KLUCHTST EL VERTOONT - dbnl.org · Als ik dat in 't zin had, zo was ik zo verlegen niet om raad....

34
D E VERLIEFDE LUBBERT, KLUCHTST EL V E R T O O N T Op de AMSTERDAMSCHE SCHOUWBURG- By de Weduwe van JOOST Pu f iMER » indeKalverftraat, in Seneca, 1678.

Transcript of KLUCHTST EL VERTOONT - dbnl.org · Als ik dat in 't zin had, zo was ik zo verlegen niet om raad....

D E

V E R L I E F D E

LUBBERT, KLUCHTST EL

V E R T O O N T Op de

A M S T E R D A M S C H E

SCHOUWBURG-

By de Weduwe van J O O S T P u f i M E R » indeKalverftraat, in Seneca, 1678.

Gunftige

L E E Z E R , Enige tij d gelede n , kwam my de Klucht van d e Bedrog-ge Vryjeri n hande n , over de welke ik met een van mijn

Vrinden (prekende, vonden wy drezó-danig,dat wy oordeelden,zo dezelve van alle aanftootelijkheden, en eenige mis-ftellingen gezuiver t wierd,dat die dien-ftig zo u kunnen zijn, om tot proffijt der Armen, tenTooneel e gebras t tewor -den : waar door ik aangeprikkelt wierd om zulk s te doen. I k heb daar by ge-daan en afgenomen , 't geen ik noodig oordeelde. Indie n het U E. eenigfint s behaagt,zal i k mij n moeite n dubbel t betaalt achten. Vaar wel.

A 2 VER-

V E R T O O N E R S . L U B B E R T , een VryjerS G E R B R E G j een oude Vrouw , ^ J A N N E T J E , een jonge Dochter, KBuure». M A y K E N , een Brabant/e Dochter, J F R A N S , een Sollijiteur of Verklikker.

J A S P E R T J E , Neefje van Lubbert.

S C H O U T .

A B R A M

J A N , r Dienders van de Schout.

Het Tooneel is een ftraat te Amfterdam, het Kluchtfpel begint te negen, en eindigt ten thien uuren.

DE

DE VERLIEFD E LUBBERT , KLUCHT STEL.

EERSTE 1 O O N E E I . M A V K E N , G E R B R E G , J A N N E T J E .

M A Y K E N . A es 't moógelaiken, zau kik ook gevoör laijen Van zijn impartinenti e ? es hay zo du l in zij n

vraijen ? Schaelet hem niet wie hay anfprekt ?

G E R B R E G . Neen, als het maar een rok

An het, en een huif op, al was 't een beufem ftok , Lubbert zou 'er op verheven; ö hy het hier zo lang loopen

waaren, ( ren: Jy bint op Sinte Lichtmis hier eerft ind e buur t kome va-Maar Juffrouw Mayk e buur, had jy'er van Alderheiligen

eweeft, Jy/Zoud ons aanporren, in plaats datje nou vreeft. 't Is zulken Lubbertjannetje doe jy maar zongder vreezen Dat ik jou geraen heb, wilje van de kwiebus verloft wezen.

M A Y K E N . Ja moor Uffrauw Gerbreg, is het niet wat te grof?

G E R B R E G . Wel neen het Juffrouw buur, hoe raakt z'er anders of. Want wilmen zen zelfs daer niet te degen teugen an ftellen Licht zelze moeten lijen,dat hy 'er noch een halfjaar komt

kwellen. J A N N E T J E .

Tegen aanftellen, ja wis. M A Y K E N .

Moor koft men 't anders doen Op wat zachter manier, met groófi, e n fatzoen ,

A 3 Hét

6 D E V E R L I E F D E L U B B E R T , H«2|ugeyuiichdaiker zijn , wante kik pais hy 2^1 kwöó4

worden Ak men hem 2.0 uitftraikt.

G E R B R E G . Wel, wat vraagt zy na de Jorden.

M A ^ K E N . Wils hem dan niet trauwen»

J A N N E T J E . Ik hem trouwen, wel J uffrouw wat een praat, Als ik dat in 't zin had, zo was ik zo verlegen niet om raad. Raakte ik zo maar meteeren van de gekontflagen, Hy maakt dat andere Jongmans na een menfch nie t eens

komen vragen. G E R B R E G . (voorby ,

Nou Juffrouw buur, gajy dan om een hoekje, en kom hier Als we in 't kyven bennen, dan zei hy zyn gcvry Van Jannetje wis opjouleggen.

M A Ï K E N . Ba't Jan't is incroijabel J

'k Heb ik ook wel galants gehad moor geen zo voriabek 'k Ben ik curieus om hem te zien.

J A N N E T J E . Ja wel hy het me belooft

Van avond een allebade te laten fpeelen; ö, het hoofd Is hem zo vol wind, ik ben zo moe van zijn maaien, Hy leitje aan 't hoofd en rammelt metalderhande taaien > Hy referijnt, en rondeelt, hy termt, en hy rijmt, (fwijmt . Die pitu r fteke n fokiè s , datter ee n menfc h fchie r va n Laér. zien, 't is by tienen, hy zei geen halfuur weg blyvcn.

M A Y K E N. Moor zulke potfen te fpeelen is wat meer als'ky ven, Zauwcr zich de Schaut ook in veugén.

G E R B R E G . Neen Juffrouw buu r gien nood;

Ik hebj e orhmers ezeit datte r een Stollefteur i s dieveur mijn iri de dood

Zou

K L U C H T S P E L . 7

Zou gaen, die hetme verzekerd zo te maken, Datwe zonder een duit te geven daer of zeilen raken: Hy weet hoe we hem uitftrijken zeilen , en hy het ezeid , Als wy met ons drien met fatzoen zijn onfatzoenUjkhei d Maar te degen aan mijn Heer de Schout te kennen geven j Al maakten wy.'tnoc h een s zo grof, daerlei t nie t an be-

dreven : En om de vrypoftigheids halven , verftaeje wel, Het hy ezeid dat hy ons een kruitje geven zei Datewe in onze prepooften niet zeÜe bly ven fteeken , En dat deminfte va n on s als een Advokaatze l kenne n

fpreeken. Hy vraagde metgrooten ernft wanneer het zou gefchiên j En hy was zeer nieusgierig om onze potzen an te zien j Ik wil wel wedden, dat hy datelijk hier zei weezen, Altijd hy verzekerde me, da t we niet hoefden te vreezen . Maar Juffrouw Mayk e buur is jou hebbeding al riet ?

