thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen...

87
LAGER ONDERWIJS AAN SCHIPPERSKINDEREN MASTERTHESIS Studierichting Maatschappijgeschiedenis Specialisatie: Geschiedenis van Nederland in een Mondiale Context Erasmus Universiteit Rotterdam mei 2011

Transcript of thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen...

Page 1: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

LAGER ONDERWIJS AAN SCHIPPERSKINDEREN

MASTERTHESIS

Studierichting Maatschappijgeschiedenis

Specialisatie: Geschiedenis van Nederland in een Mondiale Context

Erasmus Universiteit Rotterdam

mei 2011

Student: Begeleider:

Lisette Span prof. A. Baggerman

Adrien Mildersstraat 76B

3022 NK Rotterdam Tweede lezer:

Studentnummer: 324735 Dr. J. Dane

Page 2: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD

INLEIDING 5

Het brongebruik. 5

De verantwoording 7

HOOFDSTUK 1. Lager Onderwijs aan schipperskinderen in Nederland 9

Onderwijs aan boord 9

Het ligplaatsonderwijs 10

Het continu-onderwijs 12

HOOFDSTUK 2. Gerben de Jong: Vader van het Schippersonderwijs 15

Voorzitterschap van Onderwijsfonds voor de Scheepvaart 16

Het gezinsleven 17

Ontslag bij het Onderwijsfonds 18

Schoolfonds voor schipperskinderen 19

Conclusie 21

HOOFDSTUK 3. Het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart. 22

De Vereniging Gezagvoerders bij de Binnenvaart 23

Statuten van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart 24

Andere activiteiten van het fonds 26

HOOFDSTUK 4. Het Lager Onderwijs geregeld door het Onderwijsfonds 27Uniformiteit 28

Steunverlening 29

Het Register van Schipperskinderen 30

2

Page 3: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

HOOFDSTUK 5. Schoolbezoek schipperskinderen en walkinderen 31

Schoolbezoek van schipperskinderen 32

Eerste jaar van leerplichtige leeftijd 38

Aantal bezochte scholen 40

Schoolbezoek regulier onderwijs vergeleken met schippersonderwijs 43

Conclusie schoolbezoek 47

CONCLUSIE 48

LITERATUURLIJST 52

BIJLAGEN 56

1. Afschrift van benoeming G. de Jong tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

2. Afschrift van benoeming G. de Jong tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.

3. Ontslagbrief van Gerben de Jong bij het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart.

3

Page 4: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Voorwoord

Tijdens mijn onderzoek naar lager onderwijs aan schipperskinderen kreeg ik vaak verbaasde

blikken van mensen waaraan ik het onderwerp van mijn thesis uitlegde. Ik merkte al gauw dat

het schippersonderwijs voor veel mensen onbekend terrein is. Uit het geringe aanbod van

bruikbare secundaire literatuur en primaire bronnen bleek ook dat het behandelen van dit

onderwerp niet gangbaar is. Uit persoonlijke interesse door onder andere het verleden van

familieleden die afkomstig zijn uit de schipperswereld wilde ik dit onderwerp graag uit de

onbekendheid halen. Tijdens mijn zoektocht naar informatie merkte ik dat deze wens bij meer

mensen speelt die banden hebben met de schipperswereld. Ik heb dan ook veel informatie en

hulp gekregen van die personen. In het bijzonder wil ik de kleindochter van Gerben de Jong,

mevrouw A. van Leeuwen bedanken voor de informatie die zij mij heeft gegeven over het

leven van haar grootvader. Haar enthousiasme en inzet heb ik als zeer prettig ervaren. Ook

ben ik de werknemers van het Fries Scheepvaartmuseum, het Rotterdams Gemeentearchief en

de bibliotheek van het Maritiem Museum dankbaar voor de hulpvaardigheid waarmee zij mij

van informatie hebben voorzien. Ook wil ik mijn dank uitspreken aan Jacques Dane van het

Onderwijsmuseum voor de begeleiding tijdens de wetenschappelijke stage bij het museum.

Daarnaast heb ik de hulp van vrienden en familie erg gewaardeerd, vooral de kritische blik

van Jeroen bleek erg waardevol. Mijn grootste dank gaat uit naar mijn scriptiebegeleidster

Arianne Baggerman. Zij heeft mij steeds voorzien van leerzame en vakkundige feedback

waardoor ik dit onderzoek met succes kon afsluiten.

4

Page 5: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

1. Inleiding

“Waarom is in Nederland het lager onderwijs voor schipperskinderen nog niet geregeld”?

Deze vraag stelde de heer Cohen in een artikel van De Binnenvaart, officieel orgaan van het

Onderwijsfonds voor de Scheepvaart in het jaar 1931. Hij concludeerde dat het lager

onderwijs aan schipperskinderen in alles tekortschoot, omdat de eensgezindheid onder de

leden van de Commissie van Advies Inzake Lager Onderwijs aan schipperskinderen te groot

was om verbeteringen mogelijk te maken. De leden waren het er vanaf 1923 al over eens waar

de minimumeisen van het lager onderwijs aan schipperskinderen aan moesten voldoen.

Hierdoor was de discussie volgens de heer Cohen ‘zo dood als een pier’, wat resulteerde in

een passieve houding aangaande het lager onderwijs. Er moesten meer acties ondernomen

worden, de gemeenschap moest getoond worden dat ze de strijd aan zouden gaan.1

Dat de leden van deze Commissie eenstemmig waren over hoe het onderwijs aan

schipperskinderen verbeterd kon worden, terwijl er in de praktijk weinig bewerkstelligd werd,

karakteriseert de destijds aanwezige maatschappelijke aandacht voor dit probleem. Mensen

die geen ambulant beroep hadden en aan de wal woonden schonken weinig aandacht aan de

moeilijkheden betreffende het onderwijs aan schipperskinderen, als zij zich al van deze

problemen bewust waren. In de negentiende eeuw en ook in de twintigste eeuw was het

onderwijs aan schipperskinderen ‘een ondergeschoven kindje’.

Brongebruik

Dit gebrek aan aandacht is ook terug te vinden in de wetenschap en de literatuur. Er zijn

weinig wetenschappers die onderzoek hebben gedaan naar het onderwijs aan

schipperskinderen en weinig auteurs die over dit onderwerp hebben geschreven. Er bestaan

wel een aantal studies vanuit een sociaal pedagogische benadering, waarin de impact van het

internaatsleven op de schipperskinderen centraal staat. De nadruk bij deze studies ligt op het

gescheiden leven van het kind en de ouders, het leven in een samenleving aan wal in plaats

van het leven in de vertrouwde schipperswereld en de opvoedingstaken van het internaat en

de ouders. Voorbeelden van sociaal pedagogische studies over schipperskinderen zijn Vaste

1 A. Cohen, ‘Waarom...?’ in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (Amsterdam 21 augustus 1931) 1-2.

5

Page 6: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

grond tussen wal en schip van J.J. van Doorne e.a.2 en Schipperskinderen op weg naar

zelfstandigheid van Th. de Veld en J. Brouwens e.a.3 Andere literatuur over onderwijs aan

schipperskinderen zijn gedenkboeken van schoolfondsen zoals Klavervier, tien jaar

gezegende vaart: vier internaten voor schipperskinderen uit 1958 en het tienjarige en

vijfentwintigjarige jubileumboek van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart. Ook zijn er

gedenkboeken van schippersinternaten, zoals 60 jaar onderwijs aan en zorg voor

schipperskinderen te Vreeswijk uit 1975 of van gemeenten, waar 60 jaren openbaar

schippersonderwijs in de gemeente Groningen, 1890-1950 een voorbeeld van is.4 Er zijn ook

een aantal egodocumenten over schipperskinderen uitgegeven als De bibliotheek van mijn opa

van A.P. Meeusen5 waarin de auteur een hoofdstuk wijdt aan het leven van zijn opa als

schippersjongen en het boek Terwijl mij persoon dit schrijft, waarin de dagboeken van een

beurtschipper uiteengezet zijn.6 Verder zijn er een aantal statistische onderzoeken gedaan naar

het schoolbezoek van schipperskinderen. In het verslag van D. van der Ploeg Integratie van

schipperskinderen in het basisonderwijs uit 1990 wordt onder andere het verschil van niveau

uiteengezet tussen de schipperskinderen en walkinderen en het verschil tussen

schipperskinderen die categoriaal onderwijs of regulier onderwijs hebben genoten.7 Verder

bestaat er vrijwel geen buitenlandse secundaire literatuur over het schippersonderwijs. Het

enige voorbeeld dat ik kan geven, is van de Luxemburgse wetenschapper Jean Pierre

Liegeois, die in zijn boek La scolarisation des enfants tziganes et voyageurs:  rapport  de 

synthese het leven van kinderen die een zwervend bestaan hebben door het beroep van de

ouders op een cultureel antropologische manier heeft benaderd.8 Dat het lager onderwijs aan

schipperskinderen als een speciale tak in het onderwijs wordt gezien en in de wetenschap en

literatuur ook als zodanig wordt behandeld, is waarschijnlijk een typisch Nederlands

fenomeen. In het artikel van Ursula Scholten, ‘ Dutch bargee families: partners in early

2 J.J. van Doorne, e.a., Vaste grond tussen wal en schip. Het internaat voor schipperskinderen bezien als opvoedingsmilieu (Utrecht 1975).3 Th. Veld, Ja. Bouwens e.a., Schipperskinderen op weg naar zelfstandigheid. Een verslag van interviews met schippersjongeren over hun kinder- en jeugdtijd tussen internaat en boord in de jaren zeventig (Leiden 1988).4 60jaar onderwijs aan en zorg voor schipperskinderen te Vreeswijk (Vreeswijk 1975).5 A.P. Meeusen, De bibliotheek van mijn opa (Meppel 2009).6 Cor van Someren, Terwijl mij persoon dit schrijft. Dagboeken van een buurtschipper op de Hollandsche IJssel en de Zaan (Alphen aan de Rijn 1989). 7 D. van der Ploeg, Integratie van schipperskinderen in het basisonderwijs (Utrecht 1990).8 Jean Pierre Liegeois, La scolarisation des enfants tziganes et voyageurs : rapport de synthese (Luxemburg 1983).

6

Page 7: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

childhood education’, wordt dit bevestigd doordat zij het vraagstuk voorlegt aan een

internationaal forum.9

Er is wel sprake van bruikbare secundaire literatuur over het schippersonderwijs uit de

twintigste eeuw. Hoewel sommige bronnen redelijk gedateerd zijn, bieden ze voldoende

informatie om inzicht te krijgen in het verloop van het onderwijs aan schipperskinderen.

Naast deze literatuur heb ik voor mijn onderzoek vooral gebruik gemaakt van primaire

bronnen. De belangrijkste informatie over de geschiedenis van het schippersonderwijs is

afkomstig uit het jubileumboek van vijfentwintig jaar Onderwijsfonds voor de Scheepvaart en

het vaktijdschrift De Binnenvaart. Voor het statistische verslag heb ik gegevens verwerkt uit

het Register voor schipperskinderen, afkomstig uit De Binnenvaart, en gegevens van het

Centraal Bureau voor de Statistiek.

Verantwoording

Omdat het lager onderwijs aan schipperskinderen voor velen onbekend terrein is, begint de

scriptie met een chronologische en thematische uiteenzetting van het lager onderwijs aan

schipperskinderen van 1882 tot het jaar 1969. Vanaf de jaren tachtig van de negentiende eeuw

begon men meer aandacht te krijgen voor de speciale behoeften van de schipperskinderen met

betrekking tot het onderwijs. In eerste instantie kregen veel kinderen enkel onderwijs aan

boord, maar tegen het eind van de negentiende eeuw kwamen er steeds meer schippersklassen

in reguliere basisscholen en ontstonden er ligplaatsscholen. In het begin van de twintigste

eeuw werden continuscholen en schippersinternaten opgericht. Vanaf 1969 krijgen de

schipperskinderen alleen nog lager onderwijs aangeboden via een schippersinternaat of op een

reguliere school. In de eerste vier decennia van de twintigste eeuw is de meeste progressie

gemaakt in het bevorderen en verbeteren van het schippersonderwijs. In de volgende

hoofdstukken wordt daarom de nadruk gelegd op de ontwikkeling van het lager

schippersonderwijs in die betreffende jaren.

Tijdens mijn zoektocht naar geschikte bronnen over het lager onderwijs aan

schipperskinderen kwam ik er al snel achter dat het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart een

belangrijke rol heeft gespeeld in het bevorderen van het onderwijs aan schipperskinderen. De

oprichter en voorzitter van het Onderwijsfonds, de heer Gerben de Jong, vervulde daarin een

cruciale rol. Na de uiteenzetting over de geschiedenis van het lager onderwijs aan

9 Ursula Scholten, ‘Dutch bargee families: partners in early childhood education’ in International Journal of Educational Research (Rotterdam 2000).

7

Page 8: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

schipperskinderen in Nederland, volgt dan ook een biografisch verslag van het leven van

Gerben de Jong en zijn verdiensten als voorzitter van het Onderwijsfonds voor de

Scheepvaart. Gerben kreeg de bijnaam ‘vader van het schippersonderwijs’ en ik heb

onderzocht in hoeverre deze naam hem toekomt. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de

geschiedenis van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart en de inspanningen die door dit

fonds zijn verricht ten behoeve van het schippersonderwijs in het algemeen. In het daarop

volgende hoofdstuk wordt beschreven wat het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart heeft

gedaan om het lager onderwijs aan schipperskinderen te bevorderen.

Daarnaast wilde ik onderzoeken welke impact alle inspanningen van de

schippersfondsen en de politiek hebben gehad op het schoolbezoek van de schipperskinderen.

Hiertoe heb ik een statistisch onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek zijn de gegevens

verwerkt van het aantal schipperskinderen dat nooit naar school ging, het ligplaatsonderwijs

volgde, of het hele jaar naar één school ging en dus onafgebroken onderwijs volgde. De

conjunctuur van deze gegevens is eveneens onderzocht en beschreven. Ik heb ook een

statistisch overzicht gemaakt van het schoolbezoek van kinderen waarvan de ouders geen

ambulant beroep hadden en deze vergeleken met de gegevens van het schoolbezoek van

schipperskinderen.

Na dit laatste hoofdstuk worden in de conclusie alle ontwikkelingen van het lager

onderwijs aan schipperskinderen in Nederland samengenomen en uiteengezet met de

beantwoording van de vraag: ‘Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het lager onderwijs

aan schipperskinderen in Nederland van 1882 tot en met 1942’?

