JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

22
Squints in Nederland Definitie, typering en inventarisatie Justin E.A. Kroesen In de meeste middeleeuwse kerken in Nederland herinneren slechts sporen in vloeren en muren nog aan de liturgische praktijk vóór de Reformatie. Waar de calvinisten de altaren en beelden grondig verwijderden, bleven de nissen in de muren, na te zijn leeggehaald, vaak ongemoeid. Zo is op veel plaatsen nog het kastje aanwijsbaar waar na de misviering de geconsacreerde hosties werden be- waard (de sacramentsnis), evenals het bekken voor de handwassing van de priester (de piscina). Hier en daar treffen we nog de sedilia aan, een brede nis waarin de priester en zijn diakenen tijdens delen van de viering konden plaats- nemen. 1 Van vele overige nissen is de oorspronkelijke functie moeilijker vast te stellen, waardoor deze in veel gevallen als ‘opbergplaatsen voor allerlei vaat- werk’ worden omschreven. Nauwelijks opgemerkt bleven tot op heden de kleine openingen die in verschillende kerken in de binnenwanden zijn aange- bracht. Hoewel dergelijke openingen, die in dit artikel met de Engelse term squints zullen worden aangeduid, in verschillende middeleeuwse kerken in ons land voorkomen, is dit fenomeen tot op heden niet systematisch bestudeerd. In dit artikel wil ik de squint kunsthistorisch en liturgisch typeren, om af te sluiten met een catalogus van alle mij bekende voorbeelden in Nederland. 2 Status quaestionis Buiten ons land komen openingen in de binnenwanden verreweg het meest voor in Engeland. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de literatuur over dit onderwerp met name in dat land te vinden is. Het werkwoord to squint laat zich vertalen als ‘loensen, scheel kijken’, een aspect dat verwijst naar de vaak schuine zetting van de openingen. Een elegante Nederlandse vertaling zou daarom ‘loensvenster’ kunnen zijn, naar analogie van het Duitse Schielfenster. In 1916 definieerde Francis Bond de squint kernachtig als ‘an aperture, usually oblique, affording a view of an altar’. 3 Squints werden gedurende de gehele Middeleeu- 1 Zie voor een overzicht van deze en andere inrichtingsstukken in middeleeuwse kerken J.E.A. KROESEN & R. STEENSMA: The Interior of the Medieval Village Church/Het middeleeuwse dorpskerkinterieur (Leuven / Paris / Dudley MA 2004). 2 Ik dank Regnerus Steensma, met wie ik dit onderzoek grotendeels samen uitvoerde, voor zijn kritische lezing. 3 F. BOND: The Chancel of English Churches (London etc. 1916) 242. Jaarboek voor liturgie-onderzoek 22 (2006) 195-216

Transcript of JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

Page 1: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

Squints in Nederland Definitie, typering en inventarisatie

Justin E.A. Kroesen

In de meeste middeleeuwse kerken in Nederland herinneren slechts sporen invloeren en muren nog aan de liturgische praktijk vóór de Reformatie. Waar decalvinisten de altaren en beelden grondig verwijderden, bleven de nissen in demuren, na te zijn leeggehaald, vaak ongemoeid. Zo is op veel plaatsen nog het kastje aanwijsbaar waar na de misviering de geconsacreerde hosties werden be-waard (de sacramentsnis), evenals het bekken voor de handwassing van de priester (de piscina). Hier en daar treffen we nog de sedilia aan, een brede nis waarin de priester en zijn diakenen tijdens delen van de viering konden plaats-nemen.1 Van vele overige nissen is de oorspronkelijke functie moeilijker vast testellen, waardoor deze in veel gevallen als ‘opbergplaatsen voor allerlei vaat-werk’ worden omschreven. Nauwelijks opgemerkt bleven tot op heden dekleine openingen die in verschillende kerken in de binnenwanden zijn aange-bracht. Hoewel dergelijke openingen, die in dit artikel met de Engelse term squints zullen worden aangeduid, in verschillende middeleeuwse kerken in ons land voorkomen, is dit fenomeen tot op heden niet systematisch bestudeerd. In dit artikel wil ik de squint kunsthistorisch en liturgisch typeren, om af te sluiten met een catalogus van alle mij bekende voorbeelden in Nederland.2

Status quaestionis

Buiten ons land komen openingen in de binnenwanden verreweg het meest voor in Engeland. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de literatuur over dit onderwerp met name in dat land te vinden is. Het werkwoord to squint laat zich vertalen als ‘loensen, scheel kijken’, een aspect dat verwijst naar de vaak schuine zetting van de openingen. Een elegante Nederlandse vertaling zou daarom‘loensvenster’ kunnen zijn, naar analogie van het Duitse Schielfenster. In 1916 definieerde Francis Bond de squint kernachtig als ‘an aperture, usually oblique,affording a view of an altar’.3 Squints werden gedurende de gehele Middeleeu-

1 Zie voor een overzicht van deze en andere inrichtingsstukken in middeleeuwse kerken J.E.A. KROESEN & R. STEENSMA: The Interior of the Medieval Village Church/Het middeleeuwse dorpskerkinterieur (Leuven / Paris / Dudley MA 2004). 2 Ik dank Regnerus Steensma, met wie ik dit onderzoek grotendeels samen uitvoerde, voor zijn kritische lezing.3 F. BOND: The Chancel of English Churches (London etc. 1916) 242.

