit via afspraken met gemeenten in een woonvisie zetten, prestatieafspraken maken
en/of WMO-convenanten opstellen. Het vertaalt zich vervolgens door in het strategisch voorraadbeleid en
doorontwikkeling naar woonzorgarrangementen
Corporatiemonitor Wonen en zorg, 2014
Aedes houdt in 2014 een enquête onder 112 corporaties, dat is bijna 30 procent van alle corporaties, over
het thema wonen en zorg. De uitkomsten zijn doorberekend voor de gehele sector. Corporaties zijn van plan
om in 2015 bijna 7.000 seniorenwoningen te bouwen. Dit is ruim 2 procent van de bestaande voorraad
zorgwoningen. Daarnaast komen er volgend jaar ongeveer 1.550 woningen bij voor mensen met een
fysieke, verstandelijke of psychische beperking (beschermd wonen).
Ongeveer 30 procent van de woningen van corporaties zijn de zogenoemde nultreden-woningen. Per regio
lopen deze percentages uiteen van 20 procent (Zuid-Limburg) tot 41 procent (Noordoost-Brabant).
Veel corporaties hebben hun vastgoed op orde, maar hebben leegstand in reguliere seniorenwoningen.
Vooral in de stad en stedelijke gebieden. Veel woningen zijn eigenlijk niet geschikt (mensen gaan er niet
genoeg op vooruit bij verhuizing) of wel geschikt (nieuw) maar veel duurder.
Download: Corporatiemonitor Wonen en zorg
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
19
2.7 Zorgdoelgroepen en arrangementen - programma corporaties
Nog steeds kennen corporaties slechts een klein deel van hun huurders. Deze constatering doet het
aanjaagteam Langer zelfstandig wonen en het roept daarom op om meer kennis van de huurder met een
zorgvraag te krijgen en hoe daarop in te springen. Door het scheiden van wonen en zorg en het wegvallen
van de indicatiestellingen komt een aantal nieuwe doelgroepen met een woonvraag in beeld. Wat vragen de
lichtezorg-doelgroepen en op welke wijze kan een corporatie hierop inspelen?
Kwetsbare ouderen
Het aantal senioren groeit. Het aantal 75-plussers verdubbelt door vergrijzing tot zo’n 2,6 miljoen in 2040.
Binnen de groep ouderen is een grote groei van de groep kwetsbare mensen. Er is een flinke stijging van
dementerenden voorzien. Nu telt Nederland 260.000 mensen met dementie, in 2040 500.000 (bron:
Alzheimer Nederland). Van de mensen met dementie woont 70 procent thuis; door het wegvallen van
indicatiestellingen zijn dat bijna 60.000 senioren.
Het Sociaal Cultureel Planbureau biedt in de studie Kwetsbare ouderen, uit 2011 voor het eerst een landelijk
beeld van ouderen met meervoudige problematiek die daardoor risico lopen binnen enkele jaren
zorgafhankelijk te worden en hun zelfstandigheid te verliezen. Het is belangrijk om kwetsbaarheid op tijd te
signaleren en met kleine ingrepen hun kwaliteit van leven te behouden.
Bekijk het portret over ouderen (youtube)
Mensen met een verstandelijke beperking (VG)
In Nederland doen ongeveer 195.000 mensen een beroep op de gehandicaptenzorg. Hiervan ontvangen
120.000 cliënten de zorg thuis. De overige 75.000 cliënten wonen in een instelling en ontvangen de zorg
daar. Het gaat daarbij om kinderen en volwassenen met een verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke
beperking. Als gevolg van het afschaffen van de indicatiestelling gaat het om 15.000 mensen die zelfstandig
thuis moeten gaan wonen. Mensen die deze indicatie hadden (ZZP VG 3 - verstandelijk beperkt)
functioneren beperkt zelfstandig en hebben voor hun psychosociaal welbevinden vrijwel altijd een veilige en
vertrouwde woon- en leefomgeving nodig.
Bekijk het portret verstandelijke beperking (youtube)
Mensen met een psychi(atri)sche beperking (GGZ)
In 2012 maakten ruim 35.000 mensen gebruik van intramurale geestelijke gezondheidszorg die betaald
wordt vanuit de AWBZ. Daarvan krijgt iets meer dan een kwart een combinatie van verblijf met behandeling,
veelal op het terrein van een ggz-instelling (zzp B). De overigen krijgen begeleiding en verblijven in een
beschermende woonomgeving die meestal in een reguliere woonwijk staat. Naast deze intramurale groep is
er een grote groep mensen met een psychische aandoening die ambulante individuele begeleiding krijgt
en/of gebruikmaakt van dagbestedingsactiviteiten. Als gevolg van het langer zelfstandig wonen zullen 5000
mensen zelfstandig thuis gaan wonen.
De mensen met een voormalige indicatie (ZZP GGZ 3 / psychische problematiek) hebben vaak een beperkt
vermogen tot zelfregie en sociale zelfredzaamheid. Hierbij is dagelijks intensieve begeleiding nodig.
Bekijk het portret psychiatrische beperking (youtube)
Hoofdstuk vijf geeft inzicht in de verschillende zorgdoelgroepen en zorg- en/of dienstenarrangementen.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
20
2.8 Wat betekent het zelfstandig wonen van zorgdoelgroepen concreet voor een corporatie?
– De bestaande woningvoorraad moet aangepast worden aan de zwaardere zorg die thuis wordt geleverd.
Corporaties spreken hun zorgen uit of er voldoende geschikte woningen zijn. Veel corporaties hebben
recent geïnvesteerd in het levensloopbestendig maken van hun voorraad. Ook stellen zij zich de vraag of
daar dan ook de juiste zorgdoelgroep in woont.
– Meer huurders met zware zorg en ook mensen met psychiatrische beperking die thuis wonen vraagt
aandacht bijvoorbeeld door woonconsulenten, huismeesters of met trainingen woonvaardigheden en het
opzetten van een sociaal beheer. Het gaat ook om het voorkomen van overlast voor andere huurders. De
rol van de huismeester zal moeten worden herwaardeerd.
– Leegstaand zorgvastgoed. Zorgorganisaties willen geen langlopend huurcontract voor zorgvastgoed
meer. Corporaties moeten op zoek naar een nieuw businessmodel voor de financiering van het
voormalige verzorgingshuis. Dit kan betekenen dat zij bestaand zorgvastgoed moeten afwaarderen,
contracten moeten aanpassen of andere huurders moeten vinden.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
21
3 Gebiedsgerichte aanpak en sociale wijkteams
In een sterk vergrijsde woningmarkt moet de oplossing om mensen langer zelfstandig te laten
wonen vooral gezocht worden in aanpassing en transformatie van de bestaande woningvoorraad.
Door toenemende lichamelijke beperkingen van 75-plussers zijn (extra) aanpassingen van de woning
nodig. Daarnaast is een triple A-omgeving van belang: op loopafstand een Aldi/Albert Heijn, Arts en
Apotheek. Ideaal gesproken zou in de leef- en woonomgeving voorzieningen zoals ontmoeting en de
24-uursbeschikbaarheid van zorg aanwezig moeten zijn. De vraag is hoe we de toekomstige
zorgdoelgroepen goed in beeld brengen, maar ook welke randvoorwaarden deze groepen aan de
woning en de wijk stellen en wat effectieve wijzen van organiseren zijn. Gemeenten werken
wijk/buurtgericht en zetten recent door de decentralisaties sociale wijkteams op. Dit al dan niet in
samenwerking met de corporatie.
De gemeente moet samen met de corporatie optrekken om deze gebiedsgerichte benadering uit te
werken. Een goede analyse van de opgave voor de wijk is nodig. Er zijn verschillende aanpakken
met een wisselende rol van de corporatie hierin. Het doel van dit thema is inzicht te bieden in de
ontwikkelingen rondom een gebiedsgerichte aanpak en wijkteams en dit te vertalen naar de rol voor
corporaties (strategie, positie, visie op huisvesting en leefomgeving en productontwikkeling).
3.1 Gebiedsgerichte aanpak: zelfstandig wonen in de wijk
Wanneer burgers lichamelijk en geestelijk kwetsbaar zijn, hebben zij én een aangepaste woning nodig én
een veilige woonomgeving. In veel gemeenten is afgelopen jaren geëxperimenteerd met de gebiedsgerichte
aanpak, vaak in de vorm van een woonservicegebied. Bij het vormgeven van een woonservicegebied zijn
veel partijen betrokken. Regie door de gemeente is daarbij belangrijk. In een beschouwing over de
gebiedsgerichte aanpak in Breda, Rotterdam en Tilburg blijkt dat zowel de organisatie als de ambitie van
een gebiedsgerichte aanpak niet (volledig) tot stand komt. Er zijn verschillende financiers voor wonen,
welzijn en zorg, meerdere planningskaders en planningshorizonnen en veel, soms concurrerende,
uitvoerders. Om toch in een gebied een sluitend aanbod van wonen-zorg-welzijn te realiseren, is een
vasthoudende coalitie van gedreven bestuurders en uitvoerders nodig, met een gedeelde visie en
gezamenlijke planning.
Zelfstandig wonen in de wijk/gebiedsgerichte aanpak kent twee versies:
– Beperkte variant: woonzorgzone rond een woonzorgcomplex,
– Verruimde variant: netwerkstructuur op wijkniveau.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
22
3.2 Woonzorgwijzer: van aanbod- naar vraagprognose
Gemeenten worstelen met een grote diversiteit aan databronnen en kennisinstrumenten rond het thema
wonen en zorg. In het licht van de geschetste huisvestingsopgave hebben gemeenten behoefte aan een
consistent ramingsmodel voor zorgdoelgroepen. Daarop heeft het ministerie van BZK onderzoeksbureau
RIGO opdracht gegeven om een lokaal kennisinstrument te ontwikkelen onder de titel ‘Woonzorgwijzer’.
Platform31 is betrokken als procesbegeleider. Drie pilotgemeenten denken mee over de praktische
gebruikswaarde van het instrument.
Die herijking van de prognose draagt eraan bij dat:
– de vraag niet alleen vastgesteld wordt op basis van geregistreerde zorgindicaties maar dat ook
sociaaleconomische kenmerken meewegen,
– de zorg- en ondersteuningsbehoefte los van woonwensen wordt beschreven, en
– een geclusterde doelgroepindeling op basis van functionele behoeften aan huisvesting en zorg en
ondersteuning gemaakt wordt.
3.3 Het woonservicegebied
Het woonservicegebied, met zijn overkoepelende en gebiedsgerichte aanpak, lijkt veel kansen te bieden om
samenhangende organisatie van wonen, zorg en welzijn te realiseren, waarbij zorgvragers zelfstandig
kunnen blijven wonen met behoud van regie over hun eigen leven en de kwaliteit daarvan.
Drie jaar lang experimenteerde Platform31/SEV met tien proeftuinen van woonservicegebieden in tien
provincies met een aantal ingrediënten oftewel bouwstenen van het arrangement. Het betrof: Bilgaard,
Leeuwarden, Krakeel, Hoogeveen, Berflo Es, Hengelo, Meulenvelden, Didam, Rond de Regenboog,
Dronten, Dorp West, De Bilt, Zeevang, De Verbinding, Middelburg Noord-Oost, Hoge Vucht, Breda en
Helden-Panningen.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
23
Definitie
Een woonservicegebied of woonzorgzone omvat de schaal van een wijk/dorp (5.000 tot 10.000 inwoners).
Er is een gecoördineerd dienstenaanbod wonen, welzijn en zorg, tot en met onplanbare 24-uurszorg en
aanpassingen aan de woning. Kwetsbare bewoners kunnen langer zelfstandig blijven wonen in hun eigen
woning en/of woonomgeving en langer deelnemen aan hun vertrouwde samenleving.
Verhuizen naar een zorgwoning is binnen het woonservicegebied mogelijk. Het doel van
woonservicegebieden is om zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen te midden van anderen,
zodat een levensloopbestendige leefomgeving ontstaat.
Wat is nodig aan hardware:
- Geschiktheid woningen (huur)
- Geschiktheid woningen (koop)
- Aangepaste woonzorgvormen
- Veilige en leefbare woonomgeving
- Winkels, openbaar vervoer
- Wijkservicevoorziening
- Gezondheidsvoorziening: arts /
apotheek/integraal zorgteam
Wat is nodig aan software:
- Gecoördineerd wijkzorgteam
- Integrale samenwerking wijkzorg -
eerstelijnszorg
- Cliëntenadviseur
- Informatiepunt
- Thuiszorg op afroep
- Activiteitenaanbod
- Ondersteuning mantelzorg
- Vervoersdiensten
- Advisering over aanpassen woning
- Diensten (aan huis)
- Ondersteuning vrijwilligers
Orgware door corporaties, gemeente, zorg en welzijnsorganisaties, mantelzorgers, burgerinitiatieven
Het vraagt een stevige buurtgerichte samenwerking van de betrokken maatschappelijke en professionele
organisaties en de wijkbewoners zelf.
