Kinderen zaaien - CNME de Groenling · Tuinkers kan laten ontkiemen en groeien. Als het...
Transcript of Kinderen zaaien - CNME de Groenling · Tuinkers kan laten ontkiemen en groeien. Als het...
1
Kinderen
zaaien
in de klas…
2
Inhoud
- Inleiding
- Aparte beschrijvingen van de uitgereikte zaden.
- Lessuggesties
- Literatuuropgave
Inleiding
Kinderen zijn over het algemeen meer geboeid door dieren dan door
planten. Een dier kun je oppakken, tegen je aanhouden. Een plantje lijkt
minder boeiend, omdat het zo langzaam groeit/verandert.
Juist kinderen, die opgroeien in een verstedelijkt milieu, waar lawaai, snelheid,
haastig voorbijgaande brommers, motoren, auto’s enz. de zintuigen
overbelasten zijn geneigd om aan opvallende verschijnselen aandacht te
gaan geven.
Het leren waarnemen van subtiele verschijnselen vereist concetratie, rust,
aandacht en geduld, iets wat kinderen uit steden steeds grotere problemen
geeft. Om hen te laten zien, dat ook aan een “stille” plant veel te beleven
valt, is het volgen van de ontwikkeling van zaadje tot plant bijzonder geschikt.
Het ontstaan van een complete plant uit een klein zaadje - het zelf zaaien en
verzorgen van de plant - schept een band met de plant en laat de kinderen
met heel andere ogen kijken naar planten: ook de grootste eik is uit een eikel
ontstaan. Hij die de dingen ziet, zoals ze zich van het begin
af aan ontwikkelen, heeft er het mooiste zich op
(Aristoteles)
Als straks buiten de zaden gaan ontkiemen (in de tuin, in het park of in het
bos) zullen de kinderen door hun eigen ervaringen in de klas er vast beter
naar kijken!
3
Wat ontvangt u per klas?
- 6 soorten zaden: Stamslabonen, winde, Kruidje-roer-me-niet, Tuinkers,
Suzanne met de mooie ogen, Kastanjes.
- 6 bloempotten en 6 steeketiketten. In deze potten kunt u de zaden zaaien,
zodat u van iedere soort een voorbeeldpot heeft.
- 30 bamboestokjes
- 2 balkonbakken
- 2 zakken potgrond
Heel veel plezier en kijk maar naar het plaatje op de vorige pagina, hoe uw
klas er uit moet gaan zien!
Een korte omschrijving van de uitgereikte zaden.
A. Zaden van gekweekte planten
De stamslaboon
Bonen behoren tot de familie van de
vlinderbloemigen; dit is een groep planten,
waarvan de bloem een speciale bouw heeft
en min of meer op een vlinder lijkt.
Oorspronkelijk groeide de boon in
subtropische gebieden van Amerika,
vanwaar ze door de Spanjaarden naar
Europa werd gebracht. De bonen worden in
Nederland na de IJsheiligen, dat is na 10 mei,
buiten gezaaid. De planten kunnen namelijk
geen vorst verdragen. In de klas hoeven we
echter geen rekening te houden met
eventuele vorst, zodat we ze nu al kunnen
zaaien.
Er zijn vele soorten bonen zoals pronkbonen,
sojabonen, spekbonen, enz. Binnen al deze
soorten zijn twee typen mogelijk.
- De stokbonen, dit zijn klimplanten (een
bekend beeld in de volkstuinen en langs
spoorbanen).
- De stambonen, deze blijven laag bij de grond.
U heeft stamslabonen gekregen.
4
De boon van binnen.
De boon leent zich heel goed om de bouw van zaden eens te bekijken.
Daartoe doen we wat bonen een nacht in een bakje met water. ’s Morgens
vroeg zien we dat de bonen opgezwollen zijn en dat ze niet meer zo hard zijn.
Het buitenste velletje, de zaadhuid, kan er gemakkelijk afgehaald worden,
zodat de boon daarna open gepeuterd kan worden.
Binnen in de boon vinden we een kompleet plantje,
waaraan we al een worteltje (1), een stengeltje (2), en
twee piepkleine blaadjes kunnen zien.
Het grootste gedeelte van de boon bestaat uit twee aan
elkaar gelijk zijnde helften: de twee zaadlobben (4).
Ook dit zijn eigenlijk twee blaadjes. Ze bevatten
reservevoedsel, zodat het kleine kiemplantje de eerste
periode helemaalt op eigen kracht kan groeien.
