Kwaliteit in de zorg(2)

20
Hoe kunnen we astma en COPD aanpakken? Wie lopen er een verhoogd risico op hepatitis C? pagina 15 Loopt u een verhoogd risico op PAH? pagina 7 RSI: hoe kom je er weer vanaf? Orthopedie: sneller en beter behandelen in een ZBC Is epilepsie te verhelpen met een operatie? pagina 9 oktober 2013 Kwaliteit in de Zorg Wat is PAH? Pulmonale Arteriële Hypertensie (PAH). Door algemene klachten vaak over het hoofd gezien. Slaapapneu, ernstiger dan u denkt! Wat zijn de symptomen, en wat zijn de risico’s? De kracht van het ZBC Zelfstandige behandelcentra zijn aan een opmars bezig in het zorglandschap. Heb ik een burn-out? Hoe herkent u een burn-out?

description

In de uitgave “Kwaliteit in de zorg” wordt ingegaan op de stand van zaken rondom veel voorkomende longziekten als astma en COPD, maar ook een zeldzame aandoening als pulmonale arteriële hypertensie (PAH) komt uitgebreid aan de orde. Nieuwe behandelingsmogelijkheden geven kansen voor patiënten om langer te leven én om de kwaliteit van het leven in die periode tenminste redelijk te houden.

Transcript of Kwaliteit in de zorg(2)

Page 1: Kwaliteit in de zorg(2)

Hoe kunnen we astma en COPD aanpakken?

Wie lopen er een verhoogd risico op hepatitis C? pagina 15

Loopt u een verhoogd risico op PAH? pagina 7

RSI: hoe kom je er weer vanaf?

Orthopedie: sneller en beter behandelen in een ZBC

Is epilepsie te verhelpen met een operatie? pagina 9

oktober 2013

Kwaliteit in de Zorg

Wat is PAH?

Pulmonale Arteriële Hypertensie

(PAH). Door algemene klachten

vaak over het hoofd gezien.

Slaapapneu, ernstiger dan u

denkt!

Wat zijn de symptomen, en wat

zijn de risico’s?

De kracht van het ZBC

Zelfstandige behandelcentra

zijn aan een opmars bezig in het

zorglandschap.

Heb ik een burn-out?

Hoe herkent u een burn-out?

Page 2: Kwaliteit in de zorg(2)

2

“Kwaliteit in de zorg is voor patiënten met een longziekte

op veel fronten niet anders dan voor patiënten binnen an-

dere specialismen. Als we praten over kwaliteit in de zorg,

dan spreken we veelal over zorg op maat. Ik denk dat dit

individueel is. De juiste zorg wordt voor ieder persoonlijk

bepaald, met aandacht voor bepaalde kernmerken. Als ik

dan even kijk naar mijn eigen specialisme, dan denk ik dat

in de zorgstandaarden die we nu hebben voor astma, zo-

wel voor de volwassenen als kinderen, voor COPD en de

palliatieve zorg bij COPD, netjes hebben verwoord. Maar

eigenlijk geldt dat voor elke ziekte. Waar moet goede zorg

onder andere aan voldoen? Dat hebben we in deze zorg-

standaarden expliciet verwoord. De diagnose moet snel

gesteld worden en juist zijn. We moeten streven naar een

gelijkwaardige relatie met de patiënt. De patiënt moet ge-

zien worden als een partner: samen stel je het zorgplan

op en bepaal je of het voor het patiënt haalbaar is. Er moet

aandacht zijn voor de leefstijl: wat valt daar te verbeteren?

Temporiseren bijvoorbeeld en met name als het gaat om

longziekten: stoppen met roken. Daar kunnen arts en pa-

tiënt ook een gedeelde verantwoordelijkheid in nemen.

Belangrijk is daarnaast goede en duidelijke informatie ge-

ven: wat houdt de ziekte nu eigenlijk in? Want veel patiën-

ten weten dat niet of niet goed. Kennis helpt om iemand

te motiveren en een bepaalde behandeling te ondergaan.

Het hebben van één vast aanspreekpunt. Afgesproken

moet worden of dat de longarts, huisarts, COPD verpleeg-

kundige of praktijkondersteuner is. Dat maakt het voor de

patiënt veel duidelijker en op die manieren kun je de kwa-

liteit in de zorg sterk verbeteren.

Verbetering en kwaliteit in de zorg ten spijt: in Nederland

lijden meer dan 1 miljoen mensen aan een longziekte, het-

geen jaarlijks 2,6 miljard euro aan zorgkosten met zich

meebrengt. Daarvan lijden 350.000 mensen aan COPD,

een verzamelnaam voor chronische bronchitis en long-

emfyseem. De verwachting is dat dit aantal de komende

tien jaar stijgt naar 500.000 patiënten en over vijf jaar is

het de derde doodsoorzaak. Wereldwijd hebben 210 mil-

joen mensen COPD. In Nederland overlijden 6.000 men-

sen per jaar aan COPD. De belangrijkste oorzaak van de

ziekte is en blijft roken. Kennelijk lukt het ons niet goed

om het roken terug te dringen. Sterker nog: de jeugd gaat

weer meer roken en ook onder vrouwen lukt het slecht om

het roken te stoppen. Het stellen van de diagnose COPD

is gewoon slecht nieuws voor degene die het betreft, maar

velen realiseren zich dat niet. Door in zorgstandaarden te

formuleren hoe we zorg willen aanpakken zetten we een

stap in de goede richting. Daarnaast hebben we in het ge-

val van COPD afgesproken dat we spreken over de ziek-

telast voor de patiënt. Daarbij spelen fysiologische maar

ook niet fysiologische parameters een belangrijke rol en

is het doel om de kwaliteit van leven voor de individuele

patiënt zo optimaal mogelijk te krijgen.

Een ander voordeel van zorgstandaarden is dat er kwa-

liteitsindicatoren aan opgehangen kunnen worden. Zo

kunnen we meten en weten hoe onze zorg is en de vraag

stellen of we dat kunnen verbeteren? Pas dan kun je je-

zelf ook de maat nemen. Er is in de maatschappelijke dis-

cussie veel te doen over enerzijds stijgende zorgkosten

en anderzijds de wens om de kwaliteit van de zorg verder

te verbeteren. Het is een spagaat: er zijn minder middelen

beschikbaar en er zijn meer therapeutische en diagnos-

tische mogelijkheden. Iedereen wil de voor hem of haar

beste zorg en behandeling. Terecht. Maar het betekent

dat je linksom of rechtsom toch keuzes zal moeten ma-

ken. Nu hoeft de beste behandeling zeker niet altijd de

duurste te zijn. Denk aan de preventie en behandeling

van COPD: stoppen met roken is zeker niet duur, integen-

deel. Door onze verbeterde gezondheidszorg worden we

steeds ouder. Dat maakt het lastig om goede keuzes te

maken. Waarom zou iemand van 80 jaar een bepaalde

behandeling wel of niet mogen ondergaan? Overleg met

de patiënt is mede daarom zo van belang om de kwaliteit

van de zorg werkelijk te verbeteren. Goede voorlichting

over voor- en nadelen van een behandeling maakt dat de

patiënt een goede keuze kan maken over het wel of niet

ondergaan van die behandeling. Wat zijn de slagingskan-

sen? Als die heel klein zijn, wil je dat als patiënt dan wel

ondergaan? Dat zijn heel essentiële vragen.

Deze bijlage geeft geen direct antwoord op die vragen, dat

zou wellicht een wat te eenvoudige voorstelling van

zaken zijn. Wel geeft het een overzicht van de kwaliteit

van de zorg in verschillende aspecten en doen we, heel

belangrijk, ook aan voorlichting. Ik wens u veel plezier met

het lezen van deze bijlage.”

voorwoord

Kwaliteit verder verbeteren

Pulse Media Group

De inhoud van de commerciële bijdragen zoalsbedrijfsprofielen, expertinterviews, expertbijdrage en advertorials beschrijven de meningen en standpunten van de geïnterviewden. De redactie van PMG tracht alle fouten te voorkomen, echter kan de redactie niet in staan voor eventuele fouten of onvolkomenheden in deze bijdragen. PMG aanvaardt hierdoor geen aansprakelijkheid.

Pulse Media Group B.V. Keizersgracht 1271015 CJ Amsterdam T 020 70 70 590 www.pulsemedia-group.com

InhoudHet belang van de zorgstandaard

Leven met een zeldzame ziekte

Leven met een zeldzame ziekte 2

Burn-out: de koek is op

Als de grenzen niet meer rekken

Slaapapneu: ernstiger dan vaak gedacht

COPD en astma: steeds meer patiënten

Onderzoek naar longziekten bundelen

Hepatitis C, de stille moordenaar

Artrose is een pijnlijk probleem

RSI nader bekeken

Knieproblemen snel aanpakken

4

5

7

8

10

11

13

14

15

16

17

18

Colofon

Senior Media AdvisorCornelis [email protected]

Managing DirectorMaarten Le [email protected]

Productie/Lay-OutBert Potse, Studio Razend

RedactieSandra Dijk, Cor Dol (hoofdredactie), Irma van der Lubbe, Annelies Roon, Annemiek de WaardFoto‘sBigstockphoto.com

DrukkerJanssen/Pers Rotatiedruk, Gennep

Dr. Yvonne Heijdra is longarts in het UMC St. Radboud te

Nijmegen en voorzitter van de wetenschappelijke vereniging

NVALT (Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en

Tuberculose).

VoorheenAstma Fonds

Partners

Page 3: Kwaliteit in de zorg(2)

3expertbijdrage

Klachten als vermoeidheid en kortademig-

heid zijn algemene klachten. Niet verwon-

derlijk dat pulmonale arteriële hypertensie

(PAH) vaak over het hoofd wordt gezien.

Dat de ziekte langere tijd onbehandeld

blijft, lijkt misschien vreemd, maar komt

toch nog regelmatig voor. Het duurt vaak

lang voordat een patiënt met PAH bij de

juiste specialist terechtkomt. En dat is

wel essentieel, want PAH is een progres-

sief dodelijke ziekte die weliswaar niet te

genezen is, maar waarbij behandeling wel

zorgt voor verlenging van de levensduur

en verbetering van de kwaliteit van leven

van deze patiënten.

Hoge bloeddrukPulmonale Arteriële Hypertensie (PAH) is

een zeldzame ziekte waarbij de vertakkin-

gen van de longslagaders zijn vernauwd.

Daardoor is de bloeddruk in de longslag-

ader te hoog is en krijgt het hart steeds

meer moeite om het bloed door de longen

te pompen. De rechterhelft van het hart

vergroot zich, wat uiteindelijk leidt tot hart-

falen. De meeste PAH-patiënten sterven

bij een onbehandelde ziekte binnen een

paar jaar. Ondanks de huidige behande-

lingsmogelijkheden sterft nog altijd 40%

van de PAH patiënten binnen 5 jaar. In Ne-

derland hebben naar schatting 1.000 tot

1.200 mensen PAH.

AwarenessDr. Karin Boomars is longarts in het Eras-

mus MC te Rotterdam en is gespeciali-

seerd in de behandeling van patiënten met

PAH . Zij werkt als longarts in een multidis-

ciplinair PAH team samen met onder meer

collega longartsen, cardiologen, klinisch

immunologen en gespecialiseerde ver-

pleegkundigen. “Er zijn nog steeds men-

sen die de ziekte hebben en waarbij deze

niet of te laat wordt ontdekt”, constateert

zij. “Het is belangrijk om de ziekte meer

bekendheid te geven iets dat de afgelo-

pen tien jaar ook wel is gebeurd, maar nog

steeds niet voldoende. Omdat er in het

verleden geen behandelingsopties waren

voor deze patiënten, werd er destijds ook

niet actief naar deze aandoening gezocht.

Nu er betere behandelmethodes zijn is

er meer aandacht voor PAH gekomen en

wordt onder specialisten meer awareness

gekweekt.”

Verschillende vormenPulmonale hypertensie, verhoogde druk in

de longslagader, kan verschillende oorza-

ken hebben. Om verwarring te voorkomen:

de meest voorkomende vorm van ver-

hoogde druk in de longslagader betreft ou-

dere patiënten die een probleem hebben

aan de linkerkant van het hart. Wanneer

deze linkerhartkamer minder goed pompt,

bijvoorbeeld na een hartinfarct of door een

slecht werkende hartklep, stijgt de druk in

de rechterkant van het hart. Bij deze pati-

enten is géén sprake van pulmonale ar-

teriële hypertensie. De ziekte waar we het

hier over hebben is Pulmonale Arteriële

Hypertensie (PAH). Bij pulmonale arteriële

hypertensie (PAH) zit de oorzaak van de

aandoening in de bloedvaten van de lon-

gen. Deze zijn als het ware ziek waardoor

de wand van het bloedvat dikker wordt en

de opening van het bloedvat nauwer. Die

vernauwing kan verschillende oorzaken

hebben. De druk in de rechterhelft van het

hart neemt toe en drukt het septum -het

tussenschot tussen de linker- en rechter

harthelft- naar links. Daardoor kan de lin-

kerkant van het hart zich moeilijker vullen.

Hierdoor wordt de patiënt soms duizelig

bij inspanning. Op een gegeven moment

kan de rechterkamer de druk niet meer

aan en ontstaat hartfalen. Ook gaat de pa-

tiënt vocht vasthouden.

Genetisch defectEr zijn verschillende oorzaken voor de ver-

nauwing van de longbloedvaten. Er kan

sprake zijn van een genetisch defect. Vaak

lijden dan meer personen in de familie aan

PAH. Soms is dit echter niet bekend, want

niet iedereen met deze genetische aanleg

krijgt PAH. Familieleden kunnen zich laten

testen voor dit gendefect of er voor kiezen

zich regelmatig te laten controleren bij een

arts. Patiënten met een collageen–vascu-

laire aandoening (ontstekingsziekten van

de spieren en het bindweefsel) hebben

een verhoogd risico op het krijgen van

PAH. Dit betreft met name patiënten met

systemische sclerose. Ongeveer 10% van

deze patiënten krijgt PAH. Bij een aantal

typen aangeboren hartafwijkingen, zoals

een gaatje in het hart tussen de kamers of

de boezems, kan ook schade aan het long-

vaatbed ontstaan. Deze patiënten kunnen

ook PAH ontwikkelen. Zij kunnen ook be-

handeld worden met PAH medicatie.

Patiënten met HIV lopen eveneens een

groter risico op het krijgen van pulmonale

hypertensie. Tussen de 1 en 4 procent van

de HIV-patiënten krijgt deze ziekte, maar

de meeste artsen die HIV patiënten be-

handelen zijn hier gelukkig op bedacht.

Het is ook mogelijk dat de oorzaak voor

het ontstaan van PAH niet bekend is. We

spreken dan van idiopathische pulmonale

hypertensie.

LongembolieDr. Karin Boomars: “Verder is er nog een

vorm van pulmonale hypertensie die wordt

veroorzaakt door chronische longembolie-

en, de zogenaamde chronisch trombo-em-

bolische pulmonale hypertensie (CTEPH).

Een aantal van deze patiënten kan worden

geholpen met een operatie, een zoge-

noemde pulmonale endarteriectomie. He-

laas heeft deze operatie alleen kans van

slagen als de verstoppingen in de grotere

bloedvaten zitten. De patiënten die niet

in aanmerking komen voor een opera-

tie, worden tegenwoordig ook behandeld

met PAH medicatie.” Helaas kunnen pati-

enten met CTEPH maar moeilijk worden

opgespoord. De helft van de patiënten die

CTEPH heeft, is zich niet bewust dat ze

ooit een acute longembolie hebben door-

gemaakt. Uit studies blijkt dat waarschijn-

lijk ongeveer 1% tot 4% van de patiënten

die een longembolie hebben doorgemaakt

CTEPH ontwikkelt. Pulmonale hypertensie

kan ook ontstaan als complicatie bij long-

ziekten, zoals ernstige vormen van COPD

en longemfyseem, bij longfibrose en bij

ernstig slaapapneu syndroom. Bij deze

vormen van pulmonale hypertensie werkt

de specifieke PAH medicatie echter niet

omdat de oorzaak elders gelegen is.

Lange wegPulmonale arteriële hypertensie laat zich

in eerste instantie vrij lastig herkennen:

patiënten komen bij de huisarts met a-

specifieke klachten zoals vermoeidheid

of kortademigheid bij inspanning. Vaker

wordt in eerste instantie gedacht aan een

afgenomen lichamelijke conditie. Soms

wordt eerst gedacht aan bijvoorbeeld een

aandoening als astma. Het komt vaker

voor dat het even duurt voordat de huis-

arts de patiënt doorstuurt naar een long-

arts of cardioloog. Ook deze specialisten

denken vaak niet in eerste instantie aan

de mogelijkheid van PAH. Zo kan het lang

duren voordat duidelijk is dat er sprake

zou kunnen zijn van PAH.

DiagnoseBij verdenking op de diagnose voor pulmo-

nale arteriële hypertensie wordt in eerste

instantie een echocardiografie gemaakt

van het hart. Als bij de echo aanwijzingen

worden gevonden voor een verhoogde

druk in de rechterkant van het hart is een

katheterisatie van de rechterkant van het

hart noodzakelijk om de diagnose PAH te

kunnen stellen. Tijdens deze katheterisa-

tie worden de drukken in het hart en de

longslagader opgemeten. Er is sprake van

pulmonale arteriële hypertensie als de ge-

middelde druk in de longslagader gelijk of

hoger is dan 25 mm kwikdruk en de druk

aan de linkerkant van het hart normaal is.

