JvB NASK2 T4H7 Uitwerkingen

download JvB NASK2 T4H7 Uitwerkingen

of 15

Transcript of JvB NASK2 T4H7 Uitwerkingen

7 Zouten 17.1 Zoutoplossingen 2 3 Als het lampje gaat branden, weet je dat de vloeistof geleidt. a Moleculaire oplossingen geleiden geen stroom b Vaste zouten geleiden geen stroom B vloeibaar D opgelost in water Het zwartgemaakte gezichtje is het juiste antwoord. a Suiker opgelost in water geleidt elektrische stroom. b Gesmolten koperchloride geleidt elektrische stroom. c Een zout is een moleculaire stof. d Vaste zouten geleiden nooit elektrische stroom.

4

5

6 gesmolten suiker gedestilleerd water vast keukenzout opgelost keukenzout 7 a b c d e a Zouten bestaan uit geladen deeltjes. Een ander woord voor dit deeltje is een ion. Zouten zijn daarom ionaire stoffen. Deze deeltjes zijn positief of negatief geladen. De totale elektrische lading van een zout is nul. geleidt geen elektrische stroom gesmolten keukenzout geleidt elektrische stroom suiker opgelost in water vast suiker

8

b Er zijn evenveel positieve als negatieve deeltjes. c 1030 9 kristalrooster elektrische lading is nul hoog smeltpunt

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

25

10 a chloor b uit Cl-; de ionen met een negatieve lading c De positieve lading van de elektrode trekt ionen met een negatieve lading aan. d koper 11 geleidt stroom suiker vast koperchloride keukenzoutoplossing water x x geleidt geen stroom x x x x x x x ionair zout moleculair x

12 Het zwartgemaakte hokje staat voor een goede bewering (groen kleuren). Zouten hebben hoge smeltpunten. Zouten kunnen opgelost in water elektrische stroom geleiden, omdat hun ionen dan los van elkaar bewegen. Gesmolten zouten kunnen geen elektrische stroom geleiden, omdat gesmolten zouten losse ionen hebben. Positieve ionen gaan naar de positieve elektrode. Ionaire stoffen bestaan uit ionen. Zouten zijn elektrisch geladen. Een vast zout kan de elektrische stroom geleiden. 13 a Titia: zwavelzuur is een vloeistof. Zouten zijn altijd vast bij kamertemperatuur. b Willem: ammoniumsulfaat geleidt de elektrische stroom als het is opgelost in water. c Titia: koolstofdioxide is een gas. Zouten zijn altijd vast bij kamertemperatuur. 14 a natriumchloride b NaCl c De ionen gaan los van elkaar bewegen. 15 ion Na Cl+ -

positieve elektrode X

negatieve elektrode X

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

26

7.1 Test jezelf 1 1 Zoutoplossingen en gesmolten zouten geleiden elektrische stroom. 2 Zouten hebben een hoog smeltpunt, omdat ze een kristalrooster hebben. Zouten zijn bij kamertemperatuur vast. Alleen zouten in opgeloste of in vloeibare toestand geleiden stroom. 3 NaCl (s) C a b c d natriumchloride NaCl calciumcarbonaat calciumhydroxide

2 3

4

a In bekerglas A en C b In bekerglas A en C

7.2 Opbouw van zouten 2 3 4 s l g aq 5 opgelost in water vast vloeibaar gas C Na+Cl- (s) Na+ (aq) + Cl- (aq)

a/b de grotere ionen groen en de kleinere ionen rood

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

27

6

a Het eerste deel van de naam van een zout is altijd de naam van het positieve ion. b Het tweede deel van de naam van een zout eindigt meestal op ide. Het zwartgemaakte gezichtje is het juiste antwoord. a De lading van metaalionen is altijd positief. b Een zout kan bestaat uit twee negatieve ionen. c De triviale naam is de alledaagse naam. d Natriumchloride is de rationele naam voor keukenzout. e Triviale namen vind je in tabel 39 van Binas vmbo kgt.