Het zijn deze twee eerste “blaadjes” die bij ontkieming boven de grond
komen.
Maak zelf maar eens een boon open en bekijk deze met een loep. U zult er
echt verbaasd over staan.
Wenken bij het zaaien
- De ontkieming van de bonen vindt sneller plaats als de bonen een avond
van te voren in het water worden gezet om te wellen.
- Per pot 3 à 4 bonen zaaien.
- De zaaidiepte is ongeveer 2 à 4 cm.
- Op een lichte plaats zetten en regelmatig water geven.
Het kiemproces
Op de volgende pagina ziet u een aantal tekeningen, die een overzicht van
het kiemproces geven.
5
1. boon (droog) 2. door welling 3. door welling
gerimpelde boon sterk gezwollen
boon
4. na ± 4 dagen 5. na een dag of 5 6. na ruim een
is de boon gekiemd is het velletje gebarsten week heeft de
gekiemde plant
worteltjes
7. de stengel groeit 8. na ± 14 dgn is het 9. volwassen
snel en er zijn twee plantje 16 cm lang en bonenplant
beginnende blaadjes verschromelen de zaad-
te zien lobben langzamerhand
6
Winde of dagbloem (I pomoea)
De familie van de
Convolvulaceae of
Windeachtigen bestaat uit een
aantal voornamelijk in de tropen
voorkomende soorten. De naam
Convolvulaceae betekent
omslingeren of omwinden. De
Nederlandse naam Winde is dus
afgeleid van het feit, dat de
plant zich overal omheen windt.
In ons land komt de Winde ook
in het wild voor, bijvoorbeeld de
Haagwinde. U kent hem vast
wel: “Het pispotje”.
Een soort die u kunt gebruiken, is
de I pomoea, een gekweekte
variëteit. De bloemen zijn
hemelsblauw van kleur. De plant
wordt ook wel Dagbloem
genoemd, daar de bloemen ’s
morgens ontluiken en ’s avonds
al afsterven.
Er ontwikkelen zich echter zoveel bloemen dat er bijna wel iedere dag één of
meer bloemen in bloei staan. Voor kinderen is er heel wat aan te zien.
Wenken bij het zaaien
- De Winde is een éénjarige plant, zodat u als u volgend jaar weer van de
bloemen wilt genieten, zelf zaad zult moeten verzamelen.
- De zaaitijd valt van apri - juni. De bloeitijd is ongeveer juli - september,
afhankelijk van het tijdstip dat u gezaaid heeft.
- Het beste kunt u in een bloempot ongeveer 5 zaden zaaien. Zaaidiepte is
ongeveer 1 cm.
- De plant kunt u ook met pot en al buiten zetten, maar dan wel na ± 10 mei,
als de kans op vorst voorbij is.
- De Winde kan wel 4 meter hoog worden. Zet er in ieder geval stokjes bij. Wat
ook erg leuk staat, is het leiden van de plant richting plafond d.m.v. één
draad, die met een punaise bijvoorbeeld boven aan de rand van het raam
wordt bevestigd.
7
Kruidje-roer-me-niet (Mimosa pudica)
Kruidje-roer-me-niet is een kruidje dat zich roert, als het aangeraakt wordt. De
Latijnse naam is dan ook Mimosa pudica (pudica betekent beschaamd, kuis).
Als een “kuise Suzanne” sluit ze zich af voor de buitenwereld door haar
blaadjes dicht te vouwen, maar… bij een Kruidje-roer-me-niet gaan na een
poosje de blaadjes weer open.
In de zomer draagt de plant kleine kogelronde bloemetjes, die lichtpaars of
rose zijn.
Wenken bij het zaaien
- Het Kruidje-roer-me-niet wil graag een lichte, zonnige plaats (maar niet in de
felle zon).
- Gedurende de groei- en bloeitijd krijgt het veel water en het liefst om de 14
dagen wat mest.
- Het water geven moet regelmatig gebeuren (bijv. één maal per dag), want
anders krijgt het bijzonder snel gele blaadjes, die er na verloop van tijd weer
afvallen.
- Zaaien tussen maart en april in potten, binnenshuis.
- Niet dieper zaaien dan ± een halve centimeter.
- 2 zaden per pot.
- De potjes tijdens de ontkieming liefst afdekken met plastic of glas.
8
Tuinkers
Tuiners wordt ook wel Sterrekers genoemd, omdat de eerste blaadjes op
sterretjes lijken.