Jaarboek voor liturgie-onderzoek 22 (2006) 195-216

Page 2: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

KROESEN196

wen in Engelse kerken aangebracht, waardoor ze een stilistische ontwikkeling laten zien van vroeg-romaans – bijvoorbeeld in North Hinksey, Oxfordshire – naar laat-gotisch – bijvoorbeeld in Bridgwater, Somerset. Ook de afmetingen van de openingen kunnen sterk uiteenlopen. Opvallend is dat de meeste squints in bestaande wanden zijn uitgehakt en mede daardoor vaak een ruw karakter hebben. Veel squints werden bovendien in de loop der tijd veranderd of ver-groot. In kerken waarvan de koorpartij werd verlengd wordt soms een tweede squint aangetroffen, aangebracht over een andere hoek.4 Sommige squints zijn gecombineerd met andere elementen in de koorwanden, zoals een sedilianis of een piscina. De meeste squints zijn aangebracht in de oostwand van het schip aan weerszijden van de triomfboog, zoals bijvoorbeeld in Southrop (Gloucester-shire) (afbeelding 1) en Curdworth (Warwickshire). Maar ook op andere plaat-sen in het kerkgebouw treffen we squints aan, bijvoorbeeld in de wand tussen het hoogkoor en een naastgelegen zijkapel, zoals in St. Nicholas in Gloucester en in Long Melford (Suffolk). In Minster Lovell (Oxfordshire) zijn de openin-gen aangebracht in de pijlers tussen het transept en het koor (afbeelding 2). Elders komen squints voor in de koorwand naar de sacristie of een naastgelegen kluizenaarscel. Op grond van de plaatsing van de meeste squints kunnen we constateren dat deze vanaf een punt buiten het hoogkoor zicht gaven op het hoogaltaar in dat koor. Behalve in stenen wanden kunnen squints ook in koor-afscheidingen zijn aangebracht, zoals de achterwand van een stenen doksaal of in een houten koorhek. In sommige gevallen doorbrak de zichtlijn niet één, maar twee of zelfs drie muren. In het voornoemde Bridgwater bijvoorbeeld bevindt zich aan de noordzijde van het schip een portaal met daarboven een verdieping. Vanuit deze ruimte is het hoogaltaar in het priesterkoor zichtbaar door een reeks van openingen in achtereenvolgens de oostwand, de westelijke transeptwand en het koorhek (afbeelding 3).5 Bij zijn beschrijving van de squint constateerde Bond dat de termen squint en hagioscope in zijn tijd afwisselend in dezelfde betekenis werden gebruikt. De laatstgenoemde term werd waarschijnlijk halverwege de negentiende eeuw in vakkringen van Engelse ecclesiologists geïntroduceerd. Deze term, samengesteld uit de Griekse woorden hagios (heilig) en skopein (kijken) suggereert ten onrechte een grote mate van duidelijkheid omtrent de functie van deze vensters. Veel latere auteurs gaven daarom de voorkeur aan de neutrale benaming low side win-dow. Het ging daarbij doorgaans om vensters van relatief geringe omvang die op ooghoogte in de zijmuren van kerken waren aangebracht. De onduidelijkheid

4 BOND: The Chancel 242-245. 5 Squints komen ook in profane gebouwen uit de Middeleeuwen voor, onder meer in kastelen, waar ze veelal zijn aangebracht in de wanden van burchtkapellen. Voorbeelden vinden we onder meer in Broughton Castle (Oxfordshire) en Beverston Castle (Gloucestershire). Voor squints in kastelen, zie M. WOOD: The English Medieval House (London 1994) 365-366.

Page 3: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

SQUINTS IN NEDERLAND 197

over de functie van het lage zijvenster heeft in het verleden geleid tot vele – soms regelrecht wilde – speculaties. Zo zou het raam zijn bedoeld voor melaat-sen of geëxcommuniceerden, die zo buiten de gemeenschap toch een glimp van het ritueel konden opvangen. Dit is echter zeer onwaarschijnlijk, omdat deze groep ook op het kerkhof niet welkom was.6 Ook is de onwaarschijnlijke moge-lijkheid geopperd dat hagioscopen oorspronkelijk als biechtvensters functio-neerden. Ook voor deze theorie ontbreken concrete aanwijzingen. In dit artikel wordt een strikt onderscheid gemaakt tussen lage vensters en de squints die in deze bijdrage centraal staan. Waar de eerstgenoemde openingen van buitenaf zicht gaven in het kerkinterieur, en daarvoor tegelijk een extra lichtbron betekenden, bracht de squint een visuele communicatie tot stand tus-sen de ene binnenruimte en de andere. Bovendien zijn squints, anders dan lage zijvensters, gewoonlijk niet voorzien van vensterglas. Aangezien sommige theo-rieën echter een sterke verwantschap met de squint veronderstellen, kan een kort overzicht van de literatuur over lage zijvensters niet geheel buiten be-schouwing blijven. In Nederland vond de term ‘hagioscoop’, een letterlijke ontlening aan de Engelse literatuur, ingang omstreeks 1900. Het verschijnsel kwam voor het eerst ter sprake in een publicatie van C.H. Peters over de kerk van Stedum (Gr.). De auteur interpreteerde twee gedichte venstertjes in het noordertransept van deze kerk als kijkgaten voor de ‘kerkeknecht, die het an-gelus-klokje moest luiden op het oogenblik van het ten toon heffen der hostie’.7In hun Bouwkundige termen schreef E.J. Haslinghuis over de hagioscoop:

Over de bestemming van een aantal dezer lage zijvenstertjes [lowside windows, z. Squint] is verschil van mening: voor melaatsen? [‘lepers’ squint in St Maartenskerk te Canterbury]; voor ene reclusa? [z. kluis]; om de sanctus-bel buiten te doen ho-ren? Symbolisering van Christus’ zijdewond? [‘vulne-window’ van Eng. archaeolo-gen]. Zeker is, dat vele dezer ‘Schielfenster’ [o.a. in Elzas-Loth.] behoren bij [des nachts verlichte] armaria waarin de Eucharistie geborgen was.8

Toen P. Glazema na de Tweede Wereldoorlog een laag venster in de kerk van Oosterbeek aantrof, hield hij rekening met verschillende functies, waarbij hij het zicht op het sacrament of op relieken wanneer de kerk gesloten was voor de meest waarschijnlijke hield.

6 Cf. S. FRIAR: A Companion to the English Parish Church (Phoenix Mill / Far Thrupp / Stroud 1996) 427: ‘The notion that ‘leper squints’ were provided for those who, because of their condition, were unable to join the congregation in the nave is almost certainly fallacious’.7 C.H. PETERS: ‘Oud-Groninger kunst V – De kerk te Stedum’, in GroningscheVolksalmanak (1899) 142-209. 8 Vgl. E.J. HASLINGHUIS: Bouwkundige termen. Woordenboek der westerse architectuurgeschiedenis (Utrecht 1953) 162.

