Kortrijkrijwoning

60
Drie stadswandelingen langs de mooiste rijwoningen van woonstad Kortrijk KORTRIJ(K)WONING

description

Het boek ‘Kortrij(k)woningen' neemt je mee op pad door de stad op zoek naar deze pareltjes. Drie rijwoningenwandelingen gidsen je langs imposante burgerhuizen en nieuwe of recent gerenoveerde rijwoningen. Noteer een mix van eclectisme, jugendstil, art nouveau, art deco en modernisme en je komt aardig in de buurt van wat je te zien krijgt. Na ettelijke stapuren zal je versteld staan van de historische herinneringen en sappige anekdotes over bepaalde woningen. Meer zelfs, na het lezen van het boek zal je de stad onontkoombaar ‘anders' gaan bekijken. En wie weet, hopelijk, keer je op je stappen terug en blijf je vol bewondering en sympathie vasthouden aan dat mooie rijhuis in de binnenstad.

Transcript of Kortrijkrijwoning

Page 1: Kortrijkrijwoning

Drie stadswandelingen langs de mooiste rijwoningen van woonstad Kortrijk

KORTRIJ(k)WONING

Drie stadsw

andelingen langs de mooiste rijw

oningen van woonstad Kortrijk

KORTR

IJ(K)WONIN

G

Page 2: Kortrijkrijwoning

vormgeving: Team Communicatie, Stad Kortrijk - v.u.: Lieven Lybeer, Goedendaglaan 80, 8500 Kortrijk

Page 3: Kortrijkrijwoning

1

VOORWOORD

Drie zinsneden, afgedrukt op het einde van deze uitnodigende rijwoningwande­lingengids, vatten mooi samen wat de Stad Kortrijk met dit boekje wil bereiken, naast het pure plezier van heel wat interessante stapuren.

Onze steden zijn wat ze zijn dankzij de rijwoning. Neem de rijwoning weg uit de woonwijken en de stad kijkt naar ons als een grijsaard met een kapot gebit.

De rijwoningen zorgen voor het historische en organische draagvlak van de stad en geven tezelfdertijd de bewoners de onontbeerlijke fijngevoeligheid om de stad te lezen, te begrijpen en vooral te respecteren.

Daarom pleiten we voor rijwoningen. Om de stad terug aan de jonge gezinnen te schenken. Als het bloedpompende hart van hun leven, als de inspirerende motor van hun huishouden. Hun rijhuishouden.

Hopelijk krijgen de wandelaars ook bewondering en sympathie voor de rijwo­ning en voor de stad, voor de rijwoning in Kortrijk, komen ze op hun stappen terug en blijven ze hier wonen.

Wout MaddensSchepen van Stedenbouw, Bouwkundig erfgoed en Ruimtelijke ordening Stad Kortrijk

COLOFONConcept en teksten: Filip Canfyn

Productie: Mieke Clarissimo, Marcel Beckers, Carine Coigné

Lay-out: Yves DebaesFotografie: Frédéric Guerdin (Reporters)

Realisatie: directie Stadsplanning en -ontwikkeling

Page 4: Kortrijkrijwoning

2 3

VOETLEIDING

Deze rijwoningwandelingengids neemt je bij de voet door Kortrijk op zoek naar boeiende, interessante en verrassende rijwoningen in de binnenstad.

In INTRO vind je de rode draad van de wandelingen.

Onder RIJWONINGWANDELING NOORD (1+2) en RIJWO­NINGWANDELING ZUID (3) worden de drie wandelingen in het lang en het breed beschreven. Bijna ontbeend. De te vol­gen route wordt uitvoerig (in aanvulling op de informatie van de twee wandelkaarten) uit de doeken gedaan, slimme weet­jes, historische herinneringen, sappige anekdotes,… volgen achter het p en de aandacht wordt getrokken op geslaagde nieuwe of recent gerenoveerde rijwoningen met een b. Wan­delen, weten en watertanden dus.

De MOEILIJKE WOORDENGIDS geeft op een plezante ma­

nier duiding bij de vele namen van stijlen en architecten, die in deze brochure de rijrevue passeren.

OUTRO sluit dit boekje af met wat nuttige en hartverwar­mende gedachten rond de toekomst van rijwoningen. Voor de ware liefhebbers.

Twee wandelkaarten moeten de padvinders en de betweters onder ons op de goede weg helpen en houden.

Voor de kleine en de grote kinderen is nog een zoekspelletje op papier gezet. De foto’s en de detailopnamen moeten tij­dens de wandelingen in de juiste volgorde, dus op hun plaats gezet worden.

Er zijn geen prijzen te winnen, alleen eeuwige roem in de rij­woningenhemel!

Page 5: Kortrijkrijwoning

2 3

Het maken van deze gids met drie rijwoningwandelingen heeft alleszins drie dingen duidelijk gemaakt.

Eén, de jaren 1900­1940 zijn, als we kijken naar de waarde en de bruikbaarheid vandaag van het woningpatrimonium, voor Kortrijk uiterst belangrijk. Ongeveer 80% van de rijwoningen en hun bredere varianten, de zogenaamde burgerhuizen, die we op de rijwoningwandelingen appreciëren en die vandaag nog comfortabel (kunnen) bewoond worden, dateren uit die periode en zelfs uit de nog beperktere interbellum­tijd. Ze vormen de schatkamer van onze woonstad.

Twee, dankzij het ontwerpwerk van telkens dezelfde (relatief onbekende) namen werd het kwaliteitsniveau van deze woon­types zeer hoog gehouden. Dankzij Jan Robert Vanhoenacker dus en Richard Acke en andere Alphonse Vandenberghes. Ook vandaag kennen we een slechts selecte groep van archi­

tecten, die erin slagen een goede woning op een klein ka­veltje in een stedelijk weefsel te ontwerpen. Ze fungeren als waakhonden van onze woonstad.

Drie, Kortrijk bezit een onvoorstelbaar grote verzameling aan prachtige woningen, die kunnen bewoonbaar gemaakt wor­den voor de volgende decennia of die reeds bijdragen tot het woongeluk van jonge gezinnen. De vraag of dit betaalbaar en voor iedereen kan, is niet aan de orde in een wandelbrochure, maar mag toch in het ach­terhoofd meegenomen worden. Een stad, deze stad heeft immers alleen toekomst als we vandaag ons verleden met vereende krachten (en dus ook met de nodige centen) weer voeding, adem, kortom, levensvatbaarheid geven. Wij zijn de klanten van onze woonstad.

Kortrijk zou ze graag allemaal op een rij houden!

INTRO

ONBETAALBARE SCHAT AAN (betaalbare) RIJWONINGEN

Page 6: Kortrijkrijwoning

4 5

Page 7: Kortrijkrijwoning

4 5

RIJWONINGWANDELINGNOORD (1+2)

We vertrekken op de trappen aan de voorzijde van het stations­gebouw, op het (door het verkeer veroverde) Stationsplein.

p Kortrijk kreeg een spoorweg in 1839, een stationswijk tussen 1840 en 1847 (toen kon het nog dat een nieuwe buurt uit de grond ge-stampt werd in minder dan tien jaar), een vijfhoekig plein in 1841 en een definitief stationsgebouw in 1857. Het huidige treinpaleis dateert van 1956.

We steken heel voorzichtig het plein over (beter nog, we lo­pen rond het plein) en we nemen de straat, die loodrecht op het station staat: de Stationsstraat.

p De Stationsstraat heette tot 1925 IJzerwegstraat en tot 1968 Statie-straat. De taal verandert blijkbaar samen met de trein.

Op het einde van de straat draaien we rechts achter een im­posant bankgebouw (met een bord ‘Waterpoort’ op zijn gevel), om bijna onmiddellijk over te steken en links een ver­keersluwe straat in te slaan: de Jan Persijnstraat, net voor de Graanmarkt.

p De Jan Persijnstraat heette tot 1936 Peterseliestraat. En in het lokale dialect is peterselie inderdaad ‘persien’. Toch verwijst de straatnaam naar Jan Persijn, een meestermetselaar (architect-avant-la-lettre) uit de 16de eeuw. Op nummer 6 ligt de oude bioscoop ‘De Gouden Lanteern’ (1921), een ontwerp van Richard Acke (die we verder nog zullen tegen-komen) met een brede steekboog boven de ingang. Vroeger was hier het kunstencentrum Limelight gevestigd (en eventjes De Kreun), nu moet voor een onzekere toekomst gevreesd worden.

Page 8: Kortrijkrijwoning

6 7

Aan het einde van de straat (met uitzicht op een pleintje) slaan we rechts de Rijselsestraat in.

b In de rijwoning op nummer 21, die zeer recent (2010) gerenoveerd werd, houdt de architect tevens kantoor. Wonen in een winkel-straat kan dus ook prettig worden.

Ons verblijf in de Rijselsestraat duurt zeer kort: we steken snel over om links de Papenstraat te betreden.

p ‘Paepenstraete’ werd al genoteerd in 1313 (bij het 10de Oudstrijders-bal na de Guldensporenslag) en verwees naar de aanwezigheid van een klooster. Einde 18de eeuw werd het eventjes Priesterstraate, in 1795 potsierlijk vertaald in ‘Rue du Perroquet’. In 1936 keerde de rust naamkundig weer: Papenstraat. Toch heeft de straat een heidense reputatie van gekleurde neonlampen. Vandaag herbergen de winkelgevels appartementen of logement-kamers. Alleen nummer 33 en 26 worden nog gebruikt als rijwoning. Halverwege rechts zien we de achterzijde van de uitbreiding van het stadhuis (2003, noA Architecten).

b Op de hoek met de Stovestraat staat een recente ‘halve’ rijwoning met een geslaagde houten gevelbekleding.