Oorspronkelijk groeide Tuinkers in het westelijk deel van Azië, maar
tegenwoordig vinden we Tuinkers veel op de vensterbanken in de keukens in
Nederland.
Tuinkers kan namelijk prima gegeten worden als “groente” op beschuit,
boterham met kaas enz. (Tuinkers is rijk aan vitamine C).
De smaak is wat bitter, vandaar dat Tuinkers ook wel onder de naam
Bitterkers wordt verkocht.
Voor het zaaien in de klas in Tuinkers zeer geschikt, daar het weinig eisen stelt.
Je kunt het zelfs op vochtige watten, celtona’s e.d. laten kiemen. Ook de
standplaats geeft geen problemen, zodat ieder kind op zijn tafeltje wel
Tuinkers kan laten ontkiemen en groeien.
Als het Tuinkers-plantje niet geoogst wordt, maar doorgroeit, dan krijgt het
anders gevormde bladeren en een blauw waas.
Tuinkers kan dan - bijv. in de tuin - wel 35 cm. hoog worden en krijgt dan
kleine witte bloemetjes.
Uitgebloeide tuinkers kan goed bij bloemschikken gebruikt worden.
Wenken bij het zaaien
- Tuinkers kan van maart tot oktober binnen gezaaid worden, maar vanaf
april ook buiten.
- Elke grond en standplaats kan benut worden.
- Voor het geval, dat men ervan wil oogsten, dicht opeen zaaien en de
blaadjes afsnijden als de plantjes ± 3 tot 4 cm. hoog zijn. Daarna groeit het
vaak weer aan en kan er voor een tweede keer van gesneden worden.
- Kies bij grote zonnewarmte een beschaduwde plaats.
- Goed water geven.
9
Suzanne-met-de-mooie-ogen (Thunbergia aláta)
Suzanne-met-de-mooie-ogen behoort tot het
geslacht Thunbergia, dat wel meer dan 70
soorten telt. In Afrika en Azië groeien deze
planten in het wild. De naam Thunbergia is
afgeleid van de naam C.D. Thunberg, een
leerling van Linnaeus, die veel planten
beschreef toe hij bij de Oost-Indische
Compagnie werkte.
Suzanne-met-de-mooie-ogen, de Thunbergia
aláta, is in Nederland de bekendste soort.
(Aláta betekent gevleugeld).
Het is een éénjarige plant met hart-pijl
vormige bladeren. De mooie oranje
bloemen hebben zwarte hartjes, die eruit
zien als gitzwarte pupillen van ogen.
Vandaar de naam Suzanne-met-de-mooie-
ogen.
Wenken bij het zaaien
- Suzanne kan vanaf februari tot begin mei gezaaid worden.
- Per pot worden ongeveer 4 of 5 zaden gezaaid.
- Na 5 tot 6 dagen zullen de zaden kiemen en als de plantjes ± 10 cm hoog
zijn, kunnen wij een klein “hekwerkje” in de pot zetten, hoewel Suzanne ook
kan hangen.
- De potten op een zonnige plaats zetten. De bloeitijd valt ongeveer tussen
juni en september. (De plant bloeit zeer overdadig)
- Tijdens de groei- en bloeitijd wat mest geven. Ongeveer 1 keer in de 14
dagen.
10
Zaden in de natuur
Een aparte les zou aan ontkieming van zaden in de natuur besteed kunnen
worden.
Tot nu toe hebben de kinderen gekweekte zaden gezaaid.
In de natuur onkiemen ook zaden, maar die worden niet door mensen-
handen in de grond gestopt!
Het is heel belangrijk, dat de kinderen - via hun eigen bakjes met zaden - de
relatie leggen met de “in het wild” voorkomende zaden.
Het zaaien van de zaden uit de natuur kunt u het beste na het zaaien van de
gekweekte zaden doen.
Bij de lessuggesties vindt u een paar ideeën betreffende de verstrekte
kastanjes wat u er met de kinderen mee kunt gaan doen.
Ook beukenoten en eikels (of kiemplanten ervan) die u zelf vrij gemakkelijk in
bos of park kunt vinden, bieden leuke mogelijkheden om in de klas mee te
werken.
11
Lessuggesties voor groep 1 t/m 4
Een opmerking vooraf:
Het is heus niet de bedoeling dat alle hier aangeboden suggesties uitgevoerd
moeten worden. Aan u de keus welke suggesties u bruikbaar vindt.
Algemene wenken bij het zaaien
Benodigdheden: - zadepakket, dat u ontvangen heeft
- het “zadenkarton”
Inleiding
In een kringgesprek kunt u de kinderen - alvorens zij zelf gaan zaaien - iets
vertellen over zaden.
