Curriculumontwikkeling -...

33
Studentennummer: ………………………………… Naam: ………………………………………… Examen Onderwijskunde Academiejaar 2015-2016 - 18 augustus 2016 - 2 de zittijd Auditorium A Dunantlaan 1 8u30-11u30 Lees het volgende vóór je start met het oplossen van de vragen: Plaats op èlk blad van deze examenbundel je naam en studentennummer! Heb je dat ook gedaan op je roze scoreformulier? Het permutatienummer (versienummer van het examen) wordt door ons ingevuld. De examenbundel hoort bij je examen en dient mee afgegeven te worden met het roze scoreformulier. Bij twijfel of problemen met het roze scoreformulier controleren we de aanduiding van uw antwoord in de examenbundel. Bij elke vraag is slechts één antwoordalternatief juist. Het aanduiden van een juist antwoordalternatief levert een positieve score op. Probeer elke vraag zo goed mogelijk te beantwoorden. Ongeveer de helft van de vragen peilt naar je beheersing op het weet- en inzichtsniveau. De andere helft peilt vooral de beheersing van de cursus op het toepassingsniveau. Let op met vragen die je herkent. Ik heb bepaalde casusposities hergebruikt uit de eerste zittijd. Maar de stellingen zijn veranderd! Let op met de stellingen. Ze zijn waar of onwaar. Gebruik de informatie uit de stellingen dus niet ondoordacht bij het beantwoorden van vorige of volgende vragen. 18 augustus 2016 - Examen 2 de zittijd Onderwijskunde pagina 1

Transcript of Curriculumontwikkeling -...

Page 1: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

Examen OnderwijskundeAcademiejaar 2015-2016 - 18 augustus 2016 - 2de zittijdAuditorium A Dunantlaan 1 8u30-11u30

Lees het volgende vóór je start met het oplossen van de vragen:

Plaats op èlk blad van deze examenbundel je naam en studentennummer! Heb je dat ook gedaan op je roze scoreformulier?

Het permutatienummer (versienummer van het examen) wordt door ons ingevuld. De examenbundel hoort bij je examen en dient mee afgegeven te worden met het roze

scoreformulier. Bij twijfel of problemen met het roze scoreformulier controleren we de aanduiding van uw antwoord in de examenbundel.

Bij elke vraag is slechts één antwoordalternatief juist. Het aanduiden van een juist antwoordalternatief levert een positieve score op. Probeer elke vraag zo goed mogelijk te beantwoorden. Ongeveer de helft van de vragen peilt naar je beheersing op het weet- en inzichtsniveau.

De andere helft peilt vooral de beheersing van de cursus op het toepassingsniveau. Let op met vragen die je herkent. Ik heb bepaalde casusposities hergebruikt uit de eerste

zittijd. Maar de stellingen zijn veranderd! Let op met de stellingen. Ze zijn waar of onwaar. Gebruik de informatie uit de stellingen

dus niet ondoordacht bij het beantwoorden van vorige of volgende vragen.

Zoals bepaald door de Raad van Bestuur van de Ugent, wordt bij de correctie en de scoring van het examen “standard setting” toegepast.

Succes!

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 1

Page 2: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

Vraag 1Lees volgens uittreksel uit De Standaard van 24 december 2015.

De nieuwe editie van ‘Mein Kampf’ van Adolf Hitler moet gebruikt worden als leerstof in de Duitse scholen. Dat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in de krant Passauer Neue Presse.Hitler schreef “Mein Kampf”, een antisemitisch pamflet en een vooruitspiegeling van wat hij later als Reichsführer ook in de praktijk bracht, in 1924. Het boek mocht gedurende zeven decennia na de Tweede Wereldoorlog niet verschijnen in Duitsland uit respect voor de slachtoffers van de Holocaust. De nieuwe editie van Hitlers beruchte boek verschijnt in januari en bevat duizenden annotaties en commentaren van historici.“Het boek is geschreven in een universele, begrijpbare taal”, zegt CDU-minister Wanka. Als het boek opnieuw verschijnt, zal er volgens Wanka opnieuw een debat uitbreken en het is volgens haar dan goed dat kinderen in de scholen kunnen deelnemen aan dat debat. “Kinderen zullen er vragen bij hebben en het is goed dat ze dat in de klas kunnen bespreken.”Ook de vereniging van Duitse leerkrachten is te vinden voor het gebruik van een geannoteerde versie van “Mein Kampf” in het middelbaar onderwijs. Volgens de voorzitter van de vereniging, Josef Kraus, helpt de studie van die tekst om de jongeren immuun te maken voor het extremisme.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven:

A. In dit krantenbericht verwijst een instructieverantwoordelijke naar enkele componenten van het didactisch handelen op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

B. We herkennen in dit uittreksel een actor uit de context van het referentiekader die verwijst naar componenten van het didactisch handelen op het macroniveau.

C. Hitler’s Mein Kampf verbieden is een verwijzing naar de context op het microniveau van ons onderwijskundig referentiekader.

D. Josef Kraus wil Mein Kampf toelaten in het onderwijs op basis van een aanpassing van de organisatie op het microniveau van het onderwijskundig referentiekader.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 2

Page 3: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 2 Lees volgens uittreksel uit De Standaard van 17 augustus 2016.