Meerwaarde woonservicegebied
De Radboud Universiteit Nijmegen, de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en het Universitair Medisch
Centrum Groningen hebben onderzoek uitgevoerd naar onder andere het arrangement van de
woonservicegebieden, de wensen en ervaringen van ouderen en het effect dat wonen in een
woonservicegebied al dan niet heeft op iemands welbevinden en de mogelijkheid zelfstandig te wonen.
Aangetoonde effecten van een woonservicegebied
– Mensen kunnen langer zelfstandig wonen.
– Meer mensen met een zorgvraag wonen extramuraal.
– Er is minder ziekenhuisopname.
– Aanpassen van de woningen heeft effect op thuiszorg (deze wordt minder).
– Beter omgaan met ziekte en gezondheid (coping).
– Een ‘dempende werking’ op achteruitgang welbevinden bij het toenemen van beperkingen, te weten:
> Minder effect toenemende beperkingen op toename psychische problemen.
> Problemen met coping stijgen minder snel bij toenemende kwetsbaarheid en bij toenemende
(stemmings-/geheugen)beperkingen.
> Bij toenemende kwetsbaarheid neemt welbevinden minder snel af.
> Sociale relaties blijven beter bij toenemen van beperkingen.
Ook is een effectenarena gemaakt, dat de meerwaarde van een woonservicegebied inzichtelijk maakt.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
24
Conclusies
– Ouderen in woonservicegebieden zijn ongeveer even gezond als elders.
– Het versterkt het ‘langer zelfstandig wonen’ naar ‘zo volwaardig mogelijk zelfstandig wonen’.
– Woonservicegebieden sluiten aan bij wensen van ouderen (zelfstandig, vertrouwd, nabij, netwerk,
wederkerigheid, zekerheid, toegankelijkheid, advies, adequate zorg en ondersteuning).
– Het is van groot belang dat woningen geschikt zijn.
– Het is belangrijk in te zetten op alle aspecten van kwetsbaarheid.
– Bij toenemende beperkingen gaan toename informele en formele zorg en ondersteuning min of meer
gelijk op, het is geen substitutie.
– Ouderen met een beter inkomen maken minder gebruik van informele zorg.
Aanbevelingen voor corporaties om in te spelen op kwetsbare doelgroepen
– Kijk goed naar werkelijke verhuisbewegingen en –motieven, in-/uitstroom ouderen, relatie met regio.
– Schenk blijvend aandacht aan aanpassen woningen (maar meer in maatwerk). Is verdeling over de
wijken goed? Hoe staat het met de particuliere voorraad? Gepast gebruik domotica.
– (Her)gebruik waar mogelijk bestaand vastgoed (woningen en/of verzorgingshuizen) (voorbeeld
Veldspaatflat Groningen).
– Investeer gericht in geclusterd kleinschalig wonen en accommodaties.
– Verken mogelijkheden voor nieuw vastgoed in de vorm van collectief particulier opdrachtgeverschap door
ouderen.
– Zorg dat signalen uit woningbeheer naar welzijn en zorg doorkomen.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
25
Discussiepunten over de organisatie en schaalgrootte van de woonzorgzone
– Woonservicegebieden: effect bewezen, maar lastig te organiseren. De vraag waar het over gaat en het
maken van keuzen: inhoud, waar, met wie, burgers?
– Woonzorgprojecten: willen zorgdoelgroepen verhuizen?
– Cliëntarrangementen: goede woning, oproepdienst beschikbaar, sociaal isolement, betaalbaar?
– Het verzorgingshuis is afgeschaft, wat nu?
> Wat wil de corporatie organiseren voor bewoners (de inhoud van het arrangement).
> Wat is de rol van de corporatie: integraal intern en extern, afstemming met burgers.
Risico’s ontwikkelen in een woonservicezone
– Gemeente: nieuwe rol, minder geld.
– Corporatie: forse afname betaalbare woningen, door investeren in kwaliteit stijgt de huurprijs voor
huurders. Er is een grote vraag naar geschikte woningen in het lage huursegment.
– Zorg: nieuwe rol en businessmodel voor het vastgoed.
Wat zien we in de praktijk?
– Langs elkaar heen werken van instanties.
– Verschraling van wonen, zorg, welzijn door bezuinigingen.
– Mensen die wonen in ‘niet passende huisvesting’.
– Groepen die uitgesloten worden van zorg en begeleiding.
– Overlast van mensen met een stoornis in buurten en wijken.
– Eenzaamheid van lichtezorgvragers.
De uitdaging voor de corporatie
– Zicht hebben op welk aanbod nieuwe groepen nodig hebben: zorg dat je dit weet.
– Kiezen welke taak de corporatie pakt in wijk.
– Zorgvuldige afbouw / transformatie zorgvastgoed.
– Gebiedsgerichte organisatie van wonen, zorg en welzijn bevindt zich op veel plaatsen in een
beginstadium. De bezuinigingen en kerntakendiscussie zet eerder opgerichte samenwerkingsverbanden
onder druk.
– Het is de ervaring van corporaties dat zorginstellingen nog behoorlijk intramuraal denken.
3.4 De praktijk van corporaties rondom woonservicegebieden
Gebiedsontwikkeling in woonservicegebieden: Woonstad Rotterdam –
gebiedsontwikkeling Bramante
Rotterdam is een gemeente die werkt met het concept van woonservicegebieden. In de Rotterdamse wijk
Prinsenhof werkt corporatie Woonstad Rotterdam aan de gebiedsontwikkeling Bramanteplein. Zij is
initiatiefnemer en trekker in een samenwerking met gemeente, zorgpartijen, marktpartijen en
bewonersvertegenwoordigers. De wonen-zorg-welzijnstructuur wordt versterkt. Een belangrijke drager van
het plan is de ontwikkeling van het Alexanderhof. Hier wordt ontmoeting voor bewoners georganiseerd in
samenwerking met welzijnspartners Pameijer en Laurens. Optisport start er een fitness- en
zwemprogramma. De totaalontwikkeling van het Alexanderhof omvat een multifunctionele accommodatie,
de toevoeging van koopwoningen, een gedifferentieerder woningaanbod, verbetering uitstraling flats en
investeringen in de buitenruimte. Met ontmoeting, sport, welzijn en het winkelcentrum op loopafstand en het
gezondheidscentrum in het oude Prinsenhofgebouw.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
26
Discussiepunten binnen Woonstad Rotterdam rondom deze ontwikkeling
Binnen de Woonstad Rotterdam wordt een discussie gevoerd over het label 55-plus, de opgave is langer
thuis wonen. Zij overwegen om de 55-plusvoorraad te herverdelen: een deel hiervan levensloopbestendig te
maken en een kernvoorraad naar de reguliere voorraad over te hevelen.
Zij hebben drie type woonproducten voor kwetsbare ouderen: ‘Geschikte woning’ - aanpassingen in de
bestaande woning, ‘Zorgwoning’ – volledig aangepaste woning met netwerk en ‘Beschermd wonen’ –
intramuraal.
Gebiedsontwikkeling blijft relevant: ontwikkeling in onderlinge samenhang levert meer rendement op en
minder gebruik van de voormalige AWBZ (nu Wlz en WMO).
Stadlander – wijken en kernen
Corporatie Stadlander (West-Brabant en Zeeland) heeft een groot werkgebied. Om in te spelen op het
langer zelfstandig wonen werkt zij samen met zorginstellingen. Het idee was om in elke kern kleinschalige
intramurale woonzorgvoorzieningen te organiseren. Recent heeft de zorginsteling gekozen om kleinschalige
locaties los te laten en te operen vanuit de hoofdlocaties in de grote plaatsen.
Stadlander behoud wel zijn oriëntatie op wijken en kernen. Zolang mogelijk thuis wonen faciliteren door:
– transformatie voorraad (levensloopbestendig, duurzaam, nultreden),
– introductie domotica daar waar nuttig en effectief (Slim Slot),
– aangaan nieuwe samenwerkingsverbanden, waardoor een efficiëntere ketensamenwerking kan ontstaan,
– interne organisatie: het doorvoeren van een nieuw klantconcept. (Click, call, face) en het introduceren
van klantbegeleiders voor maatwerkklanten.
Waterweg Wonen - Levensloopvriendelijk Vlaardingen
In Vlaardingen heeft de corporatie samen met de gemeente in de periode 2002-2015 gewerkt aan
levensloopvriendelijke wijken en daar verschillende woonproducten op ontwikkeld. Er zijn enkele dilemma’s
in de periode tot 2014: minder financiële middelen beschikbaar, de opgave voor beschermd en verzorgd
wonen, tekort aan geschikte woningen in bepaalde gebieden, afname van voorzieningen, de verandering
van de woonvraag van senioren, die bovendien onbekend zijn met het aanbod. Er moet meer aandacht
komen voor individuele huisvesting Wonen en Zorg met specifiek aandacht voor de zeer kwetsbare
(draaideur)gevallen. Ook moeten zorgpartijen een actieve rol in de begeleiding van de kwetsbare huurders
nemen.
Te doen door corporatie en samenwerkingspartners: communicatie en ondernemerschap
– Creatievere oplossingen uitzoeken voor het bereik van voorzieningen > vervoer, thuisbezorgen et cetera.
Dit vraagt om nieuw denken en innovatie door zorgpartijen of aandacht voor nieuwe ontwikkelingen zoals
digitalisering en nieuwe vormen van dienstverlening (vervoer, thuisbezorgen, Facebook et cetera).
– Betere voorlichting over woonmogelijkheden voor senioren en mensen met beperkingen
(woningaanpassingen, domotica, voorzieningen et cetera).
– Concepten voor als het echt niet meer gaat of als men erom vraagt (initiatieven faciliteren).
– Afstemming signaleringsfunctie voor kwetsbare mensen (psychische problemen, gedragsproblemen,
eenzaamheid).
Strategisch voorraadbeleid voor de corporatie
– Geen ingrijpende aanpassing van voorraadbeleid nodig, wel kwaliteitsvragen van ‘verzorgd wonen’.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
27
– Oplossingen in bestaande woongebouwen bekijken, businesscases maken voor diverse kwetsbare
doelgroepen, en waar het kan nieuwbouw.
– Woonruimteverdeling: waar wenselijk inzetten om vraag en aanbod beter te matchen, ook vanuit
zorgverleningsperspectief (mantelzorgers).
3.5 Sociale teams
De decentralisaties van jeugd, zorg en arbeid bieden kansen voor een andere integrale domeinoverstijgende
aanpak. Het betekent:
– een omslag van zorgen (voor) naar ondersteunen (zorgen dat),
– van aanbodgericht naar vraaggericht (maatwerk!),
– meer zelfregie en samenredzaamheid,
– meer doelmatigheid in aanpak en resultaatgerichtheid,
– aanbod dichtbij: op wijkniveau,
– meer preventie en een groot beroep op eigen kracht en informele netwerken.
In veel gemeenten gaan sociale wijkteams aan de slag. Deze teams bestaan uit generalisten en zij werken
op basis van de hulpvraag van het huishouden in plaats vanuit het aanbod van de organisatie. Het motto
luidt: één gezin, één plan, één regisseur.
Kenmerkend aan het sociaal (wijk)team als instrument: het zit dicht bij de directe leefwereld van de
doelgroep en hulp is nabij op wijkniveau. Het betekent ook een hoge snelheid. Er zijn minder schakels en
gezichten, want voor alle zorg-/ondersteuningsvragen is er één aanspreekpunt - bij multiproblematiek is er
een coördinator. Het team is multidisciplinair samengesteld met zowel generalisten als specialisten. Het
team zet in op de eigen krachten en het directe netwerk van mensen en het werkt vraaggericht. En, naar
verwachting zal het kostenbesparend zijn.
Schematisch overzicht: Verandering in het sociaal domein voor de wijk
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
28
Schema: handelingsbereik sociale teams in verschillende grote steden, uit De Vormgeving van sociale (wijk) teams, 2014.
Rol corporatie in sociale teams
De organisatie van de sociale opgave blijft achter bij de organisatie van de fysieke opgave op het terrein van
het langer zelfstandig wonen.
– Corporaties voeren in veel wijken grootschalige renovatieprojecten uit met inbegrip van
levensloopbestendige maatregelen. Zij werken veelal gebiedsgericht en hebben hier ook een hele
structuur voor opgebouwd. Nu voelen zij zich meer op afstand staan.