Het doel van de gesprek is, dat kinderen ontdekken dat er veel verschillende
soorten zaden bestaan. Misschien zou u van te voren een “zadenkarton”
kunnen maken.
Een groot stevig karton deelt u in vakken in. In elk vak plakt u zaden
(bloemenzaden, groentezaden of andere zaden) van één soort met erboven
een bijbehorende afbeelding.
De zaden kunt u met een sterke lijmsoort opplakken (laat liever geen boeklon
over de zaden plakken, daar dan geen direct contact met de vingers
mogelijk is, bovendien zijn dan de kleuren niet goed te zien).
Naar aanleiding van de verschillende soorten zaden kunt u vragen stellen:
- wat zijn dat voor “dingetjes” die onder de plaatjes geplakt zijn?
- wat is dat “een zaadje”? Wat groeit eruit?
- ga eens met je vingers over de verschillende zaden: zijn ze hard, zacht,
ribbelig enz.?
- hoe zien de zaden eruit: groot, klein, rond enz.?
- welke kleuren hebben de zaden?
Het zaaien
Na deze kennismaking met allerlei verschillende zaden, komen de verstrekte
zaden aan bod.
De zaden ook weer laten bekijken, voelen, kleuren op laten noemen.
U kunt voorbeeldpotten maken en kiezen met welke zaden u dat doet. Plak
een zaadje op een etiket, zodat de kinderen later als het plantje boven de
grond komt, zien welk zaadje bij welk plantje hoort. Zo worden ze er op
gewezen dat uit al die verschillende zaadjes ook verschillende plantjes
groeien. De relatie zaadje - plant blijft duidelijk.
Bij het zaaien kunt u aandacht besteden aan:
- de hoeveelheid aarde, een rand aan de bovenkant uitsparen zodat
makkelijk water gegeven kan worden.
- de diepte van het zaaien. Met de vinger een klein kuiltje maken.
Wat zal er gebeuren als je het zaadje héél diep zaait?
- de ruimte tussen de zaden. Als je zaadjes te dicht op elkaar zaait komen de
latere plantjes in de verdrukking en blijven klein.
12
- het water geven. Wat zal er gebeuren als je heel veel water geeft?
Kinderen kunnen het beste hun plantjes met plantespuiten water geven. Een
gieter heeft over het algemeen een te grote straal.
- tot slot erop wijzen dat uit ieder zaadje één plantje groeit. Kinderen denken
wel eens, dat de hoeveelheid zaden de dikte van de plant bepalen.
“Ik heb alle zaden in één kuiltje gestopt, dan krijg ik één hele dikke wortel”.
U zou bijvoorbeeld kunnen vragen: hoeveel zaadjes heb jij in je bakje
gezaaid? Hoeveel plantjes krijg je dan? (Het kan gebeuren dat
sommige zaadjes niet kiemen).
Het zaaien door de kinderen
Benodigdheden bij het zaaien: (tuinkers)zaden, kranten, aarde, een aantal
afwasbakjes, potten of zakjes, etiketten die de kinderen van te voren
gemaakt hebben, margarinekuipjes.
- Kranten op de tafeltjes of op de grond laten uitspreiden.
- De leerlingen bakken of zakken met aarde geven, d.w.z. per 4 à 6 leerlingen
één bak of zak met aarde.
- Kinderen de aarde in de kuipjes laten doen (geen schepjes gebruiken
omdat het contact met de aarde dan weer verloren zou gaan).
Er zullen kinderen bij zijn die heel lang over dit karweitje doen. Ze kunnen
namelijk soms helemaal in beslag genomen worden door al die kleine takjes,
stukjes blad en kleine beestjes, die soms nog in de aarde zitten.
- Pas als alle kinderen klaar zijn, de zaden uitdelen. Het beste is de kinderen te
laten beginnen met Tuinkers, omdat het met de diepte en onderlinge
afstand bij het zaaien van Tuinkers niet zo nauw. Het kan gewoon niet
mislukken.
Ze kunnen dan daarna of een volgende keer bijvoorbeeld bonen zaaien,
waarbij de diepte en de afstand wel een grotere rol spelen.
De zaden naast elkaar laten leggen, verspreid over het kuipje en een klein
beetje aandrukken, zodat er een heel dun ‘dekentje’ aarde overheen komt.
- Met de plantenspuit water laten geven.