Het naar Vlaanderen overhevelen van de fiscale steun voor woonleningen heeft een pijnlijk neveneffect op de studiebeurzen: die gaan fors omlaag of verdwijnen zelfs. Ook de verlaging van het inschrijvingsgeld waarvan bijna-beursstudenten genieten, wordt in sommige gevallen geschrapt. ‘En toch verdienen die mensen geen eurocent meer’, zegt Vlaams Parlementslid Michèle Hostekint (SP.A). ‘Ze zijn het slachtoffer van een puur administratieve aanpassing.’De oorzaak? De studiebeurs wordt berekend op basis van het belastbaar inkomen. Vroeger was de steun voor de woonlening een belastingaftrek, wat dat inkomen dus naar beneden haalde. Maar sinds de jongste hervorming is dat niet meer het geval: eerst wordt het belastbaar inkomen vastgesteld, dan de te betalen belastingen en daarvan wordt de steun dan afgetrokken. De woonbonus kan boven de 3.000 euro uitstijgen, dus kan het belastbaar inkomen met zo’n 3.000 euro omhooggaan. En dat zonder dat diezelfde belastingplichtige een euro meer verdient. ‘De hervorming heeft dit schooljaar voor het eerst die gevolgen’, zegt Hostekint. Ze werd al gecontacteerd door een alleenstaande moeder die 600 euro verliest voor de studiebeurs van haar dochter die op een Limburgse hogeschool zit. En er zullen nog meer gevallen volgen.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven:

A. In dit krantenuittreksel gaat het over studiebeurzen. Dat is een aspect van de organisatie op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

B. De SP.A is een actor op het niveau van de instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

C. De verwijzing naar gezinnen (bv. een alleenstaande moeder), is een verwijzing naar de kenmerken van de lerende op het microniveau van het onderwijskundig referentiekader.

D. Het Vlaams parlementslid - Michèle Hostekint (SP.A) - dat hier aan het woord is, speelt de rol van een instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 3

Page 4: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 3 Lees volgens uittreksel uit De Standaard van 11 december 2015.

Op enkele uitzonderingen na kiezen scholen uitsluitend voor Spaans als vierde taal naast het traditionele trio Frans-Engels-Duits. Dat blijkt uit cijfers die Vlaams parlementslid Koen Daniëls (N-VA) heeft opgevraagd bij Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits.In juni 2013 keurde het Vlaams parlement de Talennota goed. Die nota wil de taalkennis van leerlingen te verbeteren, niet alleen de kennis van het Nederlands, maar ook van de moderne vreemde talen.Eén van de maatregelen uit de Talennota is de uitbreiding van het aantal talen dat secundaire scholen als vierde taal kunnen aanbieden. Voorheen konden ze enkel kiezen tussen Italiaans, Spaans, Russisch en Chinees. Sinds het schooljaar 2014-2015 hebben scholen de mogelijkheid om alle officiële landstalen van de EU en De BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) aan te bieden.Uit de cijfers blijkt nu dat er vorig schooljaar in de tweede graad één school Chinees en dit jaar één school Italiaans heeft aangeboden. Het Chinees werd trouwens maar ingericht voor twee leerlingen. In de derde graad is er de voorbije twee jaar enkel Spaans en Italiaans ingericht met een zware klemtoon op Spaans.Koen Daniëls: “N-VA is een koele minnaar geweest van de uitbreiding van het aantal talen dat als vierde taal kan aangeboden worden.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven:

A. De Vlaamse overheid keurt goed welke en hoeveel talen in een concrete school aangeleerd mogen worden.

B. Het Vlaams parlementslid in dit krantenuittreksel neemt de rol op van een instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

C. De verwijzing naar de Talennota, is een verwijzing naar de context van onderwijs op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

D. De zin “Die nota wil de taalkennis van leerlingen te verbeteren” legt de nadruk op de eindtermen op het microniveau van het onderwijskundig referentiekader.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 4

Page 5: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 4Lees volgens uittreksel uit De Standaard van 12 augustus 2016.

‘Selectieproef voor Franstalige studenten geneeskunde is klinisch dood’De Raad van State heeft beslist dat de selectieproef die Franstalig België na de eerste bachelor geneeskunde organiseert, geen adequaat systeem is om de doorstroom van het aantal studenten te controleren. Minister De Block hamert op de noodzaak van een werkende filter, zoals het traditionele ingangsexamen in Vlaanderen. De enige voorwaarde om aan het tweede jaar bachelor te beginnen aan een universiteit in Franstalig België is het behalen van 45 studiepunten. Dat volgt uit een nieuw arrest van de Raad van State.De aanleiding van het arrest is de klacht die zeven studenten geneeskunde uit de universiteit van Luik hadden neergelegd. Zij hadden hun eerste bachelorjaar succesvol afgelegd, maar slaagden niet daarna niet voor de selectieproef (het alternatief voor het ingangsexamen in Nederlandstalig België). Die ‘filter’ werd ingelast door Jean-Claude Marcourt (PS), Franstalig gemeenschapsminister van Hoger Onderwijs, om het aantal studenten geneeskunde te controleren.Dat studenten die voor hun eerste bachelor geslaagd zijn toch niet naar hun tweede jaar zouden kunnen door de filter, stuitte eerder al op woede en onbegrip in de universiteit van Namen. Ook daar dienden enkele studenten een klacht in en gaf de Raad van State hen gelijk.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven:

A. De selectieproef is een maatregel op het microniveau van een instelling van het hoger onderwijs in het onderwijskundig referentiekader.

B. Maggie De Block is een actor uit de context op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

C. Het controleren van het aantal studenten geneeskunde is een verwijzing naar de component evaluatie op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

D. De Raad van State interfereert hier op het mesoniveau van instellingen die studenten geneeskunde laten slagen of mislukken in het onderwijskundig referentiekader.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 5

Page 6: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 5Lees volgens uittreksel uit De Standaard van 12 augustus 2016.

Waar gaan Vlaamse studenten heen?Nooit hebben zo veel Vlaamse studenten via Erasmus een deel van hun studies of stage in het buitenland afgewerkt. In totaal namen het voorbije academiejaar 5.325 jongeren deel aan het uitwisselingsprogramma, of 4,6 procent meer dan een jaar eerder. Dat blijkt uit cijfers van Vlaams onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V) waarover Het Laatste Nieuws vrijdag bericht.Vooral Frankrijk (649) en Spanje (643) zijn populaire bestemmingen om over de grens te gaan studeren. Voor stages wordt er in de eerste plaats naar Nederland (240) getrokken, al is Spanje (178) daarvoor eveneens in trek.Studenten konden vorig jaar voor het eerst ook via Erasmus naar landen buiten Europa. Zestien Vlamingen trokken zo naar onder meer de Verenigde Staten, Hongkong, Australië en zelfs de Palestijnse gebieden.Crevits is grote voorstander van het uitwisselingsprogramma. ’Het geeft ieder jaar duizenden studenten een belangrijke voorsprong op de arbeidsmarkt’, vindt ze.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven:

A. Het Erasmusprogramma is een aspect uit de context van het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

B. Het Erasmusprogramma is een aspect uit de organisatie van onderwijs op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

C. De voorgestelde studie over het aantal Erasmusstudenten is uitgevoerd op het mesoniveau van het onderwijskundig referentiekader over de context van onderwijs.

