ISLAM EN MOSLIMS IN NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

31
ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR 1 ISLAM EN MOSLIMS IN NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR 31 MEI EN 1 JUNI 2011 LEIDEN UNIVERSITY: LUCIS / LIAS P ARVIZ K ALANTARI (KNAW) VOOR MEER INFORMATIE ZIE: WWW.DEJONGEAKADEMIE.NL; WWW.PERSIANSTUDIES.NL; HTTP://HUM.LEIDENUNIV.NL/LUCIS

Transcript of ISLAM EN MOSLIMS IN NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

1

ISLAM EN MOSLIMS

IN NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

31 MEI EN 1 JUNI 2011

LEIDEN UNIVERSITY: LUCIS /

LIAS PA

RV

IZ K

ALA

NT

AR

I

(KNAW)

VOOR MEER INFORMATIE ZIE: WWW.DEJONGEAKADEMIE.NL;

WWW.PERSIANSTUDIES.NL; HTTP://HUM.LEIDENUNIV.NL/LUCIS

Conferentie Islam en Moslims in de

Nederlandse kunst en literatuur

Dinsdag 31 mei 2011 Kloveniersburgwal 29 (Trippenhuis, KNAW), Amsterdam

Tinbergenzaal 08.30 Ontvangst 09.00 Welkomstwoord, Asghar Seyed-Gohrab Sessie I: discussant: Asghar Seyed-Gohrab 09.15 Dick van Halsema (Vrije Universiteit Amsterdam)

IK SCHEIDDE; ONVERSTAND WAS ALLERWEGEN: J.H. Leopold als lezer en herdichter van Omar Khayyam

10.00-10.30 Marco Goud (Vrije Universiteit Amsterdam)

Boutens in de ban van het Perzische kwatrijn 10.30-11.00 Michiel Leezenberg (Universiteit van Amsterdam)

Islam, ethiek en seksualiteit in Louis Couperus’ De stille kracht

11.00 Pauze

Sessie II: discussant: Geert Warnar (Universiteit Leiden) 11.30-12.00 Kitty Zijlmans (Universiteit Leiden)

Met het oog op de Islam. Beeld en beeldvorming in hedendaagse kunst en cultuur, met een terugblik naar het verleden

12.00-12.30 Jan de Hond (Rijksmuseum Amsterdam)

De heilig Land Stichting. Een spectaculair voorbeeld van Bijbels Oriëntalisme in

Nederland

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

3

12.30-14.00 Lunch

Sessie III: Discussant: Eric Storm (Universiteit Leiden) 14.00-14.30 Geert Warnar (Universiteit Leiden)

Die edele Salladijn: Middelnederlands oriëntalisme? 14.30-15.00 Wim van Anrooij (Universiteit Leiden)

Lucas van Leyden en Mohammed: beeldvorming tussen Middeleeuwen en

Vroegmoderne tijd 15.00-15.30 Jef Jacobs (Universiteit Leiden)

Van Willehalm naar Almansor. Het Duitse literaire Islam-beeld en de

Nederlandse literatuur 15.30-16.00 Pauze

Sessie IV: Discussant: Bert-Jaap koops 16.00-16.30 Rokus de Groot (Universiteit van Amsterdam)

Mystieke teksten uit de wereld van de Islam in Nederlandse muziek

16.30-17.00 Anne van Oostrum (Universiteit van Amsterdam)

Arabische muziek in de oren van vroege musicologen 17.00-17.30 Odile Heynders (Universiteit van Tilburg)

Stem of Mening: Nederlandse schrijvers in het debat over islamisering 19.00 Diner Restaurant Frenzi (Zwanenburgwal 232) (voor sprekers en genodigden)

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

4

Tweede Dag

Woensdag 1 juni 2011 Grote vergaderzaal (Scaliger Instituut,

Universiteitsbibliotheek) Witte Singel 27 08.30 ontvangst Sessie VI: Discussant: Petra de Bruijn (universiteit Leiden) 09.00-09.30 Jaap Goedegebuure (Universiteit Leiden)

Fascinatie en huiver; Louis Couperus en de Oriënt

09.30-10.00 Jacqueline Bel (Vrije Universiteit Amsterdam)

'De melancholie' van de Islam' - Van Looy en Couperus in Noord-Afrika.'

10.00-10.30 Marije Klein

‘Migrantenliteratuur’: tussen hier en daar?

10.30-11.00 Jan Just Witkam (Universiteit Leiden)

Schilderachtige zwervers. Moslims in de Nederlandse literatuur 11.00 Pauze

Sessie VII: Discussant: Gabrielle van den Berg 11.30-12.00 Remke Kruk (Universiteit Leiden)

Robinson of Walcheren and Hayy ibn Yaqzān

12.00-12.30 Richard Van Leeuwen (Universiteit van Amsterdam)

Modernisme en de Oriënt: illustraties in Nederlandse uitgaven van de Duizend-

en-één-nacht tussen 1870 en 1950

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

5

12.30-14.00 Lunch (De Koets)

Sessie VIII: Discussant Jan Schmidt (Universiteit Leiden) 14.00-14.30 Gabrielle van den Berg (Universiteit Leiden)