- Een etiket erbij aan de rand van het bakje erin laten steken. De etiketten
kunnen de kinderen van tevoren maken.
- Laat ieder kind, als het enigszins mogelijk is, zijn eigen kuipje op zijn tafel
houden.
- Na ± 8 tot 10 dagen is de Tuinkers al oogstbaar en heerlijk op een beschuitje
met of zonder citroensap en suiker, of met een beetje zout.
Hoe en waarin u de rest van de zaden wilt laten zaaien, kunt u zelf het beste
uitkiezen.
13
Zaden uit het bos
Aan het zadenpakket is ook een aantal kastanjes toegevoegd. De bedoeling
is, dat de kinderen via hun eigen bakje met zaden ontdekken, dat
bijvoorbeeld in het bos of in het park, ook zaden ontkiemen, maar dan
zonder mensenhulp. Alle planten die ze buiten tegenkomen (bomen, struiken,
gras enz.) zijn eens uit een “zaadje” gegroeid.
Kastanjes
Het grappige van kastanjes is, dat zij bij de ontkieming een heel lange wortel
maken, die je pas ziet als je de kastanje optilt. Kinderen zijn erg verrast, als ze
eerst een kastanje zonder wortel optillen en vervolgens een kastanje met
wortel. Aan de eerste bladeren die ontstaan kan je ook al direct zien, dat er
een kastanjeboompje uit groeit. Misschien kunt u zelf wat kastanjetakken
kopen, zodat de kinderen hun kiemplantjes kunnen vergelijken met de
uitgelopen kastanjetakken (wat betreft bladeren, stelen).
In het voorjaar (april/mei) als de
kastanjebomen bloeien, zou u
nog eens met de klas naar zo’n
boom kunnen gaan kijken.
Het gaat er dus steeds om, dat
de kinderen het verband leren
zien tussen hun potje met
kastanjekiemplant en de
volgroeide kastanjeboom.
Het zaaien van kastanjes
In de natuur liggen de kastanjes
op de grond tussen vochtige
bladeren. De wortel boort zich
een weg de grond in. In de klas
kunnen we de kastanjes ook
laten ontkiemen door hen niet
in de grond te stoppen. Een
voorwaarde is wel, dat we het
potje de eerste tijd afgedekt
houden met een glasplaat of
een plastic zakje, zodat ze in
een vochtige atmosfeer liggen.
Doet u dat niet , dan zult u ze
onder de grond moeten
stoppen. Regelmatig een
beetje water geven.
14
Beukennoten
Om ook nog wat ander materiaal dan
kastanjes voor de lessen te hebben, zou u
een wandeling kunnen maken naar een
dichtbijzijnd park, bos of grote
alleenstaande boom. De kinderen zouden
daar een paar kleine kiemplantjes kunnen
uitgraven van de beuk, eik of kastanje.
Soms liggen er ook nog beukenootjes ,
eikels of kastanjes van de vorige herfst.
Het zaaien van beukenoten
De beukenoten moeten onder een dun laagje grond gezaaid worden in een
bloempot. De bloempot kan weer afgedekt worden met een glasplaat of
een plastic zak. Het potje op een lichte plaats zetten en regelmatig water
geven.
In het voorjaar vindt u vaak kiemplantjes van de beuk in verschillende stadia
van ontkieming onder de beukeboom.
Het bruine harde huidje van de beukenoot zit in het begin als een “hoedje”
om de eerste twee bladeren.
De oudere kiemplanten zien eruit als bijvoorbeeld op de tekening.
U kunt de kinderen beukenoten laten zien en het volgende vertellen.
Toen het herfst was, en het heel hard waaide, zijn de beukenootjes van de
bomen gewaaid. Waar vielen ze toen op? Op de grond. Het bleef maar
stormen, er waaide aarde, blaadjes, takjes over de beukenoten. Toen hield
de storm op en het werd winter.
Een lange koude winter lang lagen de beukenoten
op de grond, maar ze hadden het niet koud, want ze
hadden een dikke, warme bruine jas aan. Die
hielden ze de hele winter aan, maar toen de zon
lekker begon te schijnen, krgen ze het toch wel wat
warm in die jas!
Ze probeerden heel voorzichtig hun jasje uit te
trekken,. Ze staken eerst een worteltje uit en toen dat
gebeurd was, staken ze hun kopje boven de grond.
Daarna kwam het steeltje. Ze groeiden en groeiden
in die lekkere, warme zon en op een dag kregen ze
twee lichtgroene ronde blaadjes.