8

Page 9: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

1. Lager Onderwijs aan schipperskinderen in Nederland

Allereerst is een verduidelijking van het begrip ‘schipperskind’ op zijn plaats. De kinderen die

tot schipperskinderen worden gerekend, zijn de kinderen waarvan in ieder geval de vader een

beroep als schipper heeft, meestal op de binnenvaart. Kinderen die op woonboten leven

worden dus niet gerekend tot de schipperskinderen.10 Het Onderwijsfonds voor de

Scheepvaart beschouwt kinderen die altijd aan de wal hebben gewoond en waarvan de moeder

nooit heeft meegevaren, ook niet als schipperskind.11

Vanaf het einde van de negentiende eeuw werd er, zij het op zeer kleine schaal, gestreden

voor verbetering van het lager onderwijs aan schipperskinderen, aldus Sjirk Dijkstra,

beheerder van de site van het Koninklijke Onderwijsfonds voor de Scheepvaart.12 Net als

Netty Gabel en Klaas Jansma in het boek Jachten en jagen, schipperskinderen aan boord,

geeft hij aan dat al in 1882 het eerste schoolfonds voor lager onderwijs aan kinderen in

Friesland is ontstaan. Het was een particulier initiatief van dominee H. G. Dornseiffer om het

onderwijs aan schipperskinderen mogelijk te maken. Zijn ‘Terhornster fondsje’ voorzag onder

andere schippersouders van een bijdrage waardoor zij het kostgeld voor hun kind konden

betalen.13 Tot aan het ontstaan van het eerste schippersinternaat in Vreeswijk in 1915 konden

schipperskinderen alleen onderwijs volgen door middel van scholing aan boord, het

ligplaatsonderwijs of door in de kost te gaan bij familie of een kostgezin om onafgebroken

onderwijs te volgen op een reguliere school of op een schippersschool.14

Onderwijs aan boord.

Vooral aan het eind van de negentiende eeuw gingen veel schipperskinderen helemaal niet

naar school. Zij werkten mee in het schippersbedrijf van hun ouders en kregen les aan boord

van hun moeder. In een enkel geval kwam er een docent van een basisschool in de buurt van

de plek waar op dat moment het schip aan wal lag, langs om de kinderen onderwijs aan te

10 J. Post, ‘Schippersklassen aan de Egelantiersschool te Amsterdam’ in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (Amsterdam 1928).11 S.J. van Efferen, ‘Het Register van Schipperskinderen’ in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (Amsterdam 14 juni 1929)1.12 URL: http://www.het-kof.nl/scholen/indexscholen.html (24-01-2010). 13 Netty Gabel, Klaas Jansma, Jachten en jagen. Schipperskinderen aan boord (Leeuwarden 2009) 135. 14 Gerben de Jong, ‘De strijd om het Lager onderwijs’ in De Binnenvaart , officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (Amsterdam 6 april 1928)1.

9

Page 10: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

bieden. De hoeveelheid scholing aan boord liet echter vaak te wensen over, want veel ouders

vonden het niet noodzakelijk om hun kind te leren lezen en schrijven, vanuit de gedachte ‘ze

worden toch schipper en daarvoor hoef je niet te kunnen lezen of schrijven’. Daarbij vonden

veel ouders dat hun kinderen geen theoretische kennis nodig hadden omdat zij meenden dat

het beroep van schipper in de praktijk geleerd moest worden.15 Hierdoor bleven veel

schipperskinderen verstoken van onderwijs.

Het ligplaatsonderwijs

In het begin van de twintigste eeuw zagen steeds meer schippers het nut van het onderwijs in,

en stuurden hun kinderen wel naar school. De schipperskinderen volgden dan vooral het

ligplaatsonderwijs. Het ligplaatsonderwijs hield in dat het kind aan boord bleef wonen en naar

school ging in de verschillende plaatsen waar het schip meer dan 48 uur bleef liggen. Het

ligplaatsonderwijs kon op drie verschillende manieren gevolgd worden. De kinderen konden

een reguliere basisschool bezoeken waar zij onderwijs genoten in een bestaande klas, met het

gevolg dat de schipperskinderen vaak achterin de klas werden geplaatst en niet mee konden

komen met de aangeboden lesstof.16 Verder hadden ze de mogelijkheid om onderwijs te

volgen in een speciale schippersklas op een reguliere school, die uitsluitend waren ingericht

voor varende schipperskinderen. En tot slot konden de schipperskinderen ligplaatsonderwijs

volgen door naar een speciale ligplaatsschool te gaan. De ligplaatsscholen waren uitsluitend

bestemd voor varende schipperskinderen en werkten met een verkort leerplan en gaven

individueel onderwijs.17 De schipperskinderen konden door dit verkorte leerplan binnen drie

tot vier jaar het gehele lager onderwijs doorlopen. Het volgen van ligplaatsonderwijs was

echter geen ideale situatie voor de ontwikkeling van het kind, want het kon voorkomen dat

een kind binnen één jaar wel zeventien verschillende scholen aandeed en onvoldoende

onderwijs genoot omdat het schip niet vaak genoeg voor langere tijd aan wal bleef liggen.18

Bijkomend probleem was het gebrek aan samenwerking tussen de verschillende scholen.

Vooraanstaand lid van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart de heer S.J. van Efferen

pleitte in het tijdschrift De Binnenvaart meerdere keren voor uniformiteit binnen het lager

onderwijs aan schipperskinderen. Dit om te voorkomen dat het schipperskind steeds andere

15 ‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, 215-219.16 Jachten en jagen,124.17 Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistiek van het onderwijs aan schipperskinderen 1947-1949( ’s Gravenhage 1950)5.18 Jachten en jagen, 113-121.

10

Page 11: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

lesmethoden kreeg wanneer het meerdere ligplaatsscholen bezocht en niet altijd op het juiste

niveau les kreeg.19 In het tijdschrift van het Onderwijsfonds voor schipperskinderen schreef

hij al in 1933 een artikel waarin hij zijn zorgen uitte over de gevolgen van slechte

communicatie tussen de verschillende scholen. Hij gaf als voorbeeld het verhaal van een

meisje dat door alle docenten op de scholen als ijverig en slim werd omschreven. Toch kon ze

de gehele school niet op tijd doorlopen omdat ze vaak achterliep en bij de verschillende

ligplaatsscholen steeds met andere lesmethoden te maken had. Van Efferen gaf in dit artikel

aan dat het ligplaatsonderwijs zou verbeteren als eenzelfde leerplan gerealiseerd zou worden

voor alle scholen die les gaven aan schipperskinderen.20 Hij was overigens niet de eerste die

van mening was dat een zekere eenvormigheid in het leerplan gewenst was. In het

jubileumboekje 60 jaren openbaar schippersonderwijs in de gemeente Groningen, 1890-1950

wordt uiteengezet hoe de heer J. van Breen al in 1898 pleitte voor overeenstemming tussen de

onderwijzers betreffende de keuze van het lesmateriaal en een eenvormigheid in het

leerplan.21

22

19 S. J. van Efferen, ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd, overzicht van het schoolbezoek gedurende het jaar 1937’ in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds (Amsterdam 22 juli 1938)1.20 S. J. van Efferen, ‘Het onderwijs aan schipperskinderen, minimum-eischen voor een afdoende regeling van het lager onderwijs aan schipperskinderen’ in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (23 juni 1933 en 30 juni 1933) 1-2.21 J. K. Bakker e.a., 60 jaren openbaar schippersonderwijs in de gemeente Groningen, 1890-1950 (Groningen 1950) 5. 22 Bron van: http://www.kustvaartforum.com .

11

Page 12: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Th. Veld en J. Brouwens geven in hun onderzoeksverslag Schipperskinderen op weg naar

zelfstandigheid aan dat de uniformiteit tussen de verschillende ligplaatsscholen met de

invoering van dezelfde lesmethoden op alle ligplaatsscholen –en klassen verwezenlijkt werd.

De docenten gaven de leerlingen ook een schoolboekje mee waarin de docenten bijhielden

hoever het kind in de verschillende schoolvakken was gevorderd. Ook kregen de

schipperskinderen huiswerk mee dat de docent van de volgende school nakeek en becijferde.

Door deze uniformiteit was de kans veel groter dat een kind dat het ligplaatsonderwijs volgde

de school binnen de verplichte jaren kon doorlopen.23

Het continu-onderwijs.

Als alternatief voor het ligplaatsonderwijs bestond de mogelijkheid om het schipperskind in

een kostgezin aan de te wal plaatsen. Zij verbleven voor een lange tijd bij het gastgezin,

waardoor ze voldoende schooltijden genoten en op een continuschool of in een speciale

schippersklas onderwezen konden worden.24 Een continuschool was een lagere school,

uitsluitend bestemd voor speciaal met het oog op het onderwijs aan de wal geplaatste

schipperskinderen. Ook deze scholen hadden een verkort leerplan.25 Deze kinderen lagen

aanzienlijk voor op de kinderen die alleen het ligplaatsonderwijs volgden. Gabel en Jansma

geven echter ook een aantal nadelen van het plaatsen van een kind in een kostgezin aan.

Behalve dat het plaatsen van een kind in een kostgezin een dure aangelegenheid was, werd het

kind nu voor langere tijd gescheiden van de ouders en dat kwam niet ten goede van de

opvoeding. Verder bestond het gevaar dat de kostgezinnen het schipperskind alleen in huis

namen voor de financiële bijdrage en daardoor te weinig om de belangen van het kind gaven.

Ook konden kinderen afkomstig uit hetzelfde gezin op een heel andere manier worden

opgevoed, wanneer ze bij verschillende kostgezinnen terecht kwamen. In het boek wordt een

voorbeeld geschetst van twee broers, van wie de ene broer in een rooms-katholiek gastgezin

verbleef terwijl de andere met de protestantse leer werd opgevoed.26

Met de oprichting van het eerste schippersinternaat in Vreeswijk ontstond vanaf 1915

de mogelijkheid om het schipperskind in een internaat te plaatsen dat verbonden was met een

continuschool. De schipperskinderen woonden op het internaat en gingen in het weekend en 23 Veld, Schipperskinderen op weg naar zelfstandigheid, 7.24 Met een schooltijd wordt een dagdeel waarin onderwijs wordt genoten bedoeld. In het reguliere onderwijs was er een ochtend- en middagdagdeel, bij het schippersonderwijs ook ’s avonds. Die werd de derde schooltijd genoemd.25 Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistiek van het onderwijs aan schipperskinderen 1947-1949, 5.26 Jachten en jagen, 120-123.

12

Page 13: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

de vakanties aan boord. Dit betekende dat de kinderen hun ouders erg weinig zagen en dus

voornamelijk opgevoed werden door de begeleiders van het internaat. Om het kind langer bij

de ouders te houden, kregen de schipperskinderen met de invoering van de Derde Schooltijd

in 1927 een uitzondering op de leerplicht. Zij waren nu pas vanaf acht jaar verplicht om

ononderbroken onderwijs te volgen op een school. Voor walkinderen gold de

minimumleeftijd van zes jaar. Leerplichtige schipperskinderen tussen de zes en acht jaar

mochten het ligplaatsonderwijs volgen, aangevuld met onderwijs aan boord. Als het kind

eenmaal de leeftijd van acht jaar bereikt had, ging het naar een speciale schippersschool of

schippersklas die er op ingericht was om de leerstof van zes schoolklassen in drie of vier jaar

te behandelen. Dit was te realiseren door de invoering van de derde schooltijd.27 De kinderen

maakten langere schooldagen omdat ze drie dagdelen onderwezen werden, in plaats van twee

dagdelen zoals bij het reguliere onderwijs. Pas rond vijf uur waren ze klaar op school en

gingen dan naar het internaat om te eten. Daarna hadden ze niet veel tijd om te spelen, want

ze gingen bijtijds naar bed. Het leven van een schipperskind op een internaat bestond dus

voornamelijk uit onderwijs. Alleen op woensdagmiddag en zaterdagmiddag hadden ze vrije

tijd, omdat ze op die dagen alleen ’s ochtends naar school moesten. ‘s Zondags gingen ze aan

boord of bleven ze op het internaat. De jongens kregen extra les in op vakonderwijs gerichte

vakken, zoals scheepsknopen leren leggen en omgaan met landkaarten. De meisjes leerden

huishoudelijke taken.28

Bron: Schippersjongen die de paalsteek probeert te leggen.

27 60 jaren openbaar onderwijs in de gemeente Groningen, 13.28 Jachten en jagen, 120-123.

13

Page 14: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Door de uitzonderingspositie die de schipperskinderen hadden op de leerplicht volgden de

schipperskinderen tot aan de jaren zestig van de twintigste eeuw het continu-onderwijs of in

mindere mate het ligplaatsonderwijs. Met de invoering van de Leerplichtwet 1969 kwam er

echter een einde aan het ligplaatsonderwijs, omdat vanaf toen de uitzonderingspositie van de

schipperskinderen verdween en zij allen onafgebroken onderwijs moesten volgen. De enige

manier om onderwijs te volgen was nu op het schippersinternaat of door met de moeder aan

de wal te wonen en onderwijs te volgen op een reguliere basisschool.29

In het begin van de twintigste eeuw werd de meeste progressie gemaakt met

betrekking tot het lager onderwijs aan schipperskinderen. In die jaren ontstond het

ligplaatsonderwijs, het continu-onderwijs en steeg het schoolbezoek onder de

schippersbevolking. Het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart en de voorzitter van die

organisatie, de heer Gerben de Jong, hebben een grote rol gespeeld in de vooruitgang van het

schippersonderwijs. Hoe deze tendens verliep en welke invloed zij hebben gehad op het

onderwijs aan schipperskinderen wordt in de volgende twee hoofdstukken uiteengezet.

2. Gerben de Jong: Vader van het Schippersonderwijs29 Jachten en jagen, 120.

14

Page 15: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

' Vader van het schippersonderwijs': Gerben de

Jong was zelf wars van de aan hem toegekende

titel. Hij wees deze erenaam af, omdat hij vond

dat hij het niet alleen had kunnen doen. 'Wij

presteren niets uit onszelf', zei hij toen hij de

vader van het schippersonderwijs werd

genoemd.30 Mijns inziens is deze erenaam wel

degelijk op zijn plaats. Hij heeft zijn hele leven

gestreden voor de belangen van het

schippersonderwijs en in die strijd heeft hij veel

bereikt. Zijn naam ben ik dan ook het meest

tegengekomen in mijn zoektocht naar bronnen

over het schippersonderwijs. In dit hoofdstuk

wordt uiteengezet wat Gerben de Jong allemaal

heeft gedaan om het onderwijs onder de

schippersbevolking te bevorderen en verbeteren, 31 als rechtvaardiging van de aan hem toegekende

erenaam.

Gerben de Jong is geboren op 14 juli 1884 te IJlst, een kleine stad in Friesland. Zijn vader had

een kleine scheepswerf, waar tjotters en tjalken gebouwd werden. Hij ging twee jaar lang naar de

normaalschool te Sneek en hielp ondertussen mee aan de bouw van de laatste houten Friese

binnenvaartschepen.32 Door de toenemende vraag naar stalen schepen kon zijn vader het gezin

echter niet meer onderhouden met het bedrijf dat uitsluitend houten schepen vervaardigde.33

Hierdoor moesten de gezinsleden noodgedwongen hun heil ergens anders gaan zoeken en

verhuisden ze in het jaar 1900 naar Amsterdam, waar een oudere broer van Gerben werk zocht

om de berooide IJlster familie te onderhouden. Over de reis naar Amsterdam memoreert

Gerben later in het gedenkboek Klavervier: “Mijn vader was zeventig jaar, mijn grootvader

30 ‘Vaarwel voorvechter’, Klavervier. Tien jaar gezegende vaart, 46.31 http://www.friesscheepvaartmuseum.nl/nl/zoeken-in-de-collectie/indeling/lijst/start/36/trefwoord/Trefwoorden/Jong,%20Gerben%20de (24-03-2011).32 De normaalschool was een opleidingsinstituut voor onderwijzend personeel aan een lagere school. 33 Archief Gerben de Jong, Fries Scheepvaartmuseum te Sneek.