We blijven de Papenstraat rechtdoor trouw, ook op zijn smalste stuk, tot aan de Leie en de Dolfijnkaai. We nemen rechts, steken de Leiestraat over (de Leie blijft aan onze linker­hand stromen) en zetten onze weg verder in de Handboog­straat of de Verzetskaai. We hebben de keuze.

Page 9: Kortrijkrijwoning

6 7

p Eindelijk, een eerste rij rijwoningen. Nummer 22-28 in de Handboog-straat zijn rake exemplaren in rode baksteen en blauwe hardsteen.

We zetten door tot we links de brug aan de Broeltorens kun­nen opdraaien.

p De als monument beschermde Broeltorens uit de 14de eeuw, oorspronkelijk een stuk van de middeleeuwse stadsversterking, zijn zowat het symbool van het (historische) Kortrijk geworden.

Over de Leie is het tijd voor een linkse bocht, langs de Broelkaai.

p De Broelkaai is een witte wand van beschermde monumenten uit de 18de eeuw. Nummer 6 (inclusief de conciërgewoning op num-mer 5) staat voor cultuur (het Broelmuseum met markante interi-eurs en dito collecties), de andere huizen voor bier. Brouwer Tack woonde in nummer 4, zette zijn mouteest in de tuin van nummer 3 en hield café in nummer 2 alias ‘De Broelbrugge’. Deze brouwers-huizen zijn vandaag toprijwoningen.

We nemen rechts de Kapucijnenstraat.

p De rechterzijde van deze straat is één rij van beschermde monumen-ten én horecazaken. Op nummer 25 werkte de mouterij van brouwer Tack. De ‘Budascoop’ op nummer 10 (links) was vroeger cinema ‘Pen-tascoop’, een stevig ontwerp van architect Eric Demeyere uit 1973.

Achter de Ierse pub slaan we rechts af: hier wacht de Korte Kapucijnenstraat op ons.

p De Budatoren of Tacktoren (rechts), de koeltoren (1948) van onze ondertussen vertrouwde brouwerij, werd tussen 1994 en 1998 ver-bouwd tot een kunstencentrum door het bekende architectenduo Beel-Achtergael, dat in Kortrijk ook het nieuwe Gerechtsgebouw ontwierp.

Deze korte steeg (of hoe noem je zo’n stukje weg?) loopt dood op de Dam, die we links inslaan richting Leie. Aan de Leie keren we opnieuw links richting Budabrug *.

Indien de Budabrug gesloten of onbruikbaar zou zijn draaien we op het einde van de Dam rechts naar de IJzerkaai, die we volgen tot aan de Collegebrug. We klimmen en dalen over de Leie, nemen de Diksmuide-kaai naar links tot aan de Fabriekskaai, aan de andere kant van die vermaledijde Budabrug. Dit is dus het al-ternatief voor de route Dam – Budabrug – Fabriekskaai.Komen we na de wandeling naar het Astridpark op-nieuw aan een onwillige Budabrug, dan nemen we de Diksmuidekaai naar links, bezigen we met plezier de Collegebrug en zetten we onze wandeling voort links-waarts langs de IJzerkaai (in plaats van Diksmuidekaai – Budabrug – IJzerkaai).

Page 10: Kortrijkrijwoning

8 9

Page 11: Kortrijkrijwoning

8 9

Naar de Budabrug stappend buigen we deemoedig het hoofd voor de machtige gerestaureerde muur van het Onze­Lieve­Vrouwhospitaal op de oever.We steken het water over en draaien de andere oever links op. We controleren of we het bord Fabriekskaai zien.

p Op nummer 2 staat een hulpbehoevend maar mooi Art Deco-huis (1920) met een versierde deur en een erker met verzorgd glas-in-lood. De kaai van nummer 4 tot 13 is een fantastische woonplek geworden met varianten op het thema ‘rijwoning’. Nieuw en oud, opgefrist en te renoveren, maar allemaal met een fantastisch uitzicht en een dito rust.

b Wij hebben een boontje voor de nieuwbouw op nummer 4 en voor het feilloos ingerichte B&B-huis ‘Belle Epoque’ op nummer 5.

De eerste straat rechts, de Burgemeester R. Schinkelstraat, gebruiken we welwillend …

b Nummer 40 is een frisse nieuwe verschijning in de rijwoningwereld terwijl nummer 17 en 19 als recent gerenoveerde exemplaren de traditie van het comfortabel wonen in de stad verder zetten.

… tot we links kunnen draaien in de Rekollettenstraat, die net als zijn voorganger heel wat rijwoningen­voor­elk­wat­wils aanbiedt. Tenslotte slaan we rechts de Gasstraat in, die we naar links meevolgen.

p Op nummer 19, 45 en 47 staan 3 bescheiden prettig-zonder-meer-rijwoningen.

b Gasstraat 33, eigenlijk twee curieus gestapelde rijwoningen, toont aan dat sterke hedendaagse architectuur zeer vriendelijk kan zijn in en voor een woonstraat.

Page 12: Kortrijkrijwoning

10 11

Page 13: Kortrijkrijwoning

10 11

Page 14: Kortrijkrijwoning

12 13

We gedragen ons nu uiterst verkeersveilig: op het einde van de Gasstraat de Noordstraat rechts in, over het gevaarlijke kruis­punt van de Menenpoort (hier zonder ‘Last Post’) en dan in een klein stukje Kortrijksestraat rechtswaarts (we volgen de pijlen met mes en vork) richting Graaf de Smet de Naeyerlaan.

p Deze laan, aangelegd in 1892 op een gedempte stadsgracht, staat vol juweeltjes van rijwoningen (en 150 kastanjebomen). We halen er de superexemplaren uit. Nummer 7, een Art Deco-huis (1927), pronkt met een bow window over twee lagen en met een fijn gedetailleerd hekje bovenaan. De Villa Pszczotko (1933) op nummer 25 krijgt met zijn erker en zijn ornamenten ook een Art Deco-stempel. Nummer 57 (1927), weeral van Art Deco-inspiratie, heeft een opvallende portiek. Het Art Nouveau-burgerhuis (1900) op nummer 71 heeft een geraf-fineerde gevel en werd ontworpen door Jan Robert Vanhoenacker, de architect van de Kortrijkse Stadsschouwburg en vooral van de Antwerpse Boerentoren. Het huis (1935) op nummer 95 twijfelt tus-sen de bouwkunst van Berlage en het modernisme en boeit door een interessant spel van ramen en lij-nen. Nummer 123 (naast het ook al ravissante nummer 121) tenslotte is een rijwoning met een opvallende gevelafwerking in imitatiebossage (met pleisterwerk gesuggereerde ruw gehakte natuursteen).

b Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor recente bouwinspan-ningen in diverse rijwoningen. Ja, we mogen eens discreet gluren. We kunnen er nog van leren.

We volgen deze mooie laan tot bijna het einde (om nummer 123 te kunnen zien), ook als we tegenover ’t Waaihof een con­currerend parkje (met bushalte) moeten voorbijstappen. We draaien wel achter het beeld van Astrid mee (voor nummer 95). We duiken het Koningin Astridpark in en dwarsen deze groene plek (waarbij we het kaarterhuisje in het vizier houden).

p Het Koningin Astridpark werd eerst het ‘Volkspark’ genoemd na de aanleg in 1907, waarbij 100 volkse huizen en beluiken moesten sneuvelen. Het park werd in 2010 opgefrist en kreeg twee knalgele leeuwen om het groene gras te bewaken.

We steken de binnenring opnieuw over met zicht op de Sint­Amandstoren (er is geen zebrapad!) en nemen de hierop loodrecht aansluitende Proosdijstraat.

p Deze straat staat bescheiden vol met simpele rijwoningen, zoge-naamde werkmanshuisjes met zeer smalle gevels.

Op de eerste hoek rechts slaan we al even rechts in: we zijn klaar voor de Kapelstraat en het Sint­Annabeluik.

p Op nummer 7 (van de Kapelstraat) staat een rijhuis (einde 19de eeuw) met links een doorgang naar het Sint-Annabeluik, dat dateert van 1890 en 22 huisjes telt, telkens in spiegelbeeld, rond een gezellig binnenplein.

Page 15: Kortrijkrijwoning

12 13

Page 16: Kortrijkrijwoning

14 15

b Een speciale vermelding gaat naar nummer 32, 34 en 36, waar een eenmansaannemer bewijst dat een rijwoning op drie meter breedte zoveel boeiender is om in te wonen dan een doorsnee-appartement.

Op het Sint­Amandsplein aangekomen slaan we twee maal na elkaar links in.

p Op het plein stond tot 1921 een overdekte markthal, het kloppende hart van de volkswijk ‘Overleie’.

Zo vervoegen we automatisch de Sint­Amandslaan.

p Hier staat een mooie verzameling burgerhuizen. Nummer 1 tot en met 11 vormden een geheel toen ze gebouwd werden in 1924 maar vandaag rest slechts een potpourri van kleuren en materialen. De stadsvilla ‘’t Onzent’ op nummer 30 dateert van 1911 en is van de hand van Joseph De Coene (van de bekende Kortrijkse Kunst-werkstede De Coene), die niet alleen schilderde maar ook Engelse cottages wilde maken, met knipogen naar Arts & Crafts en Henri van de Velde. Samen met het ‘Instituut voor hydrotherapie’ op nummer 26 vormt deze eclectische maar in verval rakende woning met een leuke tuin het lokale politiecommissariaat.