7

8 triviale naam marmer rationele naam

calciumcarbonaatammoniumchloride

salmiakzwavelijzer 9 a/b

ijzersulfideFClBrIO2S2Ca2+ Zn2+ Pb2+ K+ Na+ Al3+ Fe2+ en Fe3+

fluoride chloride bromide jodide oxide sulfide calcium zink lood kalium natrium aluminium ijzer

oplossing is: SCHEIKUNDE IS LEUK

10

Het zwartgemaakte hokje staat voor een goede bewering (groen kleuren). Van ijzer is er maar n ionsoort. De lading van een ion is altijd negatief of positief. Het ion van zuurstof heet sulfide. KNaAg is het ezelsbruggetje voor de ionen met een lading van 1+.

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

28

11

Ca2+ S23+

Fe

Cu2+ Na+ Br_ Zn2+ ClAl3+ 12 a

calciumion sulfide-ion ijzer(III)ion koperion natriumion bromide-ion zinkion chloride-ion aluminiumion Hg+ Ag+ Pb2+ FK+ IFe2+ O2Sn4+

Sn2+ O IK+ FPb2+ Ag+ Hg2+2-

Fe2+

tinion zuurstofion ijzer(II)ion jodide-ion kaliumion fluoride-ion loodion zilverion kwikion Al3+ chloride-ion Clzinkion Zn2+ bromide-ion Brnatriumion Na+ sulfide-ion S2ijzer(III)ion Fe3+ 2+ magnesiumion Mg calciumion Ca2+aluminiumion

kwik(I)ion zilverion loodion fluoride-ion kaliumion jodide-ion ijzer(II)ion oxide-ion tin(IV)ion tin(II)-ion tin(IV)dioxide

b c

13 a blauw (koper ionen zijn blauw) b lichtgroen (ijzer(II) ionen zijn lichtgroen) c geelbruin (ijzer(III) is geelbruin) 14 a A b B 7.2 Test jezelf 1 1 Bij het oplossen van een zout verlaten de ionen hun vaste plaatsen in het kristalrooster en gaan ze los van elkaar bewegen tussen de watermoleculen. 2 Uit de naam van een zout kun je afleiden uit welke ionsoorten het zout is opgebouwd. 3 De lading van de ionen staan in bron 2 van 7.2. 4 Het Cu2+ion geeft een blauwe kleur, het Fe2+ion geeft een lichtgroene kleur en het Fe3+ion geeft een geelbruine kleur. Na+Cl- (s) Na+ (aq) + Cl- (aq)

2

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

29

3

Na+ O2Ag+ S2Ca2+

sulfide zilver calcium natrium oxide

4

Oplossing blauw kleuren.

5

a ijzer(II)oxide b ijzer(III)oxide Het zwartgemaakte hokje staat voor een goede bewering (groen kleuren). De rationele naam is de naam die iedereen gebruikt. De ionen die een kleur aan de oplossing geven, zijn positief geladen. De lading van het sulfide-ion is 1-. De naam van (Al3+)2(O2-)3 is aluminium(III)oxide. Het chloride-ion heeft de lading 1-.

6

7.3 Formules van zouten 2 a positieve en negatieve ionen b het positieve ion

3 deze stof is vloeibaar bestaan uit moleculen moleculaire stoffen bestaan uit ionen in de naam staat een Latijns telwoord deze stof is gasvormig zouten de namen beginnen met een metaal er kan ammonium in de naam staan heeft soms Romeinse cijfers in de naam

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

30

4

moleculaire stof

zout

5

De moleculaire stoffen zijn grijs gearceerd (moeten groen gekleurd worden); de overige stoffen worden blauw gekleurd. koolstofdisulfide tin(IV)chloride calciumjodide natriumfluoride stikstofdioxide koperoxide zinkoxide aluminiumoxide difosforpentaoxide

6

a 1 2 3 4 5 6 7 b 1 2 3 4 5 6 7

natriumchloride Na+ Cl1+ 11 : 1 (Na+)1(Cl-)1 Na+ClNaCl calciumsulfide Ca2+ S22+ 21 : 1 (Ca2+)1(S2-)1 Ca2+S2CaS zinkbromide Zn2+ Br2+ 1 : 2 (Zn2+)1(Br-)2 Zn2+Br-2 ZnBr2 lood(IV)jodide Pb4+ I4+ 11 : 4 (Pb4+)1(I-)4 Pb4+(I-)4 PbI4 ijzer(III)sulfide Fe3+ S23+ 22 : 3 (Fe3+)2(S2-)3 (Fe3+)2(S2-)3 Fe2S3