15

Page 16: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

was eenennegentig jaar. Mijn moeder was de jongste van de volwassenen. Toen wij alleen in

de stoomtrein naar Amsterdam zaten zei ze: ‘Ik heb nog zeventig gulden in mijn zak, vader!”

In Amsterdam ging Gerben gelijk de vaart in, mede omdat hij maar twee jaar onderwijs had

gevolgd op de normaalschool en met die opleiding geen geld kon verdienen. Hij was in die

eerste jaren matroos op verschillende boten die op onder andere op Leiden, Weesp en

Deventer voeren. Langzaam klom hij op van matroos tot kapitein.34 Hij was vijftien jaar

kapitein bij Verschure&Co, op een stoomvaartuig van de visserijinspectie dat controles hield

op de toenmalige Zuiderzee, Waddenzee en Nederlandse kust.

Voorzitterschap van Onderwijsfonds voor de Scheepvaart

In 1913 werd hij op achtentwintigjarige leeftijd medeoprichter van de Vereniging van

Gezagvoerders bij de Binnenvaart. Na een gesprek met twee vrienden uit het schippersmilieu, de

heer Kokje en de heer Schaafsma, kwamen zij tot de conclusie dat er iets moest veranderen in

het onderwijs aan binnenvaartschippers en hun kinderen. Zij maakten zich zorgen over het

hoge analfabetisme onder de schippersbevolking en vonden dat daar, zeker gezien de moderne

tijd waarin zij nu leefden waarbij de schippers niet meer alleen afhankelijk konden zijn van

wat ze al varend konden leren, iets aan gedaan moest worden.35 In het boekje Klavervier gaf

Gerben aan hoe zorgelijk de situatie in die tijd was: “Zijn er niet talloze schippers geweest,

die op het rederijkantoor hun charter op de kop hielden en net deden of ze lazen? Alleen maar

om de opdrachtgever in de waan te brengen, dat zij niet tot die groep van onontwikkelde

schippers behoorden. Er zijn dieptragische, indroevige voorbeelden geweest van de gevolgen,

die het gebrek aan onderwijs in de schippersstand heeft veroorzaakt. Hoe vaak is de schipper

niet bedrogen, hoe triest was het een schippersjongen te moede dat hij niet kon schrijven, aan

zijn ouders, later aan het meisje van zijn keuze, dat heel sporadisch en willekeurig

voorbijvoer? Deze achterstand deed merkwaardige denkbeelden over de schippers ontstaan”.36

Gerbens doel was duidelijk; deze denkbeelden moesten verdwijnen en dat zou bereikt kunnen

worden door gedegen theoretisch onderwijs te realiseren voor de binnenschippers en hun

kinderen. Hiertoe stelde de Vereniging van Gezagvoeders in 1919 een aparte

Onderwijscommissie in die belast werd met het lager onderwijs en het vakonderwijs aan

schippers en schipperskinderen. Op 5 juli 1921 legde de Vereniging de notariële akte vast

34 ‘Vaarwel voorvechter’, Klavervier. Tien jaar gezegende vaart, 44.35 ‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart, jubileumboek 25 jaar (Amsterdam 5-07-1946) 214-216.36 ‘Vaarwel voorvechter’, Klavervier. Tien jaar gezegende vaart, 44.

16

Page 17: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

betreffende de statuten van de Stichting van het Onderwijsfonds van de Nederlandse

Vereniging van de Gezagvoerders bij de Binnenvaart, met Gerben de Jong als voorzitter. Op 2

april 1924 veranderde de naam in het Onderwijsfonds voor de Binnenvaart. De gezagsdragers

van de Vereniging hadden Gerben de Jong aangesteld als voorzitter, onder andere vanwege

zijn afkeurende houding over het conservatisme binnen de binnenvaart. Hij was van mening

dat elke schipper mee moest gaan met de moderne tijd en niet aan oude standaarden moest

vasthouden. Gerben had immers aan den lijve ondervonden wat het gevolg van dat

conservatisme kon zijn. Omdat zijn vader zich niet aanpaste aan de moderne tijd en houten

schepen bleef bouwen, kon hij niet concurreren met de bouwers van stalen schepen en moest

Gerben noodgedwongen zijn geliefde Friesland inruilen voor Amsterdam.37 Door zijn

persoonlijke ervaringen wilde Gerben voorkomen dat meer schippers als gevolg van hun

conservatisme failliet zouden gaan. Ook vond hij het verminderen van het analfabetisme van

belang om de eer van de schippersbevolking hoog te houden. Gerben had dus zowel

economische als emotionele en sociale motieven voor zijn strijd ten behoeve van het

schippersonderwijs.

Het gezinsleven

Aanvankelijk was zijn functie als voorzitter bij het Onderwijsfonds een bijbaan voor Gerben

de Jong. Hij was in die tijd ook de leider van het scheepvaartbemiddelingsbureau bij de

Gemeentearbeiders Beurs in Amsterdam. Op den duur bleek dit echter niet meer te

combineren en besloot hij al zijn tijd en energie te steken in zijn strijd voor het

schippersonderwijs. Op dat moment leefde hij, net als zijn hele gezin, al praktisch voor het

schippersonderwijs. Het hoofdkantoor van het Onderwijsfonds was namelijk, door gebrek aan

een juist onderkomen, gevestigd in het woonhuis van Gerben en zijn vrouw Antje de Jong-

Kooistra aan de Binnenkant 22 te Amsterdam. Het was daar dus een komen en gaan van

bestuursleden, binnenschippers en ambtenaren van de gemeente. Door dit persoonlijke contact

tussen deze mannen en het gezin De Jong en de huiselijke sfeer op het kantoor groeide

Gerben uit tot een vaderlijk figuur binnen het schippersonderwijs.

Gerben en zijn vrouw Antje trouwden op 2 april 1914 in Amsterdam. Ook Antje

kwam uit het schippersmilieu. Haar ouders, Jacob en Jeltje Kooistra-Wagenaar hebben

jarenlang samen gevaren, totdat Jacob medeoprichter werd van de beurtvaartonderneming

37 ‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, 216-217.

17

Page 18: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

tussen Friesland en Noord-Holland, genaamd ‘De Stanfries’.38 Deze onderneming verzorgde

beurtdiensten, waarbij volgens een vast traject, op geregelde tijden, passagiers en/of goederen

werden vervoerd op een beurtschip, meestal een klipper.39 Antje was dus bekend met het

schippersleven, en kon daardoor goed interveniëren binnen het Onderwijsfonds. Ook de vijf

kinderen van Gerben en Antje kwamen zo al vroeg in aanraking met het Onderwijsfonds en

maakten zo deel uit van die organisatie. Daarom was het ook erg verdrietig voor veel leden

van het fonds toen de oudste dochter van Gerben en Antje op zeventienjarige leeftijd overleed

aan een hersenvliesontsteking in maart 1934. In het tijdschrift van het Onderwijsfonds, De

Binnenvaart, werd dan ook een ‘in memoriam’ op de voorpagina geplaatst, waarin de relatie

tussen de overleden dochter Jeltje en de leden van het fonds uiteengezet is. Het fonds bestond

in dat jaar immers al vijftien jaar, dus veel leden hebben Jeltje en ook haar broers en zussen

van kinds af aan gekend. Ook komt de belangrijke rol van het hele gezin De Jong binnen het

Onderwijsfonds duidelijk naar voren. De schrijver van de herdenking legt de nadruk op het

feit dat Antje, maar ook haar kinderen, altijd meeleefde en meewerkte aan het Onderwijsfonds

en voor de nodige rust in het huis zorgde waardoor de mensen die daar werkten hun taken

goed konden uitvoeren.40 Gerben, maar dus ook zijn hele gezin, leefde voor het

Onderwijsfonds en was vol passie om de missie het schippersonderwijs te verbeteren met een

goed resultaat te voltooien.

Ontslag bij het Onderwijsfonds

Zijn streven om examens voor schippers in te voeren, om zo te zorgen dat ze met hun tijd mee

gingen en theoretisch geschoold zouden worden, werd niet door iedereen in de

schipperswereld gewaardeerd. Veel schippers waren bang dat ze door gebrek aan de juiste

voorkennis niet zouden slagen en uitgerangeerd zouden worden omdat zij dan de vereiste

papieren niet konden behalen. En dat terwijl zij van jongs af aan al veel praktijkervaring

hadden opgedaan. Ook vonden ze het vakonderwijs niet noodzakelijk om te kunnen varen. Zij

waren zelfs van mening dat je het varen niet op een vakschool kon leren. 41 Veel schippers

waren het dus niet eens met Gerbens strijd om het vakonderwijs binnen de binnenvaart te

verbeteren. Dit is waarschijnlijk een belangrijke reden geweest voor het ontslag van Gerben

de Jong als voorzitter van het Onderwijsfonds in juli 1949. Binnen het bestuur waren er 38 Familieboek van Annemiek van Leeuwen, kleindochter van Gerben de Jong.39 http://www.debinnenvaart.nl/binnenvaarttaal/woord.php?woord=b (28-04-2011).40 ‘Jeltje de Jong in Memoriam’ in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart, 17e jaargang, nummer 13 (30 maart 1934)1. 41 Jachten en jagen, 144-145.

18

Page 19: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

namelijk ook twijfels over de aanpak van Gerben wat betreft het vakonderwijs en de examens

die daar onderdeel van zouden moeten zijn. Over de precieze reden van het ontslag wordt in

verschillende bronnen sterk gespeculeerd. Volgens het officiële document werd hij eervol

ontslagen in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.42 In een

krantenartikel wordt echter duidelijk dat het wat ingewikkelder lag dan dat. Het bestuur had

namelijk in een vergadering, waar De Jong niet aanwezig was, besloten wie hem zou moeten

opvolgen. Dit werd tegen de zin in van Gerben niet zijn zoon Albert, maar de heer A. Kleijn

uit Delft. Gerben had graag gezien dat zijn zoon hem op zou volgen, maar de bestuursleden

vonden hem op dat moment te jong om aan het roer van een zo grote organisatie te staan.

Anders bezien is het niet ondenkbaar dat het bestuur wilde voorkomen dat Gerben via zijn

zoon nog invloed kon uitoefenen op de organisatie van het fonds. Albert kon zich echter wel

vinden in het besluit van het bestuur, wat verklaart waarom hij persoonlijk de functie van

voorzitter niet ambieerde. Verder is het opmerkelijk dat het ontslag een half jaar voor de

feitelijke afloop van zijn arbeidsovereenkomst is aangevraagd. Het verzoek van Gerben om

het jaar af te maken werd afgewezen door het bestuur.43 Hoewel dit niet echt getuigt van een

eervol ontslag van de oprichter van het Onderwijsfonds, werd in het tijdschrift ' De

Binnenvaart' nog een keer benadrukt dat de verdiensten van de heer de Jong erkend en

gewaardeerd werden en dat zijn ontslag zeer eervol was.44 Het is echter niet uitgesloten dat de

weerstand onder de leden tegen het afleggen van het theoretische examen bij de schippers een

rol heeft gespeeld in deze gang van zaken.

Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk

De bijdragen die Gerben de Jong leverde aan het schippersonderwijs hielden met dit ontslag

niet op. Hij had al jaren verschillende functies ten behoeve van het schippersonderwijs buiten

het Onderwijsfonds om vervuld, en hij zette deze na zijn ontslag voort. Al in 1933 werd

Gerben medeoprichter van de Schippersraad der Nederlands Hervormde Kerk. In datzelfde

jaar vroeg de aartsbisschop van Utrecht aan Gerben de Jong of hij wilde onderzoeken hoe de

geestelijke situatie in de wereld van de beurtvaart en de vrachtvaart zich verhielden ten

opzichte van elkaar. Uit dit rapport bleek dat nog geen tien procent van de

binnenvaartschippers binding had met de kerk. De synode van de Hervormde Kerk, die de

schippersraad had ingesteld, besefte hierop dat wanneer men een schipperskind de Bijbel gaf,

42 Archief Gerben de Jong, Fries Scheepvaartmuseum te Sneek.43 Krantenbericht in familieboek van Annemiek van Leeuwen (’s Gravenhage juli 1949).44 De binnenvaart (juli 1949)3.

19

Page 20: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

hij die ook moest kunnen lezen. Omdat dit vaak niet het geval was, besloot de Hervormde

Kerk steun te verlenen aan schippers die hun kind aan de wal wilden plaatsen om geregeld

onderwijs te volgen. De Schippersraad kreeg hiervoor veel financiële steun vanuit Hervormd

Nederland, maar alleen financiële steun was niet genoeg. Dat is de reden waarom het

Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd

opgericht, onder leiding van Gerben de Jong. Op dat moment bestonden er in totaal

eenentwintig Rooms-Katholieke internaten en één protestants internaat. Daar moest het

Schoolfonds voor de Hervormde Kerk verandering in brengen door Hervormde

schippersinternaten op te zetten, zodat ook deze kinderen naar een internaat van eigen

gezindte konden gaan. In 1947 kreeg het fonds de beschikking over een schoolgebouw in

Amsterdam. Zo realiseerde het fonds het eerste Hervormde schippersinternaat van Nederland,

genaamd Prinses Beatrix. Het Schoolfonds wilde meer internaten opzetten, maar dit was nog

niet mogelijk door het gebrek aan gebouwen. Hier werd verandering in gebracht toen door de

Nederlandse Spoorwegen een overtollig schip, dat oorspronkelijk bedoeld was als woonschip

voor werklieden, ter beschikking werd gesteld aan het Schoolfonds. Het fonds heeft dit schip

vervolgens omgebouwd tot internaatsschip en doopte het om tot de Prinses Irene, gelegen in

Rotterdam. 45 Er volgden nog twee Hervormde schippersinternaten onder leiding van het

Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk: de Prinses

Margriet in Zwolle en de Prinses Marijke te Groningen.46 De vastberadenheid van Gerben de

Jong bleek ook hier van groot belang voor het Schoolfonds. Hij onderhield het contact met de

Spoorwegen en zorgde persoonlijk voor de internaatsschepen. In het tienjarig gedenkboekje

van het Schoolfonds werden zijn verdiensten dan ook sterk geprezen door zijn

medebestuursleden. Ook zijn persoonlijke betrokkenheid bij de internaten en de kinderen

werd geroemd door verschillende leden van het fonds. Bij het tienjarig bestaan werd ook

gelijk afscheid genomen van Gerben als voorzitter van het Schoolfonds voor de Hervormde

Kerk. Hij zou nu echt van zijn pensioen gaan genieten, maar deze belofte ten spijt bleef hij

zich hij tot aan zijn dood op 11 maart 1963 inzetten voor verbetering van het onderwijs aan

schipperskinderen.47

Conclusie

45 ‘Tien jaar Schoolfonds’ in Klavervier. Tien jaar gezegende vaart: vier internaten voor schipperskinderen (Assen 1958)39-42.46 Jachten en jagen, 148.47 ‘Vaarwel Voorvechter’ in Klavervier. Tien jaar gezegende vaart, 45-46.