We slaan rechts in, voor een stukje Kollegestraat tot aan de Leie, dan opnieuw rechts, voor een stukje Diksmuidekaai, tot aan de Budabrug*, die we nuttig gebruiken.Over de Leie nemen we links de IJzerkaai, richting Groenin­gebrug (2001, SumProject) en Skate Bowl (2005­2006, Team Pain) of 850 m² plezier voor de mobiele jeugdcultuur met bikes, skates en boards.

Onderweg lopen we langs de Collegebrug (2008, Laurent Ney in samenwerking met SumProject), een spectaculaire oversteekplaats voor voetgangers en fietsers. Aan de voet van deze brug ligt Buda Beach, een plezante plek aan de Leie voor zomers vertier en voor uitkijk op de Sint­Amandstoren, het hoogste gebouw in Kortrijk (1965­1971, Chris Vastesaeger), dat ooit eens vervangen zal worden door een nieuwe woon­toren, getekend Philippe Samyn.

Page 17: Kortrijkrijwoning

14 15

p De IJzerkaai is wat rijwoningen en ligging betreft één van de mooi-ste straten van Kortrijk. De meeste huizen hier werden gebouwd tussen 1935 en 1937. Bekijk onderweg volgende superbe exem-plaren: nummer 29-30 (sympathieke spiegelbeeldwoningen met mooie buitendeuren en een eigen kleur van baksteen), nummer 40 (bel étage in gele baksteen), nummer 52-53 (twee schitterende in

stijl aansluitende woningen, zakelijk en eenvoudig), nummer 57-58 (strak ontworpen spiegelbeeldhuizen), nummer 59-64 (de broers en zusters van 52-53 door dezelfde architect).

b Goede voorbeelden van het nieuw leven inblazen in rijwoningen zijn de renovatie op nummer 22 en 34 en de nieuwbouw op nummer 25.

Page 18: Kortrijkrijwoning

16 17

We volgen de IJzerkaai tot het uiterste, ja, zelfs over de brug aan de Skate Bowl (waar we negen kansen op tien een gratis spontane show kunnen meemaken) tot we rechts de Minister Liebaertlaan vinden, die wij langs de rechterwand bewandelen.

p Deze laan staat (quasi) vol met rijwoningen voor de betere bourgeoisie, ook wel burgerhuizen genoemd. Aan de overzijde (nummer 78-80 en 58-70) werden cottages (1925) ontworpen door de architecten-broers Moumal. Wat op nummer 66 gebeurde moet met een heel dikke mantel der liefde bedekt worden. Aan onze zijde bouwde Richard Acke (ja, hij weeral) een nieuwe zakelijke maar niet overtuigende dubbelwoning (1928) op nummer 55-57. Pronkstuk van de laan is wel het als monument beschermde complex (1928) met fabriek, burelen en woning op nummer 53: ‘den BST’ (Belgian Seading Trading) in geometrische Art Deco. Het gebouw heeft een schitterende inkomhal met bas-reliëfs, die de verschillende stappen van de vlasverwerking weergeven.

In nummer 37 van de Minister Liebaertlaan vinden we een pri­vate doorgang naar het Guido Gezellepad langs de Leie maar we draaien pas achter de mooie burgerwoning (1932) op num­mer 35 naar rechts, richting hetzelfde pad. Wat eerst lijkt op een even private lange dreef tussen bomen en parkeerplaatsen leidt ons voor de gevel van een meubelwinkel naar rechts, richting pad, Leie en rijwoonboten. Aan de Leie aangekomen volgen we het water naar links, richting centrum. Na honderd meter, net na een houten brug, kunnen we links de Kleine Leiestraat ne­men, draaien we bijna onmiddellijk rechts en wandelen we (langs Delvaux, Magritte, Spilliaert, Ensor en tenslotte Servaes) rond het

Guldenbergplantsoen, dat we letterlijk constant links laten liggen.

b Rond deze stedelijke oase (in lang vervlogen jaren een vluchtoord voor de nonnen van de Wevelgemse Guldenbergabdij) met een superbe romantische tuin (inclusief een gietijzeren bruggetje) ligt het onvolpre-zen wooncomplex ‘Leieboorden’ (1998-2004), ontworpen door de eer-ste Vlaamse bouwmeester, bOb Van Reeth, en zijn AWG Architecten.

Onze kaartleeskunde wordt beloond met Benoits Poortje, onderaan een grote witte achtergevel. De naam van de door­gang zoeken we tevergeefs.

p Deze doorgang dankt zijn naam aan de vroegere eigenaar van Hotel Messeyne in de Groeningestraat.

Groeningestraat. Links.

p Op nummer 17 vinden we inderdaad Hotel Messeyne, een be-schermd monument met een 14de eeuwse kern, dat in 1846 het woonhuis en de ververij werd van textielfabrikant Benoit. Het hotel (2004-2005) werd uiterst smaakvol ingericht door architecten Didier Degezelle, Piet Sileghem en Stéphanie Laporte. Op nummer 19 staat het ‘Vlaams Huis’ (1912), het clubhuis van een kunstenaars-genootschap en een ontwerp van (opnieuw) architect Richard Acke, die samen met zijn broer en meubelontwerper Victor de artisanale Arts & Crafts probeerde te verzoenen met de sobere lijn van Berlage.

b Op nummer 31 vinden we een uiterst boeiende en smalle rijwoning in postmoderne stijl.

Page 19: Kortrijkrijwoning

16 17

Achter de Groeningeabdij, tussen de vlaggemasten rechtover nummer 33, slaan we rechts in, richting Begijnhofpark.

p Het Begijnhofpark werd in 2006 heraangelegd door landschaps-architect Paul Deroose. De Groeningeabdij (rechts) werd eerst ge-restaureerd en later uitgebreid en ingericht tot het Streekbezoekers-centrum voor Kortrijk en de Leiestreek (2004-2006, Geert Devolder en Christian Delaey). Het kleurige Auditorium 1302 binnenin is een werkstuk van topdesigner Arne Quinze.

Wie moe is en genoeg rijwoningen gezien heeft, kan hier het parcours verlaten. Zij slenteren door het Begijnhofpark, richting de torens van de binnenstad, lopen langs de Sint­Maartenskerk naar de Grote Markt, waar in de linkerbovenhoek de Doorniksestraat ingedraaid wordt. Nog rechts het Schouw­burgplein nemen en daar ligt in de verte alweer het station.

p WANDELING NOORD DEEL 2Wij, de volhouders, hebben overschot van gelijk en worden bijgetreden door nieuwe rijwoningliefhebbers, die zonet deze wandelgids in het Bezoekerscentrum verworven hebben.We verlaten het park aan zijn linkerbovenhoek (opnieuw tus­sen de vlaggenmasten) en staan op de Houtmarkt.

p Nummer 18, een beschermd monument, is geen rijwoning maar de Vrijmetselaarsloge (1907). Het vergulde Athenabeeld bovenaan de gevel en het opschrift ‘Amicitia Fortior’ (‘sterker door vriend-schap’) geven het gebouw de nodige plechtstatigheid.

b Op nummer 19 en 21 werden fraaie nieuwe rijwoningen gebouwd, waar op hoog niveau gewoond wordt.

We verlaten de Houtmarkt langs de hoek zijde Groeninge­straat (tussen de schaalvreemde blok op nummer 9 en de zeer uitnodigende stadswoning op nummer 15) om onmid­dellijk rechts te draaien, naar het Plein. We volgen de gevel­wand tot aan de eerste hoek rechts.

p Op bevel van Louis Quatorze werden op het Plein in 1646 300 huizen gesloopt om een citadel en een kazerne te kunnen bouwen. Waar nu het stadspark (in 2002 schitterend heraangelegd door de wereldberoemde Vlaamse tuinarchitect Jacques Wirtz) ligt, was vroeger het oefenplein voor Franse soldaatjes. De school op nummer 14 kreeg dan weer ‘’t Fort’ als naam om te verwijzen naar de aarden vesting, die er tot 1782 lag. Al even opvallend zijn het Expo-paviljoen (1958) in het park (met de wereldberoemde De Coene-dakspanten als structurerende en architecturale basis) en het woonhuis in Empirestijl (1815), dat we op de hoek rechts (nummer 32) zien als we het park weer uitlopen, richting Groeningepoort. Qua rijwoningen zitten we goed met volgende exemplaren: nummer 48, 49, 50, 56 en 57 (vooral 19de eeuw) en nummer 58-59 (dubbelwoning uit 18de eeuw).

b Op nummer 55 vinden we een zeer kunstzinnige nieuwbouwrij-woning, die zich wonderwel integreert op dit architecturale en stedenbouwkundige interessante plein met stambomen.

Page 20: Kortrijkrijwoning

18 19

In het midden van het Plein (waar we opnieuw naar de Hout­markt zouden kunnen gaan) dwarsen we het park (tot aan de overliggende zijde), richting Groeningepoort. We passen twee maal op, als we twee maal oversteken.

p Vlak achter de poort, links, vind je de terecht als monument beschermde villa (1928), een dokterswoning genaamd ‘’t Nest’ en getekend ‘Richard Acke’ (hij blijft doorzetten). Het is een karaktervol voorbeeld van de Nieuwe Zakelijkheid tijdens het interbellum (door de beschaving vervuilde gele bakstenen en veel ramen in strakke volumes, met als enige versiering metselwerkverbanden).

Door het Groeningepark, met het vergulde Groeningemo­nument (1906), waarop de Maagd van Vlaanderen vervaarlijk met een zeis en de vlag zwaait, draaien we zoveel mogelijk naar links, steken we de Groeningelaan over en lopen we de Jakob van Arteveldelaan in.

p Deze laan staat voor klassieke bel-etagehuizen, dus met trappen en keldergarages na een scherpe helling.

b Op nummer 31-33 kunnen we twee mooie en recent feestelijk gerenoveerde Art Deco-rijwoningen bewonderen.