Van Zacharias Heyns tot Kader Abdolah. Fabels uit het Oosten in de

Nederlandse literatuur 14.30-15.00 Thomas de Bruijn (Universiteit Leiden)

“Een fijne, recht eerwaardige figuur”: Frederik van Eeden vertaling van Rabindranath Tagore’s Kabir-verzen

15.00-15.30 Arnoud Vrolijk (Universiteit Leiden)

Scaliger als tolk in de Nederlandse mercantiele expansie

15.30-16.00 Pauze

Sessie IX: Discussant: Richard Todd (Universiteit Leiden) 16.00-16.30 Petra de Bruijn (Universiteit Leiden)

Fatma in de ‘polder,’ Orhan Pamuk’s roman Het huis van de stilte bewerkt voor

het Nederlands theater 16.30-17.00 Jan Schmidt (Universiteit Leiden)

Nederlanders en Osmanen in 17e-eeuwse reisverhalen, feiten of fantasie?

17.00-17.30 Jan de Putter (Universiteit Leiden)

Blanchefleur als een nieuwe Helena van Troje: Klassieke intertekstualiteit en

het ontstaan van het Oriëntalisme 18.00-18.30 Asghar Seyed-Gohrab (Universiteit Leiden)

Een Perzische Floris en Blanchefleur

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

6

19.00 Diner: Faculty Club (voor sprekers en genodigden)

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

7

Dick van Halsema (Vrije Universiteit Amsterdam)

IK SCHEIDDE; ONVERSTAND WAS ALLERWEGEN: J.H. Leopold als lezer en

herdichter van Omar Khayyam

Rond 1904 leerde de dichter Jan Hendrik Leopold (1865-1925) de kwatrijnen

van Omar Khayyam kennen, in de vertaling van Edward FitzGerald. Volgens

een tijdgenoot had de Rubaiyat in ons land toen nog niet meer dan ‘een vage

faam’. In 1906 wijdt Leopold een groot essay aan Omar, in november 1911

verschijnen in De nieuwe gids 30 kwatrijnen van Omar in de vertaling van

Leopold. (Niet naar het Perzisch, want dat kende hij niet.) Met die publicatie

werd Omar met één klap ook in het Nederlands een groot dichter. Na Leopold

zullen andere vooraanstaande dichters Omar vertalen. Maar Leopolds

vertalingen hebben altijd een unieke status gehouden in de Nederlandse

Omar-receptie.

Leopold maakte Omar bij ons bekend, maar Omar maakte andersom ook

Leopold bekend. In 1911 had Leopold zijn poëzie nog niet gebundeld (dat

gebeurt twee jaar later, met Omars kwatrijnen daarin) en was zijn werk maar

bij een heel kleine groep bekend. Omar (en later Hafiz en andere Perzische en

Arabische dichters) dragen Leopolds latere roem voor een groot deel.

Inmiddels is er buiten al dat ‘Oostersch’ in Leopolds werk om aandacht

gekomen voor een ruimere Leopold, door wiens poëzie zich de grote

zijnsvragen in hun vroeg-twintigste-eeuwse gedaante bewegen. Dat toch ook

daarin de Pers uit de elfde eeuw zijn rol speelt, wil ik hier demonstreren.

Dr. Marco Goud (Vrije Universiteit Amsterdam)

Boutens in de ban van het Perzische kwatrijn

De dichter en vertaler P.C. Boutens (1870-1943) is een groot deel van zijn

leven gefascineerd geweest door de klassieke Perzische poëzie. In 1913

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

8

verscheen zijn bundel Rubaiyat met vertalingen van kwatrijnen van Omar

Khayyam (kort na de Khayyam-vertalingen van J.H. Leopold uit 1911). Ook

daarna bleef de Perzische poëzie Boutens bezighouden. In 1926 publiceerde

hij zijn bundel Oud-Perzische kwatrijnen, met vertaalde kwatrijnen van diverse

andere Perzische dichters (gebaseerd op de Franse vertalingen van Hocéÿne-

Âzad). Twee bundels van Boutens werden voorafgegaan door Perzische

kwatrijnen als motto: Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe (1919)

en Tusschenspelen (1942). Dat Boutens in de ban was van het Perzische

kwatrijn blijkt bovendien uit zijn bundel Honderd Hollandsche kwatrijnen uit

1932. Deze bundel bevatte geen vertalingen, maar louter kwatrijnen van

Boutens’ eigen hand. In mijn bijdrage zal deze bundel – waarvoor tot nu toe

nog weinig aandacht is geweest in het Boutens-onderzoek – centraal staan. Ik

zal daarbij ingaan op vragen naar de relaties tussen Boutens’ poëzie, de

Perzische poëzie en de Soefi-mystiek.

Michiel Leezenberg (Universiteit van Amsterdam)

Islam, ethiek en seksualiteit in Louis Couperus’ De stille kracht

Louis Couperus’ De stille kracht is wel omschreven als de eerste waarlijk anti-

koloniale roman in de Nederlandse literatuur, omdat hier – veel meer dan in

bijvoorbeeld Multatuli’s Max Havelaar – het koloniale systeem hier zelf

bekritiseerd wordt, en niet slechts zijn uitwassen. De vraag is echter in welke

termen deze kritiek wordt geformuleerd. In mijn bijdrage bespreek ik de vraag

in hoeverre Couperus’ Islambeeld de idealen anticipeert of weerspiegelt van

de zogeheten ‘ethische politiek’ in Nederlands-Indië, zoals geformuleerd door

Conrad Theodor van Deventer en Pieter Brooshooft. Deze politiek, het

Nederlandse pendant van de Britse White Man’s Burden, was – althans in

theorie – niet langer uitsluitend gericht op de economische exploitatie van

Nederlands-Indië, maar propageerde ook de economische en politieke

zelfstandigheid die de plaatselijke bevolking op termijn zou moeten krijgen.