D. Hilde Crevits treedt hier op als actor in de context op het mesoniveau van opleidingen in het onderwijskundig referentiekader.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 6

Page 7: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

Vraag 6Lees volgend uittreksel uit De Standaard van 14 augustus 2015 en beoordeel vervolgens de stellingen:

Scholieren vullen massaal oriëntatieproef in De oriëntatietest, die voor middelbare scholieren moet uitmaken of ze de universiteit aankunnen of niet, mist haar intrede allerminst, schrijft De Tijd vrijdag. Duizenden scholieren vulden de test van de UGent en de KU Leuven al in.Zowel de KU Leuven (Luci-test) als de UGent (Simon-test) voerden een vrijblijvende oriëntatieproef in. Bij de start van de inschrijvingen blijkt dat 6.809 scholieren in Leuven en 9.344 scholieren in Gent deze test al aflegden. ‘We waren verrast door de populariteit van de test’, zegt professor Lieve De Wachter, betrokken bij de test in Leuven.Eenenzeventig procent van de ASO-studenten slaagden voor de Leuvense oriëntatietest. Gevolgd door scholieren uit het kunstonderwijs (33 procent), het technisch onderwijs (31 procent) en beroepsonderwijs (22 pct). In Gent is de structuur van de test anders en krijgt de scholier geen algemene score maar wel een slaagkans per opleiding.De populariteit van beide tests zet druk op Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits, die in april volgend jaar experimenten wil beginnen met een overkoepelende vragenlijst die studenten moet helpen oriënteren.

Beoordeel in verband met dit artikel de volgende stellingen:

A. Er wordt hier verwezen naar summatieve toetsing. De besproken aanpak gebeurt op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

B. Er is hier sprake van prestatieverschillen tussen onderwijsvormen. Dit is – in Vlaanderen – een kenmerk van lerenden op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

C. De Vlaamse minister van Onderwijs Hilde Crevits treedt hier op als instructieverantwoordelijke op het mesoniveau van de twee besproken instellingen (Ugent en KULeuven) in het onderwijskundig referentiekader.

D. Er wordt hier verwezen naar formatieve toetsing. De besproken aanpak gebeurt op het mesoniveau van het onderwijskundig referentiekader.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 7

Page 8: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 7Lees volgend uittreksel uit De Standaard (De Avond) van 20 juli 2015 en beoordeel vervolgens de stellingen: ‘Meebouwen aan school levert betere vaklui op’ Directeurs van technische scholen en de bouwsector reageren positief op het plan van minister van Onderwijs Crevits om leerlingen in te schakelen bij de bouw of renovatie van hun eigen school. ‘Die ervaring in reële situaties is van onschatbare waarde. Leerlingen krijgen meer zelfvertrouwen én het levert betere vaklui op.’Leerlingen zelf de verouderde schoolinfrastructuur in Vlaanderen laten aanpakken. Dat is het idee dat minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) lanceert. Ze laat onderzoeken hoe ze leerlingen uit het technisch en beroepsonderwijs kan inschakelen voor renovaties of het onderhoud van de school. Zo doen ze meteen praktijkervaring op.(…)Crevits geeft graag het voorbeeld van het Wetterse Scheppersinstituut om haar plan kracht bij te zetten. Ook al vergt het binnen de huidige regelgeving heel wat organisatie, toch slaagden de leerlingen erin hun school helemaal van nul op te bouwen. ‘We zijn vertrokken van een braakliggend terrein. Het enige dat ze niet zelf hebben gedaan, is de dakbedekking. Niet omdat ze dat niet konden, maar ik kon het niet inpassen in het leerplan’, zegt directeur Armand De Lepeleire. De katholieke onderwijskoepel spreekt van druppels op een hete plaat, maar de Bouwunie is gewonnen voor het idee. ‘Ervaring opdoen in reële situaties is van onschatbare waarde voor die leerlingen. Ze krijgen een veel sterkere bagage, hun zelfvertrouwen gaat erop vooruit en het imago van het beroep verbetert. Bovendien stromen ze makkelijker door naar het bedrijfsleven’, zegt secretaris-generaal Jean-Pierre Waeytens.

Beoordeel in verband met dit artikeluittreksel de volgende stellingen:

A. De katholieke onderwijskoepel treedt in dit krantenuittreksel op in de context van het onderwijskundig referentiekader op het mesoniveau.

B. De geschetste aanpak waarbij “ervaringen” de basis vormen van het leerproces sluit volledig aan bij een constructivistische visie op leren en instructie.

C. De aanpak garandeert dat specifieke VOETen op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader zullen kunnen bereikt worden.

