Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

58
Land van Streuvels Inhoudelijk vooronderzoek Brecht Demasure, Greet Draye en Joris Spolspoel

description

Het ‘Land van Streuvels’ dankt zijn naam aan Stijn Streuvels, literaire vernieuwer uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Stijn Streuvels was het pseudoniem van Frank Lateur, een brood- en banketbakker van opleiding en literaire autodidact. Hij werd geboren in Heule in 1871, bracht zijn jeugd door in Avelgem en verhuisde in 1905 naar Ingooigem waar hij woonde tot zijn dood in 1969. Daar had hij Het Lijsternest laten optrekken. Vanachter het grote raam in zijn schrijfkamer beschreef hij in zijn romans het leven en de natuur van de streek. Hij verwierf er naam en faam mee in binnen- en buitenland. Dit rapport is de neerslag van een inhoudelijk vooronderzoek naar dat ‘Land van Streuvels’.

Transcript of Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Page 1: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van StreuvelsInhoudelijk vooronderzoek

Brecht Demasure, Greet Draye en Joris Spolspoel

Page 2: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels Inhoudelijk vooronderzoek

Brecht Demasure

Greet Draye

Joris Spolspoel

Page 3: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

COLOFON Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek. Dit rapport is het resultaat van een studie uitgevoerd in opdracht van Provincie West-Vlaanderen Het project werd uitgevoerd door Brecht Demasure, Greet Draye en Joris Spolspoel onder leiding van prof. dr. Yves Segers, Interfacultair Centrum voor Agrarische Geschiedenis (ICAG), KU Leuven en Centrum Agrarische Geschiedenis vzw (CAG). Leuven, 2015 Een digitale versie van dit rapport is beschikbaar op www.hetvirtueleland.be. Voor meer informatie: Centrum Agrarische Geschiedenis vzw Atrechtcollege, Naamsestraat 63, 3000 Leuven [email protected] +32 16 32 35 25

Afbeelding cover: Het golvend landschap richting Tiegemberg. Ongedateerde foto door Stijn Streuvels vanaf het

Lijsternest in Ingooigem. © Beeldbank West-Vlaanderen

Page 4: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek
Page 5: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek
Page 6: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 1

INHOUDSTAFEL

Inleiding ....................................................................................................................................... 3

1 Landschappelijke infrastructuur ............................................................................................... 5

1.1 De waterscheidingslijn Leie-Schelde, een natuurlijke barrière .................................................. 5

1.2 Verkeerswegen, een menselijke barrière ................................................................................... 6

1.2.1 Spoorwegen ....................................................................................................................... 6

1.2.2 Verkeerswegen .................................................................................................................. 7

1.3 Deelgebieden en pleisterplaatsen ............................................................................................ 10

1.3.1 Regio I. Noordzijde spoorlijn, noordwestzijde heuvelrug: Anzegem - Heirweg -

Gijzelbrechtegem ........................................................................................................... 11

1.3.2 Regio II. Westzijde heuvelrug: Ingooigem - Vichte (Leievallei) ...................................... 13

1.3.3 Regio III. Scheldevallei Zuiden-Oosten: Tiegem, Otegem, Kaster ................................... 15

2 Een beknopte geschiedenis van de landbouw in Anzegem....................................................... 19

2.1 Agrarische ontwikkeling tot ca. 1800 ....................................................................................... 19

2.2 Een traditionele landbouw (1800-1880) .................................................................................. 20

2.2.1 Een moeilijke periode ...................................................................................................... 20

2.2.2 Op zoek naar alternatieven ............................................................................................. 22

2.3 Boeren in verandering (1880-1950) ......................................................................................... 23

2.3.1 Opnieuw crisis, maar ook industrie ................................................................................. 23

2.3.2 De landbouwsector heroriënteert zich ........................................................................... 24

2.4 Schakel in de voedselketen (1950-2010) .................................................................................. 27

2.4.1 Achtergrond ..................................................................................................................... 27

2.4.2 Belang van de landbouw in Anzegem .............................................................................. 28

2.4.3 Teeltpatroon en veestapel .............................................................................................. 28

3 Ecologie in Anzegem .............................................................................................................. 31

3.1 Hydrografie: Brongebieden en beekvalleien ............................................................................ 31

3.2 Bosgebieden en bosvegetatie .................................................................................................. 32

3.3 Parkdomeinen .......................................................................................................................... 35

3.4 Kleine ecologische landschapselementen ................................................................................ 36

4 Cultuurgeschiedenis ............................................................................................................... 39

4.1 Grote namen............................................................................................................................. 39

4.1.1 Het Lijsternest (Ingooigem) ............................................................................................. 39

4.1.2 Het Sint-Arnolduspark (Tiegem) ...................................................................................... 41

Page 7: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

2

4.2 Twee talen ................................................................................................................................ 43

4.3 Streekspecialiteiten .................................................................................................................. 45

4.3.1 Streekgerechten .............................................................................................................. 45

4.3.2 Streekverhalen................................................................................................................. 46

5 Bronnenmateriaal .................................................................................................................. 47

5.1 Beeld ......................................................................................................................................... 47

5.2 Kaarten ..................................................................................................................................... 49

6 Bibliografie ....................................................................................................................................... 51

Page 8: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 3

Inleiding

Het ‘Land van Streuvels’ dankt zijn naam aan Stijn Streuvels, literaire vernieuwer uit de eerste helft

van de twintigste eeuw. Stijn Streuvels was het pseudoniem van Frank Lateur, een brood- en

banketbakker van opleiding en literaire autodidact. Hij werd geboren in Heule in 1871, bracht zijn jeugd

door in Avelgem en verhuisde in 1905 naar Ingooigem waar hij woonde tot zijn dood in 1969. Daar had

hij Het Lijsternest laten optrekken. Vanachter het grote raam in zijn schrijfkamer beschreef hij in zijn

romans het leven en de natuur van de streek. Hij verwierf er naam en faam mee in binnen- en

buitenland.

Dit rapport is de neerslag van een inhoudelijk vooronderzoek naar dat ‘Land van Streuvels’. Het

aangeleverde materiaal kan de diverse applicaties van het gelijknamige fiets- en wandelroutenetwerk

stofferen met toegankelijke achtergrondinformatie over de ontwikkeling van de landbouw, het

landschap en de lokale cultuurgeschiedenis. Het kan bovendien bijdragen om de historische eigenheid

en identiteit van het gebied te schetsen en te communiceren naar een breed publiek van bewoners en

recreanten in verdere initiatieven.

Het recreatief netwerk waarvan sprake beslaat het gebied met typische natuur- en

cultuurlandschappen die beschreven staan in de werken van Streuvels. Het gaat om de directe

omgeving in het zichtveld van zijn woonst, met name het glooiend landschap rond de heuvelkam

Tiegemberg. Ruimer genomen bevat het ook de landschappen en trekpleisters in de ‘Groene Gordel’

rond Anzegem, voorbij de spoorlijn die de gemeente doorkruist. Ook uit het meer geürbaniseerde

westen in Vichte en Heirweg zijn enkele bijzondere pleisterplaatsen opgenomen. Grosso modo komt

het hele gebied overeen met de gemeente Anzegem en enkele overgangszones zoals de open

landschappen richting Otegem en de bocage en bossen langs de grens met Wortegem-Petegem. De

diverse pleisterplaatsen waarvan informatie en beeldmateriaal wordt aangeleverd, corresponderen

zoveel mogelijk met knooppunten op de toekomstige wandelnetwerkkaart ‘Land van Streuvels’.

Het eerste deel van deze studie beschrijft de bijzondere ligging van Anzegem in het interfluvium van

Leie en Schelde, de heuvelrug die het natuurlijke landschap vormgeeft en waarrond enkele ecologisch

waardevolle zones bewaard zijn. Daarnaast komen de menselijke ingrepen in het landschap aan bod,

met de historische ontwikkeling en fragmentering door verkeersinfrastructuur zoals spoorlijnen en

bebouwing. In een tweede hoofdstuk volgt een historische schets van de ontwikkeling van de

landbouweconomie en teelten in de streek en van de invloed die de modernisering had op het

agrarische landschap. Het derde deel gaat dieper in op de typische vegetatie in het bronnengebied, de

bossen en beekvalleien van Anzegem. In het laatste hoofdstuk wordt de grote en kleine

cultuurgeschiedenis van de regio besproken. Het ‘Land van Streuvels’ was een plaats van literaire

avant-garde en van religieus toerisme met het Sint-Arnolduspark. De beide varianten van het West-

Vlaams die elkaar ontmoeten op de heuvelkam, komen aan bod, naast de vele streekverhalen die

Anzegem rijk is. Het rapport besluit met een overzicht van enkele streekspecialiteiten.

Page 9: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

4

Page 10: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 5

1 Landschappelijke infrastructuur

Joris Spolspoel, CAG

Zoals elders in Vlaanderen vind je in het ‘Land van Streuvels’ alleen nog cultuurlandschappen, het

resultaat van een eeuwenlange wisselwerking tussen mens en natuur. Historische bouwsels,

bosrelicten, het wegenpatroon, kleine stukjes groen: ze vertellen allemaal iets over het historisch

landgebruik in de streek, over oude tradities en de evolutie van het landschap. Eerst komt het

natuurlijke reliëf aan bod, vervolgens de menselijke invloed erop. Er zijn drie deelgebieden te

onderscheiden. Die onderverdeling is van nut in de waardering en groepering van pleisterplaatsen.

1.1 De waterscheidingslijn Leie-Schelde, een natuurlijke barrière

Het landschap en uitzicht van het Land van Streuvels wordt bepaald door de ligging van Anzegem en

haar deelgemeenten in het interfluvium van de Leie en Schelde. Eén van de voornaamste reliëfgolven

in Zuid-West-Vlaanderen, grotendeels parallel aan beide rivieren, verheft zich namelijk een heel stuk

boven de omliggende glooiingen en vormt zo de waterscheidingslijn tussen beide rivierbekkens. Deze

centrale heuvelrug loopt dwars door de gemeente van noordoost naar zuidwest en zorgt aan

weerszijden voor diverse landschapstypes. In noordwestelijke richting strekken de beekvalleien zich

uit richting Leie en in zuidoostelijke richting naar de Schelde. Naar de Leie toe is het verval zacht en

lopen de waterlopen traag over een lang parcours. Aan de kant van de Scheldevallei is het verval van

de beken vanaf Tiegemberg tot de Scheldevlakte doorgaans sneller, korter en steiler.

Het Anzegemse deel van het interfluvium ligt net op de overgang van zandbodems naar leembodems.

Net als de heuvelruggen in de Westhoek en de Vlaamse Ardennen gaat het in feite om gefossiliseerde

zandbanken van een oude zee, in vakliteratuur ‘Diestiaanheuvels’ genoemd. Een andere naam is

‘getuigenheuvels’. Aan de randen van de heuvelrug vinden bestaande reliëfverschillen hun oorsprong

in de erosie van zandduinen, zoals de steilrand aan de Spitaalbossen en de flanken van Tiegemberg.

Deze zandduinen waren oorspronkelijk bedekt met formaties van ijzerzandsteen. Dit gebied was

echter kwetsbaar voor erosie door de beide rivierbekkens van Leie en Schelde zodat de heuvelkam

afgetopt is en veeleer een plateau vormt. De heuveltoppen in de buurt noemt men ook wel

‘kleikoppen’ omwille van de zware ondergrond van klei die door de eeuwenlange waterstromen van

beken is achtergelaten. Streuvels koos een van die kleikoppen in Ingooigem uit om zijn woonst en tuin

op te bouwen. De hoger gelegen gronden op de heuvelrug waren oorspronkelijk sterk bebost maar

opeenvolgende periodes van ontginning en ontwikkeling maakten dat men nu op vele plaatsen zicht

heeft op een open cultuurlandschap. Waar kleine hellingbossen opduiken, is de bovenste grondlaag

doorgaans minder geërodeerd. De natte bovenlaag die achterblijft, is ongeschikt voor landbouw. Deze

bescheiden bosrelicten getuigen van hoe het landschap er eeuwen geleden moet hebben uitgezien.

De geologische achtergrond verklaart mee de diversiteit in landgebruik en begroeiing op verschillende

flanken van dezelfde heuvel. In het noorden bleven wel enkele grotere historische bosgebieden het

landschap bepalen. In het zuiden resten slechts kleine bosfragmenten.

Page 11: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

6

Rondom de heuvelrug ligt een bronnengebied met typische bronbiotopen die de beekvalleien voeden.

De eroderende werking van de beken heeft de flanken van de centrale heuvelkam uitgeschuurd tot

een zacht glooiend reliëfpatroon. Het landschap tussen de dorpskernen bestaat vooral uit glooiende

akkers en kouters, met landschappelijk waardevolle landbouwgronden op de centrale heuvelrug rond

Tiegem, in een driehoek tussen Ingooigem, Kaster en Gijzelbrechtegem. De hoogteverschillen zijn het

meest significant rondom de Tiegemberg (79m hoog) en het gehucht Kruisken (83m hoog) ten noorden

van Gijzelbrechtegem, het hoogste punt in de gemeente Anzegem.

Tot de achttiende eeuw kende Anzegem een geringe bevolkingsdruk en werd het landschapsbeeld

eeuwenlang bepaald door bosjes, woeste heidegronden en kleinschalige, geïsoleerde hoeves. Een

natuurzone waar men nu nog enigszins een impressie kan krijgen van dit oude landschapstype is het

karaktervolle en weinig bebouwde gebied Bouvelo-Hemsrode langs de grens met Wortegem-Petegem.

1.2 Verkeerswegen, een menselijke barrière

De menselijke cultivering heeft de voorbije twee eeuwen enorm ingegrepen in het natuurlijke

landschap. Vanaf de achttiende eeuw begon de moderne ontginning van heidegronden en bosgebied

op grote schaal. De bevolkingsgroei en economische ontwikkeling zorgde bovendien voor nieuwe

woonvormen en meer beroepsactiviteit op het platteland. De bijhorende verkeersinfrastructuur trok

grote, rechte lijnen in het landschap, die sindsdien duidelijke herkenningspunten vormen.

1.2.1 Spoorwegen

De aanleg van spoorwegen had een bijzonder grote impact op het landschapsbeeld. Nadat Kortrijk en

het Leiedal in de jaren 1840 en 1850 een basisnetwerk van spoorlijnen hadden verkregen, gingen

talrijke privémaatschappijen aan de slag om hier een lokaal netwerk aan te verbinden, waarbij ook

landelijke gemeenten als Anzegem en Vichte werden opgenomen. De spoorlijn 89 Kortrijk-Oudenaarde

werd vanaf 1868 uitgebaat door de 'Société Générale d'Exploitation de Chemin de Fer' en volgt nog

steeds haar oorspronkelijk tracé. Ze is aangelegd in een rechtlijnig tracé van oost naar west, zonder

rekening te houden met de natuurlijke landschapsvorm. Voor de passage dwars door de heuvelrug

werd deze gedeeltelijk afgegraven, zodat de bedding met twee sporen er een holle weg vormt. De

rechte vorm en de bebouwing rond de beide stations belemmeren aan weerszijden het zicht op het

open landschap langs de heuvelkam.

Er ontwikkelden zich geleidelijk stationsgehuchten, die verbonden werden met de centra van Anzegem

en Vichte door nieuwe of verbrede wegen. De lintbebouwing langs deze steenwegen rukte geleidelijk

op en deed de woonkernen samensmelten tot één geheel. In de jaren 1900-1910 spreidde ook het

stoomtramnet van de buurtspoorwegen zich uit, smalsporen langs de bestaande wegen met

eenvoudige haltes in afgelegen gehuchten. Deze verbonden de westelijke helft van de gemeente nog

meer met het stedelijke leven en industriële centra. De voormalige halte Sterhoek, midden op de

spoorlijn tussen de stations van Anzegem en Vichte, werd gebruikt door Stijn Streuvels en door die

andere gekende schrijver die in Ingooigem woonde, priester-dichter Hugo Verriest (1840-1922). De

halte Sterhoek werd ondanks veel protest van buurtbewoners opgeheven in 1984 maar de

Page 12: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 7

concentratie aan woningen vormt nog steeds een gelijknamig gehucht. Het stationsgebouw aan de

Vichtsesteenweg bleef bewaard en werd omgevormd tot een gezinswoning.

In het station van Anzegem kon men overstappen op de enkelsporige lijn 66A. Deze voormalige

verbinding takte vanaf 1866 af net ten zuidwesten van de dorpskern van Anzegem. De splitsing is te

zien in het midden van de kaart op afbeelding 3. Zij liep via station Heirweg en Waregem in enkele

langgerekte bogen naar het noordwesten met als eindhalte Ingelmunster. Naast een reizigershalte was

er in Heirweg lange tijd een goederenstation voor het lossen van kolen, kalk en meststoffen en het

laden van suikerbieten. Ook hier zorgde de aantrekkingskracht van het station voor veel woningbouw,

zodat het stationsgehucht Heirweg intussen nagenoeg aansluit op Anzegem-Kruisweg. In 1934 werd

het reizigersverkeer tussen Waregem en Anzegem stopgezet. Nadat ook het goederenverkeer niet

langer rendabel was, werden de sporen in 1950 opgebroken. Het tracé, parallel aan de huidige

Schaagstraat, is nog steeds zichtbaar in de perceelscheiding van wegen en velden en aan enkele

voormalige bareelwachtershuisjes. Net als elders in Vlaanderen zijn gedeelten van de spoorlijn richting

Waregem uitgerust als snelle fietsverbinding. Het tracé in Anzegem zelf is minder intact.

1.2.2 Verkeerswegen

Historisch gezien kende Anzegem steeds een verspreide bebouwing in het open landschap, zoals te

zien is op de kaart in afbeelding 1 en op een uittreksel van de Ferrariskaart (1777) in bijlage. De

economische en demografische ontwikkeling voltrok zich dus meer in het landbouwgebied tussen de

Enkele wetenswaardigheden over Station Anzegem

Oorspronkelijk was het station van Anzegem gepland nabij de Sint-Janskerk en het

dorpscentrum. Door allerlei persoonlijke en politieke belangen werd het echter op enige

afstand aan de oostzijde gelegd, richting Kaster en Elsegem. Er was een grote waterput

voorzien voor de bevoorrading bij het keren van de stoomlocomotief op de terminus van

lijn 66A Anzegem-Waregem-Ingelmunster. De ijzeren slagbomen werden over de

kasseiweg gedraaid door een spoorwegarbeider, de ‘bareelwachter’, die aan het

stationsplein woonde. In de loop der jaren werden nabij het station drie textielfabrieken

opgericht, waaronder in 1918 het fabrieksgebouw van Lepoutre. Dat neemt nog steeds de

helft van de steenweg naar Gijzelbrechtegem in en kreeg een eigen spooraftakking. Deze

weverij, spinnerij en ververij van schapenwol werd ingericht door ondernemers uit de

textielstad Roubaix. Omdat de vruchtbare opbrengst van de omliggende

landbouwgronden alom gekend was, stapten tijdens de Tweede Wereldoorlog honderden

reizigers van heinde en verre af in dit station om zich bij de boeren in de omgeving te

bevoorraden met allerlei voedingswaren zoals boter, graan of aardappelen. Enkele oude

foto’s getuigen van deze toevloed aan reizigers, van wie velen uit Brussel kwamen. Ze

stonden te duwen en te drummen om een plaats te bemachtigen op de al overvolle trein

naar huis.