Page 4: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

KROESEN198

Het artikel van Ada van Deijk uit 1989 over de Groningse rijkdom aan lage zijvensters betrof de eerste systematische studie van het verschijnsel in Neder-land.9 Zij onderscheidt vier verschillende soorten lage vensters, die volgens haar niet alleen naar vorm, maar ook naar functie konden verschillen. Ten eerste is er de tweezijdige aanleg met aan weerszijden ter hoogte van de koorgrens een venster. Secundaire gegevens, in de vorm van archeologische vondsten en spo-ren in de muren, wijzen bij deze soort op een nauwe samenhang met de hier aanwezige zijaltaren: het venster vormde een welkome lichtbron voor de pries-ter bij het altaar in de vaak duistere kerkruimte.10 In de tweede plaats zijn in enkele Groninger kerken in de noordwand van het schip kleine ronde vensters aangebracht in een diepe nis die getuige de plint aan de onderzijde een functie had als knielplaats. Het gaat hier onmiskenbaar om een mogelijkheid om van buiten het gebouw naar een object in het interieur in de kerk te kunnen kijken, ook wanneer het gebouw gesloten was. Ten derde zijn sommige vensters in Groningen voorzien van opvallend schuine dagkanten, waardoor de blik van de beschouwer kennelijk naar een bepaald punt in het interieur werd ‘gestuurd’. Vaak betreft dat de vermoedelijke plaats van het hoogaltaar in het koor of het midden van de koorgrens, waar doorgaans het kruisaltaar stond. Ten slotte is een aantal koorsluitingen voorzien van een enkel laag venster aan de zuid- of zuidoostzijde. Hier gunnen de openingen de beschouwer van buiten een blik op het hoogaltaar in het midden van het koor of op de sacraments-nis in de noordwand. Waar de lage vensters schuin in de wand zijn geplaatst en zicht gaven op altaren in de ruimte, dringt zich een sterke associatie op met de squint. Van Deijk besloot haar artikel met een vragende conclusie die de functie-kwestie van de lage vensters kernachtig samenvat: zicht of licht? Evenals bij de hagioscoop zijn ook over de functie van squints in het verleden verschillende mogelijkheden geopperd, in gradaties van waarschijnlijkheid. Sommige auteurs veronderstellen dat de openingen het voor de leken mogelijk maakten om het hoogaltaar te zien op het moment van de elevatie, het rituele hoogtepunt van de mis, wanneer de priester de hostie boven zijn hoofd hief. In dit verband worden de squints ook wel als elevation squints aangeduid. De bij-zondere preoccupatie met het zien van de hostie moet worden begrepen in de liturgische context van de late Middeleeuwen: naarmate de frequentie waarmee de leken de hostie ontvingen afnam, werd de fysieke communie vrijwel geheel door deze Augenkommunion verdrongen.11 Deze op zichzelf plausibele verklaring gaat evenwel slechts op voor squints van grotere omvang, zoals in de kerk van

9 A. VAN DEIJK: ‘Groninger kerken en hun lage vensters’, in Groninger kerken 6,4 (1989) 113-129.10 Deze samenhang werd opnieuw en uitvoeriger beschreven door R. STEENSMA: ‘Spo-ren van verdwenen zijaltaren in Groninger kerken I – De dorpskerken’, in Groningerkerken 23 (2006) 33-40. 11 Vgl. A. VAN DEIJK: ‘De bewaring en de verering van het Heilig Sacrament in de late Middeleeuwen’, in Groninger kerken 20,4 (2003) 102.

Page 5: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

SQUINTS IN NEDERLAND 199

Scawton (Yorkshire) en Bridgwater (Somerset). Bij sommige koorhekken is in de gesloten benedenzone (dado) een reeks gaten aangebracht op knielhoogte; deze waren waarschijnlijk bedoeld voor de geknielde gelovigen die de mis van-uit het schip bijwoonden (afbeelding 4).12 Openingen van geringere omvang zouden voorbehouden zijn geweest aan een selecte groep leken, bijvoorbeeld aan welgestelde burgers met een private zitbank.13 Ook is wel gesuggereerd – naar analogie van wat eerder over de hagioscoop is gezegd – dat naast de squint het touw van de sanctusbel hing, zodat de klokkenluider door de opening zicht had op het hoogaltaar en zo kon zien wanneer hij deze moest laten klinken.14

De meeste squints zijn aangebracht in de muur tussen het priesterkoor en het transept of een zijkapel. Een functie die verband houdt met de liturgische vie-ring bij twee of meer verschillende altaren lijkt daarom het meest voor de hand te liggen. Deze visie is onder meer vertolkt door E.A. Greening-Lamborn, vol-gens wie de squint diende ‘to enable the chantry priest to watch the celebration at the high altar, so as to time his own service in accordance’.15 Door Hasling-huis werd deze Engelse term ook in de Nederlandse vaktaal geïntroduceerd:

Squint [Eng.]: hagioscoop, schuine kijkspleet, op ooghoogte aangebracht in de recht-standen van de koorboog van m.e. Eng. kerken, waardoor de officiant aan een zij-altaar gezicht heeft op het hoofdaltaar. Z. ook lowside window.16

Deze gedachte werd recenter door E. Duffy verder uitgewerkt in The Stripping of the Altars, zijn standaardwerk over het geestelijk leven in Engeland in de over-gang van de late Middeleeuwen naar de Reformatie. Volgens Duffy werden in grote kerken, waar bij de zijaltaren vele missen werden gelezen, deze zo afge-stemd dat de hoogmis altijd de voorrang kreeg: de consecratie van de hostie bij de zijaltaren mocht niet voorafgaan aan die bij het hoogaltaar. De squint stelde de priester of de kapelaan in staat te zien wanneer zijn collega bij het hoogaltaar het moment van de consecratie had bereikt, waarna hijzelf kon inzetten.17 De leken konden dan van altaar tot altaar gaan en achtereenvolgens op verschil-lende plaatsen de elevatie aanschouwen. In de zestiende eeuw beschreef de re-formatorische theoloog Thomas Cranmer, aartsbisschop van Canterbury, deze praktijk op karikaturale wijze:

What made the people to run from their seats to the altar, and from altar to altar, and from sacring (as they called it) to sacring, peeping, tooting and gazing at that

12 Cf. E. DUFFY: The Stripping of the Altars. Traditional Religion in England c. 1400-c. 1580(New Haven / London 1992) 97. 13 BOND: The Chancel 252. 14 Cf. BOND: The Chancel 252. 15 E.A. GREENING-LAMBORN: The Parish Church. Its Architecture and Antiquities (Oxford / London 1929) 115. 16 HASLINGHUIS: Bouwkundige termen 332. 17 DUFFY: The Stripping of the Altars 97.