M A Y K E N . Dat Inftrumenteke paysdege, Uffrau, doede niet? Ja 't is poöraat, zo kik moor kan penetreeren, Dathetzoeeneninportunenis, za l ik kik a u helpen hem

vekzeeren. G E R B R , E O . (hyan .

Kijk Juffrouw Mayk e buur, da t ishy, dae r gunz e kom t Ga om een hoekj uffrouw, nou Jannetje begin jy dan. Ik ga in huis.

J A N N E T J E . Ey vergeet niet dan wel op te paffen

Door 't fchreefje va n de deur. G E R B R E G .

Ik zal dat varken wel waffen. T W E D E T O O N E E L.

L U B B E R T , J A N N E T J E . T"\ At de Poëten de liefdebeichryven voor blind, •'-'Kan ik wel gelooven^maar datz'er by zeggen het is een

.kind: A 4 . Dunkt

8 DE V E R L I E F D E L U B B E R T , Dunktme na mijn verftand, verflage wel, onmooglijk te

wezen; Want zou ik me van een kind hebbe laeten belezen? Zou meneen kind an doen dit groote torrement ? Ik had, verftaeje wel. de meid nooit gekend , En eflentjes maar ezien, en voort vielen mijn Tinnen Zo dat ik van die tijd aan haar heb beginnen te beminnen, Dat zou een kind doen ? verftaeje wel, al de Poëten van 't

Land Die liegen't zoze het zeggen, verftaeje wel, ofze hebben

geen verftand. (dagen , Want zou dit kind verftaeje wel, zulk een knegt op zijn Alsïk ben, dwingen, om de meisjes te gaen om liefde

vragen? Enevenwel ik moet minnen of ik wil of ik niet en wil > De pikken haal dat kind... maardaerftaetze, laetikeens

ftü Na haar toegaen, om te luifteren, watze zei zeggen. Of wil ik haar liever, verftaeje wel, mijn liefde te vooren

leggen, Dat zei beft zijnjverftaeje wel.Goeden avond meisje maat, Staje zo wat op je ftoep,neemje een avond luehje op ftraat.

JANNETJE. Leiter jouw wat angelegen; wat zei een menfch noch beu-

ren. L U B B E R T .

'k Zeg het uit geen kwaedheid, verftae wel, of om je te verfteuren.

Ik ben een eerlijk Jongmanya van de eerlijkfte van de ftad: En het is zo gelege verftaeje wel, dat ikje al lang lief heb

gehad; Maar ik hebberje nooit te dege van durven an fpreken; Nou vin d ik jou verftaeje we l hier opje floepen't hart

zou me breken Zo ik nou niet an jou openbaarde mijn min,die ik zo lang Onder mijn hart gedragen heb.

J A N -

K L U C H T S P E L . 9 J A N N E T J E .

Ik weet niet, of i k zei durven, 'k wordtïo bang. L U B B E R T .

Zegje wat meisje. J A N N E T J E .

Niet, als dat ik me verwonder over jou propooften . L U B B E R T . (troofterr >

Gorkes, meisje, wilje me trouwen, ik zelje, verftaeje wel, Alsje verftaeje wel . . . .

J A N N E T J E . Houd je handen fhuys, wat rijtme deze gek ,

Of ikgeefje wel goe koop een klater voorje bek. L U B B E R T .

Jezoudjenochwelwatbedenkep, wan t menfchevlei s i s nietgaemeflagen.

J A N N E T J E . (eensvragen . Wel zottebol , al s ik dat doen wou, zo u ik het jou nie t

L U B B E R T . Hoe benj e z o moeijelijk , meisje , ik hebommer s gien

kwaed gedaen, Zou i k jou zo eventjens niet meugen anraken> of zouj e

een menfch dreigen te flaen. J A N N E T J E .

Ik waerfchouje laetme met vreên, hoe zei 't hier lukken. L U B B E R T .

Laet i k een reis met mij n lipjes , verftaeje wel , aan jou trony drukken.

J A N N E T J E . Ik zeg noch laet me in ruft, of het zal ftraks gefchiên.

L U B B E R T . Ei, je gektter me verftaeje wel, ik wou dat wel ereis zien.

J A N N E T J E . Hou daar, ziet het, en vóek het te gelijk.

L U B B E R T . Dat zei ik je becaalen :

Maar 't varken is al weg, de drommel mag er haaien, A 5 Wie

io D E V E R L I E F D E L U B B E R T , Wie mient di e yuilneus > denk ik, wie ik ben,

Jïen neskebol, verftaeje wel; een weet niet of een Janhen. *t ts goed moer, ik zei dit zo niet laeten zakken Datje dat mient, ik zeltje wel anders bakken. Ik zo u van avond een albad e hebbe laete n fpeulen veu r

jou deur. Maar om datje rae zo affronteert wi l ik het niet doen, dat

hebjer veuri En dat ook.

J A N N E T J E uit bet venfter. Schelm, wilje de deur op de vloer lopen,

Jou lichtmis, jou nachtraaf, jy zelt het duur bekopen, Ik zelt jou verkeren guitjdarje hier zo de pijpe ftelt, (fpelt. Je bent waerd, hangebaft, datmenjouoorenaan d e galg

L U B B E R T . Dat doet me fchelmmenjen dieven,ko m jy maar eens hier

onder> Ik zelje leeren wat een hark is, is dat geen wonder.