We slaan de Veldstraat rechts in, voor we botsen op nieuw­bouwrijwoningen.

p De Veldstraat bulkt van de hoge rijwoningen en kent sinds kort een milde renovatiebui.

De drie directeurswoningen aan de overzijde (nummer 71-75) horen bij de voormalige textielfabiek Vetex (zie ook Pieter de Conincklaan) en delen samen achteraan een schitterende maar verborgen parktuin. De drie huizen hopen op een nieuwe toekomst. De woningen op nummer 111 (1912) en (al moeten we hiervoor heel eventjes de route verlengen om later op onze tellen terug te komen) nummer 125-129 (1910) zijn van de hand van Alphonse Vandenberghe, die ook goed werk leverde in de links te nemen Jan Breydellaan, en vallen op door de gele baksteen.

b De modernistische apotheek (1930) op nummer 156 werd vakkundig verbouwd (er werden meer woonunits gecreëerd) en toont duidelijk aan dat herbruik en nieuwbouw succesvol gecombineerd kunnen worden.

Page 21: Kortrijkrijwoning

18 19

Page 22: Kortrijkrijwoning

20 21

Page 23: Kortrijkrijwoning

20 21

Net voor de apotheek draaien we naar links, naar de Jan Breydellaan.

p Deze laan vormt, dankzij de vele karaktervolle rijwoningen van be-tere huize, een mooi samenhangend geheel (op een aantal tanden des tijd na). Het westelijk deel van de laan werd gebouwd net voor de eerste wereldoorlog, het oostelijk deel erna. De Jan Breydellaan is zonder meer top. Enjoy it! De eigen woning (1910) van architect Alphonse Vandenberghe op nummer 4 is een beschermd monument uit de Art Nouveau-school. Op nummer 6-8 staan twee spiegelbeeldhuizen (1909) met fraai ver-sierde gevels. Vandenberghe ontwierp ook de twee burgerwoningen (1911) op nummer 18-20 en gaf ze cachet met fleurige geveltegels. De burgerhuizen (1928-1929) op nummer 31-33-35 zijn sterk. De woning (1928) op nummer 42 kreeg van dezelfde architect een linkerbuur, die een pak zwakker is. De bijna gebeeldhouwde woning (1935) op nummer 58 heeft een merkwaardig portaal van zwartgeglazuurde baksteen. Het huis op nummer 49 is weliswaar geen rijwoning maar char-meert toch met zijn trapvensters. Architect Werner Van Spranghe zorgde dan weer rond 1933 voor de strak gecomponeerde bel-etagehuizen op nummer 82, 88 en 73, die hij allen handtekende met zwartgeglazuurde tegels. Het visuele feest in deze straat (we zouden nog zoveel meer pracht-exemplaren kunnen aanduiden) sluiten we af op nummer 106-108 en op nummer 105-107, waar telkens gespiegelde rijwoningen (respectievelijk geïnspireerd door het modernisme en de Art Deco) gebouwd werden en afgewerkt werden met portalen, luifels, erkers en geglazuurde tegels.

b Op nummer 70 staat een Art Deco-woning van Alphonse Vanden-berghe, die een recente en geslaagde bolwassing kreeg.

Als Jan Breydel aan zijn einde komt, draaien we naar links om de Stasegemsestraat te betreden.

p In deze straat proberen verschillende woontypologieën met elkaar samen te leven. Dit kan lukken als de bewoners van de trendy lofts niet (letterlijk) neerkijken op de gebruikers van de geslaagd gereno-veerde rijwoningen op nummer 145-169.

b Nummer 171 toont een mooi voorbeeld van een indertijd suc-cesvolle gevelingreep. Nummer 104 en 97 zijn halfbroers, die met nieuwbouw experimenteerden.

Page 24: Kortrijkrijwoning

22 23

Page 25: Kortrijkrijwoning

22 23

Page 26: Kortrijkrijwoning

24 25

We houden de tweede hoek links in het oog, want daar stap­pen we de Pieter de Conincklaan in.

p Deze laan wordt gedomineerd door de gebouwen van spinnerij Vetex (zie het imposante gevellogo!), die nu herontwikkeld worden tot een buurthuis, een woonproject en een te herbruiken centraal gebouw (wonen, werken, school, …). We letten ook op twee sympathieke woningen uit 1930 op num-mer 25 en nummer 19, die speels omgaan met materiaalkleuren, geveldetails en buitenschrijnwerk.

b Op nummer 33 werd kostenbewust en zeer tof gerenoveerd.

We bereiken het Sint­Jansplein en we draaien rechts rond de Sint­Janskerk.

p De dokterswoning (1930) op nummer 13 is een ontwerp van de Duitse architect Faulborn, die deze Art Deco-villa aansloot op een Engelse landschapstuin. Het plein draagt ook zijn rijwoningsteentje bij: nummer 3, 4, 5 en 10 zijn pittig gedetailleerde Art Deco-huizen (1928-1930). Nummer 4 is duidelijk onze favoriet.

Het Prinses Marie­Joséplein ligt nu (als we wat naar links buigen tot achter nummer 58 van de Jan Breydellaan) aan onze voeten en we nemen de tijd om rond te kijken, terwijl we richting spoorweg stappen.

p Wie spreekt van eenheid in verscheidenheid en van verscheiden-heid in eenheid, kent dit plein, dat vorige eeuw in de late jaren dertig aangelegd werd. Art Deco is het gemeenschappelijke thema voor talrijke merk-waardige en kwalitatieve rijwoningen (1932-1935), die het midden houden tussen arbeidershuisjes en burgerijvilla’s. Volgende exemplaren roepen om stil applaus: nummer 5 en 7-9-11 aan de ene zijde, 14, 16, 20 en 22 aan de andere zijde.

b Op nummer 3 gaven architecten het goede voorbeeld en maakten van wonen op dit plein een hedendaagse bezigheid.

Page 27: Kortrijkrijwoning

24 25

De ijzeren weg doet ons de Passionistenlaan naar rechts nemen.

p Hier vinden de liefhebbers van Art Deco en modernisme diverse geslaagde voorbeelden van rijwoningen uit de jaren 1920 en 1930: kijk maar naar nummer 10 (weeral architect Werner Van Spranghe) en 2 en 1.

b Nummer 24a poseert graag met hoogstaand aluminiumschrijnwerk.

Tijd voor een slalom. Aan de viaduct zwenken we eerst naar rechts, voor een tweehonderd meter Wandelingstraat…

p Op nummer 56 ontwierp een simpele timmerman in 1927 (ar-chitecten waren toen nog niet verplichte kost) dit woonhuis met manieren.

… en vervolgens naar links, voor de volledige Pluimstraat.

p Deze volkse straat met dito reputatie heeft een stevige herwaarde-ring achter de rug dankzij de stedelijke centen van een grootscha-lige bouwblokrenovatie. De rijwoningen zijn hier duidelijk troef!

b Het SOK (stadsontwikkelingbedrijf Kortrijk) plant drie moderne (rij)woningen van jonge architecten op de hoek met de Slacht-huisstraat, op nummer 164 en 108 en ook wat verder in zijstraat Slachthuisstraat (op nummer 38-40). Nummer 30 toont aan wat kan: de postmoderne ondergevel kondigt een hedendaagse woning aan.

Page 28: Kortrijkrijwoning

26 27

Na de Pluimstraat steken we de Zwevegemsestraat over.

p Eigenlijk lopen we pal op Zwevegemsestraat 58, een geklas-seerde voormalige beenhouwerij (1919) van Art Nouveau-huize. Merkwaardig is de lijstgevel van geglazuurde tegels met fries met koteletten en gedroogde hespen.

We lopen naar links, twintig meter richting treinrails, en draai­en achter de krantenwinkel rechts in. De Spoorweglaan leidt ons langs de berm.

p Een schitterend georganiseerde smalle hoekwoning op nummer 17 (2010, Philippe Dehullu) en een zwart volume met zwaar gepro-nonceerde buitenschrijnwerkopeningen op nummer 11-16 (2005-2008, Geert Devolder) blazen deze laan weer nieuw leven in. Nummer 6, 7 en 8 waren vroeger drie cafés (1931), die door brou-werij Lust op één jaar tijd gebouwd werden. Dat waren nog eens tijden! Ze kregen volgende dorstlessende namen: ‘In den omnibus’, ‘Brasserie Lust’ en ‘In den leegen tuin’.

Nu kunnen we ons startpunt al ruiken. Een hectometer Sint­Jorisstraat rechts, de Doornikselaan links (we blijven in elk geval de spoorweg volgen) en we bereiken, moe maar tevre­den, het Stationsplein.

Page 29: Kortrijkrijwoning

26 27

Page 30: Kortrijkrijwoning

28 29

Page 31: Kortrijkrijwoning

28 29

RIJWONINGWANDELINGZUID (3)

We vertrekken aan de achterzijde van het station en we ver­laten het glazen inkomgebouw uiterst links (terwijl we het stadscentrum in onze rug voelen). We steken de Minister Tacklaan gewetensvol over en stappen de Bloemisten­straat in.

p De Bloemistenstraat verzamelt forse burgerhuizen en minder gespierde rijwoningen. Deze laatste woontypologie staat zijn mannetje op nummer 4 (1912) en 14 (begin 1900). Op nummer 6-6A werd in 1913 door architect Jan Robert Van-hoenacker (onthoud die naam!) een juwelenfabriek ofte goudsme-derij met een neo-classicistische woning ontworpen. In 1939 werd een verdieping meer gezet op de garage en het bureel.

