Inzaai mengsels gras en witte klaver · 2015. 9. 22. · en klaver in één werkgang inzaaien met...

20
Proefstation voor de Rundveehouderij, Schapenhouderij en Paardenhouderij (PR) Waiboer- hoeve Regionale Onderzoek Centra (ROC’s) Inzaai mengsels gras en witte klaver Invloed van tijdstip en methode op de klaverbedekking en de droge-stofopbrengst bij inzaai op kleigrond Publikatie nr. 81 R.L.M. Schils April 1993

Transcript of Inzaai mengsels gras en witte klaver · 2015. 9. 22. · en klaver in één werkgang inzaaien met...

  • Proefstation voor deRundveehouderij,

    Schapenhouderij enPaardenhouderij (PR)

    Waiboer-hoeve

    RegionaleOnderzoek

    Centra(ROC’s)

    Inzaai mengsels gras en witte klaver

    Invloed van tijdstip en methode op de klaverbedekkingen de droge-stofopbrengst bij inzaai op kleigrond

    Publikatie nr. 81

    R.L.M. Schils

    April 1993

  • Inhoudsopgave

    Blz.

    1 Inleiding ........................................................................................................................................ 4

    2 Materiaal en methoden.. ............................................................................................................... 5

    2.1 Beschrijving lokatie.. ........................................................................................................ 5

    2.2 Proefbehandelingen.. ....................................................................................................... 5

    2.3 Bemesting en gebruik.. .................................................................................................... 5

    2.4 Waarnemingen ................................................................................................................ 5

    2.5 Weersomstandigheden.. .................................................................................................. 6

    3 Resultaten .................................................................................................................................... 7

    3.1 Klaverbedekking .............................................................................................................. 7

    3.2 Klaveraandeel in de droge stof.. ...................................................................................... 9

    3.3 Droge-stofopbrengst ....................................................................................................... .1 0

    4 Discussie ...................................................................................................................................... 12

    4.1 Klaverbedekking ............................................................................................................. .12

    4.2 Klaveraandeel in de droge stof.. ..................................................................................... .12

    4.3 Droge-stofopbrengst ....................................................................................................... .13

    5 Conclusies .................................................................................................................................... 15

    Samenvatting .................................................................................................................................... 16

    Literatuur.. ......................................................................................................................................... 17

    Bijlagen ............................................................................................................................................. 18

  • Voorwoord

    Deze publikatie geeft de resultaten van onder- een serie van vier interne PR-rapporten die inzoek naar de invloed van verschillende methoden 1991 en 1992 verschenen zijn. Voor gel’nteres-en tijdstippen bij de inzaai van mengsels van gras seerden zijn deze te verkrijgen bij het PR.en witte klaver. De weergave van de resultaten is Op deze plaats wil ik graag de medewerkers vanbeperkt tot het hoogst noodzakelijke. Een com- de Waiboerhoeve bedanken voor hun bijdrageplete weergave van alle waarnemingen staan in aan de werkzaamheden van dit onderzoek.

  • In de huidige Nederlandse graslanden komtslechts sporadisch witte klaver voor. Momenteelis het vooral de biologische veehouderij die methet oog op stikstofbinding doelbewust gebruikmaakt van witte klaver. Er zijn tegenwoordigechter een aantal redenen waarom witte klaverook op gangbare melkveehouderijbedrijven zin-vol kan zijn. Sinds de invoering van de melkquo-tering zijn er bedrijven die kampen met een ruw-voeroverschot. Een mogelijkheid om dit te voor-komen is het verlagen van de stikstofbemesting.Daarnaast zal de gemiddelde stikstofbemestingop grasland in de komende jaren verder dalenom tot lagere stikstofverliezen te komen. Als opeen bedrijf de gewenste stikstofbemesting onderde 200 kg per ha komt dan kan het financieel in-teressant worden om over te schakelen opmengsels van gras en witte klaver. Een mengselvan gras en witte klaver kan in staat zijn om zon-der stikstofbemesting een gelijke droge-stofop-brengst te produceren als een grasmengsel, be-mest met 200 kg stikstof per ha per jaar. Boven-dien vergt stikstofbinding via witte klaver geengebruik van fossiele energie, een aspect dat inde nabije toekomst steeds zwaarder zal gaanwegen. Als we er van uitgaan dat witte klaver in-gezaaid wordt om een wezenlijke bijdrage te le-veren aan de stikstofvoorziening dan is een