J A N N E T J E . ('tbjf . Ik zeg Lubbert gae t van hier of ik gietje met deze pot op

L U B B E R T . Dat hart hebje niet,ik bin een fchelm zo ik niets ftaen blijf.

J A N N E T J E . Hou daa r blij f nou ftaan 3 ko m opee n aa r tijd weer uit

vrijen. L U B B E R T .

Jou kronje had ik jou hier, ik zouje de bek op fnijen .

D E B D E T O O N E $ Lf

GERBREG, LUBBERT. GERBRE G.

WAe voor geraas is dit,weljben jy 't Lubbert oomjgeef-me befcheid .

L U B B E R T . Ei Gerbreg laatme in ruft de drommel haal de meid.

G E R -

K L U C H T S P f c 1.. I S G E R B RE G.

Wel hoe gaeje 20 an, fpreek met banieren. L U B B E R T .

Zelderdement ik ben 2,0 kwaad. G E R B R E G .

Hoe zoume zoo tieren. L U B B E R T .

Wat mientze datze een leekebreur veur het, dat 's mis, ik ben een ftudioos , (doos.

Ik he b wel een maan d latijn geleerd by domine worem-Myn zufters zeuntje, onze Jasje, zelme getuigen weezen : Ik kan fchier zonder fpelden een hiele regel in zijn grama*

tikaleezen. Mient die fwijnskop, dat het flechtvoer is, dat 's mis, Kijk ereis > Gerbfegje, hoe ik efteldben .

G E R B R E G . 't Is werentig pis.

Maar hadjer kwaed edaen, datze jou zo kwam kroonen, L U B B E R T . (toonen .

Neep,ik wouw er ereis zoenen,om haar mijn liefde'te be-En ze wierd kwaed verftaeje wel, en gafme een flonk aan

't oor, (ypor , Eer ik'e r eens om dacht , en zei, verftaeje wel, dat hebjer En met zo liepze in huis.

G E R B R E G , Ja vair, konjer benieren :

Mijn lieve Lubbertje zoudje zo wonderlijk niet an tieren, Ze wouje maar beproeven, maar is' t ook i n jou aanzig t

eraekt, (maekt , Zie dan moftme voort zorg dragen, ofj e wier d heelmis-En 't zou 'er als fchurft uitzien.'

L U B B E R T . Och, wat raad lieve Gerbreg, de droely.

G E R ' B R E G . Gien nood vaer,ik heb noch een compofitie van gedroog-

de foely. En

ia D E V E R L I E F D E L U B B E R T , En geftoote mannetjes nei iten,en zo wat van'tien,en't aan Dat is tot een falfje gemaakt , wacht een beetje zelje vaar.

L U B B E R T . Ei , loop toc h metter haaft .

G E R B R E G . Ik zelje zo een zalfje kooken ,

Datje jou wel wachten zult van weer in de buurt te komen fpooken.

L U B B E R T . Zo zou dat varken mijn fchoone trony bedurven hebben,

dieloozepry. Waer ofze zo lang blijft, komje Gerbregje .

G E R B R E G J E vaitBinnen. Ja ik komje zo by.

L U B B E R T . Men mag wel zeggen, datmen noch goeje menfchen vind

op de weegen. Want hadGerbreg hier niet gekomen,'khad mijn fchoon-

heid niet weer ekreegen. G E R B R E G uit. (wa t fmeer,

Nou kom mijn vaar, zet nou jou aanfigt fchoon dat ik het Met deuze fair.

L U B B E R T . Oei, oei, je doetme zo zeer.

G E R B R E G . Sta ftil, of ik fcheijer uit .

L U B B E R T . Ik zal J de drommel is dat bijten,

Je wrijft, verftaejewel , z o hard, ofj e al het vel van mijn trony woudt afrijten .

G E R B R E G . Wat, jeftaet nie t ee n ommezien ftil, enfpring t al s een

kalf in de way, En dan kantje niet helpen,daer was onze peete May, (pen, Die hetme lang an eweeft, dat ik haar de kunft zou verko-Maarikwouniet.

L U B -

K L U C H T S P E L . 13 L U B B E R T .

Ei , brui heen. G E R B R E G .

Nou is 't gedaen, ik zei in huis loopen, En haaien een fijn doekje, daer ikje mooi me of droog. Maar 't weer komen iel ik wel vergeeten.

L U B B E R T . Het bijt in men oogen als loog.

En het ie 20 glad in men trony, zou 't wel fiep weezen ? Ja 't waarachtig: nou mag dat ouwe varken vreezen j Maar wat wil ik doen, de deur die is in flot» (zo t De drommel haal die ouwe kol, hier ftaen ik mooi als een Enkijk, dat'etdemenfchenwiften , ho e zouwenze m é

kwellen, (fteflen, Nou mag ik me met eeren teHaarlem op de bliek gaen be-Want d'eert hetme mooi in de loog eleia, en d'ander mi t

fiepefmeert, Maer ik zelt die hoeren wel betaalen >zie daer ik zweert....

G E R B R E G vit het venfier. Wel, wat wilje betaalen, Sottebohkom maar een reis weer,

ik zelje zo uitftrijken Dat het jou zal heugen, ja datje gien menfeh zelt gelijken.

L U B B E R T . O jou ouwe tootolf, kom hier maar eens op ftraet.

G E R B R E G . Dat komtme tot noch toe niet geleegen, datjet verftaet j Want he t is hier zo koel, dat ik er noch wat moet blij ven

leggen. (gen . Komt morgen vroeg by daag, jongman, hebje wat te zeg-

L U B B E R T . (tegaa n Ja morgen,als ik zel,ik meen van aevond nog by deSchour En klaagen hem, verftaeje wel, al watje me hebt gedaan.

G E R B R E G . Ja , ik verftaeje wel, loop heen als een man, maar jy meugt

vreezen, Want wy mienen, alzo dra, als jy by de Schout te weezen.

ri ER.

t + D E V E R L I E F D E L U B B E R T ,

P I E R D E T O O N E E I .