7

1 2 3 4 5 6 7

kaliumoxide K+ O21+ 22 : 1 (K+)2(O2-)1 (K+)2O2K2O

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

31

8

a natriumoxide b aluminiumbromide c kwiksulfide a Na2O b AlBr3 c HgS Fe3+(Cl-)3 (s) Zn2+(I-)2 (s) (Na+)2S2- (s) Al3+(Cl-)3 (s) Sn4+(Cl-)4 (s)

d e f d e f

ijzer(II)jodide kopersulfide zilveroxide FeI2 CuS Ag2O

9

10 a b c d e

Fe3+ (aq) + 3 Cl- (aq) Zn2+ (aq) + 2 I- (aq) 2 Na+ (aq) + S2- (aq) Al3+ (aq) + 3 Cl- (aq) Sn4+ (aq) + 4 Cl- (aq)

11 a Ca2+ (aq) + 2 Cl- (aq) Ca2+(Cl-)2 (s) 3+ 3+ b Al (aq) + 3 I (aq) Al (I )3 (s) c Ca2+ (aq) + 2 Br- (aq) Ca2+(Br-)2 (s) 12 a/b

7.3 1

Test jezelf 1 Een zout is een vaste ontleedbare stof dat een metaalion bevat. Een stof waarin het ammoniumion voorkomt, is ook een zout. 2 Hoe je een zoutformule opstelt, staat in bron 3 van het leerboek. 3 In de vergelijking van het oplossen van een zout staat voor de pijl de verhoudingsformule van het zout. Na de pijl noteer je de ionen los van elkaar. De oplosvergelijking moet wel kloppend zijn. 4 In de vergelijking van het indampen van een zout staat na de pijl de verhoudingsformule van het zout. Voor de pijl noteer je de ionen los van elkaar. De indampvergelijking moet wel kloppend zijn.

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

32

2

a b c d

natriumchloride koolstofdioxide Fe2+O2- (s) ijzer(III)jodide zilverjodide Ag+ I1+ 11 : 1 (Ag+)1(I-)1 Ag+ IAg I ijzer(III)sulfide Fe3+ S23+ 22 : 3 (Fe3+)2(S2-)3 (Fe3+)2(S2-)3 Fe2S3

Z M Z Z

e f g h

O2 (g) CuCl2 (s) alcohol zuurstof

M Z M M

3

1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7

koperoxide Cu2+ O22+ 22 : 2 (Cu2+)1(O2-)1 Cu2+O2CuO tin(II)bromide Sn2+ Br2+ 11 : 2 (Sn2+)1(Br-)2 Sn2+(Br-)2 SnBr2

4 5

Ca2+(Cl-)2 (s)

Ca2+ (aq) + 2 Cl- (aq) Al3+(Br-)3 (s)

Al3+ (aq) + 3 Br- (aq)

7.4 Samengestelde ionen 2 3 B a/b 1 OH2 NH4+ 3 NO34 CO325 SO426 PO437 HCO3-

hydroxide-ion ammoniumion nitraation carbonaation sulfaation fosfaation waterstofcarbonaation

4

Het zwartgemaakte gezichtje is het juiste antwoord. a Een ammoniumion heeft twee verschillende soorten atomen. b Het totaal aantal atomen in een nitraation is drie. c Een samengesteld ion kan positief of negatief geladen zijn. d Het aantal atomen in een ion zorgt voor de lading; drie atomen hebben een lading 3- of 3+, en vier atomen hebben een lading van 4- of 4+.

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

33

5

1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 1 2 3 4 5 6 7 C

natriumjodide(Na+) (I-)

ammoniumchloride(NH4+)(Cl-)

1+ 11 : 1 (Na+)1(I-)1 Na+INaI ammoniumfosfaat NH4+ PO431+ 33 : 1 (NH4+)3(PO43-)1 (NH4+)3PO43(NH4)3PO4 ijzer(II)carbonaat Fe2+ CO322+ 21 : 1 (Fe2+)1(CO32-)1 Fe2+CO32FeCO3

1+ 11 : 1 (NH4+)1(Cl-)1 NH4+ClNH4Cl natriumwaterstofcarbonaat Na+ HCO31+ 11 : 1 (Na+)1(HCO3-)1 Na+HCO3 NaHCO3 calciumhydroxide Ca2+ OH2+ 11 : 2 (Ca2+)1(OH-)2 Ca2+(OH-)2 Ca(OH)2

6

7

8 9

Emiel heeft gelijk. Bij de samenstelling van een formule van een zout houd je rekening met de lading van de ionen. Of een ion enkelvoudig is of samengesteld is niet van invloed op de lading van een ion.Let op: in de vraag staat de naam van een zout. Dat moet zijn de formule van een zout.

