Laag complicatierisico bij cataractoperaties uitgevoerd door … · Albert DM, Miller JW, Azar DT,...
Transcript of Laag complicatierisico bij cataractoperaties uitgevoerd door … · Albert DM, Miller JW, Azar DT,...
563Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 8 maart;152(10)
Cataractoperaties zijn de meest voorkomende operaties
in Nederland. In figuur 1 is stapsgewijs de uitvoering van
een cataractoperatie beschreven. Het aantal operaties neemt
nog steeds toe, van 80.000 in 1998 tot meer dan 110.000
in 2004 (www.prismant.nl, achtereenvolgens klikken op
‘Informatieproducten’, ‘Ziekenhuisstatistieken’ en ‘Verrich-
tingen’). Dit is begrijpelijk, gezien het grote succespercen-
tage en de poliklinische behandeling. Het is een uitdaging
om de artsen in opleiding cataractoperaties te leren en het
complicatiepercentage laag te houden.
De complicaties die de meeste invloed op de uiteinde-
lijke gezichtsscherpte hebben, zijn endoftalmitis en achter-
ste-kapselruptuur met glasvochtverlies. Een achterste-kap-
selruptuur vergroot de kans op cystoïd macula-oedeem,
glaucoom, uveïtis, glasvochtbloedingen, ablatio retinae en
endoftalmitis.1-5 De kans op een achterste-kapselruptuur
met glasvochtverlies bij een cataractoperatie door een arts
in opleiding bedraagt volgens de literatuur 1,80-14,7%
(tabel 1).6-18 Bij oogartsen is het percentage glasvochtverlies
1,1-4,4%.3 19-21 Endoftalmitis komt voor bij 0,06-0,14%
van de cataractoperaties.2-4 19
De opleiding tot oogarts in het Universitair Medisch
Centrum Utrecht (UMCU) kent sinds 2002 een stage van 6
maanden in een algemeen ziekenhuis aan het begin van het
5e jaar van de opleiding. Het streven is dat de assistenten
10-20 cataractoperaties in het UMCU hebben uitgevoerd
voordat zij naar het algemene ziekenhuis gaan.
In dit artikel geven wij een overzicht van 982 opeenvol-
gende cataractoperaties door de eerste 6 assistenten die hun
opleiding zowel in het UCMU als in een algemeen zieken-
huis volgden. Wij keken naar de complicaties en eventuele
heroperaties. Ook hebben wij onderzocht of er een verschil
is in complicatiepercentage tussen het universitaire zieken-
huis en het algemene ziekenhuis en of er een leercurve is
naarmate de opleiding vordert. Tevens hebben wij gekeken
naar de uiteindelijke visus.
methode
Voorbereiding. De artsen in opleiding volgden een uitgebreid
traject dat hen voorbereidde op cataractoperaties en com-
plicaties (tabel 2). De operatie werd in stappen geleerd tot-
dat zij in het UMCU 10-20 cataractoperaties grotendeels
zelf onder supervisie hadden uitgevoerd. Tijdens de stage
van 6 maanden in het Meander Medisch Centrum (MMC)
in Amersfoort verrichtten zij cataractoperaties onder super-
visie van de oogartsen daar. Als zij daarna terugkwamen in
oorspronkelijke stukken
Laag complicatierisico bij cataractoperaties uitgevoerd door artsen in
opleiding tot oogarts
M.C.A.Pot en J.S.Stilma
Doel. Het vaststellen van het complicatierisico bij cataractoperaties en van een leercurve bij artsen in opleiding tot oogarts.Opzet. Retrospectief, beschrijvend onderzoek.Methode. Complicaties werden nagegaan van 982 opeenvolgende cataractoperaties die waren verricht door artsen in opleiding tot oogarts in het Universitair Medisch Centrum Utrecht en het Meander Medisch Centrum te Amersfoort. Van patiënten bij wie een complicatie was opgetreden werden het soort complicatie, een eventuele heroperatie en de visus vóór en na operatie vastgesteld, evenals de fase van de opleiding waarin de arts zich bevond.Resultaten. De frequenties van de belangrijkste complicaties waren: endoftalmitis: 0%; achterste-kapselruptuur met glasvochtverlies: 1,32%; en luxatie van lensfragmenten in het glasvocht: 0,2%. Er waren in totaal 4 heroperaties. Er was geen statistisch significant verschil in complicatierisico tussen de 3 fasen van de opleiding. Bij alle patiënten met complicaties was de uiteindelijke visus meer dan 0,5.Conclusie. Het complicatierisico was lager dan in de literatuur vermeld en zeker niet hoger dan bij cataractoperaties uitgevoerd door oogartsen. De opleiding tot oogarts lijkt niet tot onverantwoorde risico’s voor cataractpatiënten te leiden. De combinatie van training in zowel een universitair als een al gemeen ziekenhuis biedt verschillende voordelen voor de arts in opleiding.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:563-8
Universitair Medisch Centrum Utrecht, afd. Oogheelkunde, E03.316, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.Mw.M.C.A.Pot, arts in opleiding tot oogarts; hr.prof.dr.J.S.Stilma, oog-arts.Correspondentieadres: hr.prof.dr.J.S.Stilma ([email protected]).