Het blijkt dat Couperus nauwelijks gewag maakt van economische uitbuiting of

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

9

politieke (on-)afhankelijkheid, en evenmin van een botsing van beschavingen.

Integendeel, de westerse beschavingsidealen worden hier in typisch

couperiaanse termen beschreven als een illusie. De confrontatie tussen

westerse overheersers en islamitische onderdanen is hier vooral seksueel van

aard. De Islam wordt in De stille kracht speelt voorgesteld als passief,

mysterieus, mystiek en vrouwelijk, en als onverenigbaar met het mannelijke,

nuchtere en logische koloniale bestuur, belichaamd in resident Otto van

Oudijck.

Kitty Zijlmans (Universiteit Leiden)

Met het oog op de Islam. Beeld en beeldvorming in hedendaagse kunst en

cultuur, met een terugblik naar het verleden

Waar ligt de Islam? Dat is wellicht een vreemde vraag maar over welk

geografisch gebied hebben we het als we over islamitische kunst spreken of

over kunst uit het islamitische cultuurgebied, en zijn alle kunstenaars uit die

regio islamitische kunstenaars? Even lastig is de vraag of aan het werk van een

kunstenaar te zien is dat hij moslim is en zo ja, hoe dan. Labelen en

beeldvorming gaat hier dan onmiddellijk aan het werk. Weer een andere vraag

is hoe het beeld is van de Islam zoals dat gestalte krijgt in – in dit geval –

Nederlandse kunst en literatuur. In zijn baanbrekende boek Orientalism (1978)

wees Edward Said op de onderliggende machtsverhoudingen die het beeld van

‘de Ander’ zo hebben gekleurd en die hij verklaart als een manier van (de

koloniale machten van) het Westen om om te gaan met het ‘andere’ van de

oosterse cultuur. Ergens in dat Midden Oosten (midden en oost ten opzichte

van waar eigenlijk?) is het anders, mystieker, exotischer; dat beeld wordt

geconstrueerd en blijft hangen. Sinds ‘9/11’ kleeft er aan het Midden Oosten

met in het kielzog de Islam een veel negatiever connotatie. Ook hier is een

sterke beeldvorming in het spel. In kunst en literatuur wordt op deze wirwar

van beeldvorming, stereotypering en vage noties gereageerd en gereflecteerd.

Er wonen en werken veel kunstenaars in Nederland afkomstig uit het

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

10

Islamitische cultuurgebied, zij representeren echter noch de Islam, noch hun

land van afkomst; dat is een te simpele gedachte, immers, zij zijn individuele

kunstenaars met een eigen idioom die zich ieder op een eigen manier tot het

land van herkomst en het land van aankomst verhouden. Iets daarvan, maar

ook van de dominantie van beeldvorming hoop ik in deze lezing te laten zien.

Jan de Hond (Rijksmuseum Amsterdam, Conservator Geschiedenis)

De heilig Land Stichting. Een spectaculair voorbeeld van Bijbels Oriëntalisme in

Nederland

In 2011 is het niet alleen 100 jaar geleden dat Jan Hendrik Leopold zijn eerste

reeks van dertig vertalingen 'uit de Rubaijat' van de Perzische dichter Omar

Khayyam in het literaire tijdschrift De Nieuwe Gids publiceerde, het is ook het

eeuwfeest van de oprichting van de Heilig Land Stichting. Zowel Leopolds

kwatrijnen als de Heilig Land Stichting, hoe verschillend ook, zijn beide

uitdrukking van een groeiende belangstelling voor de islamitische wereld op

het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Uiteraard was de aard

van en de drijfveer achter die belangstelling niet hetzelfde: Leopolds fascinatie

voor Omar Khayam was literair/filosofisch, terwijl de oprichters van de Heilig

Land Stichting vanuit een religieuze/bijbelse insteek naar de islamitische

wereld keken. Toch waren er ook belangrijke overeenkomsten: zowel Leopold

als de kunstenaars achter de Heilig Land Stichting, de architect Jan Stuyt en de

schilder Piet Gerrits, lieten zich inspireren door de islamitische wereld met als

doel de westerse kunst een nieuwe impuls te geven.

In deze lezing wil ik de Heilig Land Stichting, een devotiepark en Bijbels

openluchtmuseum in de bossen bij Nijmegen, presenteren als een vorm van

Bijbels oriëntalisme. Palestina en de omringende gebieden waren voor de

christelijke wereld altijd al van belang geweest omdat zich hier de Bijbelse

geschiedenissen hadden afgespeeld. Door verschillende ontwikkelingen, zoals

de opkomst van de historisch-kritische Bijbelexegese en de steeds intensievere

economische en politiek/koloniale banden tussen Europa en het Midden-

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

11

Oosten, werd het belang van Palestina voor de 19de- eeuwse, westerse

christenen alleen maar groter. Kennis van het eigentijdse (islamitische)

Palestina werd als cruciaal gezien voor een beter begrip van de Bijbel. De

Heilig Land Stichting is daarvan een fascinerend en spectaculair voorbeeld.