– Veel sociale teams zijn nog bezig met het opstarten, waardoor zij nog niet geneigd zijn om het gesprek
met de corporatie en haar rol aan te gaan.
– Corporaties nemen nog geen deel aan de nieuwe sociale teams. Ze kiezen nu wel voor een tweede ring,
waarbij ze signaleren (via huismeester, huurachterstand of leefbaarheid). Ook moeten zij een rol pakken
in het voorkomen van huisuitzettingen. Dit is vaak erg kostbaar en ontwrichtend voor de persoon/gezin in
kwestie (Zie hiervoor het actieonderzoek Hemelse Modder Zaanstad, Instituut voor Publieke Waarde).
– Corporaties maken zich zorgen over de begeleiding van geëxtramuraliseerde zorgvragers. Huurders
krijgen kortere behandeltrajecten en er is een gebrek aan (effectieve) nazorg.
In geval van woonoverlast ondervinden de corporaties weinig hulp vanuit de zorginstellingen. Hierdoor
krijgen woning- en wijkbeheerders steeds meer hulpverlenende taken.
– Opgave: ontwikkeling van sociaal beheer door corporatie. Door de groei van de zorgvragers in de wijk
moeten corporaties inzicht hebben in vragen als: wat kan de buurt aan, wat kan een complex/huis aan,
wat zijn succesvolle gespikkelde woonvormen, hoe spelen we in op leefbaarheidskwesties.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
29
3.6 Welke rol pakt de corporatie: de lichte buurtinfrastructuur
Corporatie als mede-architect van lichte buurtinfrastructuur
Vanuit de discussie over de rolopvatting van corporaties hebben Radboud Engbersen (Platform31) en
Godfried Engbersen (hoogleraar algemene sociologie, Erasmus Universiteit Rotterdam) het essay Van
buurtbarbecue naar buurtinfrastructuur opgesteld voor De Vernieuwde Stad. Zij staan stil bij kansen van de
investeringen in leefbaarheid door corporaties. Belangrijk is dat corporaties hier de discussie over aangaan.
Het geeft corporaties de legitimiteit om zich hier voor in te zetten.
“De opbouwwerker wegbezuinigd, het buurthuis, verzorgingshuis en bibliotheekfiliaal gesloten,de winkelplint
en het kantoor leeg, de corporatiesector in zijn hok, een overheid die zich terugtrekt. Het gaat stiller te
worden in de instituties van de verzorgingsstaat en het wordt drukker in de straten en portieken waar meer
kwetsbare groepen – ouderen, werklozen, mensen met een handicap – aan huis gebonden zijn.
Samenvattend doen zich grote veranderingen voor op diverse beleidsterreinen”, stellen de essayisten over
de rol voor corporaties in het veranderend sociaal domein.
Kwetsbare groepen (ouderen, werklozen, mensen met een beperking) raken meer aan huis gebonden,
omdat traditionele kaders (verzorgingshuizen, inrichtingen, werkvoorzieningen) niet meer beschikbaar zijn.
Deze groepen moeten vanuit huis hun leven vormgeven, waaronder het organiseren van zorg. Tegelijkertijd
verandert de arbeidsmarkt ingrijpend van karakter, waardoor meer en meer mensen opereren als kleine
zelfstandige. Deze ontwikkelingen vragen om een antwoord van zelfbewuste corporaties die deze trends
niet alleen zien als bedreiging, maar juist ook als een mogelijkheid om bij te dragen aan een
buurtinfrastructuur die bewoners ondersteunt in allerhande sociale en economische initiatieven. In het licht
van de voorgaande analyse stellen wij drie zaken voor.
A. Realiseren van een 'lichte' buurtinfrastructuur
De corporatie zal moeten aanhaken bij veranderingen in de (informele) sociale infrastructuur. Advies:
– zoek aansluiting bij de doelgroep en stel (leegstaand) vastgoed beschikbaar
– draai mee in de sociale wijkteams,
– ondersteun / faciliteer kleinschalige sociale organisaties (Buurtzorg, Opvoedpoli)
– ondersteun / faciliteer Huizen voor de Buurt – Productiehuizen,
– ondersteun / faciliteer vastgoed voor buurtwerkplaatsen, buurtbedrijven,
– ‘Third Places’,
– ondersteun Maatjes-, Buddyprojecten, mentoraten
– leg de relatie met traditionele RK- en PC-kerken, migrantenkerken (Pinkstergemeentekerken), moskeeën.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
30
B. Professionaliseren van het ‘wonen onder toezicht’ - woonvaardigheden
Werk aan een handreiking woonvaardigheden en ontwikkeling voor de wijkwerkers voor persoonlijke en pro-
actieve omgang met huurders. Vaak is het zo dat als de leefbaarheid overduidelijk te wensen overlaat,
partijen pas in beweging komen. Als huurders zichtbaar ontsporen, volgen er acties. Het zijn altijd
‘achterafinterventies’. Het is beter om te investeren in ‘voorafinterventies’, dat wil zeggen in interventies die
problemen voorkomen. De Handreiking Woonvaardigheden die Platform31 ontwikkelde in nauwe
samenwerking met de drie Noordhollandse woningcorporaties Wooncompagnie, Woonwaard en Intermaris
Hoeksteen en een daklozeninstelling dnoDoen uit Den Helder, is zo’n dergelijke voorafinterventie.
C. Systemen van woningtoewijzing
Corporaties doen er verstandig aan om de gevolgen van de institutionele veranderingen voor de
leefbaarheid en sociale samenhang in buurten, straten en portieken nauwkeurig te analyseren.
In hoeverre ontstaan ruimtelijke concentraties van kwetsbare groepen? Een onderdeel van een degelijke
analyse is de vraag of andere systemen van woningtoewijzing noodzakelijk zijn om te voorkomen dat te veel
kwetsbare groepen in één portiek woonachtig zijn. Op dit moment wijst een anoniem systeem woningen toe.
Dit systeem bezorgt zowel bewoners als corporaties een gevoel van machteloosheid. Oudere bewoners
kunnen vaak met enige nostalgie vertellen over de tijd dat strenge woningopzichteressen ‘nette en rustige
mensen’ selecteerden voor de huurwoningen. Het is belangrijk om de komende periode te experimenteren
met vormen van selectie waarbij zowel de corporatie als bewoners betrokken zijn. Het is in niemands belang
als portieken en straten ontstaan met concentraties van kwetsbare bewoners.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
31
4 De vraag van zorgdoelgroepen vertaald in arrangementen
Kwetsbare zorgdoelgroepen: wie zijn het en wat vragen zij in beheer en arrangementen (GGZ, VG en
V&V). En wat is het toewijzingsbeleid?
Het hoofdstuk gaat in op:
– Ouderen (zorgvastgoed en herbestemming, vitale seniorencomplexen /serviceflats/
aanleunwoningen, wonen met dementie).
– Geestelijke gezondheidszorg (GGZ)/Verstandelijk gehandicapten (VG)-cliënten (kwetsbare
zorgdoelgroepen, beheerarrangementen, beschermd wonen en begeleiding).
4.1 Ouderen
Corporaties hebben de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in het passend maken van seniorenwoningen –
valpreventie, nul treden, rolstoelvriendelijk. Maar de doelgroep is honkvast, slechts 6 procent verhuist, ook
die met een zorgvraag. Senioren blijven bij voorkeur in de eigen buurt wonen met het eigen sociale netwerk.
Ouderen verhuizen relatief vaak ‘onvoorzien’, als gevolg van een snel verslechterende gezondheid of het
overlijden van een partner.
Door de decentralisatie van de AWBZ en het afschaffen van het verzorgingshuis voor de lichtezorg-
doelgroepen ontstaat een grotere behoefte bij senioren aan een goede, aangepaste woning. Verhuizen naar
zo’n woning is echter een grote stap voor senioren, met bezwaren als gehechtheid aan de buurt, opzien
tegen de rompslomp van verhuizen en een hogere huurprijs voor de nieuwe woning. De hervormingen in de
langdurige zorg maken dat de Nederlander veel meer besef moet krijgen hoe en waar hij zo lang mogelijk
zelfstandig kan blijven wonen. Het ‘voorsorteren op later’ is ook voor de oudere huurder van een
corporatiewoning een heel relevante en ook nieuwe vraag.
Reden voor kwetsbare ouderen om te verhuizen naar een (verzorgings)huis zijn:
– preventie: vinger aan de pols,
– veiligheid en vertrouwdheid: informeel netwerk en stabiliteit,
– 24-uursbeschikbaarheid van zorg,
– tijdelijke en flexibele opvangcapaciteit.
4.2 Kwetsbaarheid en de voorspelling daarvan
George de Kam (Honorair hoogleraar Volkshuisvesting en grondmarkt, met bijzondere aandacht voor het
wonen van ouderen, Rijkuniversiteit Groningen) pleit voor het meten van kwetsbaarheid. Hij heeft voor het
onderzoek naar effecten van woonservicegebieden de relatie gelegd met de medische wetenschap. Hij
benutte de Groningen Frailty Indicator (GFI)-lijst. Dit is een eenvoudige vragenlijst, waarin de dimensies van
fysieke en psychosociale kwetsbaarheid worden gemeten. Ouderen krijgen vragen over:
– gezondheid: zoals veel afvallen, slecht horen, slecht zien, fitheid, meer dan vier medicijnen gebruiken,
– cognitie: geheugen, neerslachtigheid, stemming,
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
32
– zelfstandigheid: zonder hulp boodschappen doen, buitenshuis verplaatsen, aan-/uitkleden, toiletbezoek,
– sociale omgeving: netwerk, aandacht van anderen, hulp.
Schema kwetsbaarheid op basis van analyse, George de Kam, RUG
Analyses en beschouwingen over kwetsbaarheid en gebruik AWBZ/WMO
Er zijn diverse studies gedaan naar kwetsbaarheid en het gebruik van de AWBZ/WMO. Hiermee kan een
corporatie inspelen vanuit het aanbieden van woonzorgarrangementen, maar ook haar rol inzichtelijk maken
rondom preventie en het langer zelfstandig thuis wonen:
– Factsheet Kwetsbare ouderen in de tel, Verwey-Jonker Instituut, 2012.
– Kenniscahier Kwetsbare ouderen in de tel, De balans tussen lokale zorgvraag en lokale ondersteuning.
– Kwetsbare ouderen in de praktijk, SCP, 2011.
De studie van het Verwey-Jonker Instituut toont aan dat gemiddeld 42,7 procent van de 65-plusser
kwetsbaar is en 32,6 procent formele zorg ontvangt; bij de groep 75-plus is 54,3 procent kwetsbaar en
ontvangt 51,8 procent formele zorg. De landelijke analyse laat grote verschillen tussen aandeel kwetsbare
ouderen in gemeenten zien, maar ook grote verschillen tussen risico van kwetsbaarheid en gebruik formele
zorg. Bij dit laatste is het gelijk ook een belangrijk aandachtspunt voor lokaal beleid.
4.3 Ouderen zelf aan het woord
In het onderzoek onder ouderen in woonservicegebieden is bij ouderen navraag gedaan wat zij belangrijk
vinden aan het langer zelfstandig wonen. Zij benoemen:
– zelfbepaling en zelfredzaamheid,
– optimisme en realisme,
– sociale kanten van welbevinden meer van belang dan fysieke,
– openbare ruimte,
– ondersteuning door buren en nabije verwanten,
– eigen bijdragen,
– wederkerigheid.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
33
Specifiek over steun en ondersteuning:
– behoefte aan eigen regie; zelf grenzen aan durven geven,
– mobiliteit en bezig blijven van groot belang,
– belang van structuur en regelmaat, betekenisvolle daginvulling,
– zelf medische zorg weten te vinden, maar ook drempels daarin,
– belang huisarts, vertrouwen, sturend, ook bejegeningsproblemen, vaste thuiszorgkracht,
– vraagverlegenheid in informele circuit,
– in het algemeen tevreden over formele zorg,
– soms kritiek op ingewikkeldheid, niet transparant,
– nabijheid huisarts en apotheek.
Meer informatie over gegevens van/over ouderen:
– Onderzoek wonen en ouderen
– Kwetsbare ouderen in tel, Verwey-Jonker
– Kwetsbare ouderen, SCP, 2011
– Woonmonitor 2015, Landelijk onderzoek naar wensen en behoeften van ouderen ten aanzien van wonen
en nieuwsbericht KCWZ
4.4 De wenselijke schaal
Dort Spierings, senior docent-onderzoeker HAN Built Environment deed onderzoek naar de door ouderen
ervaren sociale kwaliteit van wonen in woonzorgcomplexen en de wenselijke schaal ervan. Hij onderzocht
265 complexen, interviewde 174 bewoners en sprak met professionals in wonen en zorg. Het onderzoek
leidde tot zijn proefschrift De wenselijke schaal. Bewoners waarderen zowel grootschalige als kleinschalige
woonvoorzieningen. Kleinschaligheid wordt positief beoordeeld vanwege de verwachte huiselijkheid en
veiligheid en de mogelijkheden tot maatwerk (vanuit perspectief beslissers). Grootschaligheid wordt in
vergelijkbare mate gewaardeerd vanwege de levendigheid, anonimiteit, keuzevrijheid in contacten en een
groter aanbod aan activiteiten. Het blijkt dat vooral onder stedelingen dit gewaardeerd wordt. Tot slot blijkt
de centrale ruimte als motor voor ontmoeting en sociale cohesie te fungeren.