Het zullen eens hele grote, dikke beuken worden.
Om weer de relatie te kunnen leggen tussen
beukenoot - kiemplant - beuk kunt u de kinderen
meenemen naar echte beuken of een plaat laten
zien of takken in de klas zetten.
Beukenoten worden gegeten door o.a. eekhoorns en
vinken.
15
Eikels
Met eikels kunt u de relatie zaden -
dieren goed bespreken.
De eikels worden door allerlei dieren
gegeten, o.a. door herten, reeën,
zwijnen, muizen, eekhoorns en vooral
door een prachtige vogel: de Vlaamse
gaai.
De Vlaamse gaai kan er een hele
wintervoorraad van aanleggen. Maar
soms vergeet hij, waar hij de eikels heeft
gestopt, zodat de eikels in het voorjaar
gaan ontkiemen (zie tekening). Zo zorgt
deze vogel voor zaadverspreiding van
de eik. Een eikeboom geeft in een goed
eikeljaar duizenden eikels, die niet
allemaal ontkiemen De reden ervan
geeft het volgende gezegde aan:
“Eén voor de roek
één voor de gaai
één voor te rotten
en één voor de zaai”.
Zaaien van eikels
Zie beukenoten.
16
Kinderen zaden van huis mee laten nemen
Zoals pitten van citroenen, sinaasappels, grapefruits, tomaten en paprika’s
enz. De pitten kiemen beter als de potten afgedekt worden met wat plastic.
Verder kunnen allerlei peulvruchten (linzen, groene erwten enz.) en granen
(tarwe, gerst enz.) worden meegenomen.
Heeft u een parkiet, cavia of konijn in de klas? Laat de kinderen het voer eens
bekijken. Meestal zitten er verschillende soorten zaden in.
Het is best mogelijk, dat het ontkiemen niet altijd lukt, maar het is in ieder
geval het proberen waard.
Misschien zo u ook nog op de relatie zaden - voedsel in kunnen gaan. Een
groot gedeelte van ons eten bestaat immers uit zaden; wij eten het voedsel
dat eigenlijk bestemd was voor de kiemplant.
Observatieproefjes
Bonen achter glas zaaien.
De kinderen kunnen de wortelontwikkeling bij hun bonen
niet zien. Plant daarom ook eens bonen achter glas. In
een jampotje wordt een kokertje van bijvoorbeeld
vloeipapieren handdoekjes uit de wc gezet, dat net iets
kleiner en dunner is dan het jampotje. (Eenjampotje met een wijde opening
voldoet het beste).
Bruine bonen weer een dag van tevoren in het water zetten.
De koker van papier wordt in de jampot gezet en de bonen (3 à 4) worden
tussen de glaswand en het papier geklemd. Wat water op de bodem gieten
tot het papier zich helmaal vol heeft kunnen zuigen. Het potje voor het raam
zetten en ervoor zorgen dat er altijd een laagje water op de bodem blijft
staan.
Al na een paar dagen is te zien dat de boontjes uitlopen en kunnen de
kinderen de wortelvorming prachtig zien en natekenen.
Zet een potje, waarin zaden van klimmers als Winde en Suzanne gezaaid zijn.
voor een stuk papier, dat tegen de muur geprikt zit.
Laat bijvoorbeeld om de 3 dagen een streepje ter hoogte van de top van de
plant op het papier zetten. Zouden wij ook zo hard groeien?
De volgende opdracht is meer geschikt voor groep 3 dan voor de oudste
kleuters, maar het is natuurlijk met oudste kleuters toch te proberen.
Een vel papier wordt een aantal keren gevouwen. Door het vouwen ontstaan
naden in het papier die vakjes vormen.
Om de 3 dagen wordt de ontkieming en groei nagetekend. Iedere keer één
vakje gebruiken.
Volgorde spelletje.
Pas als de kinderen een volgroeid bonenplantje in hun potje hebben, zouden
ze de tekeningen hiernaast kunnen kleuren, uitknippen en op volgorde
leggen op een smalle strook papier.
Het benodigde aantal stencils zou u zelf even moeten kopieëren.
17
Knip de tekeningen uit en leg ze naast elkaar op de goede volgorde.
Plak ze op een gekleurde smalle strook.
Kleur de tekeneningen.
18
Samen met de kinderen de volgende proefjes doen
De volgende proefjes laten zien, dat de ontkieming van zaden en de groei
bepaald worden door temperatuur, water en licht en lucht.
De proefjes zijn ook uitvoerbaar en begrijpbaar voor kleuters.