D. Hilde Crevits treedt in deze context op als instructieverantwoordelijke op het macroniveau van het onderwijskundig referentiekader.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 8

Page 9: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

Vraag 8Lees volgend uittreksel uit een inleidend artikel. Beoordeel vervolgens de stellingen:`

Afrikaanse wiskunde is niet hetzelfde als de onze driedimensionale meetkunde. Voor ons bekende patronen als a,a,b,a,a,b worden in andere culturen niet herkend. Zo denken Mozambikanen aan patronen in visnetten, mandjes en weefsels. Gerard Alberts van de Katholieke universiteit Brabant vraagt zich af of westerse landen niet te veel uitgaan van de aanname dat in Afrika wiskunde geleerd moet worden omdat en op de manier die we zelf belangrijk vinden. In onze samenleving is wiskunde een voorwaarde om deel te nemen aan onze cultuur. Maar dat is niet altijd zo geweest. Vroeger waren Grieks en Latijn juist belangrijk, want daar zou je juist helder door leren denken, was het idee. We moeten uitgaan van de consument. De belevingswereld van de consument is belangrijker dan die van de docent, onderwijst hij Een oud-wiskundedocent in de zaal kan daarover meespreken. In het vroegere Batavia gaf hij wiskundeles aan meisjes op de middelbare school. Ik had het niet over appels en peren, maar over apen en beren. Want dat vonden ze schattig en sprak ze aan. (http://resource.wur.nl/wetenschap/detail/geen-appels-en-peren-maar-apen-en-beren/)

1. ”Uitgaan van de consument” in de context van dit uittreksel betekent dat we het realisme aanhangen als ontologische visie.

2. De nadruk op wiskunde als voorwaarde om deel te nemen aan de cultuur sluit aan bij een relativistische ontologie en epistemologie.

3. In dit uittreksel komen enkel empiricistische epistemologische posities aan bod.4. Wanneer een leerkracht verwijst naar “apen en beren” in plaats van “appels en peren”

benadrukt hij – volgens dit uittreksel - het belang van een objectivistische ontologie.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 9

Page 10: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

Vraag 9Goffree bespreekt in zijn publicaties dikwijls een boek uit 1998 van Alan Bishop over Mathematical Enculturation (https://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=4&ved=0ahUKEwi_nsKg8pnKAhVHLg8KHRqFB4wQFggxMAM&url=http%3A%2F%2Fwww.fi.uu.nl%2Fwiskrant%2Fartikelen%2Fartikelen00-

10%2F092%2F0902_januari_goffree.pdf&usg=AFQjCNFiibyT6yoWYMj8vCSF2D5RdRXWpQ&sig2=vGBgLG2535uhJRY1W2mdqw) . Hieronder zie je er een uittreksel van.

Beoordeel naar aanleiding van dit uittreksel de stellingen:

A. De auteur van deze tekst benadrukt in deze tekst een empiricistische epistemologische visie op het vakgebied wiskunde.

B. Wanneer leerkrachten verwijst naar aspecten van de wiskunde die je in alle culturen terug kan vinden, dan is dit een indicator van een objectivistische ontologie.

C. De zin “”Uitgaan van oorspronkelijke activiteiten en bijhorende omgevingen” betekent dat Bishop – in deze tekst – een aanhanger is van het realisme als ontologische visie.

D. De nadruk op aspecten van de wiskunde die gemeenschappelijk zijn aan alle culturen, betekent dat men een relativistische ontologie en epistemologie volgt.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 10

Page 11: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 10Je vindt bij vrijwel alle behavioristische auteurs de associatiewetten onder een of andere vorm terug.

Lees en beoordeel de volgende voorbeelden en beoordeel in welke mate de verwijzing naar een concrete associatiewet juist is.

A. Wanneer een leerkracht Frans, bij een self assessment van een grammaticatoets, verwijst naar vergelijkbare taaleigenaardigheden als in het Latijn, dan gebruikt hij/zij het principe van de gelijkenissen.

B. Wanneer een leerkracht geschiedenis bij het aanleren van de betekenis van een legende bij historische kaarten, de kaartsymbolen links plaatst in een tabel plaatst en de betekenis rechts, dan past hij/zij het principe van de gelijkheid toe.

C. Wanneer een leerkracht maatschappijleer bij een bespreking van de aanslagen in Nice deze zomer, verwijst naar terroristische aanslagen in de aanloop van Wereldoorlog I, dan past deze leerkracht het principe van de contiguïteit toe.

D. Leert een leerkracht scheikunde een mnemonic aan, waarbij leerlingen de scheikundige symbolen leren onthouden op basis van een liedje, dan is dat een toepassing van het principe van de contrasten.

Vraag 11Feedback is volgens Hattie (2009) en heel wat andere onderzoekers één van de belangrijkste onderzoek-gebaseerde aanpakken van onderwijs dat een direct effect heeft op studieresultaten van leerlingen. Hattie en Timperley werkten samen aan een feedbackmodel. Het is over dit model dat je hieronder vier stellingen leest.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven:

A. Timperley en Hattie geven aan dat correctieve feedback zich beperkt tot de taakuitvoering.

B. “Bekrachtigen” is géén goede basis om de daarop volgende leerprestaties te verbeteren; volgens het model van Timperley en Hattie.

C. De auteurs benadrukken dat feedback enkel gebaseerd mag zijn op de resultaten van leerlingen op toetsen.

D. Enkel feedback gericht op zelfregulatie, heeft een sterke impact op leerprestaties.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 11

Page 12: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

Vraag 12Ook deze vraag gaat over feedback. We gaan daarbij ui van de meta-analyses van Hattie (2009). Die stelt dat feedback één van de meest krachtige instructieaanpakken is die helpt leerprestaties te verbeteren. Maar feedback wordt dikwijls verkeerd aangepakt. Zo zien veel leerkrachten feedback enkel als iets dat je na een leerproces opzet. Dit staat in schril contrast tot het model van Hattie en Timperley. Lees en beoordeel hierover de volgende vier stellingen:

A. De beste feedback wordt door de leerkracht zelf gegeven.B. In sommige soorten van feedback kan je de feitelijke eindprestatie van leerlingen

negeren.C. Correctieve feedback blijft beperkt tot de taakuitvoering van een toets.D. Feedback kan gericht zijn op de zelfregulatie van leerlingen, want die heeft het grootste

positieve effect op leerprestaties.

Vraag 13De wetten van Thorndike beschrijven mechanismen die verklaren waarom men een en ander sneller of trager leert. Die wetten blijven tot op de dag van vandaag nuttig om instructie-aanpakken vorm te geven. Beoordeel hierover de volgende stellingen. Let op. We bekijken meteen ook enkele andere aanpakken rond leren en instructie.