Advies voor (her)ontwikkeling wooncomplexen
– Realiseer voldoende levendigheid en levensvatbaarheid; de ondergrens ligt op zo’n 25-40
wooneenheden.
– Realiseer voldoende herkenbaarheid en identificeerbaarheid; de bandbreedte voor bovengrens: 300-350
wooneenheden.
– Zorg voor de gewenste balans in sociale controle en anonimiteit; bandbreedte voor omslagpunt: 80-120
wooneenheden.
– Stem de fysieke schaalgrootte af op de situering:
> Dorp: 25-120 wooneenheden
> Stad: 80-350 wooneenheden.
Vitale gemeenschap: gemengde setting draagkrachtigen en hulpvragenden
Spierings benadrukt de waarde van gemengde woonvormen. Binnen een gemengde setting zijn vitale
bewoners sneller geneigd om minder vitale bewoners te ondersteunen. Een ander pluspunt is het feit dat
partners niet worden gescheiden wanneer een van beide is aangewezen op formele zorg. Binnen een
‘gemengd huishouden’ kunnen formele zorg en partnerzorg samen optrekken.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
34
Wel is het belangrijk om de balans van draagkrachtige en hulpbehoevende bewoners in de gaten te houden.
Wanneer de groep hulpvragende bewoners te groot is, stijgt de druk op het vitale deel. Een goede balans is
20 om 80 procent.
Kortom: beschutte woonvormen zijn gewenst. Ontwikkel meer producten op deze woonvorm.
4.5 Marktonderzoek
Als gevolg van het scheiden van wonen met zorg is de markt van ouderenhuisvesting sterk in beweging. Nu
rijst de vraag welk keuzegedrag we van ouderen mogen verwachten en wat dit betekent voor de vraag naar
de verschillende nieuwe verzorgdwonenproducten. Op basis van klantonderzoek van Woonzorg Nederland
blijkt dat ongeveer een derde van de 60-plussers graag wil verhuizen naar een zelfstandig appartement in
een voormalig verzorgingshuis. Als de senioren zorg nodig hebben, stijgt dit percentage naar 52 procent.
Woningcorporatie Woonzorg Nederland heeft hiervoor onderzoek uit laten voeren onder 800 60-plussers.
Minder vitale senioren hebben volgens de organisatie behoefte aan een beschutte woonvorm waar ze
zelfstandig wonen. Twee derde van de senioren heeft in het onderzoek aangegeven dat zij aanvullende
diensten, zoals zorg, maaltijden en schoonmaak belangrijk vinden.
Marketing en het ‘Rite de passage’
Voor het all-inclusive experiment van programma Langer Thuis heeft SmartAgent een analyse gemaakt naar
de marktpotentie van dit verzorgdwonenproduct. Een belangrijke notie: de overgang van de wereld van de
vitaliteit naar die van afhankelijkheid is onomkeerbaar. Mensen willen dit zo lang mogelijk wegduwen. De
notie van dit overgangsritueel – de rite de passage – is van essentieel belang bij de marketing van een
nieuw verzorgd wonen concept. Ingrijpende gebeurtenissen zoals sterfgevallen of ziekte zijn vaak de reden
tot verhuizen.
4.6 All-inclusive: nieuw en betaalbaar woonserviceproduct in de verzorgingshuizen
In het experiment All-inclusive pension is met corporaties en zorginstellingen gezocht naar nieuwe
verdienmodellen voor een betaalbare all-inclusive pensionvoorziening voor de lagere inkomens in
zorgvastgoed. Het wonen en zorg is gescheiden. Het verzorgdwonenconcept biedt woonruimte, veiligheid,
ontmoeting en dienstverlening, de zorg wordt vanuit de Wlz bekostigd.
Kwestbare ouderen (80-plussers) hebben behoefte aan een beschutte woonvoorziening. Voor deze groep
met een smalle beurs moet het all-inclusive woondienstenpakket uitkomst bieden. Koplopers in de zorg
weten bewoners van het voormalige verzorgingstehuis een betaalbaar woondienstenproduct aan te bieden.
Dit lukt echter alleen op basis van scherpe keuzes in het aanbod van diensten en een strakke
bedrijfsvoering. En zelfs dan is het concept niet in elke regio bedrijfseconomisch rendabel te exploiteren.
Voorwaarden zijn een minimale afzet, het doorexploiteren van een vrijwel afgeschreven gebouw en een
slimme combinatie met de intramurale capaciteit. Bovendien moet de zorgondernemer nauw kunnen en
willen samenwerken met de inkopers van collectief gefinancierde zorg- en dienstverlening: gemeente,
zorgverzekeraar en zorgkantoor.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
35
Vertimmeren hoeft niet kostbaar te zijn
Het vertimmeren van de vaak verouderde gebouwen hoeft niet erg kostbaar te zijn. Alleenstaande ouderen
zijn heel tevreden met een appartement van 35 à 40 vierkante meter. Wel moeten de appartementen
worden aangepast aan de huidige (brand)veiligheidseisen. Dit is deels de verantwoordelijkheid van
particuliere huurders, deels de verantwoordelijkheid van de verhuurder. Incidenten kunnen leiden tot
imagoschade voor de verhuurder.
Meer informatie:
– Dossier Experiment All-inclusive in samenwerking met twaalf zorgorganisaties en corporaties
– Rapport: Langer zelfstandig wonen kan op vele manieren, Rigo
– Special All-inclusive, KCWZ
Andere voorbeelden van herbestemming zorgvastgoed
De Benring, Voorst – woonzorgcoöperatie
Instituut eruit, buurt erin. In het Gelderse Voorst geeft de dorpsgemeenschap vorm aan een nieuw concept
in het verzorgingshuis De Benring. Gezamenlijk ontwikkelen de woonzorgcoöperatie, Habion en de
zorgorganisaties Trimenzo en ’s Heerenloo een vitaal wooncomplex met 74 appartementen voor kwetsbare
ouderen en mensen met een verstandelijke beperking. Ze doen dat vanuit principes als ontmoeting,
veiligheid, eigen regie en samenredzaamheid. En niet alleen oud, ook jong haakt aan. De achttien
aanleunwoningen zijn door de jeugd omgeklust tot jongerenhuisvesting en het onderhoud aan de moestuin
en de verzorging van kippen zijn belangrijke onderdelen van de dagbesteding. De zorg is vraaggestuurd en
wordt op maat geregeld door de twee zorgorganisaties Trimenzo (ouderen) en ’s Heerenloo (oudere
verstandelijk gehandicapten). Habion, de eigenaar van het gebouw, werkt actief mee en faciliteert de
reuring. Dit project maakt deel uit van Habions experiment “Bejaardenhuis, een tweede jeugd”. Onder het
motto ‘wij slopen geen bejaardenhuizen, maar vinden ze opnieuw uit’, zoekt de woningcorporatie in
verschillende plaatsen naar nieuwe, betaalbare woonconcepten voor kwetsbare ouderen in bestaande
verzorgingshuizen. De gemeente is enthousiast over het initiatief, de wethouder is een betrokken
samenwerkingspartner en binnen de gemeente is één aanspreekpunt aangesteld om alle
vergunningsperikelen op korte termijn te regelen.
Een sociaal-maatschappelijk concept voor de Simeon en Anna
Laurens Wonen gaat voor het nu nog bestaande verzorgingshuis Simeon en Anna een experiment aan. Zij
ziet kansen om het pand een nieuwe functie te geven door deze om te vormen naar een woongebouw voor
mensen met een smalle beurs en een klein netwerk. Iedere bewoner is lid van een coöperatieve vereniging
en levert een actieve bijdrage aan het welzijn van bewoners, aan het gebouw of woonomgeving. Sociaal
ondernemers richten zich op de bewoners.
Voor Laurens is het belangrijk om voldoende huurinkomsten binnen te krijgen. Dit kan door een deel van de
appartementen te verhuren als zelfstandige appartementen, er moet een gezonde exploitatie voor de
plint/begane grond zijn en het concept voor het pand moet worden gedragen door wederkerigheid,
ondernemerschap en product(en)/diensten.
Bruishuis en Akker71, Malburgen Arnhem
Twee voormalige verzorgingshuizen in Arnhem zijn op initiatief van Volkshuisvesting Arnhem omgevormd tot
ontmoetingsplek in de wijk waar gewoond en gewerkt wordt. Er worden leer-/werktrajecten aangeboden en
activiteiten op het gebied van sport, gezondheid, kunst/cultuur en ontspanning.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
36
Er zijn woningen voor bijzondere doelgroepen (RIBW, pauzewoningen), etages met werkplekken voor
(startende) ondernemers en ontmoetingsruimten waar huurders en wijkbewoners terecht kunnen voor wat
drinken of een hapje eten.
Links: Bruishuis en Akker 71
Meer informatie:
In de studie Transformatie zorgvastgoed heeft Platform31 op verzoek van het Expertteam Transformatie van
het ministerie van BZK een kwalitatieve verdieping gemaakt op tien praktijkvoorbeelden waar het voormalige
zorgvastgoed getransformeerd is naar een woonfunctie. Aan de hand van interviews met de initiatiefnemers
zijn de succes- en faalfactoren van de praktijkvoorbeelden – van All-inclusive tot woonzorgcoöperatie en van
studenthotel tot koopappartement – op een rij gezet. De aanpak, de kansen en dilemma’s komen aan de
orde. Aanvullend is geput uit de kennis van het experiment All-inclusive, waarbij een verdienmodel voor het
oude verzorgingshuis door individuele verhuur aan lage inkomens is ontwikkeld. Tot slot heeft een
expertgroep de uitkomsten van de studie aangescherpt.
4.7 Huurders met dementie
Ouderen met beginnende en lichte dementie zijn zo’n groep die in de toekomst thuis zal blijven wonen. Nu al
woont ruim 70 procent van ouderen met dementie zelfstandig en de verwachting is dat hun aantal alleen
maar zal groeien. Belangrijk is dat niet alleen mensen met dementie zelf, maar ook hun mantelzorgers
ondersteuning thuis krijgen. Een van de manieren is het aanpassen van hun woon- en leefomgeving. Voor
het programma Langer thuis is een handreiking voor woningaanpassingen bij dementie opgesteld, gericht
op mantelzorgers en getoetst op gebruiksvriendelijkheid op een aantal plekken in de praktijk.
In aanvulling hierop is de brochure ‘Huurders met dementie’ door Langer thuis en KCWZ gericht op
corporaties naar buiten gebracht over wat een woningcorporatie met signalen van huurders en medewerkers
kan doen, zodat ook ouderen met dementie zo lang mogelijk veilig en comfortabel in hun oude, vertrouwde
omgeving kunnen blijven wonen. Gemiddeld leven mensen met dementie nog tien tot vijftien jaar, waarvan
het grootste deel thuis. Het geschikt maken van de woning en woonomgeving is dus erg belangrijk en draagt
zelfs bij aan de vertraging van het aftakelingsproces. Met simpele aanpassingen is het al mogelijk een
woning geschikter te maken voor dementerenden. Woningcorporaties hebben een rol in het signaleren en
zo nodig verbeteren van de woonsituatie van huurders met dementie. Belangrijk is dat woningcorporaties
zich bewust zijn van de inhoud van deze rol en medewerkers voldoende kennis over dementie verschaffen
om die rol te kunnen vervullen.
Verder speelt bij dit ziektebeeld het belang van een goed ingerichte woning en leefomgeving. KCWZ heeft
voor het ontwerpen en inrichten een toolkit ontwikkeld.
Daarnaast is het ook een onderwerp bij gemeenten. Er zijn inmiddels ook al een aantal ‘dementievriendelijke
gemeenten’.
4.8 Lichtezorg-doelgroepen: verstandelijk beperkt en psychiatrie
Als de zorg op lokaal niveau ontoereikend is, komen eventuele problemen van bewoners al snel bij de
verhuurder terecht. Daarbij kan het gaan om huurders die overlast veroorzaken in hun buurt, maar ook om
huurders waarvan de problematiek 'achter de voordeur' blijft.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
37
Denk aan verwaarlozing, vervuiling en eenzaamheid. In beide gevallen worden woningcorporaties
aangesproken om iets aan de problemen van deze huurders te doen. Hierbij wordt een tegenstrijdige druk
uitgeoefend. Enerzijds hebben zij de opdracht gekregen om zich te beperken tot hun kerntaak: huisvesting.