Page 13: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

8

gehuchten dan vanuit die dorpscentra zelf. Ook de enkele kastelen in de streek speelden buiten hun

naaste omgeving historisch gezien geen rol in de globale landschapsopbouw. Eind achttiende eeuw,

dus vóór de industriële ontwikkeling van de regio, was het open kouterlandschap een lappendeken

van hoeves met een klein stuk grond. Op de heuvelrug lag een fijne mozaïek van landelijke wegen en

enkele bovenlokale verbindingswegen, doorgaans in een smal, kronkelend tracé en van

minderwaardige kwaliteit. De algemene structuur van het huidige wegennet is overigens verbazend

goed herkenbaar op oud kaartenmateriaal, gezien de ontwikkeling van Anzegem zich grotendeels

voltrok langs bestaande paden, weliswaar rechtgetrokken en verbreed en dus prominenter zichtbaar

in het landschap. Om zoveel mogelijk percelen te bereiken was er naar achterin gelegen erven vaak

een insteek met een bomenrij aan weerskanten van een landweg. Vaak worden dergelijke dreven naar

afgelegen hoeves nog steeds in stand gehouden.

De overtollige grond van de werkzaamheden voor de spoorwegbouw in de jaren 1860 werd gebruikt

om de centrale noord-zuidverbinding, de verkeersweg N494 boven op de heuvelkam, kunstmatig op

te hogen. Zijn traject volgt stelselmatig de waterscheidingslijn en bepaalt in grote mate het zicht tussen

de dorpskernen van Anzegem en Tiegem. De weg biedt dan ook een weids panorama aan beide zijden,

bijvoorbeeld aan de picknickplaats ter hoogte van de Sprietstraat enkele honderden meters

noordwaarts vanaf Tiegemberg. Men heeft er een open zicht op het golvend landschap van

Landergem-Sterhoek in het westen en aan de oostkant op een bronvijver.

Tussen beide rivierbekkens werden op regelmatige afstand grote regionale autowegen aangelegd

dwars op de heuvelrug. Deze verbindingen vormen harde barrières met lintbebouwing in het

landschap, maar ze versterkten tegelijk de economische ontwikkeling van de streek. Meer nog dan de

andere dorpen kenden Vichte en Heirweg in het westen een sterke urbanisatiegolf in de jaren 1960

met de bouw van verkavelingswijken en een sterke groei aan ondernemingen en handelszaken in het

landschap. De idee van ruimtelijke ordening deed geleidelijk zijn intrede in die periode en veranderde

de relatie tussen dorp en ommeland grondig. Voor nieuwe woonkernen wordt daardoor een

duidelijker scheiding gemaakt tussen geschikte bebouwbare ruimtes in dorpscentra en de omliggende

‘open’ ruimte die voor landbouw en natuur is bestemd. Toch is het interfluvium door de twintigste

eeuw heen een complex landschap geworden. Verspreide bebouwing en economische activiteiten zijn

onlosmakelijk verbonden met het landschap en leven op de heuvelrug. Het oude landschapspatroon

uit de tijd van Streuvels is dus niet langer overal herkenbaar.

Page 14: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 9

Afbeelding 1 - Situatie van verspreide bebouwing en kleine dorpen op het einde van de achttiende eeuw

Afbeelding 2 - De bebouwing en het wegennet anno 2005. Cartografie: K. Van Herck, B. De Meulder en S.

Hoornaert, Metamorfosen: een ruimtelijke biografie van de regio Kortrijk, Intercommunale Leiedal, 2010.

Page 15: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

10

1.3 Deelgebieden en pleisterplaatsen

De tot hiertoe besproken natuurlijke en menselijke barrières, hebben samen het landschap historisch

gestructureerd. De combinatie van infrastructuurlijnen en natuurlijke reliëfgolvingen vormt de

scheidingslijnen voor drie deelgebieden. Hoewel deze landschapsopdeling enigszins artificieel lijkt en

gebieden in elkaar overlopen, helpen ze in dit rapport om de verscheidenheid aan landschapstypes te

beschrijven en om pleisterplaatsen te groeperen. Sommige trekpleisters vormen net de overgang en

verbinding tussen twee deelgebieden, zoals de uitzichtpunten op de heuvelkam.

Bij de voornaamste POI’s hoort telkens een vijftal regels uitleg, corresponderend met bijgevoegde

kaart (https://www.google.com/maps/d/edit?mid=zpslupv3gTvA.kGSm2p6a_wd8), en waar mogelijk

een begeleidende foto. Het aantal sterren voor de bezienswaardigheden op de kaart (van 1 tot 3) geeft

aan hoe interessant de site is. Drie sterren *** staan voor prioritaire centrale haltes met recreatieve

functie. Twee sterren ** staan voor vermeldenswaardige haltes op de netwerkkaart. Eén ster * staat

voor andere interessante sites of landschapsbeelden op de routes. De meeste van deze

pleisterplaatsen zijn door de gemeente en toeristische diensten reeds voorzien van een (historisch)

infopaneel ter plaatse.

Afbeelding 3 - Schermbeeld van de kaart van de regio Anzegem - Land van Streuvels met de grote assen die de

drie besproken deelgebieden begrenzen.

Page 16: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 11

Voor de quotering is rekening gehouden met enerzijds recreatieve aspecten, zoals de toegankelijkheid,

het toeristisch en familiaal ‘belevingselement’ en de ligging aan fiets- en wandelroutes (vb. Groene

Gordel). Anderzijds weegt ook de historische achtergrond door, zoals de representativiteit voor de

lokale identiteit (ontwikkelingstrajecten) en de toegang tot relevante informatie en beeldmateriaal.

Een buitenbeentje is het bouwproject voor een nieuwe uitkijktoren*** voor recreanten waarvan de

precieze locatie nog te bepalen is. Gezien het belevingselement en de vergezichten op de omliggende

landschappen zal de toekomstige locatie vanzelfsprekend ook drie sterren waard zijn.

1.3.1 Regio I. Noordzijde spoorlijn, noordwestzijde heuvelrug: Anzegem -

Heirweg - Gijzelbrechtegem

Een eerste zone ligt ten noorden van de spoorlijn en de waterscheidingslijn en loopt zacht af naar de

Leievallei. Kenmerkend voor het noordwesten van Anzegem zijn de vlakke en licht glooiende

landbouwgronden, die zowel voor weiland als voor akkers worden gebruikt. De zandgronden waren

vroeger veel meer bebost. Waar de Ferrariskaart (1771-1777) nog het omvangrijke boscomplex

Winsbergh Bos situeert tussen Vichte en Heirweg, strekt zich nu een specifiek landschap van open

graslanden met waardevolle bomenrijen uit. Dit weidecomplex met de naam Diepgrond staat onder

druk van oprukkende bebouwing en intensieve landbouw. Dergelijke kenmerkende

landbouwlandschappen en bossen in dit noordelijke gebied worden uitgebreid in kaart gebracht en

beschermd als ankerplaats voor hun bijzondere ecologische waarde.

Op de golvende, landelijke wegen net ten noorden van Anzegem-Centrum zijn de hoogteverschillen

duidelijk voelbaar voor fietsers en wandelaars. Ter hoogte van een bronbosje in de Petegemstraat*

ligt een interessant uitkijkpunt. In de waardevolle natuurzone rond Ouden Heirweg wordt momenteel

geïnvesteerd in bosuitbreiding bij het Hemsrodedomein**, het uitgraven van poelen en de

bescherming van authentieke landschapselementen.

Naar het oosten toe ligt het dorp Gijzelbrechtegem**, in de volksmond ook Grijsloke geheten. Vroeger

was de kleine gemeente uniek in Vlaanderen omdat alle inwoners eigenaar waren van hun eigen

woonst. In het zomerseizoen bleven de meeste huizen echter lange tijd leegstaan omdat de bevolking

op het omliggende platteland werkte of elders in steenbakkerijen of (Noord-Franse) fabrieken. De

Kleine Kluiswandelroute in en rond Gijzelbrechtegem telt talrijke panorama’s, waaronder die in

Blaarhoek en in het gehucht ’t Kruisken (83m). Een van oudsher bekende herberg en winkel in

kruidenierswaren met die naam was gelegen op de hoek van de Holstraat met de Dolderstraat en

Kruiskestraat. Dit plateau biedt een weids uitzicht, noordwaarts naar de Leievallei en zuidwaarts naar

de Scheldevallei.

Page 17: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

12

Onder meer rond het gehucht Heirweg* komen geregeld toponiemen voor die verwijzen naar oude

kasseiwegen of Romeinse heirbanen. Hier moet men echter voorzichtig mee omspringen. Vele

heirwegen blijken namelijk typisch middeleeuwse wegen te zijn, waarvan slechts bepaalde stukken

kunnen teruggaan op nog oudere tracés. In West-Vlaanderen zijn helaas geen authentieke

landschapskenmerkende sporen uit de Romeinse tijd bewaard gebleven. Onderzoekers situeren het

tracé van Romeinse heirbanen meestal net ten noorden van Anzegem, langs de Ouden Heirweg**.

Deze lange landelijke weg met bochtig tracé kromt ten noorden van het Hemsrodedomein langs de

hoeve ‘De Barze’ uit 1642, afgeleid van de voormalige ‘Auberge’ waar reizigers te paard langs de oude

steenweg Kortrijk-Oudenaarde halt hielden. Op kaarten uit de achttiende eeuw is duidelijk te zien hoe

de toenmalige steenweg Kortrijk-Oudenaarde vanaf Heirweg langs Kruisweg en Ouden Heirweg liep

om vervolgens het Bouvelobos te doorkruisen. Het gehucht ‘Kruisweg’* ontstond rond enkele

herbergen waar eeuwenlang een kruising was met de steenweg St-Eloois-Vijve-Ronse. Mogelijk lag

hier of iets verderop het tracé de kruising van de heirbaan Bavai-Oudenburg met die van Kassel naar

Tongeren. In 1918 werd de kruising gedynamiteerd bij de Duitse terugtocht.

Watermolen van het Goed te Walskerke*** Deze hoeve aan de Maalbeek gaat terug tot de 15de eeuw

en herbergt de enige maalvaardige watermolen in West-Vlaanderen. De molen werd gebouwd in de

17de eeuw maar het metalen buitenwerk dateert van begin vorige eeuw. Vroeger bediende hij de

bakkers in de omgeving. Nu maalt hij gerst en haver voor de voedselbevoorrading van de dieren op de

hoeve. Op oude kaarten is te zien dat het water vroeger werd verzameld in een nabijgelegen

spaarvijver. De molen is reeds sinds 1900 in eigendom van het OCMW van Harelbeke en kende recent

enkele grondige restauraties. De boer-molenaar houdt het rad geregeld draaiende en ontvangt

toeristen voor een rondleiding.

Voor de POI’s Spitaalbossen*, Kasteelpark Hemsrode** en Bouvelobos*: zie 3.2.

Centrale ijkpunten in het open landschap, zoals kerktorens en kapelletjes, getuigen van de

verstrengeling van de streekontwikkeling met een diepgeworteld katholicisme. De talrijke

voetwegels, kerkwegels of tegelpaden ernaartoe zijn vaak de kortste verbindingen tussen de

dorpskern en afgelegen gehuchten met geïsoleerde hoeves. In de streek komen veelvuldig

kapelletjes voor, doorgaans op een tweesprong van wegen en in gehuchten zonder eigen kerk.

Vroeger waren er traditioneel processies van kapel naar kapel. Veldkapellen tussen de akkers

en langs veldwegen vormden toen een rustplaats voor arbeiders en passanten. Ze blijven een

gemeenschapsvormende rol spelen in lokale tradities. Zo is er sinds 1980 eind augustus de

jaarlijkse loopwedstrijd ‘Dwars door Grijsloke’ met de Bouvelokapel aan ’t Kruisken** als

startpunt. Op het routenetwerk is deze locatie tevens een rustplaats met zitbank en

oriëntatietafel met een panorama vanaf de kouters over de Vlaamse Ardennen.

Page 18: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 13

1.3.2 Regio II. Westzijde heuvelrug: Ingooigem - Vichte (Leievallei)

Het licht glooiende landschap rond Ingooigem, in de volksmond ook wel Yvegem genoemd, ten westen

van de heuvelkam behoort tot de Leievallei. Deze zandleemgronden zijn in gebruik als weiland en

akkerland, met vooral intensieve teelten zoals groententeelt in open lucht. Samen met de uitgestrekte

fruitboomgaarden op de helling naar Tiegem klopt hier het hart van de tuinbouw in de streek.

Lijsternest/Streuvelshuis*** Stijn Streuvels woonde van 1905 tot aan zijn dood in 1969 in het

Lijsternest op deze kleikop net ten zuiden van Ingooigem. Vanuit het raam van zijn werkkamer had hij

een weids uitzicht over het sierlijke heuvellandschap van Tiegem. Dit landschap waar de schrijver vaak

vertoefde, kunnen bezoekers zelf verkennen door vanaf het museum de klim naar Tiegemberg aan te

vatten op de Streuvelswandelroute. Deze klim via de Waashoek, Tjampensstraat en Hellestraat loopt

door een prachtig golvend landschap met talrijke voetwegen. In zijn testament drukte Streuvels de

wens uit dat zijn ‘Lijsternest’ als een monument tot zijn nagedachtenis zou bewaard worden. Ook de

tuin, waar Streuvels de bomen beschreef die hij er eigenhandig aanplantte, is als monument en

dorpszicht beschermd. De provincie West-Vlaanderen opende er in 2014 het vernieuwde museum

Lijsternest. Tussen april en oktober kunnen bezoekers er de sfeer van vroeger opsnuiven in een

interactieve rondleiding op computerapp. Tijdens de wintermaanden nemen schrijvers er hun intrek

om er inspiratie uit te putten voor hun eigen literaire creaties.

Landergemmolen** Deze korenmolen nabij het gehucht Sterhoek vormt een goed oriëntatiepunt

vanaf Tiegemberg en is makkelijk te benaderen vanaf de Pastoor-Verrieststraat. In de heerlijkheid

Landergem stond reeds sinds de vijftiende eeuw een houten staakmolen maar de huidige constructie

dateert van 1781. Hij werd ingezet voor het malen van graan tot 1942. Nadien werd hij erkend als

monument en vanaf 1965 vormde hij het middelpunt van de jaarlijkse ‘Landergemse

Sinksenmolenfeesten’. Ondanks ingrijpende renovatiewerken is hij nog steeds onstabiel en niet-

toegankelijk.

Chicorei-ast Landergemhoeve* Bij de Landergemhoeve staat nog een weeghuisje voor de

mechanische weegbrug van een oude cichoreiast. In deze droogoven verwerkte men chicorei, een

witlofachtige plant die in de negentiende en vroege twintigste eeuw populair was ter vervanging van

koffie voor minder gegoede mensen. In de Leiestreek was de chicoreiproductie economisch erg

belangrijk. In het seizoen, vanaf oktober, zag je overal rokende asten. Veel asten zijn nu afgebroken of

verbouwd, maar die van de familie Delezie is goed bewaard gebleven. Het is het hoge gebouw met de

blinde muren en de verluchtingskap, naast een boerderij gelegen. Hier verwerkte men tot in 1957 de

wortels tot verpakte cichorei van het merk Morgendauw. Stijn Streuvels snoof vanuit zijn Lijsternest

de pittige geur op die vrijkwam van gebrande cichoreibonen. Hier hoorde hij Hutsebolle de ruifel

hanteren en ‘vloeken lijk ne ketter’. De schrijver vond er in 1926 de inspiratie voor zijn meesterwerk

Het leven en de dood in den ast.

Hellebos – Hellestraat – Braamstraat** Het Hellebos is een relict van de uitgestrekte bossen die hier

vroeger op de hellingen lagen. Het bos met eiken en haagbeuken zelf is niet toegankelijk maar langs

de Hellestraat en de Helleweg aanschouwt men een bijzonder landschap met idyllische weilanden,

Page 19: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

14

hellingweiden genoemd. Ze vormen een zogenaamd bronamfitheater voor het bronwater dat hier

ontspringt. Ook de nabijgelegen Braamstraat met talrijke zijwegen en voetwegen in betontegels is

geschikt voor vergezichten en om de reliëfgolven van de kleine beekvalleien te aanschouwen.

Vichte

De groei van Vichte afgelopen decennia situeert zich vooral in het ‘nieuwe centrum’. Ten zuidwesten

ervan is het voor wandelaars en fietsers rustig toeven in het oude, middeleeuwse centrum langs de

Kasselrijbeek. Hier zwaaiden eeuwenlang de feodale heren Van Der Vichte de plak. De plaats bezit

enkele interessante historische bouwsels.

Oud kasteel* Het Oud Kasteel aan de Vichteplaats was de woonst van het geslacht Van der Vichte. Het

voornaamste relict is de merkwaardige toegangspoort aan de brug naar de binnenplaats. Rond het

privédomein is ook een brede ringgracht bewaard, een groene oase nabij de oude kerk.

Kerkdreef* Deze mooie knoteikendreef vormt een groene verbinding tussen Beukenhofpark en de

Oude Kerk en het Kasteel van Vichte. Ze bestaat uit een 70-tal knoteiken of ‘tronckeecken’. De dikste

bomen hebben een stamomtrek van meer dan 3 m. Ze staan reeds afgebeeld in de ‘Flandria Illustrata’

van Sanderus uit de 17de eeuw. Deze inheemse zomereiken zijn een zeldzaam voorbeeld van een oude

dreefbeplanting in eigendom van feodale heren, die georiënteerd werd op kerken en waarbij een

traditioneel knotbeheer werd gevoerd, om het kostbare hakhout buiten het bereik van het

knabbelende vee te houden.

Oude kerk* Dit vrij goed bewaard romaans kerkje is gebouwd in Doornikse steen. Het mooie portaaltje

in Vlaamse barokstijl dateert van 1779. Door de snelle groei van Vichte verhuisden de misvieringen in

1962 naar een nieuwe kerk ten noordoosten van het centrum. Deze kerk is nu beschermd als cultureel

patrimonium en blijft in gebruik voor allerlei culturele activiteiten zoals tentoonstellingen en

concerten.

Voor de POI Beukenhofpark***: zie 3.3

Page 20: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 15

1.3.3 Regio III. Scheldevallei Zuiden-Oosten: Tiegem, Otegem, Kaster

Tiegem en Kaster vormen een aaneengesloten open kouterlandschap met sterke reliëfglooiingen langs

de heuvelkam. Meer naar het zuidoosten richting Scheldevallei wordt het landschap opnieuw vlakker.