G E R E R E G ; L U B B E R T , M A Y K E N .

L U B B E R T . (weel ,

DOeje bef t maa r gorame dat 's eerft een braaf ju-Watzöu ik gelukkig weezen,kreeg ik zo„een fchelmp-

«je tot mijn deel. G E R B R E G .

paeris hy al weer verlieft,ik moet hier wat blijven kijken ; En zien op wat manier juffrouw Maiken buur hem uit zél

ftrijken. L U B B E , R T .

Gen aevond jonge dochter, gen aevond jonge dochter j hoe! ze antwoord niet,

Wel , wat 's dat te zeggen, dat isme nooit meer gefchiet; Ofzou'twel ee n Moffin weezen , ze draagt zulke lang e

panden, (aanranden . Ik magm e reverenfi een s op zijn mof s doen , e n haar zo Jjoltjcligfïcr'fltocrfcfj'n ooglijïifcfjfefetnmijntKlrfó / @an$ fcuirigt ̂ fijkn jo Dol tan filler fmaicé S)aé bie lick auf mier ergtimpt uuberafle maffen £Micr roiefenSeBirottöcrgStflitaan wirbfetbraiibejH dffen. Noch zwijgtze, 't zei licht een engelfche worn weezen, ik

fpreek er in 't engels toe. ïdelady ay ben'joufervent fervent, hou die joü doe, Wol)egoo mit my, ondripk, e» ioppe Set, zome denke. Noch blijftze ftom; kon ik het doen verftaen met wenke.

M A Y K E N . Wat 'wildy hebbe met ou gewenk paife kik, wordy zot.

L U B B E R T . Meisje, 'k wouje in de lotery te-trekken waert, en viel my

toe tot een lot. M A Y K E N .

Ltffe cela. L U B -

K L U C H T S P E L . ï ?

L U B B E R T . Kanje tok Frans fpreeken.

M A Y K E N . Laat my in ruft en gaat auwe wegen* L U B B E R T .

Wat benje dan veur een landsvrouw ? M A Y K E N .

Leit er au wat an gelegen ? Kik ben van Bruflele, moor ki k hay lang i n Vlaendere n

verkeerd. L U B B E R T .

Jajajdaer heb ik op de vlaamfche kamer retrofijne geleerd. M A Y K E N .

Gay lij kt er wel eene. L U B B E R T .

Juffrouw gelieft UL. dat ik UL. t'huis mag geleiden. Om da n z o met een behoorlijke grafy van malkande r te

fcheiden. M A Ï K E I T .

*k En waar geen honneure waert, zo kik au zulks ontzey > Maar kik ben hier an mijn huis.

L U B B E R T . Wel hey,

Woonje hier3 en we zouwen eerft beginnen te vrijen, Dat fpijtme , maa r madaftiefell e i k hoop datj e wel zul t

meuge üjen, 0e praat, Dat ik altemet een reis byje kom,verftaeje wel, en wat met Och brabands vlaminkje wiftje hoe 't gefchapen ftaat In het hart van Lubbert Teunifz jou getrouwe vrijer, Zeun van Teunis Lubbertsze Zaliger, de allemode fnijer En van Prijntje Pru t verftaeje wel, de waiter vande Piins, Je zoutrje over mijn erbarmen, ik twijflfel geenfins.

M A Y K E N . Moor zemers heb dy me zo lief.

L U B B E R T . Dat zei ikje doemblijken ,

Want

X6 D E V E R L I E F D E L U B B E R T , Want ik mien van aevond wakker veurje op te doen ftrij-

ken> (ezeid , En een mallebade te doen fpeule n van me liefde, recht uit Verftaeje wel, die duren zel,van nu tot inder eeuwigheid: Ik hadze,verftaeje wel,an een aar belooft,maar die zei niet

trekken. M A Y K E N .

W e l , hoe maakte my dan zo gelukkig ? L U B B E R T .

Om jou tot liefde te verwekken, Daerom zo gaen ik zo datelijk na Piet en zen maat, En Jan met zijn lier, ze wachteme by de plaats Rojaal inde

Kalverftraat, Met de Smaus die't hakkebort zo geeftig weet te handelen, En Jasje me neefje, di e mooi zingen kan, ikgadernatoe

wandelen, Zoje me vergunt,dat ik hier een allebade laet fpeulen voor

je deur. M A Y K E N .

Kik hay door niet in te kommandeeren doet au plaizier, bonfoir monfieur .

L U B B E R T . Bonfoir madam.

F I F D H T O O N E E I . G E R B R E G , M A Y K E , J A N N E T J E .

G M A Y K E N .

Ebuurkens, woör zy dy ? G E R B R E G van binnen.

Juffrouw buur, we komen. J A N N E T J E .

Ik ben hier al. M A Y K E N .

Wel zy de door, heb dy alle by wel vernoomen, Dat hy fpeelliens is goón hooien.

G E R-

K L U C H T S P E L . tj G E R B R E G .

Ik heb 't alles uit mijn venftef verftaen , Maar waarom ftreekje he m nie t deur alswy hebbe n ge -

daen. J A N N E T J E .

Je had het ons beloofd. M A Y K E N .

Hoor gèbuurkens , loot my betijen Zallejcik 't wel moóke, way zoöuwe die harmonieufe me-

lodijen Van de Overtoomfe Mufikanten niet hebben gehad, Hadde kik hem nu 't afgront gedoón.

G E R B R E G. Goed, goed ik beb het gevat.

J A N N E T J E . Ja dat 's wel , laet het uilskuike wat geld fpendeeren.

M A Y K E N . Da pais ik, zal ekik hém- evenwel afironteeren, Dat gay zult lachchen als gay 't ziet.

ZESDE T O O N E E L. F R A N S , G E R B R E G , M A Y K E N , J A N N E T J E .

F R A N S . -yiT W EIGerbregjemoe r

Is 't al gedaeh ? ik kwam eens kijken, hoeje met de kabbe voer:

Is hy 'er noch niet geweeft? G E R B R E G .