A. In “Associative Shifting” wordt de “Law of Exercise” continu toegepast, maar dan zonder een systematische gebruik van de “Law of effect”.

B. “Shaping” bij Skinner en “Associative shifting” bij Thorndike vallen terug op dezelfde behavioristische onderliggende basismechanismen.

C. Feedback is effectief omdat het een directe en continue toepassing van de “Law of Effect” is.

D. “Shaping“ is zelfs zonder systematisch gebruik van de “Law of Effect” een succesvolle aanpak voor instructie.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 12

Page 13: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 14In de cursus wordt de nadruk gelegd op het zeer concreet en observeerbaar formuleren van leerdoelen. In de cursus vallen we daarbij terug op de taxonomie van Bloom. Beoordeel de stellingen en selecteer de enige correcte situering van het leerdoel binnen de taxonomie van Bloom.

A. Leerlingen werken een mindmap uit bij een wetenschappelijk tekst uit het handboek. Dit is leerdoel waarbij het TOEPASSEN van CONCEPTEN centraal staat.

B. De recente vluchtelingenstromen naar Europa vergelijken met de migratiestromen tijdens Wereldoorlog II verwijst naar het zich BEGRIJPEN van FEITEN.

C. Het uitwerken van een procedure om een wiskundige vraagstukken op te lossen.Dit verwijst naar het CREËREN van BEGRIPPEN.

D. Een oorzaak-gevolg schema uitwerken over de risico’s voor jongeren bij het gebruik van sociale media. Dit verwijst naar het ANALYSEREN van CONCEPTEN.

Vraag 15Zoals “beloofd” zijn er twee vragen over het formuleren van leerdoelen.Beoordeel dus nu ook de volgende de stellingen en selecteer de juiste situering van het leerdoel binnen de taxonomie van Bloom.

A. Het uitwerken van een conclusie bij een onderzoeksartikel over de redenen waarom dinosauriërs zijn uitgestorven. Dit verwijst naar het BEGRIJPEN van CONCEPTEN.

B. Een lijndiagram uitwerken om de relatie tussen schoolprestaties en de sociaal-economische status van leerlingen weer te geven. Dit verwijst naar het TOEPASSEN van PROCEDURE.

C. Een mindmap tekenen bij een studietekst over evaluatie-aanpakken van leerkrachten in het lager onderwijs. Dit verwijst naar het zich BEGRIJPEN van CONCEPTEN.

D. Het kritisch bespreken van standpunten van politieke partijen over cultuursubsidies in een gemeente.Dit verwijst naar het CREËREN van BEGRIPPEN.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 13

Page 14: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 16Lees volgend uittreksel uit De Standaard van 13 mei 2016. We bekijken in de stellingen hoe we de inhoud kunnen koppelen aan verschillende elementen uit de cursus.

Verkeersonveiligheid is echt niet de schuld van fietsende kinderenVandaag vindt in het Vlaams Parlement het ‘Onderwijsfestival’ plaats, de afsluiter van het debat over de nieuwe eindtermen voor het secundair onderwijs. Een ideaal moment om verkeerseducatie op de (school)agenda te plaatsen, vindt Annemie Hemelaers, voorzitter van Ouders van Verongelukte Kinderen – Save vzw.Er zijn weinig dingen in het leven zo alomtegenwoordig als het verkeer. Deelnemen aan het verkeer is geen keuze. U en ik, onze zonen, dochters, geliefden en vrienden... iedereen die zich buitenshuis begeeft, bevindt zich in het oog van het verkeer. Van de peuter die zijn eerste stapjes zet, tot de bejaarde die de straat amper over raakt omdat het verkeerslicht niet lang genoeg op groen staat.Het is bij onze kinderen slecht gesteld met de kennis en de praktijk van de verkeersregels. Sommige reacties daarop klonken nogal paternalistisch tot ronduit ‘automobilistisch’, alsof de heersende verkeersonveiligheid uitsluitend de schuld is van de fietsende kinderen, en helemaal niet van autorijdende volwassenen…Het is wel zo dat verkeerseducatie stopt op het einde van de lagere school. Het onderwerp krijgt in het secundair onderwijs nauwelijks nog aandacht. Er zijn ook geen bindende eindtermen voor. De cijfers zijn nochtans hallucinant. Verkeersongevallen zijn de eerste doodsoorzaak bij jongeren tussen 20 en 24 jaar, dus bij jongeren die net van de schoolbanken komen.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven:

A. In het krantenuittreksel wordt gepleit voor een sociale efficiëntiebenadering van het curriculum.

B. De verkeerseducatie waarvan sprake in het curriculum is een aspect dat hier besproken wordt op het microniveau van het onderwijskundig referentiekader.

C. De algemene uitspraak over de kennis en praktijk van de verkeerregels sluit aan op een analyse van performance indicatoren in evaluatief onderzoek op het microniveau.

D. Het benadrukken van verkeerseducatie sluit aan op een melioristische visie van het curriculum.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 14

Page 15: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 17Lees volgend uittreksel uit Het Nieuwsblad van 13 november 2015. Lees dit uittreksel met de verschillende visies op leren en instructie in het achterhoofd.

Leerlingen starten fictieve bedrijven opDe zesdejaarsleerlingen Handel en Boekhouden-Informatica van Onze-Lieve-Vrouw-Presentatie namen deel aan het vakoverschrijdend bedrijfsspel Ecoman, een simulatiespel waarbij de leerlingen concurrerende bedrijven leiden. Het product dat ze dit jaar fictief verkochten was elektrische synchroonmotoren. De missie, doelstellingen en naam van hun bedrijf bepaalden ze zelf. De bedoeling is dat ze op een realistische manier een beeld krijgen van hoe een bedrijf werkt, en ze er natuurlijk uit leren. “Het is moeilijk, maar ook leerrijk. Ik besef nu dat er veel bij komt kijken, en dat je doordachte keuzes moet maken”, zegt leerlinge Yousra Boukayoua. “Een directiefunctie in een bedrijf lijkt me interessant, maar om zelf een onderneming uit de grond te stampen lijkt me erg risicovol. Vooral in deze crisistijden is dat geen evidente stap om dat te doen.” In januari stellen de leerlingen hun project aan een externe jury voor.