Page 6: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

KROESEN200

thing which the priest held up in his hands, if they thought not to honour the thing which they saw?18

Deze functionele verklaring van de squint is echter niet geheel bevredigend. Als de misviering bij een zijaltaar niet mocht beginnen voordat de elevatie bij het hoogaltaar was voltrokken, had men immers ook kunnen volstaan met het lui-den van de misbel, of kon men eenvoudig de afloop van de hoogmis afwachten. Waarschijnlijker is dat squints werden aangebracht met het oog op een exactere timing van liturgische handelingen, waarbij in de eerste plaats gedacht moet worden aan het moment van de elevatie, het sacrale hoogtepunt van de mis. Deze gedachte is recentelijk ook door Stephen Friar als reden voor het aanbrengen van squints aangevoerd: hoewel hij de termen hagioscope en squintopvallend genoeg door elkaar gebruikt, waren volgens hem de openingen aan-gebracht ‘so that a chantry priest could synchronise his celebration with that at the High Altar, especially at the Elevation of the Host’.19 Daarbij valt bijvoor-beeld te denken aan bijzondere plechtigheden zoals Requiemmissen na het overlijden van een pastoor of een ander eminent lid van de gemeenschap, die traditioneel bij alle altaren tegelijk werd gevierd.20 Onduidelijk blijft echter hoe vaak een dergelijke simultaanmis plaatsvond: enkel op liturgische hoogtijdagen, of was er zelfs iedere zondag sprake van een hoogmis in het koor die gelijktijdig bij (één van) de zijaltaren werd voltrokken? Immers, de gelovigen konden het ritueel in het koor achter de afscheiding niet zien, maar wel horen, waardoor een juiste timing van de elevatie gewenst was.

Catalogus van squints in Nederland

Dit artikel pretendeert niet het resultaat te zijn van een systematische zoektocht naar squints in de ca. 1100 middeleeuwse kerken van Nederland. Het is één van de vele facetten die gedurende de afgelopen jaren aan het licht zijn gekomen tijdens een onderzoek naar de sporen van de middeleeuwse eredienst in mid-deleeuwse kerken waaraan ik samen met mijn collega Regnerus Steensma heb gewerkt. Dit betreft een voortgaand project, wat betekent dat het beeld voor Nederland ten noorden van de grote rivieren – met uitzondering van delen van Gelderland maar inclusief Zeeland – vrijwel compleet is, terwijl het onderzoek in het zuiden en oosten tot de ontdekking van nog andere voorbeelden kan leiden. Een bijkomend probleem bij de inventarisatie van squints in Nederlands schuilt in de relatieve onbekendheid van het verschijnsel: waar squints niet als zodanig werden herkend door restaurateurs, werden deze na ontdekking in

18 Citaat naar DUFFY: The Stripping of the Altars 98. 19 FRIAR: A Companion 427. 20 Mededeling prof. dr. A. Heinz te Trier.

Page 7: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

SQUINTS IN NEDERLAND 201

sommige gevallen weer dichtgemetseld. In deze catalogus wordt het voorbeeld van Mijnsheerenland beschreven, maar het is zeer waarschijnlijk dat iets derge-lijks ook elders is gebeurd. De bespreking van voorbeelden geschiedt per kerk, gegroepeerd naar vindplaats in het gebouw, te beginnen bij de ‘klassieke’ plaat-sing in de oostwand van het schip, vervolgens in de koorafscheiding en ten slotte vanuit een zijruimte naar het priesterkoor.

A. Plaatsing naast de triomfboog

Het fraaiste patroon van twee symmetrisch geplaatste squints in ons land is te vinden in de dorpskerk van het Drentse Sleen (afbeelding 5). Ten opzichte van het driebeukige schip is de triomfboog die toegang geeft tot het koor sterk in-gesnoerd. Aan weerszijden is in de oostwand van het schip een opening aange-bracht op een hoogte van ca. 135 cm boven de schipvloer. De opening aan de noordzijde is opvallend breder (56 x 72 cm) dan de zuidelijke (27,5 x 73,5 cm). De openingen worden omlijst door een rondstaafprofiel, een stijlkenmerk dat erop duidt dat dit deel van het schip waarschijnlijk eerder is ontstaan dan de overige traveeën. Rondstaven komen ook voor in de vensteromlijsting in het koor, dat in de veertiende eeuw gedateerd wordt. In 1977 opperde R. Steensma de mogelijkheid dat deze ‘merkwaardige openingen’ een mogelijkheid boden om naar het altaar te kijken.21 Ik zou een stap verder willen gaan door te bewe-ren dat het hier om squints gaat, waarbij de kijkgaten vanaf de zijaltaren aan het eind van de zijbeuken zicht gaven op het hoogaltaar in het koor.22 Dat de dorpskerk van Sleen al in de veertiende eeuw beschikte over verschillende alta-ren is zeer waarschijnlijk: ze was de hoofdkerk van het Zuidenveld. Getuige de vele parallellen die in het nabije en verre buitenland bewaard zijn gebleven, was de plaatsing van zijaltaren tegen de oostwand van het schip aan weerszijden van de triomfboog in de late Middeleeuwen zeer gebruikelijk.23

Een markante squint bevindt zich voorts in de oostelijke transeptwand van de kerk in het Zuid-Hollandse Naaldwijk (afbeelding 6). In deze laatgotische kruiskerk, die in de veertiende eeuw de rang van kapittelkerk kreeg, bleef het koorhek van ca. 1500 op de koorgrens bewaard, in de vorm van een eikenhou-ten raamwerk met geelkoperen spijlen. Gezien de plaatsing van de deuren aan weerszijden in het hek mogen we aannemen dat vóór het gesloten middendeel oorspronkelijk het kruisaltaar stond opgesteld. Dat de beide transeptarmen eveneens plaats boden aan zijaltaren is niet erg verwonderlijk; de plaatsing van altaren is waarschijnlijk een belangrijke reden geweest voor de bouw ervan. In het noordertransept wordt het bewijs voor de aanwezigheid van een zijaltaar bewezen door een squint die schuin door de wand naar het koor is aangebracht

21 Vgl. R. STEENSMA: Langs de oude Drentse kerken (Baarn 1977) 143.22 Deze suggestie heb ik eerder gedaan in mijn artikel over ‘De ‘squints’ in het doksaal van Krewerd. Een middeleeuwse liturgische intercom’, in Groninger kerken 21 (2004) 73. 23 Vgl. KROESEN & STEENSMA: Het middeleeuwse dorpskerkinterieur 53-58.