    gemiddeld klaveraandeel in de droge stof van35% een redelijke streefwaarde. Dit houdt in datin het voorjaar het aandeel 20 tot 25% is en in dezomer ongeveer 50%. Uit oogpunt van voedingwordt een een klaveraandeel nagestreefd vanminimaal 30% in de droge stof. Te hoge klaver-aandelen zijn echter ook ongewenst vanwege deverhoogde kans op trommelzucht en hogerestikstofverliezen. Concrete cijfers over de boven-grens van het gewenste klaveraandeel zijn ech-ter niet voorhanden. Bij de inzaai van Engelsraaigras en witte klaver hebben we te maken mettwee soorten die een verschillende optimalezaaidiepte hebben. Voor Engels raaigras en witteklaver zijn de optimale zaaidiepten respectieve-lijk 2 à 3 en 0 à 1 cm. Bij een zaaimethode mettwee werkgangen kan voor elke soort de optima-le zaaidiepte nagestreefd worden terwijl bij eenmethode met één werkgang een compromis ge-zocht moet worden.De vraag in dit onderzoek luidde:Hebben het tijdstip en de methode invloed ophet klaveraandeel en de droge-stofopbrengst bijde inzaai van mengsels met Engels raaigras enwitte klaver?In het vervolg van deze publikatie wordt met kla-ver altijd witte klaver en met gras altijd Engelsraaigras bedoeld.

  • 2 Materiaal en methoden

    2.1 Beschrijving lokatieHet onderzoek vond plaats op het proefbedrijfde Waiboerhoeve te Lelystad. De proef werd vierkeer aangelegd, op vier verschillende percelen,maar telkens op dezelfde kavel. In bijlage 1 staande resultaten van het grondonderzoek. De grondis een kalkrijke, matig humeuze tot matig humus-arme grond op de grens van zware zavel en lich-te klei. De fosfaat- en kalitoestand van de grondwaren respectievelijk laag en zeer hoog.

    2.2 ProefbehandelingenDe vier tijdstippen waarop de proef werd aange-legd waren april 1989, augustus 1989, april 1990en september 1990. Het proefperceel werd en-kele weken voor inzaai geploegd. De zaaibedbe-reiding vond plaats door twee werkgangen meteen rotorkopeg met verkruimelrol. De proef wasopgezet als een gelote blokkenproef met vierherhalingen. In tabel 1 staan de behandelingendie aangelegd werden. Bij de eerste drie behan-delingen werden gras en klaver telkens in eenaparte werkgang ingezaaid. Bij deze drie behan-delingen werd gras altijd op een diepte van 2 à 3cm ingezaaid. Bij behandeling Pgr_Pkl werd kla-ver tussen de 0 en 1 cm gezaaid en bij debehandelingen met breedwerpig zaaien (Pgr_Bklen Bkl_Pgr) werd klaver uiteraard op 0 cm ge-zaaid.

    Elij een pijpenzaaimachine wordt het zaad in smallet-qGes gezaaid.

    Bij de laatste twee behandelingen werden grasen klaver samen in één werkgang ingezaaid. Dezaaidiepte voor gras en klaver bedroeg dan 1 à 2cm. Bij een pijpenzaaimachine en een schijven-zaaimachine is er verschil tussen de breedte vanhet strookje waarin het zaad terecht komt. Bij deschijvenzaaimachine is dat iets breder.Alle behandelingen werden ingezaaid met 20 kgBG3 (50% Engels raaigras weidetype Profit en50% Engels raaigras laat hooitype Magella) en 5kg witte kultuurklaver (Retor) per ha.