20

Page 21: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Voor deze strijdlust en alles wat Gerben tot dan toe had bereikt ten behoeve van het

schippersonderwijs als directeur van het Onderwijsfonds werd hij al in 1926 tot Ridder in de

Orde van Oranje-Nassau benoemd.48 Twintig jaar later, toen het Onderwijsfonds 25 jaar

bestond en Gerben dus zijn zilveren jubileum als directeur vierde, werd hij bevorderd tot

Officier in de Orde van Oranje-Nassau.49 Gerben was trots op deze onderscheidingen, en met

recht, want hij heeft veel betekend voor het Onderwijsfonds. Hij heeft ervoor gezorgd dat

meer schipperskinderen, maar ook hun ouders, naar school gingen. Mede door Gerbens

inspanningen daalde het analfabetisme onder de schippers sterk. Een ander doel dat hij voor

ogen had, het vakonderwijs te verbeteren om mee te kunnen gaan met de moderne tijd door

het onderwijs aan te passen aan de vernieuwde technologie en de economische

omstandigheden, heeft hij niet helemaal kunnen waarmaken. Toch kan uit bovenstaand

verhaal geconcludeerd worden dat de erenaam ‘vader van het schippersonderwijs’ hem zeker

toekomt.

3. Het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart

48 Acte van benoeming van Gerben de Jong tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau (25 augustus 1926).49 Acte van benoeming van Gerben de Jong tot Officier in de orde van Oranje-Nassau (4 juli 1946).

21

Page 22: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

“Waar moet het naartoe met het opgroeiende geslacht op onze schepen, dat niet eens

voldoende lager onderwijs heeft genoten. Dat moet op de duur spaak lopen en zo er niet wordt

ingegrepen, is de ellende niet te overzien”.50

Deze uitspraak kwam van de heer Gerben de Jong tijdens een gesprek met twee vrienden uit

het schippersmilieu, de heer Kokje en de heer Schaafsma in de zomer van 1913. Deze drie

heren kwamen al varend tot een gesprek over de toekomst van de binnenvaart. De veranderde

maatschappij waarbij machines meer en meer het werk van de arbeiders overnam zou ook de

scheepvaart raken. De stoomvaart had al grote verandering in de binnenvaart gebracht, maar

het opkomende motorbedrijf deed dit in een nog veel grotere mate. Door de mechanische

ontwikkelingen kon de schipper of kapitein steeds minder zelfstandig handelen. Voorheen

kon de schipper zijn positie zonder moeite handhaven omdat het niet moeilijk was om op de

hoogte te blijven van de technische middelen die binnen het schippersbedrijf werden

toegepast. De drie mannen waren van mening dat het voor de schippers alleen mogelijk was

om zich tegen de veranderde maatschappij te wapenen door middel van andere scholing en

door meer theoretische kennis op te doen.51 Zij concludeerden daarbij dat de prioriteit niet bij

het vakonderwijs zou moeten liggen. Veel schippers waren in die tijd nog analfabeet, dus het

lager onderwijs voor de schippers en hun kinderen moest eerst goed geregeld worden. Een

speciale vereniging waarin de schippers een eenheid zouden vormen, zou de basis van deze

vernieuwing moeten zijn. Waar de arbeiders hun vakbonden hadden, moesten de schippers

een schippersvereniging hebben. En zo bezegelden de drie heren de volgende morgen de

oprichting van de Nederlandse Vereniging van Gezagvoerders bij de Binnenvaart met een

handdruk, de vereniging waaruit later het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart zou groeien.

Na de oprichting in 1913 heeft het Onderwijsfonds zich vele jaren sterk gemaakt voor

de verbetering van het onderwijs aan schippers en hun kinderen. De vraag in hoeverre het

Onderwijsfonds voor de Scheepvaart een bijdrage heeft geleverd aan het schippersonderwijs

in Nederland wordt in het hiernavolgende hoofdstuk uiteengezet.

De Vereniging Gezagvoerders bij de Binnenvaart

50 ‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, 212.51 ‘Na 10 jaren’, in Gedenkboek Vereniging van Gezagvoeders bij de Binnenvaart (Amsterdam 1924) 3.

22

Page 23: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

De statuten van de Vereniging Gezagvoerders bij de Binnenvaart werden in oktober 1913

koninklijk goedgekeurd.52 De Vereniging had drie kerndoelen opgesteld met betrekking tot

het moderniseren van de schippersstand. Het eerste doel was de behartiging van de belangen

van de gezagvoerders in loondienst op schepen, die geregeld de binnenwateren bevoeren. Ten

tweede moest de veiligheid onder het geregelde vervoer van personen en goederen op de

binnenwateren bevorderd worden. Het derde, en ook het voornaamste doel van de vereniging,

was het aanmoedigen en bevorderen van de verstandhouding en samenwerking tussen de

gezagvoerders en het bevorderen van de ontwikkeling van de mensen die in het

binnenvaartbedrijf werkzaam waren.53 De Vereniging toonde zich vooral strijdlustig wat de

derde doelstelling betreft. De mannen huurden een zaaltje in Amsterdam en gingen de kades

langs waar de schippersjeugd zich ophield om ze naar binnen te loodsen en hen lager

onderwijs te doceren. Dat was geen eenvoudige klus volgens Gerben de Jong. Op oudere

leeftijd schreef hij in het gedenkboekje ‘Klavervier’ dat de pioniers eerder werden afgeblaft

door de schippersjeugd dan dat ze een goed woord kregen.54 Toch kwam er een aantal

schippersjongeren les volgen. En ook oudere schippers meldden zich aan. Vooral voor hen

was het een overwinning te erkennen dat het beheersen van het lezen en schrijven van de

Nederlandse taal van wezenlijk belang was voor het schippersbedrijf. Het merendeel van de

schippers vond het namelijk onnodig om lager onderwijs te volgen, ze hadden zich immers al

jaren zonder onderwijs staande gehouden in het schippersbedrijf. Zij vonden dat het

analfabetisme geen belemmering was voor het praktische vak van de scheepvaart. De

Vereniging gaf, om de welwillende oudere schippers tegemoet te komen, ook vakonderwijs

zodat de schippers onder het mom van dat onderwijs ook lager onderwijs konden volgen. Het

was namelijk niet gemakkelijk om aan de buitenwereld toe te geven dat zij het lager onderwijs

nodig hadden.

Door financiële tegenslagen moest de vereniging echter een tijd stoppen met het

doceren van het schippersonderwijs. Daar kwam verbetering in toen de Maatschappij tot Nut

van ’t Algemeen uitstaande schulden van de vereniging afloste.55 De Vereniging vroeg ook

subsidie aan bij het Rijk, de Gemeente en Provincie. Dankzij de hulp van het Rijk en van de 52 Het jaar waarin de statuten van de Vereniging van Gezagvoerders bij de Binnenvaart koninklijk zijn goedgekeurd is niet met zekerheid vast te stellen, omdat in het gedenkboek van het tienjarige bestaan van de Vereniging het jaar 1914 wordt genoemd, en in het gedenkboek van het vijfentwintig jarig bestaan van Onderwijsfonds voor de Scheepvaart het jaar 1913 wordt genoemd. 53 ‘Na 10 jaren’, in Gedenkboek Vereniging van Gezagvoeders bij de Binnenvaart, 5.54 ‘Vaarwel voorvechter’, Klavervier. Tien jaar gezegende vaart, 2.55 Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen is een landelijke vereniging met plaatselijke afdelingen, opgericht in 1784, die zich ten doel stelt het welzijn van individu en gemeenschap te bevorderen. De vereniging streeft naar individuele en maatschappelijke ontplooiing met een zo hoog mogelijk cultureel gehalte.

23

Page 24: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

inspecteur van het zeevaartkundig onderwijs kreeg de schippersvakschool te Amsterdam met

ingang van 1917 subsidie. Hiermee werd een financiële basis verkregen om op voort te

kunnen bouwen.

Niet alleen financieel gezien moest de Vereniging een strijd leveren. Binnen het

schippersbedrijf moesten zij veel doen om het vertrouwen van de schippers te krijgen. Zoals

eerder vermeld zag maar een klein deel van de schippers het nut van het lager onderwijs en

het vakonderwijs in. Deze minderheid aanvaardde de nieuwe tijd waarin gemotoriseerde

schepen de plaats innamen van de stoomschepen en was zich bewust van het feit dat meer

theoretische kennis in combinatie met de praktische ervaring van belang was om de tijd de

baas te blijven.56 Het grootste deel van de schippers vond echter dat een toekomstige schipper

het vak het beste in de praktijk kon leren en zij achtten de theoretische kennis van de

scheepvaart niet van belang. Veel schippers vonden het om diezelfde reden ook niet

noodzakelijk om hun kinderen naar de lagere school te sturen. Ook wilden de ouders het kind

vaak aan boord houden zodat het mee kon helpen in het bedrijf. De Vereniging moest dus een

zware strijd leveren binnen de schippersstand om hen duidelijk te maken dat het lager

onderwijs en het vakonderwijs een verrijking was voor de schipperskinderen en de

toekomstige schippers.

Statuten van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart

Omdat de omvang van deze strijd zo groot was, stelde de Vereniging van Gezagvoerders in

1919 een aparte Onderwijscommissie in die belast werd met het lager onderwijs en het

vakonderwijs aan schippers en schipperskinderen. Op 5 juli 1921 legde de Vereniging de

notariële akte vast betreffende de statuten van de Stichting van het Onderwijsfonds van de

Nederlandse Vereniging van de Gezagvoerders bij de Binnenvaart, met Gerben de Jong als

directeurvoorzitter. Op 2 april 1924 veranderde de naam in het Onderwijsfonds voor de

Binnenvaart. Het bestuur diende al gauw omlijnde voorstellen in bij de regering en met

medewerking van het ministerie Ruys de Beerenbrouck werd het binnenvaartvakonderwijs in

de Nijverheidsonderwijswet opgenomen en werden er plannen uitgewerkt voor de regeling

van het lager onderwijs.57 Het zou echter nog jaren duren voordat ook het lager onderwijs bij

wet geregeld werd.

56 ‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, 216.57 De Nijverheidsonderwijswet werd in 1919 door de eerste minister van Onderwijs, de heer de Visser ingesteld. De wet was een compromis tussen de wens tot staatsbemoeienis en de wens van vrije ontwikkeling, met financiële overheidssteun, van het technisch onderwijs.

24

Page 25: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Het Onderwijsfonds voor de Binnenvaart had als twee voornaamste doelen: het

opzetten van professioneel vakonderwijs voor de binnenvaart en het verzorgen van lager

onderwijs aan schipperskinderen.58 In het belang van het vakonderwijs en het lager onderwijs

maakte het fonds gebruik van uiteenlopende middelen. In artikelen in het eigen tijdschrift De

Binnenvaart en tijdens uitzendingen van een eigen radioprogramma attendeerde het fonds de

schippers regelmatig op het belang van goed en voldoende onderwijs en gaf het met behulp

van theoretische opdrachten vakonderwijs aan de lezers en luisteraars. Er werden

binnenvaartscholen opgericht, later gevolgd door schippersscholen en internaten voor het

lager onderwijs. Ook bouwden ze instructievaartuigen voor het praktische

schippersonderwijs.59 Verder legden ze de nadruk op het zwemonderwijs omdat

zwemvaardigheid immers van groot belang was voor de veiligheid van de schippers en hun

kinderen. Op 12 oktober 1928 werd te Rotterdam door de Minister van Onderwijs, Kunsten en

Wetenschappen, de Centrale Commissie ter bevordering van het zwemonderricht aan de

opvarenden van de Rijn- en Binnenvaart geïnstalleerd. Deze was ingesteld door het

Onderwijsfonds voor Binnenvaart. Het zwemonderricht was geheel kosteloos. Dat was

mogelijk dankzij financiële bijdragen van particulieren.60 Op 10 april 1931 kwam een

belangrijke statutenwijziging tot stand waarbij de naam van het Onderwijsfonds van de

Binnenvaart veranderde in het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart. De reden hiervoor is te

vinden in het feit dat de zeevaartscholen steeds meer gebruik maakten van de

instructievaartuigen van het Onderwijsfonds. Door de wijziging in de statuten kregen de

vertegenwoordigers van het zeevaartinstituut ook medezeggenschap in het bestuur van het

fonds. Het Onderwijsfonds was nu verdeeld in vijf afdelingen, ieder met een eigen bestuur.61

Het opstellen van de besturen van deze afdelingen gebeurde grotendeels met goedkeuring van

het Rijk. Deze afdelingen wezen uit hun midden de leden van het Stichtingsbestuur aan,

terwijl de voorzitter en een lid van het Stichtingsbestuur werden aangewezen door de Minister

van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en de vicevoorzitter door de Minister van

Waterstaat. De directeur van de Stichting had de functie van secretaris-penningmeester van

alle besturen en had binnen het Stichtingsbestuur alleen een adviserende stem.

58 Onderwijsfonds voor de Scheepvaart, Statuten en reglement der Afdeeling II van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (Amsterdam 1932)1-8.59 ‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, 215-219.60 ‘Het zwemonderricht’, De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart, jubileumboek 25 jaar (Amsterdam 5-07-1946) 228.61 Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart, Statuten en reglementen voor de afdelingsbesturen (Amsterdam 1948)1.

25

Page 26: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

In de Tweede Wereldoorlog had ook het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart het

moeilijk. Toch werd er zoveel mogelijk binnenskamers doorgewerkt aan de interne

organisatie, met als reden zoveel mogelijk voorwaarden te scheppen om na de oorlog verder

te kunnen uitbreiden. In de eerste jaren van de oorlog had het fonds nog wel enige ruimte voor

uitbreiding en verhuisde de administratie naar een groter onderkomen. Maar vooral na de Slag

om Arnhem kreeg het Onderwijsfonds het moeilijker omdat er door deze mislukte

veroveringsactie van de geallieerden geen contact meer mogelijk was met het zuiden van

Nederland. Daar kwam bij dat in Amsterdam alle schepen van het fonds door de Duitsers

waren ingevorderd. Hierdoor kwam het gehele werk van het Onderwijsfonds tot stilstand.

Toen de bevrijding kwam, moest alles opnieuw worden opgezet en hoewel twee leden van het

Stichtingsbestuur de oorlog niet overleefd hadden, bleek de organisatie grotendeels intact.

Andere activiteiten van het fonds

Het Onderwijsfonds stond de schippersbevolking ook bij met andere zaken dan alleen het

opzetten en beheren van een goed onderwijssysteem. Zo richtte het fonds in 1932 een

Centraal Kledingcomité op. Met dit comité voorzag het fonds veel schippersgezinnen van

kleding omdat zij het destijds financieel moeilijk hadden door de economische crisis na de

beurskrach van 1929. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog moesten de verrichtingen

betreffende het schippersonderwijs gestaakt worden, maar om de medemens toch van dienst te

zijn, werd het fonds wel één van de grootste aardappelleveranciers van Amsterdam. Twee

keer zond het fonds schepen uit om hongerend Amsterdam van aardappelen te voorzien. De

eerste keer bracht het fonds dertig ton aan aardappelen en de tweede keer zevenhonderd ton

aardappelen en andere levensmiddelen uit Wieringerwaard en Harlingen. Tijdens de tweede

levering konden ook tweehonderd ondervoede Amsterdammers en zestig onderduikers

meereizen naar Friesland.62

4. Het Lager Onderwijs geregeld door het Onderwijsfonds

Uit het bovenstaande blijkt dat het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart in de eerste

vijfentwintig jaar na de oprichting een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het verbeteren 62 ‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, 217-218.