Tegelijkertijd vraagt de hervorming van zorg en sociale zekerheid juist extra inspanningen om de wijken en
buurten met een concentratie kwetsbare mensen leefbaar te houden. Op deze plek kijken we naar bewoners
met een verstandelijke en psychiatrische beperking.
4.8.1 Verstandelijke beperking
Er is sprake van een verstandelijke beperking bij een cognitief functioneren van twee of meer
standaarddeviaties onder het populatiegemiddelde. Naast een laag IQ (onder 70/75) moet gelijktijdig sprake
zijn van een beperking in conceptuele, praktische en of sociale vaardigheden. De diagnose is daarmee
mede gebaseerd op de ondersteuningsbehoefte. Ondersteuning die nodig is om te kunnen functioneren op
een manier die past bij de leeftijd en cultuur van een persoon en betrekking heeft op de domeinen wonen,
sociale relaties en of dagbesteding.
Op 1 januari 2015 gaf het CIZ een extramurale indicatie af voor 26.680 kinderen en jongeren en 43.360
volwassenen met een verstandelijke beperking. Naar verwachting gaat het meestal om mensen met een
lichte tot matige verstandelijke beperking. Zij wonen bij familie, (begeleid) zelfstandig of hebben een eigen
gezin. Mensen met een extramurale indicatie krijgen gemiddeld 3,6 uur individuele begeleiding per week.
Medewerkers van een gespecialiseerde zorgaanbieder komen op afgesproken tijden aan huis en bieden
begeleiding bij de persoonlijke verzorging, het huishouden, de financiën et cetera. Ook begeleiden zij hun
cliënten naar een zinvolle dagbesteding en zien zij erop toe dat de cliënten dit volhouden. De ambulant
begeleider is er ook om eventuele gedragsproblemen te kanaliseren.
Het aantal ouderen met een verstandelijke beperking neemt toe, waardoor het voor corporaties ook relevant
is om meer inzicht in deze groep te hebben. Een ruwe schatting (2012) leert dat Nederland 25.000 ouderen
telt met een lichte verstandelijke beperking en 13.500 met een ernstige verstandelijke beperking. Onder de
mensen met een verstandelijke beperking wordt iemand vanaf het 50e levensjaar tot de ouderen gerekend.
Een deel van de mensen maakt een normaal verouderingsproces door. Een ander deel krijgt te maken met
ouderdomsziekten, vaak op jongere leeftijd. Veroudering bij mensen met verstandelijke beperkingen brengt
specifieke gezondheidsproblemen en gezondheidsrisico’s met zich mee als depressie, dementie,
slechthorendheid, visuele beperkingen, diabetes, slikproblemen, psychiatrische stoornissen,
bewegingsarmoede en vallen.
4.8.2 Matige verstandelijke beperking
Er is sprake van een matige verstandelijke beperking bij een IQ tussen de 35/40-50/55. De meeste mensen
binnen deze categorie hebben een levenslange en levensbrede zorg- en of ondersteuningsbehoefte. De
cliënten staan in de meeste gevallen open voor hulp. Het zijn cliënten die in staat zijn een
dagactiviteitencentrum te bezoeken of een vorm van arbeid te verrichten. Het kan daarbij gaan om
werkzaamheden met een arbeidsmatig karakter op de locatie van een zorgaanbieder of om detachering bij
een commercieel bedrijf. Denk aan de plantsoenendienst, de supermarkt of een klusbedrijf. De hoeveelheid
werkdruk die een cliënt aankan verschilt per persoon maar is bij al deze cliënten een punt van aandacht.
Youtube: een portret van deze doelgroep
Veel mensen met een verstandelijke beperking hebben moeite met het vinden van een geschikte invulling
voor hun vrije tijd. Hoewel de meeste wijken een laagdrempelig welzijnsaanbod hebben, is het niet overal
gebruikelijk dat welzijnsorganisaties buurtbewoners actief uitnodigen.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
38
Bovendien zijn niet alle reguliere activiteiten geschikt voor deze doelgroep. Dat ligt soms besloten in de aard
van de activiteiten, soms in de wensen en behoeften van de overige deelnemers. In sommige wijken worden
verschillende zorgdoelgroepen samengevoegd om voldoende draagvlak te creëren voor aangepaste
activiteiten. Denk aan koffieochtenden in een verzorgingstehuis, een repaircafé in de kringloopwinkel of een
maandelijkse klusdag op de kinderboerderij. Sociaal makelaars spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling
van een adequaat activiteitenaanbod. In veel gevallen meldt een (ambulant) begeleider een cliënt aan
waarna een kennismakingsgesprek plaatsvindt. In dit gesprek helpt de sociaal makelaar de bewoner om
diens wensen en behoeften te vertalen in concrete activiteiten. Vaak gaat de sociaal makelaar een paar keer
mee om te zorgen voor een zachte landing en te voorkomen dat de cliënt (te) snel afhaakt.
4.8.3 Lichte verstandelijke beperking (LVG)
Er wordt gesproken van een lichte verstandelijke beperking bij een IQ tussen 50/55-70. Bij mensen met een
lichte verstandelijke beperking zijn de executieve functies minder goed ontwikkeld: het vermogen om dingen
te organiseren, te focussen en impulsen onder controle te houden. Deze groep heeft er moeite mee om
hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden, oorzaak en gevolg met elkaar in verband te brengen en
taken planmatig uit te voeren. Ook het taalgebruik en taalbegrip zijn onderontwikkeld. Hierdoor begrijpen
mensen met een lichte verstandelijke beperking minder goed wat er wordt gezegd en zijn minder goed in
staat om gevoelens verbaal uit te drukken. Mensen met een lichte verstandelijke beperking hebben vaak
moeite om hun emoties onder controle te houden en uiten die emoties vaak op een primitieve manier.
Doordat de handicap meestal niet direct zichtbaar is, stelt de omgeving al snel te hoge eisen wat zowel bij
de gehandicapte als de omgeving tot frustratie leidt. Door het onvermogen om adequaat op situaties te
reageren in combinatie met overschatting, hebben mensen met een lvb vaker negatieve ervaringen in het
sociale verkeer. Hierdoor ontwikkelen zij niet zelden een negatief zelfbeeld en weinig zelfvertrouwen.
Binnen de lvb-categorie hebben jongeren tussen de 16 en 35 jaar een speciale positie. Deze groep valt wat
zorg betreft vaak tussen wal en schip doordat ze zich op het snijvlak bevinden van verstandelijk-
gehandicaptenzorg en jeugdhulpverlening. Terwijl juist deze groep gebaat is bij intensieve begeleiding om
een opeenstapeling van problemen te voorkomen. Een deel van deze doelgroep heeft te maken met leer- en
opvoedingsproblemen, gedragsproblemen en of psychiatrische stoornissen. Al dan niet in de hand gewerkt
door een problematische thuissituatie. Het gevolg is dat een deel van deze jongeren in het criminele circuit
verdwijnt, verslaafd raakt of op een andere manier in de problemen komt. Een deel van deze jongeren
belandt op straat. Naar schatting heeft 30 procent van de zwerfjongeren in Nederland (in totaal 9.000) een
lichte verstandelijke beperking.
4.8.4 Psychiatrische stoornis
Bij mensen met een psychiatrische beperking is vaak sprake van een combinatie van stoornissen. Door hun
aandoening of de gevolgen van hun stoornis is deze groep beperkt in hun deelname aan het
maatschappelijk verkeer. Cliënten hebben vaak hun leven lang ondersteuning nodig. Binnen de categorie
volwassenen met psychiatrische problematiek kunnen drie subgroepen worden onderscheiden:
volwassenen met fluctuerende psychiatrische problematiek en behoefte aan bescherming; volwassenen met
stabiele psychiatrische problematiek en behoefte aan structuur en volwassenen met stabiele psychiatrische
problematiek en behoefte aan een regulering van omgevingsfactoren. De psychiatrische aandoening maakt
dat cliënten sneller dan gebruikelijk uit balans raken. Bij de wisseling van levensfases hebben mensen vaak
(tijdelijk) behoefte aan een intensivering van de begeleiding. De zorg voor volwassenen met psychiatrische
problemen wordt momenteel geleverd door verschillende zorgaanbieders: regionale Instellingen voor
Beschermd Wonen (RIBW’s), GGZ-instellingen, instellingen voor verslavingszorg, instellingen voor
maatschappelijke zorg en vrouwenopvang, AWBZ-instellingen, Riagg et cetera.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
39
Op 1 januari 2015 registreerde het CIZ 85.550 extramurale indicaties aan personen met een psychiatrische
beperking.
Youtube: Een portret van deze doelgroep
4.9 Rol van de corporatie
Corporaties hebben er belang bij dat huurders met psychiatrische problemen of een (lichte) verstandelijke
beperking goed worden begeleid. Ontoereikende begeleiding kan leiden tot verwaarlozing, overlast en
huurachterstanden. Bovendien blijft een deel van deze doelgroep aangewezen op een beschermde of
beschutte woonvorm. Het is belangrijk dat deze mensen niet tussen wal en schip vallen. Corporaties spelen
een belangrijke rol in het ontwikkelen en het aanbieden van aangepaste woonvoorzieningen voor deze
groep. Het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg heeft de handreiking 'Zelfstandig wonen voor
bijzondere doelgroepen' opgesteld die praktische informatie geeft en voorbeelden beschrijft van lokaal
maatwerk uit de corporatiepraktijk. Dit is de basis voor de uitwerking van de onderstaande paragrafen.:
In zijn brief aan de Tweede Kamer over de activiteiten van woningcorporaties op het gebied van
leefbaarheid noemt minister Blok drie redenen voor een actieve rol van corporaties:
1 Investeringen in leefbaarheid kunnen goed zijn voor de waarde van het vastgoed.
2 Het belang om huisuitzettingen te voorkomen door tijdig problemen te signaleren.
3 De (wettelijke) plicht om het woongenot van huurders te garanderen.
De redenen onderstrepen het ontwikkelen van aanpakken voor de lichtezorg-doelgroepen (verstandelijk en
psychiatrisch beperkt).
4.9.1 Preventie en signalering
Niet voor alle mensen met een psychiatrische of verstandelijke beperking geldt dat deze is geregistreerd.
Een deel van de mensen weet zich lange tijd zelfstandig of met informele hulp te handhaven in het
maatschappelijk verkeer. Voor sommige mensen wordt de beperking pas op latere leeftijd problematisch.
Bijvoorbeeld wanneer een ondersteunend familielid wegvalt, of na een verhuizing. Ook strengere
maatschappelijke eisen maken dat steeds meer mensen met een lichte beperking buiten de boot vallen. Zo
is er minder eenvoudig werk beschikbaar en stelt het onderwijs hogere eisen. Ook de digitalisering van
diensten als internetbankieren en de ov-chipkaart zorgen ervoor dat een psychiatrische of verstandelijke
beperking sneller opvalt. Het herkennen van een psychiatrische aandoening of een verstandelijke beperking
vraagt om kennis en alertheid bij de medewerkers die in direct contact staan met huurders: huismeesters,
wijkbeheerders en conciërges. Het is belangrijk dat zij de beperking kunnen herkennen en weten waar zij
met signalen over problemen of overlast terecht kunnen.
4.9.2 Woonoverlast
Bij een deel van de overlastgevallen spelen psychiatrische of cognitieve problemen een rol. Overlastgevers
of overlastgevende gezinnen zijn daarom niet altijd redelijkerwijs aanspreekbaar op hun gedrag. Zij brengen
woningcorporaties in een lastige positie tussen de belangen van de kwetsbare bewoner met een beperking
en het woongenot van omwonenden. Het rapport Woonoverlast van psychisch kwetsbaren en de
bijbehorende brochure geven beleidsmedewerkers handvatten bij overlast.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
40
4.9.3 Sociale wijkteams
In veel gemeenten zijn gebiedsgerichte teams actief om zorgvragers naar zorg en ondersteuning te
begeleiden. De samenstelling en het takenpakket van de sociale wijkteams verschillen per gemeente. Zo
zijn er wijkteams met primair een poortwachtersfunctie maar ook teams die zelf verantwoordelijk zijn voor
(een deel van) de hulpverlening. Sommige gemeenten hebben naast de wijkteams ook een Wmo- of
zorgloket waar inwoners met een zorgvraag terecht kunnen. Corporaties kunnen hun huurders hiernaar
doorverwijzen. Zie ook paragraaf 3.4 waar het sociale team uitgebreid aan de orde komt.