Wanneer er bij een patiënt sprake is van

PAH is het belangrijk dat de patiënt zo

snel mogelijk wordt verwezen naar een in

PAH gespecialiseerd centrum voor verdere

behandeling. Dit zijn de academische zie-

kenhuizen en het Antonius ziekenhuis in

Nieuwegein.

Pulmonale arteriële hypertensie (PAH): vaak niet herkendEen zeldzame ziekte heeft als nadeel dat veel artsen het niet herkennen, zeker als de klachten algemeen zijn.

Page 4: Kwaliteit in de zorg(2)

4 van de redactie

Hogere kwaliteit door zorgstandaardenHet lijkt simpel: een afspraak tussen verschillende partijen in de zorg om zo de kwaliteit te verbeteren.

Een zorgstandaard is een afspraak tussen

alle partijen die met de zorg te maken heb-

ben. In de zorgstandaard staat hoe de zorg

voor een bepaalde ziekte ingericht moet

zijn. “Niet te verwarren met een medische

richtlijn”, waarschuwt Michael Rutgers, di-

recteur van het Longfonds (voorheen Ast-

ma Fonds). “Een medische richtlijn geeft

aan hoe een arts bijvoorbeeld moet injec-

teren. Bij een zorgstandaard gaat het erom

hoe alle partijen met elkaar samenwerken

en hoe dat geregeld zou moeten zijn. Het

is een overkoepelende visie op hoe zorg

ingericht moet zijn voor een bepaalde pa-

tiëntengroep.” Het opstellen van een zorg-

standaard is een formeel proces. “Tot een

paar jaar geleden hadden we geen zorg-

standaarden, maar alleen richtlijnen per

beroepsgroep. Daarin ontbrak dus juist de

verbinding tussen de verschillende par-

tijen.” In het buitenland zijn zorgstandaar-

den al langer de regel, maar Nederland liep

op dat gebied achter. Ongeveer vijf jaar

geleden kwam ook hier het besef dat een

zorgstandaard een goed middel kan zijn

om de kwaliteit van de zorg te verbeteren.

Inbreng patiëntenHet Longfonds is na het KWF en de Hart-

stichting en samen met de Nierstichting

één van de grotere ‘goede doelen’ in Ne-

derland. Behalve fonds is het Longfonds

ook een patiëntenvereniging. “We richten

ons op het verbeteren van het leven van

mensen met een longziekte en op pre-

ventie. Zorgstandaarden passen prima in

dat beleid”, legt Michael Rutgers uit. “Het

mooie is dat wij als vertegenwoordiger van

patiënten met chronische longziekten al

heel snel aan tafel zaten en hadden zelfs

een afgevaardigde in de commissie die

het hele principe van de zorgstandaard

in Nederland heeft ontwikkeld. We heb-

ben ook de middelen, in de zin van men-

sen en financiën, om ons met zaken als

zorgstandaarden bezig te houden.” In de

voorbereiding zocht het Longfonds uit hoe

patiënten zélf vinden hoe hun zorg in el-

kaar moet zitten. Het rapport dat op basis

daarvan ontstond, vormde het uitgangs-

punt van de inbreng van het fonds in de

discussies voor de vorming van de zorg-

standaarden.

Anders dan verwachtVoor longziekten zijn er nu zorgstandaar-

den voor COPD, astma en ernstige astma

en astma bij kinderen. Opvallend is dat de

zorgstandaard voor COPD totaal anders is

geworden dan van te voren werd gedacht.

Rutgers: “Bij COPD werd de diagnose ge-

steld op basis van de hoeveelheid lucht die

je in een seconde kunt uitblazen. Maar ge-

bleken is dat dat helemaal niets zegt over

de ziektelast van mensen met COPD, die

is veel gecompliceerder. Dat wisten we al

en hebben we ook in kaart gebracht.” De

zorgstandaard begint nu met duidelijk

maken wat de totale ziektelast betekent

voor de patiënt, want dat is kern van de

diagnostiek en het uitgangspunt voor de

behandeling. “Niet alleen kijken naar een

deel van de longen, maar naar de hele

mens. COPD is een complexe ziekte, die

zich niet laat vastleggen met één seconde

uitademing in een apparaat.” Door het op-

stellen van de zorgstandaard is die visie

compleet veranderd. Sterker nog: waar

Nederland een aantal jaren geleden nog

achterliep in het opstellen van zorgstan-

daarden, worden de ontwikkelingen hier

vanuit het buitenland met belangstelling

gevolgd. De zorgstandaard heeft de diag-

nostiek en daarmee de behandeling van

COPD ingrijpend gewijzigd. “En het is veel

beter voor de patiënt. Want ook patiënten

die volgens de oude diagnostiek de ziekte

in een milde mate hadden, lopen kans op

een longaanval, waarmee ze op de inten-

sive care belanden. De diagnostiek zoals

die bestond zei dus weinig over de ziek-

telast die patiënten hebben.” De ernst van

COPD wordt nu vastgesteld aan de hand

van een compleet menu met onderdelen

die de ziektelast bepalen. Scores op kort-

ademigheid, kwaliteit van leven, conditie,

het aantal longaanvallen per jaar. Er wordt

nog gewerkt aan een zogenoemde ziek-

telastmeter, maar het hele medische sys-

teem is er nu al op gericht om niet alleen

te kijken naar de uitgeademde lucht in een

seconde.

Veel geleerdEr is veel geleerd van de opstelling van de

zorgstandaard voor COPD. Ook voor ast-

ma, ernstige astma en astma bij kinderen

is de benadering van de ziekte anders ge-

worden. Maar hoe is de kwaliteit van zorg

voor deze patiënten door de zorgstandaard

in de praktijk verbeterd? “De implementa-

tie van de zorgstandaard is weer een ande-

re zaak. De zorgverzekeraars moeten zorg

inkopen volgens de zorgstandaard. Dat is

een afspraak. Soms laten ze wat onderde-

len uit de zorgstandaard uit de verzekerde

zorg. Het is zeker niet zo dat de zorgstan-

daard in heel Nederland met lachende ge-

zichten uitgevoerd wordt. Het is een lang-

zaam proces om voor iedereen duidelijk

te krijgen dat volgens de zorgstandaard

gewerkt moet worden.” Daarmee lijkt de

zorgstandaard een papieren tijger te zijn,

maar het Longfonds heeft de zorgstan-

daard ‘vertaald’ voor patiënten. Door hen

te activeren en min of meer te wijzen op

hun rechten kunnen ze zelf aan het veran-

deringsproces meewerken. “Zo helpen ze

mee de zorgstandaard geïmplementeerd

te krijgen”, constateert Michael Rutgers.

Aardige bijkomstigheid is dat de vertaling

voor patiënten een gewild document is,

ook onder artsen. “Dokters zijn ook men-

sen en de vertaling is makkelijker leesbaar

dan de officiële zorgstandaard.” Overigens

is die officiële versie natuurlijk wel nodig:

het moet nu eenmaal goed wetenschap-

pelijk en evidence based in elkaar zitten.

Het moet een zorgvuldig en goed uitge-

dacht werk zijn.

MiddelenDe inbreng van het Longfonds namens pa-

tiënten kon zo groot zijn omdat het fonds

over de financiële middelen en mensen

beschikte. “Veel andere patiëntenvereni-

gingen hebben die middelen niet en je ziet

dat zaken dan ook moeilijker van de grond

komen. Ik vind dat de overheid daar een

verantwoordelijkheid heeft. Uit de premies

voor zorgverzekeraars zou geld vrijge-

maakt moeten worden om patiëntenorga-

nisaties in staat te stellen om de rol te spe-

len die wij ook hebben gespeeld. Medisch

specialisten krijgen een groot budget ter

beschikking om hun inbreng in de zorg-

standaard te krijgen, dan zou het billijk

zijn om patiëntenverenigingen dat ook te

geven.” In het kader van partnerschap tus-

sen arts en patiënt -een maatschappelijke

trend- zou dat eveneens goed passen. “Wij

hebben aangetoond dat de inbreng van

patiënten in de zorgstandaard van groot

belang is. Als je dat voor andere ziekten

ook wil doen, dan moet je de verenigingen

wel faciliteren. Dat gebeurt nu niet.”

Auteur: Cor Dol

Gratis Geneesmiddelengids bij Plus Magazine

www.abonneeplein.nl/kwaliteitindezorg

Plus Magazine brengt elke maand ruim 200 pagina’s met betrouwbare en praktische informatie over uw gezondheid, geldzaken en rechten, mens en samenleving, cultuur, reizen en vrije tijd. Profiteer nu van 33% korting op de winkelprijs en ontvang 1 jaar Plus Magazine voor slechts €35 en krijg bovendien een gratis Plus Geneesmiddelengids t.w.v. €9,95.

33% korting

advPM_PMG.indd 1 01-10-13 15:40

Page 5: Kwaliteit in de zorg(2)

5van de redactie

“Onbegrip is nog het allerergste”Willem Russcher (48) heeft Pulmonale Arteriële Hypertensie; een aandoening die veel impact heeft.

In gesprek met de patiëntPraten over de toekomst is voor patiënten met COPD vaak een opluchting.

Wat is proactieve zorgplanning (of advance care planning) precies? “Proactieve zorgplanning houdt in dat je

als behandelaar van een patiënt met een

chronische ziekte, actief in gesprek gaat

over de toekomst. Je bespreekt wat de

diagnose is, maar gaat ook in op de prog-

nose, en wat er kan gebeuren als de pa-

tiënt verslechtert. Vragen over reanimatie

en beademing worden nu vaak op het ver-

keerde moment gesteld, namelijk wanneer

iemand kortademig op de spoedeisende

hulp belandt. Het gaat overigens niet al-

leen over behandelingen die niet meer ge-

geven worden, maar ook over mogelijkhe-

den tot symptoombestrijding.”

Wat betekent dit in de praktijk voor patiënten met ernstig COPD?

“Veel longpatiënten zijn bang om te stik-

ken. Dan is het belangrijk om te weten

dat kortademigheid bestreden kan wor-

den met bijvoorbeeld morfine. Vaak is het

een opluchting voor patiënt en familie, als

blijkt dat ze hun zorgen en vragen over

de toekomst kunnen bespreken met hun

zorgverleners.”

Kun je uitleggen waarom pro-actieve zorgplanning bij COPD kennelijk nog weinig wordt gedaan?“De prognose bij COPD is moeilijk te

schatten. Daarom is het een uitdaging om

het moment te kiezen om het gesprek aan

te gaan. Ook tijd is een obstakel. Ten slotte

zijn sommige dokters bang om hoop weg

te nemen door over het levenseinde te

spreken.”

Hoe geven jullie dit vorm in het Ken-nemer Gasthuis?“In het Kennemer Gasthuis hebben we een

moment in de week vrijgehouden voor dit

soort gesprekken. De longarts doet dit sa-

men met de longverpleegkundige. Van dit

gesprek wordt een verslag gemaakt voor

de huisarts en naar de patiënt zelf. Het zijn

overigens geen definitieve afspraken: ei-

genlijk blijf je in gesprek met je patiënt, die

hier ook te allen tijde op terug kan komen.”

In het eerste levensjaar van Willem Rus-

scher werd geconstateerd dat hij een

aangeboren hartafwijking heeft, die in de

volksmond ‘een gaatje in het hart’ heet,

maar officieel ‘Eisenmenger syndroom’;

een lek tussen de linker en rechter hartka-

mer. “Tegenwoordig is daar wel wat aan te

doen. Maar in ‘mijn’ tijd leek het de artsen

beter om niet in te grijpen”, vertelt Willem.

Dat leek op zich een goede beslissing. In

zijn jeugd kwakkelde hij weliswaar met

zijn gezondheid, maar hoe ouder hij werd,

des te beter het met hem ging. “Na mijn

twintigste was ik bijna nooit ziek en ge-

bruikte ik geen medicijnen”, herinnert hij

zich. “Ik had alleen één belangrijke beper-

king en die heb ik nog: ik heb nauwelijks

conditie. Loop ik in een groep, dan heb ik

bijvoorbeeld moeite om ze bij te benen.”

Foute boelToen Willem van school af kwam, bleek

het lastig voor hem om passend werk te

vinden. Na eerst een tijdje in de handel

te hebben gezeten, startte hij daarna een

telecombedrijf. Daarnaast had Willem in

2006 een bedrijf in tweedehands vork-

heftrucks. Op het industrieterrein waar het

bedrijf gevestigd was, was Willem in het

weekend een keer met een hogedrukspuit

in de weer, toen hij een acute longbloeding

kreeg. “Ik hoestte iets op en toen ik het uit-

spuugde, bleek het rood te zijn”, herinnert

hij zich. “Ik bleef bloed hoesten en wist dat

het foute boel was.” Pas een maand en een

aantal longbloedingen later werd duidelijk

dat hij de chronische, ongeneeslijke ziekte

PAH had en dat zijn hartafwijking daar de

oorzaak van was; de druk in zijn longslag-

ader was daardoor veel te hoog geworden.

“De artsen constateerden dat mijn lichaam

zich steeds extreem goed aan die situatie

heeft aangepast”, vertelt Willem. “Mijn lon-

gen hebben enorm veel fijne vertakkingen

gemaakt om de druk aan te kunnen.” Wil-

lem kreeg meteen medicatie in tabletvorm.

“Gelukkig, want bij medicatie die via een

pomp wordt toegediend, moet je behalve

de pomp, ook een koeling meeslepen en

iedere dag naar de apotheek om ‘te tan-

ken’”, schetst hij. “Als het had gemoeten,

dan had het gemoeten. Maar ik ben erg blij

met medicatie in tabletvorm, daardoor ben

ik veel mobieler.”

Jicht erbijNa een periode van aansterken werd Wil-

lems situatie stabiel. “Ik heb wel nog twee

keer daarna een bloeding gehad, waarna

ik een extra medicijn erbij heb gekregen”,

vertelt hij. “Maar daarna ging het een hele

tijd redelijk goed. Toch merk ik de laatste

jaren dat ik achteruit ga. Waarschijnlijk

heeft dat te maken met het feit dat ik ook

jicht heb ontwikkeld. De PAH is daar de

oorzaak van, in mijn geval.”

Net als veel lotgenoten stuit Willem op

veel onbegrip over zijn ziekte. “Dat is nog

het ergste”, vindt hij. “Ze zien niks aan je

en je zit niet in een rolstoel, dus je bent

een aansteller en niet zielig, zo redeneren

ze.” Over de toekomst denkt Willem niet

na. “Ik wil het niet weten”, stelt hij resoluut.

“Ik ken mensen die inmiddels aan een

longtransplantatie toe zijn, hopelijk is dat

voor mij nog ver weg. Mocht het zover ko-

men, dan heeft mijn behandelend arts me

uitgelegd dat in mijn geval een hart-long-

transplantatie een beter idee is. Dat lijkt

ingewikkelder, maar dat is het niet; de ver-

bindingen tussen hart en longen kunnen

dan intact blijven. Maar ik houd me hier

niet echt mee bezig. Ik wil me vooral rich-

ten op wat ik nog wél kan en dat zo lang

mogelijk volhouden.” Dat wordt wel steeds

lastiger. Willem vertelt dat zijn botten en

gewrichten nu meer pijn doen dan vijf jaar

geleden en dat hij ’s ochtends moeilijker

op gang komt. Ook is hij na twee dagen

hard werken steevast één tot twee dagen

uit de running. “Je leven wordt er wel zwaar

door beperkt”, concludeert hij. “Het verve-

lende als ondernemer is bovendien, dat er

geen enkel vangnet bestaat als het je niet

meer lukt om je eigen geld te verdienen. Je

moet steeds opnieuw op zoek naar pas-

send werk en dat valt niet mee. Je bent er

maar mooi klaar mee...”

Auteur: Irma van der Lubbe

interview

Drs. Kris Mooren ([email protected]) is longarts

in het Kennemer Gasthuis te Haarlem en

secretaris van de werkgroep palliatieve zorg van

de NVALT (Nederlandse Vereniging van Artsen

Longziekten en Tuberculose).

Willem Russcher

Meer informatie?

I: http://www.kg.nlT: 023 - 545 3140

Page 6: Kwaliteit in de zorg(2)

6 expertbijdrage

Genezing in de zin van ‘herstellen’ is op dit moment niet mogelijk voor patiënten met pulmonale hypertensie. Waar is de therapie op gericht?“Genezing van pulmonale arteriële hyper-

tensie (één van de vormen van pulmonale

hypertensie) is op dit moment helaas niet

mogelijk. De behandeling is er in eerste in-

stantie op gericht de bloedvaten in de lon-

gen te verwijden zodat de rechter harthelft

minder hard hoeft te pompen. Daardoor

kunnen patiënten zich beter inspannen

en leven patiënten langer. Natuurlijk is het

streven ook om de kwaliteit van leven te

verbeteren. Verder is het van belang om

de onderliggende ziekte te behandelen.

Een patiënt die bijvoorbeeld het HIV-virus

heeft, moet daar wel voor behandeld wor-

den.”

Wat voor medicijnen zijn dit?“Voor patiënten die niet heel ernstig ziek

zijn beginnen we met orale therapie, dus

medicijnen die via de mond worden inge-

nomen. Het zijn ERA’s (endotheline recep-

tor antagonist) en/of PDE 5-remmers. Dit

zijn de ‘eerstelijns’ middelen. Als de ziekte

ernstiger is of wordt, kunnen ze aangevuld

worden met een tweedelijnsmiddel, een

zogenaamde prostacycline. Deze medi-

camenten kunnen helaas niet in tablet of

drankvorm worden ingenomen, maar moe-

ten worden toegediend door middel van

een infuus dat in een bloedvat of onder de

huid wordt geplaatst. In sommige gevallen

kunnen deze medicamenten worden geïn-

haleerd.”