Ja we hebben hem zo uis eftreeken Jannetje en ik, je had jou oogen fchier uitekeeken.

F R A N S . Wat datfpijtm e dati k 'e r niet geweeft ben, i k had het zo

gaarn gezien. M A Y K E N . (fchien .

't Is noch niet heel gedo6n,door moet noch wat anders ge-B F R A N S .

, 3 D E V E R L I E F D E L U B B E R T , F a 4 N s.

Hyisommersweg. G E R B R E G.

Hy is om fpeullui geloopen , (pen Om een aliebade voor JurTrouws deur te fpeulen, wy hoo-Van deuzen aevond zo veul te doen, dat by hier na. Niet weer zei komen, maar je weet watje me beloofd hebt.

F R A N S .

Je wilt zeggen, da t ikje voor de Schout hier oyer vry zou houwen,

Dat zal ik doen, je meugtje daer vry op vertrouwen. Hy zit en wachtme hier dichte by in 't guldeVlies Op de Nieuwendijk.

J A N N E T J E . Zo zeker, trekje mijn de achterfte. kies

Ereis uit, hoe na wacht hy daer om ons in de knip te krij-Neen vaar , daer hadjet niet, dat ' s mis . (gen ,

G E R P R E G . Wat ouwe vijgen,

Frans is zulken man niet. F R A N S .

O neen ik was op een eksploot voor hem uit, Om ee n fluiker te knippen, maar ' t werkje n is heel ver-

bruid , De knecht van d e Wijnkoper, di e ' t my zelfs had doe n

weeten, Is van zijn meefter met ftokken 't huis uitgefraeeten, (zei , Om dat hy 't merkte, zo datter van aevond niet van vallen Dat g a ik nu de Schout eerft zeggen, ik wenfchte wel Dat mijnHeer zelfs me kwam,gelijk als't licht kon beuren, Want hy neemt een zonderling vermaak in zulke geuren. Wanneer 'e r geen gevecht, of ftraetichendery me is ver-

mengd. M A Y K E N.

Ba Sinjoor ki k zou iki k nie t derve n beftoö n al s gy d e Schout me brengt. FRANS .

K L U C H T S P E L . 19 F R A N S .

Als ik jou lui daer voor in fta, benje dan niet te vreeden, Ik zal boeten al watter van komt, is 't dan niet wel?

G E R B R E o . Met reden,

Ik vertrouwje dat wel toe Frans, maar ginder komt by an , Hiel in t harnas , met een Stormhoed en Piek als een Oor-

logsman. (wen , Nou he t kruitj e va n vrypoftighei d moftj e we l onthou-» Als we ons by men hee f d e Schout verdifrendeeren zou -

wen. F R A N S .

Ik zei 't ftraks me brengen, hadieu. J A N N E T J E .

Kom gaanwe me in huis En loeren door ons venfter.

ZEVENDE T O O N E E L .

L U B B E R T , J A S P E R T J E , met drie Speelluy. De andere uit 't venfter .

L U B B E R T . I J A Jongetje, ik had abuis.

Dat ikme zo zonder wapens hier ter plaats dorft begeven , Laetze me nou ereis tanden, 'k wed, ze zullen fchrikken ,

en beven, Datje o m de wapens docht , Jasje, wa s een groote voor-

zigtigheid. J A S P E R T J E .

Ja, 't is men eens verteld, Oom, datter iens in een allebade iemand wierd neer geleid.

L U B B E R T . Daer, neem jy men rondas, hier zei ik men Morlion neer

leggen. J A S P E R T J E .

Oom zellezefpeulen ? B 2 L U B -

l o D E V E R L I E F D E L U B B E R T , L U B B E R T .

Neen, bylo, wacht tot ik het jou zei zeggen. J A S P E R T J E .

Oom,wat doeje mit al die papiertjes, wat is dat voor goed? L U B B E R T .

Hy Jongetje, jy verftaetet jou niet hoe men vrijen moet. Daerom luifter toe als een vryjer,'t zijn zonnetten en ron-

deelen, (fpeelen , Die i k noch bewaart heb, toe n ik i n Vlaanderen plegtt e Sta ruim op dat ik beginnen mag te pronunoeeren ,en zo

draikophouw, Moetje elk ereis pauze maken, Jasje, dat beveel ik jou.

Een vaersken zygefchreevén op mijn lief jen grajieuslijk-, Een Maagdeke zofckoon> als Venus amoreuslijk, Zy heeft een neusje , dat is gemaakt wel ,

'En daar onder eenfehoone Hozende mondy D'te roode Uppekens ook zijn geraakt wel, Daar die Blinkende tandekens rond Me zijn Bedekt , die als tijdis en flond, Hoor een mannier tijk lachjen minjodtlijk Hun dan toonen in een gelijk verbond Veel klaarder dan y voor e Bloot elijk. Zy hééft een gelaat als een Godivne , Met een klinkende vois en een zoete taaie y Mitsgaders eenplaifante geputte kinne , Met een breede Borfi, daar heBtgy 't altemaale.

Dat 's Pauze de bruy. De Speellui fpeelen SLeisje, umi Meisje.

L U BBERT. Schenk nu de Mufikanten ereis wijn. Jasje, zelje.

J A S P E R T J E . Wel Oom,ik heb hier wel het glas; maar waar is de botelje? Haalezien, zeftaetdae r byjeMorlion , enfpreektnié t

een woord. L U B B E R T .

Repje wat, lu ftig als een manrje, zo gaenwe weer voort, Want

K L U C H T S P E L . a i Want ik moet noch referijne n e n rondeelen j Geeft deIVfufikante n -nie t te vee l wijn , z e zouwen aar s

niet kunnen fpeelen , Maar wat dunk jou, als men Matres my in dit poftuur zag, Zou 't kunnen paflèeren ?

J A S P E R T J E . Ja wis Oom, dat 's deregteflag.