4.9.4 Casuïstiek overleg
Niet alle inwoners met een ondersteuningsbehoefte gaan zelf actief op zoek naar hulp. Juist onder mensen
met een (lichte) verstandelijke of psychiatrische beperking bevindt zich een relatief grote groep zorgmijders.
Veranderingen in regelgeving en financieringsstromen kunnen ertoe leiden dat het toch al broze contact met
deze groep verloren gaat. Voor deze groep is in verschillende gemeenten een casuïstiek overleg opgericht.
In dit periodieke overleg kunnen woningcorporaties hun zorgen uiten over bepaalde huurders zodat
zorgpartijen deze mensen actief kunnen benaderen. Hierbij kan het gaan om oplopende
betalingsachterstanden, vervuiling van de woning, overlastgevend gedrag, schrijnende eenzaamheid et
cetera.
4.9.5 Betaalbare en toegankelijke woningvoorraad
Er zijn meer woningen nodig voor mensen met psychiatrische problemen of een verstandelijke beperking.
Reden is dat mensen met een zorgvraag minder snel worden toegelaten tot een intramurale setting. Dat
geldt niet alleen voor ‘nieuwe’ zorgvragers maar ook voor de groep die op dit moment nog in een intramurale
instelling verblijft en als gevolg van het nieuwe beleid moet uitstromen. Deze huisvestingsvraag zal voor een
groot deel terechtkomen bij de woningcorporaties. Desondanks gaat het om relatief kleine aantallen.
Bovendien zijn er grote regionale verschillen. Het grootste deel ‘landt’ in de stedelijke wijken. Drie
interactieve kaarten op de website van het Kenniscentrum Wonen en Zorg tonen de regionale
woonvraagprognose voor onder meer mensen met een verstandelijke beperking en een GGZ-achtergrond.
4.9.6 Omkatten van leegstaand zorgvastgoed
Corporaties hebben verschillende manieren om het aanbod betaalbare en toegankelijke woningen voor deze
doelgroep uit te breiden. Een optie is om leegstaand zorgvastgoed om te katten naar appartementen voor
bijzondere doelgroepen. Het Experimentprogramma All Inclusive Pension onderzocht de mogelijkheden.
Het Bruishuis in Arnhem is een succesvol praktijkvoorbeeld van deze aanpak. Een oud verzorgingshuis is
omgebouwd tot een ontmoetingsplek in de wijk waar gewoond en gewerkt wordt. Het Bruishuis biedt
leerwerktrajecten, opleidingen en trajecten voor een brede doelgroep. Op de derde etage van Het Bruishuis
is een volledige etage ingericht voor cliënten van de RIBW Arnhem & Veluwe Vallei.
4.9.7 Bijzondere woonprojecten
Onder de noemer Stedelijk Kompas werken 43 centrumgemeenten samen om het aantal daklozen terug te
dringen. Corporaties zijn bij dit initiatief betrokken om de doorstroming naar een betaalbare, zelfstandige
woning te bevorderen en tegelijkertijd nieuwe aanwas door huisuitzettingen zo veel mogelijk te voorkomen.
Corporaties zijn op allerlei plekken betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe woonconcepten voor mensen
met een beperking. Een succesvol voorbeeld zijn de Skaeve Huse: Deens voor rare huizen.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
41
Sobere huisjes aan de rand van de bewoonde wereld voor mensen met een afwijkende leefwijze die op de
meeste plekken voor overlast zorgen. De Skaeve Huse zijn zo ingericht dat prikkels van bijvoorbeeld buren
en geluid zo veel mogelijk worden vermeden.
Een ander praktijkvoorbeeld is het Groene Sticht in de Utrechtse wijk Leidsche Rijn. Een project in
samenwerking met woningbouwcorporatie Portaal. Op een ruim woonerf met een oude boerderij als
middelpunt wonen ex-daklozen, studenten, gezinnen en ouderen samen in een mix van sociale huur- en
koopwoningen. Samen zorgen ze voor het onderhoud van het erf.
Meer informatie: Website Groene Sticht en discussie over de kerntaak van de corporatie en het wel/niet
faciliteren van dit type projecten Dragende en vragende huurders in de wijk, sept. 2015.
Toewijzingsbeleid
Tal van corporaties werken bij de toewijzing van woningen aan mensen met een beperking nauw samen met
de cliënt en begeleiders vanuit zorg- en welzijnsorganisaties. De ervaring leert dat deze werkwijze voor alle
betrokkenen positief uitpakt. Zo wordt gezamenlijk sneller een geschikte woning gevonden dan wanneer de
corporatie alleen bepaalt waar een (ex-)cliënt moet wonen. De corporatie zorgt ervoor dat de proefwoner
extra urgentiepunten krijgt voor de woning van voorkeur.
4.9.8 Goed huurderschap
Veel RIBW-woningen zijn eigendom van corporaties, maar de huur wordt betaald door de zorginstelling.
Problematisch huurgedrag is het probleem van de zorginstelling. Dat is anders wanneer ambulant wonende
huurders overlast veroorzaken, de huur slecht of niet betalen of hun woning laten verloederen. In dat geval
zijn de consequenties voor de verhuurder. Bij zelfstandig wonende mensen met een verstandelijke of
psychiatrische beperking doet de corporatie er verstandig aan afspraken te maken met de zorgleverancier
over de thuisbegeleiding van deze huurders.
Rapport: Handreiking Woonvaardigheden
4.9.9 Omklapcontracten
‘Omklap-‘ of ‘verdiencontracten’ kunnen een effectief instrument zijn. Bij dit soort contracten staat het
huurcontract eerst een periode op naam van de zorginstelling. Als de cliënt zich een goed huurder toont,
wordt het huurcontract omgezet op naam van de bewoner.
4.9.10 Landing in de wijk
Vanuit het oogpunt van preventie is het van belang dat mensen met een psychiatrische achtergrond of een
verstandelijke beperking worden opgenomen in de sociale structuur van hun straat en buurt. Dat is niet
vanzelfsprekend omdat buurtbewoners vaak bang zijn of onzeker over hoe zij deze buren kunnen
aanspreken. Er zijn verschillende aanpakken ontwikkeld om de acceptatie van zelfstandig wonende mensen
met een psychiatrische aandoening te ondersteunen. Dit vraagt om goede informatievoorziening aan buren
als er een woning wordt toegewezen aan een bewoner met psychiatrische problemen. Woningcorporaties
kunnen het initiatief nemen om samen met partners een dergelijke aanpak in (delen van) hun werkgebied te
implementeren.
Sociaal inclusieve stad
Coalitie Erbij is een coalitie van landelijke zorg- en welzijnsorganisaties die het probleem eenzaamheid op
de maatschappelijke agenda zetten met onderzoek en activiteiten.
Op de website Samen Sterk zonder Stigma staan praktische handvatten voor de omgang met mensen met
een psychiatrische beperking.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
42
Een van de trekkers van het maatschappelijk debat over inclusie is voormalig HU-lector Kwartiermaken
Doortje Kal. Op de gelijknamige website is informatie te vinden over inclusie en kwartiermaken.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
43
5 Nieuwe woonvormen in de participatiemaatschappij
5.1 Senioren nog onbekend met nieuw en divers woonaanbod
Meer dan de helft van de 75-plussers woont alleen, huurt een woning en overweegt alleen te verhuizen als
er zorg en ondersteuning nodig is. Dat blijkt uit ‘De Woonmonitor 2015’, een landelijk onderzoek van Bureau
Vijftig en het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg in samenwerking met vier woningcorporaties (Sité
Wonen, Allee Wonen, Wonen Breburg en Laurentius) dat begin 2015 werd gepresenteerd.
Uit het onderzoek blijkt verder dat 62 procent van de 2.500 55-plussers die deelnamen aan het onderzoek,
zich gezond voelt en dat 90 procent tevreden is over zijn woonsituatie. Ruim 30 procent wil nooit meer
verhuizen; van de 75-plussers is dat zelfs 44 procent. En toch, als er zorg nodig is, voor partner of zichzelf,
of als de huisarts of specialist aandringt, is verhuizen een optie.
Naast de honkvaste groep is er – blijkt uit de resultaten - ook een grote groep die wel een verhuizing
overweegt. De belangrijkste reden om te verhuizen is kleiner willen wonen. Het argument om te verhuizen
als er zorg nodig is, geldt vooral voor de groep die nog geen concrete plannen heeft.
Senioren betalen nu gemiddeld 500 tot 750 euro voor hun woning, inclusief gas, water en licht. En ze willen
bij een verhuizing dezelfde woonlasten betalen. Voor diensten aan huis is men bereid zo’n 100 euro per
maand neer te leggen. Daarbij zijn de klusjesman, huishoudelijke hulp en glazenwasser het meest populair.
Traditionele woonvormen zoals aanleunwoningen, seniorenwoningen, serviceflats en woonzorgcomplexen
zijn het meest bekend (70-80 procent van de respondenten kent deze woonvormen). Wat opvalt is dat
ouderen veel minder bekend zijn met nieuwe woonvormen, zoals moderne hofjes (11 procent),
mantelzorgwoningen (2 procent) en kangoeroewoningen (2 procent). Van de mensen die de nieuwe
woonvormen wel kennen, zou een groter deel daar wel willen wonen. Daarbij komt naar voren dat het
opleidingsniveau zeer bepalend is voor de kennis over woonvormen. En dat jonge ouderen beter bekend
zijn met de woonvormen dan de 75-plusser.
Meer informatie:
– Nieuws Woonmonitor 2015: senioren nog onbekend met nieuwe woonvormen
– De Woonmonitor 2015, Landelijk onderzoek naar wensen en behoeften van ouderen ten aanzien van
wonen
– Blog: Ik blijf thuis
5.2 Alternatieve woonvormen voor langer thuis wonen
Thuishuizen, kangoeroewoningen, woongemeenschappen: de afgelopen decennia zijn er veel alternatieven
ontwikkeld voor het zelfstandig thuis wonen en het wonen in een zorginstelling. Door het beleid van langer
thuis wonen krijgen deze woonvormen een impuls en neemt de behoefte aan een andere invulling van
wonen en zorg toe. Het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg bundelde onder noemer Expeditie Begonia
een overzicht van woonvariaties. Zij benoemt veertien type woonvariaties.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
44
Aanleunwoning
Een aanleunwoning is een woning voor senioren bij een zorginstelling waar diensten en zorg
afgenomen kunnen worden en ook gebruik gemaakt kan worden van de voorzieningen
Woonzorgcomplex Een woonzorgcomplex bestaat uit een gebouw met zelfstandige woningen, waar in het ontwerp
aandacht is besteed aan veilig en beschut wonen. Er is een complexgewijs overeengekomen zorg-
en servicearrangement en een gemeenschappelijke ruimte.
Serviceflat
Een serviceflat is een appartementencomplex voor ouderen, vaak met koopappartementen maar
soms zijn er ook huurwoningen. Bewoners kunnen gebruik maken van verschillende diensten, zoals
een maaltijdservice, een logeerkamer, ontmoetingsruimte, klussendienst.
Levensloopbestendige woning
Een serviceflat is een appartementencomplex voor ouderen, vaak met koopappartementen maar
soms zijn er ook huurwoningen. Bewoners kunnen gebruik maken van verschillende diensten, zoals
een maaltijdservice, een logeerkamer, ontmoetingsruimte, klussendienst.
Kangoeroewoning
Kangoeroewoningen bestaan uit aan elkaar gekoppelde, zelfstandige woningen of wooneenheden
met een inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een handicap en hun familie.
Mantelzorger en zorgvrager kunnen op deze manier bij elkaar wonen.
Mantelzorgwoning Een mantelzorgwoning is een verplaatsbare, tijdelijke wooneenheid die bij een bestaande woning (bij
in de achtertuin) kan worden geplaatst. De zorgvrager woont zelfstandig, maar de mantelzorger is
dichtbij.
Gemeenschappelijk wonen
voor ouderen
Bij deze woonvorm kiezen mensen er bewust voor om met elkaar in één huis samen te wonen,
zonder dat er sprake is van een gezinsverband. De ouderen wonen in zelfstandige woonruimten,
delen gemeenschappelijk ruimten en ondernemen bepaalde activiteiten samen.
gemeenschappelijk wonen
met verschillende leeftijden,
Mensen van verschillende leeftijden wonen in zelfstandige woonruimten, delen gemeenschappelijk
ruimten en ondernemen bepaalde activiteiten samen.
Thuishuis Een Thuishuis is een kleinschalige woonvoorziening voor alleenstaande ouderen met betrokkenheid
van vrijwilligers. Ook wel een ‘studentenhuis voor senioren’
Moderne hofjes Wonen rond een beschutte binnenplaats waarbij nieuwe vormen van nabuurschap mogelijk zijn.