Hoe helpen deze middelen de pati-ent?“Deze middelen hebben een verschil-

lend aangrijpingspunt. Ze werken op de

wand van de longbloedvaten, waardoor de

bloedvaten beter open gaan staan. Omdat

het aangrijpingspunt van de verschillende

groepen medicamenten verschillend is,

worden ze vaak ook in combinatie ge-

bruikt. Deze geneesmiddelen zijn alleen

van nut bij patiënten met pulmonale arteri-

ële hypertensie (PAH). Er zijn patiënten die

op deze middelen meer dan 10 jaar langer

leven, maar er zijn er ook die -ondanks de

medicijnen- alleen nog met een longtrans-

plantatie gered kunnen worden.

Is een longtransplantatie de enige manier om de ziekte te overwinnen?Ja. Het mooie is dat na een longtransplan-

tatie het hart in staat is zichzelf te her-

stellen. Het aantal donoren is helaas niet

toereikend om alle patiënten te helpen. De

wachttijd voor een longtransplantatie is

gemiddeld 3 à 4 jaar. Dit is voor de meeste

patiënten te lang. De patiënten die ernstig

verslechteren kunnen op een urgentielijst

worden geplaatst. Helaas is niet iedere pa-

tiënt geschikt voor een longtransplantatie.

Patiënten kunnen worden getransplan-

teerd tot 65 jaar en alleen als alle andere

organen goed functioneren. Ook is het in

uitzonderlijke gevallen mogelijk om kunst-

matig een septostomie, een klein gaatje te

tussen de linker- en rechter harthelft, te

maken om de druk in de rechterharthelft

te verminderen. Dan kan een gedeelte van

het bloed van rechterkant van het hart

naar de linkerkant gaan zonder de longen

te passeren. Het nadeel is dat niet al het

bloed meer door longenbloedvaten gaat

en dat het zuurstofgehalte in het bloed

daalt.”

expertinterview

Behandeling van pulmonale arteriële hypertensieDe behandeling van pulmonale arteriële hypertensie beslaat verschillende mogelijkheden.

Dr. Karin Boomars is longarts in het Erasmuc

MC te Rotterdam.

Vroege diagnose PAH door screeningPatiënten met een verhoogd risico op pulmonale arteriële hypertensie zouden ieder jaar gescreend moeten worden.

Een vroegtijdige diagnose van pulmonale

arteriële hypertensie (PAH) kan leiden tot

een betere kwaliteit van leven voor deze

patiënten, hoewel genezing nog altijd

niet mogelijk is. In de zorg voor mensen

met weinig voorkomende ziekten, zoals

PAH, wordt veel onderzoek gedaan op

basis van expert opinion: dat wat de ex-

perts roepen is de regel. De expert opinion

stelt in dit geval dat de screening van ri-

sico patiënten het best gedaan kan wor-

den met een jaarlijkse echografie van het

hart. Onderzoeksgegevens hebben ech-

ter aangetoond dat het verstandig is om

behalve naar deze echo ook naar andere

parameters te kijken, te weten: longfunctie

onderzoeken, bloedtesten en eventuele

inspanningsonderzoeken. “En helaas is er

nog altijd een heleboel intuïtie voor nodig

om de juiste patiënten eruit te halen”, stelt

reumatoloog dr. Madelon Vonk van het

UMC St. Radboud in Nijmegen vast.

Trends en intuïtieIn haar praktijk ziet dr. Vonk veel patiënten

met systemische sclerose, een belangrijke

risicofactor voor het ontstaan van PAH.

Patiënten met systemische sclerose die

klagen over kortademigheid of pijn op de

borst, klachten die zouden kunnen pas-

sen bij PAH, komen bij haar dan al aan de

late kant. Achteraf gezien blijkt dat bij veel

patiënten met systemische sclerose de

longfunctie al jaren hiervoor achteruit ging.

“Dat betekent dat je niet alleen naar getal-

len moet kijken, maar ook naar trends en

je intuïtie moet gebruiken nog voor dat je

je zorgen gaat maken over een patiënt. Ik

vind dat iedere patiënt met systemische

sclerose elk jaar gescreend moet wor-

den.” In sommige ziekenhuizen gebeurt

dat al. Andere ziekenhuizen hikken aan

tegen de kosten en de toegankelijkheid.

Deze screening houdt in dat jaarlijks een

echografie van het hart, een longfunctie-

onderzoek en bloedtesten worden gedaan

In grote klinieken is dat geen probleem,

maar dat geldt niet voor ieder perifeer zie-

kenhuis. De Nederlandse Vereniging voor

Reumatologie is bezig met het opstellen

van een zorgpad, waarin onder andere be-

schreven wordt hoe mensen met systemi-

sche sclerose moeten worden gescreend

op PAH.

Fenomeen van RaynaudVoor vroege diagnostiek van systemische

sclerose bestaan geen diagnostische cri-

teria: er is geen rijtje met een aantal pun-

ten die, eenmaal afgevinkt, de ziekte met

100 procent zekerheid diagnosticeert. Te-

kenen voor systemische sclerose zijn ver-

dikking van de huid op de handen, armen,

gezicht. Deze patiënten hebben ook bijna

allemaal het fenomeen van Raynaud, een

aanvalsgewijze verkleuring van de vin-

gers bij een prikkel als koude of emotie.

Slikproblemen, pijnlijke wondjes aan de

vingertoppen en ‘worstenvingers’ komen

eveneens veel voor. Het fenomeen van

Raynaud kan een belangrijke aanwijzing

zijn voor systemische sclerose en is een

probleem waarmee patiënten bij een huis-

arts komen. In negentig procent van de

gevallen is het optreden van het fenomeen

onschuldig. Opvallend is echter, dat in de

huisartsstandaard staat beschreven dat

een vrouw van boven de veertig jaar met

het fenomeen van Raynaud ‘gerustgesteld

moet worden. “Maar dat zijn juist de pati-

enten die ik graag wil zien, omdat het bij

hen juist vaak níet onschuldig is, zeker als

er ook nog andere klachten aanwezig zijn,.

De huisartsstandaard zou op dat punt ge-

wijzigd moeten worden, maar dan moet er

ook een gedegen onderbouwing zijn. Dit

is een van de aandachtspunten in het on-

derzoek naar systemische sclerose in ons

expertisecentrum”, aldus dr. Vonk.

Page 7: Kwaliteit in de zorg(2)

7van de redactie

U bent zelf reumatoloog. Waar zit de verbinding met pulmonale arteriële hypertensie (PAH)?“Binnen de reumatologie ben ik gespe-

cialiseerd in systemische auto-immuun-

ziekten, waarbij het afweersysteem zich

tegen het eigen lichaam richt. Ik richt me

met name op systemische sclerose, een

auto-immuunziekte waarbij door de ont-

steking in de huid en gewrichten, maar

ook in interne organen verbindweefseling

optreedt. Dat kan ook pulmonale arteriële

hypertensie (PAH) veroorzaken. Voor pa-

tiënten met systemische sclerose is PAH

een van de belangrijkste doodsoorzaken.

Omdat ik veel patiënten met systemische

sclerose behandel, behandel ik ook veel

mensen met PAH. Bovendien is dit één

van de aandachtsgebieden van ons exper-

tisecentrum voor pulmonale hypertensie

Nijmegen.”

Welke risicogroepen voor het krijgen van PAH kunt u onderscheiden?“Van de mensen met systemische sclero-

se krijgt één op de tien patiënten PAH. Bij

andere systemische auto-immuunziekten

zoals SLE, ligt dat risico veel lager, name-

lijk rond drie tot vier procent. Andere risi-

cogroepen zijn patiënten met aangeboren

hartafwijkingen zoals een ASD (atrium

septum defect) en VSD (ventrikel septum

defect) of een gesloten septumdefect. HIV

is eveneens een bekende risicofactor. An-

dere risicogroepen zijn patiënten met be-

paalde zeldzame ziekten als sarcoïdose,

waarbij spontaan ontstekingen in verschil-

lende organen in het lichaam ontstaan.”

Waarom krijgt de ene patiënt met een bepaalde ziekte wel PAH en de andere niet?“Dat is precies waar ik mee bezig ben. Het

onderzoek is lastig. Patiënten met syste-

mische sclerose hebben ontstekingen in

hun hele lichaam, en hebben vaak hart- en

longafwijkingen. Daardoor ontstaat een

mengbeeld. Niet iedere patiënt met PAH

bij systemische sclerose heeft hetzelfde

ziektebeeld. In het onderzoek is onlangs

de DETECT-studie verschenen, waarbij is

gekeken naar patiënten met systemische

sclerose met een ziekteduur van meer dan

drie jaar en een afgenomen zuurstofopna-

me van de longen. Daarbij is vastgesteld

dat er een aantal risicofactoren is. Als je

die in een formule zet, kun je met een hoge

betrouwbaarheid een inschatting maken

of iemand PAH heeft of niet. Maar je moet

dan alsnog een rechter hartkatheterisatie

doen om de PAH daadwerkelijk vast te

stellen. De gegevens van de studie moe-

ten nog bevestigd worden aan de hand

van onderzoek in een heel andere patiën-

tengroep met systemische sclerose. Ook

is er de POEMAS-studie, waarbij patiënten

met systemische sclerose zonder hart- of

longafwijkingen vijf jaar lang gevolgd zijn

op het ontstaan van PAH of longfibrose.

Ik hoop dat er aan het eind van het jaar

met de analyse van de gegevens gestart

kan worden. Met name de combinatie van

de twee onderzoeken maakt dat er meer

duidelijkheid zal komen over wie waarom

PAH krijgt.”

Wat is daar het belang van?“Betere monitoring en vroegtijdige diag-

nose en behandeling. Onderzoek heeft

aangetoond dat vroegtijdige diagnose en

behandeling van PAH zorgt voor een be-

tere kwaliteit van leven en een betere over-

leving. De andere kant van het verhaal is

dat je negentig procent van de patiënten

met systemische sclerose blijft screenen

op het ontstaan van PAH, terwijl ze het

nooit zullen krijgen. Als bekend is wie een

hoog risico en wie een laag risico heeft op

het krijgen van PAH bij systemische scle-

rose, dan bespaart dit op de zorgkosten en

worden de patiënt en het ziekenhuis ont-

last van continu screenen van de gehele

populatie.”

expertinterview

Wie krijgt pulmonale arteriële hypertensie en waarom?Van patiënten met de ziekte systemische sclerose krijgt tien procent PAH. Maar waarom die andere negentig procent niet?

Dr. Madelon Vonk is als reumatoloog

verbonden aan het UMC St. Radboud Nijmegen.

De puzzel compleetAl zo’n twintig jaar had José Jenik (41) allerlei klachten. Aan PAH werd nooit gedacht.

Pulmonale Hypertensie (PH) is een onge-

neeslijke, progressieve ziekte waarbij de

bloeddruk in de longslagader te hoog is.

Omdat de symptomen algemeen van aard

zijn, is de ziekte lastig te diagnosticeren.

Zo ook bij José Jenik. Hoewel ze niet rook-

te, was ze vaak kortademig en had ze peri-

oden waarin ze zwaar hoestte. Maar vooral

voelde ze zich extreem moe. “Met al die

afzonderlijke klachten ben ik steeds naar

mijn huisarts geweest”, vertelt José, “maar

die heeft nooit de optelsom gemaakt.” Op

aanraden van een vriendin liet José in juni

2010 een hartfilmpje maken in het zieken-

huis. Toen bleek dat zij een aangeboren

hartafwijking had, van waaruit PH was ont-

staan. “Ik neem het mijn huisarts niet kwa-

lijk”, blikt José terug. “De ziekte is namelijk

zeldzaam en komt bovendien nauwelijks

bij jonge mensen voor. Hij heeft gewoon

niet aan de mogelijkheid gedacht.”

Toegeven aan de vermoeidheidVreemd genoeg was José ‘blij’ met de di-

agnose. “Eindelijk vielen de puzzelstukjes

op hun plaats”, herinnert ze zich. “Wat ik

had, had een naam. Ik hoefde niet meer

te vechten en mocht eindelijk toegeven

aan de vermoeidheid.” Het gevolg was dat

ze de eerste tijd vrijwel alleen maar sliep.

Ze kwam in de ziektewet terecht en heeft

sindsdien niet meer gewerkt. “Ik was post-

bezorger en mensen zeiden soms tegen

me dat ik wel een oude vrouw leek op die

fiets; zó was ik aan het hijgen”, illustreert

ze. “Het is wrang dat ik in die periode nét

mijn roeping had gevonden, ik wilde uit-

vaartverzorgster worden. Maar ik wist nu

dat ik dit nooit zou kunnen volhouden.

Daar ging mijn droom.”

VerademingHoewel PH dodelijk is, bestaan er wel me-

dicijnen die de kwaliteit van leven kunnen

verbeteren. Ook José kreeg medicatie,

in eerste instantie werkte dit niet prettig

maar inmiddels voelt ze zich stukken beter

en kan ze ook weer stukken lopen. Voor

wat langere afstanden heb ik nog steeds

mijn rolstoel of scootmobiel nodig, maar

ik ben veel mobieler geworden.” Hoe lang

José te leven heeft, is onduidelijk. “Bij lot-

genoten zie ik dat ze uiteindelijk aan de

zuurstof moeten en als laatste optie is er

de longtransplantatie”, weet ze. “Maar do-

norlongen liggen niet voor het oprapen.

Gelukkig is het met mij zover nog niet. Ik

leef met de dag.”

Auteur: Irma van der Lubbe

Page 8: Kwaliteit in de zorg(2)

8 van de redactie

“Burn-out zou kunnen gelden als ver-

zamelnaam voor alle aan stressge-

relateerde klachten, zoals angst- en

paniekaanvallen.“ Eigenlijk is het een

energieprobleem, maar er zijn meerdere

factoren die een rol spelen”, stelt Bo Bo-

gaard, directeur van Bofit Burnoutbege-

leiding. De afgelopen dertien jaar heeft hij

burn-out en de verschillende uitingsvor-

men daarvan in de praktijk bestudeerd.

“Bij burn-out spelen genetische aanleg,

je karakter en omgevingsfactoren een

rol. Die componenten bepalen hoe je

omgaat met druk en spanning, maar an-

dersom ook hoe je met kansen en moge-

lijkheden omgaat.” Door het meemaken

van stressvolle gebeurtenissen gaan de

factoren ‘schuiven’, wat leidt tot een soort

kortsluiting tussen gevoel en verstand,

met allerlei klachten tot gevolg. “Dit zijn

vaak perfectionistisch ingestelde men-

sen die krampachtig de controle willen

vasthouden met een hoge lat voor zich-

zelf en anderen.”

Terug in balansBogaard ontwikkelde een methode om

gevoel, verstand en lichaam weer met el-

kaar in balans te brengen. Dat gaat stap

voor stap, in vier fases. “De Bofit-metho-

de gaat om lichaamsbeweging zonder

prestatiedruk, gekoppeld aan cognitieve

en mentale coaching. We onderscheiden

in ons programma een herstelfase en

opbouwperiode. In het verleden bestond

de tendens, als mensen ziek thuis zaten,

om zo snel mogelijk weer aan het werk

te gaan. Dat is een gedateerde visie. Bij

ons wordt in die eerste fase van herstel

niet gewerkt en daar spreek ik veel over

met werkgevers. Dat geeft een veel hoger

rendement.” Als een klant met burn-out

de kans krijgt om goed te herstellen en

vertrouwen krijgt in zichzelf, werkt dat in

het voordeel van iedereen die bij hem of

haar is betrokken. Een goede klik met de

coach is uiteraard van belang, het herstel

vraagt om vertrouwen. Bogaard: “We le-

ren mensen weer te ontspannen. Als ze

voor het eerst komen, zie je dat ze erg

verkrampt zijn. Na inspanning komt ont-

spanning, dat zijn ze vaak vergeten. We

werken steeds met een combinatie van

fysieke en mentale begeleiding.”

In de volgende fase wordt gewerkt aan

herkenning en acceptatie. Persoonlijk

en online is er voortdurend contact met

de coach. Na vier tot zes weken zijn de

meeste klanten weer in een goede fysie-

ke en emotionele staat, waarna de twee-

de helft van het programma zich richt op

opbouw.

Het complete programma wordt gedaan

in de natuur, om de seizoenen te voe-

len en de zintuigen te prikkelen. Een

Bofittraject duurt gemiddeld drie tot vier

maanden, maar na vier tot zes weken is

de herstelfase doorlopen en wordt het

integratieproces ingezet. Bofit werkt lan-

delijk, in alle regio’s zitten coaches die

burn-outklanten in de eigen omgeving

kunnen helpen. “Onze resultaten zijn erg

goed”, vertelt Bo Bogaard zonder omwe-

gen. “De terugval is bijna nihil.”

advertorial

Burn-out omzetten in nieuwe kansenBurn-out vraagt om een gedegen aanpak, waarin het herwinnen van zelfvertrouwen cruciaal is

Bo Bogaard is oprichter en eigenaar van Bofit.

Burn-out: te lang te loyaalIneens is de koek op: het signaal voor een burn-out.

“Mensen die tegen een burn-out aanlopen,

hebben als het ware een soort gevoels-

thermostaat die te hoog staat afgesteld”,

illustreert Petra Lambert, eigenaar van een

gezondheidscentrum in Bilthoven. “Ze

denken dat het nog best gaat en hollen

na een korte ontspanning weer door. Ter-

wijl de hersteltijd te kort was om tot rust te

komen. Als je dat maar lang genoeg doet,

herken je simpelweg het onderscheid tus-

sen ontspanning en inspanning niet meer.”