10 a b c d e f g h i j k l 11 a b c d e 12 A

NaF K2CO3 BaSO4 (Fe2+)2(O2-)3 MgO (NH4)3PO4 CuSO4 KHCO3 FeI3 Na+(OH-) Al(OH)3 NaCl 2+ nul 2 C2O4 C2O42-

natriumfluoride kaliumcarbonaat bariumsulfaat ijzer(III)oxide magnesiumoxide ammoniumfosfaat kopersulfaat kaliumwaterstofcarbonaat ijzer(III)jodide natriumhydroxide aluminiumhydroxide natriumchloride

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

34

13 a b c d e 14 B 15 a b c d

2 nul 2+ Sr Sr2+

Mg2+(NO3 )2 (s) Mg2+(aq) + 2 NO3 (aq) 3+ 2(Al )2(SO4 )3 (s) 2 Al3+ (aq) + 3 SO42- (aq) 2+ 2+ Fe (Br )2 (s) Fe (aq) + 2 Br- (aq) De bolletjes in de kubus moeten rood worden gekleurd. Het magnesiumion, linksonder, wordt blauw gekleurd. Het nitraation, rechtsboven, wordt groen gekleurd.

16

Ba2+(NO3-)2 (s) 17 a Ba2+ (aq) + 2 NO3- (aq) + 3b 3 Na (aq) + PO4 (aq) (Na+)3PO43- (s) c K+ (aq) + CO32(K+)2CO32- (s) 18 tabel 32 19 a b c d e f zilvernitraat aluminiumfosfaat bariumsulfide zinkhydroxide tin(II)sulfaat ijzer(III)fluoride

g s m s g m

g h i j k l

(K+)3PO43Hg2+(Br-)2 Mg2+CO32Cu2+(Cl-)2 Ca2+(OH-)2 (Na+)2SO42-

g m s g m g

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

35

20 a De ionen natrium, kalium, nitraat en ammonium. b Het oxide-ion. c Een streepje betekent: deze combinatie van ionen bestaat niet of reageert met water. 7.4 Test jezelf 1 1 Een samengesteld ion is een groepje atomen dat samen een elektrische lading heeft. 2 Formules van zouten met samengestelde ionen maak je op de manier van bron 3 van paragraaf 7.3. 3 De lading van een onbekend ion vind je als je de lading van het bekende ion weet. De totale positieve lading moet gelijk zijn aan de totale negatieve lading. 4 Hetzelfde als bij de enkelvoudige ionen. Voor de pijl de verhoudingsformule van het zout. Achter de pijl moet het groepje samengestelde ionen bij elkaar blijven. De overige ionen staan los van elkaar. 5 In de oplosbaarheidtabel 32 van Binas vmbo kgt kun je zien of een zout goed, matig of slecht oplost. zie bron 1 1 2 3 4 5 6 7 natriumcarbonaat Na+ CO321+ 22 : 1 (Na+)2(CO32-)1 (Na+)2CO32Na2CO3 loodnitraat Pb2+ NO32+ 11 : 2 (Pb2+)1(NO3-)2 Pb2+(NO3-)2 Pb(NO3)2 (NH4+)(NO3-) (s) calciumfosfaat Ca2+ PO432+ 33 : 2 (Ca2+)3(PO43-)2 (Ca2+)3(PO43-)2 Ca3(PO4)2

2 3

4

NH4+ (aq) + NO3- (aq)

7.5 Oplosbaarheid van zouten 2 3 slecht oplosbaar matig oplosbaar goed oplosbaar 4 g s m tussen 1 en 10 gram oplosbaar minder dan 1 gram is oplosbaar meer dan 10 gram is oplosbaar C

De oplosbaarheid van keukenzout in water is 359 g/L bij kamertemperatuur. Vul de tabel in. volume (L) aantal g keukenzout dat oplost 359