Op de meest geschikte zandlemige gronden liggen overwegend uitgestrekte kouters. Ondanks de

grootschalige ruilverkaveling door boeren de afgelopen decennia zijn hier heel wat kleine

groenelementen in het landschap bewaard. Tiegem, Kaster en Otegem tellen een grote concentratie

aan trage wegen: smalle onverharde paden zonder gemotoriseerd verkeer, veelal langs weiden, huizen

en achtertuinen. Deze aloude openbare veldwegen en bospaden zijn raadpleegbaar in een historische

inventaris, de Atlas der Buurtwegen (circa 1846). Er zijn specifieke wandelroutes beschikbaar die de

wandelaar langgerekte paden van betontegels doen ontdekken.

Het straatdorp Kaster is gevestigd aan kouters met goede landbouwgrond op een hoogte van 39m,

halverwege op een lichte helling die naar het zuiden is gericht en zicht biedt op de Scheldevallei. Net

buiten het dorp aan de noordzijde heeft men vanaf de tegelpaden tussen de akkers een uniek uitzicht

op de kerk en het centrum. Te voet naderend, lijkt de kerk er als het ware uit de grond op te rijzen

vanachter de heuvelkam. De Kasterbeek loopt van west naar oost door het dorp en vormt een vallei

met natte laaggelegen gronden. Er zijn drie omwalde sites bewaard, waarvan er twee het centrum

vormden van een heerlijkheid, het Goed te Corbie en het Goed te Bassegem. Aan de buitenzijde van

het dorp situeren zich enkele gehuchten op de minderwaardige gronden met in het noordoosten het

driesgehucht Brouck en in het zuidoosten de Haelendries. Kaster wordt voor het eerst vermeld als

Castra in 1075 en is afgeleid van het Latijnse ‘castrum’, wat lijkt te verwijzen naar de aanwezigheid van

een Romeins legerkamp. In de grensgebieden van het Romeinse rijk refereren plaatsnamen vaak naar

een verdedigingsfunctie. Archeologische bewijzen van een kamp werden tot hiertoe niet gevonden.

Opgravingen leverden wel duidelijke sporen op van een echte nederzettingskern (1ste-3de eeuw) met

Romeinse woonhuizen, zowel in Kaster als Tiegem. Een tweede concentratie van Gallo-Romeinse

aanwezigheid bevond zich iets ten oosten waar resten van dakpannen en aardewerk werden

aangetroffen.

Dorpszicht Kaster ** Vanop de kouters op de heuvelkam net ten noorden van de kerk ligt een lange

kerkwegel van betontegels met panorama op het dorp en omgeving. Ook de landelijke fietswegen

bieden prachtige verzichten.

Hoeve ‘Goed te Corbie’ ** Aan de Varentstraat net buiten het dorp ligt één van de grote historische

boerderijen van het gebied, die vroeger het centrum van de gelijknamige heerlijkheid vormde. Ze is

genoemd naar de beroemde abdij van Corbie aan de Somme in Picardië. De hoevegebouwen zijn

omringd door een brede watergracht. Het hoevecomplex is in modern beheer uitgegroeid tot een

omvangrijk akkerbouwbedrijf van ongeveer 100 ha.

Page 21: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

16

Voor de POI Bassegembos*: zie 3.2.

Tiegem

Tiegemberg** De heuveltop ligt op een hoogte van 79 meter. De heuvel is historisch gezien sterk

bebost. Vooral aan de westzijde is dit groen behouden. In het centrum van Tiegem en rond de

begroeide Tiegemberg is de gewaarwording van het omliggende landschap dus gering. Na enkele

stappen op de wandelpaden rondom doemen echter talrijke vergezichten op in verschillende

richtingen, ook naar de Scheldevallei en de Vlaamse Ardennen. Typisch zijn de vele bronbeekjes die

ontspringen rond een hoogte van 60 meter. Bij de afdaling van de oostelijke heuvelflank van

Tiegemberg langs de Bergdries, krijgt men ter hoogte van een boerderijtje zicht op idyllische

hellingweiden met op de achtergrond de Sint-Janskerk van Anzegem, die in 2014 in de as is gelegd

door een grote brand. Langs de hellingen vormen terrassen en taluds een duidelijke grens tussen de

percelen, al dan niet met (knot)bomen of struiken begroeid. Langs de kammen tussen twee valleien

liggen voornamelijk grote akkerlandpercelen. De meeste wegen lopen langs deze kamlijnen naar de

top van de Tiegemberg. De vele holle wegen hebben een hoge natuurwetenschappelijke waarde

omdat de diversiteit in vegetatie een rijke fauna aantrekt. Vele soorten vogels en zoogdieren vinden

er een vlucht- en nestelplaats. Ook amfibieën voelen zich thuis in de bermen van holle wegen. Door

de grote verschillen in samenstelling van de bodem en de lichtinval van de zon ontstaan zelfs op korte

afstand verschillen in begroeiing, zoals tussen de linker- en rechterzijde van de weg. Op de

zonbeschenen kant komen bijvoorbeeld meer plantensoorten voor die veel zonlicht verdragen.

Over de omgeving van Tiegemberg sprak Stijn Streuvels zich lyrisch uit in Land en leven in Vlaanderen:

‘Onder het hoge blauw van de hemel strekt de bodem als een onmetelijk kleurenbord waarop al de

mogelijke schakeringen van ‘t groen der vruchten een harmonie vormen die onder ‘t wisselend licht

van de dag in altijd nieuwe mengeling van akkoorden, tot een machtige zang samenvloeien.’

De Witte Bergmolen of Stampersmolen** op de top vormt een goed herkenningspunt. In 1880 werd

deze stenen windmolen gebouwd ter vervanging van een houten exemplaar uit 1735. De bijnaam

Stampersmolen kreeg hij door de stampers waarmee de olieslagerij van de houten molen was

uitgerust. Tot in 1915 bleef ook de stenen molen als oliemolen in dienst, voor het pletten van

De Varentstraat* start aan de oostkant van het dorp op de fietsroute richting Kerkhove en

Schelde en is een gekende kasseistrook bij wielertoeristen, met bijnamen als ‘de helleweg’. Pas

in 1891 werd de weg verhard en later met essen omzoomd. Voordien lag er een aarden weg

met erlangs verschillende chicorei-asten. Wegens het Romeinse verleden van Kaster beweert

men dat de steenweg op deze plek oorspronkelijk deel uitmaakte van de oude Romeinse

heirbaan tussen Bavai en Oudenburg. Hij werd recent gerestaureerd om de veiligheid te

verhogen en opnieuw in aanmerking te komen als passage in de Ronde van Vlaanderen. Net

als enkele andere trajecten in het wandel- en fietsroutenetwerk doet ze dus dienst in

wielerwedstrijden door de Vlaamse Ardennen. Zo wordt de Holstraat* in het parcours

opgenomen voor de klim vanuit Anzegem naar ’t Kruisken. Hoewel de kasseiwegen op

Tiegemberg reeds sinds de jaren 1960 zijn geasfalteerd, blijft ook deze helling een ijkpunt in

de wielersport, met gasthof ‘Het Vossenhol’ als referentiepunt. Dit was ook een vast rustpunt

voor Stijn Streuvels tijdens zijn natuurwandelingen rond Tiegemberg.

Page 22: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 17

oliehoudende zaden als lijnzaad, koolzaad en raapzaad. Daarna werd hij omgevormd voor het malen

van graan. Sinds 1960 is de molen een beschermd monument maar als privébezit is hij niet toegankelijk

voor het publiek. In 1987 werd hij op enkele meters afstand volledig heropgebouwd. Vlakbij staat een

houten uitkijktoren uit 1908, die vroeger veel parkbezoekers uit het aanpalende Sint-Arnolduspark

aantrok om van het panoramisch zicht te genieten. Schrijver Omer Wattez (1857-1935) beschreef in

1913 het panorama vanop de uitkijktoren. Met een verrekijker zag hij aan de horizon 'de torens van

Doornijk, Kortrijk en Tielt, het uurwerk der nader staande torens van Tiegem en Ingooigem, naar het

Zuidoosten toe Kluisberg en Quaremont, naar het noorden toe de hoogte van Wortegem en

Bouveloobosch met de kerktorens van Gijselbrechtegem en Ansegem. Naar het oosten toe zien we

Kaster.' Tegenwoordig staat de toren echter binnen de omheining van een villa en is hij ontoegankelijk.

Dolageweg * Een zitbank aan de zuidwestflank biedt een panorama (72m) op de hellingen in de vallei

van de Sint-Arnoldusbeek, beplant met grote fruitboomgaarden met diezelfde naam 'Dolage', op

Tiegem-dorp, de Scheldevallei met de elektriciteitscentrale van Ruien en de heuvels van de Vlaamse

Ardennen. De zuidelijke heuveltop met Tiegemdorp (53m) is eigenlijk een uitloper van de Tiegemberg

die door de erosie van de Sint-Arnoldusbeek en de Nederbeek gedeeltelijk is afgescheiden van de rest

van Tiegemberg. De Helleboshoeve is een semi-gesloten hoeve met ten zuiden ervan een steil talud

begroeid met bomen. De hoeve zelf is nog vrij gaaf en weinig verstoord door nieuwbouw. Rond het

nabijgelegen hof Ter Linden liggen enkele zeer recente bebossingen met eik en linden.

Voor de POI Sint-Arnolduspark***: zie 3.3.

Otegem

Op de grens met Otegem vormt de begroeide beekvallei Ter Biest* een belangrijk

natuurverbindingsgebied, behorend tot het Scheldebekken. De vallei kenmerkt zich door laaggelegen,

vochtige weilanden omzoomd met taluds. In tegenstelling tot naburige landbouwzones hebben de

karakteristieke grasweiden er nog niet overal plaats geruimd voor akkerland, zodat ook enkele typische

landschapselementen zijn bewaard, met name kleine bosjes en populieraanplantingen. Otegem wordt

bejubeld in volgend oud versje: ‘Tiegem, berg en dal, Yvegem lang en smal, maar Otegem, de fleure

van al’. Vooral het oostelijk deel van Otegem is licht glooiend. Op een hellende weide werd hier ‘de

Vlasschaard’ van Stijn Streuvels verfilmd. Vanuit de Neerhoek heeft men een prachtig uitzicht op

Tiegemberg en op de torenspits in Ingooigem. Naar het westen toe ligt een interessante halte in het

open landschap. Op het wandelpad van Diesveld* rest een toegangspoort en een hoeve op de plaats

waar ooit het ‘kasteel te Diesveld’ stond.

Page 23: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

18

Literatuur:

L. Blockeel, Vichte in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1973.

Cel monumenten en landschappen West-Vlaanderen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen:

inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie West-Vlaanderen. Gemeente Anzegem, Brussel,

2006 (www.inventaris.onroerenderfgoed.be).

B. De Meulder en T. Vandenbroucke, ‘Het Leie-Schelde-interfluvium: theater van de bricolage’, in:

OASE. Tijdschrift voor Architectuur, 63 (2004), p. 110-139.

E. Decoene en D. Libbrecht, ‘Landschap in beeld, de Scheldevallei vanop Tiegemberg’, in: Klimop, 3

(2014), p. 27-29.

L. Denewet, ‘Watermolen ter Walskerke’, ‘Landergemmolen’ en ‘Stampersmolen’, op: Database

‘Belgisch Molenbestand’ (http://www.molenechos.org/).

B. Deseyn, ‘Mijn dorp Otegem’ (http://users.telenet.be/mijnwereld/mijndorp/otegem.htm).

W. Dhaeze e.a., ‘Onderzoeksbalans Onroerend Erfgoed Vlaanderen, Romeinse tijd, 5.6.2.1 Het

wegennet’ (https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/archeologie/

romeinse_tijd/bronnen/archeologisch/wegennet).

P. Diriken en G. Van de Genachte, De Landschapskenmerkenkaart West-Vlaanderen, Eindrapport

Landschapszorg in Vlaanderen. Aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van

bovenlokaal belang, Brussel, 2000, p. 2-7.

Intercommunale Leiedal, 100 Dagen Groene Sporen Zuid-West-Vlaanderen, Brugge, 2013.

Intercommunale Leiedal, Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Anzegem, Brugge, 2005.

P. Kevers, Belgische spoorlijnen (http://users.telenet.be/pk/lijnen.htm).

H. Leinfelder, ‘Analyse van studiegebied Interfluvium Leie-Schelde’, in: Open ruimte als publieke

ruimte, Gent, 2007, p. 237-256.

Natuur-Koepel Zuid-West-Vlaanderen, Stapsteentjeswandeling in Tiegem, Wandelbrochure, 2009.

F. Speleers, Anzegem in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1996.

F. Vermeulen, Tussen Leie en Schelde. Archeologische inventarisatie en studie van de Romeinse

bewoning in het zuiden van de Vlaamse Zandstreek, Gent, 1992.

Page 24: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 19

2 Een beknopte geschiedenis van de landbouw in Anzegem

Brecht Demasure, CAG Anzegem vormt een grensgebied tussen de zand- en zandleemstreek. Het noordwestelijke deel van de

gemeente behoort tot de zandstreek terwijl het zuidoostelijk deel van het gebied aansluit bij de

zandleemstreek. De vruchtbare zandleemgronden zijn goed geschikt voor de akkerbouw. Op de

heuveltoppen zijn de bovenste zand- en zandleemlagen quasi volledig weggeërodeerd. Die bodem is

bij regenval snel verzadigd. De vruchtbare bodem weerspiegelt zich ook in het landschap. Meer dan

60% van de totale oppervlakte van de gemeente is akkerland. De landbouw bepaalt sterk het karakter

van de open ruimte.

2.1 Agrarische ontwikkeling tot ca. 1800 In de periode voor 1800 was Anzegem, net zoals de rest van Vlaanderen, een agrarisch gebied onder

aristocratisch bewind. Volgens de Ferrariskaart (1771-1777) kenmerkte Anzegem, Vichte, Ingooigem,

Tiegem, Kaster en Gijzelbrechtegem zich als een homogeen agrarische streek met een kleinschalige

percelering en een vrij verspreide bebouwing. De hagen en houtkanten die de weilanden afbakenden,

versterkten de indruk van een kleinschalig lappendeken. De landbouwactiviteiten strekten zich uit op

de zandleembodems op de hoger gelegen kouterruggen (ten zuiden van Tiegem-Kaster). De

meerderheid van de bevolking woonde en werkte verspreid over het platteland. Thuisarbeid kwam

vaak voor. Arbeiders vervaardigden tegen lage lonen eenvoudige nijverheidsproducten zoals textiel.

Bij het traditionele landbouwbedrijf weerspiegelde het teeltplan zowel de familiale behoeften als de

weinige mogelijkheden die de techniek bood. Alle landbouwbedrijven waren gemengde bedrijven, wat

zo bleef tot diep in de twintigste eeuw. Ze steunden op een evenwicht tussen akkerbouw en veeteelt.

De landbouwgrond moest vooral broodgranen zoals rogge en tarwe en vanaf de achttiende eeuw ook

aardappelen opbrengen. Daarnaast was er – afhankelijk van de grootte van het areaal – ruimte voor

hooiland, nijverheidsgewassen (zoals vlas) en veevoeders. Het vee leverde vlees en zuivelproducten

maar ook trekkracht en mest voor het bevruchten van de akkers. Het gemengde landbouwbedrijf

bewaakte het evenwicht tussen de productie voor eigen gebruik en voor verkoop op lokale en

regionale markten. Oorlogen, epidemieën en hongersnood verstoorden tot het begin van de

negentiende eeuw vaak de rurale samenleving, maar na de moeilijke periodes volgde steeds een

herstel.

Tot aan de achttiende eeuw is de informatie over de ontwikkeling van de landbouw in het Anzegemse

beperkt. De meerderheid van de hoeves waren bedrijven met een beperkte oppervlakte. Door het

heersende erfsysteem, waarbij de eigendom werd opgesplitst, werden de hoeves en bewerkbare

oppervlaktes nog kleiner. Naast de keuterboeren waren er een aantal grotere hofsteden.

Deze deden meestal beroep op landarbeiders om de velden te bewerken. Enkele van deze

herenboerderijen in Anzegem waren het Goed ten Houte, het Goed ten Heede, Wulfskerke

(Walskerke), Landergem en het Goed ten Bulke. In Kaster was er het Goed ter Zele, in Tiegem het Goed

ten Broeke en het Steenen Goed, in Ingooigem het Goed ter Mote, het Goed ten Walle, het Goed ter

Page 25: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

20

Biest en het Goed ten Oeste. Ter Zele en Ten Oeste hadden grote kudden schapen die herders en

scheerders werk bezorgden.

Dankzij verbeteringen in de akkerbouw – met onder meer het verdwijnen van de braak – , een

intensievere veeteelt met permanente stalling en de introductie van de aardappel nam het

productievolume en de bodemproductiviteit toe op het einde van de achttiende eeuw. Het was een

proces van vallen en opstaan. Veeziekten bleven bijvoorbeeld een groot probleem. In 1773 brak in

Anzegem de rundveepest uit. De drie besmette dieren werden afgeslacht en een schutkring werd

aangelegd rond het getroffen landbouwbedrijf. Een dertigtal hoeves – die samen 71 koeien hadden –

werden in quarantaine geplaatst.

2.2 Een traditionele landbouw (1800-1880)

2.2.1 Een moeilijke periode

Tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw bereikte de Belgische landbouw haar limieten. De

combinatie van aanhoudende bevolkingsgroei, extreme grondversnippering en hoge pachtprijzen

vereiste een steeds hogere opbrengst en diversificatie van teelten en gewassen. Kleine boeren waren

steeds meer verplicht om een aanvullend inkomen te vinden in niet-agrarische activiteiten zoals

huisnijverheid. Veel keuterboeren in West- en Oost-Vlaanderen hadden zich naar de rurale

linnennijverheid gericht. Tijdens de wintermaanden werkten ze als wever of spinner. Door de opkomst

van Engels mechanisch gesponnen en geweven linnen werden de marges echter steeds kleiner. De

afzet verliep steeds moeilijker. Vanaf de jaren 1830 werd de crisis voelbaar in de regio.

Het wankele evenwicht tussen bevolking en landbouwproductie raakte in de jaren 1840 volledig

verstoord door verschillende misoogsten. In 1845 mislukte de aardappelteelt volledig, het jaar daarop

faalde de roggeoogst. De voedselprijzen op de markt verdubbelden. De inkomsten uit de

linnennijverheid daalden verder. Meer produceren tegen nog lagere prijzen was eenvoudigweg

onmogelijk. Door het falen van de aardappel- en graanoogst – die in een normaal jaar goed was voor

80% van het menu – brak in Vlaanderen een grote hongersnood uit. Een derde tot de helft van de

Vlaamse bevolking was veroordeeld tot de bedelstaf. De bevolking was bijzonder vatbaar voor

epidemieën. Vanaf 1846 sloeg gedurende enkele jaren een moordende tyfus toe en in 1848-1849

woedde er een golf van cholera. De manke medische kennis en de uiterst gebrekkige hygiëne

verbeterden de toestand er niet op.