564 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 8 maart;152(10)
het UMCU, was het de bedoeling dat zij zelfstandig cataract-
operaties konden doen met supervisie op afstand.
Materiaal. Alle cataractoperaties van 6 achtereenvolgen-
de artsen in opleiding werden retrospectief onderzocht. Het
betrof de periode 2001-2005. Een cataractoperatie telde mee
voor registratie als de arts in opleiding meer dan 50% van de
onderdelen van de operatie had uitgevoerd. Bij de patiënten
bij wie een complicatie optrad, werd gekeken naar het
soort complicatie (endoftalmitis, achterste-kapselruptuur
met glasvochtverlies, lensluxatie in glasvocht en overige), her-
operaties, het bestaan van een leercurve en de best gecor-
rigeerde visus vóór en na operatie.
Daarnaast werden gegevens over geslacht, leeftijd, oog
(links of rechts), oogheelkundige comorbiditeit en operatie-
methode verzameld.
resultaten
De 6 assistenten voerden in totaal 982 cataractoperaties uit,
344 in het universitaire en 638 in het algemene ziekenhuis.
Er waren 973 faco-emulsificaties (zie figuur 1), 8 extracap-
sulaire cataractextracties en 1 faco-emulsificatie met trabe-
culectomie.
Bij 50 operaties (5,1%) trad een complicatie op (tabel 3).
De gemiddelde leeftijd bij deze groep bedroeg 74 jaar (uiter-
sten: 47-90 jaar). Het waren 49 faco-emulsificaties en 1
faco-emulsificatie met trabeculectomie.
Complicaties. Endoftalmitis kwam in deze groep niet voor.
Een achterste-kapselruptuur met glasvochtverlies kwam in
1,3% van de operaties voor (13/982), 8 keer in het UMCU en
tabel 1. Overzicht van studies naar cataractoperaties en -complicaties door artsen in opleiding tot oogarts
eerste auteur jaar van land aantal operatie- glasvocht- endoftal- visus postoperatief > 0,5 (%)publicatie patiënten techniek verlies (%) mitis alle patiënten na glasvochtverlies
Straatsma6 1983 VS 144 ECCE 2,9 88Pearson7 1989 VS 936 ECCE 6,8Cruz8 1992 VS 181 PE 5,5 0 92,6 90Allinson9 1992 VS 136 PE 14,7 73,7Tarbet10 1995 VS 300 PE 3,3 90,6Thomas11 1997 India 70 PE 10 94,8 85,7Albanis12 1998 VS 52 ECCE 0 0 44
343 PE 5 0 87Corey13 1998 VS 396 PE 1,8 0Prasad14 1998 Verenigd 102 PE 2,8 91 89
Koninkrijk
Badoza15 1999 Argentinië 249 PE 2,8 92,3Blomquist16 2002 VS 1400 PE 92%, 4,5 0 77
anders 8% Quillen17 2003 VS 332 PE 4,8 89 68,8Randleman18 2004 VS 291 PE 5,1 84,2
ECCE = extracapsulaire cataractextractie; PE = faco-emulsificatie.
tabel 2. Overzicht van de voorbereiding in het Universitair Medisch
Centrum Utrecht van artsen in opleiding tot oogarts vóórdat zij cataract-
operaties gaan uitvoeren
vóór de opleidingtest op stereoscopisch zien volgens TNO-test
theoretische kennis van (verplicht)Rosenfeld SI, editor. Basic and clinical science course. Section 11. Lens
and cataract. American Academy of Ophthalmology (AAO) (landelijke
toetsing).