'tls zo goed alsiemand zou doen met gedachten. L U B B E R T .

Kom, geefme ook een glas wijn, en wilt een weinig Wach-ten,

Zo helder, alsblinkt deze Wijn Zo blinken d'oogjens van de Liefifte mijn.

Mijn liefjen is wel gefatfoeneerd Gelijk als dit glas en dex.e wijn is , Want dat is wel geproportioneerd. Mijn litfjen is wel'gefatfoeneerd. Mocht ik 'er hekben z.ie daar ik zweert, ik raakten uit al mijn pijn wis. Mijn lief jen is wel gefatfoeneerd. Gelijk als dit glas en deze wij» is.

Nou is 't alweer pauze, De Speelluy ff telen ah mijne man uit, ejre.

J ASPERTJE . Daer hoor ik jou, lieflte Lubbert Oom,

L U B B E R T . Gutjafpertje, fpreekno u Latijn , wakker,maatje,houj e

vroom, Ik zei hetjouvantutteltj e tottutteltje , va n mannetj e to t

mannetje na zeggen. J A S P E R T J E .

Ja maar, waer verfchuil ik me beft? L U B B E R T .

Ga, hier achterme leggen.

B 3 ACHT-

aa D E V E R L I E F D E L U R B E R T ,

ACHTSTE T O O U I ï J ,

M A Ï K E N ) by de voorgaande.

J A S P E R T J E , en L U B B E R T .

Parve, nee invideo ,five me lieer ibis in urbem, Hei mihi I quo domino non licet he tuo.

L U B B E R T .

WAt zegje nou liefftentjè va n mijn geleerdheid mag dat niet wel paffeeren?

M A Y K E N . 't Is zeer extravangant.

L U B B E R T . Nou weer aan'tsmuficeeren.

De Speellui f peelende vw van Koot/la. M A Y K E N .

Hoort eens dat 's een mufikaal deuntje, da komt zeer net, Moor kik zal au ftraks eens trompetten laten op deez mijn

trompet. L U B B E R T . Wat dunkjeva n onzeallebaden » mac h het niet wel deur

den beugel ? M A Y K E N -

Ja wel , zy dy geen Zoon van Pallas, zo Zy dy een breut-zel van hóoren veugel.

J A S P E R T J E . Oom, hoorje wel? ze fchekje voor een uil uit; leije dat ?

L U B B E R T . Jongetje, zwijg jy maar ftil , dats iets > datjy niet en vat. Kan ik UE. noch ergens in behagen ?

M A Y K E N . Ja , als u niet en vervelde,

Da gay voor myn een deunke op dit fchalmayke fpelde, Gy zaut mijn verobüieeren, en doen noör mijnen zin.

L U B B E R T . Kom , seef heo mijn maar aan, mijn zuivere Godin.

ö We l

K L U C H T S P E L a 3

Welikblaasdatikroodomde ko p word,et t kan geen ge-luid hooren.

M A r K E N . Kom geef es main weerom ,gy gelaykt nauw wel een keu-

ning Van de Mdoren. L.UBBEJLT»

Wat Duivel, hebjejaedan Cwart gemaakt ? M A T R E N .

Wel woórom zou kik niet ? J A N N E T J E ? uühttromfltri

Moet ikje bidden, Gerbreg 3 kijk een reis hoe den uil ziet. L U B B E R T .

Jou zeldcreraentra Braba&dze teef, ha d ik jou hier ik fne-je an flarden.

G E R B R E G . Ja wei Jarinerje, i k be n io ro l laobs- j dat ik nie t langer

ken harden. LüBBBRT.

Jou Brabandfch e karonj e hebj e ' t har t zo kom erei s be-neen.

J A S P E R T J E . Ei lieve Lubbert Oom»ik^bidgaenwe maar heen.

L U B B E R T . Jonge Mijf van|me lijf * varken i 'k zei van avond noch by

de Schout overje klagen. M A Y K E N .

Kloógt gy moor wat heen > de Schout zool yeu l ho6r oou vragen.

Wanneer by hoort, dat gay hier zo de pijpeftek , En maakt hier in de buurt gedurig zulk gewelt .

L U B B E R T . Wat hebje me fwart te maken, zeg.

M A Y K E N . Om da gay au uit de buurt zou abfenteeren,

Want komd y wedero m > zalekik au noch anders vexee-ren,

B 4 Door-

i 4 D E V E R L I E F D E L U B B E R T , Doorom willekik au roóden, blijf hie r voón doön.

L U B B E R T . Dat zouj e flus gezeid hebben , eer ik aldeuz e onkofte n

had edaen. (ren Speullui, daer is jou gelt,ga jy maar heen. Ik wil wel zwee-Ik ga altijd mijn leven niet weer uitallebadeeren.

J A N N E T J E , uitbet verifier. Wat fchor t 'erbinjefwartLubbert , wilikjewecrofwaf -

fen, vaar , 'K heb hier noch water by me.

L U B B E R T . Die varkens houwen 't met mekaar.

G E R BR EG, uit bet venfier. Zo doenw e Lubber t Teunifz . wiljejo u niet weer keten

logen, Ik zei wel byje komen, en het dan mooitjes of droogen.

L U B B E R T . (hart . Ja ko m een reis beneen, metj e wanen e n droogen hebjet

J A S P E R T J E . Laet 'et haar maar doen Oom zeker je bent zo fwart.

L U B B E R T . Je weet 'er niet of Jongen, ze gekken met me,wat meiigje

razen. M A Y K E N , uit bet venfier. (bloözen ?

Trompetter va n d e Prins, wildy nie t noc h eenvooisj e L U B B E R T .

Daer is de derde ook, ó, ze houwent zamen alle drie; Ja we), ik fpring uit men vel, dat ik dit hoor en zie, -En me niet wreeken kan, maar by de ellemallementen, Dat geld, verftaeje wel, dat heb jy luy maar op renten. Je zeker wel dubbelde intreft van geven dat beloof ik jou , Is 'er aars recht in de Stad.