Page 8: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

KROESEN202

en die in het midden versmalt als een zandloper. De zichtlijn is gericht op het midden van het priesterkoor, waar tot de Reformatie het hoogaltaar stond. De priester die de mis opdroeg bij het noordelijke zijaltaar kon door deze sleuf de verrichtingen van zijn collega bij het hoogaltaar volgen. Minder eenduidig is de situatie in de kerk van het Twentse Borne, die in haar huidige vorm tot stand kwam in de tweede helft van de vijftiende eeuw. Bij de restauratie van 1920 onder leiding van architect W. te Riele Gzn. werd in de oostelijke schipwand ten noorden van de triomfboog een kleine opening aan-getroffen. De restaurateur lijkt de opening aanvankelijk in het zicht te hebben gelaten, aangezien deze nog zichtbaar is op een foto uit 1923. Waarschijnlijk is hij later in opdracht van de kerkvoogdij alsnog gedicht.24 Daar de oostelijke schipwand oorspronkelijk deel uitmaakte van de romaanse voorganger van de huidige gotische kerk, is het mogelijk dat de squint al van vóór 1450 dateert. Dat dat niet onmogelijk is, blijkt onder meer uit het gegeven dat de Borner dorpskerk al rond 1400 over ten minste vier altaren beschikte. Van de altaren gewijd aan de heiligen Nicolaas, Maria, Catharina en Barbara is het het meest waarschijnlijk dat de squint behoorde bij het Maria-altaar, dat gewoonlijk op deze plaats in het kerkgebouw stond. Karakteristiek is de situatie in de kerk van het Noord-Brabantse Eethen. De kerk aldaar bestaat uit een tufstenen schippartij uit de twaalfde eeuw en een laat-gotisch koor uit de vijftiende eeuw. Na ernstige oorlogsschade opgelopen in 1944 werd de kerk gereconstrueerd.25 In de oostelijke schipwand bevindt zich aan weerszijden van de koorboog een ondiepe zijaltaarnis, waarvan de noordelijke is voorzien van een smalle langwerpige squint die de celebrant bij het noordelijke zijaltaar een blik gunde op het hoogaltaar in het koor. Ook in de dorpskerk van Mijnsheerenland op de Zuid-Hollandse Hoeksche Waard werd aan de noordzijde een squint aangetroffen. Op de koorgrens is hier het laatgotische koorhek bewaard gebleven, bestaande uit een houten raamwerk met gesloten benedenzone en eenvoudige ijzeren spijlen in de open bovenzone.26 Tijdens de restauratie van 1962 werd in de sterk ingesnoerde oostelijke schipwand meteen ten noorden van dit koorhek een rechthoekig ven-ster aangetroffen dat was voorzien van ijzeren spijlen van hetzelfde type als in het koorhek. Het venster verschafte de priester bij het zijaltaar in de noord-oosthoek van het schip zicht op het hoogaltaar in het koor. Helaas besloot de restaurateur na de ontdekking van het venster deze weer dicht te metselen, wat

24 Vriendelijke mededeling van dhr. Jaap Grootenboer te Borne, die een grondige studie wijdde aan de Borner kerk, vgl. J.J. GROOTENBOER: De Oude kerk van Borne. Een eenvoudige hemel op boerenaarde (Hengelo 2003). 25 Vgl. C. KOLMAN e.a.: Monumenten in Nederland: Noord-Brabant (Zeist / Zwolle 1997) 142.26 R.A.D. RENTING e.a. (red.): 550 jaar kerk in het dorp 1445 – 7 maart – 1995. Een herden-kingsboek ter gelegenheid van het 550-jarig bestaan van de Laurentiuskerk te Mijnsheerenland(Mijnsheerenland 1995) 201.

Page 9: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

SQUINTS IN NEDERLAND 203

ook gebeurde met een ondiepe spitsboognis in de oostelijke schipwand aan de zuidzijde. Zo werden in deze kerk zeer belangwekkende sporen van de middel-eeuwse liturgische praktijk uitgewist, wat zeer valt te betreuren. In een aantal kerken vinden we openingen of uitsparingen in de oostwand van het schip die weliswaar niet in strikte zin als squints betiteld mogen worden, maar daar toch sterk mee verwant lijken te zijn. In twee dorpskerken in het westen van de provincie Groningen, te weten Marum en Tolbert, is de hoek van de licht inspringende koorpartij aan één van beide zijden enigszins uitgeschulpt. In Marum betreft dat de hoek aan de noordzijde, terwijl in Tolbert juist de zuidelijke hoek is afgevlakt. In de Stevenskerk in Nijmegen bevindt zich een met ijzeren spijlen gevulde opening met een halfronde bovenzijde in de westwand van de zuidwestelijke koorkapel, die een voortzetting vormt van de oostwand van het zuidertransept (afbeelding 7). Bekend is dat dit bouwdeel in de late Middeleeuwen plaats bood aan meerdere zijaltaren.27 Dat we hier waarschijnlijk van een squint-venster kunnen spreken, blijkt onder meer uit de schuine plaatsing van de dubbele zandstenen sponning, waardoor het zicht naar het midden van het hoogkoor lijkt te worden gestuurd. Hoewel statistieken onbetrouwbaarder zijn naarmate er sprake is van een klei-nere hoeveelheid gegevens, geeft de oververtegenwoordiging van squints aan de noordzijde in deze categorie aanleiding tot een voorzichtige conclusie. Aange-zien deze zijde gewoonlijk plaats bood aan een aan Maria gewijd zijaltaar, lijkt er met name tussen dit altaar en het hoogaltaar een behoefte te hebben bestaan aan een visueel communicatiemiddel. Betekent dit wellicht dat het ritueel van de simultaanmis, waarbij de hostie tegelijk bij hoofd- en zijaltaren werd geheven, met name op Mariafeestdagen werd voltrokken?

B. Plaatsing in de koorafscheiding

De meeste doksalen en koorhekken in ons land zijn opgebouwd in twee zones, te weten een gesloten borstwering met daarboven een open pergola. In het licht van de aanwezigheid van zijaltaren vóór de koorafscheiding kunnen de openin-gen in de bovenzone worden getypeerd als een reeks squints. Zo konden de priesters bij de doksaalaltaren in de Amersfoortse Joriskerk en de dorpskerk van het Brabantse Helvoirt, maar ook de koorhekaltaren in Leiden (Pieterskerk), Haarlem (St Bavo) en Kampen (Bovenkerk) het hoogaltaar door de open afscheiding goed zien. Ook de koorwanden rond het hoogaltaar zijn in een aantal gevallen voorzien van openingen in de bovenzone, bijvoorbeeld in de Bovenkerk in Kampen en de Grote Kerk in Harderwijk. Waarschijnlijk waren deze bedoeld voor de leken die zo vanuit de kooromgang het ritueel bij het hoogaltaar konden volgen (afbeelding 8). Deze omstandigheid roept opnieuw de vraag op naar de verhouding tussen liturgische squints – gericht op de visu-

27 Vgl. G.TH.M. LEMMENS: ‘De oude inrichting van de Stevenskerk’, in De Stevenskerk. Historische bijdragen bij gelegenheid van de voltooiing der restauratie (Nijmegen 1969) 86-129.