Welke stelling is correct? Kies één van de volgende alternatieven:

A. Een simulatie zoals beschreven in het krantenartikel, is een voorbeeld van een NLR.B. Er wordt hier direct een verband gelegd met de Vakoverschrijdende eindtermen voor

leerlingen van het secundair onderwijs. C. Het krantenuittreksel benadrukt dat het geven van structuur (scripts) essentieel is om

succesvolle fictieve bedrijven op te richten.D. Er wordt een aanpak geschetst die minimaal vijf constructivistische kenmerken

omvat die aansluiten op het model van Jonassen.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 15

Page 16: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 18Bij de bespreking van toepassingen van het cognitivisme werden een aantal evidence-based instructieaanpakken concreet behandeld. Eén van de gekende evidence-based aanpakken is gebaseerd op het gebruik van “mnemonics”. Zo vind je op de website http://www.educationworld.com/a_curr/mnemonics/mnemonics025.shtml heel wat voorbeelden van dergelijke mnemonics; o.a. vind je er een aanpak om tot acht cijfers van het getal Pi te kunnen onthouden:“Count the number of letters in each word of the phraseMay(3) I(1) have(4) a(1) large(5) container(9) of(2) coffee(6)?3.1415926 “

De volgende stellingen beoordelen de waarde van mnemonics op basis van de theoretische basis bij de cognitivistische visie op leren en instructie.

A. Mnemonics worden best door de leerkracht zelf uitgewerkt omdat ze hierdoor beter door leerlingen kunnen verwerkt worden.

B. Het bovenstaande voorbeeld van een mnemonic is effectief omdat het helpt nieuwe cognitieve structuren uit te werken die via opslag en retrieval opgeslagen worden in het lange termijn geheugen.

C. De aanpak die hier wordt beschreven sluit aan op de acrostic-methode om mnemonics te ontwikkelen.

D. Mnemonics zijn succesvol omdat beschikbare voorkennis rond PI omgevormd wordt topt een “script” in het lange termijn geheugen.

Vraag 19Nog een vraag over mnemonics. Ze zijn namelijk effectief in heel wat contexten. Hoe maak je bv. een sterk paswoord wanneer je alweer eens een website wil gebruiken of een app installeren? Onderzoek toont aan dat sterke wachtwoorden best combinaties zijn van kleine en grote letters en ook leestekens bevatten. Maar hoe kan je die onthouden? Wat denk je bv. van dit wachtwoord “Sgd7de!”Het ziet er onbegrijpelijk uit, maar het is supereenvoudig wanneer je de “sleutel” in handen hebt: Sneeuwwitje geeft de 7 dwergen eten!

Beoordeel over mnemonics de volgende stellingen.

A. Mnemonics zijn effectief wanneer leerlingen ze zelf uitwerken. Dit garandeert dat ze verder bouwen op de eigen voorkennis in het lange termijn geheugen.

B. Deze mnemonics is effectief omdat het direct “beelden” oproept over Sneeuwwitje in het langetermijn geheugen.

C. In het voorbeeld hierboven wordt de loci-methode toegepast om de mnemonic te creëren en te onthouden in het lange termijn geheugen.

D. Mnemonics lokken nieuwe beelden uit in het lange termijn geheugen.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 16

Page 17: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 20Veel computer- en Internetgebruik in het secundair onderwijs weerspiegelt een klassieke instructie-aanpak gebaseerd op wandplaten, posters, … Leerkrachten projecten dan de - vroeger papieren - posters op een scherm. Maar soms ontstaan nieuwe mogelijkheden omdat leerlingen/leerkrachten de afbeeldingen nu kunnen bewerken, afdrukken, er een schema overheen kunnenprojecten, enz.Maar ook die innovatieve aanpakken bouwen verder op doorwinterde principes die afgeleid zijn van de cognitivistische visie op leren en instructie. Beoordeel de volgende stellingen die zich enten op onderstaande afbeelding over de processen en variabelen in de vruchtbaarheidscyclus van de vrouw.

http://www.zootrack.nl/menstruatiecyclus1%20fillin.htm

A. Deze wandplaat benadrukt voor de constructie en uitwerking van propositienetwerken bij de schemaconstructie.

B. De wandplaat ondersteunt de schemavorming omdat ze het werkgeheugen ondersteunt bij het verwerken van de nieuwe kennis.

C. Een non-linguïstische representatie (NLR) wordt betere door de lerende getekend. Hij/zij kan daarbij terugvallen op de eigen beelden om schema’s te ontwikkelen.

D. Wandplaten helpen een externe kennisrepresentatie rechttoe-rechtaan in het eigen lange-termijn geheugen op te slaan.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 17

Page 18: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

Vraag 21Bij de cognitivistische visie op leren en instructie behandelden we de “cognitive theory of multimedia learning” (CTML) van Mayer. Hieronder zie je twee representaties. Model A is een weergave van een 3D animatie van de kristalstructuur van ijzer die je op een computerscherm kan laten roteren. Model B is een foto van het Atomium dat gebaseerd is op de structuur van een ijzerkristal, maar dan 165 miljard keer groter.Beoordeel over deze “modellen” de volgende stellingen m.b.t. de CTML.

Model A Model B

A. Wanneer de leerlingen het Atomium zouden bezoeken, garanderen we dat het CTML modaliteitsprincipe wordt gerespecteerd.

B. Beide representaties illustreren het CTML multimedia-principe.C. De twee modellen (A en B) illustreren de impact van het CTML spatial contiguity principe.D. Het model B afdrukken op papier, maakt dat het CTML modaliteitsprincipe wordt gevolgd.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 18

Page 19: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 22Lees volgend uittreksel uit een webpagina over de “social learning theorie” (SLT), ook soms aangeduid als de “social cognitive theory”. (http://www.te-learning.nl/blog/de-relatie-tussen-banduras-social-learning-theorie-en-de-leerdimensies-van-illeris/).