Eisner G. Eye surgery. Berlijn: Springer; 1990.Albert DM, Miller JW, Azar DT, Blodi BA. Albert & Jakobiec’s principles &
practice of ophthalmology. Vol. 1. p. 563-682 of cd-rom. Phila del phia:
Saunders; 2008.
theoretische kennis van (naar keuze, geen volledige opsomming)Burratto L. Phacoemulsification – principles and techniques. Thorofare:
Slack; 2003.
Burratto L. Cataract surgery in complicated cases. Ch. 22, 23, 27. Thoro-
fare: Slack; 2000.
Seibel BS. Phacodynamics. Thorofare: Slack; 2004.
diverse cd-roms en dvd’s
praktische voorbereidingen (tenminste)3 jaar in opleiding tot oogarts
25 geassisteerde cataractoperaties
5 dagdelen oefenen in ‘wetlab’ op varkensogen
ervaring in scheelzien- en ooglidoperatie
ervaring in gebruik van de operatiemicroscoop
565Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 8 maart;152(10)
figuur 1. Techniek van de cataractoperatie door middel van faco-emulsificatie en kunstlensimplantatie: (a) sclerale incisie van circa
3 mm breed, doorlopend tot in de cornea; (b) opvullen van de voorste oogkamer met visco-elastische gelei om het cornea-endotheel te
beschermen; (c) circulaire voorste capsulotomie en verwijdering van het voorste-kapselrondje en losmaken van de lenskern en de schors
door middel van vloeistof (hydrodissectie); (d, e) het maken van gleufjes in de lenskern met de faco-emulsificator; de lensmassa wordt
hiermee losgetrild en afgezogen via een dunne canule; (f ) de lenskern wordt in vier stukken gekraakt, waarna de brokken achter elkaar
door de kleine voorste-kapselopening worden afgezogen; (g) situatie na het afzuigen van de lenskern; (h) de gevouwen kunstlens wordt
via een opening van 3 mm in het kapsel geplaatst, precies op de plaats waar de oorspronkelijke lens zich bevond; (i) de wond wordt
getest op waterdichtheid: meestal hoeft geen hechting te worden geplaatst. Door de kleine wond is postoperatief astigmatisme mini-
maal.
566 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 8 maart;152(10)
5 keer in het MMC. Een luxatie van lensfragmenten in het
glasvocht kwam 2 keer voor in het MMC (0,3%; 2/638). De
overige complicaties staan in tabel 3.
Heroperaties. Heroperaties waren in totaal 4 keer nodig,
2 keer binnen 1 maand (1 in het UMCU en 1 in het MMC) en
2 keer na 1 maand (1 in het UMCU en 1 in MMC). In alle ge-
vallen ging het om een vitrectomie: 1 keer wegens het achter-
blijven van lensresten in de glasvochtruimte (‘dropped nu-
cleus’) binnen 1 week; 1 keer wegens een kapselflard 2 maan-
den na de cataractextractie; 1 keer na 1 week wegens een
cortexrest en 1 keer na 4 maanden wegens een cortexrest.
Leercurve. De training in cataractchirurgie bestaat uit
drie delen: de eerste 10-20 operaties in het UMCU (UMCU-
stage 1), de stage in het opleidingsziekenhuis en de afslui-
tende stage in het UMCU (UMCU-stage 2). Om het com-
plicatiepercentage in de loop van de tijd te vergelijken, werd
er per stage gekeken naar achterste-kapselruptuur met glas-
vochtverlies. In het UMCU kwam deze complicatie in totaal
8 keer voor (2,3%), in het andere ziekenhuis 5 keer (0,8%)
(χ2 = 4,1; p < 0,05).
Tijdens de 1e UMCU-stage kwam deze complicatie 2 keer
voor op 140 patiënten (1,4%). In de 2e UMCU-stage kwam
deze complicatie 6 keer voor op 204 patiënten (2,9%) (χ2 =
0,8; p > 0,10). Er was geen statistisch significant verschil
tussen de complicaties in de 1e UMCU-stage en in het alge-
mene ziekenhuis (χ2 = 1,1; p > 0,10). Ook tussen de compli-
caties in de 2e UMCU-stage en in het algemene ziekenhuis
zat geen verschil (χ2 = 2,71; p = 0,10).
Wij keken per assistent naar het complicatieverschil
tussen de eerste 50% van de operaties die de assistent had
uitgevoerd en de laatste 50%. Hier werd geen statistisch sig-
nificant verschil gevonden.