Page 10: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

KROESEN204

ele communicatie tussen priesters bij hoog- en zijaltaren – en de eerder ge-noemde elevation squints – kijkopeningen voor leken. Het enige doksaal in Nederland dat is voorzien van squints bevindt zich in de kerk van het Groningse Krewerd (afbeelding 9).28 Dit doksaal heeft een ingewikkelde bouwgeschiedenis.29 De kerk werd omstreeks 1280 gebouwd in de voor Groninger kernmerkende romano-gotische stijl. Het betreft een kleine zaalkerk van drie traveeën, gedekt met meloenvormige koepelgewelven, waar-van de oostelijke travee als koor fungeerde. Al tijdens de bouw van de gewelven rond 1300 werd bij de ingang van het koor, direct achter de triomfboog, een arcade met drie ronde bogen gebouwd. Korte tijd later werd daarachter een tweede wand opgetrokken die via halfronde tongewelfjes met de voorste wand werd verbonden. De achterwand heeft in het midden een doorgang naar het koor en is aan weerszijden gesloten met het oog op de plaatsing van zijaltaren. Deze altaren werden van de middendoorgang afgezonderd door korte tussen-muurtjes die de achterwand met de arcadepijlers verbinden. In de noord- en zuidwand van de kerk werd ter hoogte van het doksaal een laag rondboogven-ster uitgehakt, waarschijnlijk om meer licht op de zijaltaren te laten vallen. Men mag aannemen dat de dubbelwandige constructie een tribune met balustrades droeg, maar daarvan zijn door latere verbouwingen geen sporen gevonden. In 1531 werd het doksaal van Krewerd ten behoeve van de plaatsing van het orgel voorzien van een bredere tribune. In het midden aan de schipzijde springt een gedeelte naar voren dat steunt op een raamwerk van balken waarin twee houten deuren zijn geplaatst. Orgel, tribune en deuren zijn gedecoreerd met motieven die zijn ontleend aan de late gotiek en de vroege Renaissance. In de korte tussenwandjes tussen de zijaltaren en de centrale doorgang werden smalle verticale openingen aangebracht. De onderdorpel van de openingen bevindt zich op een hoogte van 63 cm (noord) en 50 cm (zuid) boven de vloer. De gleuf aan de zuidzijde (85 x 25 cm) wordt door een rond boogje afgesloten, terwijl die aan de noordzijde (100 x 38 cm) later naar boven lijkt te zijn ver-groot. Verschillende auteurs hebben in het verleden voorzichtige suggesties gedaan over de functies van deze openingen. Truus Brandsma veronderstelde in 1994 dat deze ‘doorkijkjes’ pas bij de verbouwing van het doksaal in de eerste helft van de zestiende eeuw waren aangebracht ‘om in het duister onder de nu ver uitkragende tribune iets meer licht op de zijaltaren te laten vallen’.30 Ada van Deijk meende in 1989 dat de openingen in het doksaal hetzelfde doel dienden als de lage zijvensters in de buitenwanden van de kerk, namelijk ‘het verschaffen van licht en mogelijk ook zicht op de zijaltaren’.31 Van Deijk concludeert dat de vorm van de openingen in het doksaal correspondeert met die van de lage

28 Vgl. KROESEN: ‘De ‘squints’ in het doksaal van Krewerd’, 68-74. 29 Vgl. T. BRANDSMA: ‘Doxalen in de Groninger Ommelanden I’, in Groninger kerken11,3 (1994) 103-118.30 BRANDSMA: ‘Doxalen I’ 116. 31 VAN DEIJK: ‘Lage vensters’ 120.

Page 11: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

SQUINTS IN NEDERLAND 205

vensters en ze constateerde dat toen het venster aan de noordzijde werd verhoogd, dat ook gebeurde met de doksaalopening aan die kant. Van Deijk betrekt deze samenhang ook op de functie, hoewel ze dit punt niet erg concreet weet te maken: ‘Kennelijk moest er zicht (of toch licht?) op iets worden verschaft dat hoger was dan voorheen, al blijft het onduidelijk wat dit ‘iets’ was’.32 Ze vertelt dat openingen in doksalen ook in Engeland voorkomen en daar squints worden genoemd, maar komt vervolgens tot de slotsom dat de openingen in Krewerd daarmee ‘niets gemeen’ hebben.33 In mijn artikel in Groninger kerken van 2004 heb ik betoogd dat we in Krewerd juist wel van squints kunnen spreken: ze waren erop gericht dat priesters bij de doksaalalta-ren zicht hadden op het hoogaltaar in het koor.34 De lage plaatsing van de ope-ningen maant evenwel tot enige voorzichtigheid: omdat de tegelvloer in de kerk van Krewerd zijn oorspronkelijke niveau heeft bewaard, lijken de squints bruikbaarder te zijn in geknielde dan in een staande positie. De openingen zijn gericht naar de plaats waar tot aan de Reformatie het hoogaltaar stond, namelijk het midden van de koortravee. De vergrote squint aan de noordzijde is licht overhoeks geplaatst, waardoor de zichtbaarheid hier beter is dan aan de zuid-zijde. Ging het hier opnieuw om een Maria-altaar? De reconstructietekening laat de zichtlijnen vanonder het doksaal duidelijk zien (afbeelding 10). Indien de centrale doorgang, zoals vandaag de dag, open was, kunnen we ons een leven-dige voorstelling maken van het liturgisch gebruik van het hoogaltaar in het koor en de zijaltaren in de kapellen onder het doksaal. De celebranten bij de zijaltaren hielden door de squints zicht op de verrichtingen van hun collega bij het hoofdaltaar en stemden hun viering daarop af – mogelijk in de context van een simultaanmis. De driedelige arcadewand van het doksaal vormde daarbij een passende omlijsting. In zijn studie over het koordoksaal in de Nederlanden geeft J. Steppe een lijst van 82 voorbeelden in Nederland, België en Noord-Frankrijk die gebouwd werden vóór 1566, het jaar van de Beeldenstorm. Daarvan bleven er dertien ter plaatse bewaard, zijn er zes verplaatst naar de westzijde van het schip en staan er twee nu in een museum. De overige 61 zijn geheel of grotendeels verdwenen. Steppe neemt echter aan dat een veel groter aantal verloren ging, omdat van veel kerken niet bekend is of er een doksaal heeft gestaan. Hij vermoedt dat er nog geen vijf procent bewaard bleef.35 In het licht van deze overweging is het zeer waarschijnlijk dat het doksaal van Krewerd niet op zichzelf stond en dat doksaal-squints in veel meer kerken in Nederland voorkwamen.36 Een voor-