Hier werd de Bijbel consequent gepresenteerd als een 'oosters' boek dat zich

afspeelde in een 'oosterse' omgeving.

Geert Warnar (Universiteit Leiden)

Die edele Salladijn: Middelnederlands oriëntalisme?

Al in de middeleeuwse geschiedschrijving komt Saladin, sultan van Egypte en

Syrië (1137-1193) naar voren als een slagvaardige, succesvolle en verstandige

bevelhebber. Hij wist Jeruzalem te heroveren op de kruisvaarders en

weerstond – zij het met grote verliezen – de massaal toegestroomde Europese

legers onder leiding van Richard Leeuwenhart. Als ‘bewonderenswaardige

tegenstander’ heeft Saladin een bijzondere plaats in de latere beeldvorming in

Middelnederlandse teksten over de strijd in het Heilige Land. Behalve een

slechts gedeeltelijk en in retoricale omwerking bewaarde vertelling (Dystorie

van Saladine) is er een rijmtekst over de door Saladin gevangen genomen

Hughe van Taberyen, die de sultan de beginselen van (christelijk) ridderschap

bijbrengt. Uit deze teksten en andere vermeldingen van Saladin in

Middelnederlandse literatuur spreekt de behoefte een onoverwonnen

tegenstander een verklaarbare plaats te geven in de geschiedenis, door deze

vijand herkenbaar Westerse trekken te geven. De bijdrage probeert te

ontdekken of deze beeldvorming als een middeleeuwse vorm van oriëntalisme

te beschrijven is.

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

12

Wim van Anrooij (Universiteit Leiden)

Lucas van Leyden en Mohammed: beeldvorming tussen Middeleeuwen en

Vroegmoderne tijd

In 1508 vervaardigt de Leidse schilder en graveur Lucas van Leyden een prent

waarop een half ingezakte, slapende Mohammed is afgebeeld. Het is een van

zijn vroegste werken, de kunstenaar is op het moment van vervaardiging nog

maar veertien jaar oud. De prent toont niet alleen Mohammed. Naast hem ligt

een monnik op de grond die zojuist van het leven is beroofd. Een van de

mannen uit het gevolg van Mohammed is bezig het moordwapen, een zwaard,

terug te steken in de schede aan Mohammeds zijde. De afbeelding op de prent

suggereert de afloop van de geschiedenis: Mohammed krijgt na zijn ontwaken

de moord op de monnik in de schoenen geschoven. In de lezing zal nader

worden ingegaan op het verhaal achter de prent en op de bronnen die de

kunstenaar tot zijn beschikking kan hebben gehad. Interessant is natuurlijk de

vraag wat een jongen van veertien ertoe heeft aangezet juist dit thema tot

onderwerp van een van zijn eerste prenten te kiezen. Hoe past de voorstelling

op de prent in de beeldvorming rond Mohammed en Islam in de periode

tussen Middeleeuwen en Vroegmoderne Tijd?

Jef Jacobs (Universiteit Leiden)

Van Willehalm naar Almansor. Het Duitse literaire Islam-beeld en de

Nederlandse literatuur.

In de Duitse literatuur speelt de Islam een prominente rol. In grote lijnen

kunnen wij twee fasen onderscheiden waarin de literatuur oordelen over de

Islam velt en handelingsmodellen voor de omgang met de vreemde religie

presenteert. In de middeleeuwen verloopt de Islam-receptie van de

Speelmansepiek en het Rolandslied (12de eeuw) naar de twee werken van

Wolfram von Eschenbach (Willehalm, Parzival) in de vroege 13de eeuw.

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

13

Enkele eeuwen later is er een nieuw begin: Met het barokdrama begint een

Islam-receptie die via Mendelssohn en Lessing (Nathan) bij Goethe (West-

Östlicher Divan) en Heine (Almansor) landt.

Overziet men die beide lijnen, dan tonen ze opmerkelijke parallellen. Felle

veroordeling wordt na verloop van tijd gevolgd door mildheid en nuance. Het

heeft er alle schijn van dat de aanvankelijke politieke dreigingen (verlies van

de heilige plaatsen; bedreiging van het Westen door de Osmanen) tot radicale

standpunten leiden, terwijl een nadere kennismaking of wegvallen van de

dreiging aanzienlijk nuanceringen te zien geven. Interessant in het kader van

dit symposium is de vraag wat er van die Duitse Islam-beoordeling in het

Nederlandse denken terecht is gekomen.