M A Y K E N , uit bet ven fier. Ay excufeert oris Lubbertus.

L U B B E R T . NOUJ nou ,

Gek-

K L U C H T S P E L . i y Gekje maar metme,daer zien ik'er een aan koomen ; Die ze i i k het i n handen geven , je zelt van de drommel

droomen.

Jf I G E S ' D E T O O N E E L. F R A N S , by de voorgaande.

WAt is hier te doen Lubbert Oom,hoe gaeje Zo gewel-dig aan;

Wilje metdeStarloopenjezietzofwartalseen moeriaan , En je bent gewaperit Van 't hoofd, tot de voeten, Gelijk ofje voo r Sint Joris zou fpeulen die den Draak zou

bevechten moeten. L U B B E R T .

O Frans; ik ben zo angehaalt, hebje nou eenig verftand , Zo komtme te hulp, ik ly,het groótfte affront van 't land$ Ik ken het niet zeggen, en noch veul minder verdraagen , Maar ik zelme wreeken, daoter Amfterdam van zei waa-

gen, Die hoéren,daer in 't venfterjmoeten all e drie op de kaak .

G E R B R E G , M A Y K E N , « » J A N N E T J E , lachcheu uit het ven fier.

Ha, ha, ha, ha, ha. L U B B E R T .

Often minft e in 't Spinhuis al lachchenze. G E R B R E G , M A Y K E N , * » J A N N E T J E ,

lachchen uit bet venfier. Ha, ha, ha,

F R A N S . I n ZO fwaarenzaak Zou ik me niet graag fteken, het fchijnen lui met eeren.

L U B B E R T . Met eere, met eere.

G E R * B R E G , M A Y K E N , J A N N E T J E al lach-chende uit het ven fier.

Ha, ha, ha, ha. L u B E E R T. Ik zelje dat lachchen wel verleeren:

B <? Ei

»tf D E V E R L I E F D E L U B B E R T , Ei Fran J} ik bidj e gaet een reis metme na de Schout, ïk zel t goed maken , a l was 'tdatjereenrofenobel voo r

hebben woud. F R A N S .

DcSehout, di e is zo opdewegófnhierdatélij k voo r by te komen,

.Maar deze lui zijn van me kennis, daarom heb ik voorge-nomen , (held,

Geen van jou beiden te helpen,doch hebje geen vrypoftig-Omje wor d te doen, daer heb ik remedie toe.

G E R B REG, uit het venfier. Je hebt ommers gezeid,

Datje ons die remedie zoud langen, zoekje ons te bedrie-gen:

Datsfraay van jou edaen^en menfch zo in flaep te wiegen. L U B B E R T .

Geef jy 't me maar Frans. F R A N S .

Daer is 't alsje daer wat veul van fnuift , Z Q is 't of alk befchroomdheid vai t ee n menfchen hart of

ftuift: En da n heef t m e geen advokaa t van doen , zo kettme n

praaten. L U B B E R T .

Dat galet er nae toe; waer is hy ? F R A N S .

Ik heb hem in 't guide Vlies gelaaten, Op de Nieuwendijk,maar 't lach was al gerekend hy ftond

op zijn vertrek. L U B B E R T .

Ik loop hem al fnuivend te gemoed. F R A N S .

Loop heen ihuiverd, loop heen malle gek.

TIEN-

K L Ü C H T S P E L : %•,

T I E !N D E T O O N E E L. E R A N S , G ÉR. B R E G , M A Y K É N , J A N N E T J E.'

G E R B R E G , ulthetvenfier.

ZO zekerFran&daer laetje ons mooi in de pekel fteeken, Men magop jou wel vertrouwen, enjouomraedan- r

fpreeken, (fteur, Of zelje de boete niet de Schout deilen, ben jy een ftolle-Jeirieugt een verklikker weezen.

F R A N S . Kom ereis beneen voor deiur

Peete Gerbreg. G E R B R E G .

Ik zelme dat wel wachten, de Schout mochtme meflepen, Ik vertrouw jou niét, foei jou vérklikker, hebje zulke kne*-

pen. F R A N S .

Hoor Gerbreg- , het fcheeltmeniet watje van me vertrout, En ofje me folhciteur noemt, of verklikker van de Schout, Daer leytm e niet angelege n , ik he b m e leve n meni g

menfch bedroogen, Maar jou niet als dienftgedaen, heb ik je ooi t we l ee n

woord tevoore n gelogen ? G E R B R E G , uit bet venfter .

Wel neenje, maar waarom geefje hem dat kruidje van vry-poftigheid.

• F R A N S . Hoort me ereis toe,ik heb zijn pijpefteldery aan de Schout

gezeid; En hem 'er na toe gezonden, om die in de mond te lopen, Ik wouw zelfs niet me gaan, want hy zei het zuur bekopen. Te minfte zetteze hem zes weeken te water en te brood, En om dat hy ücht zijn zelven meteen mooi praatje uit de

nood Zou zoeken te helpen, heb ik hem een kruitje om te {hui-

ven gegeven,

2$ D E - V E R L I E F D E L U B B E R T , Dat he m i n plaat s van vrypoftig te maken, daer veur zei

doen beven: Zie daer het Was ui t dit verkeerd papiertje , kijk di t is

blaauw, (graauw . Maar d o briefjes va n ' t kruitj e va n vrypoftighei d zij n Jy neem t het m e kwalij k of, maa r me doch t ik deed jou

grafi, Want het zijne is van zulkcn wonderlijke operafi; Het doet zo hakkelen en ftameren, dat de Schout in plaats

van hem te verftaan, (gaan , Kwaad zei worden, komt hy dan hier me t hem verby ge-Gelijk ik weet dat hy doen zal,en datje lui dan kunt praten, Door debriefjen s va n vrypoftigheid trots de befte Advo-

katen. %o hebjer niet an te twijfelen, of jy lui bent vry Van alle boeten, en van zijn pijpeftellen} en hy raakt felfs

indely. Maar wijlje me mistroud, wat leyter my an bedreven, Je möft het al liever hebben willen, als ik het jou zou wil*

len geven. G E R B R E G , uit het venfier, (beneen ,

Is ter zo geleegen, ei excufeertme Sinjeur Frans, ik kom M A Y K E N J uit het ven fier.