32 VAN DEIJK: ‘Lage vensters’ 120. 33 VAN DEIJK: ‘Lage vensters’ 120. 34 KROESEN: ‘De ‘squints’ in het doksaal van Krewerd’ 68-74. 35 J. STEPPE: Het koordoksaal in de Nederlanden (Brussel 1952) 43. 36 Elders in de provincie Groningen, in Holwierde, bevindt zich nog een laat-middel-eeuws doksaal met squint-achtige openingen. In de houten afscheidingswand bevinden zich aan weerszijden van de doorgang naar het koor drie opengewerkte paneeltjes met

Page 12: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

KROESEN206

beeld op geringe afstand van Groningen is te vinden in het Oost-Friese Hol-trop, waar het koor aan het eind van de veertiende eeuw door een stenen dok-saal werd afgescheiden. In de gesloten achterwand van de tribune zijn aan weerszijden van de centrale doorgang kleine squints aangebracht (afbeelding 11). De schuin gezette openingen zijn gericht naar het midden van het koor, de plaats van het – hier nog aanwezige – hoogaltaar.37 Evenals in Krewerd is ook in Holtrop de geringe hoogte waarop de openingen zijn aangebracht opvallend.

C. Tussen het hoogkoor en een naastgelegen zijruimte

In enkele kerken treffen we openingen aan in de muren tussen het koor en een naastgelegen zijruimte, die fungeerde als sacristie of als zijkapel. Op grond van de vaak schuine plaatsing van deze openingen kan ook in deze gevallen van squints worden gesproken. Aangezien zijkapellen speciaal voor de plaatsing van zijaltaren werden gebouwd, ligt de behoefte aan visuele communicatie met het hoogaltaar in deze gevallen voor de hand. In de eerste helft van de zestiende eeuw werd de dertiende-eeuwse kerk van het Drentse Diever voorzien van laatgotische zijbeuken. De zuidelijke zijbeuk loopt aan de oostkant uit in een driezijdig gesloten kapel, waarin waarschijnlijk het Maria-altaar stond.38 In de noordwand van deze kapel bevindt zich een nis die aan de westzijde sterk is afgeschuind. Deze vormgeving geeft aanleiding tot de gedachte dat dit oor-spronkelijk geen nis, maar een opening betrof die het zicht van of naar het Ma-ria-altaar mogelijk maakte. Anders dan bij squints gebruikelijk is wijst de rich-ting van de afschuining niet naar het hoogaltaar, maar naar de koorgrens. Het feit dat de dorpskerk van Diever in de late Middeleeuwen maar liefst acht alta-ren bezat, maakt de aanwezigheid van een altaar op deze plaats onder de tri-omfboog – de traditionele plaats voor het kruisaltaar – waarschijnlijk. Indien er van een squint sprake was, blijft onduidelijk of deze was bedoeld voor de priester in de zuidelijke zijkapel, die in dat geval over zijn linkerschouder moest kijken, of juist voor zijn collega bij het kruisaltaar. Behalve in Diever trof ik een wandnis met een schuine dagkant ook aan in de driebeukige kerk van het Overijsselse Dalfsen. Hier is de nis in de noordwand van het koor aangebracht in een muurgedeelte dat uit de veertiende eeuw da-teert en daarmee ouder is dan de koorsluiting. Hoewel de plaats aan de noord-zijde van het koor mag gelden als een aanwijzing voor een functie als sacra-mentsnis, doet de afgeschuinde westelijke dagkant eerder denken aan een (ten dele dichtgezette) squint. Deze gedachte wordt versterkt door de westelijke

gotisch traceerwerk. Deze dateren evenwel van 1950, toen de kerk van Holwierde in-grijpend werd gerestaureerd.37 Vgl. KROESEN: ‘De ‘squints’ in het doksaal van Krewerd’ 74. 38 K. KLEINE: Het mirakel. Een verkenning met betrekking tot de Pancratiuskerk van Diever(Diever 2000).

Page 13: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

SQUINTS IN NEDERLAND 207

plaatsing in het koor, in de wand tussen het hoogkoor en het eind van de noor-delijke zijbeuk die naar alle waarschijnlijkheid als zijkapel was ingericht.39

Anders dan in een zijkapel stond in een sacristie normaal gesproken geen al-taar, waardoor squints tussen priesterkoor en sacristie en andere functie lijken te hebben gehad. Wellicht dienden deze voor de acolieten of misdienaars om het juiste moment te bepalen voor het binnenbrengen van bepaalde voorwerpen tijdens de misviering. Een fraai voorbeeld van een squint in de muur tussen koor en sacristie trof ik aan in de voornoemde laat-gotische kruiskerk van Naaldwijk. Een zeer schuine smalle spleet, geplaatst ten oosten van de sacris-tiedeur, is gericht op het midden van het koor, waar tot de Reformatie het hoogaltaar stond (afbeelding 12). Samen met de reeds beschreven squint in de oostwand van het noordertransept vormt deze opening in Naaldwijk een van de fraaiste bewaard gebleven squint-patronen in ons land. Op een vergelijkbare plaats, zij het ten westen van de sacristiedeur en anders van vorm, bevindt zich in de kerk van het naburige Rijswijk een venster dat ook als een squint tussen koor en sacristie kan hebben gefungeerd (afbeelding 13). Het gaat hier om een houten raamwerk met een korfboogvormige afsluiting aan de bovenzijde, voor-zien van ijzeren spijlen. Deze vormgeving doet sterk denken aan de beschreven squint die bij restauratiewerkzaamheden aan de kerk van Mijnsheerenland aan het licht kwam. In de kerk van het Zuid-Hollandse Voorburg is een zeer schuine opening aangebracht in de zuidwand van het laat vijftiende-eeuwse koor, waaraan een zijruimte aansluit die mogelijk werd gebruikt als sacristie. De opening bevindt zich op een hoogte van slechts 50 cm, wat mogelijk een gevolg is van een latere ophoging van het vloerniveau. Problematischer ten slotte is de schuine opening in de koorwand van de kerk van Kloosterzande in het oosten van Zeeuws-Vlaanderen (afbeelding 14). Aan de zuidzijde van deze voormalige cisterciënzer kloosterkerk werd in de vijftiende eeuw een kapel aangebouwd. In de tussen-wand is op grote hoogte, ca. 3 m boven de vloer, een schuine opening in de muur zichtbaar. Hoewel de taps toelopende vorm wijst op een functie als squint, roept deze hoogte de vraag op hoe we ons een praktisch gebruik ervan moeten voorstellen.