Rokus de Groot (Universiteit van Amsterdam)

Mystieke teksten uit de wereld van de Islam in Nederlandse muziek

Teksten van dichters uit de wereld van de Islam zijn op muziek gezet door

verschillende 20ste- en 21ste-eeuwse Nederlandse componisten. Een van de

bekendste is Ton de Leeuw. We vinden bij hen een voorkeur voor mystieke

teksten. De presentatie zal zich richten op de bronnen van deze op muziek

gezette teksten, de talen die gebruikt zijn, de manier waarop zij in de muziek

zijn behandeld (bijvoorbeeld, vanuit de vraag of er ook verwijzingen worden

gemaakt naar muzikale bronnen uit de wereld van de Islam), de manier

waarop de resulterende composities zijn gepresenteerd (bijvoorbeeld in

geschreven toelichtingen), en kwesties van uitvoering. Een belangrijke vraag is

of, en zo ja, hoe de keuze van deze teksten uit de wereld van de Islam de vorm

van deze Nederlandse composities heeft bepaald. Hebben zij bijgedragen aan

een verandering in het muzikale denken?

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

14

Anne van Oostrum (Universiteit van Amsterdam)

Arabische muziek in de oren van vroege musicologen

In de loop van de achttiende eeuw nam in Europa de belangstelling voor de

Oriënt toe. Koloniale expansie stimuleerde de behoefte om meer kennis te

vergaren over de gekoloniseerde gebieden. In het spoor van de imperialisten

en missionarissen gingen geleerden, kunstenaars en musici op zoek naar

kennis en inspiratie in deze landen. De Europese reizigers beschreven de

muziek die zij onderweg waren tegengekomen in bijvoorbeeld de Arabische

wereld en het Verre Oosten. Bovendien verzamelden zij muziekinstrumenten,

boeken en manuscripten. Eind negentiende eeuw kwam daar opgenomen

muziek bij. Deze muziek werden op wasrollen opgenomen met behulp van een

fonograaf en zo ontstonden de eerste collecties geluidsmaterialen. Anne van

Oostrum zal de opvattingen over Arabische muziek van vroege Europese

musicologen uit de negentiende en begin twintigste eeuw belichten

geïllustreerd met audiovisueel materiaal.

Odile Heynders (Universiteit van Tilburg)

Stem of Mening: Nederlandse schrijvers in het debat over islamisering

Het begrip ‘history of the present’ (Timothy Garton Ash 1999) veronderstelt

dat geschiedenis tot stand komt op het moment van beleven en van reflectie.

Wat gebeurt er, welke ontwikkelingen vinden plaats en hoe worden

gebeurtenissen besproken en bekritiseerd? Als we een geschiedenis van het

heden willen schrijven over de Nederlandse samenleving, valt op dat

Nederland bepaald wordt door consumerism en televisie-democratie. De neo-

liberalistische politiek anno 2011 leidt tot populisme en minder commitment.

In discussies over maatschappelijke issues die in de media worden gevoerd

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

15

valt vooral de snelheid op waarmee onderwerpen worden besproken en weer

verdwijnen. Voor uitwisseling van diepgaande argumenten wordt weinig tijd

vrijgemaakt.

In deze lezing wil ik het debat over de islamisering van de Nederlandse

samenleving analyseren met de focus op literaire schrijvers. Hoe treden zij

naar voren in discussies en welke retorische strategieën zetten zij in? Auteurs

als Leon de Winter of Bas Heijne schrijven columns, blogs en essays; Désanne

van Brederode leest een column voor op televisie en geeft personages in haar

roman eenzelfde opinie; romanciers als Nelleke Noordervliet of Robert Anker

voeren in de fictionele ruimte van de roman gesprekken over multiculturele

onderwerpen en laten verschillende stemmen horen.

Uitgangspunt van deze lezing is het concept van de publieke intellectueel zoals

voorgesteld door Melzer, Weinberger en Zinman (2003). Ik zal dit concept

relateren aan de huidige Nederlandse literaire praktijk in de ruime zin van het

woord. Daarbij geldt dat literatuur een breed spectrum van teksten omvat en

naast esthetisch genoegen ook ethische en intellectuele uitdaging kan

verschaffen doordat zij als laboratorium van de geest functioneert, als een

vrijplaats van het denken. (Zeeman 2004) Literaire auteurs bepalen mede de

inkleuring van de geschiedenis van het heden.

Michael Zeeman, Aan mijn voormalig vaderland, De beste essays en kritieken,

samengesteld door Maarten Asscher, Maarten Doorman en Willem Otterspeer,

Amsterdam 2010.

Arthur M. Melzer, Jerry Weinberger & M. Richard Zinman, The Public

Intellectual, Between Philosophy and Politics, Oxford 2003.

Timothy Garton Ash, History of the Present

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

16

Jaap Goedegebuure (Universiteit Leiden)

Fascinatie en huiver; Louis Couperus en de Oriënt

Louis Couperus (1863-1923) was zijn leven lang gefascineerd door wat in zijn

tijd 'de Oriënt' heette. Achteraf gezien kan zijn belangstelling voor de antieke

culturen van het Midden-Oosten, de Arabische beschaving van de

Middeleeuwen en de Noord-Afrikaanse samenleving aan het begin van de

twintigste eeuw begrepen worden tegen de achtergrond van het

referentiekader dat is opgesteld door Edward Said. In deze lezing wordt aan de

hand van Couperus' romans, verhalen en reisverslagen ingegaan op zijn

bijdrage aan het zogeheten oriëntalisme.

Jacqueline Bel (Vrije Universiteit Amsterdam)

'De melancholie' van de Islam' - Van Looy en Couperus in Noord-Afrika.'