Particulier wooninitiatief Eigen initiatief van bijvoorbeeld een groep vrienden om op een woonlocatie in elkaars nabijheid te
wonen of van ouders die een woonvorm voor hun kind realiseren.
Gestippeld wonen Gestippeld wonen is een woonvorm waarbij leden van een woongroep verspreid wonen over een
complex.
Harmonicawonen Bij harmonicawonen leven leden van een woongroep ruimtelijk geclusterd in een complex.
Kleinschalig wonen Er wordt gesproken over 'kleinschalig wonen' als een kleine groep mensen, die intensieve zorg en
ondersteuning nodig hebben, met elkaar in een groepswoning wonen, waardoor het voor hen
mogelijk is een zo normaal mogelijk leven te leiden. Het kleinschalig wonen in de wijk is ontstaan in
de zorg voor mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap en is ook een trend in de zorg
voor mensen met dementie.
Tabel: Woonvariaties
Deze bovenstaande woonvariaties zijn in ontwikkeling. Vijf praktijkvoorbeelden zijn in de Expeditie Begonia
door Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg in een portret verfilmd. Ook zijn in de uitgave Villa Begonia,
niet achter de geraniums' een groeiende variatie aan woonvormen uitgelicht met daarbij achttien verhalen
van ouderen die ‘wonen zoals zij willen’.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
45
5.3 Participatiesamenleving en burgerinitiatieven in wonen, welzijn en zorg
De verhouding tussen burger en overheid verandert ingrijpend door het versoberen van de verzorgingsstaat.
Het eigen regelvermogen van de ‘participatiesamenleving’ staat tegenwoordig voorop.
Het aantal zorgcoöperaties en andere burgerinitiatieven in wonen, welzijn en zorg nam in 2014 flink toe tot
ruim honderd. Burgerinitiatieven ontstaan vaak als reactie op bestaand aanbod, wanneer dat niet aansluit op
de behoeften van bewoners. Initiatiefnemers zijn dan ook betrokken mensen die hun directe leefomgeving
willen verbeteren. Hiermee ontwikkelt zich een nieuw samenspel tussen burgers, aanbieders en gemeenten.
Meestal begint het met diensten als vervoer, klussen in huis, maaltijden of een ontmoetingsplek. Deze
diensten breiden uit naar intensievere zorg. Sommige bieden geleidelijk zorgcoördinatie, persoonlijke
verzorging/verpleging en dagopvang, soms ook zorgwoningen. Daar is samenwerking voor nodig met
professionele organisaties, lokale ondernemers en gemeentelijke diensten. Austerlitz Zorgt is een voorbeeld
van een groeiend burgerinitiatief. Dorpsbewoners van Austerlitz gaven in een enquête van de
bewonersvereniging aan dat zij niet naar Zeist wilden verhuizen, mochten ze hulp nodig hebben. Dat zou
voor ouderen betekenen dat ze hun vertrouwde omgeving en hun netwerk kwijt zouden raken.
Vanuit de bewonersvereniging zetten bewoners verschillende werkgroepen op met uiteenlopende taken:
Austerlitz Eet, Austerlitz Rijdt, Austerlitz Klust en Austerlitz Beweegt. De coöperatie wil zorgwoningen
realiseren in het dorp. In het Limburgse dorp Ysselsteyn, gemeente Venray, initieerden bewoners de
nieuwbouw van zorgwoningen, ‘t Zorghuus. Het hele dorp betaalde eraan mee.
Knelpunten
Burgerinitiatieven die naast diensten ook zorg willen gaan leveren, komen op het terrein van professionele
zorgorganisaties. Nu het aantal zorgcoöperaties groeit, komen de vrijwilligers van de coöperatie en de
professionals van de zorgorganisatie elkaar steeds meer tegen. De Universiteit Utrecht, ActiZ en het Aedes-
Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg deden onderzoek bij vijf voorlopers over de samenwerking en
aanbevelingen om belemmeringen weg te nemen.
Burgerinitiatieven ervaren nog wel eens knelpunten. Het Platform Zorgcoöperatieve Ontwikkeling Brabant
schreef een open brief rondom knelpunten en pleitte voor onder andere lichtere regelgeving en werken met
dorpsbudgetten. Ook geeft het Platform aan dat coöperaties veel van elkaar kunnen leren. Dit is ook een
van de conclusies uit het onderzoek van Daan Dictus naar burgerinitiatieven.
Platform31 experimenteert in Ruim op die regels met het opruimen van knelpunten in wet- en regelgeving en
knelpunten bij het uitvoeren van bijbehorende procedures van maatschappelijke initiatieven. Het sluit aan bij
wensen van buurtverenigingen, dorpscoöperaties, mantelzorgverenigingen en buurthuisbedrijven. Zij
worden te vaak in de weg gezeten door knellende regels of procedures. Bijvoorbeeld bij maatschappelijke
aanbestedingen, bij het verlenen van vergunningen of door belastingregels. Dit is zonde, zowel voor de
initiatieven als voor de overheid die de participatiesamenleving en Doe-Democratie juist toejuichen.
Meer lezen:
– Verschillende praktijkvoorbeelden en artikelen over burgerkracht rondom wonen-welzijn-zorg.
– Rapport burgerinitiatieven in wonen-welzijn-zorg
– Magazine lokale kracht
– Artikelenreeks Lokale kracht
– Praktijkvoorbeeld: Burgerkracht in Elsendorp en de tien lessen
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
46
Ontwikkelen van woonprojecten voor ouderen: Oud of the box
De publicatie 'Oud of the Box!' toont voorbeeldprojecten, artikelen en dilemma's voor het zelfstandig wonen
in de derde levensfase. Het boekwerk is tot stand gekomen op basis van veertien succesvol gerealiseerde
woonprojecten voor ouderen waarbij juist de wens van de ouderen centraal stond.
Meer informatie: http://www.kcwz.nl/dossiers/woonvariaties/oud-of-the-box-keuzes-voor-ouderenhuisvesting
Woningaanpassingen
Niet alleen de corporatiewoningen, maar vooral de huiseigenaar moet zich realiseren dat hij zijn woning
geschikt moet maken om thuis zijn oude dag met wat meer gemak en comfort door te komen. Er zijn een
aantal dilemma’s:
– Niet altijd zijn er voldoende financiële middelen voor woningaanpassingen.
– Men is zich weinig bewust van het nut en de noodzaak van preventieve maatregelen.
– Men heeft de neiging om woningaanpassingen (te) lang uit te stellen.
– Een verbouwing kost geld wat wordt doorberekend in de huurprijs.
De afgelopen tijd zijn er campagnes geweest om hier de aandacht op te vestigen en is in navolging van de
starterslening door het SVN inmiddels een blijverslening in het leven geroepen.
Langer thuis? Toekomstbestendig wonen begint vandaag!
In de publicatie Langer thuis van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn)
bieden acht projecten inspiratie om het wonen en de woningen van senioren toekomstbestendig te maken.
Er zijn verschilleden projecten gedocumenteerd die de diversiteit aan mogelijke oplossingen weerspiegelen.
De initiatiefnemers verhalen over vallen en opstaan met woningaanpassingsprojecten, domotica of de keuze
nieuwbouw of aanbouw. Deze projecten moeten winst opleveren voor de oudere zelf, in de vorm van
comfort, maar ook voor de samenleving, doordat oudere bewoners in hun woning letterlijk nog goed uit de
voeten kunnen. SVn laat zien hoe financiële instrumenten zoals revolverende fondsen eruit kunnen gaan
zien voor aanpassingen in woningen van eigenaren-bewoners. Onder de naam Blijverslening kan de
gemeente met beperkte kosten ervoor zorgen dat senioren zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Het
stelt ouderen tegen relatief weinig kosten in staat hun huis levensloopbestendig te maken.
Campagne Lang zult u wonen, provincie Overijssel
Publiekscampagne Lang zult u wonen van de provincie Overijssel om haar inwoners bewust te maken van
het langer thuis wonen.
Eenzaamheid
In een sterk individualistische maatschappij is eenzaamheid een reële valkuil. Eén op de drie Nederlanders
is eenzaam volgens onderzoek van TNS/NIPO. De gevolgen van eenzaamheid kunnen groot zijn.
Woningcorporaties en zorgorganisaties spelen een rol bij het voorkomen of verminderen van eenzaamheid. Huismeesters van woningcorporaties kunnen signalen van eenzaamheid opvangen en doorgeven.
Corporaties en zorgorganisaties kunnen ontmoetingsruimten faciliteren en contactbevorderend bouwen.
Daarnaast worden er in veel gemeenten activiteiten georganiseerd zoals de Boodschappen Plus Bus of zijn
er cursussen om vriendschappen te maken en ontmoetingsmiddagen. Er zijn wijkrestaurants waar
woningcorporaties en zorgorganisaties meestal bij betrokken zijn.
Ook qua woonvormen is er steeds meer mogelijk om eenzaamheid te voorkomen, zoals de Thuishuizen,
een woonconcept voor ouderen die dreigen te vereenzamen. Zie hiervoor ook de artikelenreeks van het
KCWZ.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
47
6 Kwaliteit van de voorraad
In dit hoofdstuk:
– Hoe kun je de woningvoorraad normeren (te denken valt aan keurmerken, nieuwbouw/bestaand,
toewijzen van levensloopbestendige woningen, rolstoelbestendig maken),
– wat staat in de WMO-convenanten, en
– welke aanpak van de verhuisketens maakt de mismatch in de woningvoorraad kleiner?
6.1 Classificatiesystemen toegankelijke woningen
Hoe toegankelijk is de woningvoorraad van corporaties? Niet alle woningen voldoen aan alle gestelde eisen,
waardoor corporaties classificatie-systemen hebben ontwikkeld om de woningvoorraad te kunnen indelen op
grond van toegankelijkheid. Deze zijn ook bruikbaar bij de woningtoewijzing. Een voorbeeld is het
sterrensysteem waarin duidelijk wordt in hoeverre de woning toegankelijk en doorgankelijk is met een
rollator of rolstoel. Een woning kan gewaardeerd worden met één tot vier sterren.
Meer informatie:
– Classificatiesystemen toegankelijke woningen
– Handboek voor Toegankelijkheid en het WoonKeur-certificaat
6.2 Gemeente en geschikte woonvoorraad voor zorgvragers
De komende jaren zal de ondersteuning van thuiswonende mensen met langdurige zorg een van de
omvangrijkste opgaven voor gemeenten zijn. Gemeenten krijgen een belangrijke taak in de huisvesting van
deze burgers. Om een goede aanpak en beleidsprogrammering voor de woningvoorraad te ontwikkelen is
cijfermatig inzicht in de geschiktheid van de woningvoorraad noodzakelijk. Deze cijfers geven richting aan de
eigen gemeentelijke acties, maar dienen ook als onderlegger voor de prestatieafspraken die gemeenten
maken met lokale partijen.
Het rapport Zicht op de woningvoorraad voor zorgdoelgroepen beschrijft hoe vijftien gemeenten de kwaliteit
en de geschiktheid van de woningvoorraad voor zorgvragers in beeld brengen.
Woonzorgwijzer
Gemeenten worstelen met een grote diversiteit aan databronnen en kennisinstrumenten rond het thema
wonen en zorg. In het licht van de geschetste huisvestingsopgave hebben gemeenten behoefte aan een
consistent ramingsmodel voor zorgdoelgroepen. Daarop heeft het ministerie van BZK onderzoeksbureau
RIGO opdracht gegeven om een lokaal kennisinstrument te ontwikkelen onder de titel ‘Woonzorgwijzer’.
Platform31 is betrokken als procesbegeleider. Drie pilotgemeenten denken mee over de praktische
gebruikswaarde van het instrument.
Meer informatie:
– Experiment woonzorgwijzer
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
48
6.3 Wonen met zorg in het strategisch voorraadbeleid
Corporaties kunnen vanuit het strategisch voorraadbeleid met vier thema’s inspelen op het wonen en zorg,
te weten:
– fysieke geschiktheid bezit,
– maatschappelijk vastgoed,
– beschikbaarheid / bemiddeling, en
– de rol bij de ondersteuning.
Fysieke geschiktheid bezit
Geschiktheid van het bezit baseert een corporatie op behoefteramingen. De kengetallenmethode leidt tot
overschatting, want de theoretisch ideale situatie wordt niet bereikt en er is te weinig oog voor
generatieverschillen. Dit leidt vaak tot een overaanbod van ouderenwoningen. De huidige woonsituatie moet
meer centraal staan (meer maatwerk). Ook moet een betere registratie van geschiktheid van de
woningvoorraad komen. Er zijn al heel wat pogingen gedaan om ‘geschikt bezit’ af te bakenen. Er is veel
onduidelijkheid over de definitie van ‘geschiktheid’. Maar ook de senior is vindingrijk, want ook buiten deze
voorraad weet men zich te redden. Het is ook een interessante analyse om te kijken welk bezit ongeschikt is
(bijvoorbeeld op het thema mobiliteit).