26

Page 27: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

van het onderwijs aan schippers en hun kinderen. Het fonds trok veel schippers over de streep

om onderwijs te volgen, het vakonderwijs verbeterde aanzienlijk omdat het fonds rekening

hield met de nieuwe mechanica in de scheepvaart en steeds meer schipperskinderen genoten

onderwijs door de inspanningen van het Onderwijsfonds. De specifieke acties die door het

Onderwijsfonds voor de Scheepvaart zijn ondernomen om het lager onderwijs aanzienlijk te

verbeteren, wordt in deze paragraaf behandeld.

In eerste instantie was het voornaamste doel van het Onderwijsfonds het bevorderen

van het vakonderwijs aan schippers. Desondanks kwamen de pioniers van het fonds al gauw

tot de conclusie dat het vakonderwijs alleen realiseerbaar was wanneer het lager onderwijs

verbeterd zou worden. Veel schippers waren analfabeet en laag ontwikkeld zodat er geen

sprake kon zijn van vakonderwijs. In 1922 maakte het fonds hierin een eerste stap. Gerben de

Jong bracht naar aanleiding van een audiëntie bij Koningin Wilhelmina op haar verzoek

schriftelijk rapport uit aangaande het lager onderwijs aan schipperskinderen.63 Naar aanleiding

van dit rapport werd door het Onderwijsfonds op 23 februari 1923 een commissie van advies

opgericht betreffende het lager onderwijs aan schipperskinderen. Deze commissie kwam

onder de leiding van de gepensioneerde docent S.J. van Efferen te staan. De commissie bracht

een eenheidsleerplan tot stand, om ervoor te zorgen dat het onderwijs op schippersscholen

door het hele land zoveel mogelijk op elkaar afgestemd zouden worden. Dit plan werd

bekroond op het Amsterdamse stadhuis door de wethouder van Onderwijs. De verschillende

vertegenwoordigende gemeentebesturen en schoolbesturen namen het besluit dat het

eenheidsleerplan op alle scholen ingevoerd moest worden. Dit kwam echter niet helemaal van

de grond en slechts een enkele school voerde het nieuw ontworpen leerplan in. De andere

scholen hielden zich dus liever aan hun eigen leermethoden.64

Uniformiteit

Het Onderwijsfonds vond het ook erg belangrijk dat de verschillende schoolfondsen die ten

behoeve van de schipperskinderen bestonden zoveel mogelijk samenwerkten. Dit ook met als

doel om zoveel mogelijk eenheid in het schippersonderwijs te garanderen. Ook dit bleek 63 Gerben de Jong, ‘De strijd om het Lager onderwijs’, in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (Amsterdam 6 juli 1928)1.64 ‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, 219.

27

Page 28: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

moeilijk haalbaar. Onder de verschillende schoolfondsen was veel rivaliteit en de

verschillende levensbeschouwelijke richtingen van waaruit de fondsen werkzaam waren

gaven aanleiding tot wederzijdse terughoudendheid. Dit leidde ook tot het falen van de

Federatie van Schoolfondsen die in 1926 was opgericht en in datzelfde jaar was opgeschort.65

Pas in 1942, volgens het Onderwijsfonds zelf onder dwang van de oorlog, kwam onder het

bevel van het Departement van Onderwijs een eenheidsleerplan voor de varende scholen tot

stand. Ook werd vastgesteld dat de leerlingen de schoolboeken in een map mee aan boord

zouden nemen, zodat ze ook aan boord konden werken wanneer het onmogelijk voor de

kinderen was om naar school te gaan.66 Deze overwinning was helaas alleen op de varende

scholen van toepassing en niet op het gehele lager onderwijs aan schipperskinderen. Het fonds

zelf had toen al wel een eenheidsleerplan met succes doorgevoerd op zijn scholen in Ruhrort,

Born en Maasbracht. In Born richtte het Onderwijsfonds de eerste interconfessionele school

voor lager onderwijs aan schipperskinderen in Nederland op. Dit kwam tot stand door de

opening van het Julianakanaal waardoor een groot aantal schepen in de berghaven van Born,

ver afgelegen van de bewoonde wereld, kwam te liggen. De kinderen aan boord konden

daardoor maanden geen onderwijs volgen. Het Onderwijsfonds zette daarom de

schippersschool in Born op. Deze school bleef daarna bestaan en hier hebben nog veel

schipperskinderen het lager onderwijs kunnen volgen. In Ruhrort werden, ook als gevolg van

de opening van het Julianakanaal, twee primitief georganiseerde confessionele scholen

overgenomen. Voor de Protestantse school bouwde het fonds daar het schoolschip ‘Prins

Bernhard’. In de Sint Nikolausburg werd de Rooms-katholieke school gehuisvest. Het

Onderwijsfonds was dus ook in Duitsland actief om het lager onderwijs aan Nederlandse

schipperskinderen te verzorgen. Deze scholen verhuisden echter als gevolg van de oorlog naar

Maasbracht in Limburg. Aan deze scholen is rond 1942 een afhaalboot toegevoegd, de

‘Prinses Beatrix’, die de kinderen van boord haalde en na schooltijd weer thuis bracht.67

Steunverlening

Een andere manier waarop het Onderwijsfonds het lager onderwijs trachtte te bevorderen was

steunverlening voor het volgen van lager onderwijs aan schipperskinderen die aan de wal

wilden wonen. Zij steunden daarom de in december 1927 opgerichte ‘Vereniging tot

65 H. E. Kuipers, Wie sturen kan, zeilt bij elke wind. Koninklijk Onderwijsfonds voor de scheepvaart 1921-1981 (Amsterdam 1981) 34.66 Kuipers, Wie sturen kan, zeilt bij elke wind. 36.67 ‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, 219-220.

28

Page 29: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Huisvesting van Schipperskinderen S.O.S.’68 De schippersgezinnen konden een

tegemoetkoming aanvragen van ongeveer één gulden per week om hun kind aan de wal te

kunnen plaatsen. Hierdoor konden de kinderen onafgebroken onderwijs volgen en waren ze

niet meer afhankelijk van het lage aantal dagen dat het schip lang genoeg aan de wal lag om

een ligplaatsschool te kunnen bezoeken. In 1926 richtte het Onderwijsfonds ook een eigen

afdeling op voor de huisvesting van schipperskinderen, de afdeling Steunverlening aan

schipperskinderen. In de eerste twintig jaar van het bestaan van de afdeling had het fonds al

meer dan een miljoen gulden uitbetaald. De vraag naar financiële hulp was dus erg groot.69

Ook de centrale overheid nam incidenteel maatregelen om de huisvesting van

schipperskinderen te bevorderen en financieel te steunen. Om eenheid in de steunverlening

voor de huisvesting te realiseren stelde de overheid in 1939 de Commissie van Advies

betreffende Huisvestingssteun Schipperskinderen in. Door de ingetreden

oorlogsomstandigheden kon deze commissie echter niet veel steun verlenen. Vervolgens was

er vanuit de overheid jarenlang sprake van een gebrekkige regeling met betrekking tot de

uitkeringen. Tot aan 1964 gaf de overheid geen directe overheidssubsidies aan de

schippersinternaten en scholen en kwamen de financiële bijdragen alleen van particulieren.

Onder voorwaarde van een nieuwe leerplichtregeling voor het schipperskind, waarbij alle

kinderen meer leerjaren onderwijs moesten volgen, keerde de overheid vanaf dat jaar

subsidies uit voor de huisvesting van schipperskinderen.70

Het Register van Schipperskinderen

Het fonds maakte vaak gebruik van het organisatieblad De Binnenvaart om ouders over de

streep te trekken om hun kinderen toch naar school te sturen. Artikelen waarin leerlingen

geprezen werden om hun goede prestaties, schrijnende voorbeelden over kinderen die veel te

veel verschillende scholen hadden bezocht en oproepen aan alle schippersouders om hun

68 Vereeniging tot Huisvesting van Schipperskinderen S.O.S., in De Binnenvaar, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (Amsterdam 1928).69 ‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, 119-220.70 Kuipers, Wie sturen kan, zeilt bij elke wind. 36.

29

Page 30: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

kinderen zo vaak mogelijk naar school te sturen. Om een duidelijk zicht te krijgen op het

schoolbezoek van schipperskinderen zette de heer S.J. van Efferen in 1927 het Register van

Schipperskinderen op.71 Elke school waar schipperskinderen het lager onderwijs genoten, gaf

het aantal kinderen en het aantal schooltijden dat zij daadwerkelijk op school waren, door aan

de heer van Efferen. Hij publiceerde deze statistieken elk jaar in De Binnenvaart. Het

bijhouden van dit register was van belang om een duidelijk overzicht te krijgen van de

schoolgaande schipperskinderen en daarop te anticiperen met allerlei maatregelen. Ook

hoopte het Onderwijsfonds met het publiceren van deze cijfers tot de schippersouders door te

dringen zodat zij hun kinderen naar school zouden sturen.72 Wat de uitkomst was van deze

statistieken en hoe de conjunctuur van het schoolbezoek in deze jaren verliep, wordt in het

volgende hoofdstuk uiteengezet. Ook wordt een vergelijking gemaakt met het schoolbezoek

van kinderen waarvan de ouders geen ambulant beroep hadden.

5. Schoolbezoek schipperskinderen en walkinderen van 1928 t/m 1942

In de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw was het voor de meeste schipperskinderen

niet vanzelfsprekend om naar school te gaan. Het aantal schoolbezoeken van de leerlingen lag

erg laag, ongeveer een kwart van alle schipperskinderen ging nooit naar school. Veel kinderen

die wel onderwijs genoten, kwamen echter ook niet aan voldoende schooltijden. Het benodigd

aantal schooltijden om het schooljaar zo succesvol mogelijk af te ronden lag boven de 400

71 Gerben de Jong, ‘De strijd om het Lager onderwijs’, in De Binnenvaart (Amsterdam 6 juli 1928)1.72 ‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, 120.

30

Page 31: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

schooltijden per jaar.73 Het percentage schipperskinderen dat daadwerkelijk boven de marge

van 400 schooltijden kwam, was echter gemiddeld dertig procent van de groep als geheel. Dit

betekent dat in totaal ongeveer tweederde van alle leerplichtige schipperskinderen

onvoldoende schoolbezoeken aflegde. Het minimaal aantal schooltijden dat de leerlingen

minstens moesten volgen om de lagere school binnen zes jaar af te ronden lag op 100

schooltijden per jaar, dat is omgerekend zeven weken per jaar. Zelfs dat haalden schrikbarend

weinig schipperskinderen.74 De schipperskinderen liepen erg achter op de kinderen die aan de

wal woonden en geen ouders met een ambulant beroep hadden. Zij konden namelijk wel

geregeld naar school. Om het schoolbezoek bij de schipperskinderen te bevorderen

probeerden de schoolfondsen ten behoeve van het onderwijs aan schipperskinderen de

aandacht van de overheid te trekken. Ook probeerden ze zoveel mogelijk de varende

bevolking bewust te maken van het nut van het onderwijs. Er waren namelijk veel schippers

die hun kinderen liever aan boord hielden zodat zij mee konden werken in het bedrijf of

ouders die het onderwijs niet belangwekkend vonden. Zij gingen er van uit dat hun kinderen

ook de scheepvaart in gingen en vonden dat hun kinderen de kneepjes van het vak het beste in

de praktijk konden leren. Mede door de inzet van deze schoolfondsen zorgden toch steeds

meer ouders ervoor dat hun kinderen wel naar school konden. Tegelijkertijd werden zij daarin

vaak belemmerd door andere omstandigheden, zoals de Tweede Wereldoorlog en maatregelen

en wetten in de scheepvaart. Het aantal schipperskinderen dat daadwerkelijk onderwijs genoot

fluctueerde dus sterk in deze jaren. Maar dit zal ongetwijfeld ook gelden voor het

schoolbezoek van de kinderen waarvan de ouders geen ambulant beroep hadden. Om daar

achter te komen en de verschillen te vergelijken tussen beide soorten onderwijs heb ik een

statistisch onderzoek uitgevoerd met statistieken van zowel het schoolbezoek van

schipperskinderen van 1928 tot en met 1942 als dat van de walkinderen in die jaren.

Schoolbezoek schipperskinderen

De gegevens van het schoolbezoek van schipperskinderen zijn gehaald uit het ‘Register voor

schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd’ uit de betreffende jaargangen van het tijdschrift

De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds. Het Register is opgesteld door de

heer S.J. van Efferen. Hij verzocht in mei 1928, het eerste jaar waarin hij de statistieken bij

ging houden, 1079 gemeenten om het aantal leerplichtige schipperskinderen die in hun

73 Met een schooltijd wordt de ochtend, middag of namiddag (de derde schooltijd) bedoeld dat het kind onderwijs geniet op een school.74 60 jaren openbaar onderwijs in de gemeente Groningen,13.

31

Page 32: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

gemeente gedomicilieerd waren, door te geven aan het Onderwijsfonds. Aan de directeuren

van de lagere scholen vroeg hij om een overzicht van het aantal schipperskinderen dat bij hun

school was ingeschreven. Zo heeft hij jaarlijks van 1928 tot en met 1942 een duidelijk

statistisch overzicht met betrekking tot het schoolbezoek van de schipperskinderen kunnen

publiceren.75 In 1943 overleed de heer van Efferen, waarmee het bijhouden van de statistieken

door het Onderwijsfonds ook ophield. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft dit

onderzoek vanaf 1948 overgenomen. Maar omdat zij niet over opeenvolgende jaren statistisch

onderzoek hebben gedaan en andere invalshoeken hebben gebruikt, zijn deze gegevens niet

bruikbaar voor mijn onderzoek. In het onderzoek van het CBS is namelijk het aantal kinderen

dat nooit naar school ging en het totaal aantal leerplichtige schipperskinderen niet

opgenomen.76 Hierdoor kan ik alleen een aansluitend statistisch overzicht maken van de

gegevens van het Onderwijsfonds.

Verder wilde ik graag onderzoeken of er daadwerkelijk zo weinig schipperskinderen

volledig van het onderwijs werden verstoken in vergelijking met de walkinderen, als in veel

bronnen werd en wordt beweerd. Dit is helaas niet mogelijk gebleken, omdat er geen

gegevens zijn van het totaal aantal leerplichtige walkinderen van die jaren. Hierdoor is ook

niet te achterhalen hoeveel kinderen helemaal niet naar de lagere school gingen en is het

onmogelijk om dit te vergelijken met de gegevens van het schoolbezoek van de

schipperskinderen. Wat wel mogelijk was, is het verloop van het schoolbezoek van beide

groepen te vergelijken. Na de uiteenzetting van het verloop van het schoolbezoek van de

schipperskinderen, heb ik de conjuncturen van beide statistieken met elkaar vergeleken en

verklaard.

Onder leerplichtige leerlingen worden in dit overzicht alle kinderen vanaf 8 jaar gerekend,

omdat de schipperskinderen door de speciale regeling van de Derde Schooltijd pas vanaf die

leeftijd verplicht waren onderwijs te volgen. Deze staan in de volgende tabel onder het kopje

‘totaal aantal lln.’. Met ‘totaal één school’ worden de schipperskinderen bedoeld die het hele

jaar door één school hebben bezocht en dus continu-onderwijs volgden. En in de kolom

‘totaal wel school’ is het totaal aantal schipperskinderen opgenomen dat minstens één dagdeel

onderwijs heeft genoten. Wel moet hierbij in overweging gehouden worden dat de gegevens

van het aantal schipperskinderen dat een ligplaatsschool of reguliere school bezocht niet

75 Van Efferen heeft de statistische gegevens per jaar uitgegeven, maar niet aan elkaar gekoppeld tot één overzicht. In het volgende hoofdstuk vindt u wel een dergelijk overzicht in een tabel.76 Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistiek van het onderwijs aan schipperskinderen 1947-1949( ’s Gravenhage 1950)7-13.