Temperatuur
De meeste zaden ontkiemen het best bij een temperatuur tussen de 15 en
30 ºC. Weinig soorten kiemen in het voorjaar als het nog koud is.
De kinderen kunnen, als ze in de klas gezaaid hebben, ook eens kijken, hoe
het resultaat zal zijn, als gelijktijdig buiten een pot met gezaaide bonen wordt
neergezet. Er zal weinig van terecht komen als het koud is, maar dat zal het
verschil alleen maar duidelijk maken.
Water
Vocht/water is ook een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van
een plant. Kinderen vinden het water geven op zichzelf al prachtig. Ze
vergeten soms dat het eigenlijk om de plant te doen is.
Het volgende proefje toont aan wat er gebeurt als er te veel water, geen
water of normaal water wordt gegeven.
In 3 smalle buisjes (reageerbuisjes) watten op de bodem legggen met wat
tuinkerszaden erop.
In buisje 1: geen water.
In buisje 2: normaal water (watten vochtig maken).
In buisje 3: zoveel water dat de zaden onder water komen te liggen.
Het aanleren van een opzegversje.
Zaaien
In onze eigen kleine tuin
zaaien we kleine zaadjes,
en na een tijdje, kijk, dan spruit
een stengeltje de aarde uit,
met twee gevouwen blaadjes!
Er zijn opeens zoveel, zoveel,
we gaan ze goed besproeien.
Dan komen er veel knopjes aan.
Wat zal ons tuintje fleurig staan,
als al die bloempjes bloeien!
19
Het aanleren van een liedje
In ied’re kleine appel …
In ied’re kleine appel,
daar lijkt het wel een huis,
want daarin zijn vijf kamertjes,
precies zoals bij ons thuis!
In ieder hokje wonen
twee pitjes zwart en klein,
die worden dan ook groter,
totdat het bomen zijn!
20
Een bewegingsverhaal
De groep kinderen wordt in 2 groepen verdeeld: één groep zijn de
“weerkinderen” en de andere groep de “bloemenkinderen”.
De “bloemenkinderen” zitten bij elkaar op de grond. Het zijn nog heel kleine
zaadjes en ze slapen nog.
De andere kinderen, de “weerkinderen”, lopen om de zaadjes heen en
beelden de winter uit. (Ideeën zoveel mogelijk uit de kinderen laten komen).
- storm (bv. blazen, met de armen slaan)
- sneeuwen (bv. op de tenen staan, van hoog naar omlaag met de vingers
de sneeuw nabootsen)
- regen (bv. zachtjes met de vingers op de grond tikken, ogen dicht, dan kun
je de regen beter horen)
De zaadjes liggen nog steeds op de grond. Het is maar goed, dat ze zo’n
dikke jas aan hebben, want wat zouden ze het anders koud hebben.
Dan wordt het voorjaar.
De “weerkinderen” mogen in een kring om de “bloemenkinderen”gaan zitten
en even uitrusten. Het wordt warmer, de zon schijnt steeds langer en feller.
De zaadjes worden er wakker van … ze bewegen en gaan groeien. Wat
zouden ze graag eens boven de grond willen kijken.
Ze rekken zich uit. Groter en groter worden ze. Hun steeltjes worden steeds
langer. Kijk, nu krijgen ze ook nog blaadjes en een bloemknop.
De bloemen gaan bloeien in het zonlicht, nu zijn de zaadjes echte
“bloemenkinderen” geworden.
Als de bloemen in bloei staan krijgen ze ook wel eens bezoek. Wie zijn die
bezoekertjes? (Vlinders, bijen).
De “bloemenkinderen” verspreiden zich over de zaal/klas.
De “weerkinderen” zijn nu de bezoekers. Ze vliegen en fladderen, kruipen (als
rups) tussen de bloemen door.
Variatie is ook mogelijk door bijvoorbeeld te zeggen: de vlinders enz.
fladderen hoog, laag, langzaam enz.
21
Afsluitingsspelletjes
De volgende spelletjes zijn het leukste als de kinderen zelf “kruidje-roer-
me-niet” gezien hebben.
Tikspelletje
Jullie zijn allemaal “kruidje-roer-me-niet” plantjes. Er is echter één kind, dat het
erg leuk vindt om jullie aan te raken. Als je aangeraakt wordt, blijf je stilstaan
en laat je net zoals een echt “kruidje-roer-me-niet” plantje je blaadjes
hangen.
Probeer maar buiten zijn handen te blijven.