Op de eerste hoek links draaien we naar links want daar ligt de Hovenierstraat.

De Hovenierstraat volgen we consequent, ook als die naar links zwenkt, richting spoorweg en Minister Tacklaan.

p De Hovenierstraat is een plezante eenzijdige woonstraat rechtover het gevreesde belastingenkantoor. Op het einde, op nummer 1 en 3, kunnen we twee simpele rijwo-ningen (1890) in rode en zwarte baksteen bewonderen, die in moderne tijden nogal zwaar aangetast zijn met garagepoorten.

b Ons hart klopt wat sneller bij nummer 60, een pronte en opval-lende rijwoning.

Page 32: Kortrijkrijwoning

30 31

Page 33: Kortrijkrijwoning

30 31

Aan de Minister Tacklaan aangekomen veroorloven wij ons eerst naar links te draaien (in de richting van ons vertrekpunt) want deze snode daad wordt goed beloond.

p Jan Robert Vanhoenacker, de latere architect van de Antwerpse Boerentoren, bouwt in 1905 voor vijf verschillende klanten vijf burgerhuizen (nummer 21-23-25-27-29) onder invloed van de Art Nouveau maar uiteraard ook van het dan modieuze eclectisme. Elk huis heeft zijn eigen karaktertrekje. Huis 21 spreekt met gele baksteen en karaktervolle ramen, huizen 23 en 25 zijn elkaars fleurig spiegelbeeld, huis 27 moet het hebben van secuur gedetailleerde dorpels en vensters, terwijl huis 29 overtuigt met lichtroze natuursteen (die vandaag wat meer koolstofkleur heeft).In 1908 krijgt Vanhoenacker de opdracht nummer 31 te bouwen. Raar maar waar: hij slaat alleszins de Art Nouveau-weg niet meer in maar laat een neo-classicistisch bouwsel na, dat meer weg heeft van het vier traveeën-huis van architect Macquet uit 1897 op num-mer 33 dan dat het aansluiting zoekt bij zijn eigen mooie kinderen.

We keren terug op onze stappen en draaien de Minister Tacklaan nu naar rechts, richting spoorwegtunnel en Doorniksewijk. We steken deze straat over en verzeilen in de Wandelweg.

p Op de hoek Wandelweg-Doorniksewijk bemerken we het park ‘Sint-Joris’, in de betere Kortrijkse volksmond ‘Saint-Georges’ genaamd. Het park in Engelse stijl, met een paviljoen (1810) in Empire, waar vroeger met de voetboog geschoten werd, verwelkomt nu tennis-rackets en hockeysticks.

Page 34: Kortrijkrijwoning

32 33

De Wandelweg mondt na de Sint­Denijsestraat en een rotonde uit in de Zwevegemstraat, die we eventjes rechts indraaien en oversteken om onmiddellijk na een côte à l’os­griller opnieuw links de Sint­Antoniusstraat te nemen.

p Hier stonden ooit 75 arbeiderswoningen (1875) in ‘Vuylstekens cité’, een beluik, genoemd naar de geldschieter. Het restant (nummer 81-95) ligt tussen nummer 59 en 101, rond een grasperk en naast de spoorweg. Ook dat is rijwoningrealiteit …

Page 35: Kortrijkrijwoning

32 33

Op het einde van de Sint­Antoniusstraat draaien we links de Tuighuisstraat in (we volgen met ranke tred de verder liggen­de spoorweg), na eerst een snelle blik rechts geworpen te heb­ben op de modernistische ex­brandweerkazerne met fiere toren.

Page 36: Kortrijkrijwoning

34 35

p De Tuighuisstraat heette tot 1981 de Tuinwijkstraat (naar de in 1925 aangelegde tuinwijk). Toen werden 56 sociale woningen gebouwd door de Maatschappij voor Goedkope Woningen. Ondertussen zijn deze woningen al verschillende keren verkocht en verbouwd en kunnen ze gebruikt worden als sociologisch bewijs van de menselijke drang om ook gelijke rijwoningen zoveel mogelijk individueel te personaliseren met een kleurtje, een gevelsteentje, een ander raampje, een niemendalletje.

Net voor de spoorwegviaduct steken we naar rechts over en we stappen de Hugo Verriestlaan in.

p De Hugo Verriestlaan telt heel wat rijwoningen met sierbaksteen (denken we maar aan nummer 17 of 41).

b De huizen op nummer 19-21-23 aan de overzijde inspireerden heel duidelijk de nieuwe woningen (2008) van het Binnenhof. Dit sociale woonproject met 48 woonunits, ontworpen door architect Filip Cnockaert, doorkruisen we letterlijk terwijl we genieten van de immense rust middenin de stad en de verstandige inplanting van woningen, groen en kunst.

Dwars door het Binnenhof bereiken we de Elfde Juli­laan, die we links inslaan.

p De Elfde Julilaan is een mooi gerenoveerde straat met dito gevels van simpele maar comfortabele stedelijke rijwoningen.

b De renovatie van nummer 47 kan ons zeer bekoren dankzij het liefdevolle respect voor het verleden.

Page 37: Kortrijkrijwoning

34 35

Page 38: Kortrijkrijwoning

36 37

Achter de eerste hoek rechts draaien we in de Deken Degryse­laan (vol voortreffelijke bel­etagerijwoningen), die we gebrui­ken tot we de Oudenaardsesteenweg voorzichtig kunnen oversteken en overleven, om finaal in de Ten Akkerdreef te stappen, die recht voor ons ligt. Ook hier nemen we op de eer­ste hoek rechts naar rechts een bocht, de Vierschaarstraat in.

b De gevel van nummer 2 verbergt een briljante verbouwing, vol licht en lucht, zon en ruimte: een toppunt van languit stedelijk wonen.

Vierschaarstraat gedaan, naar links: de Filips van de Elzas­laan. Meer moet dat niet zijn.

p Deze laan staat vol rijwoningen en kleine burgerhuizen, die allemaal hun eenvoud opsmukken met al dan niet gekleurde baksteenbouw en verzorgd buitenschrijnwerk. Nummer 88, 57, 60 en 36-42 (vergeet even de aanslag op het gelijk-vloers) dateren van 1920, de modernistische woning op nummer 37 zag het licht in 1936.

We kruisen de Sint­Denijsestraat en Filips van de Elzas wordt Toekomst, laan wordt straat. Wat verder slaan we links in: de Vooruitgangstraat.

p Op nummer 28 staat een eclectische rijwoning (1902) van architect Jules De Roo, die rijkelijk materiaal gebruikte voor de voorgevel.

De Vooruitgangstraat wordt achter de eerste hoek links ge­volgd door de Boerderijstraat. Hier lusten wij pap van.Aan het eerste kruispunt (een dikke honderd meter verder) slaan we rechtsaf voor een stukje Sint­Denijsestraat.

p Hier wordt eenvoudig gewoond achter simpele gevels. Speciale aandacht mag gaan naar nummer 109-115 (met deze laatste als lelijk eendje van de familie).

b We laten zeker niet na ‘De Dubbele Haagjes’ (een buurtpark op vroegere bloemisterijgronden en tot buurthuis en parkeergarage ge-renoveerde serres, 2007) binnen te treden. Dit succesvolle buurtwaar-dering- en participatieproject (subsidies vragen om dure woorden) leverde niet alleen deze groene long op: alle omwonenden kregen 6 meter extra tuin en een achteruitgang op het park als bonus.

Page 39: Kortrijkrijwoning

36 37

Page 40: Kortrijkrijwoning

38 39

Eerste hoek rechts? Hier draaien we vastberaden naar rechts en vereren we de Wagenmakersstraat met een bezoek.

p Wat een doodgewone straat lijkt, blijkt wat pareltjes te herbergen. Imposant is de ex-fabriek van De Poortere op nummer 46, met een forse schoorsteen op de binnenkoer. Wij zijn vooral gechar-meerd door de Art Deco-(koppel)woningen (1925-1935) op nummer 85, 77 en 67-69 en door de rij arbeidershuizen (1911) op nummer 16-42.

Als het Volksplein aan onze rechterzijde verschijnt, gaan wij in op de uitnodiging pleinwaarts.

p Het Volksplein heeft alleszins zijn naam niet gestolen. Veel arbeiderswoningen, veel eenheidsbebouwing uit het begin van de 20ste eeuw.De rode baksteen van nummer 2-12 (op een albino na) en de gele baksteen van nummer 27-31 leggen accenten aan beide zijden van het plein, geruggensteund door de trapgevels van nummer 15-23 en de metselwerkverbanden van nummer 55-59. Ook de werkman kon van zijn home een castle maken!

b De recente heraanleg (2006-2007, Snoeck & Partners) van het plein moet nog wat rijpen in de buurt.