32

Page 33: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

helemaal accuraat zal zijn, omdat de lagere scholen die schipperskinderen toelieten in hun

klassen subsidie kregen van de overheid. Het kwam dus waarschijnlijk geregeld voor dat de

scholen tijdens keuringen geen juiste gegevens doorspeelden wat betreft het aantal

schipperskinderen dat daadwerkelijk de scholen bezochten.77

Jaar

Totaal aantal

lln.

Totaal geen

school

% geen

school

Totaal één

school

% één

school

Totaal wel

school % wel school

1928 10380 2872 27,7 7508 72,3

1929 10729 2686 25 8043 75

1930 11557 4277 37 1964 17 7280 63

1931 12055 4001 33,1 2672 22,2 8054 66,9

1932 12044 3281 27,2 3461 28,7 8763 72,8

1933 11975 2912 24,3 3793 31,7 9063 76,7

1934 13382 3979 29,8 3808 28,4 9406 71,2

1935 12765 3961 31,1 3354 26,3 8804 69,9

1936 12202 3443 28,2 3364 27,6 8759 71,8

1937 11345 2969 26,2 3358 29,6 8376 73,8

1938 11050 2684 24,3 3420 30,9 8366 75,7

1939 10709 2835 26,5 3148 29,4 7874 73,5

1940 10585 3244 30,6 2375 22,3 7341 69,4

1941 10548 3382 32,1 2620 24,8 7166 77,9

1942 10315 3475 33,7 2398 23,2 6840 66,3

Tabel 1.78

Grafiek 1.

77 Onderwijs in het jaar 1932 (’s Gravenhage 1933)390-391.78 S.J. van Efferen, ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd, overzicht van het schoolbezoek gedurende het jaar 1929-1943’, in ‘De Binnenvaart, officieel orgaan van Onderwijsfonds voor de Scheepvaart’, Jaargang 12 t/m 26 (Amsterdam 1929-1943).

33

Page 34: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 19420

2000

4000

6000

8000

10000

12000

14000

16000

Schoolbezoek schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd 1928-1942.

Totaal leerplichtige lln. Totaal geen schoolTotaal één school Totaal wel school

79

Totaal leerplichtige lln.: Het totaal aantal schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd. Totaal geen school: Het totaal aantal schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd dat in dat jaar geen schooltijden genoten heeft. Totaal één school: Het totaal aantal schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd dat in het gehele jaar door naar één school is geweest.Totaal wel school: Het totaal aantal schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd dat wel naar school ging, van 1 schooltijd tot het gehele jaar door geregeld naar één school.

79 Jaargang 12 t/m 26 van ‘De Binnenvaart, officieel orgaan van Onderwijsfonds voor de Scheepvaart’.

34

Page 35: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

In 1927 werd de Derde Schooltijd ingevoerd.80 Dit gaf de kinderen de mogelijkheid om de

school met verkorte leertijd, namelijk binnen drie jaar, te doorlopen. De schipperskinderen

waren nu vanaf acht jaar leerplichtig, in tegenstelling tot de walkinderen die met zes jaar

leerplichtig waren, waardoor ze twee jaar langer op het ouderlijk schip konden wonen.81 De

ouders hadden door de invoering van de derde schooltijd ook recht op overheidssteun voor

onder andere de huisvesting van het kind aan de wal. Zo kregen meer schipperskinderen de

mogelijkheid om het hele jaar door onderwijs te volgen. Tot aan het eind van 1929 is daarom

een stijging te zien van het aantal schipperskinderen dat wel naar school ging.

Dit veranderde als gevolg van de beurskrach in 1929 die ook in de schipperswereld

voelbaar was. Door de economische crisis hadden veel ouders minder financiële middelen om

hun kind naar school te sturen. Ook lieten veel ouders hen op het schip werken om zo geld te

besparen op personeel en om het schippersbedrijf draaide te kunnen houden. Maar

langzaamaan nam het aantal schoolgaande schipperskinderen toe en daalde het aantal

kinderen dat nooit naar school ging juist dankzij de economische crisis. In crisistijd gebeurde

namelijk hetzelfde als ten tijde van de Eerste wereldoorlog; de vaart kwam grotendeels stil te

liggen. Schippers kregen geen opdrachten meer en het schip bleef daardoor voor lange tijd aan

wal. Hierdoor konden meer schipperskinderen het continu-onderwijs volgen. In deze tijd is

ook een stijging zichtbaar van het aantal schippersklassen- en scholen.82 Ook steeg het

schoolbezoek vanaf 1932 door een tweetal maatregelen die zijn genomen ten behoeve van het

onderwijs aan schipperskinderen aan het einde van dat jaar. Ten eerste werd de rijkssteun

voor de huisvesting van schipperskinderen door onder andere inspanning van het

Onderwijsfonds voor de Scheepvaart verhoogd.83 Hierdoor kregen meer kinderen ondanks de

crisistijd de mogelijkheid om aan de wal te wonen en dus onafgebroken onderwijs te volgen.

Een tweede maatregel was de verhoging van de subsidie voor de lagere scholen die de derde

schooltijd hanteerden. Hierdoor steeg het aantal scholen dat schipperskinderen kon

ontvangen, en zodoende waren de schipperskinderen niet langer alleen aangewezen op de

bekende scholen in de grote ligplaatsen.84 Wat betreft de gegevens over het aantal

schipperskinderen moet vanaf deze tijd wel rekening worden gehouden met het feit dat door

de verhoging van die subsidie er waarschijnlijk veel is gesjoemeld door schoolbesturen. Zij

80 60 jaren openbaar onderwijs in de gemeente Groningen, 13.81 Jachten en jagen, 120-123.82 S. J. van Efferen, ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd, overzicht van het schoolbezoek gedurende het jaar 1933’ in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds (Amsterdam 1 juni 1934)1. 83 ‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, 119-220.84 Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap, Onderwijs in het jaar 1931 (’s Gravenhage 1932) 323.

35

Page 36: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

kregen subsidie voor elk ingeschreven schipperskind en daarvoor hoefde het kind niet

daadwerkelijk ook onderwijs te volgen op die school. Ook kwam het vaak voor dat

schipperskinderen bij meerdere scholen waren ingeschreven. Toen de schippersorganisaties

dat realiseerden, hebben ze dit bedrog verhinderd door het daadwerkelijke schoolbezoek van

de schipperskinderen te laten registreren. De schoolbesturen moesten het aantal dagdelen dat

een schipperskind onderwijs volgde aftekenen in een speciale map, en die aan het eind van het

jaar aan het ministerie van Onderwijs overhandigen. Hierdoor konden gegevens van de

schoolgaande schipperskinderen niet langer dubbel doorgegeven worden en kon het

daadwerkelijke schoolbezoek precies geteld worden.85

Grafiek 2.

1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 1942.

0

500

1000

1500

2000

2500

3000

3500

4000

4500

Schoolbezoek alle leerplichtige schipperskinderen

Totaal lln. geen school Totaal gehele jaar 1 school 86

Totaal lln. geen school: Het totaal aantal schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd dat in dat jaar geen schooltijden genoten heeft. Totaal gehele jaar 1 school: Het totaal aantal schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd dat in het gehele jaar door naar één school is geweest.

Aan het eind van het jaar 1934 daalde het aantal schippersleerlingen dat het hele jaar door

naar één school ging weer. Dit had te maken met de invoering van de Wet op de Evenredige

Vrachtverdeling in 1934. Gevolg hiervan was dat de schippers vaker internationaal gingen

varen in plaats van op de regionale vaart. Hierdoor waren veel leerlingen vaker en langer

onderweg en gingen ze dus minder vaak naar school. Ook was het een financieel moeilijke

85 Onderwijs in het jaar 1932, 390-391.86 ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd’, Jaargang 12 t/m 26 van ‘De Binnenvaart, officieel orgaan van Onderwijsfonds voor de Scheepvaart’.

36

Page 37: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

tijd, hetgeen wordt geïllustreerd door de vele aanvragen van kleding en voeding vanuit de

schippersfamilies.87 Bovendien werden de gemeentelijke avondscholen voor

schipperskinderen in dit jaar geheel opgeheven.88 Vanaf 1934 daalt ook het totaal aantal

leerplichtige schipperskinderen. Dit komt omdat vanaf dat jaar veel schippers een betrekking

aan de wal vonden. Die beroepsverandering betekende ook een vermindering van het aantal

schipperskinderen.89

Grafiek 3

1928192919301931193219331934193519361937193819391940194119420

102030405060708090

100Schoolbezoek schipperskinderen in procenten

Proc

ent a

anta

l lee

rling

en

90

% geen school: Het totaal aantal schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd dat in dat jaar geen schooltijden genoten heeft in procenten.% wel school: Het totaal aantal schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd dat in dat jaar minstens 1 schooltijd genoten heeft in procenten. % 1 school: Het totaal aantal schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd dat in het gehele jaar door naar één school is geweest en dus continu onderwijs volgden in procenten.

Vanaf ongeveer 1937 kwam er weer meer behoefte om de schipperskinderen aan de wal te

plaatsen om onderwijs te kunnen volgen. Die behoefte hing samen met de toezegging van het

Rijk om steun te geven aan de schippers voor de toeslag op de kostgelden van de

schipperskinderen. Hierdoor was het voor meer ouders financieel mogelijk om hun kinderen

87 60 jaren openbaar onderwijs in de gemeente Groningen, 16.88 Onderwijs in het jaar 1932, 311.89 S. J. van Efferen, ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd, overzicht van het schoolbezoek gedurende het jaar 1937’ in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds (Amsterdam 22 juli 1938)1. 90 ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd’, Jaargang 12 t/m 26 van ‘De Binnenvaart, officieel orgaan van Onderwijsfonds voor de Scheepvaart’.

37

Page 38: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

onafgebroken onderwijs te kunnen bieden. Het aantal scholen waar schipperskinderen alleen

doorlopend les konden volgen, de continuscholen, steeg in deze tijd dan ook.

Vanaf 1940 steeg het aantal kinderen dat nooit naar school ging als gevolg van de

Tweede Wereldoorlog. Veel schippers moesten met hun schip schuilen om verplicht vervoer

voor de Duitsers te voorkomen. Wanneer de bezetter er achter zou komen dat zij dat bevel

genegeerd hadden, zou het schip namelijk ingevorderd worden. Aan het eind van de oorlog

werden ook veel binnenvaartschepen in beslag genomen voor het bevorderen van de Duitse

verdediging over water. Zij lieten de ingevorderde schepen namelijk zinken om de doorvaart

te belemmeren. Doordat het schippersgezin moest onderduiken, waren veel kinderen niet in

staat om het lager onderwijs te volgen. Ook moesten veel scholen de deuren sluiten in de

oorlogstijd. Sommige kinderen volgden ondanks de oorlog toch onderwijs. Zij gingen naar

meerdere basisscholen, waardoor het bezoek aan ligplaatsscholen steeg in verhouding met het

bezoek aan de schippersscholen en internaten.91

Schoolbezoek schipperskinderen in het eerste jaar van de leerplichtige leeftijd

Grafiek 4.

1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 19420

100

200

300

400

500

600Schoolbezoek schipperskinderen in de leeftijd van 8 jaar

Geen schoolbezoek (leeftijd van 8 jaar) Gehele jaar 1 school (8jr) 92

Geen schoolbezoek (8 jr.):Het aantal leerplichtige schipperskinderen in de leeftijd van acht jaar dat in dat jaar geen schooltijden genoten heeft. Gehele jaar één school (8jr.): Het aantal leerplichtige schipperskinderen in de leeftijd van acht jaar dat in het gehele jaar door naar één school is geweest.De eerste inschrijving van de leerplichtige schipperskinderen hield geen gelijke tred met het

schoolbezoek van het totaal aantal schippersleerlingen. Waar het schoolbezoek van het totaal 91 60 jaren openbaar onderwijs in de gemeente Groningen, 16-17.92 ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd’, Jaargang 12 t/m 26 van ‘De Binnenvaart, officieel orgaan van Onderwijsfonds voor de Scheepvaart’.

38

Page 39: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

aantal leerplichtige kinderen sterk fluctueert, daalt het aantal achtjarige kinderen dat nooit

naar school ging en het aantal kinderen dat het hele jaar door dezelfde school bezocht

geleidelijk, met hier en daar een lichte stijging. Vanaf 1930 is er een stijging te zien van het

aantal kinderen dat in hun eerste schooljaar het hele jaar door naar één school ging en dus

onafgebroken onderwijs volgde. Na 1932 daalt het aantal achtjarigen dat het hele jaar naar

dezelfde school ging, met een kleine stijging in 1936 en in 1940. Vanaf 1931 is er ook een

daling van het aantal achtjarige kinderen dat nooit naar school ging zichtbaar. In 1934 en

1938 is er een stijging van het aantal schipperskinderen dat geen enkele school bezocht. In

deze jaren waren er dus meer schippersgezinnen die vrijwel nooit lang genoeg op één plaats

bleven liggen of het financieel niet konden veroorloven om hun kinderen in het eerste jaar

naar school te sturen.

Over het geheel bezien daalt dus zowel het aantal achtjarige schipperskinderen dat geen

enkele school bezocht als het aantal dat regelmatig één school bezocht. Het aantal kinderen in

de leeftijd van acht jaar dat wel naar school ging, fluctueert echter wel. Hieruit kan

geconcludeerd worden dat het aantal achtjarige kinderen dat ligplaatsonderwijs volgde groot

moest zijn. Dit is ook in de statistieken van het Register van het Onderwijsfonds zichtbaar. Zo

volgden in het jaar 1935 maarliefst 832 achtjarigen ongeregeld onderwijs. Dit is bijna

tweederde van het totaal aantal schipperskinderen in het eerste jaar van hun leerplicht. Dit

verschilt met het schoolbezoek van alle leerplichtige kinderen in dat jaar. Van de 12765

leerplichtige leerlingen volgden namelijk 5450 leerlingen tussen de 1 en 500 schooltijden en

7315 kinderen geen enkele schooltijd of juist het hele jaar door.93 Het totaal aantal

schipperskinderen dat deelnam aan het ligplaatsonderwijs is dus in verhouding kleiner dan het

aantal dat geen onderwijs of juist ononderbroken onderwijs volgde. Schipperskinderen in het

eerste jaar van de leerplichtige leeftijd volgden dus naar verhouding vaker het

ligplaatsonderwijs dan oudere kinderen.

Aantal bezochte scholen

93 S. J. van Efferen, ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd, overzicht van het schoolbezoek gedurende het jaar 1935’ in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds (Amsterdam juli 1936)3.

39

Page 40: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Uit gegevens van het aantal bezochte scholen binnen een jaar kan afgeleid worden hoe het

ligplaatsonderwijs zich verhield tegenover het continu-onderwijs. Wanneer een schipperskind

meerdere scholen binnen één jaar heeft bezocht, heeft dat kind dus geen continu-onderwijs

gevolgd, maar het ligplaatsonderwijs. De volgende tabel bevat gegevens van kinderen die

binnen een enkel jaar naar één school zijn gegaan. Dit hoeft overigens geen continu-onderwijs

te zijn want kinderen die maar één keer naar een school zijn gegaan zijn hier ook meegeteld.