Conclusie

In Engeland hebben de schuine openingen die in de binnenwanden van veel middeleeuwse kerken worden aangetroffen al in de negentiende eeuw de be-langstelling gewekt van (kunst-)historici. Naar hun vaak schuine zetting werden deze openingen doorgaans squints genoemd. Hoewel dit begrip door Hasling-

39 Vgl. E.H. TER KUILE: Noord- en Oost-Salland (’s-Gravenhage 1974 = De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst: De Provincie Overijssel 3) 8.

Page 14: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

KROESEN208

huis in zijn Bouwkundige termen (1953) ook in Nederland werd geïntrodu-ceerd, is er tot op heden geen systematisch onderzoek aan het fenomeen in ons land gewijd. De squint wordt veelal verward met de zogenaamde ‘hagioscoop’; echter, terwijl de hagioscoop in een buitenwand van het kerkgebouw werd aan-gebracht, gaat het bij squints om openingen in de binnenwanden. Een squint maakt de visuele communicatie mogelijk tussen verschillende altaren in het kerkgebouw, gewoonlijk tussen het hoogaltaar en een van de zijaltaren. Mogen we hierbij denken aan de praktijk van simultaanmissen, waarbij de elevatie bij het hoogaltaar en bij (één van) de zijaltaren gelijktijdig plaatsvond? Een over-zicht van tot nog toe bekende squints in Nederlandse kerken leert dat deze vooral op drie plaatsen in het gebouw worden aangetroffen, te weten in de oostwand van het schip of transept naast de triomfboog, in de koorafscheiding of in een wand tussen het hoogkoor en een naastgelegen ruimte zoals een zij-kapel of een sacristie. Het is te hopen dat dit artikel zal bijdragen aan de be-kendheid van het verschijnsel, waardoor de verspreiding van de squint nog be-ter in kaart gebracht kan worden. Verzameling van deze gegevens verschaft niet alleen meer inzicht in de vorm en functie van de squint zelf, maar mag ook gel-den als circumstantial evidence voor zijaltaren die bij de Reformatie verdwenen. Graag sluit ik dit artikel dan ook af met een oproep aan alle lezers om niet be-schreven voorbeelden van squints of openingen die sterk aan squints doen denken, op onderstaand adres te melden.

Summary

Francis Bond defined the squint in 1916 as ‘an aperture, usually oblique, affording a view of an altar’. Unlike low side windows, which are also known as ‘hagioscopes’, squints are located in the inner walls of church buildings. The phenomenon is most widespread in England, and therefore, not surprisingly, most literature on the subject has originated in that country. There are a number of theories about the function of squints, the most likely of which seems to be the view of the high altar from a side altar in an aisle, a chapel or an adjacent space. They reflect the need for visual communica-tion during certain rituals performed simultaneously on high and side altars. Apart from the Mass as a whole, the Elevation in particular – the most solemn moment in the Mass – may have required synchronisation. However, as liturgical sources on this type of parallel Mass are lacking, many details remain unclear. Although the term ‘squint’ was introduced in the Netherlands as early as the 1950s, no systematic research on this sub-ject has been carried out before. This article presents the results of an ongoing project in medieval church furnishings in the Netherlands, in which squints play only a minor part. The fifteen examples found to date show a certain degree of coherence, as they are mainly situated in three locations: next to or on either side of the chancel arch, in the chancel screen or between the chancel wall and an adjacent space. The examples listed here are probably no more than a fraction of the number that existed in the late Middle Ages. Many chancel screens have disappeared, and in some churches where squints were found during restorations, they were not recognised by the restorers and were consequently filled with bricks.

Page 15: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

SQUINTS IN NEDERLAND 209

Dr. Justin E.A. Kroesen is universitair docent voor de Architectuur en Iconografie van het Christendom aan de RU Groningen. Zijn bijzondere interesse gaat uit naar de bouw en inrichting van middeleeuwse kerken. Adres: Oude Boteringestraat 38, 9712 GK Groningen. <[email protected]>

Page 16: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

KROESEN 210

1 Southrop (GB), de triomfboog vanuit het westen met aan weerszijden een squint

(foto Justin Kroesen/Regnerus Steensma) 2 Minster Lovell (GB), plattegrond met squints en zichtlijnen (tekening F. Bond)

Page 17: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

SQUINTS IN NEDERLAND 211

3 Bridgwater (GB), plattegrond met squints en zichtlijnen (tekening F. Bond) 4 Stanton Harcourt (GB), Elevation squints aangebracht in het houten koorhek uit de

dertiende eeuw (foto Justin Kroesen/Regnerus Steensma)

Page 18: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

KROESEN 212

5 Sleen, de squints in de oostwand van het schip (foto’s Justin Kroesen/Regnerus

Steensma) 6 Naaldwijk, squint in de oostwand van het noordertransept (foto Justin

Kroesen/Regnerus Steensma)

Page 19: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

SQUINTS IN NEDERLAND 213

7 N

ijmeg

en, S

teve

nske

rk, s

chui

n ge

plaa

tst s

quin

tven

ster

in h

et z

uide

rtran

sept

(fot

o Ju

stin

Kro

esen

/Reg

neru

s Ste

ensm

a)

8 G

elov

igen

in d

e ko

orom

gang

glu

ren

door

de

open

inge

n in

de

koor

wan

d (m

iniat

uur u

it he

t Rot

hsch

ild-g

etijd

enbo

ek, V

laand

eren

, 16

e eeu

w)]

Page 20: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

KROESEN 214

9 Krewerd, het doksaal vanuit het oosten met aan weerszijden van de doorgang een

squint (foto Justin Kroesen/Regnerus Steensma) 10 Krewerd, plattegrond met squints en zichtlijnen (tekening auteur)

Page 21: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

SQUINTS IN NEDERLAND 215

11 Holtrop (D), doksaal met squints in de achterwand (foto Justin Kroesen/Regnerus

Steensma) 12 Naaldwijk, squint in de wand tussen koor en sacristie (rechts) met links de squint

in het noordertransept, gezien vanuit het koor (foto Justin Kroesen/Regnerus Steensma)

Page 22: JAARBOEK VOOR LITURGIE-ONDERZOEK

KROESEN 216

13 Rijsw

ijk, squint-venster in de noordelijke koorwand (foto Regnerus Steensm

a) 14 K

loosterzand

e, squint (?) in de wand tussen het koor en de sacristie (zie pijltje) (foto Justin K

roesen/Regnerus Steensma)