Page 41: Kortrijkrijwoning

38 39

Page 42: Kortrijkrijwoning

40 41

Halverwege het Volksplein zien we links een parking, sport­accommodatie en een bord ‘Pijlstraat’. We volgen gedwee.We verlaten de parking in de rechterbovenhoek terwijl we de voordeur van de Sint­Rochuskerk rechts voorbijlopen.

b Bemerk, vlakbij de kerk, de pittig ingerichte achtertuin van een rijwoning in de Doorniksewijk, waar architect Filip Cnockaert kan-toor houdt. Hij heeft hier een tweede binnenhof gemaakt…

We komen bijna vanzelf uit op de Doorniksewijk, die we rechts indraaien.

p De Doorniksewijk is een plechtige winkelstraat met zeer ruime burgerhuizen. Twee ervan zijn van de hand van de ondertussen niet meer onbekende Jan Robert Vanhoenacker. In 1911 moest Vanhoenacker een gepast huis ontwerpen voor de ei-genaar van een vandaag nog altijd succesvolle brouwerij in Bellegem. Nummer 49 werd een herenhuis met klasse(ring) en een zeer mooie stadstuin en is nu de hoofdzetel van een ex-manager van het jaar.Nummer 66 (1909) was bestemd voor een rijke eigenaar van industri-ele bloemmolens maar zag vele gebruikers. De Duitse legerstaf bivakkeerde hier tijdens Veertien-Achttien, de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening had er zijn burelen en nu ontvangt een advo-catenassociatie zijn klanten met manieren in dit geklasseerd ‘hôtel’. Het huis (1907) op nummer 37 speelt met gele en groene gegla-zuurde baksteen, terwijl op nummer 31 de 19de eeuwse herberg ‘Au Casino’ in Art Deco werd heringericht (1931) door brouwerij Lust (wat rijmt op het Kortrijkse d…). Het café-interieur is zeer gaaf bewaard.

Achter een fietsenwinkel links vervoegen we de Beverlaai.

p Hier staan smalle maar grote huizen van een adembenemende kwaliteit. Om Beverlaaiend enthousiast te worden! Nummer 13 is een Art Deco-woning (1935), die zich accentueert met metselwerkverbanden en zwartgeglazuurde tegels. De spiegelbeelden (1932) op nummer 19-21 bekennen zich ook tot de Art Deco-club maar zoeken het iets floraler (en bonter). Nummer 23 en 25 (1910) combineren respectievelijk witte en gele baksteen met blauwe hardsteen. Tussen 29 en 45 staat een prinsheerlijke groep woningen (1911) een superb geheel van eclectisme en Art Nouveau te vormen.

Page 43: Kortrijkrijwoning

40 41

Page 44: Kortrijkrijwoning

42 43

Na deze explosie voor de ogen happen we naar adem en slaan we rechts in (Bloemistenstraat), wat verder opnieuw links (Karmelietenlaan) om op de volgende hoek weeral rechts te nemen, richting spoorweg, de Sint­Sebastiaanslaan.

p We verzeilen in het betere en duurdere woonwerk, zonder zwaar onder de indruk te raken.

We Sintsebastiaanslanen tot het einde (de ijzeren weg! Minister Tacklaan!), waar we eerst links gaan kijken naar het laatste pareltje van deze rijwoningwandeling.

b Op nummer 105 staat de wellicht mooiste en misschien smalste rijwoning (1998) uit recente tijden. Architect van deze bijzonder geslaagde renovatie van een oude rijwoning is (opnieuw) Philippe Dehullu.

We komen op onze stappen terug en zien alras aan de over­kant van de Minister Tacklaan het glazen gebouw, waar we gestart zijn.

En een glas kunnen we nu wel gebruiken…

Page 45: Kortrijkrijwoning

42 43

Page 46: Kortrijkrijwoning

44 45

NEOSTIJLENOp het einde van de 18de eeuw is het liedje van de barok en de rococo uitgezongen en staat het creativiteitskraantje een beetje droog. Er wordt dan maar veiligheidshalve teruggegre­pen naar de zekerheden van vroeger: de bouwkunst van de Grieken en de Romeinen. Het neo­classicisme is geboren en de kolomkapitelen vieren opnieuw hoogtij. Rond 1830 valt men voor de neo­gotiek en worden er opnieuw veel kerken gebouwd. Vanaf 1875 wordt het tijd voor de neo­renaissance (en de renaissance is eigenlijk al een neo­vertaling van de klassieke bouwkunst) en kan men van voren af aan herbegin­nen, inclusief de neo­barok en zelfs de neo­rococo.

EMPIREEmpire (Frans voor ‘keizerrijk’) is Napoleon en omgekeerd. Be­gin 1800 is de Franse revolutie al bijna vergeten en heeft Na­poleon de macht. Hij wordt zelfs keizer! In Parijs durft men zich opnieuw een folietje te veroorloven, met de hulp van Napo­

leon, die hoogstpersoonlijk waakt over de uitbouw van deze interieurstijl voor betere burgers. Dat hij houdt van Egypte en van de kunstschatten aldaar (hij smokkelt nogal wat over de grens) kan je zien aan de beeldentaal, die ook graag verguld­sels en militaire symbolen hanteert.

ARTS & CRAFTSRond 1850 wordt in Engeland gereageerd op de industriële revolutie en de machinale productie én op de wildgroei van diverse neostijlen met de Arts & Crafts­beweging. Die wil het simpele handwerk en de ambachtelijke vervaardiging opnieuw op het voorplan duwen en authentieke voorwerpen (bekleed met middeleeuwse of mythologische motieven of versierd met planten of dieren) maken voor jan­met­de­pet. Arts & Crafts is dus geen stijl maar een principe van productie. Helaas kan onze jan dit niet betalen … Toch heeft de beweging veel invloed op grote architecten zoals Victor Horta (B), Henri Van de Velde (B), Charles Rennie Macintosh (SC), Antonio Gaudi (SP), …

MOEILIJKE WOORDEN GIDS

Page 47: Kortrijkrijwoning

44 45

ECLECTISMEAls men echt niet weet welke stijl men wenst te gebruiken en zelf iets verzint door in vele boeken te snuisteren, als men de stijl, die het best past bij de functie van het gebouw, ver­mengt met de stijl, die de opdrachtgever graag ziet, als men improviserend of bewust alle stijlen dooreen haspelt, dan is men eclectisch bezig.Einde 19de eeuw, begin 20ste eeuw wordt het eclectisme als te gebruiken stijl onderwezen op de kunstacademies. In onze streken zijn Hendrik Beyaert en vooral Joseph Poelaert, de ‘skieven architek’ van het Justitiepaleis te Brussel, eminente eclectici.

JUGENDSTILDeze kunststroming (1880­1914) wil reageren op de vorm­vervaging van het impressionisme en is als Duits­Oostenrijkse stijl een tegenhanger van de Frans­Belgische Art Nouveau en van het Catalaanse Modernismo. Het geloof in de wereld is oneindig en de voorkeur voor asymmetrie en bloem­ of vo­gelmotieven dominant.In de architectuur wordt gekozen voor geometrische composi­ties, rationeel en harmonieus, binnen een ‘kader’ van gebogen lijnen uit de natuur. Charles Rennie Macintosh (SC), Otto Wag­ner en Jozef Hofmann (OO), Peter Behrens (D) en Louis Sullivan (VS) worden aanzien als belangrijke Jugendstil­architecten.

ART NOUVEAUDeze tweelingbroer (1880­1914) van de Jugendstil is eerst een levenshouding (de burgerlijk­progressieve intelligentia

steekt zijn denktijd in de sociale, culturele, filosofische, ja, zelfs totale bevrijding van de mens) en dan een kunststroming, die werkt met organische motieven, vloeiende lijnen, vrouwelijke naaktfiguren en japanse verwijzingen.De architectuur is veel speelser, veel ongestructureerder, veel grilliger in vergelijking met broer Jugendstil: Victor Horta (B), Henri Van de Velde (B) en Antonio Gaudi (SP) verdienen er we­reldroem mee.

NIEUWE ZAKELIJKHEIDDit containerbegrip (Nieuwe Zakelijkheid = Functionalisme, Nieuwe Bouwen, Internationale Stijl, Bauhaus, …) wordt ge­bruikt voor de stilistische reactie (1918­1933) op de stromin­gen van voor de wereldoorlog. Niet alleen de neostijlen of het eclectisme krijgen klappen, ook de Jugendstil en de Art Nou­veau moeten boeten, vooral omdat een paar misfits zich ver­liezen in overdreven ornamentiek voor pretentieuze gevels.Er wordt gekozen voor eenvoud, voor een bruikbare vorm­geving, voor moderne materialen (beton, staal, glas, …), voor licht, lucht en ruimte, voor goedkoop en efficiënt bouwen, voor een antwoord op de economische en demografische schaalvergroting,… Alleen versieren is taboe. De nieuwe za­kelijke architectuur is zeer belangrijk geweest in Nederland (Gerrit Rietveld is een grote naam) maar niet in ons land.

ART DECODeze stijl, met een bijzondere aandacht voor decoratie en versiering, bepaalt tussen 1920 en 1940 niet zozeer de archi­tectuurtaal maar eerder de grafiek, de beeldende kunst, de

Page 48: Kortrijkrijwoning

46 47

kledingmode en het design. Art Deco is eclectisch in zijn in­vloeden (expressionisme, kubisme, modernisme, Afrikaanse kunst, fauvisme, …) maar niet in zijn vormgeving: het verzamelt binnen één rechtlijnige en symmetriezoekende stijl alle reacties op de beweeglijkheid van de Art Nouveau of de Jugendstil. De architecten Hendrik Petrus Berlage (NL) en Frank Lloyd Wright (VS) spreken Art Deco­taal. De Basiliek van Koekelberg in Brussel (B), het Tuschinski Theater (zoals vele bioscopen uit die periode, die al een fantasiewereld op zich waren) in Amsterdam (NL) of de Chrysler Building in New York (VS) zijn beroemde Art Deco­gebouwen. Het beeld van Christus op de berg van Rio de Janeiro (BR) is het grootste Art Deco­object in de wereld.