Abstract volgt op de dag van de conferentie.

Marije Klein

‘Migrantenliteratuur’: tussen hier en daar?

De debuten van (jonge) Nederlandse schrijvers met een andere culturele

achtergrond in het midden van de jaren negentig hebben een hausse aan

publiciteit en aandacht voor dit nieuwe fenomeen tot gevolg gehad. Auteurs

als Abdelkader Benali, Halil Gur, Kader Abdolah, Hafid Bouazza, Mustafa Stitou

en Naima El Bezaz hebben vanaf hun debuut een positie verworven in het

Nederlandse literaire veld. Ze zijn publicitair een succes en ook wordt in de

literaire kritiek (enkele uitzonderingen daargelaten) positief op hun werken

gereageerd. De positionering wordt in de gevallen van Abdolah, Benali,

Bouazza en Stitou bekrachtigd met een literaire prijs.

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

17

De theorie van de institutionele literatuurbenadering leert dat de

positionering van een auteur of een groep auteurs in het literaire veld

samenhangt met een consensus die georkestreerd wordt uit de verschillende

opvattingen van actoren en instituties binnen het literaire veld (dat ingebed is

in het grotere culturele veld, dat weer ingebed is in het omvattende,

maatschappelijke veld). Er is dus op een bepaald moment overeenstemming

bereikt over deze auteurs en over de literaire kwaliteit van hun werk. Kwaliteit

is niet inherent, zij wordt toegekend.

De terminologie in dit discours, het begrip ‘migrantenliteratuur’ en de term

‘allochtone schrijver’ hebben tot enige discussie geleid. Bas Heijne attaqueert

in maart 2001 in NRC Handelsblad het ‘wensdenken’ over allochtone schrijvers.

Ook auteurs zelf, met name Bouazza en Stitou, hebben zich willen distantieren

van een dergelijk begrip. De institutionele en academische praktijken tonen

echter dat het begrip dominant is als het gaat om classificatie en etikettering.

Neerlandicus Ton Anbeek, die de politiek-correcte receptie van

migrantenauteurs door de literaire kritiek aanvalt, blijft zich van een dergelijk

concept bedienen. De centrale vraag gaat uit naar hoe de terminologie

gerecepieerd en ingezet is vanaf het midden van de jaren negentig tot heden.

Hoe heeft zij gefunctioneerd voor de auteurs in het verwerven van een positie

in het literaire veld?

Jan Just Witkam (Universiteit Leiden)

Schilderachtige zwervers. Moslims in de Nederlandse literatuur

Zo nu en dan figureren exotische, vaak moslimse, types in de wat oudere

Nederlandse literatuur. Wat doen zij daar en hoe worden zij beschreven?

Antwoorden op deze vraag zullen worden gezocht door de lectuur van werken

van Elsschot, Daum, Couperus, Snouck Hurgronje en anderen.

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

18

Remke Kruk (Universiteit Leiden)

Robinson of Walcheren and Hayy ibn Yaqzān

Ibn Tufayl’s “philosophical novel” Hayy ibn Yaqzān became widely known in

Europe after a Latin translation had appeared in 1671. Translations in various

European languages followed, and authors also adapted the contents for their

own purposes. One such case is an anonymous Dutch novel that appeared in

1752, De Walchersche Robinson (‘Robinson of Walcheren’). Part of this novel

(which has no great literary value) describes how a young child, living alone on

an island, discovers for himself the workings of Nature and comes to realise

that all this is the doing of an all-wise, all-powerful Creator. The description

clearly follows Ibn Tufayl’s Hayy ibn Yaqzān. The paper analyses if, and how,

Ibn Tufayl’s philosophical material has been adapted to a Christian context.

Richard van Leeuwen (Universiteit van Amsterdam)

Modernisme en de Oriënt: illustraties in Nederlandse uitgaven van de Duizend-

en-één-nacht tussen 1870 en 1950

In sommige Europese vertalingen van de Duizend-en-één-nacht wordt

gesuggereerd dat de verhalen een getrouw beeld geven van de Oosterlingen

en hun samenleving. Mede daarom wordt vaak gedacht dat de vertellingen

een reservoir zijn van stereotype voorstellingen van de Oriënt. Maar in

hoeverre kunnen deze onmiskenbaar fictionele representaties worden gezien

als een beeld van de Arabische ‘ander’? En was de rol van de

verhalenverzameling in het proces van beeldvorming niet aan verandering

onderhevig tussen de eerste Franse vertaling in het begin van de achttiende

eeuw en de moderne tijd? In deze presentatie zal aan de hand van illustraties

uit een aantal Nederlandse uitgaven van de Duizend-en-één-nacht worden

nagegaan hoe de Arabische ‘ander’ wordt geportretteerd in het modernistisch

oriëntalisme van de eerste helft van de twintigste eeuw.