Bepaalde ingrepen zijn voor het wonen en zorg interessant zoals het samenvoegen van twee
appartementen, waardoor er een betere plattegrond en daarmee een betere voorraad ontstaat. Maar ook
inzet van domotica (maatwerk) of het creëren van buitenruimte.
Maatschappelijk vastgoed
De leegstand in verzorgingshuizen leidt tot transformatiebehoefte. Als er nieuw vastgoed wordt ontwikkeld
dan zijn er specifieke eisen die leiden tot onrendabele top, er zijn weinig mogelijkheden voor langdurige
huurcontracten, er is vrij weinig flexibiliteit en tot slot speelt de Novelle van Blok: wat mag wel en wat niet?
Beschikbaarheid
– Woningbemiddeling is maatwerk (de eisen verschillen per individu).
– Registratie is vaak nog beperkt (geen vastgoedregistratie, maar gekoppeld aan huurcontracten).
– Angst voor verstoring van de reguliere markt in schaarse markten.
Ondersteuning
– Samenwerking gemeente, zorg- en welzijnsorganisaties.
– Participatie in wijkteams en huismeesters (signalering en meer …).
– Organiseren en faciliteren ontmoeting.
– Mogelijkheden domotica.
6.4 Betaalbaarheid, kwaliteit voorraad en doorstroming
Gemeenten maken prestatieafspraken met corporaties over het inspelen van het langer zelfstandig wonen
en het levensloopbestendig maken van de woningvoorraad. Het gaat zowel om verbeteringrepen en behoud
van de goedkope voorraad, want daar ligt een spanningsveld tussen. Corporaties constateren een grote
vraag naar goedkope huurwoningen. Corporaties zien ook oplossingen in doorstroming binnen de
woningvoorraad. Een deel van de oplossing is het doorstromen van oudere bewoners naar een geschiktere
levensloopbestendige woning. Daarbij snijdt het mes aan twee kanten.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
49
De woning die zij achterlaten leidt tot een verhuisketen, waardoor grotere gezinnen in de vrijgekomen grote
woning terecht komen. Dit vraagt wel de nodige zorgvuldigheid. Mensen kunnen te ver bij hun sociale
netwerk vandaan komen te wonen. Voor veel huurders is dat een drempel om te verhuizen.
Een aantal corporaties heeft positieve ervaringen opgedaan een zogeheten seniorenmakelaar. Deze
persoon maakt inzichtelijk welk woningaanbod in de huidige woonbuurt aanwezig is. Echter, kleiner wonen
voor meer geld - de huurprijsverhoging waar veel ouderen in het geval van een verhuizing mee worden
geconfronteerd – maakt dat mensen blijven wonen waar ze zitten. Corporaties experimenteren met het gelijk
houden van de huurprijs. De hogere huurprijs voor de vrijgekomen woning levert al de benodigde inkomsten
op.
Meer weten:
– Senioren in beweging, december 2014
– Sociale woningvoorraad en langdurige zorgvragers, aanpak Utrecht
– Evaluatie verlengde verhuisketen, Rigo
6.5 Verhuurbaarheid seniorenwoningen
Het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg heeft in 2015 zestien corporaties gesproken over de
verhuurbaarheid van hun seniorenwoningen. Van Alkmaar tot Roermond en van Breda tot Doetinchem:
allemaal herkennen ze de problematiek. De corporaties merken dat de vraag naar seniorenwoningen de
afgelopen vijf tot tien jaar is afgenomen. Het is niet zo dat de leegstand in hun seniorenwoningen nu zo
groot is, dat niet. Maar ze geven wel allen aan dat ze seniorenwoningen steeds meer verhuren aan mensen
buiten ‘de primaire doelgroep’, te weten de 55-plussers. Alle corporaties ontwikkelen een eigen aanpak
hiervoor: soms is dit het inzetten van een seniorenmakelaar of doorstroomadviseur, soms is het op een
andere manier presenteren van het aanbod of het wegnemen van de drempels van een verhuizing.
Meer informatie:
– Nieuwsbericht: Leegstand in seniorenwoningen
– Onderzoek Verhuurbaarheid seniorenwoningen, 2015
6.6 Aanpak Breda: geschikt wonen voor iedereen en pictogrammen voor huurder
Vanaf 2004 trekken in Breda de drie corporaties samen op met de gemeente en sinds 2015 ook de
huurderskoepel in de Alliantie Breda. Het vertrekpunt zijn de prestatieafspraken die vierjaarlijks worden
aangepast (zie ook de toelichting hoofdstuk 4). Het geschikt wonen voor iedereen (GWI) is een wijkgerichte
benadering rondom wonen-welzijn-zorg waar sinds 1998 aan wordt gewerkt. Er zijn de Breda vijftien GWI-
gebieden met als doelstelling: voldoende geschikte huisvesting, een toegankelijke woonomgeving, de
aanwezigheid van basisvoorzieningen (winkels, openbaar vervoer, bank/postkantoor en dergelijke) en van
zorg- en welzijnsvoorzieningen.
In 2015 vindt een actualisatie plaats over het GWI-beleid, het zorgvastgoed en het opnieuw invullen van de
samenwerkingsverbanden tussen wonen, zorg en welzijn. Hierbij vindt gelijk het WMO-beleid en het WMO-
convenant zijn plek. De partijen willen duidelijkheid creëren over de verantwoordelijkheid tussen burger,
gemeente en corporatie.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
50
De drie corporaties hebben hun woningbezit voor de lichtezorg-doelgroepen in vier categorieën
onderverdeeld.
1 Ongeschikte woningen
2 Nultreden-woningen (= geen drempels)
3 Levensloopgeschikte woningen (rolstoel- en rollatortoegankelijk)
4 Verzorgd wonen
Voor de huurder werken zij met de onderstaande pictogrammen.
6.7 Domotica en nul-op-de-meter: duurzaam thuis
Een groot deel van de woningvoorraad is volstrekt ongeschikt om daar tot op hoge leeftijd te blijven wonen.
Met Duurzaam Thuis gaat Energiesprong, onderdeel van Platform31, onderzoeken én experimenteren met
energieneutrale (nul-op-de-meter) woningrenovaties in combinatie met het levensloopbestendig maken van
de woningen.
Duurzaam Thuis zet drie experimenten op touw. Een experiment moet inzicht geven in de behoefte aan
woningaanpassingen bij ouderen. De andere twee experimenten richten zich respectievelijk op nieuwe
financieringsmogelijkheden en een vernieuwend aanbod.
Met deze experimenten verkent Duurzaam Thuis welke specifieke marktproposities ontwikkeld kunnen
worden voor een renovatieaanbod gericht op bewoners van 65+. Dat moet uiteindelijk leiden tot:
– Een verhoging van het wooncomfort in relatie tot de (toekomstige) functiebeperkingen van de bewoner op
grond van zijn leeftijd (lichamelijk, geestelijk, sociaal).
– Nul-op-de-meter oftewel energieneutrale woningen.
Tevens onderzoekt Duurzaam Thuis mogelijke financieringsvormen. Daarbij wordt gekeken of bijvoorbeeld
financiering vanuit de WMO, Wlz of de basiszorgverzekering een optie is. En natuurlijk wordt de inzet van de
huidige energierekening als investeringsimpuls nadrukkelijk in de onderzoeken meegenomen.
Trap: opstap aanwezig van twee treden of meer.
Drempelloos: geen of alleen lage/afgeronde drempels (berging en balkon zijn buiten beschouwing gelaten).
Ruime toegankelijkheid: voordeur is 90 cm en er is een draaicirkel van 1.50 x 1.50 m in hal of gang.
55+: woningen bedoeld voor mensen van 55 jaar en ouder
Buitenruimte zonder drempels: balkon of tuin is bereikbaar zonder (hoge) drempels.
Buitenruimte met drempels: er is een drempel van 2 cm of hoger naar balkon of tuin.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
51
Duurzaam Thuis: de omvang van de vraag naar duurzame woningaanpassingen
Ouderen blijven tot op steeds hogere leeftijd in hetzelfde huis wonen, maar nemen nauwelijks maatregelen
om de woning toekomstbestendig te maken. Dat is vreemd en gevaarlijk want door drempels, trappen en
slechte verlichting liggen valongelukken op de loer. Bovendien zullen de energiekosten flink stijgen doordat
ouderen gemiddeld vaker thuis zijn en een hogere kamertemperatuur wensen.
Het rapport Duurzaam thuis is geschreven in het kader van experimentprogramma Duurzaam Thuis als
onderdeel van programma Energiesprong en de Stroomversnelling. Doel van het programma is om samen
met ontwikkelende partijen een aantrekkelijk en betaalbaar renovatieaanbod te realiseren, gericht op oudere
eigenaarbewoners. Dit rapport schetst de urgentie om in actie te komen.
Kansen van domotica
Domotica is een veelbelovende ontwikkeling in de zorg voor mensen die thuis wonen. Er kan op afstand
toezicht worden gehouden op bijvoorbeeld dementerenden of mensen met een verstandelijke beperking,
met onder meer bewegingsmelders, detectiechips, uitluistersystemen en camerabewaking.
Ook wordt techniek ingezet bij menselijke zorgtaken, zoals tilliften of domoticasystemen die deuren
openmaken of dichthouden, aan cameratoezicht en bewegingsmelders die waarschuwen bij onraad. Ook
kent de sociale robot zijn opmars. Het wezenlijk andere aan de sociale en assisterende zorgrobots is dat ze
taken hebben die normaal gesproken alleen door mensen kunnen worden uitgevoerd: communiceren,
animeren, gezelschap bieden. De documentaire Ik ben Alice, gaat over zo’n sociale robot en het laat zien
wat voor rol deze in het leven van mensen kan innemen. Verder biedt het magazine Beter,
Toekomstbeelden van technologie in de zorg, 2015 veel voorbeelden van wonen-zorg.
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
52
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
53
Deelnemers leerkring
Deelnemende corporaties
BrabantWonen
Eigen Haard
Ieder1
Intermaris
Laurens Vastgoed / Laurens Wonen
Laurentius
Mooiland
Parteon
Portaal
Pre Wonen
Sité Woondiensten
St. Volkshuisvesting Arnhem
Stadlander
Vestia Den Haag
Vestia Groep
Vidomes
Viveste
Waterweg Wonen
Wonen Limburg
WonenBreburg
Woningstichting Barneveld
Woonpartners Midden Holland
Woonstad Rotterdam
Woonstichting Centrada
Woonveste
Woonwaard
Gastsprekers
Ministerie BZK
RIBW Alliantie en Federatie Opvang
KCWZ
Platform31
Netwerk Integrale aanpak
Thuishuis
Florence
Rijksuniversiteit Groningen
Hogeschool Arnhem-Nijmegen
Bruishuis en Akker71
Lucas Community, Amsterdam West
Kaleidoskoop Nieuwkoop
Corporatieleerkring in 2016
Het kennisdossier is gebaseerd op de corporatieleerkring Langer zelfstandig wonen, die twee keer is
gehouden: november 2014 – april 2015 en februari – juni 2015. Het concept omvat vier bijeenkomsten
verspreid over de periode van een half jaar. Naast actualiteit en gastsprekers staat het leren van elkaar
voorop.
In 2016 wordt de leerkring wederom aangeboden gericht op de laatste actualiteit en met verdieping op het
rekenen aan herbestemd zorgvastgoed, het huisvesten van GGZ-doelgroep verspreid over de wijk en
samenwerken en organiseren (wie moet ik wat regelen).
Meer informatie: Annette Duivenvoorden, Platform31 ([email protected] en 06 35 11 58
12).
Langer zelfstandig wonen - de opgave voor corporaties
54
Een uitgave in opdracht van Platform31.
Uitgave Platform31
Auteurs : Annette Duivenvoorden, Netty van Triest, Penny Senior, Yvonne Witter en Hilda Kooistra
Drukwerk : Platform P
Opmaak : FMZ Tekstverwerking, Vlaardingen
Hoewel grote zorgvuldigheid is betracht bij het samenstellen van dit rapport, aanvaarden Platform31 en de
betrokkenen geen enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in deze
publicatie vermelde gegevens.
Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt mits de bron wordt
vermeld.
Den Haag, oktober 2015
Postbus 30833, 2500 GV Den Haag twitter: @platform31www.platform31.nl