HENDRIK PETRUS BERLAGEArchitect en stedenbouwkundige Hendrik Petrus Berlage (1856­1934) houdt zich recht in een turbulente tijd ‘van neo­stijlen tot modernisme’ door in elke nieuwe stroming een verse kans te zien om aan zijn ontwerpen fris leven te geven. Expres­sief metselwerk is zijn rode draad en zijn gebouwen worden in elk geval alleen maar zuiverder, strakker, duidelijker. In zijn be­ginperiode maakt hij de Beurs van Amsterdam (1896­1903) en hij sluit zijn loopbaan af met het Gemeentemuseum van Den Haag, waarvan hij de oplevering niet meer meemaakt. Met Ber­lage begint de moderne architectuur in Nederland.

HENRI VAN DE VELDEHenri Van de Velde (1863 ­1957) is dan weer de grote meneer van de Belgische architectuur tussen de twee wereldoorlogen.In zijn prille professionele jaren wordt hij verliefd op Arts &

Crafts, wat hem inspireert voor het ontwerp van zijn eigen huis ‘Bloemenwerf’ in Ukkel (1895). Hij bouwt de Kunstnijverheids­school en de Kunstschool in het Duitse Weimar tussen 1904 en 1911. Walter Gropius voegt in 1919 beide scholen samen tot het wereldberoemde ‘Bauhaus’. Van de Velde volgt in hetzelfde jaar Berlage op als architect van de familie Kröller­Müller en be­gint te werken tot 1926 aan het vermaarde openluchtmuseum in Otterlo (Veluwe, Nederland). In 1935 bouwt hij zijn mees­terwerk: de centrale bibliotheek van de Gentse Universiteit, ‘de Boekentoren’. Na de Tweede Wereldoorlog trekt hij naar Zwit­serland en schrijft hij zijn dikgevulde memoires.

JAN ROBERT VANHOENACKERJan Robert Vanhoenacker (1875­1958) loopt school aan de Academie van Kortrijk en van Antwerpen. In 1900 start hij zijn architectenbureau op in Kortrijk (dat hij tot 1914 open houdt) maar blijft wonen in Antwerpen, waar hij ook een eigen kan­toor begint in 1902. Zijn ontwerpwerk wordt voor de Eerste Wereldoorlog vooral in Kortrijk op prijs gesteld, getuige de vele grote en kleine woningen in duizend­en­één­stijlen, die hij daar mag bouwen voor lokale welstellende opdrachtge­vers (Minister Tacklaan 21­31, Doorniksewijk 49 en 66, Stads­schouwburg, Hoog Mosscher, …).In 1913 associeert hij zich met John Van Beurden en in 1918 met Jos Smolderen. Net na de oorlog werkt het trio aan we­deropbouwprojecten in de Westhoek maar ook in Waasten, waar naast een majestatische Petrus­en­Pauluskerk ook een ‘byzantijns’ stadhuis gebouwd wordt. Daarna wordt van Ant­werpen het voornaamste actieterrein gemaakt en worden

Page 49: Kortrijkrijwoning

46 47

een aantal stevige architecturale prijsbeesten op het palma­res gezet (Diamantbeurs, Hotel Juissant, Century Hotel, Boe­rentoren). Voor Vanhoenacker dooft de architectuurkaars dan langzaam uit. Hij neemt nog deel aan ontwerpwedstrijden, zonder succes, krijgt hier en daar wat kleine opdrachten, zonder weerklank, overleeft nog een wereldoorlog, zonder probleem, maar de grote vlam blijft weg.

INTERBELLUMNa de vernietigende Eerste Wereldoorlog komt het interbel­lum (‘tussen­de­oorlogen’), de periode naar de Tweede We­reldoorlog toe en vooral het wikkelende tijdsegment van maatschappelijke onzekerheid, culturele ommekeer en artis­tieke revolutie. Royale regimes wankelen, kerkelijke dogma’s twijfelen aan zichzelf, het idealisme pro een nieuwe samenle­ving en een nieuwe mens schiet wortel. De wereld van academies, genres en stijlen, de wereld van de negentiende eeuw wordt voor altijd in de vuilbak geworpen. Het expressionisme, het dadaïsme, het kubisme, het surrea­lisme floreren. De jazz wordt uitgevonden. De grootse films van Chaplin, Lang en Eisenstein worden geprojecteerd. En in de architectuur steekt het modernisme de kop op.

MODERNISMEOp het draagvlak van de Nieuwe Zakelijkheid wordt het Mo­dernisme (1925­nu) uitgebouwd door Le Corbusier. Sobere vormen, geometrische concepten, platte daken en gewa­pend beton moeten de wereld veroveren. Functie heeft voor­

rang op vorm. “Zoals auto’s machines zijn om in te bewegen moeten huizen machines worden om in te wonen.” De ruimte van land en stad wordt netjes in vier verdeeld: een woonzone, een werkzone, een ontspanningszone en een circulatiezone, proper gescheiden van elkaar met groen.In 1928 worden de ‘Congrès Internationaux d’ Architecture Moderne’ (CIAM) gesticht om te breken met de starre acade­mische stijlen, om de esthetiek te vervangen door een grotere betrokkenheid met de maatschappelijke, sociale en econo­mische realiteit, om architectuur niet meer te gebruiken als middel om het leven uitwendig te verfraaien maar als instru­ment om dat leven kwalitatief te verbeteren. Onder leiding van Charles­Edouard Jeanneret alias Le Corbusier, die zich in onze contreien omringd weet door andere grote namen zoals Victor Bourgeois, Huib Hoste, Renaat Braem (B), Hendrik Petrus Berlage, Gerrit Rietveld (NL), Walter Gropius (DU), …, wordt vooral nagedacht over sociale woningbouw en steden­bouw, wordt gewerkt aan de minimumwoning voor zoveel mogelijk mensen, wordt gediscussieerd over de constructie van nieuwe steden. Er wordt gekozen voor het collectivisti­sche hoogbouwscenario (geconcentreerde bebouwing en infrastructuur, omringd door wel tachtig procent groen), dat Le Corbusier met klank verdedigt. CIAM is enorm invloedrijk in de jaren dertig van vorige eeuw, maar blijft, ondanks de ontbinding in 1959, tot vandaag we­gen op het architectuur­ en stedenbouwdenken.

Page 50: Kortrijkrijwoning

48 49

Page 51: Kortrijkrijwoning

48 49

Om maar meteen met de deur in de rijwoning te vallen: ons vurig pleidooi is eigenlijk een hartelijke oproep voor meer stedelijkheid en vooral voor meer stedelijkheid op maat van het Vlaamse en Kortrijkse gezin. Ooit nog de hoeksteen van de maatschappij maar nu vooral de verzameling van woon­consumenten, die uit de stad weggelokt worden door de rand of gewoon instinctief de stad verlaten. De stad, die niet alleen door hen veroordeeld wordt als histori­sche bron van samenlevingsproblemen, slechte woningen en andere comfortkwalen.

Die stad wordt dan maar overgeleverd aan de alleenstaanden en eenoudergezinnen. Te nemen of te laten. Terwijl niemand er beter van wordt.

Zeker die verplichte stedelingen zelf niet, die gestapeld wor­den in compacte verticale woondozen met een terras, waar hoogstens een bonsaiboompje en een plooistoel voor het buitengevoel mogen zorgen.

De woonleveranciers willen blijkbaar mordicus het wonen herleiden tot het deskundig verpakken van het leven binnen voorgesneden formaten en volgens voorgedrukte methodes.

Onze kranten en tijdschriften verheerlijken buitenlandse voorbeelden van misschien wel geslaagde vierkleurige stads­appartementen maar vergeten dat je tegenwoordig in deze contreien al centrumstad mag spelen met 70.000 inwoners. In India noemen ze dat met tegenzin een gehucht.

OUTRO

PLEIDOOI VOOR MEER (respect voor) RIJWONINGEN

Page 52: Kortrijkrijwoning

50 51

In Vlaanderen komen we met moeite aan anderhalve stad. Brussel en Antwerpen. Gent speelt in derde nationale en alle andere zogenaamde steden vertoeven diep op provinciaal ni­veau. Tot spijt van wie het benijdt.

Meer nog, het beetje stedelijkheid, dat we bijeen gespaard hebben, willen we verwoesten. De stad als knooppunt van werken en winkelen, van cultuur en horeca, van innovatie en discussie, van openheid en de­mocratie moet per se ontvolkt worden door de betere woon­producten net buiten die steden te bouwen.In plaats van dat waardevolle restantje stedelijkheid te koesteren en de stad te renoveren, te vitaliseren, te herbevolken,… bouwen we voor die Vlaamse huisvaders met vrouw en kinderen drie­ en viergevelwoningen tussen de koeien, laten we de rijwoningen in volksbuurten rotten en zwaaien we met appartementen naar nieuwe sociologische stedelingen, bijgenaamd de ‘flat people’.

Waarom worden die appartementen gebouwd? Waarom worden onze steden en zelfs onze dorpen vervreemd van zichzelf met deze residentiële boekenkasten, die door de appartementariërs zelf meestal anders genoemd worden? Zij goochelen met alternatieve namen en vooral alterna­tieve realiteiten. Zij spreken niet van appartementen maar van studio’s (enge behuizing zonder plaats voor een aparte slaapkamer), villa­appartementen (konijnenkoten onder een dakhelling van 80°) of lofts (een hoge ruwbouw van 70 m²). In een commerciële bijlage van De Standaard werd ooit zelfs re­

clame gemaakt voor woonappartementen. Mooi compliment voor de concurrenten, die gewoon appartementen verkopen.

Waarom worden die appartementen gebouwd? En gekocht?