Vaak zijn het de extreem harde werkers die

over hun grenzen heen gaan, onderstreept

collega Arina de Heer, psycholoog in De

Bilt. Beiden zijn aangesloten bij de sectie

voor lichaamsgericht werkende psycholo-

gen van het Nederlands Instituut van Psy-

chologen (NIP). “Mensen met een buiten-

proportionele loyaliteit leveren in op hun

eigen ontspanning en sociale contacten,

ten gunste van hun plichten. Ze kunnen

geen ‘nee’ zeggen, geen grenzen stellen.”

Na een vaak jarenlange periode van over-

belasting stort men dan ineens in. Soms

letterlijk. Mensen met een lichtere burn-

out doen er zeker een jaar over om weer

helemaal te herstellen; zwaardere ‘geval-

len’ worden soms helemaal niet meer de

oude. “Deze mensen scoorden vijf jaar na

hun uitval nog steeds aantoonbaar slech-

ter op neuropsychologisch onderzoek. Of

die schade echt permanent is, is tot dus-

verre niet onderzocht.”

Lichaam en geestDe manier waarop psychologen een burn-

outpatiënt behandelen, verschilt sterk.

Lambert: “De grote meerderheid werkt nog

altijd vanuit een cognitieve aanpak. Zij

zien lichaam en geest als twee geschei-

den grootheden. Dan mis je volgens ons

de fysieke component, die een burn-out

heel sterk in zich heeft. Ernstige burn-

outgevallen zijn ook fysiek zwaar van

slag: hun bloeddruk is te hoog, bloedwaar-

des kloppen niet en er is sprake van ver-

stoorde hormoon-waardes.” Lichaamsge-

richte therapeuten betrekken nadrukkelijk

deze fysieke component in hun aanpak.

Embodied cognition, heet dat. De Heer:

“Patiënten moeten eerst leren voelen en

accepteren hoe weinig ze eigenlijk nog

kunnen: ze kunnen verminderd tegen licht,

bijvoorbeeld, zijn te moe om te sporten en

kunnen zelfs amper nog televisie kijken.

Dat moeten ze eerst onderkennen, want je

kunt pas iets loslaten als je het vast hebt.”

Verzekeraars zien een burn-out noch als

psychische, noch als somatische ziekte.

Zij vergoeden dus niet. Dat betekent dat

de werkgever voor de kosten opdraait, ter-

wijl deze door de burn-out juist één van

zijn loyaalste werknemers zag uitvallen.

Zelfstandigen, vaak zonder arbeidsonge-

schiktheidverzekering, zitten zonder inko-

men. En daarbij krijgt een burn-outpatiënt

vaak te maken met onbegrip uit de omge-

ving: ‘Je bent toch niet ziek?’, ‘Is het nou

nóg niet over?’, ‘ ‘Heerlijk hoor, al die tijd

voor jezelf.’ Alles bij elkaar is de druk groot

om zo snel mogelijk weer aan het werk te

gaan. Te snel, in veel gevallen.

Auteur: Annelies Roon

Meer informatie?

Voor meer informatie over de Bofit-methode en onder meer de moge-lijkheden op vergoeding, kunt u terecht op de website www.bofit.nl.

Page 9: Kwaliteit in de zorg(2)

9profi el

Louis Wagner, neuroloog / klinisch

neurofysioloog Kempenhaeghe

MRI-afb eelding met de positie van de elektrode tot in de voorste kern van de thalamus

Albert Colon, neuroloog / klinisch

neurofysioloog Kempenhaeghe

Bij de meeste epilepsiepatiënten zijn de aanvallen goed tegen te gaan met medicijnen. Maar voor zo’n 30% van de patiënten lukt het niet om een goed werkend medicijn te vinden. De nieuwste medicijnen tegen epilepsie veranderen dit percentage nauwelijks. Epilepsiechirurgie of neuromodula-tie* bieden deze patiënten mogelijk perspectief.

EpilepsiechirurgieBij epilepsiechirurgie wordt precies dat

stukje uit de hersenen verwijderd dat de

epilepsie veroorzaakt. Dat klinkt eenvou-

diger dan het is. Het vergt uitgebreid voor-

onderzoek om te bepalen of er wel sprake

is van ‘een stukje in de hersenen’ dat de

epilepsie veroorzaakt. Ook moet ‘zo’n

stukje’ te verwijderen zijn zonder dat dit

leidt tot functieverlies - taal, spraak, zicht,

gehoor, vitale functies, beweging - voor de

patiënt.

In Nederland is epilepsiechirurgie voor het

eerst in 1972 toegepast. De eerste patiënt

was onder behandeling van toentertijd

de Hans Berger Kliniek, nu onderdeel van

Kempenhaeghe. De operatie vond plaats

in UMC Utrecht. Het succes van epilepsie-

chirurgie hangt onder meer af van de vind-

baarheid van de oorzaak van de epilepsie

en de ‘grootte’ van de operatie. In het begin

zijn vooral operaties in de temporaalkwab

van de hersenen uitgevoerd. De literatuur

meldt succespercentages tot 85% bij tem-

poraalkwabverwijdering waarbij op de MRI

een afwijking is te zien in dit hersendeel.

Bij operaties buiten de temporaalkwab is

de kans op aanvalsvrijheid kleiner; circa

60%. En dan is er nog hemisferotomie.

Hierbij wordt één hersenhelft geheel uitge-

schakeld door de verbindingen vanuit en

naar deze hersenhelft te verbreken. Zo’n

90% van de patiënten bij wie zo’n operatie

wordt uitgevoerd, geraakt aanvalsvrij.

Na jaren van aftasten, is de toepassing

van epilepsiechirurgie langzaam gegroeid.

Tegenwoordig opereren we in Nederland

jaarlijks ruim honderd patiënten. De ope-

raties worden verricht in drie academi-

sche ziekenhuizen (Maastricht, Utrecht

en Amsterdam) in nauwe samenwerking

met de epilepsiecentra (Kempenhaeghe

en SEIN). De toename heeft te maken met

het overwinnen van koudwatervrees, maar

belangrijker is de groeiende kennis en

ervaring op het gebied van de benodigde

vooronderzoeken en op het gebied van de

hersenoperatie zelf. Er wordt doorlopend

gewerkt aan verbetering van onderzoeks-

methoden om het zogeheten epileptisch

focus af te grenzen en om functies in de

hersenen in kaart te brengen.

De toepassing van intracranieel-EEG is

een grote stap voorwaarts. Aanvanke-

lijk werden hierbij elektrodestrips via een

boorgaatje in de schedel over het brein ge-

schoven. Rond 2000 is gestart met grid-

registraties. Hierbij wordt via een luikje

in de schedel een elektrodematje op het

brein gelegd. In 2008 is het stereo-EEG

hieraan toegevoegd. Via meerdere boor-

gaatjes worden multiple elektroden in het

brein geschoven. Neuroloog Albert Colon

levert een grote bijdrage aan de ontwikke-

ling van intracranieel EEG: “Het stereo-EEG

maakt dat alle hersengebieden die epilep-

sie kunnen veroorzaken nu bereikbaar en

dus onderzoekbaar zijn. Patiënten die rond

1980 nog niet in aanmerking kwamen voor

epilepsiechirurgie kunnen we nu wellicht

wel zover brengen. Ondanks de toename

van ‘moeilijkere casussen’ neemt het suc-

ces van epilepsiechirurgie niet af.”

Maar ook epilepsiechirurgie is geen pana-

cee. Niet elke patiënt is geschikt voor het

intensieve traject. Niet elk vooronderzoek

leidt tot een operatie. Niet elke operatie

leidt tot aanvalsvrijheid. Als epilepsie-

chirurgie niet mogelijk blijkt of niet tot

aanvalsvrijheid heeft geleid, is er de optie

van neuromodulatie.

NeuromodulatieHet doel van neuromodulatie is de werking

van het zenuwstelsel te beïnvloeden via

elektrische stimulatie. Er zijn twee vormen:

nervus vagus stimulatie (NVS) en diepe

hersenstimulatie (DBS; deep brain stimu-

lation). NVS is de meest gebruikte vorm.

De eerste studies dateren uit 1988 maar

de exacte werking is nog niet achterhaald.

In Nederland passen we sinds 1994 NVS

toe. De nervus vagus is een hersenzenuw

die vanuit de hals naar beneden loopt en

vertakkingen heeft naar organen. De elek-

trode van de NVS wordt in de hals om de

nervus vagus geïmplanteerd. Een paar we-

ken daarna start het instellen van de sti-

mulator. Met korte tussenpozen worden

kleine elektrische schokjes gegeven. De

stroomsterkte wordt in enkele maanden

opgebouwd. Dat voorkomt of vermindert

bijwerkingen waaronder heesheid. NVS

kan leiden tot minder epilepsieaanvallen.

Maar ook als die niet verminderen, zijn

patiënten positief over de behandeling. Zij

ervaren een positievere stemming, betere

school- en werkprestaties, toegenomen

alertheid en verbetering van geheugen en

verbale communicatie.

DBS is een al langer bestaande behan-

deling bij Parkinson. Eind 2011 is voor het

eerst in Nederland DBS geïmplanteerd bij

een volwassen epilepsiepatiënt. Dit mede

naar aanleiding van een Amerikaanse stu-

die uit 2010. Hierbij is elektrische stimula-

tie van de voorste kern van de thalamus

bij 110 epilepsiepatiënten vergeleken met

controleperioden zonder stimulatie. Er

was een verschil: ruim 40% vermindering

van aanvallen tegenover 14,5% in de con-

troleperioden. Neuroloog Louis Wagner,

expert in Nederland op het gebied van

DBS als behandelmethode voor epilepsie:

“DBS lijkt in te grijpen op een overprikkeld

netwerk in het brein. Bij moeilijk te behan-

delen epilepsie is dat vaak het geval. De

voorste kern van de thalamus is onderdeel

van een belangrijk netwerk in de hersenen

via welk veel aanvallen verlopen. Elektro-

stimulatie zou de prikkelbaarheid van dit

netwerk beïnvloeden. Daardoor versprei-

den de epilepsieaanvallen zich niet en

kunnen ze zelfs worden voorkomen.”

DBS wordt in Zuid-Nederland voor epi-

lepsie toegepast in het samenwerkings-

verband van Kempenhaeghe en Maas-

tricht UMC+. Louis Wagner: “Het vergt een

nauwkeurige berekening waar precies in

de hersenen de geleidingsdraden moeten

worden geïmplanteerd. Een frame dat om

het hoofd van de patiënt wordt bevestigd,

helpt de neurochirurg om exact het doel-

gebied in de hersenen te bereiken”. Circa

zes weken na de operatie wordt de stimu-

lator in Kempenhaeghe ingesteld. Dat is

tot september 2013 bij zeven patiënten ge-

beurd. Bij DBS wordt direct gestart met een

eff ectieve stroomsterkte. Elke drie maan-

den worden eff ectiviteit en bijwerkingen

beoordeeld en wordt de instelling zo nodig

aangepast.

Vanwege het kleine aantal patiënten kan

enkel een eerste indruk worden gegeven

van de eff ectiviteit en de bijwerkingen.

Tot nu toe lijken die vergelijkbaar met de

resultaten uit de Amerikaanse studie: ge-

heugenproblemen en depressieve klach-

ten, beide bij circa 15% van de patiënten.

Verder meldde één patiënt klachten bij

in- en doorslapen. Die verdwenen na ver-

laging van de stroomsterkte. Welke instel-

ling van de DBS het beste werkt, lijkt sterk

individueel bepaald.

Concluderend is te stellen dat neuromodu-

latie een eff ectieve behandeling is bij een

selecte groep patiënten. Medisch specia-

listen van Kempenhaeghe en Maastricht

UMC+ bespreken de opgedane expertise

met collega’s van andere ziekenhuizen in

Nederland en ook daarbuiten.

* als epilepsiechirurgie geen behandelop-

tie blijkt te zijn of niet tot (volledige) aan-

valsvrijheid leidt, kan naast neuromodu-

latie ook het ketogeen dieet nog worden

overwogen

Behandelmethoden bij epilepsie als medicijnen niet helpen

Meer informatie

Kempenhaeghe is een expertise-centrum voor epileptologie, slaapge-neeskunde en neurocognitie

W: www.kempenhaeghe.nlT: (040) 22 79 236

Page 10: Kwaliteit in de zorg(2)

10 expertbijdrage

Angst en burn-out aanpakkenBurn-out, onzekerheid en angst kunnen verholpen worden. Ook zonder lange therapieën.

Angst en burn-out lijken twee ver-schillende dingen. Klopt dat?“In feite kun je in dit kader angst, onzeker-

heid en burn-out onderscheiden. Het is fa-

milie van elkaar. Iemand met een burn-out

heeft angst dat het niet meer overgaat of

bijvoorbeeld over het voortbestaan van een

baan. Vaak ligt een angst aan burn-out ten

grondslag, soms spelen er wat sociale of

andere problemen. Het zijn twee dingen die

veel met elkaar gemeen hebben. Onzeker-

heid is als het ware een verzwakte vorm van

angst, maar is in feite dezelfde grootheid.”

Welke impact hebben angst en burn-out op het leven van deze mensen?“Ze hebben vaak het idee de enige te zijn

met dit probleem. Ze schamen zich en zijn er

niet zo open in. Dan is burn-out een term die

makkelijker gebezigd wordt, want dan lijkt

het alsof je overwerkt bent. Dat geldt vooral

voor mannen. Angst en burn-out geven een

enorme beperking, mensen zijn niet meer in

staat te functioneren zoals ze dat voorheen

deden. Ik denk dat de helft van de Nederlan-

ders kampt met een bepaalde angst of onze-

kerheid, maar als je er niet iedere dag mee te

maken krijgt is er prima mee te leven.”

Als oorzaak kun je waarschijnlijk van alles aanwijzen.“Mijn idee is juist dat de oorzaak niet belang-

rijk is. Je hebt er niet zo veel aan, want je bent

dan teveel bezig met gisteren en er is nie-

mand die bang is om gisteren een burn-out

te krijgen. Iedereen is bezig met vandaag en

morgen en de oplossing, om weer optimaal

te kunnen functioneren. De diagnose van

angst of burn-out is in mijn beleving zinloos.

Eindeloze intake gesprekken en vuistdikke

dossiers hebben hun waarde niet bewezen.”

Wat is in uw visie de beste oplossing?“Door de situatie waar ik zelf in zat heb ik

‘mindtuning’ ontdekt. Mindtuning mobili-

seert het eigen herstelvermogen van men-

sen op een snelle en effectieve manier. Het

uitgangspunt is niet zoeken naar de oorzaak,

maar naar de oplossing. En wat in één keer

ontstaat, zoals een burn-out, heeft ook het

vermogen om weer even snel te keren. Een

ander uitgangspunt is uniciteit en daarom

geloof ik niet in behandelprotocollen. Tijd

komt nooit terug, daarom biedt mindtuning

een snelle en duurzame oplossing. Ons spe-

cialisme is om de wens van de betrokkene

te realiseren.”

interview

Meer informatieI: http://www.mindtuning.nl

Pieter Frijters is grondlegger en directeur van

Frijters Mind Tuning BV.

Niet meer bewust van je grenzenIk was verslaafd aan adrenaline”, kijkt Kees terug. Hij kreeg te maken met een stevige burn-out.

Een eigen bedrijf. Lange dagen die steeds

meer gevuld werden. Een druk sociaal leven.

Het leven van Kees (nu 55) ging in een snel-

treinvaart. “Op een gegeven moment gingen

jonge mensen aan me vragen hoe ik dat toch

allemaal volhield. Het is waar, met een eigen

bedrijf verleg je je eigen grenzen gemakkelij-

ker. Mijn tempo lag hoog en ik vond dat mijn

omgeving te langzaam ging. Achteraf gezien

was het natuurlijk andersom.” Op een gege-

ven moment ontdekte Kees dat hij ‘s avonds,

na het werk, vaak somber was. En erg moe.

Aanvankelijk ontkende hij zijn klachten. “Ik

was soms wat duizelig. Na het weekend niet

opgeladen. Ik maakte inschattingsfouten

tijdens het autorijden. Ik ging ook regelma-

tig uit mijn dak. Tijdens een korte vakantie

kreeg ik vlammende ruzies met mijn vrouw,

zocht echt de confrontatie om het minste of

geringste. Toen wist ik dat het niet goed met

mij ging.”

Burn-outKees maakte een lijstje met dingen die hij

voelde en wilde en ging daarmee naar zijn

huisarts. Die wist direct dat het om een burn-

out ging. “Hij verwees me naar een psycho-

loog.” Door de psycholoog en begeleiding

van de verzekeringsmaatschappij begon

Kees met het navolgen van leefregels. “Pau-

zes nemen bijvoorbeeld. Elk uur moest ik

verplicht tien minuten gaan lummelen. Dat

viel me niet zwaar, want op het moment dat

ik wist dat er iets aan de hand was, wist ik

ook dat ik er iets mee moest. Van ontken-

nings- naar herkenningsfase dus.” De klik

met de psycholoog was er gelukkig en dat

heeft Kees mede geholpen van zijn burn-out

af te komen. Aanvankelijk praatte hij weke-

lijks met de psycholoog over zijn persoonlijk-

heid en paste de leefregels toe. “Cognitieve

gedragstherapie wordt het genoemd. Mijn

psycholoog raadde me aan om betrokken te

blijven op mijn werk en niet thuis te gaan zit-

ten. Ik begon met drie uur per dag, maar was

er wel. Dat bouw je langzaam weer op. Maar

het duurt wel een paar jaar.”