Volgens de landbouwtelling van 1846 leefden er in Anzegem en huidige deelgemeenten bijna 5.000

mensen rechtstreeks van de landbouw. Op een totale bevolking van 11.767 betekende dat iets minder

dan de helft van de inwoners in de regio hun hoofdkomen uit de landbouw haalden. Door de crisis zou

het aantal inwoners trouwens lange tijd stabiel blijven en zelfs licht dalen. In familieverband werkten

er 2531 mannen en 1627 vrouwen in de primaire sector. Daarnaast waren er 822 betaalde helpers,

waarvan 495 mannen en 327 vrouwen. De landbouwers konden ook rekenen op talrijke dagloners.

Het cultuurareaal in het Anzegemse in 1846 – in volle crisisperiode – toont een aantal opvallende

vaststellingen. Zo is meer dan 60% van het beschikbare akkerbouwareaal gereserveerd voor de teelt

van graangewassen. Het areaal grasland was vooralsnog vrij beperkt. Binnen de graangewassen is

Page 26: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 21

tarwe de populairste teelt in de gemeenten Tiegem, Kaster en Gijzelbrechtegem. Niet toevallig zijn dit

de dorpen met de meest vruchtbare bodems. In die dorpen neemt tarwe 42% tot 48% van de

graangewassen in. In Vichte daarentegen – met een onvruchtbare zandbodem – is dat slechts 2%. Het

voornaamste gewas in Vichte en Anzegem is rogge, goed voor respectievelijk 63% en 55%. De

bodemstructuur vertaalt zich duidelijk in het cultuurareaal.

Aardappelen namen ongeveer 10% in van het akkerbouwareaal. De populaire knol diende niet alleen

voor de voeding van de bevolking maar ook als veevoeder. Bij de andere voedergewassen was vooral

klaver populair. Nijverheidsgewassen waren even belangrijk als aardappelen. De belangrijkste

gewassen waren vlas en koolzaad. Tabak, cichorei en hop werden amper geteeld in de regio.

Peulvruchten (erwten, wikken, bonen) waren een minder belangrijke teelt.

Tabel 1: Cultuurareaal in Anzegem in ha (1846)

Anzegem Kaster Tiegem Ingooigem Vichte

Gijzelbrech-tegem

Tarwe 108,24 100,13 188,75 126,26 4,81 15,01

Masteluin 52,39 43,93 96,63 37,57 1,46 9,00

Rogge 289,61 46,17 62,42 189,55 136,41 9,81

Haver 48,18 23,47 23,81 35,56 20,86 2,09

Overige 29,47 21,27 16,94 10,93 51,98 0,44

Graangewassen 527,89 234,97 388,55 399,87 215,52 36,35

Peulvruchten 35,01 16,28 43,33 39,69 16,76 2,11

Vlas 68,80 23,94 41,76 52,73 35,19 2,38

Koolzaad/raapzaad 36,05 26,30 20,31 26,90 16,49 1,66

Overige 1,99 0,60 0,62 0,26 0,09 0,17

Nijverheidsgewassen 106,84 50,84 62,69 79,89 51,77 4,21

Aardappelen 99,35 31,00 49,14 61,32 40,70 7,88

Rode/witte klaver 83,27 38,71 62,48 66,77 34,47 5,22

Overige 8,8 0,73 5,77 9,99 3,15 0,55

Voedergewassen 92,07 39,44 68,25 76,76 37,62 5,77

AKKERBOUW 861,16 372,53 611,96 657,53 362,37 56,32

GRASLAND 61,77 31,97 28,54 36,90 26,49 3,18

OVERIGE 109,08 27,68 56,74 130,87 42,73 4,59

TOTAAL 1032,01 432,18 696,27 825,30 431,60 64,09 Bron: Recensement d’Agriculture, 1846.

Page 27: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

22

2.2.2 Op zoek naar alternatieven

Door de excentrische ligging van de regio Anzegem in het arrondissement Kortrijk werd het gebied

aanvankelijk niet opgenomen in de sterke economische ontwikkeling en verstedelijking van de

Leievallei. Die industriële ontwikkeling entte zich vooral op lijninfrastructuren: wegen, rivieren en

spoorwegen. Hierdoor ontstond een polarisatie tussen industriële centra zoals Kortrijk en Waregem

en agrarische gebieden zoals Anzegem en Avelgem. Pas in een tweede fase werd de streek aangesloten

op een bovenlokale infrastructuur, onder meer door de aanleg van de spoorwegen Kortrijk-Brussel in

1868 en Ingelmunster-Anzegem in 1866.

Om aan de ellende te ontsnappen, trokken veel West-Vlamingen tijdens de tweede helft van de

negentiende eeuw naar Noord-Frankrijk waar ze werkten in de moderne textielindustrie. Een groot

aantal landarbeiders (dagloners) trok eveneens naar Frankrijk waar ze als seizoenarbeider aan de slag

gingen in de suikerfabrieken, cichoreiasten en steenbakkerijen. Het zaaien en rooien van bieten waren

belangrijke landbouwactiviteiten in Frankrijk. Veel inwoners uit de regio gingen aan de slag als

seizoenarbeider. Zij hadden een relatief hoog inkomen aangezien hun loon per prestatie werd

berekend. Hoe langer de werktijd, hoe hoger het inkomen. Afstomping en uitputting waren de

keerzijde van de medaille. De seizoens- en grensarbeid piekte na de aanleg van de tramlijn Harelbeke-

Vichte-Ingooigem-Tiegem-Waarmaarde-Berchem in de periode 1900-1910.

Nieuwe teelten zoals suikerbieten en cichorei zorgden voor een stabiel werkaanbod. Suikerfabrieken

waren er evenwel niet in Anzegem. De cichoreiteelt bracht in de asten veel en zwaar werk met zich

mee, maar was in principe vrij goed betaald. Het meesterwerk van Stijn Streuvels Leven en dood in den

ast is, zoals eerder aangehaald, een literaire getuigenis van die periode.

Naast emigratie ontsnapten de bewoners van Anzegem en omgeving aan de ellende door zich

intensiever naar de vlasnijverheid te wenden. In plaats van vlas te spinnen en linnen te weven, richtten

de landarbeiders zich tot de vlasteelt en de bewerking van het vlas. Ze trokken naar de oevers van de

nabijgelegen Leie. De vlassers stichtten niet enkel roterijen in de nabijheid van de rivier; ze richtten

ook fabriekjes op waar het vlas voor en na het roten werd bewerkt. Na verloop van tijd was de

vlasbewerking ook gesitueerd op de hoeves zelf. Veel boerderijen hadden na 1900 hun eigen rootput

(betonnen put gevuld met water om de stengel van de vlasvezel los te weken).

Page 28: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 23

Afbeelding 4 - Het centrum van Gijzelbrechtegem met op de voorgrond een hondenkar (1911). Bron: Debrabandere P. en Maddens N., Ook hier zijn we groot geworden: het nijvere arrondissement Kortrijk 1890-1940, Kortrijk, 1985.

2.3 Boeren in verandering (1880-1950)

2.3.1 Opnieuw crisis, maar ook industrie

Rond 1880 verzeilde de Belgische landbouw in een grote crisis. Die werd veroorzaakt door de massale

import van goedkope Amerikaanse en Russische tarwe, de zogenaamde Agricultural Invasion. Door de

grote percelen, de vroege landbouwmechanisatie en de introductie van stoomschepen leverde

Amerika een veel goedkoper product af. De netto-import van graan in België verzesvoudigde van

250.000 ton in 1875 tot 1.500.000 ton in 1910. Naarmate de invoer toenam, daalden hier de prijzen.

De traditionele graanteelt kon daar niet tegen op.

De landbouw moest zich noodgedwongen heroriënteren. Veel landarbeiders ruilden hun job op het

platteland in voor betaald werk in de fabriek. De Industriële Revolutie, die zich doorzette tijdens de

eerste helft van de negentiende eeuw, draaide op volle toeren. Door de groeiende welvaart en de

betere transportinfrastructuur kreeg de boer grotere afzetmogelijkheden. De uitbouw van het spoor-

en tramnet vanaf de jaren 1890 zorgde voor een betere ontsluiting van het platteland.

De industrialisatie drong ook door tot Anzegem maar concentreerde zich rond de spoorwegen en

stationsbuurten. Vooral in Vichte en Anzegem vestigden zich nieuwe fabrieken. De overige

deelgemeenten behielden hun ruraal karakter. De ontwikkeling van de textielnijverheid nam de

Page 29: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

24

negentiende-eeuwse vlas- en linnenproductie op in een industrieel verband. De textielsector was de

motor van de industriële ontwikkeling van het ganse arrondissement Kortrijk. Bekende bedrijven in de

streek waren Steverlynck (Vichte, 1875), Bekaert (Vichte, 1892), Lecluse (Tiegem, 1898) en Lepoutre

(Anzegem, 1918). In Vichte alleen werkten er in 1910 344 mensen in de katoenweverijen, in 1937

waren dat er 1432.

Door de introductie van elektriciteit aan het begin van de twintigste eeuw evolueerden de

vlasnijverheid en de landbouwactiviteit naar een gedifferentieerde bedrijvigheid. Uit de vlasbedrijven

ontstonden nieuwe familiale ondernemingen zoals weverijen, ambachtelijke bedrijven en

bouwbedrijven. De halfbroers Paul en Adolf Verhaeghe richtten in 1892 in Vichte de gelijknamige

brouwerij op. Na de Eerste Wereldoorlog – toen de brouwerij door de Duitsers werd ontmanteld –

nam de brouwerij een herstart met de productie van bieren van lage gisting. Na de Tweede

Wereldoorlog richtte de brouwerij zich ook naar speciaalbieren met als specialiteit de typische West-

Vlaamse roodbruine bieren (Vichtenaar en Duchesse de Bourgogne).

2.3.2 De landbouwsector heroriënteert zich

In algemene termen nam de productiviteit van de Vlaamse landbouw gestaag toe vanaf het einde van

de negentiende eeuw. In plaats van akkerbouw werden tuinbouw en vooral veeteelt de voornaamste

landbouwsectoren. Een eerste reden voor de productiviteitsgroei was een toegenomen specialisatie.

Regio’s schakelden vlugger over naar gewassen die beter bij hun bodemgesteldheid pasten. Een

correcter gebruik van stalmest en vooral de introductie van kunstmeststoffen deden de

bodemproductiviteit toenemen. Dat resulteerde in een hoger rendement voor akkerbouwgewassen.

Een tweede element voor de toegenomen landbouwproductiviteit lag in de technische evolutie na de

Eerste Wereldoorlog. Doeltreffende machines en nieuwe wetenschappelijke inzichten inzake

bemesting, zaad- en veeveredeling en veevoeding leidden tot betere prestaties van de

landbouweconomie. Maar voor landelijke gebieden als het Anzegemse mag het belang daarvan niet

overschat worden. De landbouwmechanisatie stond er aan het begin van de twintigste eeuw nog op

een laag pitje. In 1910 waren er vijf vaste stoommachines en negen locomobiles (verplaatsbare

stoommachines) verspreid over de gemeente. De locomobiles bevonden zich allemaal in Ingooigem en

dienden hoofdzakelijk om graandorskasten aan te drijven. In Anzegem stonden ook drie niet nader

gespecifieerde landbouwmachines aangedreven door petroleum.

Rond het einde van de negentiende eeuw was veeteelt de belangrijkste sector in Vlaanderen. Tijdens

het interbellum was de veeteelt twee tot vier keer zo belangrijk als de akkerbouw met een aandeel

van ongeveer tweederde in de totale landbouwoutput (de waarde van de geproduceerde goederen).

Door de toegenomen welvaart lag een stukje vlees in het bereik van steeds meer mensen. De

landbouwsector vertoonde in de periode 1880-1950 echter geen uniform karakter. Hij bestond uit

grote, rijke herenboeren en kleine, armoedige keuterboeren. Naast landbouwers met veel areaal in

eigendom waren er veel boertjes die slechts een kleine lap grond bewerkten en soms geen vee hadden.

Het aantal keuterboeren steeg tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw. Hun hoofdinkomen

haalden ze vooral uit loonarbeid in de industrie.

De omvang van de Belgische veestapel nam spectaculair toe. In 1910 waren er liefst drie keer meer

varkens in België dan in 1880: 1.350.000 tegenover 450.000. De stijging zette zich voort tijdens de

Page 30: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 25

volgende decennia. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog waren er ongeveer twee miljoen

varkens in het land. Zowat iedereen op het platteland kweekte een eigen varken. Runderen en vooral

dan koeien werden gekoesterd op de boerderij. Ze vertegenwoordigden een aanzienlijk kapitaal. Met

melk kon immers kaas en boter geproduceerd worden. Bovendien leverden runderen mest die van

belang was voor de vruchtbaarheid van akkers en weiden. Via een gerichte selectie werd aan

rundveeverbetering gedaan. Men streefde naar zogenaamde ‘dubbeldoelkoeien’: dieren die zowel

veel vlees als veel melk leverden. Ook in Groot-Anzegem groeide de veestapel. In 1910 waren er 391

paarden, 4402 runderen, 3019 varkens, 134 schapen en 929 geiten.

Landbouwonderwijs en -voorlichting raakten langzaam ingeburgerd. Om sterker te staan, verenigden

landbouwers zich in boerenbonden en landbouwverenigingen. De Belgische Boerenbond, opgericht in

1890, werd op korte tijd de grootste van het land en bood haar leden verschillende diensten aan. In

Anzegem werd de lokale boerengilde in 1907 opgericht. De andere deelgemeenten volgden na de

Eerste Wereldoorlog zoals Tiegem (1919) en Ingooigem (1920), of zelfs pas tijdens of na de Tweede

Wereldoorlog zoals Vichte (1944) en Kaster (1945). Bij de lokale boerenbond konden de individuele

landbouwers terecht voor onder meer ondersteuning en advies. Aan het Instituut Sint-Vincentius in

Anzegem werd rond 1930 een nieuwe landbouwschool verbonden, ook gekend als

pluimveeteeltschool. Vanaf 1945 volgden meisjes er hogere studies tot landbouwregentes.

Het teeltpatroon in Anzegem voor de Eerste Wereldoorlog vertoonde grote gelijkenissen met dat van

het midden van de negentiende eeuw. De nadruk lag op de teelt van broodgranen. De helft van het

akkerbouwareaal werd erdoor ingenomen (zie tabel 2). Rogge bleef het voornaamste gewas met een

areaal van bijna 700 ha in de verschillende dorpen samen. Bij de nijverheidsgewassen was de grote

oppervlakte cichorei opvallend (300 ha). Dat was meer dan het areaal vlas (211 ha). De cichoreiteelt

scoorde in het Anzegemse bovengemiddeld. De teelt nam ongeveer 9% van het areaal akkerbouw in.

De nationale cichoreiteelt daarentegen was slechts goed voor 0,4% van akkerbouwareaal in België.

Cichorei diende als vervanger van koffie. Aardappelen namen in 1910 16% van het akkerland in.

Anzegem en Vichte waren de uitschieters met elk bijna 20%.

In vergelijking met 1846 valt bij de telling van 1910 op dat er veel meer grasland was. Zowat in alle

deelgemeenten van Anzegem – uitgezonderd Gijzelbrechtegem – was het areaal hooi- en weiland fors

toegenomen. De verschuiving van akkerbouw naar veeteelt was één van de voornaamste redenen

hiervoor. Door de intensivering van de landbouw was trouwens ook het bosbestand gereduceerd.

Tijdens het interbellum nam het bosareaal verder af ten voordele van weiden en akkers. De

tuinbouwsector zou in de regio Anzegem pas vanaf de jaren 1980 tot volle expansie komen.

Page 31: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

26

Tabel 2: Cultuurareaal in Anzegem in ha (1910)

Anzegem Kaster Tiegem Ingooigem Vichte

Gijzelbrech-tegem

Tarwe 87,58 75,08 133,42 94,54 28,08 13,35

Rogge 338,95 41,08 68,95 143,53 94,00 8,62

Haver 160,66 46,97 82,88 85,19 51,03 13,74

Overige 4,29 1,09 4,53 9,46 2,70 0,60

Graangewassen 591,48 164,22 289,78 333,20 175,81 36,31

Peulvruchten - - 1,76 1,00 - -

Vlas 91,32 17,12 30,98 46,95 23,82 0,94

Chicorei 126,26 34,25 44,43 58,39 29,40 6,66

Suikerbieten 16,49 13,84 19,97 3,52 0,55 0,67

Overige 3,25 1,02 0,95 2,42 2,61 0,25

Nijverheidsgewassen 237,32 66,23 96,33 111,28 56,38 8,52

Aardappelen 244,11 42,52 70,20 100,42 63,21 11,36

Voederbieten 71,80 21,59 32,75 51,82 19,33 3,83

Overige 6,35 1,03 5,22 1,53 1,46 0,53

Knolgewassen 78,15 22,62 37,97 53,35 20,79 4,36

Rode/witte klaver 95,39 34,31 49,26 47,54 18,88 3,28

Voedermaïs 2,73 - 0,25 - - 0,16

Overige 9,06 0,36 6,57 0,05 - 1,53

Voedergewassen 107,18 34,67 56,08 47,59 18,88 4,97

AKKERBOUW 1258,24 330,26 552,12 646,84 335,07 65,52

Hooiland 85,61 18,15 31,91 28,17 21,04 1,93

Weiland 70,74 17,75 22,92 26,35 43,03 0,66

Overige 12,48 13,48 1,19 3,33 0,17 0,10

GRASLAND 168,83 49,38 56,02 57,85 64,24 2,69

BOSSEN 60,62 7,63 23,90 25,16 2,59 -

OVERIGE 72,94 9,38 33,34 21,91 2,23 2,67

TOTAAL 1560,63 396,65 665,38 751,76 404,13 70,88 Bron: Recensement d’Agriculture, 1910.

Page 32: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 27

Afbeelding 5 - Een Anzegemse landbouwer ploegt zijn land om met hulp van twee koeien (voor 1914). Bron: Debrabandere en Maddens, Ook hier zijn we groot geworden.

2.4 Schakel in de voedselketen (1950-2010)

2.4.1 Achtergrond

De landbouwsector en het platteland ondergingen na de Tweede Wereldoorlog een ware

metamorfose. Technologische innovaties (introductie van machines en klimaatresistente teelten),

groeiende internationalisering (globalisering) en meer overheidsingrijpen zorgden impliciet voor een

versnelde afname van het aantal landbouwbedrijven en arbeidskrachten. Door wetenschappelijke en

technologische vooruitgang namen veeteelt, tuin- en akkerbouwproductie fors toe. De oprichting van

het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in 1962 structureerde alles in een grotere

(internationale) markteconomie.

Na de Tweede Wereldoorlog wijzigde het Belgische landschap drastisch. Toenemende

schaalvergroting, scheiding van functies en spreiding van activiteiten over het gebied leidden tot een

ander ruimtegebruik. Ook de regio Anzegem ontsnapte niet aan de infrastructurele ontwikkelingen.

Het wegennet werd systematisch vernieuwd en verbeterd. De autosnelwegen E17 en E403 in Zuid-

West-Vlaanderen, de verbreding van de Leie, Schelde en het kanaal Bossuit-Kortrijk en de aanleg van

industriezones ondersteunden de economische ontwikkeling van de regio. Voor de ontsluiting van

Anzegem was het netwerk van bovenlokale verbindingen met deze grote assen belangrijk. Vanaf 1970

onderging Anzegem een (tweede) grote suburbanisatiegolf.