De cognitieve capaciteiten van een persoon en de omstandigheden waarbinnen een persoon opereert, beïnvloeden dan het gedrag van een persoon. Leren vindt dan vooral plaats via observaties en modelleren (voordoen). Het gaat er dan niet om dat je handelingen van bijvoorbeeld een expert nadoet, maar dat je op basis van waarnemingen van gedrag, consequenties trekt voor het eigen gedrag. Daarbij kan het gaan om gedrag van meerdere personen, maar bijvoorbeeld ook om verhalen over gedrag. De lerende trekt die gevolgtrekkingen ook aan de hand van verwachtingen op basis van eerdere ervaringen.Je ziet bijvoorbeeld dat een docent een lerende beloont voor bepaalde inspanningen, en op basis daarvan besluit jij je ook meer in te spannen voor een presentatie. Een ander belangrijk element in de Social Learning Theory is verder ook het begrip ‘Self-efficacy’, zelfinschatting.

Dat is de mate waarin de lerende inschat dat hij een bepaalde taak zelf kan uitvoeren. Hoe hoger de zelfinschatting, des te beter de leerprestaties. Een hoge mate van zelfinschatting in combinatie met hoge verwachtingen leiden dan tot de beste leerprestaties. (De Leeuwe & Rubens, 2015, p.13).

Beoordeel de volgende stellingen in relatie tot dit tekstfragment:A. Wanneer de “docent” waarvan sprake in het uittreksel een lerende beloont, dan iss er bij

die lerende sprake van een vorm van leren volgens de SLT.B. Self-efficacy, waarvan sprake in dit uittreksel van de webpagina over SLT, staat los van

een vicarious experience. C. In de tekst wordt letterlijk een omschrijving gegeven van wat een vicarious

experience is.D. In dit fragment wordt eerder een behavioristische beschrijving gegeven van de

mechanismen die aan de basis liggen van een vicarious experience.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 19

Page 20: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

Vraag 23De taxonomie van Brown is een toonaangevende structuur om het begrip metacognitie te helpen in kaart te brengen. We geven hieronder voorbeelden van regulatieactiviteiten die aansluiten op de taxonomie van Brown. Beoordeel de voorbeelden in de vier stellingen.

A. Een student vraagt: “Heb ik nog wel een goed zicht op wat ik nu wel en niet opgelost heb van dit examen?” Dit verwijst naar de metacognitieve strategie “evalueren”.

B. Een student bedenkt: “Ik ben niet goed in het aanpakken van wiskundetaken”.Dit verwijst naar de metacognitieve strategie “monitoren”.

C. Een student vraagt zich af “Hoe kan ik ooit zo lang geconcentreerd doorwerken aan mijn eindwerk?” Dit verwijst naar de metacognitieve strategie “evalueren”.

D. Een student zegt “Wat zou ik nu best doen om dit examen efficiënt en effectief aan te pakken?” Dit verwijst naar de metacognitieve strategie “plannen”.

Vraag 24We hebben twee sterk gelijkende taxonomieën bestudeerd over metacognitie. In een volgend deel hadden we het ook over problem solving (PS). Beoordeel de volgende stellingen die deze taxonomieën en de PS modellen op elkaar betrekken.

A. Zowel Flavell als Brown spreken over metacognitieve kennis. Hun beider benadering overlapt volledig.

B. De regulatiestrategieën waarover Anne Brown schrijft, komen stap voor stap overeen met de PS fasen uit het model van Polya.

C. Wat Flavell verstaat onder “Metacognitive experiences” komt eigenlijk overeen met wat Brown verstaat onder “metacognitieve kennis over de eigen persoon”.

D. Wat Flavell verstaat onder strategische variabelen is net hetzelfde als wat Brown begrijpt onder metacognitieve strategieën.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 20

Page 21: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

Vraag 25Lees volgend uittreksel uit Het Laatste Nieuws van De Standaard Avond van 21 november 2014.

Voor bijna de helft van de eerstejaarsstudenten gaat een hoorcollege te snel, voor ouderejaars is dat bij een op de drie het geval. Zes op de tien eerstejaarstudenten vinden dat het secundair onderwijs daarvoor te weinig voorbereidde. Dat zegt de Gentse Artevelde-hogeschool, die samen met Howest en CVO Kisp het luistergedrag en notitievaardigheid van meer dan duizend studenten onderzocht. De helft van eerstejaarsstudenten (51,7 procent) wil graag alles noteren, tegenover een op de drie ouderejaarsstudenten, maar ze hebben moeilijkheden om tegelijk te noteren en te luisteren (49,8 procent). "Het is voor eerstejaars dus nog erg wennen aan de lesvorm van het hoorcollege", zegt Kristine De Smet van Arteveldehogeschool. "Gelukkig blijkt dat ze net daarom extra hun best doen. Anders dan ouderejaars ervaren eerstejaars hoorcolleges als minder saai (-31 procent) en geven ze aan minder problemen te hebben met concentratie (-15,9 procent)." 

Beoordeel de volgende stellingen die aansluiten op wat in dit uittreksel wordt beschreven:

A. In het uittreksel verwijst men naar studieproblemen die men kan terugvoeren naar cognitive load.

B. Dit uittreksel benadrukt onterecht het belang van het nemen van notities. Onderzoek toont namelijk aan dat er geen direct verband is tussen het nemen van veel notities en betere leerprestaties.

C. Notities zijn enkel effectief wanneer ze compleet zijn en alles weergeven wat men weet in het lange termijn geheugen.

D. Het nemen van notities is hetzelfde als het organiseren van kennis in het werkgeheugen.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 21

Page 22: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 26Bekijk deze simulatie over ballonnen en statische elektriciteit. Je herkent de activiteit waarbij je de wol van een trui kunt wrijven waardoor er statische elektriciteit ontstaat. (https://phet.colorado.edu/sims/html/balloons-and-static-electricity/latest/balloons-and-static-electricity_nl.html)

Beoordeel de volgende stellingen in verband met simulaties.