Wat betreft de verschillen tussen de artsen onderling: het
laagste aantal achterste-kapselrupturen per arts was 0 (0 in
95 operaties, 0%), tegenover 5 in de 125 operaties uit-
gevoerd door de arts die deze complicatie het meeste had
(4%). Dit was een statistisch significant verschil (χ2 = 3,9;
p < 0,05). Visus postoperatief. Er waren 13 patiënten met glasvocht-
verlies. Van 12 van hen was zowel de best gecorrigeerde
visus vóór als na de operatie bekend. De visus was bij alle
patiënten verbeterd en bedroeg 0,50 of meer (figuur 2).
beschouwing
Deze studie van 982 achtereenvolgende cataractoperaties,
verricht door artsen in opleiding, liet zien dat het complica-
tierisico lager was dan in de angelsaksische literatuur ver-
meld wordt: endoftalmitis 0%, achterste-kapselruptuur met
glasvochtverlies 1,3% en lensluxatie in glasvocht 0,2%.
Deze percentages waren zelfs gunstiger dan in sommige
studies van cataractoperaties die door oogartsen waren ver-
richt. Dit valt mogelijk te verklaren uit de grondige en traps-
gewijze voorbereiding (zie tabel 2).
Volgens literatuur van de afgelopen jaren treedt glas-
vochtverlies na faco-emulsificatie op bij 1,8-14,7% van de
tabel 3. Overzicht van complicaties die optraden bij in totaal 982 cataractoperaties door oogartsen in opleiding op 2 locaties
complicatie n (%)*
UMCU Meander Medisch Centrum, totaal (n = 344) Amersfoort (n = 982) (n = 638)
achterste-kapselruptuur met glasvochtverlies 8 (2,33) 5 (0,78) 13 (1,32)‘dropped nucleus’† 0 (0,00) 2 (0,31) 2 (0,20)endoftalmitis 0 (0,00) 0 (0,00) 0 (0,00)overige
achterste-kapselruptuur zonder glasvochtverlies 3 (0,87) 1 (0,16) 4 (0,41)voorste-kapselruptuur 12 (3,49) 5 (0,78) 17 (1,73)irisprolaps 2 (0,58) 5 (0,78) 7 (0,71)epitheelerosie 1 (0,29) 1 (0,16) 2 (0,20)iris-‘touch’ 0 (0,00) 1 (0,16) 1 (0,10)
overige problemen tijdens operatie
breuk van implantaatlens 2 (0,58) 0 (0,00) 2 (0,20)zonulolysis 1 (0,29) 1 (0,16) 2 (0,20)
totaal 29 (8,43) 21 (3,29) 50 (5,09)
UMCU = Universitair Medisch Centrum Utrecht.*Uitgedrukt als percentage van het totale aantal cataractoperaties per kolom.†Achterblijven van lensresten in de glasvochtruimte.
567Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 8 maart;152(10)
cataractoperaties die waren uitgevoerd door assistenten.8-18
Het feit dat het percentage achterste-kapselruptuur met
glasvochtverlies in deze studie in het UMCU iets hoger lag
aan het eind dan aan het begin is mogelijk te verklaren door
meer zelfstandigheid van de artsen en minder supervisie
aan het eind van de opleiding en door moeilijker te opereren
patiënten.
Oogartsen rapporteerden een percentage glasvochtver-
lies van 1,1-4,4.3 19-21 Een mogelijke bias in ons onderzoek
was dat de operaties niet werden meegeteld als de super-
visor de operatie had overgenomen wegens een dreigende
situatie en de assistent uiteindelijk minder dan 50% van
de operatie had gedaan. Het eigenlijke percentage zou dus
anders kunnen zijn, al is dat niet onze klinische indruk.
Om daar precies achter te komen zouden alle operaties die
de artsen in opleiding uitvoeren, al is het maar een klein
onderdeel, geregistreerd moeten worden. Deze studie is
een aansporing tot aanpassing van dit registratiebeleid.
Een tweede bias was de mogelijk langere duur van de ope-
ratie door de arts in opleiding. Die werd in deze studie niet
gemeten. Het is de vraag of dit invloed zou hebben op het
eindresultaat.
Postoperatief waren er geen gevallen van endoftalmitis.
Ook andere studies naar complicaties bij cataractoperaties
door assistenten laten geen endoftalmitis zien.8 12 13 16 Dit
komt waarschijnlijk omdat de patiëntengroepen te klein
zijn. Grote overzichtsstudies laten een endoftalmitisper-
centage zien tussen 0,06 en 0,14.2-4
Ons percentage heroperaties viel niet te vergelijken met
dat in de literatuur, omdat deze parameter ongebruikelijk is
in angelsaksische publicaties.