Zowat alle landbouwsectoren kenden vanaf de jaren 1950 een aanzienlijke productiestijging. De

veeteelt was verantwoordelijk voor ongeveer tweederde van de landbouwproductie. De

Page 33: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

28

tuinbouwsector had de akkerbouw bijgehaald. De tuinbouwsector nam ongeveer een kwart van de

Belgische landbouweconomie in. Het landbouwareaal kwam echter onder druk te staan, ook in het

Anzegemse. Reeds op het einde van de jaren 1960 bleek dat de productie veel sneller steeg dan de

interne vraag en de afzetmogelijkheden op de internationale markt. Om de productieoverschotten te

beperken, werkte Europa een herstructureringsplan uit. Productiequota en –drempels werden

geïntroduceerd om vraag en aanbod in overeenstemming met elkaar te brengen. De landbouwcrisis

van de jaren 1990 deed sommige landbouwers uitkijken naar nieuwe mogelijkheden. In de landbouw

van de éénentwintigste eeuw zijn duurzaamheid en milieu belangrijke thema’s.

2.4.2 Belang van de landbouw in Anzegem

De Anzegemse landbouw veranderde fundamenteel in deze periode. De hoger geschetste

(inter)nationale ontwikkelingen zijn ook van toepassing voor de Streuvelsgemeente. De afnemende

werkgelegenheid, de kleinere beschikbare ruimte en de mondiale concurrentie stelden bijzondere

productie-eisen. De landbouw onderging een proces van toenemende schaalvergroting en

intensivering. Door ruilverkaveling werd het aantal percelen verminderd en de akkers en weiden

vergroot. Toch is Anzegem nog één van de meest landelijke gemeenten van het arrondissement

Kortrijk door haar omvangrijk landbouwareaal. De verspreide huisvesting en de lintbebouwing zorgden

echter voor een zekere graad van versnippering.

Rond het jaar 2000 hadden de Anzegemse boeren 2750 hectare cultuurgrond in eigendom of pacht.

Aangezien de totale oppervlakte van Anzegem 4178 hectare bedraagt, is 66% van het grondgebied

ingenomen door landbouwactiviteiten. Dat is beduidend meer dan het gemiddelde van het

arrondissement Kortrijk (53%). Op de velden zijn echter steeds minder bedrijven actief. Het aantal

landbouwbedrijven daalde in de periode 1980-2000 van 309 naar 231. Daarvan werden er 94 in

hoofdberoep uitgebaat, 89 in nevenberoep en 48 zonder bedrijfsmatige exploitatie. De afname van

het aantal bedrijven deed zich overal in Vlaanderen voor. Dit was het gevolg van enerzijds de

schaalvergroting en anderzijds de veranderde bestemming van landbouwgrond. In 2010 waren er in

Anzegem nog 138 land- en tuinbouwbedrijven actief. De werkgelegenheid in de primaire sector kende

ook een dalende trend. In 1980 werkten in Anzegem 432 personen in de landbouw (familiale en niet-

familiale arbeidskrachten samen), dertig jaar later waren dat er 248.

De gemiddelde oppervlakte cultuurgrond per landbouwbedrijf is tussen 1977 en 1994 in Anzegem licht

toegenomen, namelijk van 9,04 hectare naar 11,40 hectare. De gemiddelde oppervlakte van de

landbouwbedrijven uitgebaat in hoofdberoep bedroeg 23,30 hectare. Ongeveer 33% van de gronden

waren in 1994 eigendom van de landbouwer, 67% werd gepacht.

2.4.3 Teeltpatroon en veestapel

Net zoals de rest van de Vlaamse landbouw, wijzigde het Anzegemse teeltpatroon na 1950. Het

grootste gedeelte van de landbouwcultuurgrond in de gemeente werd als akkerland gebruikt (zie tabel

3). In 1980 was dat 69% en in 2010 zelfs 76%. Het grote aandeel aan akkerland is uiteraard het gevolg

van de vruchtbare bodem in de regio van het Leie-Schelde interfluvium. Enkel in de gemeenten Spiere,

Avelgem en Zwevegem (vooral dankzij de deelgemeenten) is het aandeel akkerland groter.

Page 34: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 29

Het aandeel van de graangewassen in het totale cultuurareaal viel terug. In 1980 namen de

graanteelten nog éénderde in, in 2010 was dat gezakt naar 18%. Tarwe heeft rogge volledig

verdrongen als voornaamste graanvariëteit. Opvallend voor Anzegem is de daling van de

nijverheidsgewassen. In veel gemeenten groeide die teelt sterk door een toename van de oppervlakte

suikerbieten. De vraag naar suiker kwam vanuit de voedingsindustrie. Maar in Anzegem daalde het

areaal nijverheidsgewassen (voornamelijk suikerbieten) van 12% naar 7%. De oppervlakte ingenomen

door aardappelen schommelt rond 14-15% van het totale cultuurareaal.

Het aandeel van de voedergewassen is daarentegen enorm toegenomen van 11% (1980) naar 22%

(2010). De reden hiervoor ligt in de quasi verviervoudiging van het areaal maïsteelt. Maïs werd heel

populair in de tweede helft van de twintigste eeuw. De explosieve groei van de maïsteelt was te danken

aan klimatologisch aangepaste soorten, de optimalisatie van zaai- en oogstmachines en vooral door

de goede bewaarmogelijkheden als veevoeder. Maïs had trouwens de kwaliteit om een grote

hoeveelheid meststoffen op te slorpen, wat een belangrijke troef was in gebieden met een intensieve

runder- en varkensteelt.

Grasland neemt in het Anzegemse cultuurareaal een derde in. In 2010 is dat aandeel wel gezakt tot

24% maar permanente weiden blijven de voornaamste grondbezetting in de gemeente. Fruitteelt en

groenten zijn in mindere mate aanwezig in Anzegem. De lage score van de tuinbouwsector is

opvallend. Zeker gezien Midden-West-Vlaanderen zich vanaf de jaren 1960 ontpopte als centrum voor

de groenteteelt in openlucht. De aanwezigheid van het Provinciaal Centrum voor Land- en Tuinbouw

(het huidige Inagro), de ontwikkeling van de groenteverwerkende industrie en de oprichting van de

REO-veiling (Roeselare) zorgden voor een grote stimulans. In 1980 was de tuinbouwsector in Anzegem

nagenoeg onbestaande. De laatste decennia is dat patroon gewijzigd. In 2000 waren groenten (in open

lucht) en fruit goed voor 6% van het cultuurareaal, in 2010 was dat reeds 13%.

De veestapel nam na 1950 enorm toe in de Anzegemse gemeenten. Door de intensificatie van de

productie groeide de varkens- en pluimveeteelt enorm. De kweek van kippen en varkens werd

losgekoppeld van het beschikbare landbouwoppervlak. Het niet-grondgebonden karakter maakte de

varkensteelt uitstekend geschikt voor kleine bedrijven. In Anzegem waren er in 1980 18.433 varkens

of liefst zes keer meer dan in 1910. De recente evolutie toont een afname: in 2010 waren er 14.511

varkens in de gemeente. De pluimveeteelt blijft evenwel groeien. In 1980 waren er bijna 120.000 stuks

pluimvee, in 2010 zijn dat er meer dan 140.000 stuks, waarvan 39% leghennen en 61% vleeskippen.

Rekening houdend met het omvangrijke areaal akkerland, is het verrassend dat het gemiddeld aantal

stuks pluimvee per oppervlakte-eenheid in Anzegem hoger ligt dan het gemiddelde in het

arrondissement Kortrijk. De rundveestapel kende in de gemeente geen grote wijzigingen. In 1980

waren er 6523 runderen. Dertig jaar later waren er 4.853, wat ongeveer hetzelfde was als in 1910.

Page 35: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

30

Tabel 3: Cultuurareaal in Anzegem in ha (1980-2010)

Cultuurgrond 1980 2010

Bouwland

Granen

Tarwe 534,34 328,59

Rogge 4,11 -

Gerst 311,83 31,56

Maïs 18,74 91,36

Andere 27,87 6,01

Totaal 896,89 457,52

Nijverheidsgewassen 360,75 190,04

Aardappelen 408,57 403,15

Peulvruchten 1,40 -

Voedergewassen

Maïs 110,18 392,18

Tijdelijke weiden 125,04 169,71

Andere 103,25 23,11

Totaal 338,47 585,01

Groententeelt (openlucht) 16,23 332,06

Sierteelt + tuinbouwzaden 0,82 0,32

Braakland 2,95 1,73

Totaal 2026,08 1969,83

Boomkwekerijen en boomgaarden 12,54 17,58

Blijvend grasland 890,07 613,50

Serreteelt 0,52 2,42

Tuinen eigen gebruik 7,93 0,91

TOTAAL CULTUURAREAAL 2937,11 2604,24

NIET-LANDBOUWOPPERVLAKTE 138,31 61,10 Bron: 15-mei telling 1980 en 2010.

Literatuur: Agriculture. Recensement général (15 octobre 1846), Brussel, 1850.

Agriculture. Recensement général de 1910, Brussel, 1913-1920.

Landbouwstatistieken 15-mei telling, 1980 en 2010.

P. Debrabandere en N. Maddens, Ook hier zijn we groot geworden: het nijvere arrondissement Kortrijk

1890-1940, Kortrijk, 1985.

B. Demasure, Over werk en mensen. Een sociaaleconomische streekgeschiedenis van Midden- en Zuid-

West-Vlaanderen (Erfgoedgidsen Provincie West-Vlaanderen, 4), Brugge, 2012.

Intercommunale Leiedal, Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Anzegem, Brugge, 2005.

P. Mattelaer, ‘De watermolen van Anzegem. De laatste werkende watermolen van West-Vlaanderen’,

in: De Gaverstreke, 8 (1980), p. 55-86.

P. Mattelaer, ‘Molens van groot-Anzegem’, in: De Gaverstreke, 24 (2005), p. 147-198.

Y. Segers en L. Van Molle L. ed., Leven van het land. Boeren in België 1750-2000, Leuven, 2004.

F. Speleers , ‘De rundveepest te Anzegem omstreeks 1769’, in: De Gaverstreke, 22 (1994), p. 143-149.

F. Speleers en E. Devogelaere, ‘De Anzegemse hoeven’, in: De Gaverstreke, 38 (2010), p. 337-435.

G. Van de Meulebroeke, ‘Arbeid, werkgelegenheid en welvaartspeil in Anzegem doorheen de

geschiedenis’, in: M. Theys. ed., Monumenten en Landschappen in Zuid-West-Vlaanderen 1997 –

Arbeid, Kortrijk, 1997, p. 13-15.

J. Van Houtte en N. Maddens, ‘Economische en Sociale Geschiedenis van het Kortrijkse’, in: L. Kympers

ed., Bekaert 100 - Economische ontwikkeling in Zuid-West-Vlaanderen, Tielt, 1980, p. 13-170.

Page 36: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 31

3 Ecologie in Anzegem

Joris Spolspoel, CAG

De diversiteit in landschappen, bodem, reliëf en hydrografie in Anzegem heeft vanzelfsprekend een

grote invloed op de aanwezigheid van fauna en flora. Waardevolle vegetatie is vooral te vinden in de

talrijke beekvalleien die neerdalen vanaf de centrale heuvelrug richting Leie en Schelde. Ook in het

cultuurlandschap van landbouwgronden en privédomeinen is nog plaats voor kleine

landschapselementen die waardevolle stapstenen vormen in het ecosysteem. De vele ecologische

troeven van het gebied kan men ten volle ervaren in de parkdomeinen Sint-Arnoldus in Tiegem en het

Beukenhofpark in Vichte. Hoewel Anzegem op de bodemkaart van Vlaanderen tot de

zandleemgronden behoort, duiden heel wat planten en kruiden erop dat de leemstreek niet veraf is

en de gemeente dus ook op ecologisch vlak een overgangsgebied vormt.

3.1 Hydrografie: Brongebieden en beekvalleien

De bodemsamenstelling van de heuvelrug maakt de omgeving van Anzegem en Tiegem tot een

interessant bronnengebied met de bijhorende biotopen en vegetatietypes van beekvalleien. In de

zandlemige bodem hebben de beken een dal van kleigrond gevormd in hun natuurlijke

overstromingsgebied. Het bronniveau van de beken in Anzegem situeert zich doorgaans rond de 60

meter-hoogtelijn. De typische vegetatie aan de bronnen heet Cardaminion. Hieronder rekent men

onder andere Dotterbloem (Caltha palustris), zeggen (Carex sp.), biezen (Scirpus sp.) en

paardenstaarten (Equisetum). Rond Tiegemberg is dit bronniveau duidelijk te onderscheiden met

bronvijvers die op eenzelfde hoogte rondom de heuvel liggen. Dit niveau ontstaat als water in een

doorlatende zandlaag botst op een niet of minder doorlatende laag zoals klei. Het water stagneert dan

op deze kleilaag en vormt een bron aan de flank van de heuvel. Op die manier ontspringt de

Tjampensbeek aan de westkant van Tiegemberg op 52,5m hoogte. Ze behoort tot het Leiebekken.

Beekvalleien als deze staan voor een groot deel van hun tracé onder druk van toenemende vermesting

door landbouwgebruik. Vermesting zorgt voor een overvloed van stikstof en fosfaat in de bodem, het

grondwater en oppervlaktewater. Het teveel aan voedingsstoffen tast de soortenrijkdom van planten

en bomen aan, wat zich voordeed in de bovenloop van de Tjampensbeek, die gedeeltelijk is

rechtgetrokken. Dit contrasteert sterk met het tracé iets verderop ter hoogte van Heirweg, waar de

meanders uitzonderlijk intact zijn gebleven.

In het noorden snijdt de intacte Tjammelsbeek (niet te verwarren met de Tjampensbeek) door het

landschap en vormt er de grens met Wortegem-Petegem. Ze is over heel haar lengte geflankeerd door

houtkanten en bevoorraadt ter hoogte van Tjammelshoek de oude Tjammelsvijvers, gelegen in een

groene omgeving. Met de energie van het vijverwater werd tot de jaren 1950 de Tjammelsmolen

draaiende gehouden voor het malen van graan en haver.

Page 37: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

32

De korte Dommelbeek ontspringt ten westen van Anzegem-dorp. Het brongebied valt op door vochtige

weilanden ten westen van de autoweg op de heuvelkam. Op het tracé langsheen de Landergemstraat

komt een verhevenheid voor in het landschap met zeer waardevolle solitaire bomen. Stroomafwaarts

richting Leie ligt ter hoogte van Kruisweg een mooi populierenbosje.

Ook aan de oostkant van Tiegemberg vindt men diverse restanten van bronbosjes en beekvalleien,

zoals de waardevolle Nederbeek die start met enkele watergeultjes in een moerassig gebied genaamd

‘Zijpte’. Sommige beken ontspringen in dergelijke vochtige weilanden met kwelzones. Dit zijn natte

zones waar kwel, opstijgend bodemwater, onder druk uit de grond komt en de vegetatie voedt met

mineralen. Hier gedijen reuzenpaardenstaart, bosanemoon, dotterbloem en wilde hyacint. Doorgaans

is dit type landbouwgronden gedraineerd en wordt het water gekanaliseerd in een sloot. Aan de

oostkant van de heuvelkam is het waterniveau in de beekvalleien echter duidelijk zichtbaar gebleven

in waterplassen en kleine vijvers. In de vochtige hooilanden leven veel water- en weidevogels.

3.2 Bosgebieden en bosvegetatie

Zoals elders in Zuid-West-Vlaanderen hebben bossen in Anzegem stelselmatig plaats geruimd voor

weilanden en akkers. Hoewel de huidige bosrelicten nog geen drie procent van het grondgebied van

Anzegem beslaan, zijn ze voor de regio Kortrijk toch relatief omvangrijk en hebben ze een

uitzonderlijke natuurwaarde. Tot de negentiende eeuw werden talrijke wouden in de regio

gedecimeerd en omgezet naar akkerland, vooral in tijden van hongersnood, zoals de graan- en

aardappelplagen in de jaren 1840. De resterende bosgebieden overleefden door hun moeilijk te

draineren bodem en steile ligging, zodat het vooral om hellingbossen gaat. Herbeplanting was wel

courant voor gebruik als hakhoutbos. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw werden soorten

als tamme kastanje namelijk op grote schaal ingeplant met dat doel. Daarom komen deze loofbomen

nog steeds veelvuldig voor in Bassegembos en Bouvelobos.

Bosgebieden in het noorden (=regio I)

De grootste aaneengesloten bosgebieden bevinden zich in het noorden met de Spitaalbossen, het

waardevolle kasteelpark Hemsrode en het Bouvelobos net over de grens met Wortegem-Petegem.

Ook op oude kaarten blijken de zandbodems in het noorden het meest bosrijk, met vooral het

uitgestrekte Winsbergh Bos. In de 13e eeuw sloten de wouden van Hemsrode en Bouvelo zelfs aan bij

die van Oud-Mooreghem in het noordwesten.

De Spitaalbossen* strekken zich uit op een uitloper van de centrale heuvelrug op de gemeente- en

provinciegrens met Waregem en Wortegem-Petegem. Het oud dennen- en eikenbos groeit op een

zure, zandige bodem en is in dat type één van de enige overgebleven bossen van die omvang in de

regio. Kleine landschapselementen zoals hagen, houtkanten en dreven zijn er bewaard. Ten tijde van

de Eerste Wereldoorlog was het bos volledig uitgedund door de lokale bevolking die leed onder een

nijpend brandstoftekort. De opmars van Amerikaanse troepen stootte er in oktober 1918 op hevige

Duitse weerstand tijdens de Slag aan de Schelde. De Amerikaanse gesneuvelden liggen op het

nabijgelegen oorlogskerkhof en memoriaal van de VS in Waregem. Sinds 1968 is het bos privébezit en

niet langer toegankelijk.

Page 38: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 33

Het Bouvelo-Hemsrodegebied bestaat uit het kasteelpark van Hemsrode en het nabijgelegen

Bouvelobos iets oostelijker, net aan de grens met Wortegem-Petegem. Tussen beiden ligt een

concentratie van vrij recente ontginningsgronden voor akkerland en grove groententeelt nabij de

historische Hoeve Ten Bulke en Hof te Bouvelo. In beide bosgebieden wordt soms de zeldzame en

beschermde hazelworm gespot. Deze pootloze hagedis lijkt wat op een slang maar is geenszins

gevaarlijk. De hazelworm is voornamelijk te vinden op open plekken in bossen, bosranden en

houtwallen, maar ook in kalkgrasland en spoorwegbermen.