Kikzauwekik, lieve r uit het venfterfpringe alsloóten u die vreugd alleen.

Moete kiker bay zijn-J A N N E T J E , vit bet ven/Ier.

Ik diender ook wel by te wezen. F R A N S .

Het wa s daer fchier verbrod, maar de zottinnen laten 'er noch belezen, ( ginder an.

Daar komt de Schout van pas,waar benje ?de Schout komt G E R B R E G , vtt.

Hier ben ik,ei Frans geefme wat. J A N N E T J E , vit.

Geefter my ook wat van. MAY-

K L U C H T S P E L . z 9 M A Y K E S , uit.

My ook , moor moetme veel gebruiken. F R A N S . Neen, maar zo een klein fiertje ,

Daer is zo veel,alsje hebbe moet, voor elk wat in £ on pam-piertje.

E Z f D E T O O N E E I . Alle de Tooneelliften.

S C H O U T .

JEzoutme do l maken, ikkanjenietverftaan,jefiaate n friieft-,

En wilt evenwel praaten. F R A N S .

Zieje wel, dat hy 't proces alhalf verlieiK Wakker; fnuif jy nou, en begint dan te fpreken; Z o , dats treffelijk, daar me is hem de kans of ekeken.

L U B B E R T . Maer mijn Heer. . . .

S C H O U T . Zwijg, zeg ik dotje heel uitfpreeken kunt ,

Maai1 Vrouwtjens > 't fchijnt hy heeft het op jou gemunt-Wat hebj e hem gedaan , ' t fchijnt dath y ove r jou komt

klagen. J A N N E T J E .

Mijn Heer, die guit.... M A T S E N .

Die pijpeftelder. .., G E R BR E G .

Jy kunt het Sinjeur Frans vragen. L U B B E R T .

Zeliegent.. M A Y K E N .

Zwijgt vagebond L U B B E R T .

Dat karonje... . J A N -

j o D E V E R L I E F D E L U B B E R T , J A N N E T J E .

Ei5 hoor mijn Heer .... LUBBERT.

Heenikeerft— G E R . B R E G .

Gelieft hem niet J ANNE.TJE .

ïkzal'tzeggen M A Y K E N .

Op main eer.. . . Sc H O U T .

Hoe is ' t, houje me veur een dagfcheer, hoe zelt lukken; L U B B E R T .

Ik bid men Heer. . . . JANNETJE, MAYKEN, GERBREG.

W y bidden alle dry S C H O U T .

Stil, met dit rukken en plukken, Wie meenje veur te hebben, fop me niet ik raje dat; Of ik zetje alle vier zonder veel woorden datelijk in 't gat. Spreek d'een voor, d*ander na hebje wat te zeggen, Maar me t fatzoen, enj y eerf t f ongman, hebje mijn wat

voor te leggen. L u B B E R T .

Ik kwam verftaeje wej... . mijn Heer} verftaeje wel.... van aevond, verftaeje wel

• S C H O U T . (gelei , Hoe duivel zou ikje yerftaen, gy fnieft, en maakt me een Aan't hoofd,dat het om loopt,dus gebied ik jou te zwijgen, Spreek jy Vrouwtje, hebje deze Jongman ergen s van t e

betijgen. G E R B R E G .

Hoor men Heer dieecrvergete n gaudief. ... die vagebond—

S C H O U T . Hoe droes is't fcheerje roeook,houd mealtemaal de mond

En

K L Ü C M T S P E L . 31 En fpreekt gy JuffirouWi

M A T K E N . Sinjoor Sehauc.... dis feharluin.... dat varken....

S C H O U T . Ho , 't is deur fteken werk , ik be^in de pote te merken, Maar wachü, laat eens zien, wie malkander 'tleft fcheere n

zal» Jy'of ik, met een Officier te gekken,heeft weinig val; Maar bénje ook van de party, of hebj e wat te zeggen vrij-

fter, J A N N E T J E .

MenHeer.... die fchobbejak.... heeft van aevond.... in onze buurt. ... zo bijfter. ...

S C H O U T . Hier Abram, en jan bintze alle vier aan malkaar.

A B R A M en J A N . Hier zijnwo aire.

S C H O U T . Frans helper wak

G E R B R E G . Mijn Heer —

J A N N E L T J E * Ei men Heer....

S C H O U T . Voort neemter me.

F R A N S . (fpreeken, Met verlof, Heer Schout, laatme eerft eens een woordje 'tls meieed datje moeilijk wordt, maar ik heb' t werk zo

befteeken. Hoor, o m da t haar lui kweftie nietvee i om 't lijf had , al

fcheenfe groot, En om datj e hoofd niet welftond, o m ' t mislukken van

'teksploot, Meende ikje met deze pots zo wat te verheugen, Ik heb 'er 't nieskruid gegeeven, en haar een leugen Vijf zes wijs gemaakt, om dit zo uit te werken , maar

Je

3 ! DE V E R L I E F D E LUBBERT,en2 . Je benter niet kwaad om hoop ik.

S C H O U T . Heel niet Frans/t is raar,

Vanjebedocht, brengme tTiuis ik zalje daar een glaasje voorfchenken.

F R A N S . Mijn Heer, ik zelme daer niet lang over bedenken.

L U B B E R T . *tIs wel Frans... •

M A YK E N . Kikbeloofsau....

J A N N E T J E . Schaamjejouniet....

G E R BR EG . Ben jyme kornuit...

F R A N S . Eifch,tilchitifch,tifch. Loo p elkinhuisenfnieftdaa r

jou malligheid uit.

E I N D E .