    2.3 Bemesting en gebruikBij inzaai werd een basisbemesting gegeven van100 kg P,O, per ha (tripelsuper). Vervolgenswerd per snede 30 kg P,O, en 60 kg K,O per ha(mengmeststof 0-15-30) toegediend. Er werdniet bemest met stikstof. In het eerste proefjaarwerden alle sneden gemaaid met een Haldrupproefveldmachine. In het daaropvolgende jaarwerd de eerste snede nog gemaaid met deproefveldmachine en vervolgens werd het proef-veld opgenomen in het praktijkgebruik van hetbetreffende perceel, zodat het afwisselend ge-maaid en beweid werd. In bijlage 2 staat eenoverzicht van het gebruik van de proefvelden.

    2.4 WaarnemingenVan àlle sneden in het eerste proefjaar en van de

    Bij een schijvenzaaimachine wordt het zaad in brederestrookjes gezaaid.

  • eerste snede in het tweede proefjaar werd deopbrengst bepaald met de Haldrup proefveld-machine. Voor de droge-stofbepaling werd eenboormonster genomen dat gedurende 24 uurwerd gedroogd bij 105 OC.Tevens werd voor iedere oogst de klaverbedek-king visueel geschat met een raamwerk’van 0,251m*, dat vier keer per veldje werd uitgeworpen(zie pagina 8). Nadat het proefveld aan het eindvan het tweede proefjaar een jaar in praktijkge-bruik was geweest, werd de klaverbedekkingnog eenmaal bepaald.Van twee behandelingen, die met de hoogste enlaagste klaverbedekking, werd naast de klaver-bedekking ook het aandeel klaver in de drogestof bepaald. Hiertoe werd bij elke oogst perveldje een plukmonster van 30 plukken geno-men. Vervolgens werd dit monster gescheiden ineen klaverdeel en een grasdeel dat werd ge-droogd. Eventuele andere plantesoorten’ wer-den aan het grasdeel toegekend.

    2.5 WeersomstandighedenIn bijlage 3 zijn de neerslag (Waiboerhoeve), depotentiële verdamping (berekend uit de refe-rentiegewasverdamping te Biddinghuizen) en degemiddelde temperatuur (De Bilt) per decadeweergegeven.Het jaar 1989 was extreem warm, zeer zonnig endroog. Vanaf mei tot en met augustus was er

    ’ In de eerste snede kwam muur, herderstasje en kool-zaadopslag voor tot een max. van 10%. Dit werd ver-der niet bestreden maar verdween van zelf na hetmaaien van de eerste snede.

    Tabel 1 Proefbehandelingen.

    Detail schijvenzaaimachine, duidelijk zichtbaar zijn deschijven.

    een langdurige periode met vochttekort. Hetproefveld dat in april 1989 ingezaaid werd is eindmei dan ook een keer beregend. De winter1989/1990 was met een gemiddelde tempera-tuur van 6 OC de zachtste winter sinds 1706.Het jaar 1990 was zonnig, extreem warm en watde neerslag betreft normaal. Er kwamen meerde-re korte perioden met vochttekorten voor. Ookde winter van 1990/1991 was niet erg streng. Infebruari kwamen 20 vorstdagen voor met eenlaagst gemeten temperatuur van -12,5 OC.

    Code Omschrijving

    Pgr_Pkl Pijpenzaaimachine gras; daarna Pijpenzaaimachine met klaverPgr_Bkl Pijpenzaaimachine gras; daarna Breedwerpig klaverBkl_Pgr Breedwerpig klaver; daarna Pijpenzaaimachine met grasPgr_kl Pijpenzaaimachine; gras en klaver samenSgr_kl Schijvenzaaimachine; gras en klaver samen