Relativeren“Voor een deel sta ik nu anders in het leven.

De kunst is om betrokken te zijn bij het werk,

maar het moet geen fanatisme worden. Ik

ben bevlogen, maar versta nu de kunst om

de zaken te relativeren. Ik ben gelukkig niet

meer de oude.”

Op verzoek van de betrokkene is zijn naam

gefingeerd.

advertorial

Wij zijn... een internationale genees-

middelenfabrikant, gespecialiseerd op het

gebied van longziekten.

Wij zijn... gedreven door onze ambi-

tie om mensen de beste zorg te bieden.

De wens om de kwaliteit van leven te ver-

beteren is onze leidraad.

Wij zijn... een research-georiënteerde

organisatie. In staat om innovatieve farma-

ceutische oplossingen te ontwikkelen én

succesvol te vermarkten.

Wij zijn... sterk geworden door onze

expertise, gekoppeld aan onze onderne-

mingszin. Ons teamwerk vindt zijn basis

in deskundigheid, ervaring en teamspirit.

Ons commitment is gestoeld op onze ge-

zamenlijke passie tot innoveren. Dat alles

op een integere en sociaal en milieuverant-

woordelijke wijze. Meer weten over ons?

www.chiesi.nl

Chiesi geeft lucht aan mensen en ideeën

13292-CHI - Corp adv 255x110.indd 1 04-10-13 12:07

Page 11: Kwaliteit in de zorg(2)

11expertbijdrage

Dr. Petra Vos is als longarts verbonden aan zie-

kenhuis Rijnstate in Arnhem, Velp en Zevenaar.

Ze promoveerde op het onderwerp ‘slaapadem-

halingsproblemen bij longpatiënten’.

Slapend ziek wordenSlaapapneu of OSAS (Obstructief Slaap Apneu Syndroom) is al lang geen onbekende aandoening meer.

Slaapapneu wordt gekenmerkt door luid

snurken, stoppen van de ademhaling en

slaperigheid overdag. Dit komt voor bij cir-

ca 7,5% van de bevolking en bij meer dan

de helft van de ouderen boven de 65 jaar.

“De gevolgen van slaapapneu zijn ernstig”,

waarschuwt neuroloog en slaapdeskundi-

ge Hans Hamburger. Hij is voorzitter van

de Nederlandse vereniging voor Slaap en

Waak Onderzoek (NSWO) en hoofd van

het Amsterdam WaakSlaapCentrum in het

Slotervaartziekenhuis en Boerhaave Me-

disch Centrum. “Daarom is het van belang

om OSAS, zoals slaapapneu officieel heet,

zo vroeg mogelijk te herkennen, het liefst

nog vóór er onherstelbare schade is aan-

gericht.”

De symptomen van OSAS zijn naast het

snurken: vaak wakker worden, nachtzwe-

ten, ’s nachts regelmatig plassen en ont-

waken met een droge mond en keel en of

hoofdpijn. Overdag zijn apneupatiënten

slaperig en hebben moeite met concen-

tratie, zeker wanneer het even stil of saai

is, dan dutten ze soms ineens in. Dat is le-

vensgevaarlijk in het verkeer. Zwaarlijvige

mannen en vrouwen hebben een hoger ri-

sico op OSAS, zeker naarmate de leeftijd

vordert. Maar ook kinderen van apneupa-

tiënten hebben een groot risico deze aan-

doening te krijgen.

Een beetje stikken “Slaapkamergenoten merken dat hun

snurkende partner steeds een beetje

stikt”, vertelt dokter Hamburger. “Wan-

neer iemand op zijn rug ligt, zakt de tong

naar achteren. De keelruimte wordt dan te

klein en blokkeert de luchtweg. Het zuur-

stofgehalte van het bloed daalt, dit veroor-

zaakt in de hersenen een wekprikkel. De

keelspieren spannen zich dan weer aan

en de luchtweg komt weer vrij. Wanneer

dat regelmatig gebeurt, zoals bij OSAS,

dan bereikt de slaper nooit een echt diepe

slaap en is daardoor slaperig overdag en

mag dan geen auto besturen. Door te wei-

nig zuurstof in het bloed versnelt het hart-

ritme, ontstaan spasmen van de bloedva-

ten, verhoogde bloeddruk, belasting van

de nieren en ontstekingsreacties in de

bloedvaten, die gezamenlijk de kans op

hart- en vaatziekten en herseninfarcten

vergroten. Daarnaast is het geheugen van

apneupatiënten slechter en hebben ze een

verstoorde stofwisseling.”

Gelukkig is OSAS goed te behandelen.

Minder ernstige gevallen krijgen slaaphou-

dingscorrectie, een neusspray, of een beu-

gel (MRA van mandibulair repositie appa-

raat) die ‘s nachts onderkaak en tong naar

voren houdt, zodat de luchtweg vrij blijft.

In ernstiger gevallen krijgt de patiënt een

zogenoemde CPAP (Continuous Positive

Airway Pressure), een apparaat waarmee

via een neuskapje lucht naar binnen wordt

geblazen. Hamburger: “Door die lucht blij-

ven je neus- en keelholte open zodat je

weer normaal kan ademen. Patiënten voe-

len zich vaak als herboren wanneer ze zo’n

apparaat krijgen; vaak na vele jaren slecht

slapen.” Het belangrijkste advies van

Hamburger: “Ga naar uw huisarts zodra u

symptomen van slaapapneu denkt te her-

kennen en laat u voor onderzoek doorver-

wijzen naar een geaccrediteerd algemeen

slaapcentrum. Veel ziekenhuizen hebben

een afdeling waar apneu onderzocht kan

worden, maar de beste behandeling wordt

gegeven door een multidisciplinair slaap

team. Vooral de ernstige gevallen hebben

baat bij zo’n gespecialiseerd groot slaap-

centrum waar ook andere slaapziekten

kunnen worden behandeld.”

U heeft al 25 jaar ervaring in de behandeling van mensen met slaap-apneu. Hoe stelt u vast of iemand lijdt aan slaapapneu?“Vraag aan de patiënt naar klachten als

slaperigheid, snurken en ademstops tij-

dens de slaap. Pas na een slaaponder-

zoek weet je of iemand daadwerkelijk

slaapapneu heeft. Tijdens dat onderzoek

kijk je naar de ademhaling en het zuur-

stofgehalte in het bloed. Bij een slaapap-

neu syndroom zijn er behalve ademstops

gedurende de nacht -meer dan vijf per

uur- ook slaperigheidsklachten of klach-

ten die daaraan gerelateerd zijn, zoals

vermoeidheid overdag en concentratie-

stoornissen.”

Welke oorzaken voor slaapapneu komt u in uw praktijk het meest tegen?“Het gaat er bijna altijd om hoe ruim de

keel van nature is, in combinatie met

vetweefsel in de hals. Sommige mensen

hebben een nauwe bovenste luchtweg

door een lange huig, vergrote tonsillen of

teruggetrokken kaak. Als daarbij het vet-

weefsel in de hals toeneemt, is dat de be-

kende druppel die de emmer doet over-

lopen. Dan kan de keel tijdens de slaap

dichtvallen. Dit vetweefsel in de hals is

bijna altijd het gevolg van overgewicht,

soms komt het door een schildklierafwij-

king.”

Hoe heeft u het slaapcentrum in ziekenhuis Rijnstate georganiseerd?“We hebben een groot centrum met 2500

slaapregistraties per jaar, maar toch met

de kortste wachtlijst. Alle slaaponderzoe-

ken gebeuren bij de mensen thuis. Alle

behandelsmogelijkheden zijn aanwezig

in ziekenhuis Rijnstate en gebeuren in

een multidisciplinair verband van onder

andere longartsen, KNO artsen en neu-

rologen.”

Het thuis slapen heeft natuurlijk voordelen, maar zal ook iets van uw apparatuur vragen.“De apparatuur voldoet uiteraard aan

alle normen en is speciaal voor ambu-

lant gebruik. We doen elf à twaalf slaap-

onderzoeken per nacht. Deze mensen

komen naar Rijnstate om de apparatuur

aan te laten leggen en ze kunnen daarna

gewoon naar huis met de spullen. De

volgende ochtend kunnen ze het zelf

afkoppelen en de spullen weer bij ons af-

leveren. Een grote vooruitgang.”

Wat is het belang van de multidiscipli-naire aanpak?“Lichte slaapapneuproblemen kunnen

verholpen worden met een KNO-opera-

tie of een snurkbeugel via de tandarts,

een apparaat dat ervoor zorgt dat de on-

derkaak tijdens de slaap wat naar voren

wordt getrokken. Je kunt ook denken aan

maag-bypassoperaties om overgewicht

aan te pakken. Van de patiënten met

hartfalen heeft 75 procent last van slaap-

apneu. Zo zijn er allerlei verbindingen

met andere disciplines mogelijk.”

Waarin onderscheidt uw slaap-centrum zich verder?“Het is maatwerk om voor iedere patiënt

de beste behandeling vast te stellen. Ver-

der bieden we een leefstijl-sportprogram-

ma aan, waarbij slaapapneu-patiënten

hun leefstijl weer op de rails kunnen krij-

gen.”

interview

Slaapapneu vraagt om grootschalige aanpakSlaapapneu is een aandoening met een grote impact. Het is vervelend voor patiënt én eventuele partner.

Meer informatie?

Meer informatie is te vinden op

http://www.rijnstate.nl/slaapapneu

Page 12: Kwaliteit in de zorg(2)

12 interview

Slaapapneu kan hart- en vaatziekten veroorzakenSlaapapneu, vaak veroorzaakt door overgewicht, kan verstrekkende gevolgen hebben.

Het klinkt als een eenvoudige vraag, maar wat valt onder het kopje slaap-problemen?“Er zijn meer dan 80 verschillende slaap-

stoornissen. Dat kunnen gewone in- en

doorslaapstoornissen zijn op basis van

verkeerd gedrag, bijvoorbeeld te laat op de

avond eten, of ‘s avonds alcohol drinken.

Alcohol bijvoorbeeld is een prima inslaap-

middel, maar verstoort het doorslapen.

Maar er zijn ook medische oorzaken, zo-

als restless legs. Ademhalingsstoornissen

tijdens slaap horen bij de meest voorko-

mende slaapstoornissen. Ze hebben gro-

te gevolgen voor betrokkenen en voor de

maatschappij. Meest voorkomend is het

obstructief slaapapneu syndroom, veroor-

zaakt door een afsluiting van de keel.”

Wat is het gevaar van het obstructief slaapapneu syndroom?“Een obstructief slaapapneu syndroom

leidt tot een tekort aan diepe slaap en

droomslaap, wat voor het geestelijke en

lichamelijke herstel van belang is. Uitein-

delijk leidt het tot vermoeidheid en slape-

righeid overdag, wat gevaarlijk kan zijn bij

bijvoorbeeld autorijden. ‘s Nachts treden

door de obstructie in de keel verhoogde

ademdrukken in de borst op. Daarnaast

leiden wekreacties tot een verhoogde

spiegel van stresshormonen en is er door

de ademstops sprake van verlies van zuur-

stofopname door het lichaam. Deze drie

factoren kunnen leiden tot het verergeren

of ontstaan van hart- en vaatziekten. Er is

ook een relatie met metabole aandoenin-

gen zoals diabetes, daar doen we verschil-

lende studies naar in CIRO.”

Zoveel verschillende slaapstoornis-sen, zoveel verschillende therapieën.“Dat klopt. Dat kan variëren van het

aanpassen van gedrag om in- en door-

slaapproblemen op te lossen, zoals het

vermijden van alcohol en regelmatige

slaaptijden aanhouden. In het geval van

obstructieve slaapapneu syndroom gaat

het erom de risicofactoren weg te nemen.

Risicofactoren als het mannelijk geslacht,

ouder worden en de post-menopauze zijn

uiteraard niet te vermijden, maar roken en

overgewicht wel. Want niet alleen de buik

wordt dikker, ook de hals en zelfs de tong,

zodat de bovenste luchtwegen meer en

meer afgesloten worden. Er zijn verschil-

lende behandelingen, die altijd gepaard

gaan van leefstijladviezen. De behande-

ling zelf is mede afhankelijk van de ernst

van de aandoening.”

Wat gebeurt in uw organisatie om de kwaliteit van de zorg te waarborgen?“Slaap is een apart medisch specialisme,

dat multi- en interdisciplinair is. Slaapaan-

doeningen kun je niet goed benaderen

vanuit één medisch specialisme, want er

kunnen veel verschillende oorzaken en

daarmee ook therapieën zijn. Zo wordt

slaap hier in CIRO benaderd. In CIRO hou-

den we de doorlooptijd laag: het slaapon-

derzoek vindt hier in een comfortabele om-

geving plaats en de volgende ochtend is er

direct een analyse, gevolgd door eventueel

aanvullend onderzoek en uitgebreide in-

formatie. Daarna kan de therapie starten.

Een gedegen aanpak in de eerste dagen is

bepalend voor het welslagen van de thera-

pie. Vandaar dat CIRO grote waarde hecht

aan een tevredenstellende begeleiding

van haar patiënten.”

Dr. Manu Sastry is longarts en slaaparts en verbonden aan het CIRO, het academisch

slaapcentrum in Horn.

Meer informatie?CIRO is het academisch slaapcen-

trum in Horn en is nauw verbonden

met het Maastricht UMC. Meer in-

formatie is te vinden op

www.ciro-horn.nl

Nachtdiensten, jetlag, het verzetten van de

klok... Heeft het invloed op onze biologi-

sche klok? We vroegen het dr. H. Ribbert,

longarts, van het Instituut voor Slaapge-

neeskunde te Woerden.

1. Wat is de biologische klok precies? Is deze echt aan te wijzen in ons lichaam?“De biologische klok is een met vaste in-

tervallen terugkerende lichamelijke ge-

beurtenis. Hiervan zijn er bij de mens tal-

rijke voorbeelden. De hartslag is hier een

voorbeeld van een korte cyclus, de men-

struatie is een voorbeeld van een langere.

Als een ritme dagelijks is noemen we dit

circadiaan. Het mooiste voorbeeld hiervan

is het slaap-waakritme wat bij vrijwel alle

dieren voorkomt. Dit wordt aangestuurd

vanuit de hypothalamus. Dit ritme loopt

vrijwel steeds met een ritme van ongeveer

24 uur en is hierbij beïnvloedbaar door al-

lerlei prikkels van buitenaf.”

2. Wat doet die klok? “Als we het hebben over het slaap-waak-

ritme dan zorgt de klok ervoor dat we elke

24 uur voldoende rust nemen. Dit ritme

blijkt bij proefdieren ook op te treden als

deze volledig zijn afgesloten van prikkels

als bijvoorbeeld daglicht. Wel kan er in

deze situatie geleidelijk een verschuiving

optreden, waarbij de slaperigheid steeds

een half uur eerder optreed. Laat je deze

situatie een aantal weken aanhouden dan

zal het ritme volledig uit de pas gaan lopen.

Kennelijk heeft de klok aansturing en fine-

tuning nodig door prikkels van buitenaf.”

3. Heeft het verzetten van de klok invloed op onze biologische klok? “Een verschuiving van slechts één uur is

voor de meeste mensen geen probleem.

Dit komt waarschijnlijk omdat de klok zelf

niet helemaal zuiver loopt en beïnvloeding

van buitenaf nodig heeft. Hiernaast zijn de

meeste mensen gewend om op verschil-

lende momenten naar bed te gaan en wak-

ker te worden.”

4. Slapeloosheid, ploegendiensten, stress, verre reisafstanden: het heeft allemaal invloed op onze biologische klok. Hoe zorg je dat die klok zich snel weer ‘reset’?“Ploegendiensten met werk in de nacht

en verre reizen met groot verschil in tijd-

zones zijn een belangrijke verstoring van

de biologische klok. Bij verre reizen treedt

meestal na drie tot vijf dagen een aanpas-

sing op van het ritme die met name door

lichtintensiteit wordt afgedwongen. Hier-

voor is het hormoon melatonine verant-

woordelijk, wat door de epifyse, vlakbij de

hypothalamus, wordt gemaakt. Bij afname

van de lichtintensiteit wordt er meer mela-

tonine gemaakt. Dit hormoon veroorzaakt

slaperigheid. Dit fenomeen treedt niet op

in ploegendiensten. Spanning, stress en

ook pijn beïnvloeden allemaal de hypotha-

lamus. Hierdoor kan de slaap problema-

tisch worden. Meestal is de totale slaaptijd

minder. Vaak is de slaap onrustiger en

minder herstellend.”

5. Bestaan avondmensen en ochtend-mensen echt?“Het verschil tussen ochtend- en avond-

mensen heeft waarschijnlijk niets met het

bovenstaande te maken. Dit heeft meer te

maken met denkprocessen, al dan niet po-

sitieve grondhouding en algeheel welbe-

vinden. Ochtendmensen blijken vaak suc-

cesvoller in het uitvoeren van complexe

taken en zijn meestal succesvoller in het

dagelijkse leven.”

Auteur: Jolanda Niemantsverdriet van gezondheidsnet.nl

expertbijdrage

5 vragen over... de biologische klok

Page 13: Kwaliteit in de zorg(2)

13van de redactie

advertorial

Longpas app Met de Longpas app kunnen mensen met astma ofCOPD op een laagdrempelige manier aan de conditievan hun longen werken. www.facebook.com/longpas

Longmagazine appInformatief e-magazine over longaandoeningen voor mensen met astma of COPD. Praktische tips watmensen zelf kunnen doen. www.longmagazine.nl

Digitale initiatieven voor mensen met astma/COPD en zorgverleners

Advertorial

health connects us all

Een Gezonde Praktijk

‘Een Gezonde Praktijk’is een ondersteuning

van AstraZeneca bij

bredere bedrijfsvoering

en optimalisatie van de

zorgpraktijk

Mensen met astma of

COPD kunnen 365 dagen

per jaar, begeleid door

de zorgverlener, aan

zelfmanagement doen.