Het Kasteelpark Hemsrode ** is privédomein en dus niet toegankelijk. Het is wel duidelijk zichtbaar

vanaf de voetwegen en fietspaden in de omgeving met prachtige landschapszichten op de omliggende

weiden en charmante dreven. Recent werden nieuwe waterpoelen gegraven en percelen aan de

noordzijde herbebost. Het domein is verbonden met het nabije centrum van Anzegem door een lange

toegangsdreef van beuken en linden. In september vindt op dit domein een military plaats. Deze

wedstrijden met paarden en koetsen lokken jaarlijks duizenden bezoekers. Hemsrode was sinds de

vroege middeleeuwen één van de heerlijkheden die het grondgebied van Anzegem besloegen,

behorend tot de Kasselrij Oudenaarde. Ze hield op te bestaan bij de Franse Revolutie. De Kasteelbeek

ontspringt op de flank van de centrale heuvelrug waar ze ter hoogte van hoeve ten Bulke een prachtig

bronamfitheater vormt, een komvormige laaggelegen zone in het reliëf met een bron als laagste punt.

Op haar tocht door het beboste domein wordt ze afgedamd om de kasteelvijvers te vullen. Het

oorspronkelijk kasteel Hemsrode werd door een brand in 1940 vernietigd. De adellijke familie betrekt

sindsdien de heringerichte bijgebouwen, zijnde de voormalige koetshuizen en stallen.

De landschappelijk aangelegde tuin loopt over in de oude omliggende loofbossen. Aan de buitenkant

van het domein staan veeleer naaldbomen. Het gebied biedt landschappelijk en ecologisch waardevol

natuurschoon zoals graslanden, elzenbos, populierendreven en kleine beekjes. De geometrische

drevenstructuur in het parkgebied is nog grotendeels intact. In het vochtige gebied nabij bronbeekjes

zoals hier liggen elzenbroekbossen met zeggen. Dit is een rijk bostype door het vele kwelwater en de

stikstofbemesting door zwarte elzen. De es is de tweede veelvoorkomende boomsoort op dergelijke

natte, voedselrijke grond in beekvalleien. In deze biotoop gedijen ook bosanemonen en allerlei

kruiden. Op de zurige gronden van het domein staan stukken beukenbos.

Bouvelobos * in het oosten heeft een zurige zandbodem. De vegetatie is hier goed tegen bestand, met

Atlantische beukenbomen en een plantengemeenschap met zeer diverse voorjaarsflora. In de

ondergroei vindt men struiken en boompjes van hulst (Ilex) en soms ook taxus. In de vijftiende eeuw

waren delen van het bos onderworpen aan een negenjaarlijkse snoeicyclus. Het Bouvelobos bleef, in

tegenstelling tot Oud-Mooreghem en andere wouden uit de regio, eigendom van edelen en burgers

uit de stad. Er zijn enkele oude boswallen aanwezig, langgerekte aarden wallen met aan weerszijden

een greppel. Deze dienden als wild- en veekering, perceelscheiding en als leverancier van geriefhout,

bijvoorbeeld om klein (landbouw)gereedschap te vervaardigen. Het bos werd namelijk lang als

hakhoutbos geëxploiteerd, een functie die ze nog steeds bezit voor het hakhout van tamme kastanjes.

In de nabije omgeving van het bos komt het toponiem ‘Boskant’ of ‘Bosstraat’ meermaals voor, wat

erop wijst dat het vroeger omvangrijker was. Op de kaarten van Ferraris (1771-1777) en Vandermaelen

(ca. 1850) staat immers nog een groter aaneengesloten boscomplex ‘Bauvenloobosch’ getekend, bij

Page 39: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

34

benadering 166 ha groot. De minder steile oppervlakken zijn ontgonnen voor landbouwgebruik, terwijl

de steilste hellingen en moeilijker te draineren gronden bebost bleven. Kaarten uit 1691 en 1694 geven

een cirkelvormig bos aan, waar de oude steenweg ‘Kortrijk-Oudenaarde’ dwars doorheen liep. Op

verschillende kaarten wordt melding gemaakt van een ‘droge mote’, een heuveltje met een molen

erop. Tot de achttiende eeuw dienden Hemsrode en Bouvelo als schuilplaats voor roversbenden of

uitwijkplaats voor nomaden. Zo is enkele malen sprake van een zigeunerkampement in Bouvelobos,

rond 1560 en 1750.

Enkele bomputten en tracés getuigen van hevige beschietingen tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen

er achtereenvolgens een Duits en een Engels kamp lag. Na de oorlog moesten de Duitsers plantgoed

leveren als herstelbetaling, waaronder een groot aantal beuken uit Beieren. Nagenoeg alle oude

beuken die in Bouvelobos aanwezig zijn, werden net na WO I ingeplant.

Bosrelicten in het zuiden (=regio III)

Ook in het zuiden van de gemeente was de centrale heuvelrug historisch gezien meer bebost dan nu,

met onder meer de Schernaaibossen. Een landelijke weg in de open velden tussen Landergem en

Tiegemberg draagt nog steeds deze naam, al zijn de bossen reeds lang verdwenen. Nu resten slechts

zeer oude bosfragmenten, weliswaar met een grote ecologische waarde. De beperkte omvang maakt

hen kwetsbaar en vereist een aangepast beheer. Ze zijn ook beperkt toegankelijk voor publiek. Men

kapt geregeld in de begroeiing om de lichtdoorlating naar jong groen en struiken in de onderste lagen

te verbeteren. De oude traditie van hakhoutbeheer is na een viertal decennia van verwaarlozing

opnieuw opgepikt om het bos te verjongen en de ecologische diversiteit te vergroten. De vegetatie in

deze bosrelicten kenmerkt zich door rijke voorjaarsflora met Bosanemoon (Anemone nemorosa),

Daslook (Allium ursinum) en Boshyacint (Hyacinthoïdes non-scripta). Wilde hyacint en bosanemoon

zijn ‘slechte kolonisatoren’. Dit wil zeggen dat ze er zeer lang over doen om nieuwe bosgrond in te

palmen. Hun aanwezigheid wijst erop dat deze bosrelicten zeer oud zijn. Bij regelmatig onderhoud

worden overtollige bramen handmatig verwijderd en brandnetel en vlier door middel van bosmaaiers,

zodat andere voorjaarsflora meer licht krijgt.

Een waardevol bosrelict, het Hellebos, ligt westelijk van de heuvelflank Tiegemberg op de grens met

regio II, niet ver van het Streuvelshuis in Ingooigem. Het oude bos met eiken en haagbeuken zelf is niet

toegankelijk maar langs de Hellestraat en de Helleweg aanschouwt men een bijzonder landschap met

idyllische weilanden, hellingweiden genoemd. Ze beslaan de volledige helling, ook buiten de beekvallei

en nemen de vorm aan van een bronamfitheater. De wandelroutes langs de Tjampensstraat,

Braamstraat en Hellestraat bieden heel wat vergezichten en laten toe de reliëfgolven van de kleine

beekvalleien, geaccentueerd door knotbomen, te aanschouwen.

Ook oostelijker in Kaster komen op de slecht gedraineerde zandleemgronden sporadisch kleine gerief-

en brandhoutbossen voor, zoals het Bassegembos op ongeveer 800 meter ten oosten van Tiegemberg.

Bassegembos* ligt bovenop een kleiige heuvelberg die omwille van zijn weinig doorlaatbare

bodemstructuur minder in aanmerking kwam voor landbouwontginning. Uitzonderlijk is er op de

zware grond geen bronbeekje aanwezig. Aan de zuidkant was tot de jaren 1980 wel een moerassig

laaggelegen hooiland. De grootschalige ruilverkaveling en intensieve bewerking door landbouwers

draineerde de omgeving en deed vele kleine landschapselementen uit het landschap verdwijnen. Dit

geïsoleerd stuk bos van 5 ha was in de middeleeuwen veel groter en maakte deel uit van de heerlijkheid

Page 40: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 35

Bassegem. Tot 1982 was het eigendom van de familie van Caloen de Basseghem. Tegenwoordig

beheert Natuurpunt het actief als natuurreservaat. Zij stellen dit bos met zeldzaam middelhout

uitzonderlijk open bij geleide wandelingen. Het is een oud eiken- en haagbeukenbos waar men ook

berken en boomsoorten voor hakhout aantreft zoals kastanje en esdoorn. In de ondergroei vindt men

veel voorjaarsflora. Naast de wilde hyacint en bosanemoon gaat het om vlier, lijsterbes, vogelkers,

braambes, hoppe, geoorde wilg en Sint-Janskruid. Voorts groeit er slanke sleutelbloem, witte

klaverzuring, speenkruid, veelbloemige salomonszegel,… Het najaar biedt een enorme

verscheidenheid aan paddenstoelen. Naast kleine zoogdiertjes zoals de egel, wezel en bunzing, kan

men hier de boomklever, ransuil, mezen en spechten spotten. Ook grote roofvogels als de buizerd en

de sperwer vinden in het bos het jaar door een geschikt biotoop.

Aan de westelijke bosrand komen boswallen voor. In vroeger tijden groef men grachten uit en bedekte

men de vrijgekomen aarde met een doornige haag als veekering, om te beletten dat de dieren

ronddwaalden en schade berokkenden aan jonge scheuten. Met hetzelfde doel onderhield men

hakhoutstoven. Dit zijn boomstronken van essen en kastanjes die vlak boven de grond worden geknot,

zodat telkens nieuwe takken schieten en aandikken. Afhankelijk van de plantensoort zijn ze na een

tiental jaren kaprijp. De bijzondere hakhoutstoven van essen zijn hier tot enkele honderden jaren oud

en de grootst opgemeten diameter bedraagt 2,30 m. Er zijn geen oude hakhoutstoven meer in het bos

zelf. Het hakhoutbeheer was er indertijd zo intensief dat stoven werden uitgegraven als ze niet meer

rendeerden en plaats moesten maken voor nieuwe aanplant.

3.3 Parkdomeinen

Sint-Arnolduspark*** Een plek waar de verschillende ecologische troeven van Anzegem zichtbaar

samenvloeien, vormt de omgeving van het Sint-Arnolduspark met zijn bronbossen en typische

bosvegetatie. Dit bosdomein van vijf hectare is een relict van het grotere bosgebied dat lang geleden

Tiegemberg bedekte. Eind negentiende eeuw werd dit deel van Tiegembos volledig gecultiveerd en

heraangelegd voor recreatie met vijvers, rotsen, wandelpaden en ligweide. Toch blijft het ook een

belangrijk groengebied met aangepast beheer. Zo worden bomen en struiken regelmatig uitgedund

voor optimale lichtdoorlating en bosverjonging. Het behoud van open plekken versterkt bovendien de

biodiversiteit. Ter hoogte van de kapel voedt een natuurlijk bronbeekje de drie onderliggende vijvers.

Langs de boorden ervan gedijen moerasplanten. Op rustige dagen komen watervogels er voedsel

zoeken. Ook in de bomen en struiken van het park huist een rijke vogelwereld. In de lente bloeien

massaal de wilde hyacinten, ook wel ‘blauwe kousjes’ genoemd. In de herfst staan er talrijke

zwammen.

Beukenhofpark*** Dit groendomein van 2,5 ha in Vichte omringt de gelijknamige kasteelwoning in

neorenaissancestijl uit 1876, tegenwoordig ingericht als restaurant. Het oude park met inlandse

bomen werd in 1973 door het gemeentebestuur aangekocht en opengesteld voor het publiek. Het

bevat nog een portiers- en een hovenierswoning, evenals ruime magazijnen en paardenstallen. Aan de

achterzijde van het domein ligt een groen-ecologisch park in ontwikkeling, met een ecologische

vlindertuin met waard- en nectarplanten om inheemse vlinders en andere nuttige insecten een handje

te helpen bij het vinden van voedsel. De vlinderpopulatie gaat namelijk sterk achteruit om diverse

redenen, waarop de mens een grote impact heeft, zoals het gebruik van pesticiden, bebouwing, te

Page 41: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

36

‘proper’ groen en de klimaatverandering. Vooral de maanden mei tot en met september zijn

interessant om hier te vertoeven. Met wat geluk kan men zeldzame soorten spotten zoals de Kleine

Parelmoervlinder.

Het park is verbonden met het oude centrum van Vichte door de charmante Kerkdreef, aan beide

zijden getooid met eeuwenoude knoteiken. Ze kruist de Kasselrijbeek, waarvan het

overstromingsbekken net buiten het centrum samen met enkele akkers een groene wandelomgeving

vormt.

3.4 Kleine ecologische landschapselementen

Reeds eeuwenlang heeft de mens het landschap geboetseerd door intensief grondgebruik. Heel wat

kleine landschapselementen en oude verbindingen zijn verdwenen in periodes van modernisering en

schaalvergroting, bijvoorbeeld door ruilverkaveling van landbouwers. Toen Streuvels het landschap

beschreef, waren er nog meer vochtige zones zoals drinkpoelen en niet-gedraineerde gronden. Hierin

kwamen overvloedig waterdieren voor, zoals kikkers en libellen. Hoeves keerden eeuwenlang in

zichzelf door omliggende wei- en akkerlanden af te sluiten met knotwilgen, greppels en sloten. Dit

fenomeen doet zich momenteel opnieuw voor met residentiële bewoning en ‘vertuining’, waarbij

trage wegen worden afgesneden met een bordje ‘privaat-domein’ en hoge hagen en afsluitingen

worden ingepland om zicht en doorgang voor mens en dier te belemmeren. Dergelijke

landschapselementen zijn dus doorgaans meer het resultaat van dagelijks leven en gebruik dan van

planmatige, grootschalige inplanting. Trage wegen zijn sinds kort aan een revival bezig en men spoort

grondeigenaars aan om ze in ere te herstellen en te onderhouden.

De mens voegde ook regelmatig nieuwe waardevolle lijnen toe aan het open landschap, zoals dreven

en houtkanten, die bijdragen aan de schoonheid en eigenheid van het landschap. Deze kleine

landschapselementen vinden hun oorsprong vaak in de landbouwuitbating als veekering of voor

brand- en hakhout. Sommige relicten zijn door de eigenaars generaties lang in stand gehouden. In de

meer vochtige beekdalen helpen bomenrijen van knotwilgen en populieren drassige gronden te

draineren. Rond landwegen naar hoeves en landbouwbedrijven staan hoogstambomen, typerend voor

het landschap in de Vlaamse Ardennen. Uitzonderlijk komen ze nog in groepjes voor in boomgaarden

bij oude boerderijen. Naast de fruitproductie hebben ze ook een grote ecologische en landschappelijke

betekenis. Ze vormen een slaap- en broedplaats voor vogels en een schuil- en eetplaats voor kleine

diertjes zoals egels. In (oude) hoogstamboomgaarden komen zeldzame fruitvariëteiten voor en in de

ondergroei gedijen diverse kruidensoorten. Heel wat bijzondere kruiden en bloemen in Anzegem

komen alleen voor aan bosranden of in de nabijheid van populieren, wegens de vitale schaduw die ze

geven.

In open veld verschenen veedrinkpoelen, solitaire bomen en struiken,... Deze talrijke kleine

landschapselementen tussen akkers en graslanden fungeren als stapstenen voor planten en dieren in

het landschap en als corridor tussen biotopen, om van het ene natuurgebied naar het andere te

migreren. In de berm- of houtkant hebben ze een dubbele functie voor de fauna. Enerzijds is het een

tijdelijke halte waar dieren komen schuilen, rusten of zelfs broeden. Het gaat vaak om typische, aan

landbouw gebonden vogelsoorten die het moeilijk hebben in het huidige landbouwlandschap.

Anderzijds biedt het ook een permanente habitat voor specifieke soorten die leven op de overgang

Page 42: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 37

tussen bos en grasland, zoals vlinders en planten van de zogenaamde mantel- en zoomsoorten. Enkele

zeldzame relictsoorten zijn zelfs volledig afhankelijk van deze habitat. Een voordeel voor de

landbouwers is dat de nestelende dieren een natuurlijk bestrijdingsmiddel vormen tegen plagen op de

landbouwgewassen. Bovendien helpen kleine landschapselementen in de strijd tegen bodemerosie

door de grond op hellingen vast te houden en door oevers van beken te beschermen tegen mest en

oeverafkalving. Voor zowel mens als dier ten slotte boden deze groenelementen steeds bescherming

tegen te sterke zon of andere weerselementen.

Ten noorden van Gijzelbrechtegem en richting Otegem zijn enkele oude lijnstructuren en

groenpatronen vrij goed bewaard en kan men enigszins spreken van een gesloten bocagelandschap,

waarin de percelen van akkers en weilanden verdeeld en begrensd zijn door groen- en houtkanten. De

graslanden zijn er langdurig in gebruik als graasweide, hooiland of wisselweide met vochtige zones en

er gedijen diverse kruiden en grassoorten. Net als holle wegen herbergen ook wegbermen en (oude)

spoorwegbermen waardevolle flora. Gemeentediensten en inwoners van Anzegem zijn reeds enkele

jaren betrokken in een wegbermbeheerplan om deze te doen floreren. Door het wegnemen van

maaisel op periodieke basis wordt de bodem minder voedselrijk en krijgen wilde bloemen meer kans

om te ontkiemen, zodat ook vlinders en insecten hun gading vinden.

Literatuur:

E. Cooman en K. Gijsel, ‘Herstel van middelhoutbeheer in Bassegembos (Anzegem)’, in: Bosrevue, 4

(2003), p. 6-8.

B. De Meulder en T. Vandenbroucke, ‘Het Leie-Schelde-interfluvium: theater van de bricolage’, in:

OASE. Tijdschrift voor Architectuur, 63 (2004), p. 110-139.

E. Decoene en D. Libbrecht, ‘Landschap in beeld, de Scheldevallei vanop Tiegemberg’, in: Klimop, 3

(2014), p. 27-29.

F. Dejonghe, Werkgroep trage wegen: Wandelgids "Tussen Schelde en Leie", Kortrijk, 2012.

Intercommunale Leiedal, Gemeente Anzegem. Wegberminventaris en Wegbermbeheerplan, Brugge,

2011.

L. Kinds, Uitgebreid bosbeheersplan van de bosgroepering Bouvelobos 2000-2019, Wortegem-

Petegem, 2000.

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Monumenten en Landschappen, Landschapsatlas

Vlaanderen, Ankerplaatsen Landschapsatlas. R34009: Lemig Leie-Schelde interfluvium. Bouvelobos en

Hemsrode, Brussel, 2001. (http://landschapsatlas-2001.readthedocs.org/relictzones/R34009.html)

Natuurpunt Krekel Anzegem, ‘Bassegembos’ (www.natuurpuntanzegem.be).

Natuur-Koepel Zuid-West-Vlaanderen, Stapsteentjeswandeling in Tiegem, Wandelbrochure, 2009.

Provinciebestuur West-Vlaanderen, Dienst Milieu, Natuur en Waterbeleid, Plantgoed voor meer

streekeigen groen, Sint-Andries, 2004.

Page 43: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

38

Page 44: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 39

4 Cultuurgeschiedenis

Greet Draye, CAG

In dit cultuurhistorische hoofdstuk wordt ingegaan op de betekenis van Het Lijsternest in Ingooigem

en van het Sint-Arnolduspark op de Tiegemberg. Die twee plaatsen maakten van de regio een

onverwachte pleisterplaats in Vlaanderen: van literaire avant-garde en van religieus toerisme. Ook de

twee ‘talen’ van de regio komen aan bod. Het hoofdstuk besluit met een overzicht van

streekspecialiteiten: zowel gerechten als verhalen.