Stiltespelletje
Ga maar eens als een “kruidje-roer-me-niet” staan met echte bladeren
(armen wijd uit).
Eén kind loopt tussen jullie door, en af en toe raakt het een “kruidje-roer-me-
niet” aan.
Wat gebeurt er dan? Je laat je blaadjes hangen en je hoofd, maar je mag
daarna héél langzaam, net zoals bij het “kruidje-roer-me-niet” gebeurt, weer
overeind komen.
Werken met de handen
Aardappelmannetjes of kleimannetjes maken.
Snij van de bovenkant en de onderkant van een grote gewassen aardappel
een kapje af, zodat hij stevig staat. (Wel even zelf doen).
Met een lepeltje wordt de bovenkant uitgehold (Eventueel door de
kinderen).
De holtje met een laagje watten bekleden. De aarappel in een schoteltje
met een beetje water laten zetten en wat
Tuinkers in de holte laten strooien.
De kinderen kunnen de aardappel zelf een
gezichtje geven met behulp van allerlei
meterialen: bv. punaises, kruidnagelen,
dopjes, draadjes, onderdelen van een
dennenkegel als oren enz.
Er moet steeds een beetje water op het
schoteltje staan, zodat de aardappel niet te
veel krimpt. De watjes moeten ook bovenop
vochtig blijven. De uitgelopen Tuinkers zullen
leuke haren worden.
U kunt i.p.v. een aardappel ook klei
gebruiken.
22
De tomaat
Groene vingers
De stengel en de bladeren van de tomaat zijn met kleine klierhaartjes bedekt.
Bij aanraking geven ze wat vocht af, dat bitter smaakt en naar tabak ruikt.
Mensen die langdurig met tomatenplanten werken, krijgen er groene vingers
van.
(Het is maar hoe je het uitlegt).
Verzorging
Zet de zaden en later de planten op een zo licht mogelijke plaats. Houdt de
grond vochtig. Af en toe de plant besproeien mag ook.
Als de tomaten lichtgeel worden, plukt u het blad rond de tros weg. Ze krijgen
de rijpende vruchten meer licht.
De kans op bestuiving wordt groter als u meerdere planten bij elkaar zet.
Beweeg de planten af en toe, zodat het stuifmeel los komt.
(Laat de kinderen anders maar voor hommel of bij spelen).
Opbinden
Tomatenplanten zijn kruipers en geen klimmers. Ze kunnen zichzelf niet goed
overeind houden.
Geef de plant dus een stok voor een steuntje in de rug. Tomaten laten zich
ook goed langs touw leiden.
Draai af en toe de plant een kwartslag. (het zgn. indraaien) Zorg voor niet te
scherp touw. Er is zelfs speciaal zacht touw in de handel. Bind het touw niet te
vast, want dan breken er gauw stukken af.
Dieven
In de bladoksels en op de trossen en ook wel aan de voet van de planten
ontwikkelen zich steeds nieuwe scheuten. Voor de groei is het voor de plant
het beste één stengel op te kweken. Haal de uitlopende scheuten weg, het
zgn. dieven.
Begin er zo vroeg mogelijk mee.
23
Iets meer over de tomaat
De officiële naam van de tomaat is:
Lycopersicum esculentum.
De tomaat hoort net als de aardappel tot familie
van de Nachtschaden.
Sinds 1557 komt de tomaat als voor in Nederland.
Zeelieden brachten de zaden mee uit Zuid
Amerika.
Er zijn heel wat verschillede rassen.
Wij zijn gewend aan ronde tomaten, maar in Italië
staan ze niet gek te kijken van tomaten die meer
op perenlijken.
Er zijn zelfs tomaten, die op bessen lijken. Daarom is de naam ook heel
toepasselijk: Minibel.
Verder zijn er verschillende kleuren mogelijk: rood, geel en karmijn.
En dan is er nog verschil in hoogte. Er zijn hooggroeiende (bij ons het meest
bekend) en laaggroeiende tomaten.
- verschillende vormen -
Grondsoort
Tomaten groeien op elke grondsoort, mits deze grond vochthoudend, niet te
vast, en voedselrijk is.
24
Mozaïken maken
Bonen, erwten, linzen, zonnepitten enz. met lijm op laten plakken.
De kinderen kunnen eerst met potlood aangeven hoe de vorm ongeveer
moet worden.
Ketting rijgen
Zonnepitten, meloenpitten lenen zich daar het beste voor.
Maïs, bonen en erwten zijn er te hard voor.