Zo’n actieve rol geeft

meer controle over de

chronische aandoening1

en heeft een positief effect

op het managen van

verslechte ringen.

Het managen van long -

aanvallen (exacerbaties) is

cruciaal voor het verhogen

van de kwaliteit van leven

en het verlagen van de

zorgkosten.2

1 Zorgstandaard COPD, 2012.

www.longalliantie.nl/zorgstandaard-copd.

2 Nationaal Actieprogramma Chronische Longziekten,

www.longalliantie.nl.

AstraZeneca heeft een servicepakket ontwikkeld om het zorgproces te optimaliseren, genaamd 'Een Gezonde Praktijk’. Het uiteindelijke

doel van 'Een Gezonde Praktijk’ is het bereiken van een duurzaam behandelresultaat en juist gebruik van medicijnen. Daarnaast levert 'Een

Gezonde Praktijk’, in samenwerking met andere zorgpartijen, een bijdrage aan innovatie en aan kwalitatief betere gezondheidszorg.

• Ondersteuning getoetst in de praktijk. Zo zijn voor 'Een Gezonde Praktijk’ ondersteunende materialen ontwikkeld met als

doel longaanvallen te reduceren én te voorkomen, en bewegen (reactivatie) te bevorderen. Daarin werken we samen met een aantal

huisartsenpraktijken en patiënten. In deze (pilot)praktij ken toetsen wij de materialen die het zelfmanagement van patiënten verbeteren en

passen wij zaken aan waar nodig. Vervolgens komen deze materialen na de pilot beschikbaar voor zorgverleners en mensen met

astma/COPD.

• Apps. Ook zijn er digitale initiatieven voor mensen met astma/COPD en zorgverleners. Een Longpas app waarmee patiënten online (en

laagdrempelig) aan de conditie van hun longen kunnen werken. En een app van het Longmagazine, vol met prak tische tips en informatie

van experts (www.longmagazine.nl).

Guusje ter Horst is voorzitter van de Long

Alliantie Nederland. (foto Lighthouse

Productions)

Astma en COPD aanpakkenHet aantal patiënten met astma en COPD neemt snel toe. Tegengas is noodzakelijk.

Astma en COPD (Chronic Obstructive Pul-

monary Disease. COPD fungeert als ver-

zamelnaam voor de longaandoeningen

chronische bronchitis en longemfyseem)

hebben een invaliderende werking. Guusje

ter Horst, lid van de Eerste Kamer namens

de PvdA en woordvoerder voor zorgzaken

is tevens voorzitter van de Long Alliantie

Nederland (LAN). De Long Alliantie Ne-

derland (LAN) is de federatieve vereniging

van 35 landelijke organisaties in Neder-

land op het gebied van chronische long-

zorg. “Ik stel me voor dat het voelt alsof je

voortdurend een zware verkoudheid hebt,

waarbij het moeilijk is om door je neus en

mond te ademen en dat je je benauwd

voelt. Dat betekent dat deze mensen bij-

voorbeeld geen lange afstanden kunnen

lopen. Kinderen met astma kunnen soms

niet naar school gaan, zodat sociale con-

tacten moeilijker ontstaan. Deze patiënten

hebben minder kans op werk. Sommige

longpatiënten zijn afh ankelijk van zuur-

stoftoediening; dan komen ze nauwelijks

de deur uit”, aldus mevrouw Ter Horst.

Gevaar van rokenUit het rapport Longziekten Feiten en Cij-

fers 2013 blijkt dat in Nederland één mil-

joen mensen een longziekte hebben. De

patiëntenaantallen -verbeterde zorg ten

spijt- stijgen. De populariteit van roken

speelt een rol bij het ontstaan van COPD.

Meer vrouwen zijn de afgelopen veertig

jaar gaan roken, zij hebben een grotere

kans op de ziekte. Daarnaast is COPD een

ziekte die vooral bij oudere mensen voor-

komt, dus de vergrijzing speelt ook een rol.

Dit betekent in de praktijk dat de kosten

voor longziekten maar liefst 2,6 miljard

euro bedragen. Het verzuim door long-

ziekten kost 1 miljard. “Het gaat om grote

bedragen. Als je kijkt naar de inhoud van

de zorg, dan denk ik dat we een ontwikke-

ling doormaken om te zorgen dat mensen

beter in staat zijn om zelf met hun ziekte

om te gaan. Daar proberen we als Long

Alliantie Nederland ook een rol in te spe-

len. Eén van onze doelstellingen is om het

aantal ziekenhuisopnamen als gevolg van

longaanvallen te doen afnemen. Dus: meer

zelfmanagement voor mensen met COPD

en astma. Ik vind dat een goede ontwikke-

ling, want zo krijgen patiënten meer con-

trole over hun ziekte en hun eigen leven,

en er is andere zorg van professionals no-

dig.”

Nationaal ActieprogrammaDeze speerpunten komen ook terug in het

Nationaal Actieprogramma Chronische

Longziekten van de LAN, dat 10 januari

2014 van start gaat en vijf jaar zal duren.

Dit actieprogramma heeft vijf doelen die

zorgen voor betere betaalbaarheid, toe-

gankelijkheid en kwaliteit van preventie

en longzorg. Mevrouw Ter Horst verwacht

ook veel van samenwerking met de farma-

ceutische industrie om beter gebruik van

longmedicatie te krijgen. “De bekende puf-

fertjes, medicijnen waardoor je extra lucht

krijgt, worden door veel patiënten verkeerd

gebruikt. Voor de meest gebruikte puff er-

tjes maken we landelijke gebruiksproto-

collen. Daarnaast maakt de LAN zich sterk

om het roken onder jongeren terug te drin-

gen, want voorkomen van longziekten is

het mooiste dat er is.”

Auteur: Cor Dol

Page 14: Kwaliteit in de zorg(2)

14 van de redactie

longfunctieonderzoek bij Heideheuvel

kinderarts Maartje Vandewall met patiënt in Davos

In Nederland lijden circa 500.000 mensen

aan astma, waarvan 5-10% aan moeilijk

behandelbaar astma (MBA). Voor behan-

deling van MBA zijn speciale centra be-

schikbaar, waarvan één in Davos. Gerard

Hoogvliet is lid van de raad van bestuur

van Merem Behandelcentra. “Het mooie

is dat verwijzers vanuit heel Nederland pa-

tiënten kunnen verwijzen naar zowel Hei-

deheuvel als Davos. Er is veel interactie en

samenwerking tussen deze beide centra

én tussen Davos en de andere centra in

Nederland.”

Nederland in DavosHet NAD is een Nederlands ziekenhuis,

met Nederlands personeel voor Neder-

landse astmapatiënten. Kinderen en vol-

wassenen gaan naar het bekende oord

met name vanwege de behandeling van

allergische astma. “Droge lucht, geen pol-

len, geen huisstofmijt: geen lastige invloe-

den die astma in stand kunnen houden.”

In Nederland wordt al getest of de drogere

en schonere lucht in Davos inderdaad een

positief effect kan hebben. De specialis-

tische zorg zelf is in Davos vergelijkbaar

met die in Heideheuvel. “Kenmerkend is

de interdisciplinaire aanpak. Vanuit alle re-

levante invalshoeken die een rol spelen bij

astma wordt de behandeling gestart. We

proberen astmapatiënten vooral te leren

zo goed mogelijk met hun ziekte te leven.

De medicatie is gelukkig sterk verbeterd

en er vindt ook wetenschappelijk onder-

zoek plaats. Dat impliceert dat inmiddels

veel in de eerste en tweede lijnszorg ge-

daan kan worden om mensen met astma

stabiel te krijgen en te houden. Als dat niet

goed lukt, is behandeling bij Heideheuvel

of het NAD te overwegen. Onze ervaring is

dat het effect van de behandeling in Davos

lang aanhoudt na terugkeer in Nederland.”

VerhuizingOm de patiëntenzorg toekomstbestendig

te houden en efficiënter te kunnen wer-

ken, heeft het NAD besloten eind 2014 te

verhuizen naar de Zürcher Höhenklinik

Clavadel in Davos. Het is een hoogge-

kwalificeerd Zwitsers ziekenhuis voor on-

der andere longrevalidatie en is de beste

partner gebleken om de hoge zorgstan-

daard van het NAD voort te zetten. “De

verhuizing gaat gepaard met een verdere

verfijning van het zorgpakket dat we daar

aanbieden. Dat gaat in voortdurende en

nauwe samenspraak met de verwijzers in

Nederland. Het is belangrijk om de nazorg

en mede daarmee het effect van de behan-

deling zo lang mogelijk te laten renderen.

In Hilversum werkt Merem samen met

tergooi aan nieuwbouw op ‘Zorgpark Mon-

nikenberg’. Een uniek park waar men van-

af eind 2016 terecht kan voor ziekenhuis-

zorg, medisch specialistische revalidatie,

longrevalidatie en astmabehandelingen.

Daarnaast komen er een mytylschool,

hoogwaardige woningen en wordt de na-

tuur verder ontwikkeld.

Monnikenberg is een uniek, groen en duur-

zaam project waarbij ingespeeld wordt op

de wensen en behoeften van inwoners in

en buiten de regio.

profiel

Astma behandelen in Hilversum en DavosMoeilijk behandelbaar astma vraagt om specialistische zorg. Merem kan die bieden bij Heideheuvel en in Davos.

Meer informatie

Meer informatie is te vinden op www.merem.nl en www.planmonnikenberg.nl.

Geïntegreerde longzorg in NederlandDe Nederlandse longzorg staat internationaal hoog aangeschreven.

“Belangrijk is het beter begrijpen van de

ziektebeelden en de geïntegreerde bena-

dering in zorgmiddelen en zorgconcep-

ten”, zegt prof. dr. Miel Wouters, hoofd

Longziekten Maastricht UMC en voorzitter

Longcentra Nederland (LCN). “We richten

ons op mensen met chronische longziek-

ten en een hoge ziektelast. Dat is voorna-

melijk COPD, maar ook astma is nu hoog

prevalent onder de Nederlandse bevol-

king. Geïntegreerde zorg is ook nodig voor

interstitiële longziekten en pulmonale hy-

pertensie.”

Sterker op de kaartDe LCN maakt deel uit van de Long Allian-

tie Nederland (LAN) die partijen op het ge-

bied van COPD en astma bij elkaar brengt

die normaal niet met elkaar aan tafel zou-

den zitten: huisartsen, andere beroeps-

groepen, zorgverzekeraars, enzovoort. Zo

moet longzorg sterker op de gezondheids-

kaart komen. In samenwerking met VWS

heeft de LCN een geïntegreerde aanpak

uitgewerkt voor patiënten met hoog com-

plexe aandoeningen: de ziekte, de adap-

tatie van de patiënt en de behandeling

ineen. “Dit is een grotere verbetering dan

de gangbare behandelingen zoals een far-

macologische behandeling.”

Vroege herkenningEen van de speerpunten van de LCN is dat

de ziektelast omkeerbaar is bij veel chroni-

sche patiënten en dat lange termijn zorg-

coördinatie noodzakelijk is. Een vroegtij-

dige herkenning van de ziektelast maakt

dat de patiënt sneller in aanmerking komt

voor een geïntegreerde behandeling. “Het

is zaak niet in een trial & error behandeling

te komen, dan gaat de patiënt te laat naar

het longcentrum.” De juiste behandeling

op de juiste plaats en op het juiste mo-

ment in het ziekteproces van de patiënt is

het devies. “De ziektelast verlichten en het

omgaan met een chronische aandoening

verbeteren, betekent een grotere autono-

mie en betere kwaliteit van leven voor de

patiënt.”

GezondheidseconomieAangetoond is dat de geïntegreerde be-

handeling werkt. “Een groot deel van de

patiënten gaat naar huis met een matige

of lichte ziektelast. En kunnen weer parti-

ciperen in het maatschappelijke leven. Dit

betekent ook minder kosten, dus een ge-

zondheidseconomische winst!” Volgens

Wouters is het longcentrum vaak de ‘last

resort’ en zou de toegankelijkheid en ca-

paciteit voor geïntegreerde behandelin-

gen moet worden uitgebreid in Nederland.

“Veel patiënten zijn onwetend over de

mogelijkheden om de kwaliteit van leven

te verbeteren. En artsen behandelen vaak

wel de luchtwegen, maar vergeten daarbij

wat de aandoening voor de patiënt bete-

kent.” Dat aspect vindt Wouters belangrijk

voor de komende jaren.

Auteur: Annemiek de Waard

Page 15: Kwaliteit in de zorg(2)

15van de redactie

Dr. L.C. Baak en drs. A. van der Sluys Veer

Hepatitis is letterlijk vertaald een ontste-

king van de lever. Ofschoon er meerdere

types zijn (tot en met G), komen hepatitis

A, B, C het meest in het nieuws. Van de

gevallen die de MDL-artsen Bert Baak

en Annet van der Sluys Veer van het

Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) te

Amsterdam in de dagelijkse praktijk te-

genkomen, is bijna 100 procent met de

types B of C. “Toch zijn het verschillende

ziekten”, vertelt dr. Baak. “Hepatitis C is

een chronische ontsteking van de lever

die in Nederland niet eens zo heel vaak

voorkomt, geschat 0,4% van de bevol-

king heeft het virus. Het lastige is dat je

dit virus maar slecht spontaan kunt kwijt-

raken en dat betekent dat meer dan 80%

van de gevallen chronisch wordt. Dat leidt

tot ernstige leverschade, soms tot lever-

kanker aan toe. In vergelijking met hepa-

titis B: in meer dan 90% van de gevallen

zorgt na besmetting op volwassen leef-

tijd het eigen immuunsysteem ervoor dat

het virus onschadelijk wordt gemaakt.”

Besmetting op kinderleeftijd leidt echter

wel weer tot een chronische vorm.

ScreeningHepatitis C is vergeleken met hepatitis B

moeilijk overdraagbaar: het gebeurt via

het bloed door persoonlijk contact, bloed-

transfusies en prikincidenten. Dr. Van der

Sluys Veer: “Dus bijvoorbeeld door slech-

te hygiëne in de gezondsheidszorg waar-

voor ooit Egypte als koploper gold, of het

inspuiten van drugs via een ader. En er is

een kleine groep dat via seksueel con-

tact met bloed besmet wordt en zo een

acute hepatitis C oploopt.” Tegenwoordig

komt een besmetting door bloedtrans-

fusies in Nederlandse ziekenhuizen niet

meer voor, maar er is nog een erfenis uit

het verleden. Dat zijn bijvoorbeeld men-

sen die voor behandeling van een ziekte

bloedproducten nodig hadden, zoals he-

mofilie. Veel gevallen van hepatitis ko-

men bij toeval aan het licht, vertelt dr. Van

der Sluys Veer. “Mensen komen bij de

huisarts met vage klachten als vermoeid-

heid. Uit bloedonderzoek blijkt dan vaak

een leverfunctiestoornis, waarna het bal-

letje gaat rollen. Maar mensen in de risi-

cogroepen doen er goed aan zich in ieder

geval eens te laten testen, zeker als het

gaat om ex-drugsgebruikers.” Testen op

hepatitis C kan via de huisarts of direct

bij de GGD. Bij een positieve uitslag wordt

de patiënt verwezen naar de infectioloog

of de maag-, darm-, leverspecialist.

HepatitiscentraDe behandeling van hepatitis C is afhan-

kelijk van het type virus dat de ziekte ver-

oorzaakt: wekelijkse injecties met PEGin-

terferon en dagelijks ribavirine, variërend

van 24 tot 48 weken. Voor behandeling

van type 1 komt daar nog vaak boceprevir

of telaprevir bij, zodat een ‘triple therapie’

ontstaat. ”Men voorzag dat het effectieve

medicijnen zouden zijn, maar ook met

forse bijwerkingen en ingewikkelde toe-

dieningsschema’s. Ook werd enige resis-

tentievorming verwacht. Door het opzet-

ten van gecertificeerde hepatitiscentra

in heel Nederland, waarvan het OLVG

er één is, konden kennis en ervaring ge-

centraliseerd worden.” Bijkomstig is door

de opzet van de centra de zichtbaarheid

en herkenbaarheid van virale hepatitis,

zowel binnen het ziekenhuis als naar de

huisarts, sterk verbeterd. “Je ziet dat de

kwaliteit van de zorg daardoor evolueert.”

De behandeling is in de afgelopen twee

jaar verder verbeterd. Vroegtijdige be-

handeling verhoogt de kans op herstel;

genezing is mogelijk bij 50-90% voor wie

nog niet eerder is behandeld.

profiel

Ontwikkelingen voor hepatitisHoe eerder hepatitis C wordt behandeld, hoe groter de kans op herstel.

Meer informatie?

https://www.olvg.nl/index.php/afdelingen/maag_darm_leverziekten/hepatitis_behandelcentrum_olvg

De volgende groepen hebben een verhoogd risico op hepatitis C:

- (ex-)drugsverslaafden- mensen die besmet bloed hebben gekregen (bijv. bloedtransfusie voor 1992)

- mensen met infectie door vervuilde tatoeagenaalden

- mannen die seks hebben met mannen (het is dan seksueel overdraagbaar)

- niet-westerse migranten

”Het is een stille moordenaar”Hepatitis c kan worden genezen, al is de behandeling niet eenvoudig.