4.1 Grote namen

4.1.1 Het Lijsternest (Ingooigem)

Toen Streuvels na de Tweede Wereldoorlog het verhaal van zijn leven tot die tijd neerschreef, deelde

hij het op volgens de plaatsen waar hij had gewoond. Zijn tijd in Heule viel samen met zijn prilste jeugd.

Zijn tijd in Avelgem stond voor zijn latere jeugd met de school en het werk in de bakkerij, een tijd

waarin hij vooral had gezocht naar hoe en wat. Zijn verhuis naar Ingooigem had het begin betekend

van zijn volwassen leven, op elk vlak. In Ingooigem was hij gehuwd en vader geworden, en hij was er,

hoewel hij in Avelgem als schrijver was ontdekt, naar zijn gevoel écht schrijver geworden. In Avelgem

had hij zich ‘nooit ingeburgerd gevoeld’. De lucht was er ‘te eng, te drukkend, de bevolking te

huisbakken, voos, kleinzielig, kwezelachtig de enen, vicieus geniepig de anderen, pronkerig naar buiten

en schraperig naar binnen.’ Heel bewust was hij op zoek gegaan naar een plek om zich te vestigen waar

hij zich vrij kon voelen. Die plek vond hij op een kleikop nauwelijks enkele kilometers verderop. Bij zijn

eerste bezoek was hij onder de indruk van het ‘heerlijk panorama dat er langs drie kanten open lag: de

heuveling van Tiegem in het oosten, de Scheldevallei met de Kluisberg in het zuiden en ten westen de

Walenstreek met de Triniteitsberg bij Doornik.’ Vandaar ‘op die verhevenheid’ bestreek zijn blik ‘een

wonder vertoon van golvende heuweling in prachtige schakering van kleur.’

Streuvels slaagde erin het stuk grond te kopen en liet er in 1904 door kennissen zijn huis bouwen. Al

voor hij er zijn intrek nam, doopte hij het tot Lijsternest, naar de vogels die hij in gedachten al hoorde

fluiten als hij dacht aan de tuin die hij bij het huis zou laten aanleggen. Met die tuin viel het achteraf

enigszins tegen: de klei bleek zijn plannen grotendeels te dwarsbomen. Maar de naam bleef, ook na

Streuvels’ verhuis in 1905. De kamer met het grote raam, waar Streuvels schreef, liet hij bijbouwen in

1906. Hij had rust en afzondering nodig bij het schrijven, en die vond hij na zijn huwelijk in 1905 nog

moeilijk in het hoofdhuis met het in- en uitlopen van bezoekers en met de ‘geruchten in de keuken’.

De Vijfjaarlijkse Prijs voor Nederlandse Letterkunde, die hij in datzelfde jaar 1905 kreeg uitgereikt,

financierde het project. Hij koos voor zijn schrijfkamer een oostoriëntatie, en het brede raam

verschafte hem ‘een heerlijk vergezicht over het landschap’. Hij zou er ‘de schakeringen en

lichtspelingen eigen aan de wissel van morgen, middag en avond, door de loop der jaargetijden’

kunnen zien. Het uitzicht zou als een levend schilderij zijn. Streuvels zag zijn literaire productie steil

oplopen vanaf het ogenblik dat hij de inspirerende schrijfkamer betrok (afbeelding 6).

Page 45: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

40

Afbeelding 6 - Streuvels aan het raam in zijn schrijfkamer in het Lijsternest. Ongedateerde foto.

© Beeldbank West-Vlaanderen.

Streuvels was als literair talent ontdekt in 1896. Emmanuel de Bom, een Antwerps bibliothecaris en

ook schrijver-dichter, zocht toen medewerkers voor Van Nu en Straks, een literair avant-garde

tijdschrift. Tussen 1893 en 1894 was het voor het eerst verschenen, in 1896 zou een tweede reeks

beginnen. De verschillen tussen het milieu van de redactie en dat van Streuvels waren groot. De

redactieleden – naast De Bom bijvoorbeeld ook nog August Vermeylen – kwamen uit Antwerpen of

Brussel en hadden in die grootsteden kennisgemaakt met vooruitstrevende literaire, sociale en

politieke ideeën. Streuvels leefde afgezonderd op het (katholieke) platteland, als bakker, en had de

allerminst avant-gardistische priester-dichter Guido Gezelle als oom. Toch vonden ze elkaar. Het

creatieve en plastische taalgebruik van Streuvels en zijn scherpe observatievermogen om het

alledaagse leven en de natuur te beschrijven, trok de avantgardisten aan. En Streuvels voelde zich

uitgedaagd door de durf van de Van Nu en Straksers. Hij werd, ondanks veel kritiek en morele druk van

oom Gezelle, een van de actiefste medewerkers aan de tweede reeks en vestigde zijn naam in België

en Nederland.

De aanmoediging die hij kreeg voor zijn tijdschriftstukken, zette hem aan om langere verhalen te gaan

schrijven over zijn ‘Streuvelsland’. In al die verhalen ging het over mensen, vaak boeren of dorpslieden,

die klein waren tegenover een groots landschap en een machtige natuur. Zijn stijl was realistisch en

naturalistisch. Enig pessimisme was hem niet vreemd. Na het Van Nu en Straks-avontuur, vanaf 1901,

zette Streuvels zijn eerste romans op. Stijl en thema’s bleven zeer herkenbaar, de sfeer werd merkelijk

positiever na de verhuis naar Het Lijsternest. Met De Vlaschaard uit 1907 schreef hij zijn eerste grote

meesterstuk.

Streuvels kon teren op de Van Nu en Straks-energie tot kort voor de Eerste Wereldoorlog. Nadien

braken moeilijke jaren aan. Zijn Oorlogsdagboek maakte hem verdacht als Duitslandvriend, maar ook

de veranderende wereld – zelfs in zijn Streuvelsland – deed hem geen goed. En op literair vlak schatte

Page 46: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 41

de nieuwe generatie modernistische auteurs hem niet naar waarde, hoewel er zeker overeenkomsten

te vinden waren. Het duurde tot de tweede helft van de jaren twintig voor Streuvels zichzelf als

schrijver hervond. Het was echter meteen met veel bravoure. Zowel Het leven en de dood in den Ast

(1926) als De teleurgang van de Waterhoek (1927) waren hoogtepunten in wat literatuurhistorici

Streuvels ‘tweede grote creatieve periode’ noemen en die ze laten lopen tot de vroege jaren dertig.

Beide boeken waren syntheses van realistische observatiekunst en psychologische benadering van de

grote levensproblemen.

Na die tweede creatieve periode werd Streuvels conservatiever in zijn schrijven en denken. De avant-

gardetijd was voorbij. Hij besefte dat zelf. Na enkele meer anecdotische werken, concentreerde hij zich

aan het einde van zijn leven op zijn biografie. Na de vier delen op basis van zijn woonplaats – Heule,

Avelgem en Ingooyghem I en II – schetste hij ten slotte in 1960 een diepgaand en verhelderend

zelfportret in De kroniek van de familie Gezelle. Op 15 augustus 1969 overleed hij in het Lijsternest, in

de schrijfkamer met het grote raam.

4.1.2 Het Sint-Arnolduspark (Tiegem)

In 1908 schreef Streuvels een kort verhaal over Tiegem, het dorp op de heuvel vlakbij Ingooigem dat

hij zag vanuit zijn grote raam. Hij schreef dat verhaal in opdracht van Vital Moreels (1828-1908), een

welgestelde Tiegemnaar, die een al ouder bedevaartspark ter ere van de heilige Arnoldus op

Tiegemberg aan het einde van de negentiende eeuw had heringericht tot religieus lustoord.

Streuvels beschreef in zijn boek, in ruil voor tweeduizend frank en een mand wijn, het leven van

Arnoldus, of Arnout, een ridder uit de buurt van Tiegem die in 1070 monnik werd in de abdij van

Soissons en later bisschop van diezelfde stad. In die functie reisde hij in de jaren 1080 naar het

graafschap Vlaanderen om er vrede te stichten tussen de verschillende potentiële machthebbers in

het gebied. Om die ijver werd hij in 1120, meer dan een eeuw na zijn dood, heilig verklaard. Omdat hij

tijdens een pestepidemie de bevolking zou hebben aangeraden bier te drinken in plaats van water,

werd hij patroonheilige van de brouwers.

Streuvels schetste tegelijk de geschiedenis van Tiegem als bedevaartsoord. Die geschiedenis begon

vrijwel meteen na de heiligverklaring van Arnoldus. Hij kreeg immers een altaar in de parochiekerk. In

de vijftiende eeuw arriveerde een deel van het gebeente van Arnoldus vanuit Oudenburg, waar hij was

overleden en begraven, in Tiegem. Toen werd het dorp een bedevaartplaats waarnaar werd afgezakt

vanuit heel Vlaanderen, en niet meer alleen vanuit de nabije omgeving. Na de zestiende-eeuwse

godsdienstoorlogen viel de verering stil tot het begin van de negentiende eeuw. Toen viel tijdens een

cholera-epidemie in Tiegem en omstreken alleen zuiver water te halen bij een bronnetje in het

Holdenbroekbos. Volgens de overlevering was het water niet alleen zuiver, maar ook genezend en die

geneeskracht zou te danken geweest zijn aan Arnoldus. In 1817 werd een klein kapelletje gebouwd bij

de bron. Dat kapelletje is er vandaag nog steeds, weliswaar grotendeels verzakt in de drassige grond.

In 1864 – enkele jaren na een miraculeuze genezing van een oogziekte met hetzelfde bronwater - werd

begonnen met de bouw van een grotere achthoekige kapel in neogotische stijl. In 1866 werd ze gewijd

door de Brugse bisschop Faict. Het bos, dat intussen tot Kapellebos was herdoopt, was tegen die tijd

al meermaals van eigenaar veranderd, maar niemand zou er zo zijn stempel op drukken als Vital

Page 47: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

42

Moreels. Door zijn toedoen werd het bedevaartsoord een oase van rust, bezinning en tegelijk vertier

die uniek was in Vlaanderen.

Afbeelding 7 - Foto genomen door Stijn Streuvels in het Sint-Arnolduspark. Ongedateerd.

©Beeldbank West-Vlaanderen.

De tweede helft van de negentiende eeuw kenmerkte zich in heel Vlaanderen door een sterk

toenemende volksdevotie. Op verschillende plaatsen werden zogeheten ‘processieparken’ geopend,

of minstens werd een Lourdesgrot ingehuldigd. Averbode is een bekend voorbeeld. Vaak stond de

Mariaverering centraal, maar ook andere heiligen werden vereerd. De verering van Arnoldus viel op

nog een paar plaatsen in Vlaanderen – bijvoorbeeld Brugge en Gent – vast te stellen. Arnoldus werd in

de negentiende eeuw aanbeden voor keelkwalen, oogkwalen en kanker. Hij bleef patroonheilige van

de brouwers en werd het ook van de jonge gezinnen. Religieuze parken vonden veel aantrek, voor

individueel gebed, voor georganiseerde bedevaarten in het geval van een geattesteerd mirakel zoals

bijvoorbeeld in het Oostvlaamse Oostakker of als decor voor processies en passiespelen. Alle parken

leken in wezen op elkaar. Dat had te maken met de typische inkleding met cementrustieke elementen.

Afhankelijk van de omvang van het park waren er cementen boomstammen, brugjes, grotten,

watervallen en ruïnes terug te vinden. Bezoekers wandelden langs kleine paadjes richting het

heiligdom en kwamen door de ornamenten in de juiste sfeer: een sfeer van religieuze ingetogenheid

met een sterk besef van vergankelijkheid.

In Tiegem lijkt het opzet anders geweest te zijn, maar tot vandaag is niet helemaal duidelijk of en

waarom. Alle cementrustieke elementen waren aanwezig (inclusief de spreuk ‘plantstok is boom

geworden’, een boomkruis, een kluizenaarsgrot waar vermoedelijk ooit een beeld stond van een

biddende Arnoldus en een preekstoel in de vorm van een holle boom) en het park was opgebouwd

rond de (intussen verzonken) bron en de kapel met relikwieën, maar de sfeer was toch vooral één van

ontspanning en recreatie, met ligweides en speelpleinen en heel wat wereldse motieven in de

cementrustiek die werd gemaakt door het bedrijf Picha Frères uit Gent. Het Sint-Arnolduspark, zoals

Page 48: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 43

het werd gedoopt, was als combinatie van een religieus park met een laatpittoresk landschapspark

enig in zijn soort in de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Was het een vorm van religieuze

avant-garde? Was het een doelbewuste strategie om geloof en plezier te laten samenvallen? Dat kan,

maar in dat geval was het wel een vorm van vooruitstrevendheid die nergens anders navolging vond.

Integendeel. Meer dan één priester waarschuwde dat de bedevaartplaats door haar ligging en

inrichting een gevaar opleverde voor de ‘ontaarding der godsdienstigheid’.

Allicht was de unieke combinatie van religie en plezier toch vooral toeval. Streuvels gewaagde in zijn

boek van een ‘groot plan’ van Moreels. Dat was een plan van dorpsverheffing. Het mooie Tiegem

moest bij iedereen bekend worden en ‘heel en al ingericht om te voorzien in de behoeften van

verblijvende kostgangers en toeristen’. De aanwezigheid van de miraculeuze bron was bijzonder

dankbaar voor de realisatie van dat plan. Moreels slaagde dan ook met glans. Streuvels haalde aan hoe

er meer dan een gezelschap ‘kiest voor een uitje naar Tiegem uitsluitelijk voor plezier, de jongelingen

en jongedochters die aan geen godsvrucht denken en alleenlijk het luid verzet zoeken van een schone

wandeling in lustig gezelschap. Maar dat kan immers niet anders: de ligging is er te goed voor geschikt

en de aantrekkelijkheden zijn er te menigvuldig; maar leute en verzet is daarom nog niet altijd zonde’.

Evengoed kwamen er gelovigen en zieken naar de bron, en elk jaar was er wel een of andere

miraculeuze genezing. Streuvels beschreef zo’n genezing in 1907. Hij was er danig van onder de indruk.

Maar het ging in Tiegem niet alleen om al dan niet religieus dagjestoerisme. Rondom het Arnolduspark

werd meer dan één grote (zomer)villa gebouwd, met als voornaamste de Villa Moortgat (ook wel villa

Albert genoemd) aan de Warandedreef. In verschillende van die villa’s resideerden kunstenaars, onder

wie Valerius de Saedeleer een van de bekendste was. Vele van die kunstenaars hoorden tot Streuvels’

vriendenkring. Vast staat dat het Sint-Arnolduspark Tiegem rijker heeft gemaakt dan het was.

Na het overlijden van Moreels was het park achtereenvolgens in handen van de burgemeester van

Kerkhove, van de Sint-Martinusgilde van Avelgem en – sinds 1962 – de paters Redemptoristen. Die

zetten uitdrukkelijk in op godsdiensttoerisme, onder andere door de bouw van een spijshuis. Vandaag

is het park eigendom van het bisdom Brugge. Het wordt beheerd door de VZW Jericho. Die VZW werkt

rond eigentijdse zingeving van Sint-Arnoldus en de natuurwaarde van het gebied.

4.2 Twee talen

Voor buitenstaanders mag het West-Vlaams vrij homogeen klinken, dialectologisch onderzoek heeft

aangetoond dat er, ondanks expliciete kenmerken voor de dialectgroep als geheel, een fundamentele

tweedeling aan te brengen is. Er valt duidelijk een noordwestelijke en een zuidoostelijke groep

dialecten te onderscheiden. De grens tussen beide groepen loopt dwars door West-Vlaanderen, van

zuidwest naar noordoost en pal door het Streuvelsland, langs de heuvelkam en de waterscheidingslijn.

Het zuidoostelijke West-Vlaams leunt dichter aan bij de centrale dialecten van Oost-Vlaanderen en

Brabant. Het noordwestelijke West-Vlaams, van bijvoorbeeld de kuststreek en de Westhoek doet dat

niet. In het Streuvelsland betekent dat dat het dialect van Anzegem en ook Ingooigem meer

verwantschap vertoont met het Kortrijks. De dialecten van Gijzelbrechtegem, Tiegem en Kaster leunen

eerder aan bij het Gents.

Page 49: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

44

Er zijn drie opvallende verschillen tussen beide varianten van het West-Vlaams te horen. Om te

beginnen wordt bij de vervoeging van werkwoorden in de eerste persoon, in het noordwesten ‘–en’

toegevoegd: ‘ik bakken, ik zijn, …’. In het zuidoosten klinkt het: ‘ik bakke, ik benne,…’. Ten tweede

verschillen de verkleinwoorden. In het noordwesten wordt ‘-tje’, ‘-etje’ of ‘–ige’ toegevoegd, in het

zuidoosten ‘-ke’ en ‘-eke’. Dat geeft bijvoorbeeld ‘dochtertje’ en ‘mannige’ tegenover ‘dochterke’ en

‘manneke’. Het derde in het oog springende verschil zit in de uitspraak van het persoonlijk en bezittelijk

voornaamwoord ‘ons’. In het zuidoosten wordt dat ‘oes’, in het noordwesten ‘(n)uus’. Uiteraard zijn

er meer klank- en woordgrenzen die verschillen tussen beide gebieden, of op de kleine schaal van het

Streuvelsland tussen het Noorden en het Zuiden van de heuvelrug. Zij zijn terug te vinden op de vele

woordkaarten van het Woordenboek der Vlaamse dialecten.

Afbeelding 8 – Geografische verschillen in de uitspraak van lange klinkers (aa).

Bron: http://www.variatielinguistiek.ugent.be

Page 50: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 45

4.3 Streekspecialiteiten

4.3.1 Streekgerechten

Het Land van Streuvels is rijk aan streekgerechten. De drie voornaamste, de piro, de perentaart en het

kriekenbier dragen het Vlaams erkenningslabel als streekproduct. De typische perentaart werd zelfs

voor het eerst gebakken in de bakkerij van Streuvels in Avelgem.

De Piro is een kruidig worstenbroodje dat op een speciale manier opgewarmd moet worden. De worst

van varkensvlees wordt eerst zonder broodje gebakken, en vervolgens mét. Die tweede bak zorgt

ervoor dat het vet van de worst het broodje smaak geeft. Waar de traditie van het ‘pirobakken’

vandaan komt, is niet helemaal duidelijk. De meest voor de hand liggende verklaring is dat het gerecht

komt overgewaaid uit Frans-Vlaanderen. Daar werd geregeld ‘Ducasse à/du pierrots’ geserveerd in

restaurants en estaminets: een stevige maaltijd van worst, witte bonen en tomatensaus met stukjes

augurk. Seizoenarbeiders die in Noord-Frankrijk werkten tijdens de oogst zouden de traditie in het

begin van de twintigste eeuw mee naar de regio van Anzegem en Avelgem hebben gebracht. In ieder

geval is een affiche bewaard van een ‘pirotbak’ in Tiegem in 1905 met liefst 70 deelnemende

herbergiers. Een andere, minder waarschijnlijke verklaring is dat een Vlaamse soldaat uit het leger van

Napoleon in Rusland het worstenbroodje – pirotjka – leerde kennen. Na zijn legerdienst zou hij zich

gevestigd hebben als bakker in de streek en het broodje hebben verkocht onder de naam piro. Het

pirobakken is een winterse traditie. In Anzegem wordt elk weekend in een ander café piro gebakken.