Twee studies in Amerika laten een duidelijk verschil zien
in complicaties aan het begin en het einde van de opleiding
(5,3 versus 1,3% respectievelijk 2,6 versus 0%).10 13 Wij von-
den een constant percentage van complicaties. Mogelijk komt
dit doordat de supervisoren in het UMCU in het begin snel-
ler geneigd zijn een operatie over te nemen om complicaties
te voorkomen. Het verschil in de complicaties tussen de
artsen onderling konden wij met deze studie niet ver klaren.
Alle patiënten met glasvochtverlies in deze studie bereik-
ten een best gecorrigeerde visus van 0,5 of meer. In de lite-
ratuur is dit bij 68,8-90% van de patiënten.8 9 11 14 16 17 Een
studie in Singapore vond een best gecorrigeerde visus van
0,5 of meer bij 70,4% van patiënten met glasvochtverlies die
geopereerd waren door oogartsen.20 Ons gunstige percenta-
ge kan mogelijk verklaard worden door tijdige en adequate
behandeling met voorste vitrectomie en intensieve nabe-
handeling met oogdruppels met corticosteroïden en prosta-
glandineremmers.
De meerwaarde van een cataractstage in een algemeen
ziekenhuis is dat de arts in opleiding ook andere tech -
nieken, apparatuur en collega’s leert kennen, dat het aantal
cataractoperaties tijdens de opleiding ruim voldoende blijft
(in deze studie gemiddeld 160 cataractoperaties per arts in
opleiding) en dat er minder comorbiditeit is. Het universi-
taire ziekenhuis heeft meer mogelijkheden voor theore-
tische en praktische voorbereiding met vaardigheidstrai-
ning in een ‘skills lab’ en meer cataractoperaties met co-
morbiditeit, zoals glaucoom, vitrectomie en keratoplastiek.
De combinatie van beide ziekenhuizen lijkt vooralsnog ideaal
voor de opleiding tot oogarts.
conclusie
Het complicatiepercentage bij cataractoperaties door assis-
tenten was laag wanneer het werd vergeleken met dat in de
literatuur. De uiteindelijke visus van de patiënten was goed.
De opleiding tot oogarts leek niet tot onverantwoorde risi-
co’s voor de betrokken patiënten te leiden. Het verdient
aanbeveling om voortaan alle verrichtingen die een assistent
doet, al maken die minder dan 50% uit per operatie, te laten
registreren. Zo kan een nog beter beeld worden gegeven van
de complicatiepercentages.
De stage in een perifeer ziekenhuis leek een toegevoegde
waarde te hebben gezien de grote aantallen operaties en de
kennismaking met andere apparatuur en technieken.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 19 december 2006
figuur 2. Best gecorrigeerde visus (‘best corrected visual acuity’;
BCVA) pre- en postoperatief van patiënten bij wie tijdens een
cataractoperatie een achterste-kapselruptuur met glasvochtverlies
optrad.
1,2
1
0,8
0,6
0,4
0,2
0
BCVA
na
oper
atie
0 0,2 0,4 0,6 0,8 1 1,2
BCVA vóór operatie
568 Ned Tijdschr Geneeskd. 2008 8 maart;152(10)
Literatuur
1 Ionides A, Minassian D, Tuft S. Visual outcome following posterior capsule rupture during cataract surgery. Br J Ophthalmol. 2001;85:222-4.
2 Javitt JC, Vitale S, Canner JK, Street DA, Krakauer H, McBean AM, et al. National outcomes of cataract extraction. Endophthalmitis fol-lowing inpatient surgery. Arch Ophthalmol. 1991;109:1085-9.
3 Desai P, Minassian DC, Reidy A. National cataract surgery survey 1997-8: a report of the results of the clinical outcomes. Br J Ophthal-mol. 1999;83:1336-40.
4 Wejde G, Montan P, Lundström M, Stenevi U, Thorburn W. Endoph-thalmitis following cataract surgery in Sweden: national prospective survey 1999-2001. Acta Ophthalmol Scand. 2005;83:7-10.
5 Frost NA, Sparrow JM, Strong NP, Rosenthal AR. Vitreous loss in planned extracapsular cataract extraction does lead to a poorer visual outcome. Eye. 1995;9(Pt 4):446-51.