“Ik snoof, rookte, slikte, dronk alcohol en

spoot uiteindelijk ook coke en heroïne.”

David Chassé (58) is ex-gebruiker van veel

verdovende middelen, van zijn 15e tot zijn

40e gebruikte hij. “Ik had wel vier keer

dood kunnen zijn, maar ik heb het allemaal

overleefd.” David spoot dus ook drugs en

gebruikte daarvoor injectienaalden. Die

haalde hij onder andere uit de speciale

spuitautomaat bij de GGD en kreeg groot-

verpakkingen bij de wijkpost mee, maar hij

kocht ze ook op de Amsterdamse Zeedijk

bij de kapper, bij de apotheek en in medi-

sche winkels. Ondanks Davids relatieve

voorzichtigheid op dit gebied, liep hij in

deze jaren toch het hepatitis c-virus op.

“Ik wist dat je nooit naalden van anderen

moest gebruiken en dat deed ik ook niet.

Maar kennelijk heb ik toch ergens een ver-

vuilde naald gebruikt.”

BehandelingAanvankelijk merkte David weinig van zijn

besmetting met het hepatitis c-virus. Toe-

vallig kwam hij er achter dat hij het had,

toen hij afkickte en zijn bloed liet testen.

“Ik wist niet eens wat hepatitis c was. Ik

kwam erachter dat er wel behandelingen

zijn, maar dat ze lang duren en dat de me-

dicijnen veel bijwerkingen hadden. Omdat

ik toen ook afkickte, had ik al veel licha-

melijke klachten. Ik twijfelde over het ge-

bruik van de medicijnen, want misschien

was het middel wel erger dan de kwaal.” In

overleg met zijn arts wachtte David daar-

om enige tijd, hopend op een snelwerkend

middel met minder bijwerkingen. Het won-

dermiddel kwam maar niet. Rond 2010

nam hij het besluit om de strijd tegen de

stille moordenaar aan te gaan. Tijdens de

medicatie was het een lastige tijd. “Ik heb

me erg gesteund gevoeld door ‘Nomads

hepc forum’. Je weet niet goed of het mid-

del werkt en moet bloed prikken om het

te controleren. Pas na zes maanden is er

een definitieve uitslag. Ik ben iets eerder

met de behandeling gestopt. Het middel

kon op dat moment zijn werk al voldoende

gedaan hebben, het was voor mij een ‘cal-

culated risk’.” David had het geluk dat het

virus inderdaad uit zijn lichaam verdwenen

bleek te zijn. “En weg is weg.”

Oproep“David is nu zanger, acteur en trompettist.

Hij entertaint en treedt zoveel mogelijk op.

Sinds anderhalf jaar is hij van het virus ver-

lost. “Ik zou andere dragers willen oproe-

pen zich ook te laten testen. Maar laat je

goed voorlichten en een eventuele behan-

deling is en blijft je eigen keus. Er zijn nu

nieuwe middelen die de genezingskans

nog hoger maken.”

Page 16: Kwaliteit in de zorg(2)

16 van de redactie

Drs. Ibo van der Haven is als orthopedisch chirurg verbonden aan de AVE Klinieken.

Waarom is een Zelfstandig Behan-delcentrum (ZBC) anders dan een ziekenhuis?“We leveren wel dezelfde zorg, maar wer-

ken volgens een ander systeem. Volgens

mij is een ZBC veel meer gericht op tijd

en service naar de patiënten. Zij kunnen

op een korte termijn bij een ZBC terecht.

De patiënt staat centraal en we streven

ernaar om alles in de organisatie daar op

af te stemmen. Omdat de organisatie in

een ZBC kleiner is, is dat eenvoudiger

te regelen. Voor operaties wordt bijvoor-

beeld personeel ingehuurd. Als iemand

ziek is, wordt een ander ingehuurd zodat

alles gewoon door kan gaan. In een zie-

kenhuis wordt dan het operatieprogram-

ma aangepast.”

Uw centrum is als een ziekenhuis, maar dan in het klein.“Zo is het precies. We kunnen alle ortho-

pedische operaties doen. Die ingrepen

worden ook volledig vergoed door de

zorgverzekeraars. De enige contra-ex-

pertise is de gezondheid van de patiënt

in kwestie. We hebben hier geen ICU of

CCU. Dat betekent dat patiënten met een

hartafwijking of moeilijk in te stellen di-

abetes in een ziekenhuis beter op hun

plek zijn dan hier, omdat we de nodige

nazorg hier niet kunnen bieden.”

Pratende over kwaliteit in de zorg: durft u te stellen dat de zorg in een ZBC beter geregeld is?“Ja, dat durf ik wel. Het is overzichtelijker,

er zijn minder radertjes in het geheel. We

werken met een beperkt aantal mensen

in het team en dat zorgt er ook voor dat

je heel goed weet wat je aan elkaar hebt.

Die feedback krijgen we ook van onze

patiënten: zij voelen zich in het middel-

punt van de belangstelling. En zo hoort

het ook te zijn.”

Is een kliniek als AVE Klinieken ook gespecialiseerd binnen het specia-lisme orthopedie?“Zelf doe ik veel behandelingen aan knie-

en, voeten en enkels. Maar omdat we bij

AVE orthopedische klinieken nu met vier

orthopeden zitten, kunnen we in principe

het hele spectrum bedienen. Een interes-

sante noviteit is bijvoorbeeld de Hemi-

capTM prothese die wij kunnen plaatsen

bij AVE. De HemicapTM is een kleine

metalen prothese die lijkt op een grote

punaise met schroefdraad en geplaatst

kan worden in een klein kraakbeende-

fect in de knie. Er is een kleine ingreep

voor nodig en patiënten kunnen snel re-

valideren. Er zijn sinds de introductie van

deze prothese waarschijnlijk 100.000 of

meer geplaatst. De resultaten tot nu toe

zijn veelbelovend. In een recente studie

had bijna 85% van de onderzochte pati-

enten na de operatie een normaal of zo

goed als normaal functionerende knie.

Patiënten ervaren een aanzienlijke pijn-

reductie, zelfs wanneer ze er een actieve

levensstijl op nahouden en het gewricht

met de HemicapTMprothese veelvuldig

gebruiken en belasten.”

interview

De patiënt in het middelpuntKorte wachttijden, meer tijd voor de patiënt. Zelfstandige behandelcentra winnen aan populariteit.

Meer informatie?

Er zijn 18 vestigingen van AVE Klinieken door heel Nederland, zodat patiënten flexibel en adequaat geholpen kunnen worden. Meer informatie is te vinden op ave-orthopedischeklinieken.nl

Gewrichtsslijtage: een pijnlijk probleemRuim één op de vijftien Nederlanders heeft last van artrose.

“Artrose is een aandoening van het kraak-

been in gewrichten. In een gewricht komen

twee of meer botten samen. Die botten zijn

voorzien van een laagje glad kraakbeen,

zodat ze soepel kunnen bewegen ten op-

zichte van elkaar. Artrose kan elk gewricht

aantasten: pols, ellebogen, schouders,

heupen, knieën en enkels. Slijtage van

knieën en heupen komt het meest voor. Op

zich is het normaal dat met het toenemen

van de leeftijd kraakbeen in een gewricht

van dikte en samenstelling verandert. Bij

artrose echter treedt overmatige slijtage

op van het kraakbeen. Het gladde opper-

vlak wordt dun, brokkelig en/of het kraak-

been verdwijnt helemaal. Het lichaam kan

dit niet meer repareren.” (Bron: Nederland-

se Orthopaedische Vereniging (NOV). Eén

op de vijftien Nederlanders heeft last van

artrose en naar verwachting zal dit aantal

nog verder stijgen. De bevolking wordt im-

mers gemiddeld ouder en zwaarder.

PijnPijn is de belangrijkste indicator van ge-

wrichtsslijtage. Symptomen kunnen zijn:

• Pijn in het gewricht tijdens het bewegen

en/of in rust

• Verstijving van het gewricht bij het op-

staan na nachtrust of langere tijd zitten

• Opzwellen of overgevoeligheid van het

gewricht

• Kraken van het gewricht bij beweging

• Zwak gevoel in het gewricht; plotseling

doorzakken van het gewricht

Bij milde artrose is het (nog) niet nodig om

operatief in te grijpen. Speciale oefenin-

gen en hulpmiddelen, zoals aangepaste

schoenen, ondersteunende bandages of

een stok, kunnen dan verlichting bieden.

Wanneer de klachten niet verdwijnen of

zelfs heviger worden, kan een operatie

noodzakelijk zijn. Soms wordt daarbij ge-

kozen voor een kraakbeentransplantatie

of een zogenoemde osteotomie, waarbij

scheenbeen of het dijbeen worden door-

gezaagd om deze op één lijn te krijgen. In

de meeste gevallen zal een gedeeltelijke

of gehele knie- of heupprothese worden

geplaatst. Jaarlijks gebeurt dat naar schat-

ting zo’n 50.000 keer.

Goed maar niet perfectOntwikkelingen in chirurgische technie-

ken en op het vlak van vorm, bewegings-

mogelijkheden, levensduur en materiaal-

gebruik van prothesen, hebben er voor

gezorgd dat gehele of gedeeltelijke ge-

wrichtsvervanging tegenwoordig voor 90

tot 95% van alle patiënten resulteert in een

goed herstel van functie en afname van

pijn. Desondanks kan een kunstgewricht

de complexe bouw en werking van echte

gewrichten vooralsnog niet evenaren. De

beste manier om grote problemen op het

gebied van artrose te voorkomen, is er een

gezonde levensstijl op na te houden. Be-

kende ingrediënten zijn ook hier: zorg voor

een gezond lichaamsgewicht en beweeg

regelmatig. Kies dan liefst wel voor bewe-

ging die niet extreem belastend is voor de

gewrichten. Van zwemmen of fietsen slij-

ten gewrichten minder snel dan van hard-

lopen en springen.

Auteur: Annelies Roon

Page 17: Kwaliteit in de zorg(2)

17van de redactie

Bij de behandeling wordt de arm tot de oksel in de Vacumed gestoken en met een diafragma man-

chet luchtdicht afgesloten. Vervolgens wordt de bloed- en lymfecirculatie gestimuleerd door met

tussenposen licht vacuüm aan te brengen.

Mensen met RSI aan de arm, met de muis-

arm en de tennisarm als de bekendste vor-

men, kunnen behoorlijk beperkt zijn in hun

doen en laten en hun normale werk kan

daar zeer onder lijden. Een doelgerichte en

snelle aanpak van het probleem is dan ook

van groot belang. In de praktijk van de fy-

siotherapie ontdekte Maarten Coolen dat

veel RSI-patiënten baat hadden bij een be-

paalde vorm van massage, lymfedrainage.

Dat zette hem op het spoor dat RSI een cir-

culatieprobleem is. “Door de overbelasting

komen de kleine bloed- en lymfevaten in

de verdrukking, wat tot de klachten leidt”,

volgens Coolen. “De afvalstoffen kunnen

niet meer afgevoerd worden en nieuwe

voedingsstoffen kunnen niet aangevoerd

worden. Zo ontstaat verzuring en dat geeft

pijn.”

VacuümHet bedrijf RSI-Kliniek ontwikkelde met

deze gedachte de Vacumed voor de arm,

een metalen buis met een manchet die de

arm luchtdicht afsluit. Met tussenpozen

wordt in de buis een lichte onderdruk of

vacuüm gecreëerd. Daardoor wordt bloed

en lymfevocht naar met name de kleine

haarvaten gezogen, zodat de microcircu-

latie aanzienlijk verbetert. Het apparaat

is ontwikkeld in samenwerking met het

Duitse bedrijf Weyergans, dat hetzelfde

principe al jaren toepast voor de behande-

ling van allerlei circulatiestoornissen aan

de benen in een grote versie van Vacumed.

RSI-Kliniek is nu de exclusieve distributeur

van de beide versies van de Vacumed in de

Benelux.

RSI verhelpenDe resultaten met de Vacumed zijn op-

vallend. Maarten Coolen: “Niet alleen de

circulatie verbetert, maar onderzoek heeft

aangetoond dat beschadigde haarvaten

zich herstellen en er zelfs nieuwe vaten

worden gevormd.” Een behandeling duurt

per keer ongeveer 30 minuten. De meeste

RSI-patiënten zijn na acht tot twaalf be-

handelingen van hun klachten af. “Het is

ons opgevallen dat er de laatste jaren een

taboe rust op RSI”, aldus Coolen. “Het lijkt

wel of mensen zich er voor schamen om

het te hebben. Het is echt geen modever-

schijnsel, het komt nog steeds even veel

voor als vroeger. Ik zie het meer als een be-

grijpelijk gevolg van het digitale tijdperk.

Pijn is erg, en –met deze behandeling voor

handen- in feite onnodig.”

Andere toepassingenDe toepassing van de Vacumed reikt ver-

der dan alleen RSI, maar kan ingezet wor-

den bij alle aandoeningen waar circulatie

een rol speelt. Voor bijvoorbeeld diabetes-

patiënten met problemen aan de beenva-

ten geldt dat zij baat kunnen hebben bij

een behandeling met vacuümtherapie.

“Problemen met de vaten kun je zo tien tot

vijftien jaar uitstellen”, vertelt Coolen. Dat

betekent wel dat deze patiënten preventief

behandeld moeten worden. Met het stij-

gen van het aantal patiënten en daarmee

zorgkosten is deze toepassing absoluut

het overwegen waard.

Kosten en verzekeraarsBehandeling in de Vacumed valt voor de

zorgverzekeraars onder fysiotherapie. Fy-

siotherapie zit niet standaard in het basis-

pakket voor mensen van achttien jaar en

ouder, maar wordt wel aanvullend verze-

kerd. “Door het aanbieden van deze thera-

pie, waarbij een werknemer na gemiddeld

zes weken weer aan het werk is, kan veel

geld bespaard worden. Dat zou ook voor

verzekeringsmaatschappijen interessant

kunnen zijn.”

advertorial

RSI verhelpen met vacuümtherapieRSI kan snel verholpen worden met een nieuwe techniek. Binnen zes weken zijn de klachten grotendeels verdwenen.

Meer informatie?Meer informatie is te vinden op de website van RSI-Kliniek: www.rsi-kliniek.nl

De muis als grootste boosdoenerHet aantal mensen met RSI neemt af, maar in Nederland is het nog steeds de meest voorkomende beroepsziekte.

RSI (Repetitive Strain Injury) is de verza-

melnaam voor aandoeningen die verschil-

lende klachten kunnen geven aan onder

meer schouder, nek, elleboog en pols. De

meest gehoorde symptomen zijn pijn, co-

ordinatieproblemen, krachtverlies en stijf-

heid. “Sommige mensen kunnen hun haar

niet meer kammen, hun bh niet meer dicht

krijgen of hun koffiekopje niet meer vast-

houden”, schetst Monique Frings-Dresen,

hoogleraar Beroepsziekten bij het Coronel

Instituut voor Arbeid en Gezondheid/AMC

Amsterdam. “Het werkt enorm beperkend,

niet alleen in je werk, maar ook in je privéle-

ven.” Wat er precies in het lichaam gebeurt

waardoor RSI ontstaat, is volgens Frings-

Dresen nog niet helemaal duidelijk; er zijn

verschillende hypotheses. Duidelijk is dat

de klachten ontstaan door vaak dezelfde

bewegingen te maken. Ook langdurig in

dezelfde – verkeerde – houding werken en

veel kracht zetten zijn belangrijke risico-

factoren.” RSI komt vooral voor bij mensen

die achter een beeldscherm werken. “De

muis is daarbij de grootste boosdoener”,

geeft Frings-Dresen aan. “Maar ook bij-

voorbeeld inpakkers die aan de lopende

band constant dezelfde handelingen ver-

richten, of bij uitbeners van vlees komen

relatief veel RSI-klachten voor.”

AfwisselingDoordat in het verleden veel aandacht

voor RSI is geweest, wordt het tegenwoor-

dig sneller erkend en herkend. “Er wordt

gelukkig veel advies gegeven op de werk-

plek en mensen wachten minder lang met

actie ondernemen”, merkt Frings-Dresen

op. “Daardoor kunnen de klachten ge-

deeltelijk worden voorkomen en komen er

minder nieuwe gevallen bij. Maar zolang

de pc er is en er andere beeldschermappa-

raten bijkomen, blijft RSI bestaan”. Omdat

de risicofactoren duidelijk zijn, is het ook

duidelijk wat je kunt doen om RSI te voor-

komen, of – als het toch te ver is gekomen

– te verminderen. Frings-Dresen pleit voor

een multidisciplinaire aanpak bij chroni-

sche klachten. “Natuurlijk is het prima om

naar een fysiotherapeut te gaan voor je

klachten”, bevestigt ze. “Maar daarnaast

moet je ook je werkplek aanpakken met

behulp van bijvoorbeeld een ergonoom of

je bedrijfsarts. En verder is afwisseling het

sleutelwoord; muizen kun je bijvoorbeeld

met je linker- en dan weer met je rechter-

hand doen. Dat is even oefenen, maar het

is te doen. Ook is het goed om de muis af

te wisselen met een muispen of andere

hulpmiddelen. En af en toe even stoppen

met je werk en een rondje lopen, werkt ook

prima. Je ziet, het zijn relatief eenvoudige

oplossingen, het is alleen een kwestie van

gedrag. Maar dat is nu juist het meest las-

tig om te veranderen.”

Auteur: Irma van der Lubbe

Page 18: Kwaliteit in de zorg(2)

18 van de redactie

Meten van kwaliteit geeft verbeteringMeten is weten en dat geldt ook voor kwaliteit van de zorg. Maar hoe meet je dat?