In Avelgem wordt bij winterse kaartbijeenkomsten piro geserveerd.

De traditionele perentaart van het einde van de negentiende eeuw werd herontdekt ter gelegenheid

van de negentigste verjaardag van Streuvels in 1961. Sindsdien is ze opnieuw zeer populair bij de

regionale bakkers, al wordt ze ook vaak thuis zelf gebakken. De taart wordt gemaakt van te vroeg

afgewaaide en dus harde stoofperen. Die moeten trekken met suiker en vervolgens tot moes worden

gemaakt. Aan dat perenmoes moeten vervolgens een paar pruimen en bruine suiker worden

toegevoegd, en ook kruiden: kaneel en ‘quatre épices’. Dat laatste is een mengeling van peper,

nootmuskaat, gember en kruidnagel. De korst is gemaakt van bladerdeeg, en de reepjes bovenaan

worden na het bakken ingestreken met kweeperengelei.

In Vichte wordt in de brouwerij Verhaeghe typisch Zuid-Westvlaams bier gebrouwen: roodbruin bier

dat rijpt in eikenhouten vaten. Brouwerij Verhaeghe werd in 1885 opgericht door twee halfbroers,

Adolphe en Paul. De familie Verhaeghe bewoonde sinds het begin van de negentiende eeuw de hoeve

van het kasteel van Vichte en pachtte er heel wat grond. Ze brouwden met zelf geteelde gerst, en met

water uit putten op hun eigen gronden. Dat laatste is vandaag niet anders. Het Echt Kriekenbier van

de brouwerij wordt gbrouwen met krieken uit de regio van Sint-Truiden.

Page 51: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

46

4.3.2 Streekverhalen

Het Land van Streuvels kent veel streekverhalen. Een uitgebreid overzicht daarvan is terug te vinden

in de Vlaamse Volksverhalenbank (www.vlaamsevolksverhalen.be). Hieronder volgt een korte

uiteenzetting over de ‘hardnekkigste’ verhalen.

In het bos bij het kasteel van Hemsrode, een kasteel waarvan de oudste delen teruggaan tot de vroege

middeleeuwen, zou het hebben gespookt: er waren ’s nachts lichtjes, maar ook allerlei dieren te zien.

Dat zouden terugkerende doden zijn geweest. Niemand durfde er te komen. Het spoken zou volgens

de overlevering zijn gestopt toen er een kapelletje werd gebouwd. Ook bij de Sterhoek, aan de

Landergemmolen waarvan de basis teruggaat tot de vroege vijftiende eeuw, zou het vroeger ’s nachts

hebben gespookt. Een ander vaak weerkerend verhaal is dat van de korenpetie, een plaaggeest die

zich verstopte in het koren om zo voorbijgangers te laten schrikken. De korenpetie werd ook gebruikt

om kinderen uit de graanvelden te houden om zo de oogst te vrijwaren. De ‘geest in het graan’ is een

veelvoorkomende figuur in volksverhalen, zowat overal in Vlaanderen. Soms was het een ‘roggewolf’,

elders een ‘korenpater’, in Zuid-West-Vlaanderen de ‘korenpetie’.

In het Sernaaibos in Tiegem zou dan weer een weerwolf hebben gehuisd, die bij nacht en ontij opdook,

‘surtoe als-t-er mist was. En hij had ’n klakke aan en hij had vier poten en ’n veste en hij was gekleed

lijk ‘ne lelijke vent. En hij geleek op ‘nen duivel uit d’helle.

En als ge niet oppaste trok hij u mee in den bos en ge zag ze niet meer were’. Op de Tiegemse

Belzebubberg zouden de duivels vroeger sabbat hebben gehouden, vandaar zijn naam. Vast staat dat

er vanaf 1267 op die berg een molen stond, één van de oudste molens in Vlaanderen. De molen kwam

aan het einde van de achttiende eeuw in het bezit van de Tiegemse familie Vindevogel. Tijdens

Streuvels’ leven in Ingooigem was Hector Vindevogel molenaar. Torie Mulders was zijn bijnaam. Hij

was in heel Tiegem bekend als wijze. Voor Streuvels was hij ‘een van die oude, ernstige denkers die

door afzondering en stilte een diepte van inzicht gekregen hebben over alle bestaande dingen, een

inzicht dat maar aan eenzaten eigen is’. Tegen 1936 was de molen van Torie zo vervallen dat hij ermee

instemde hem bij filmopnamen voor een film van Herman Teirlinck, Van Nu en Straks-vriend van

Streuvels, doelbewust te laten omtrekken. De oude zate bleef wel bewaard.

Literatuur:

W. Meulenkamp, Buiten de kerk. Processieparken, Lourdesgrotten en calvariebergen in België en

Nederland, Nieuwegein, 1987.

M. Rutten en J. Weisgerber, Van ‘Arm Vlaanderen’ tot ‘De voorstad groeit’: de opbloei van de Vlaamse

literatuur van Teirlinck-Stijns tot L.P. Boon (1888-1946), Antwerpen, 1988.

S. Streuvels, Volledig werk, J. Weisgerber ed., Hasselt, 1971-1973.

www.streekproduct.be: overzicht van streekproducten en hun herkomst.

www.variatielinguistiek.ugent.be: korte analyse van het West-Vlaams dialect.

Page 52: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 47

5 Bronnenmateriaal

5.1 Beeld

De naam van de foto’s komt overeen met de benaming in het fotodocument. Bij iedere foto hoort een

bronvermelding. Bij de beelden uit de Dexia-collectie, die berust in de Koninklijke Academie, hoort de

vermelding ‘Dexia-collectie. Koninklijke Academie van België’. De beelden van Dexia mogen worden

opgenomen in de beeldbank en eenmalig gepubliceerd. Bij herpublicatie moet opnieuw toelating

worden gevraagd. Sommige beelden zijn namelijk eigendom van derden. De beelden met

©BertrandDeseyn mogen vrij gebruikt worden voor niet-commerciële doeleinden mits verwijzing naar

volgende website: (http://users.telenet.be/mijnwereld/gallery.htm). Recente landschapsfoto’s van de

noordelijke ankerplaatsen van het Agentschap Onroerend Erfgoed Team landschappen kunnen in hoge

resolutie aangevraagd worden bij Koen Himpe (zie Excelbestand in bijlage). Van de erfgoedbeeldbank

van de gemeente Anzegem (http://erfgoed.anzegem.be/) is slechts een kleine selectie oude foto’s

opgenomen. Bijkomende beelden uit de ruime collectie zijn verkrijgbaar bij de cultuurdienst.

Legende bij de fotobenaming: Locatie_inhoud afbeelding_datering_©_evt. nummering

Anzegem_BoerAkker_zd_EtienneDevogelaere

Anzegem_BouvelobosHakhoutbeheermetkorteomlooptijden_2010_©AgentschapOnroerendErfgoed

TeamLandschappen

Anzegem_BouvelobosHellingbostypemetvoorjaarsvegetatie_2010_©AgentschapOnroerendErfgoedT

eamLandschappen

Anzegem_GijzelbrechtegemHondenkar _1911_©Debrabandere-Maddens

Anzegem_GijzelbrechtegemKruiskenAuberge_zd_©EtienneDevogelaere

Anzegem_HemsrodejaarlijkseMilitary_2010_AgentschapOnroerendErfgoedTeamLandschappen

Anzegem_HemsrodeKoetswerkvleugel_2010_AgentschapOnroerendErfgoedTeamLandschappen

Anzegem_HemsrodeOudenHeirwegNeerhofDeBarze_zd_©EtienneDevogelaere

Anzegem_HemsrodeOudenHeirwegHerbergDeBarze_2010_AgentschapOnroerendErfgoedTeamLand

schappen

Anzegem_Kasteeldreef_zd_Dexia

Anzegem_Kruisweg_zd_©AnzegemErfgoed

Anzegem_N494OpgehoogdTracéWortegemsesteenweg_2010_AgentschapOnroerendErfgoedTeamLa

ndschappen

Anzegem_OudenHeirwegtracé_2010_AgentschapOnroerendErfgoedTeamLandschappen

Anzegem_Panorama_zd_Dexia

Anzegem_Ploegenkoeien_zd_©Debrabandere-Maddens

Anzegem_SpoorwegBareelwachter_zd_©AnzegemErfgoed

Anzegem_StationBrusselaars _1941-1944_©AnzegemErfgoed

Anzegem_StationBrusselaarsTextielfabriekLepoutre _1941-1944_©AnzegemErfgoed

Anzegem_StationWestkant_zd_©AnzegemErfgoed

Anzegem_StoomtreinKortrijkOudenaardeHolleWeg _zd_©AnzegemErfgoed

Anzegem_WatermolenGoedterWalskerke_2013_©LievenDenewet

Page 53: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

48

Ingooigem_DePlaats_1914_Dexia

Ingooigem_Dorpsstraat_1913_Dexia

Ingooigem_LandergemmolenVoorRestauratie©OnsMolenheem

Ingooigem_LandschaprichtingTiegem_zd_©BeeldbankWest-Vlaanderen

Ingooigem_StreuvelsRaamLijsternest_zd_©BeeldbankWest-Vlaanderen

Ingooigem_UitzichtvanafLijsternest_zd_©BeeldbankWest-Vlaanderen

Ingooigem_WindmolenLandergemmolen_2013_©LievenDenewet

Kaster_Panorama_zd_©AnzegemErfgoed

Kaster_PanoramaKouterZuidkantEssenVarentstraat_zd_©AnzegemErfgoed

Kaster_PanoramaVanafVarentstraat_vóór1960_©AnzegemErfgoed

Otegem_ToegangspoortDiesveldhoeve1_2006_©BertrandDeseyn

Otegem_ToegangspoortDiesveldhoeve2_2006_©BertrandDeseyn

Tiegem_MolensUitkijktoren_1906_Dexia

Tiegem_PanoramaDorp_1904_Dexia

Tiegem_PanoramaLandschap_1901_Dexia

Tiegem_PanoramaMolens_zd_©OnsMolenheem

Tiegem_Sint-ArnoldusparkBoswachterswoonst_zd_Dexia

Tiegem_Sint-ArnoldusparkHyacinthenbloei_2006_©BertrandDeseyn

Tiegem_Sint-ArnoldusparkKapelKoets_zd_Dexia

Tiegem_Sint-ArnoldusparkKapelWinkel_zd_Dexia

Tiegem_Sint-ArnoldusparkKleineKapel_zd_Dexia

Tiegem_Sint-ArnoldusparkStijnStreuvels_zd_©BeeldbankWest-Vlaanderen

Tiegem_Sint-ArnoldusparkVijvers_1929_Dexia

Tiegem_StenenMolen_zd_©EtienneDevogelaere

Tiegem_Uitkijktoren_1911_Dexia

Tiegem_Uitkijktoren_zd_Dexia

Tiegem_VoormaligeBelzebuthBergmolen_zd_©OnsMolenheem

Vichte_Kerkdreef_rond1900_©EtienneDevogelaere

Vichte_Kerkdreef_1904_Dexia

Vichte_Kerkdreef_1924_Dexia

Vichte_Station_zd_©AnzegemErfgoed

Vichte_OudeKerk_1904_Dexia

Vichte_OudeKerkRinggrachtDreef_zd_©AnzegemErfgoed

Vichte_OudKasteel_1904_Dexia

Vichte_OudKasteelToegangspoort_zd_©AnzegemErfgoed

Page 54: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 49

5.2 Kaarten

Allerlei interessant kaartenmateriaal is voorhanden. Historische kaarten van de regio kunnen

geraadpleegd worden op www.geopunt.be. Deze website laat toe oude en nieuwe kaarten op elkaar

te leggen. Het gaat daarbij om de Carte des Pays-Bas van Frickx uit 1712, de Kabinetskaart van de

Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik van Ferraris uit de periode 1771-1777, de Cartes

topographiques van Vandermaelen (1846-1854) en de Atlas cadastral parcellaire de la Belgique van

Popp uit de periode 1842-1879. Op deze oude kaartlagen zijn ook recente luchtfoto’s weer te geven.

Een verwijzing in de vorm van een QR-code op de infopanelen lijkt aangewezen.

Kaartenmateriaal met buurtwegen en een landschapsatlas is te raadplegen op volgende website van

de provincie West-Vlaanderen: www.giswest.be/trage-wegen. Het Rijksarchief te Gent bewaart in haar

kaartenverzameling een figuratieve kaart van Anzegem uit 1682: ‘Kaerte figurative van de heerlykheyd

der prochie van Anseghem, gemaekt in den jaere 1682, door G.V.M. (Van Marien)’.

De ‘biologische waarderingskaart’ (BWK) is een inventarisatie van de bodembedekking, vegetatie en

kleine landschapselementen aan de hand van karteringseenheden: G. De Knijf, L. Vriens en D.

Paelinckx, Biologische Waarderingskaart, kaartbladen 29-37, Instituut voor Natuurbehoud, Brussel,

2004.

Uittreksel Kabinetskaart Graaf de Ferraris, kaartbladen 19-20, 29-30, 1977, in: K. Van Herck, B. De Meulder en S.

Hoornaert, Metamorfosen: een ruimtelijke biografie van de regio Kortrijk, Intercommunale Leiedal, 2010, 14

Page 55: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

50

.

Page 56: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

Land van Streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek 51

6 Bibliografie

L. Blockeel, Vichte in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1973.

B. Caron, W. Roets en A. Linters, Monumenten en landschappen in zuid-West-Vlaanderen.

Monumentenzorg in de 12 zuidwestvlaamse gemeenten. Overleg Cultuur Zuid-West-Vlaanderen,

Kortrijk, 1994.

Cel monumenten en landschappen West-Vlaanderen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen:

inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie West-Vlaanderen. Gemeente Anzegem,

deelgemeenten Anzegem, Gijzelbrechtegem, Ingooigem, Kaster, Tiegem en Vichte, Brussel, 2006.

E. Decoene en D. Libbrecht, ‘Landschap in beeld, de Scheldevallei vanop Tiegemberg’, in: Klimop, 3

(2014), p. 27-29.

F. Dejonghe, Werkgroep trage wegen: Wandelgids "Tussen Schelde en Leie", Kortrijk, 2012.

M. De Jonghe, Bossen in Anzegem, Avelgem, Spiere-Helkijn en Zwevegem: het Banhoutbos, het

Bassegembos, het Beukenhofpark, het Grandvalbos, het Mortagnebos, het Sint-Arnolduspark, Brugge,

1998.

B. De Meulder en M. Dehaene, Fascikel 1: Atlas Zuidelijk-West-Vlaanderen, Kortrijk, 2002.

B. De Meulder en T. Vandenbroucke, ‘Het Leie-Schelde-interfluvium: theater van de bricolage’, in:

OASE. Tijdschrift voor Architectuur, 63 (2004), p. 110-139.

A. De Waele, Rurale bewoning in voormalige kasselrij Oudenaarde. Analyse en typologie van rurale

nederzettingen en evolutie van bewoningspatroon, Onuitgegeven Masterproef, Gent, 2010.

P. Debrabandere en N. Maddens, Ook hier zijn we groot geworden: het nijvere arrondissement Kortrijk

1890-1940, Kortrijk, 1985.

J. Devos, en E. Depraetere, Een dialect op de grens van Oost- en West-Vlaanderen: t' Anzegêms,

Anzegem, 2009.

P. Diriken en G. Van de Genachte, De Landschapskenmerkenkaart West-Vlaanderen, Eindrapport

Landschapszorg in Vlaanderen. Aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van

bovenlokaal belang, Brussel, 2000.

Gemeentebestuur Anzegem, Omgevingsanalyse Gemeente Anzegem, Anzegem, 2013.

Intercommunale Leiedal, Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Anzegem, Brugge, 2005.

Intercommunale Leiedal, 100 Dagen Groene Sporen Zuid-West-Vlaanderen, Brugge, 2013.

G. Kockelberg, ‘Molens van Anzegem’, in: Ons Molenheem, 2 (2005), p. 28-32.

H. Leinfelder, ‘Analyse van studiegebied Interfluvium Leie-Schelde’, in: Open ruimte als publieke

ruimte, Gent, 2007, p. 237-256.

P. Mattelaer, ‘Molens van groot-Anzegem’, in: Jaarboek van de Geschied- en Heemkundige Kring ‘De

Gaverstreke’, Waregem, 33 (2005), p. 147-198.

W. Meulenkamp, Buiten de kerk. Processieparken, Lourdesgrotten en calvariebergen in België en

Nederland, Nieuwegein, 1987.

Natuur-Koepel Zuid-West-Vlaanderen, Stapsteentjeswandeling in Tiegem, Wandelbrochure, 2009.

Regio Leiestreek, Landbouw-, natuur- en bosgebieden “Bouvelobos, Hemsrode en steilrand van

Moregem”, Brussel, 2014.

M. Rutten en J. Weisgerber, Van ‘Arm Vlaanderen’ tot ‘De voorstad groeit’: de opbloei van de Vlaamse

literatuur van Teirlinck-Stijns tot L.P. Boon (1888-1946), Antwerpen, 1988.

F. Speleers, Anzegem in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1996.

Page 57: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

52

F. Speleers, F. Santens, E. Ducatteeuw, ‘Historische wandeling door Anzegem’, in: De Gaverstreke, 31

(2003).

F. Speleers en E. Devogelaere, ‘De Anzegemse hoeven’, in: De Gaverstreke, 38 (2010), p. 337-435.

S. Streuvels, Volledig werk, J. Weisgerber ed., Hasselt, 1971-1973.

G. Van de Meulebroeke en L. Van den Dorpe, Terugblik op Tiegem, Anzegem, 1992.

E. Van Hecke en H. Meert, ‘Casestudie Schelde-Leie Interfluvium’, in: PODO II Onderzoek:

Randvoorwaarden voor duurzaam agrarisch ruimtegebruik in een verstedelijkende

netwerksamenleving, Brussel, 2006.

K. Van Herck, B. De Meulder en S. Hoornaert, Metamorfosen: een ruimtelijke biografie van de regio

Kortrijk, Brussel, 2010.

www.inventaris.onroerenderfgoed.be: overzicht van historische gebouwen

www.molenechos.org: geschiedenis en foto’s van bestaande en verdwenen molens

www.natuurpuntanzegem.be: documentatie rond natuurschoon, met veel illustraties

www.streekproduct.be: overzicht van streekproducten en hun herkomst

www.vlaamsevolksverhalen.be: databank van Vlaamse volksverhalen

www.variatielinguistiek.ugent.be: korte analyse van het West-Vlaams dialect

Page 58: Land van streuvels. Inhoudelijk vooronderzoek

CENTRUM AGRARISCHE GESCHIEDENIS

Atrechtcollege Naamsestraat 63

B-3000 Leuven

Tel. 016 / 32.35.25

[email protected]