Verder is het aantal schipperskinderen dat in één jaar vijf, tien en meer dan tien scholen heeft

bezocht in de tabel verwerkt.

Tabel 2.

Jaar 1 school 5 scholen 10 scholen meer dan 10

1928 - - - -

1929 - - - -

1930 4429 155 3 0

1931 4828 217 5 4

1932 5272 234 2 2

1933 5685 256 11 4

1934 5779 370 18 19

1935 5375 306 8 7

1936 5386 324 10 14

1937 5092 344 13 43

1938 5310 298 14 27

1939 4757 272 17 20

1940 4233 251 8 9

1941 4311 293 15 15

1942 4048 317 5 394

Grafiek 5 t/m 7.

94 ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd’, Jaargang 12 t/m 26 van ‘De Binnenvaart, officieel orgaan van Onderwijsfonds voor de Scheepvaart’.

40

Page 41: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 19420

1000

2000

3000

4000

5000

6000

7000

1 schoolAa

ntal

leer

linge

n

1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 19420

50

100

150

200

250

300

350

400

5 scholen

Aant

al le

erlin

gen

1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 194205

101520

25

303540

45

50

10 en meer scholen

aant

al le

erlin

gen

41

Page 42: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

In bovenstaande grafieken springt een aantal jaren er duidelijk bovenuit. Zo gingen in 1934

beduidend meer kinderen naar verschillende scholen binnen één jaar, dan in de jaren

daarvoor. Dit heeft te maken met de invoering van de Wet op de Evenredige Vrachtverdeling

in 1934. Gevolg hiervan was dat de schippers vaker internationaal gingen varen in plaats van

op de regionale vaart. Hierdoor maakten veel leerlingen meer omzwervingen en volgden meer

kinderen het ligplaatsonderwijs in plaats van het continu-onderwijs.95 Een ander opvallend

gegeven is het aantal bezochte scholen in 1937. Toen gingen maarliefst 56 kinderen naar tien

of meer scholen. Hoewel dat in vergelijking met het totaal aantal schipperskinderen nog niet

heel veel is, is het in vergelijking met andere jaren erg opvallend. Vooral omdat vanaf dat jaar

het continu-onderwijs juist gestimuleerd werd met onder andere subsidies voor de huisvesting

van de schipperskinderen aan de wal. Wellicht was dat toen nog niet bij iedereen bekend,

want het jaar daarna is er wel weer een daling zichtbaar in het aantal leerlingen dat naar zo

veel verschillende scholen ging. Tot aan 1933 kwam het vrijwel niet voor dat een

schipperskind naar veel verschillende scholen gingen. Dit kan verklaard worden door de

impact van de economische crisis op de schipperswereld. Door de crisis kregen veel schippers

geen opdrachten meer en moesten ze noodgedwongen aan de wal blijven. Hierdoor reisden

ook veel minder schipperskinderen rond en konden zij dus voor een langere tijd naar dezelfde

school.96 Het totaal aantal bezochte scholen per jaar verminderde dus in die tijd. In de

oorlogsjaren is een lichte stijging waar te nemen van het aantal kinderen dat meer dan vijf

scholen bezocht, en een lichte daling van het aantal kinderen dat één school bezocht. Meer

kinderen gingen dus naar verschillende scholen, maar in de oorlog gingen er natuurlijk ook

veel meer kinderen nooit naar school.

95 60 jaren openbaar onderwijs in de gemeente Groningen, 16.96 S.J. van Efferen, ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd’ in De Binnenvaart, 1.

42

Page 43: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Schoolbezoek regulier onderwijs vergeleken met schippersonderwijs

Omdat tot aan 1950 de schipperskinderen tot de gewone basisschoolleerlingen werden

gerekend en niet tot het speciale onderwijs wat later wel het geval was, heb ik het aantal

schoolgaande schipperskinderen afgetrokken van het aantal leerlingen dat een basisschool

bezocht. Dit aantal is dus het aantal schoolgaande kinderen waarvan de ouders geen ambulant

beroep hadden, terug te vinden in de kolom ‘Totaal walkinderen basisonderwijs’. In de

volgende grafieken zijn de conjuncturen uitgewerkt van het aantal walkinderen en het aantal

schipperskinderen dat basisonderwijs heeft genoten van het jaar 1928 tot en met 1942.

Tabel 3.

JaarTotaal leerlingen basisonderwijs 97

Totaal schipperskinderen basisonderwijs 98

Totaal walkinderen basisonderwijs

19281 102700 7508 109519219291 161400 8043 115335719301 182500 7280 117522019311 200800 8054 119274619321 202800 8763 119403719331 175900 9063 116683719341 149300 9406 113989419351 142000 8804 113319619361 140600 8759 113184119371 144100 8376 113572419381 143100 8366 113473419391 144400 7874 113652619401 143400 7341 113605919411 140100 7166 113293419421 128700 6840 1121860

97 Centraal Bureau voor de Statistiek, ‘Historie onderwijs; leerlingen en studenten vanaf 1900’ (25-01-2011).98 ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd’, Jaargang 12 t/m 26 van ‘De Binnenvaart, officieel orgaan van Onderwijsfonds voor de Scheepvaart’.

43

Page 44: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Grafiek 8.

1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 19421040000

1060000

1080000

1100000

1120000

1140000

1160000

1180000

1200000

1220000

Totaal walkinderen basisonderwijs

Totaal walkinderen basisonderwijs 99

Grafiek 9.

99 Centraal Bureau voor de Statistiek, ‘Historie onderwijs; leerlingen en studenten vanaf 1900’ (25-01-2011).

44

Page 45: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 19426000

6500

7000

7500

8000

8500

9000

9500

10000Totaal aantal schipperskinderen basisonderwijs

Tot. schipperskinderen basisonderwijs 100

Zoals bovenstaande tabellen duidelijk laten zien bestaan er grote verschillen tussen de

conjunctuur van het schoolbezoek van de walkinderen en de schipperskinderen. Zo is er een

stijgende lijn zichtbaar van het aantal kinderen dat het gewone lager onderwijs volgde van

1928 tot aan 1931, terwijl de conjunctuur van het schoolbezoek van de schipperskinderen in

die jaren sterk fluctueert. De stijging van het aantal schoolgaande walkinderen kan verklaard

worden door de invoering van het verplichte zevende leerjaar. Veel kinderen volgden nu

langer het lager onderwijs, waardoor het aantal kinderen op de basisschool dus ook groeide.

Een andere reden voor deze stijging is te vinden in de gunstige situatie binnen de landbouw,

waardoor minder ouders zich genoodzaakt voelden om hun kinderen als werkkracht in te

zetten in het boerenbedrijf. Daardoor konden die kinderen nu wel voldoende naar school.101

Het aantal schipperskinderen dat onderwijs genoot fluctueerde in deze jaren door

onder andere de economische crisis. Net na de beurskrach in 1929 probeerden de schippers

hun bedrijf te redden door hun kinderen op het schip te laten werken en zo te bezuinigen op

de personeelskosten. Ook hadden zij nu minder financiële middelen om hun kinderen naar

school te sturen. Vanaf 1930 nam het aantal schoolgaande schipperskinderen juist toe dankzij

de economische crisis. Veel schippers kregen geen opdrachten meer en de vaart kwam stil te

staan. Hierdoor bleef het schip voor lange tijd aan wal liggen en konden meer

100 In deze grafiek zijn alle leerplichtige schipperskinderen die minstens 1 dagdeel naar school zijn gegaan meegeteld. 101 Onderwijs in het jaar 1929 (’s Gravenhage 1930)21.

45

Page 46: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

schipperskinderen onafgebroken onderwijs volgen.102 Het gewone lager onderwijs heeft niet

veel te lijden gehad onder de economische depressie wat betreft het aantal leerplichtige

kinderen dat naar school ging. De crisis was wel te merken aan de bezuinigingen op

overheidsuitgaven voor materiële zaken als schoolgebouwen en leer- en hulpmiddelen,

evenals aan het verhogen van het aantal leerlingen per leerkracht. Het aantal schoolklassen

daalde daardoor uiteindelijk wel in de crisisjaren.103

Een ander groot verschil tussen de statistieken van het schoolbezoek van

schipperskinderen en kinderen waarvan de ouders geen ambulant beroep hebben, is te vinden

in het jaar 1934. Binnen de periode van afname was dit het jaar waarin de meeste

schipperskinderen het basisonderwijs volgden, terwijl in datzelfde jaar het aantal

schoolgaande walkinderen in navolging van de enorme daling in 1932 verder terugliep. Aan

het eind van 1934 daalde het aantal schipperskinderen weer door de invoering van de Wet op

de Evenredige Vrachtverdeling. Gevolg hiervan was dat de schippers vaker internationaal

gingen varen in plaats van op de regionale vaart. Hierdoor konden minder schippersleerlingen

onafgebroken naar school.104 Bovendien werden de gemeentelijke avondscholen voor

schipperskinderen in dit jaar geheel opgeheven.105 De sterke daling van het schoolbezoek van

de walkinderen vanaf 1932 kan onder andere worden verklaard door de verhoging van de

toelatingsleeftijd voor scholen binnen het reguliere lager onderwijs. Met deze matregel moest

worden voorkomen dat leerlingen werden aangenomen die nog niet rijp waren voor het

volgen van onderwijs. Met deze maatregel verminderde behalve het aantal leerlingen

overigens ook het aantal basisscholen of ontstonden er veel kleine schooltjes.106 Vanaf 1934

blijft het aantal schoolgaande kinderen waarvan de ouders geen zwervend bestaan hadden

redelijk stabiel. Het jaar 1942 vormt een dieptepunt, maar in de twee daaropvolgende jaren

stijgt het aantal schoolgaande walkinderen weer sterk door de invoering van het achtste

leerjaar. Na de introductie van deze maatregel volgden de kinderen langere tijd het

basisonderwijs, waarmee de stijging van het schoolbezoek wordt verklaard.107 De Tweede

Wereldoorlog heeft niet veel invloed gehad op het schoolbezoek van de kinderen die aan de

wal woonden. De schipperskinderen gingen daarentegen wel veel minder naar school in die

102 S.J. van Efferen, ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd’, in De Binnenvaart (Amsterdam 22 juli 1938)1.103 Onderwijs in het jaar 1931 (’s Gravenhage 1931)16.104 60 jaren openbaar onderwijs in de gemeente Groningen, 16.105 Onderwijs in het jaar 1932, 311.106 Ibidem,18-19.107 Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistiek van het gewoon, voortgezet gewoon en uitgebreid lager onderwijs 1939-1948 (Utrecht 1950)13, 14.

46

Page 47: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

tijd. Veel schippers moesten met hun schip schuilen om verplicht vervoer voor de Duitsers te

voorkomen of om te verhinderen dat het schip in beslag werd genomen voor het bevorderen

van de Duitse verdediging over water. Hierdoor waren weinig schipperskinderen in staat om

lager onderwijs te volgen. Ook werden veel scholen gesloten in de oorlogstijd. Sommige

kinderen volgden ondanks de oorlog toch onderwijs, in die tijd voeren ze immers niet en

waren ze sneller in staat om een school te bezoeken. Zij gingen dan naar verschillende

basisscholen.108

Conclusie schoolbezoek

Uit bovenstaande gegevens kan geconcludeerd worden dat de stijging of daling van het

schoolbezoek van schipperskinderen en van kinderen die het regulier onderwijs volgden

verschillende redenen had. Het aantal kinderen dat gebruik maakte van het gewone lager

onderwijs hing sterk af van de regels van de overheid. Met name heeft de leerplichtwet veel

invloed gehad op het schoolbezoek van de walkinderen. Zo was er een sterke daling te

signaleren op het moment dat de leeftijd van toelating tot een school voor het gewoon lager

onderwijs werd verhoogd en een stijging waarneembaar door de invoering van het achtste

leerjaar waardoor de kinderen langer gebruik moesten maken van het lager onderwijs. Het

schoolbezoek van de walkinderen fluctueerde dus vooral door ingrijpen van de overheid.

Het schoolbezoek van schipperskinderen veranderde daarentegen door zowel

economische als politieke invloeden. Wanneer de scheepvaart een moeilijke economische tijd

beleefde, is er een stijging in het bezoek van schipperskinderen aan continuscholen zichtbaar.

De schippers moesten in deze tijden vaak noodgedwongen aan de wal blijven en zochten

dikwijls een reguliere baan om het gezin te kunnen onderhouden. Dit gaf de kinderen de

mogelijkheid om onafgebroken onderwijs te volgen. Dit werd ook bevorderd door de

steunverlening van schippersfondsen voor de huisvesting van schipperskinderen. Wanneer het

schippersgezin wel orders kreeg en het ging zwerven, is een stijging in het bezoek aan

108 60 jaren openbaar onderwijs in de gemeente Groningen, 16-17.

47

Page 48: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

ligplaatsscholen te constateren. Politieke redenen van verandering in het schoolbezoek van

schipperskinderen zijn veranderingen in de wetten met betrekking tot de scheepvaart. De

invoering van de Wet op de Evenredige Vrachtverdeling heeft bijvoorbeeld duidelijk invloed

gehad op het aantal schipperskinderen dat geregeld naar school ging. Dit is te verklaren door

het feit dat de schippers nu vaker internationaal moesten varen en de kinderen alleen

ligplaatsonderwijs konden volgen wanneer ze in Nederland waren. Ook is de Tweede

Wereldoorlog van invloed geweest op het schippersonderwijs. Veel gezinnen moesten in die

tijd onderduiken met het schip om verplicht vervoer voor de Duitsers te voorkomen of om

ervoor te zorgen dat het schip niet werd ingenomen door de bezetter om te laten zinken ter

verdediging. Daarom konden veel schipperskinderen niet naar school. Schipperskinderen die

niet hoefden te schuilen, hadden in de oorlog juist meer mogelijkheden om naar school te

gaan omdat ze nu geen zwervend bestaan hadden. De oorlog had op het schoolbezoek van de

walkinderen daarentegen weinig invloed. Uit bovenstaande verhandeling kan geconcludeerd

worden dat het schippersonderwijs gevoeliger was voor invloeden van buitenaf dan het

reguliere onderwijs en het schoolbezoek van schipperskinderen daarom meer fluctueerde.

6. Conclusie.

‘Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het lager onderwijs aan schipperskinderen in

Nederland van 1882 tot en met 1942’?

Het doel van dit onderzoek was om een overzicht te krijgen van de ontwikkelingen die zich

hebben voorgedaan in het lager onderwijs aan schipperskinderen. Hiermee wordt een bijdrage

geleverd aan onderzoek naar het schippersonderwijs in Nederland. Hieronder volgt een

samenvattend antwoord op bovenstaande vraag.

De eerste ontwikkelingen betreffende het schippersonderwijs deden zich in 1882 voor toen de

heer Dornseiffer een fonds oprichtte voor steunverlening aan schipperskinderen om ze in een

kostgezin te kunnen plaatsen zodat zij geregeld naar school konden. Meer pioniers volgden,

maar het ontstaan van het schippersonderwijs heeft veel voeten in de aarde gehad. Mensen die

het schippersonderwijs wilden verbeteren moesten een felle strijd leveren om de schippers en

hun kinderen van het nut van onderwijs te overtuigen. Verreweg de meeste schippers waren

van mening dat het schippersvak het beste in de praktijk geleerd kon worden en vonden dat zij

daar geen theoretische kennis voor nodig hadden. Het vak zat hen immers in het bloed.