12

718179,5

0,50,1

0,359 Noordhoff Uitgevers bv

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

36

5

volume keukenzout

1L

X 0,4 X 0,4

0,4 L 143,6 g

359 g

Van de 250 gram lost 143,6 gram zout op in 0,4 liter water. 6 a Verbind de stoffen met de juiste blokken. keukenzout (360 g/L) salpeter (300 g/L) matig oplosbaar gips (3 g/L) kalksteen (0,001 g/L) b calciumsulfaat-dihydraat c calciumcarbonaat 7 a b c d e f g 84 gram keukenzout salpeter De grafiek van salpeter stijgt het meest. keukenzout De grafiek stijgt nauwelijks. lost sneller op goed oplosbaar slecht oplosbaar

8

Het zwartgemaakte hokje staat voor een goede bewering (groen kleuren). De oplossnelheid zorgt voor een betere oplosbaarheid. Bij een hogere temperatuur lossen vaste stoffen meestal sneller op. Hoe fijner een stof gemalen is, hoe sneller de stof oplost. Bij een hogere temperatuur lost er minder vaste stof op. De oplosbaarheid van salpeter is goed. 1 Door de temperatuur van het oplosmiddel te verhogen 2 Door de verdelingsgraad van de stof te vergroten.

9

10 Een oplossing waar zoveel vaste stof in opgelost is als maar mogelijk is. 11 In 1 L Dode Zeewater zit 359 g zout. In 5 L Dode Zeewater zit 5 359 g = 1795 g zout.

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

37

12

water gips

1L 3g

x 0,4 x 0,4

400 mL = 0,4 L 1,2 g

In 0,4 L water kun je 1,2 g gips oplossen. Je hebt 2 gram in 0,4 L gedaan. De oplossing is verzadigd. 13 C 14 a Een oplossing geleid de stroom goed als in die oplossing veel ionen voorkomen. b Als een zout slecht oplost in water, dan komen in het water weinig ionen voor. 15 a b c d ja nee nee nee

7.5 Test jezelf 1 1 Hoeveel zout je op kunt lossen, hangt af van de oplosbaarheid van het zout. 2 Er is geen verband tussen de oplosbaarheid en de oplossnelheid. Beide kun je vergroten door de temperatuur van het oplosmiddel te verhogen. De verdelingsgraad van de stof vergroot alleen de oplossnelheid. 3 Een oplossing waar zoveel vaste stof in is opgelost als mogelijk is. In de oplossing kan geen stof meer worden opgelost. 4 Als je een goede stroomgeleiding hebt, lost het zout goed op. Er zijn dan veel ionen aanwezig in het water. a water magnesiumsulfaat 1L 220 g X 0,3 X 0,3 300 mL 66 g

2

b Magnesiumsulfaat is goed oplosbaar. Er lost meer dan 10 gram vaste stof op per liter water. c 1 De temperatuur van het water verhogen 2 De magnesiumsulfaat heel fijn verdelen voordat je deze oplost. d Door de temperatuur van het oplosmiddel (water) te verhogen. 2 3 Na+, NO3-, K+ en NH4+ zijn goed oplosbaar met alle andere ionen. Het zwartgemaakte hokje staat voor een goede bewering (groen kleuren). Kamertemperatuur is 25 C. De oplosbaarheid is afhankelijk van de temperatuur. De oplossnelheid is alleen afhankelijk van de korrelgrootte. Stroomgeleiding kun je meten met een stroommeter.

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

38

Examentraining 1 1,50 103 kg = 1.500 kg = 1.500.000 g 1.500.000 gram is opgelost in 50.000 liter. Water: 50.000 L (delen door 50.000) = 1 L Zout: 1.500.000 g (ook delen door 50.000) = 30 g Dus in 1 L water is 30 g zout opgelost. 2 zoutgehalte elektrische geleiding Zn(NO3)2 (s) B Natrium ontstaat bij de negatieve elektrode. Natriumionen zijn positief geladen en worden daarom aangetrokken naar de negatieve elektrode. IJzer(III)sulfide A C De hoeveelheid zout in de turf neemt toe.

wordt groter wordt groter

3 4 5

Zn2+ (aq) + 2 NO3- (aq)

6 7 8 9

10 C 11 Op deze manier komt er nog meer zout in het mengsel.

Pulsar 2e Nask 2 vmbo-gt 4 uitwerkingen

Noordhoff Uitgevers bv

39