A. Simulaties leveren altijd positieve leereffecten op. B. Simulatie zijn een vorm van “iconic” representations.C. Simulaties garanderen dat de volledig leercyclus van Kolb wordt doorlopen.D. Simulaties helpen “concrete knowledge” te verwerven (Piaget).

Vraag 27Lees en beoordeel de volgende stellingen over “Peer Tutoring”.

A. Peer tutoring garandeert dat alle CIS-principes gerespecteerd.B. Bij peer tutoring past men de mediation principes van Vygotsky toe.C. Peer tutoring houdt in dat aan alle voorwaarden voor samenwerkend leren is voldaan

(Johnson & Johnson).D. Peer tutoring is beter wanneer de tutee ouder is dan de tutor.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 22

Page 23: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………Vraag 28Lees volgend uittreksel uit Het Laatste Nieuws van 7 januari 2005.

Francken wil asielzoekers opvoeden: "Een vrouw wordt hier met respect behandeld"Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (N-VA). © belga. Asielcrisis Staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (N-VA) gaat aan alle asielzoekers cursussen laten geven over hoe ze met vrouwen moeten omgaan. Volgens hem vinden er ook "bijna dagelijks" vechtpartijen plaats tussen Irakezen en Afghanen in de opvangcentra. Een praktijk waar hij paal en perk aan wil stellen en waarvoor er strengere sancties moeten komen. "De zwaarste sanctie nu, 30 dagen uitsluiting uit het asielcentrum, maakt niet veel indruk." 'Ik wil niemand stigmatiseren. Maar zeggen dat er geen incidenten zijn geweest, kan ik ook niet doen' (…) De staatssecretaris ging ook dieper in op de cursussen die hij aan alle asielzoekers wil laten geven over hoe ze met vrouwen moeten omgaan. Sommige opvangcentra zetten hier al op in, maar de overheid wil dat systeem de komende weken uitbreiden, zo schrijft De Standaard vanmorgen. De cursussen moeten er vooral voor zorgen dat asielzoekers respect voor vrouwen wordt bijgebracht. "Het gaat om het feit dat het normaal is dat mannen en vrouwen absoluut gelijk zijn, dat vrouwen gaan werken, dat ze mogen stemmen, dus dat een vrouw iemand is die met respect behandeld wordt en geen slet of hoer is. Die debatten hebben wij 50, 60 jaar geleden gevoerd en gaan we niet nog eens voeren, daar wordt geen millimeter aan toegegeven."

Beoordeel de volgende stellingen in verband met de perspectieven op het curriculum:A. In het uittreksel wordt direct verwezen naar het verborgen curriculum dat in de cursussen

aan bod zal komen voor de asielzoekers.B. De dringende noodzaak om dit soort cursussen op te zetten verwijst naar een

melioristische opvatting over het curriculum. C. De dringende noodzaak om dit soort cursussen op te zetten verwijst naar een

social efficiency opvatting over het curriculum. D. De dringende noodzaak om dit soort cursussen op te zetten verwijst naar een social

efficiency en een melioristische opvatting over het curriculum.

Vraag 29Bij het beoordelen van de kwaliteit van een evaluatie kijken we naar verschillende kwaliteitscriteria. Lees en beoordeel hierover de volgende stellingen.

A. Wanneer een prof statistiek het volledige examen baseert op het laatste onderdeel van de cursus m.b.t. inferentiële statistiek, dan is de recentheid van dit examen aan de orde.

B. Wanneer de evaluatie van een vak orthopedagogiek enkel gebaseerd is op de beoordeling van een boekbespreking, dan staat de betrouwbaarheid van de toetsing ter discussie.

C. Wanneer leerlingen niet akkoord gaan met de opzet van een examen Onderwijskunde omdat het examen bestaat uit één vraag over het hoofdstuk constructivisme, dan verwijst dit protest naar het kwaliteitscriterium validiteit bij evaluatie.

D. Wanneer een prof pedagogiek de evaluatie baseert op de opeenvolgende taken die hij gedurende een semester geeft, dan versterkt hij/zij de validiteit van de evaluatie.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 23

Page 24: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

Vraag 30Je ziet hieronder een voorbeeld van een rubric waarmee leerlingen een mondelinge presentatie kunnen beoordelen (https://www.cbd.int/ibd/2008/Resources/teachers/appendix3.shtml). Beoordeel hierover de volgende stellingen

Beoordeel de volgende stellingen over deze complexe evaluatieaanpak.

A. Rubrics worden enkel gebruikt voor formatieve evaluatie.B. Rubrics hebben als kenmerk dat ze betrouwbaar en valide zijn.C. Met een rubric wordt tegelijkertijd (1) gemeten”, (2) geëvalueerd en (3) gescoord.D. Rubrics worden best door de leerkracht opgesteld in functie van de evaluatie.

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 24

Page 25: Curriculumontwikkeling - owk1718.weebly.comowk1718.weebly.com/uploads/1/3/9/2/13921289/ex_owk_…  · Web viewDat zei de Duitse minister van Onderwijs, Johanna Wanka, donderdag in

Studentennummer: …………………………………

Naam: …………………………………………

Even nadenken?

Heb je bij alle vragen voldoende nagedacht over de kennisbasis bij kernbegrippen, theorieën en voorbeelden?

Heb je eventueel die kennisbasis wat gereconstrueerd aan de hand van schema’s of tabellen in dit antwoordboekje?

Heb je het juiste antwoord overgebracht op het roze scoreformulier? Bij ALLE vragen?

Heb je ALLES ook in het net overgeschreven in de tweede kolom van je roze scoreformulier?

Ben je niet vergeten op elk blad je studentennummer in te vullen?

18 augustus 2016 - Examen 2de zittijd – Onderwijskunde pagina 25