48

Page 49: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Schipperskinderen waren volgens hun ouders niet gebaat bij het volgen van onderwijs, want

zij zouden toch ook hun brood verdienen in de scheepvaart.

In de negentiende eeuw waren dan ook schrikbarend veel schipperskinderen volledig

verstoken van gedegen onderwijs en kregen in plaats daarvan les van hun moeder aan boord.

In de grote ligplaatsen konden de kinderen een reguliere basisschool bezoeken waar zij

onderwijs genoten in een bestaande klas, maar hier werd niet veel gebruik van gemaakt omdat

het moeilijk was om met de lesstof mee te komen. Ook waren die scholen niet ingespeeld op

het ongeregelde bestaan van de kinderen. Aan het einde van de negentiende eeuw ontstonden

de eerste schippersklassen. Dat waren klassen op reguliere basisscholen die uitsluitend waren

ingericht voor schipperskinderen. Ook konden de schipperskinderen vanaf dat moment

ligplaatsonderwijs volgen door naar een speciale ligplaatsschool te gaan. De ligplaatsscholen

waren uitsluitend bestemd voor varende schipperskinderen, werkten met een verkort leerplan

en gaven individueel onderwijs. De schipperskinderen konden door dit verkorte leerplan

binnen drie tot vier jaar de gehele lagere school doorlopen. Toch liepen veel kinderen in deze

tijd grote leerachterstand op, omdat het voor de schippers nog niet gangbaar was om hun

kinderen naar school te sturen. Daarnaast was het schoolbezoek opvallend laag omdat de

schipperskinderen alleen naar school konden wanneer het ouderlijk schip meer dan 48 uur in

dezelfde plaats bleef liggen. Hierdoor was het voor veel schipperskinderen onmogelijk om

voldoende schooltijden op te bouwen. Een ander probleem van het ligplaatsonderwijs was het

ontbreken van uniformiteit tussen de verschillende ligplaatsscholen. De scholen gebruikten

verschillende schoolmethodes, waardoor het kon zijn dat een leerling nooit in aanraking

kwam met bepaalde kennis of vaardigheden, of dat specifieke stof steeds werd herhaald

waardoor het kind enorme vertraging opliep. In de jaren veertig van de twintigste eeuw kwam

er een oplossing voor dit probleem. Alle schipperskinderen kregen een speciale map waarin

de docenten konden aftekenen hoever de leerling in de verschillende vakken was gevorderd,

zodat de docent van de volgende school op de hoogte was van het niveau waarop het

schipperskind zich bevond en welke lesstof hij kon aanbieden. Hoewel door deze maatregel

het ligplaatsonderwijs aanzienlijk verbeterde was het verzuim onder de schipperskinderen nog

altijd erg hoog. De enige mogelijkheid om de schipperskinderen voldoende onderwijs aan te

kunnen bieden was het bevorderen van het continu-onderwijs. Een continuschool was een

lagere school, uitsluitend bestemd voor schipperskinderen die speciaal met het oog op het

onderwijs aan de wal waren geplaatst. Ook deze scholen hadden een verkort leerplan. Om dit

onderwijs te kunnen volgen moest het kind wel in een kostgezin aan de wal of op een

schippersinternaat worden geplaatst. Vanaf de jaren dertig werden daarom steeds meer

49

Page 50: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

schippersinternaten opgericht. De meeste internaten hadden alleen de functie van huisvesting,

waarbij de kinderen vanuit het internaat een schippersschool in de buurt bezochten. Later

kwamen er ook internaten waarbinnen een school was gevestigd. Hoewel het voor de meeste

kinderen erg zwaar was om zo weinig bij hun ouders te zijn, bleek dit wel een geschikte

oplossing om het schoolverzuim onder schipperskinderen te verminderen. Om de zaken voor

de schippersouders en hun kinderen gemakkelijker te maken, kwam de regering de ouders

tegemoet door de leerplichtige leeftijd voor schipperskinderen te verhogen van zes naar acht

jaar. Hierdoor konden de kinderen langer aan boord blijven en zo een sterke band opbouwen

met hun ouders. Ook kon het lager onderwijs in een verkorte tijd afgerond worden, waardoor

de kinderen in minimaal drie jaar het gehele programma konden doorlopen.

Veel van bovenstaande maatregelen zijn doorgevoerd doordat schippersfondsen zich

gezamenlijk inspanden om het schippersonderwijs te verbeteren. De oprichters van de

verschillende fondsen zagen in dat de schippers, net als de arbeiders dat al deden, met hun tijd

mee moesten gaan en moesten anticiperen op de opkomende mechanisering van de

scheepvaart. Vanaf het einde van de negentiende eeuw probeerden de voorstanders van het

schippersonderwijs de schippers die het belang van vakonderwijs niet inzagen, te overtuigen

door middel van artikelen in vakbladen, oproepen op de radio en door persoonlijk contact te

onderhouden met de schippers. Ze kwamen echter al snel tot de conclusie dat het

analfabetisme onder de schippersbevolking schrikbarend hoog was en dat het daardoor

onmogelijk was om die schippers vakonderwijs te geven. De prioriteit werd daarom

verschoven naar het lager onderwijs, zodat de schippers eerst zouden leren lezen en schrijven.

Nu werd ook meer aandacht gevestigd op het onderwijs aan schipperskinderen, zodat ze later

niet net als hun ouders op maatschappelijke ontwikkelingen zouden achterlopen. Er

ontstonden organisaties ten behoeve van het schippersonderwijs die veel hebben bijgedragen

aan het vakonderwijs en het lager onderwijs aan schipperskinderen. Eén van die organisaties

was het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart. Wat begon als een impulsief plan van een

aantal jonge schippers groeide uit tot een belangrijke organisatie voor het schippersonderwijs.

Ze onderhielden goede contacten met het ministerie van Onderwijs, Kunsten en

Wetenschappen en zorgden ervoor dat verschillende regels werden ingesteld om het onderwijs

aan schippers en hun kinderen te verbeteren. Zo zorgden zij voor de invoering van subsidie

voor de huisvesting van schipperskinderen en zorgde het Onderwijsfonds ervoor dat scholen

die schipperskinderen onderwezen alleen subsidie kregen als de kinderen ook daadwerkelijk

schooltijden hadden genoten op de betreffende scholen. Het Onderwijsfonds heeft ook een

belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het vakonderwijs en de sterke daling

50

Page 51: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

van het analfabetisme onder de schippers. Door de aanhoudende inspanningen heeft het fonds

ervoor gezorgd dat meer schipperskinderen het lager onderwijs met succes hebben kunnen

afronden.

De maatregelen van overheidsinstanties en de inspanningen van het Onderwijsfonds

voor de Scheepvaart hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het bevorderen en

verbeteren van het lager onderwijs aan schipperskinderen. Uit het uitgevoerde statistische

onderzoek is echter gebleken dat er meer factoren van invloed zijn geweest op het

schoolbezoek van schipperskinderen van 1928 tot en met 1942. Jammer genoeg zijn er geen

statistische gegevens van andere jaren beschikbaar, waardoor alleen gegevens van deze jaren

zijn geanalyseerd.

Terwijl het schoolbezoek van kinderen die het reguliere onderwijs volgden enkel door

overheidsingrijpen fluctueerde, zijn er veranderingen binnen het schoolbezoek van

schipperskinderen waarneembaar die zijn ontstaan door zowel politieke als economische

factoren. Zo daalde het aantal schoolgaande schipperskinderen door de invoering van de Wet

op de Evenredige Vrachtverdeling en door het feit dat veel schipperskinderen ten tijde van de

Tweede Wereldoorlog niet in staat waren om een lagere school te bezoeken. Economische

omstandigheden hebben ook invloed gehad op het schoolbezoek van schipperskinderen. Zo

volgden in het eerste jaar na de beurskrach van 1929 minder schipperskinderen het lager

onderwijs door gebrek aan financiële middelen. Ook lieten schippers in deze tijd de kinderen

in het schippersbedrijf meewerken, met het gevolg dat zij niet geregeld naar school konden.

Naarmate de economische crisis verergerde en veel schippers in verband met het tekort aan

opdrachten gedwongen aan de wal moesten blijven liggen, steeg daarentegen het aantal

schipperskinderen dat onafgebroken onderwijs kon volgen. In betere economische tijden is

dikwijls een toename van het aantal bezoeken aan ligplaatsscholen in de statistieken zichtbaar

omdat de schipperskinderen op zulke momenten meer gingen reizen en dus ongeregelder naar

school konden gaan. Vanaf 1969 kwam daar verandering in met de afschaffing van de

uitzonderingspositie die schipperskinderen hadden op de leerplicht. De leerplicht voor

kinderen waarvan de ouders geen ambulant beroep hadden gold vanaf dat moment ook voor

de schipperskinderen, waardoor de laatstgenoemden ook verplicht waren om onafgebroken

het lager onderwijs te volgen. Hierdoor moesten de schipperskinderen het continu-onderwijs

volgen en waren ze gedwongen om op een schippersinternaat te wonen wanneer er geen

andere manier voorhanden was om aan de wal te wonen. Het ligplaatsonderwijs was in de

jaren daarvoor al sterk in omvang afgenomen, maar met deze maatregel werd het volledig

overbodig en verdween. Anno 2011 volgen alle schipperskinderen continu les op een

51

Page 52: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

schippersschool of op een reguliere school. De kinderen wonen op een internaat of in een

speciaal huis waarin de kinderen begeleiding krijgen en onder toezicht staat van een speciale

organisatie ten behoeve van het onderwijs aan schipperskinderen.

7. Literatuurlijst.

Secundaire literatuur.

60jaar onderwijs aan en zorg voor schipperskinderen te Vreeswijk (Vreeswijk 1975).

Bakker, J.K., e.a., 60 jaren openbaar schippersonderwijs in de gemeente Groningen, 1890-

1950 (Groningen 1950).

Doorne van, J.J. e.a., Vaste grond tussen wal en schip. Het internaat voor schipperskinderen

bezien als opvoedingsmilieu (Utrecht 1975).

Gabel, Netty, Klaas Jansma, Jachten en jagen. Schipperskinderen aan boord (Leeuwarden

2009).

Kuipers, H.J., Wie sturen kan, zeilt bij elke wind. Koninklijk Onderwijsfonds voor de

scheepvaart 1921-1981 (Amsterdam 1981).

52

Page 53: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Liegeois, Jean Pierre, La  scolarisation des enfants tziganes et  voyageurs :  rapport  de  synthese (Luxemburg 1983).

Meeusen, A.P. De bibliotheek van mijn opa (Meppel 2009).

Ploeg van der, D., Integratie van schipperskinderen in het basisonderwijs (Utrecht 1990).

Scholten, Ursula, ‘Dutch bargee families: partners in early childhood education’ in

International Journal of Educational Research (Rotterdam 2000).

Someren van, Cor, Terwijl mij persoon dit schrijft. Dagboeken van een buurtschipper op de

Hollandsche IJssel en de Zaan (Alphen aan de Rijn 1989).

Veld,Th., Ja. Bouwens e.a., Schipperskinderen op weg naar zelfstandigheid. Een verslag van

interviews met schippersjongeren over hun kinder- en jeugdtijd tussen internaat en boord

in de jaren zeventig (Leiden 1988).

Primaire bronnen:

Acte van benoeming van Gerben de Jong tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau (25

augustus 1926).

Acte van benoeming van Gerben de Jong tot Officier in de orde van Oranje-Nassau (4 juli

1946).

Archief Gerben de Jong, Fries Scheepvaartmuseum.

Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistiek van het gewoon, voortgezet gewoon en

uitgebreid lager onderwijs 1939-1948 (Utrecht 1950).

Centraal Bureau voor de Statistiek, ‘Historie onderwijs; leerlingen en studenten vanaf 1900’

(25-01-2011).

53

Page 54: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Cohen, A., ‘Waarom...?’, in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de

Scheepvaart (Amsterdam 21 augustus 1931).

Efferen van, S.J., ‘Het onderwijs aan schipperskinderen, minimum-eischen voor een afdoende

regeling van het lager onderwijs aan schipperskinderen’ in De Binnenvaart, officieel orgaan

van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (Amsterdam 23 juni 1933 en 30 juni 1933)1-2.

Efferen van, S.J., ‘Het register voor Schipperskinderen in de leerplichtige leeftijd, overzicht

van het schoolbezoek gedurende het jaar 1929-1943’, in De Binnenvaart, officieel orgaan van

Onderwijsfonds voor de Scheepvaart, Jaargang 12 t/m 26 (Amsterdam 1929-1943).

Familieboek van Annemiek van Leeuwen, kleindochter van Gerben de Jong.

‘Het zwemonderricht’ in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de

Scheepvaart, jubileumboek 25 jaar (Amsterdam 05-07-1946) 228.

‘Jeltje de Jong in Memoriam’ in De Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds

voor de Scheepvaart, 17e jaargang, nummer 13 (Amsterdam 30 maart 1934)1.

Jong de, Gerben, ‘De strijd om het Lager onderwijs’, in De Binnenvaart, officieel orgaan van

het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (Amsterdam 6 juli 1928)1.

Koninklijk Onderwijsfonds voor de Scheepvaart, Statuten en reglementen voor de

afdelingsbesturen (Amsterdam 1948).

Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap, Onderwijs in het jaar 1928 tot en met

1933 (’s Gravenhage 1929-1934).

‘Na 10 jaren’, Gedenkboek Vereniging van Gezagvoeders bij de Binnenvaart (Amsterdam

1924) 3.

Onderwijsfonds voor de Scheepvaart, Statuten en reglement der Afdeeling II van het

Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (Amsterdam 1932).

54

Page 55: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Post,J., ‘Schippersklassen aan de Egelantiersschool te Amsterdam’, in De Binnenvaart,

officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (Amsterdam 1928).

‘Tien jaar Schoolfonds’ in Klavervier. Tien jaar gezegende vaart: vier internaten voor

schipperskinderen (Assen 1958)39-42.

‘Vaarwel voorvechter’, in Klavervier. Tien jaar gezegende vaart: vier internaten voor

schipperskinderen (Assen 1958) 2.

‘Vereeniging tot Huisvesting van Schipperskinderen S.O.S.’, in De Binnenvaart, officieel

orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart (Amsterdam 1928).

‘Wat aan de Stichting van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart voorafging’, De

Binnenvaart, officieel orgaan van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart, jubileumboek 25

jaar (Amsterdam 5-07-1946) 212-220.

Internet:

URL: http://www.het-kof.nl/scholen/indexscholen.html (24-01-2010).

http://www.debinnenvaart.nl/binnenvaarttaal/woord.php?woord=b (28-04-2011).

http://www.kustvaartforum.com

http://www.friesscheepvaartmuseum.nl/nl/zoeken-in-de-collectie/indeling/lijst/start/36/

trefwoord/Trefwoorden/Jong,%20Gerben%20de (24-03-2011).

55

Page 56: thesis.eur.nl laatste... · Web viewDat is de reden waarom het Schoolfonds voor schipperskinderen vanwege de Nederlands Hervormde Kerk in 1947 werd opgericht, onder leiding van Gerben

Bijlagen.

56