Kwaliteit van zorg speelt in uw ortho-pedische kliniek een belangrijke rol. Kunt u dat toelichten?“In 2007 hebben we als zelfstandig behan-

delcentrum (ZBC) als eerste klinische zorg

geleverd voor heup- en knieprotheses. Voor

Nederland was dat toen uniek. Dat verplicht-

te ons extra om een goede kwaliteit te leve-

ren, omdat het ons als ZBC bestaansrecht

gaf. We hebben de kwaliteit altijd gemeten,

als het ging om patiëntvriendelijkheid, com-

municatie, de bejegening van de patiënt en

onze specialisten. Alleen de kwaliteit van de

behandeling zélf hadden we net als iedereen

onvoldoende in beeld.”

Daar is verandering in gekomen. Hoe kunt u die kwaliteit meten?“In januari 2012 zijn we daarom als eerste in

Nederland voor al onze operatieve behande-

lingen met PROM’s (Patient Reported Outco-

me Measurement) gestart. Dit zijn metingen

van de subjectieve ervaringen van patiënten.

Het zijn gevalideerde vragenlijsten en het is

de bedoeling dat de vooruitgang van de pati-

ent ook duidelijk wordt in de score. We meten

dus wat de patiënt zélf vindt van het herstel.

Concreet betekent dit dat onze patiënten

vóór de behandeling online een vragenlijst

invullen en, afhankelijk van de behandeling,

op gezette tijden ná de behandeling nog-

maals. Bijvoorbeeld na 6 maanden, 1 of

zelfs 2 jaar na een knieprotheseoperatie.”

Hoe gebruikt u deze metingen?“Als je slechte of goede uitkomsten krijgt,

kun je analyseren waar dat aan ligt. Het is

voor ons een belangrijk meetinstrument om

te kijken of artsen verschillend scoren en

waar je behandelingen verder kunt verbete-

ren. Maar het is waar, het blijft een subjectie-

ve meting. Toch is dat voor ons zeer belang-

rijk. Voor de patiënt is het immers van belang

hoe hij of zij na een behandeling weer kan

functioneren. Daar is onze zorg bij ViaSana,

ook voor- en nazorg, op gericht en door te

meten weten wij, patiënten en zorgverzeke-

raars wat we waard zijn.”

advertorial

Meer informatieI: http://www.viasana.nl

Drs. Klaas van der Heijden is orthopedisch

chirurg en medisch directeur van ViaSana, de

orthopedische kliniek in Mill.

Dr. Hans Frejlach is orthopedisch chirurg en

manager orthopedie bij annatommie.

annatommie biedt orthopedische zorg Diagnose, behandeling, operatie en nazorg; annatommie biedt het hele pakket

“Zelfs in mijn eigen beroepsgroep bestaat

er onduidelijkheid over het verschil tussen

een Zelfstandig Behandelcentrum (ZBC)

en een ziekenhuis”, vertelt Hans Frejlach,

orthopedisch chirurg en manager ortho-

pedie bij annatommie, een ZBC gespeci-

aliseerd in bewegingsklachten. Hoogste

tijd om helder te maken wat een ZBC als

annatommie anders doet dan een zieken-

huis. “Ziekenhuizen zijn complexe orga-

nisaties, groot, met zorg voor heel veel en

soms hele zieke patiënten. Een ‘gezonde

patiënt’ met een klacht aan het bewe-

gingsapparaat verdwijnt daar vaak onno-

dig in de massa. Bij een ZBC zoals anna-

tommie ligt de focus alleen op orthopedie

en beweging. Hierdoor kunnen patiënten

snel terecht, zijn lijnen korter, worden min-

der kosten gemaakt en is er ruimte voor

maatwerk.

KennisconcentratieHet hele team en de service is rondom de

patiënt georganiseerd. Zo zijn er spreek-

uren voor de knie, schouder, rug, voet

en enkel. Op het voetenspreekuur is bij-

voorbeeld een podoloog en orthopedisch

schoenmaker aanwezig. Mede hierdoor is

ons operatiepercentage lager dan in een

ziekenhuis.

Volledige range“Wij kijken altijd naar wat het beste is voor

de patiënt. Diagnostiek afgestemd op de

klacht maakt dat we patiënten direct van

een diagnose en behandelplan kunnen

voorzien, vaak dezelfde dag nog. Het pro-

ces van een goed behandelplan opstellen

vraagt om ervaring en inzicht. Opereren is

soms de beste oplossing, maar niet altijd.

Dat is aantrekkelijk voor de patiënt, maar

ook voor de verzekeraar, want een opera-

tie is uiteindelijk een aanslag op een ge-

zond lichaam en relatief duur.

annatommie biedt ‘gewoon’ verzekerde

zorg, vergoed door zorgverzekeraars.

U vindt ons in Apeldoorn, Amersfoort,

Utrecht, Rijswijk en Amsterdam.

Een knie als stenen kommetjeTijdens een handbaltraining zakte Bas door zijn knie. Hij voelde direct dat het fout zat.

Bas Brinkhof (20) is een fanatiek handbal-

ler. Maar begin dit jaar leverde een pas-

seerbeweging tijdens een training hem

een zware blessure op. “Ik sprong en wilde

op één been landen, maar ik zakte door

mijn knie en voelde direct dat het fout

was”, kijkt hij terug. “Mijn knie voelde alsof

je iets in een stenen kommetje maalt, een

knarsend gevoel.” Bas werd naar de kant

geholpen en werd ter plekke voorzien

van een drukverband. Na een nacht met

pijnstillers bleek hij de volgende dag toch

nog flink last te hebben. Op de spoedei-

sende eerste hulp in het ziekenhuis werd

gedacht aan een hamstringblessure, die

binnen drie weken over moest gaan. Op

aanraden van een kennis kwam hij de-

zelfde week toch nog in een zelfstandige

kliniek voor bewegingsklachten terecht.

Binnen enkele dagen werd daar een MRI

gemaakt, een week later gevolgd door de

uitslag. Bas’ meniscus bleek gerafeld en

ingescheurd en de voorste kruisband fi-

naal afgescheurd. Bovendien had Bas een

botkneuzing. “Ik wilde snel duidelijkheid

en die kreeg ik.”

AansterkenOmdat Bas inmiddels redelijk op de knie

kon staan en lopen, werd besloten eerst

de bovenbeenspieren aan te sterken, om

herstel na de operatie te versnellen. Door

de sterkere spieren ging het lopen ook be-

ter, maar de beweging in de knie bleef be-

perkt: strekken en buigen was geen pretje.

Na zes weken training werd Bas geope-

reerd via een kijkoperatie. “De schade aan

de meniscus bleek groter, zodat de ope-

ratie ook wat langer duurde dan gepland.

En ik moest een nachtje blijven, omdat ik

‘s avonds geopereerd werd.” Bas kreeg in-

structies over hoe te lopen met krukken en

het gebruik van pijnstillers. De eerste tijd

na de operatie kreeg hij begeleiding van

een fysiotherapeut.

Snel en goedBas is nu een half jaar verder en staat al

weer op het trainingsveld. “Ik mag nog niet

alles doen, maar ik hoop zo spoedig moge-

lijk binnen de lijnen te staan. Het was mooi

dat de diagnose snel en goed gesteld werd

en dat ik snel geholpen werd: ik wist waar

ik aan toe was. Er werd ook goed geholpen

met de medicijnen en de begeleiding was

prima.”

advertorial

Meer informatie

I: www.annatommie.nl T: 0900 266 2866

Bas Brinkhof

Page 19: Kwaliteit in de zorg(2)

19interview

advertorial

profiel

Met minder zuurstof meer energie!Hoogtetraining was alleen toegankelijk

voor de topsporter. Lijf & Visie maakt de

positieve effecten nu ook eenvoudigbe-

reikbaar bij Astma/ COPD, Diabetes,

Obesitas en revalidatie.

De werking van hoogtetrainingDe principes van hoogtetraining zijn een-

voudig. U ademt minder zuurstof in en dat

stimuleert het lichaam om het hormoon

erytropoёtine aan te maken. Dit hormoon

stimuleert de aanmaak van rode bloedcel-

len en deze cellen zorgen voor een verho-

ging van het zuurstoftransport. Hierdoor

nemen spieren en organen meer zuurstof

op. Naast een betere doorbloeding verbe-

tert ook de stofwisseling.

Verbetering voor patiënten met astma en COPDHoogtetraining leidt tot een lichtere adem-

haling en verbetert het immuunsysteem.

En ook tot:

- Betere opname van zuurstof

- Toename van energie

- Verbetering van het

uithoudingsvermogen

- Afname dosering medicijnen

Hoogtetraining voor iedereenIedereen kan deelnemen, van zeer laag be-

lastbaar tot topsport. Er zijn programma’s

die starten met passieve training. Hierin

leert u uitsluitend te ademen met lucht op

hoogte. Beter belastbare personen bewe-

gen actief in de speciale hoogtekamer.

Intensiteit van de trainingLijf & Visie maakt voor u een op-maat-

programma. De frequentie varieert van 1-5

maal per week en van vijf minuten tot een

uur. Daarnaast is er variatie tussen wande-

len, hardlopen, fietsen, wielrennen, roei- of

ski- ergometer, steppen of specifieke oe-

fentherapie.

Negatieve effectenSommige mensen ervaren in het begin

lichte bijwerkingen. Denkt u hierbij aan:

licht in het hoofd zijn en een droge mond.

Wij raden u dan ook aan om voldoende te

drinken.

LuchtkwaliteitLijf & Visie heeft haar hoogtekamer uitge-

rust met een Virobuster®. Deze zuivert de

lucht van pollen, bacteriën en micro-orga-

nismen. De luchtkwaliteit is dezelfde als

het niet-steriele deel van een operatieka-

mer.

Hoogtetraining in de revalidatieBlessures en bewegen zijn onlosmakelijk

met elkaar verbonden. Tijdens een bles-

sureperiode is het belangrijk om zo min

mogelijk aan conditie te verliezen, zodat

u weer snel op uw oude niveau bent. Trai-

ning op hoogte is dan ideaal, omdat het de

trainingsrespons vergroot.

Meer informatieT: 035-6030504 I: http://www.lijfenvisie.nl

Hoogtekamer van Lijf & Visie

Toename gewrichtspijnen door vergrijzing Soft lasertherapie bij onder andere pijnbestrijding van reuma, artrose en artritis

Caroline Dubbelman van Balancecare

werkt al een aantal jaren met een medisch

goedgekeurde BNS soft laser. Binnen de

medische wereld won deze laser in Duits-

land in 2007 de innovatieprijs en wordt

sindsdien succesvol gebruikt in een toe-

nemend aantal landen.

De soft laser werkt ontstekingsremmend,

pijnstillend en cel vernieuwend. Het pijnlo-

ze helende licht van de laser ondersteunt

het herstelmechanisme en optimaliseert

het zelf genezend vermogen van het li-

chaam.

De resultaten bij pijn bij artrose en ge-

wrichtsproblemen zijn uitmuntend. De soft

laser wordt daarnaast met goede resul-

taten toegepast bij andere gezondheids-

problemen. In de praktijk boekt de combi-

natie van de soft laser en een aangepast

voedingspatroon enorme resultaten. Ver-

moeidheid en gewrichtspijnen worden

aanzienlijk verminderd. Daarnaast is bij

deze combinatie een duidelijke conditie-

verbetering te constateren .De praktijk is

inmiddels gespecialiseerd in behandelen

van reumatische aandoeningen. We kun-

nen de cliënt als het nodig is een huurlaser

aanbieden zodat men zelf de behande-

ling elke dag thuis kan uitvoeren en het

genezingsproces kan versnellen.

Bij Balancecare gaan wij er vanuit dat de

oorzaak van een probleem moet worden

aangepakt en de pijn van een aandoening

tot een minimum moet worden beperkt.

Bij aanvang is het noodzakelijk in korte

termijn meerdere behandelingen te onder-

gaan zodat het herstelmechanisme van

het lichaam kan worden geactiveerd.

‘Het is iedere keer weer een feest te zien

dat mensen weer kwaliteit van leven terug

krijgen!’

Meer informatie

Balancecare is gevestigd in Doorwerth, nabij Arnhem en uitvalswegen A50 en A12Voor meer informatie zie www.atrosepraktijk.nl en voor behandeling zie www.Balancecare.eu

Dr. Niek Bennen is als dermatoloog verbonden

aan DC Klinieken Oud Zuid in Amsterdam

(De Lairessestraat 99).

Patiënt centraal in Zelfstandig Behandel CentrumZBC’s zijn vaak kleinschalig en bieden de patiënt persoonlijke zorg.

Op welke manieren onderscheidt u in uw kliniek kwaliteit van de zorg?“Je kunt natuurlijk kijken vanuit de visie van

de zorgverlener, maar je kunt ook kijken

vanuit de patiënt. Natuurlijk zijn de kwali-

teitseisen voor de arts en zorginstelling van

groot belang, maar de patiënt of zorgconsu-

ment vindt het vanzelfsprekend dat die ei-

sen toegepast worden. Een patiënt ervaart

kwaliteit op een andere manier. Een korte

wachttijd, tijd voor voldoende persoonlijke

aandacht, een hoog servicelevel, een vrien-

delijk en gemotiveerd behandelteam en de

patiënt centraal stellen. Dat zijn dan ook

precies de zaken waar we in ons zelfstandig

behandelcentrum de nadruk op leggen. We

zijn hier veel meer met het primaire gezond-

heidsproces bezig en kunnen door de korte

lijnen veel sneller multidisciplinair werken.

Zelfstandige behandelcentra hebben een

kleinere overhead en kunnen dus goedko-

pere zorg leveren. Dezelfde kwaliteit tegen

een lagere prijs.”

Geldt dat met name voor uw specialisme dermatologie?“In mijn centrum werk ik dagelijks samen

met de plastisch chirurg, allergoloog, huid-

therapeut en cosmetisch arts. We kunnen

direct overleggen en kijken wat voor een

patiënt mogelijk en de beste behandeling

is. Het is gewoon sneller werken: dat is een

kwaliteit en service naar patiënten die heel

belangrijk is. Een aandoening aan de huid

heeft een grote sociale invaliderende impact

en juist dan is die persoonlijke aandacht en

begeleiding zo gewenst.”

De zorg in een zelfstandig behandel-centrum wordt gewoon vergoed?“We leveren voornamelijk verzekerde zorg,

volledig vergoed. Daarnaast zien we een

toenemende vraag naar onverzekerde zorg.

Tegelijkertijd zie je dat zorgverzekeraars

steeds meer behandelingen uit het basis-

pakket halen, maar dat wil niet zeggen dat

aan die behandelingen geen behoefte zou

zijn. Die stap tussen verzekerde en onver-

zekerde zorg is hier eenvoudiger te maken

en wordt door de patiënt zeer gewaardeerd.”

Meer informatie?

DC Klinieken bestaat uit twaalf medisch specialistische centra in Nederland, gespecialiseerd in verschillende aandachtsgebieden. Meer informatie over DC Klinieken is te vinden op www.dcklinieken.nl

Caroline Dubbelman, Paramedisch

Natuurgeneeskundig therapeut

Page 20: Kwaliteit in de zorg(2)

Herkent u dit ook?W i l t u o o k g r a a g e e n k e e r e e n n a c h t d o o r s l a p e n ?

Herkent u dit ook?

.nl

Royalpharma.nl biedt u de oplossing. Wij voeren een uitgebreid assortiment met slaaphulpmiddelen die het snurken moeten tegengaan. Van Anti-Snurkbeugels tot neusspreiders.

Alle A-merken onder één vertrouwd adres. Bekijk ook eens ons ruime assortiment mondverzorging, hierin vindt u alles voor een optimale dagelijkse reiniging van uw gebit.

Vandaag voor 22.00 uur besteld is morgen al bezorgd. Maak nu kennis met Royalpharma.nl!Vandaag voor 22.00 uur besteld is morgen al bezorgd. Maak nu kennis met Royalpharma.nl!

Snor� ex Anti-Snurkbeugel Een klinische studie toonde bijzonder positieve

resultaten aan waarbij 95% van de patiënten hun gevoeligheid voor snurken en slaap-apneu met om en bij de helft zagen verminderen.

Met gratis slaapmasker!

v.a. €73,50

SomnoGuard® SP Medisch bewezen hulpmiddel ter behandeling

van snurken en slaapapneu bij volwassenen. Het mondstuk is geschikt voor kaakimpressies maat S (small), M (Medium) en L (Large). Zo’n 90% tot 95% van de totale populatie past een van deze maten.

v.a. €124,95

Oral-B Prof Care 500 Precision Clean WOW Met de Oral-B Professional Care 500 D16.513 kunt

u uw tanden professionele zorg geven. Deze tand-enborstel is voorzien van de modernste poetstech-nieken op het gebied van elektrische tandenborstels.

v.a. €29,95

Groenlip mossel extract 4+1 Gratis De groenlipmosselcapsules van Salubre zijn

een voedingssupplement en ondersteunen het bindweefsel, het kraakbeen en het gewrichtsvocht op natuurlijke wijze.

v.a. €89,80

Knarsbitje Op Maat Nu kunt u eenvoudig vanuit huis een op maat

gemaakt knarsbitje bestellen. Wij werken hiervoor samen met een gecertificeerd tandtechnisch labo-ratorium.

v.a. €69,95

Sleepright Nasel Breathe Aid Deze neusspreider geeft u direct meer lucht, u

krijgt minder last van snurken en zorgt daarbij voor een positieve werking bij luchtwegallergie en verkoudheid.

v.a. €14,95