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

19

Gabrielle van den Berg (Universiteit Leiden)

Van Zacharias Heyns tot Kader Abdolah. Fabels uit het Oosten in de

Nederlandse literatuur

De fabel is vandaag de dag geen geliefd genre. Als men kijkt naar de

indrukwekkende genealogie van de Panchatantra uit India blijkt dat dit niet

altijd zo geweest is. De Panchatantra is vermoedelijk tussen 500 en 100 voor

Christus gecomponeerd in het Sanskrit. De fabels uit deze oorspronkelijke,

verloren gegane versie hebben een lange reis afgelegd naar west en oost en

zich als een inktvlek verspreid in de literatuur van een groot deel van de

wereld. De oudste overgeleverde vertalingen en bewerkingen zijn bijna

vijftienhonderd jaar oud en zijn een inspiratiebron geweest voor versies in

tientallen andere talen. In 1623 verscheen de eerste Nederlandse bewerking

van deze fabels van de hand van Zacharias Heyns, onder de titel Voorbeelsels

der oude wyse. Kader Abdolah laat dezelfde fabels opnieuw tot leven komen in

Kélilé en Demné, uitgebracht bij uitgeverij Bert Bakker in 2002. Hoewel de

fabels van oorsprong niet islamitisch zijn, hebben ze een grote rol gespeeld in

de islamitische wereld. In deze lezing zal worden ingegaan op de achtergrond

van de Nederlandse bewerkingen van deze fabels.

Thomas de Bruijn (Universiteit Leiden)

“Een fijne, recht eerwaardige figuur”: Frederik van Eeden vertaling van

Rabindranath Tagore’s Kabir-verzen

Op 19 september 1920, een stormachtige dag, haalt Frederik van Eeden een

Indiase gast van de trein. De gast was niemand minder dan Rabindranath

Tagore, uit wiens oeuvre Van Eeden meerdere werken in het Nederlands

vertaalde, waaronder de bundel Kabir (1916), een geautoriseerde vertaling van

Tagore’s Engelstalige bundel One Hundred Poems of Kabir (1916).

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

20

In Van Eeden’s vertaling maakte de Nederlandse literatuur, weliswaar op

indirecte manier, kennis met de vroeg moderne Indiase literatuur, waarin de

invloed van de Indiase Islam sterk aanwezig is. Van Eeden neemt in zijn

vertaling integraal de inleiding van Evelyn Underhill over, die Kabir neerzet als

een ‘Prophet of Unity’ en vergelijkt met Rumi en middeleeuwse westerse

mystici. Deze visie past bij Van Eeden’s interesse in bewegingen als de

theosofen, die India als een bron van universele religieuze kennis zien.

Van Eeden’s vertaling is niet bijzonder invloedrijk geweest en heeft ook weinig

navolging gehad in de vorm van vertalingen van Indiase moslim dichters. Toch

geeft deze vertaling een inkijk in de beleving van Tagore’s vertaling, en

daarmee van het polyfone idioom van Kabir’s poëzie, van huis uit een moslim

wever uit Benares die waarschijnlijk in de 14e eeuw leefde. Mijn voordracht

zal ingaan op de achtergrond en het ontstaan van Tagore’s vertaling en op de

Hindi teksten die er aan ten grondslag liggen. Daarnaast zal deze ingaan op het

universalisme dat Van Eeden’s interpretatie kenmerkt en dat ook in andere

ontmoetingen met de Indiase Islam in het westen een sterke rol heeft

gespeeld. Te denken valt aan de Nederlandse Soefi Beweging die ontstaan is

rond de missie van Inayat Khan.

Arnoud Vrolijk (Universiteit Leiden)

Scaliger als tolk in de Nederlandse mercantiele expansie

Op 28 juni 1600 zette admiraal Jacob van Neck koers naar Oost-Indië en verder,

met in zijn bagage een ‘patent’, een introductiebrief van prins Maurits in het

Arabisch en het Portugees. De Arabische vertaling werd gemaakt door

Josephus Justus Scaliger, professor aan de Universiteit Leiden vanaf 1593. Na

een avontuurlijke reis vond het Arabische document zijn laatste rustplaats in

de Leidse universiteitsbibliotheek. Tot in de late twintigste eeuw waren zowel

de bestemming van de brief als de identiteit van de vertaler onbekend. In mijn

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

21

presentatie zal ik aandacht schenken aan enkele afzonderlijke maar nauw

verbonden kwesties: de communicatie tussen zeer verschillende culturen en

religies, de receptie van de brief door de ‘Oosterlingen’ en de rol van tekst en

context in het vaststellen van de herkomst van het document

Petra de Bruijn (Universiteit Leiden)

Fatma in de ‘polder’, Orhan Pamuk’s roman Het huis van de stilte bewerkt voor

het Nederlands theater.

Het huis van de stilte (Sessiz Ev, 1983) vertelt het verhaal van een familie uit de