Toegegeven, we hadden wel een inhaalbeweging nodig. Onze haat voor appartementen, als een te mijden woonvorm voor gescheiden mannen en Chinese vrijwilligers uit de soci­ale sector, moest gecorrigeerd worden en de laatste tien jaar werd het appartement eindelijk meer en meer geapprecieerd als een volwaardige woonvorm voor bijvoorbeeld mensen, die de ganse stad als hun woning beschouwen en in hun flat alleen slapen, wassen en stockeren.Het appartement heeft ons, hoe contradictorisch dit ook moge lijken, terug verzoend met de stedelijke leefomgeving, met de stedelijke leefwijze. De Vlaming heeft schoorvoetend bevestigd dat er plaats is voor stedelijkheid tussen de kerkto­rens en de volkshuizen. Vandaag blijkt echter dat het succes van de laatste jaren van de module 90­tot­120­m² een eenmalige inhaaloperatie betreft. Die echte urban lovers en andere Richard Florida­adepten lopen immers niet dik. En de klassieke Vlaamse kostwinner zei reeds rap dat het genoeg geweest was. Stedelijkheid al goed en wel, maar die appartementen vormden toch de brug te ver. Het kwaad van de inhaalbeweging was spijtig genoeg toen al geschied. De steden en de dorpen waren toen al beschadigd. De korrel en de textuur van straten en pleinen waren toen al gekwetst.

Page 53: Kortrijkrijwoning

50 51

Page 54: Kortrijkrijwoning

52 53

Page 55: Kortrijkrijwoning

52 53

Het ritme van de voordeuren, de module van vijf tot vijftien meter, de verticaliteit van twee of drie hoog en een dak waren toen al vervangen door het tempo van glazen inkomgehelen met vergeten vuilbakken, de repetitie van kleine ramen voor de nacht en grote ramen voor de dag, de horizontaliteit van platte schijven met een balkonnetje. Geween en tandengeknars. Mensen met zin voor verant­woordelijkheid morden. In Nazareth, een groot dorp met een naam, die borg staat voor nieuwe inzichten van bijbelse allure, streden ze zelfs te­gen de juristen van hogere overheden om een verordening vast te leggen, die moet verhinderen dat appartementen nog meer verwoestingen zullen aanrichten. In Nazareth werd weeral geschiedenis geschreven ten voordele van een Vlaams gezin van een timmerman, een echtgenote en een enig kind, die een eigen huis op een eigen perceeltje willen, zowaar met de voeten op de grond. In Kortrijk werd dan weer een woningtypetoets ontwikkeld, om gegrond na te gaan of een appartement wel de geschikte woonvorm op die specifieke locatie in de stad is.

En dan hebben we het nog niet over de privacy van het wo­nen gehad. Je zal maar naast je huis een appartement met enige gran­deur als buur krijgen. Of aan de andere kant van je huis een stapelbouw als overbuur of achterbuur. Ongezien bezig zijn met bed, bad, bord en barbecue wordt onmogelijk.Vanaf nu zitten dagelijks en constant mensen zich te vervelen drie hoog in hun flat, zodat ze wel ongemanierd moeten kij­

ken naar die armzalige luitjes in hun rijwoning. Appartemen­ten hebben al de naam torens van anonimiteit en gebrekkig sociaal contact te zijn maar zijn eigenlijk nog veel gevaarlijker als privacyterroristen binnen een bouwblok van op intimiteit gestelde grondgebonden leefweefsels.

Als er geen spontane klanten meer zijn en als de steden pro­testeren tegen deze appartementen, wie wil ze dan nog? De ontwikkelaars, natuurlijk, of, om eens een vuil woord te ge­bruiken, de promotoren.Een promotor promoot het appartement als de voor hem ide­ale woonvorm. Waarom?

Omwille van het misverstand van de densiteit. Een oerpro­motor wordt gedreven door het principe van zo veel mogelijk op zo klein mogelijk voor zo weinig mogelijk. Door het prin­cipe van het appartement, besluit hij dus, want hij wordt ook, onbewust misschien, gedreven door zo hoog mogelijk. Het dichter bij de hemel komen als dwanggedachte van de oer­promotor. Hij dwaalt want hij vergeet dat door het oordeelkundig en vooral intelligent omgaan met de platte grond ook een ren­derende densiteit kan gerealiseerd worden. Appartementen hebben niet het monopolie van compactheid, rijwoningen kunnen ook hun mannetje staan, met een bescheiden maar gezonde tuin als bonus.

Appartementen zijn ook verleidelijk voor architecten, als ze ontwerpen maken voor de appartementariërs.

Page 56: Kortrijkrijwoning

54 55

Page 57: Kortrijkrijwoning

54 55

Appartementen, dat is typeplans copy paste boven elkaar leg­gen en zorgen dat de doorlopende verticale circulatie puik in­eensteekt en de goedkeuring krijgt van de lokale brandweer. Gevels er tegen kleven, de materialen trendy kiezen en bid­den dat de grootste gemene deler van het doelpubliek aan zijn trekken komt.

Rijwoningen ontwerpen is andere koek. Dat is steden­bouwkundig en architecturaal nadenken, organiseren, struc­tureren. Rijwoningen ontwerpen vraagt empathie, inleving en begrip. Met louter economische logica loopt het ontwerp­ en ontwikkelingsproces snel spaak en wordt sneller teruggegre­pen naar de oude trucjes van de foor en vooral van luie Charel, naar de helaasheid van de appartementen.

Toch pleiten we voor rijwoningen. Ondanks de moeilijkheids­graad. Eigenlijk pleiten we vooral voor een stad zonder méér appartementen maar met méér rijwoningen.

Om de eenvoudige reden dat net omwille van het gebrek aan (comfortabele, eigentijdse en, waarom niet, energiezuinige) eengezinswoningen de jonge huishoudens met en zonder kinderen massaal de deur van de stad achter zich dicht slaan en gretig ingaan op de oneerbare voorstellen van de woon­uitbreidingsgebieden in de gemeenten rondom. Voor een ei­gen huis aan een betaalbare prijs in een toffe woonomgeving.

De Vlaming blijft dromen van het allerbasaalste icoon van ei­gendom: zijn eigen eengezinswoning op zijn eigen grond.

De opwarming van de aarde, de explosie van de wereldbevol­king, de globalisering van de economie, …, geen enkel plane­tair probleem, geen enkele mondiale revolutie, geen enkele internationale ideeënverschuiving zal de Vlaamse brave kost­winner doen afzien van zijn intrinsieke woonvraag, zijn kijk op het pensioenstelsel, zijn op het lijf geschreven spaarbehoefte: zijn eigen woning. Er is ook niet direct een reden om geen positief antwoord te geven op zijn woningvraag.

Meer nog, als we ooit compactheid, energiezuinigheid, flexi­biliteit, duurzaamheid, betaalbaarheid, … simultaan én even­wichtig willen realiseren op grote schaal en vooral op schaal van de steden, zal het met rijwoningen zijn of zal het niet zijn.

We moeten ook niet flauw doen. Onze steden moeten wel rijwoningen in de vitrine zetten want de stad staat er boor­devol van. Onze steden zijn wat ze zijn dankzij de rijwoning. Neem de rijwoning weg uit de woonwijken en de stad kijkt naar ons als een grijsaard met een kapot gebit. Je moet verkopen wat je hebt, weliswaar na het inbrengen van hedendaags comfort, van bidons vol licht en van een warm slaapkleedje uit rotswol.Meer nog, onze stedelijke constructies van bouwblokken, gevormd uit zowel de goedkope als de burgerlijke variaties op het rijwoningthema, hebben vorm, structuur, densiteit en vooral die noodzakelijke herkenbaarheid gegeven aan onze gebouwde samenleving. De Vlaamse steden krijgen met de bouwblokken en de huizen hun leven echt op een rij. De rijwoningen zorgen voor het historische en organische

Page 58: Kortrijkrijwoning

56

draagvlak van de stad en geven tezelfdertijd de bewoners de onontbeerlijke fijngevoeligheid om de stad te lezen, te be­grijpen en vooral te respecteren.De rijwoningen met tuin zijn zelfs de koningen van het bouw­blok. Zij verschaffen niet alleen adem, zon en andere woonvi­tamines aan de gebruikers van de tuin, zij strooien ook lucht en licht in het bouwblok en dus in de stad. Ze distantiëren zich van de appartementen met hun karige balkons, die enkel goed bevonden worden door verstokte rokers. Bij gebrek aan beter.Kwalitatieve buitenruimten, zoals tuinen bij rijwoningen, zijn de ventilatoren van de stad. Ze decanteren de stad en maken de woonomgeving losser, soepeler, luchtiger.Kwalitatieve buitenruimten zijn schuilplaatsen, vluchtheuvels, waar stedelingen kalmte en rust vinden en hun levensritme bijstellen. Ze geven sociale binding aan de stad en maken de woonomgeving leefbaarder, warmer, ronder.

Daarom pleiten we voor rijwoningen. Ondanks de moeilijk­heidsgraad. Omdat we ook geloven in de kracht van het ont­werpend onderzoek, dat nog veel veelbelovende interpretaties van de rijwoning klaar kan stomen om de stad een toekomst te geven. Om de stad terug aan de jonge gezinnen te schenken. Als het bloedpompende hart van hun leven, als de inspireren­de motor van hun huishouden. Hun rijhuishouden.

Page 59: Kortrijkrijwoning

vormgeving: Team Communicatie, Stad Kortrijk - v.u.: Lieven Lybeer, Goedendaglaan 80, 8500 Kortrijk

Page 60: Kortrijkrijwoning

Drie stadswandelingen langs de mooiste rijwoningen van woonstad Kortrijk

KORTRIJ(k)WONING

Drie stadsw

andelingen langs de mooiste rijw

oningen van woonstad Kortrijk

KORTR

IJ(K)WONIN

G