6 Straatsma BR, Meyer KT, Bastek JV, Lightfoot DO. Posterior chamber intraocular lens implantation by ophthalmology residents. A pro-spective study of cataract surgery. Ophtalmology. 1983;90:327-35.
7 Pearson PA, Owen DG, Meter WS van, Smith TJ. Vitreous loss rates in extracapsular cataract surgery by residents. Ophthalmology. 1989;96:1225-7.
8 Cruz OA, Wallace GW, Gay CA, Matoba AY, Koch DD. Visual results and complications of phacoemulsification with intraocular lens im-plantation performed by ophthalmology residents. Ophtalmology. 1992;99:448-52.
9 Allinson RW, Metrikin DC, Fante RG. Incidence of vitreous loss among third-year residents performing phacoemulsification. Oph-talmology. 1992;99:726-30.
10 Tarbet KJ, Mamalis N, Theurer J, Jones BD, Olson RJ. Complications and results of phacoemulsification performed by residents. J Cataract Refract Surg. 1995;21:661-5.
11 Thomas R, Naveen S, Jacob A, Braganza A. Visual outcome and com-plications of residents learning phacoemulsification. Indian J Oph-thalmol. 1997;45:215-9.
12 Albanis CV, Dwyer MA, Ernest JT. Outcomes of extracapsular cata-ract extraction and phacoemulsification performed in a university training program. Ophthalmic Surg Lasers. 1998;29:643-8.
13 Corey RP, Olson RJ. Surgical outcomes of cataract extractions per-formed by residents using phacoemulsification. J Cataract Refract Surg. 1998;24:66-72.
14 Prasad S. Phacoemulsification learning curve: experience of two junior trainee ophthalmologists. J Cataract Refract Surg. 1998;24:73-7.
15 Badoza DA, Jure T, Zunino LA, Argento CJ. State-of-the-art phaco-emulsification performed by residents in Buenos Aires, Argentina. J Cataract Refract Surg. 1999;25:1651-5.
16 Blomquist PH, Rugwani RM. Visual outcomes after vitreous loss during cataract surgery performed by residents. J Cataract Refract Surg. 2002;28:847-52.
17 Quillen DA, Phipps SJ. Visual outcomes and incidence of vitreous loss for residents performing phacoemulsification without prior planned extracapsular cataract extraction experience. Am J Ophthalmol. 2003;135:732-3.
18 Randleman JB, Srivastava SK, Aaron MM. Phacoemulsification with topical anesthesia performed by resident surgeons. J Cataract Refract Surg. 2004;30:149-54.
19 Lum F, Schein O, Schachat AP, Abbott RL, Hoskins jr HD, Steinberg EP. Initial two years of experience with the AAO National Eyecare Outcomes Network (NEON) cataract surgery database. Ophtalmol-ogy. 2000;107:691-7.
20 Chan FM, Mathur R, Ku JJK, Chen C, Chan SP, Yong VSH, et al. Short-term outcomes in eyes with posterior capsule rupture during cataract surgery. J Cataract Refract Surg. 2003;29:537-41.
21 Lundström M, Barry P, Leite E, Seward H, Stenevi U. 1998 European Cataract Outcome Study. Report from the European Cataract Out-come Study Group. J Cataract Refract Surg. 2001;27:1176-84.
Abstract
Low complication rate with cataract operations carried out by registrars in ophthalmologyObjective. To determine the complication rate of cataract operations and learning curve of registrars in ophthalmology.Design. Retrospective, descriptive investigation.Method. 982 consecutive cataract operations performed by registrars in ophthalmology at University Medical Centre Utrecht and the Meander Medical Centre, Amersfoort, the Netherlands, were evaluated for compli-cations. Of patients in whom a complication occurred, the nature of the complication, any possible follow-up operation, and best corrected visual acuity before and following operation were assessed, as well as the stage of training the registrar was at.Results. The most important complications occurred in the following frequencies: endophthalmitis 0%, posterior capsule rupture with vitre-ous loss 1.32%, dropped nucleus 0.2%. Four patients required a second operation. There were no statistically significant differences in compli-cation rate between the three phases of the training. In all patients with complications the best corrected visual acuity was more than 0.5.Conclusion. The complication rate was smaller than described in the lit-erature and comparable with rates known for ophthalmologists. Training in cataract surgery does not lead to irresponsible risks for the cataract patient. The combination of training in both a university hospital and a general hospital has several advantages for a registrar in ophthalmology.Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:563-8