gegoede burgerij; drie generaties met drie verschillende politieke en sociale

milieus. Drie kleinkinderen bezoeken hun grootmoeder tijdens de

zomervakantie in haar huis in een kleine badplaats. De kinderen representeren

de stedelijke seculiere Turkse maatschappij. Grootmoeder leeft te midden van

haar herinneringen aan de goede oude Osmaanse tijd. Een neef, bastaard van

grootmoeders echtgenoot, sluit zich aan bij de ultranationalistische

Islamitische beweging van de grijze wolven. Opvattingen over goed en kwaad

gedefinieerd door deze drie verschillende maatschappelijke groepen botsen,

met een dodelijk afloop. In het voorjaar van 2010 maakte O.T. Theater&Opera,

Rotterdam op basis van deze roman van Orhan Pamuk een voorstelling. Het

maken van een bewerking van een roman voor het theater vraagt al om het

maken van keuzes. In dit geval komt daar nog bij dat de roman zich afspeelt in

de sterk gepolariseerde Turkse maatschappij net voor de militaire interventie

van 1980. De bewerking is zevenentwintig jaar later gemaakt voor een

Nederlands publiek, wat maar zeer beperkt kennis heeft van de sociale en

politieke achtergronden waartegen deze roman zich afspeelt. In deze lezing zal

besproken worden wat deze omstandigheden voor gevolgen hadden voor de

keuzes die de Nederlandse theater groep maakte bij de bewerking. Hoe gaven

zij theatraal vorm aan deze botsing tussen seculier en

ultranationalistisch/religieus in de Turkse maatschappij rond 1980, op een

manier die relevant is voor een Nederlandse maatschappij anno 2010?

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

22

Jan Schmidt (Universiteit Leiden)

Nederlanders en Osmanen in 17e-eeuwse reisverhalen, feiten of fantasie?

Nederlanders staan bekend als reislustig, en dat waren ze al in onze ‘Gouden

Eeuw’. Van de Osmanen kan eerder het omgekeerde beweerd worden, al wil

dat nog niet zeggen dat zij in het geheel niet reisden. Sommigen hunner

vonden zelfs hun weg naar onze kille Rijndelta en men komt hen hier en daar

tegen in archiefstukken. Reisverhalen waren een populair genre in de

Republiek in de 17e eeuw, en enige Nederlandse reizigers die het Midden-

Oosten aandeden wijdden een boek aan het Osmaanse Rijk, zijn bewoners en

hun zeden en gewoonten. Omgekeerd hebben de Osmanen maar één bekende,

maar tegelijkertijd zeer omvangrijke, reistekst voortgebracht. Ook deze tekst

werd geschreven in dezelfde roemruchte eeuw. Hierin vindt men een curieuze

beschrijving van Nederland. Mijn bijdrage aan dit symposium wil uw aandacht

vestigen op enige aspecten van deze literatuur. Een belangrijke vraag daarbij is:

in hoeverre waren de betreffende teksten betrouwbaar als cultuurhistorische

bron? Of ging het de auteurs slechts om het bevestigen van bestaande

vooroordelen of om het behagen van de lezer met sterke verhalen?

Jan de Putter (Universiteit Leiden)

Blanchefleur als een nieuwe Helena van Troje: Klassieke intertekstualiteit en

het ontstaan van het Oriëntalisme

In de Westerse verbeelding is de Oriënt een verfijnde wereld vol luxe, waar

hardvochtige heersers hun vrouwen opsluiten in harems. Het is een stereotiep

beeld dat zijn wortels heeft in Middeleeuwse verhalen. In Floris ende

Blanchefleur is de onschuldige christenslavin Blanchefleur opgesloten in een

haremtoren, voorzien van alle luxe zoals stromend water. De emir van Babylon

heeft besloten dat zij zijn volgende vrouw zal worden en wil haar na een jaar

doden. Gelukkig is haar vriendje Floris haar nagereisd om haar te redden.

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

23

Wanneer de emir Floris in bed betrapt met zijn aanstaande vrouw, wil hij de

geliefde doden. Uiteindelijk wordt hij zo geroerd door hun liefde dat hij hun

genade schenkt. Floris bekeert zich tot het christendom en trouwt met

Blanchefleur. Hun dochter zal later de moeder van Karel de Grote worden.

In mijn bijdrage wil ik duidelijk maken dat in de Middeleeuwen het Oosten

werd benaderd met concepten ontleend aan verhalen over de klassieke

Oudheid. Het verhaal wordt echter gepresenteerd als een variant op het

klassieke verhaal van Paris en Helena. Blanchefleur is de nieuwe Helena die

Floris redt uit de klauwen van een hardvochtige echtgenoot.

Babylon overtrof Rome in macht en Floris was een grotere held dan Paris. Zo

kon het beeld ontstaan dat de Oriënt als een exotische, heidense wereld was,

die even wreed kon zijn als de eigen wereld.

Asghar Seyed-Gohrab (Universiteit Leiden)

Een Perzische Floris en Blanchefleur

Opvattingen verschillen over de oorsprong van de middeleeuwse romance

Floris en Blaunchefleur. Sommigen nemen dit verhaal als gebaseerd op een

oosterse vertelling, terwijl andere geleerden van mening zijn dat de auteur

oriëntaalse elementen heeft ingevoerd voor zijn westerse publiek. Door het

verwerken van oosterse motieven is het verhaal ook de belichaming van oost

en west en hoe harmonieus diverse culturele waarden uit christelijke en

islamitische culturen worden geïntegreerd in een romance. In mijn paper zal ik

ingaan op de mogelijke oorsprong van dit verhaal in de context van de

klassieke Perzische poëtische traditie, met bijzondere aandacht voor de

verhaallijn, liefdescodes, literaire motieven en de setting.

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

24

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

25

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

26

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

27

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

28

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

29

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

30

ISLAM EN MOSLIMS IN DE NEDERLANDSE KUNST EN LITERATUUR

31