  • 3 Resultaten

    3.1 KlaverbedekkingIn figuur 1 is het verloop van de klaverbedekkingbij inzaai in het voorjaar weergegeven. Dezegeeft de klaverbedekking weer vanaf de eerstesnede na inzaai tot en met de eerste snede vanhet tweede jaar. In die periode werd het proef-veld dus uitsluitend gemaaid met de proefveld-oogstmachine. Na de eerste snede in het tweedejaar werd het proefveld in praktijkgebruik opge-nomen. De klaverbedekking aan het eind van datjaar is weergegeven in tabel 2.Uit figuur 1 blijkt dat de zaaimethode in de eerstesneden een duidelijke invloed had op deklaverbedekking. Maar na verloop van tijd wer-den de verschillen kleiner.Bij inzaai in april 1989 werd in de eerste snedede hoogste klaverbedekking gerealiseerd bij debehandelingen waarbij gras en klaver, apart(Pgr_Pkl) of gemengd (Pgr_kl), ingezaaid werdenmet een pijpenzaaimachine. Bij de overige driebehandelingen was de klaverbedekking in deeerste snede zo’n 30% lager. Na vier sneden lagde klaverbedekking rond de 80% en waren deverschillen tussen de behandelingen vrij klein.

    klaverbedekking (%)

    Figuur 1 Verloop van de klaverbedekking (%) bij inzaai in het voorjaar

    klaverbedekking (%)

    100 r 100

    80 80

    I dll60

    j j a s 0 nd j f m a m(maand)

    -LI - Pgr_kl -0 - Sgr_kl- 0 - Pgr_Pkl - 0 - Pgr_Bkl -A - Bkl_Pgr

    P=pijpenzaai, B=breedwerpig, S=schijvenzaai, gr=gras, kl=klaver

    Tabel 2 Gemiddelde klaverbedekking (%) aan het eindvan het tweede jaar na inzaai

    tijdstip van inzaai

    Zaaimethode april augustus maart september1989 1989 1990 1990

    Pgr_Pkl 55 43 90 46Pgr_Bkl 49 50 84 43Bkl_Pgr 54 35 91 39Pgr_kl 53 60 88 41Sgr_kl 46 60 91 44

    P=pijpenzaai, B=breedwerpig, S=schijvenzaai,gr=gras, kl=klaver

    Tijdens de winter nam de gemiddelde klaverbe-dekking af van 80 tot 20%. Ook aan het eind vanhet tweede groeiseizoen waren er slechts kleineverschillen (zie tabel 2). De bedekking varieerdevan 46 tot 55%.Bij inzaai in maart 1990 ontstonden in de eerstesnede eveneens duidelijke verschillen in klaver-bedekking. De veldjes waarbij gras en klaver intwee werkgangen ingezaaid werden (Pgr_Pkl)hadden de hoogste klaverbedekking (80%). Gras

    maart 1990

    01 ” ” ” ’ 1 ” ’ 1j j a s o n d j f m a m

    (maand)

  • Een lage klaverbedekking en . . . . .

    en klaver in één werkgang inzaaien met een pij-penzaaimachine (Pgr_kl) of schijvenzaaimachine(Sgr_kl) resulteerde in de eerste snede in een kla-verbedekking van ongeveer 50%. De laagsteklaverbedekking werd gerealiseerde op de veld-jes waar klaver breedwerpig werd ingezaaid(Pgr_Bkl en Bkl_Pgr). Bij deze proef werden deverschillen geleidelijk aan kleiner, al duurde hettot het volgende voorjaar voordat alle verschillenverdwenen waren. Aan het eind van het tweedegroeiseizoen waren er ook geen noemenswaar-dige verschillen meer (tabel 2).In figuur 2 is het verloop van de klaverbedekking

    ..,., een zeer hoge klaverbedekking.

    bij inzaai in de nazomer weergegeven. Bij de in-zaai van augustus 1989 is een fout gemaakt bijhet afdraaien van de zaaimachine waardoor bijde inzaai van klaver bij de behandeling Pgr_Pklongeveer 10 kg klaver in plaats van de beoogde5 kg klaver per ha is gezaaid. Het is dus niet ver-wonderlijk dat de klaverbedekking in de eerstesnede bij die behandeling zo hoog was ten op-zichte van de andere behandelingen.De klaverbedekking op de veldjes waar eerstklaver breedwerpig en vervolgens gras met depijpenzaaimachine was gezaaid (Bkl_Pgr) wasbeduidend lager dan de klaverbedekking op de

    Figuur 2 Verloop van de klaverbedekking (%) bij inzaai in de nazomer

    klaverbedekking (%) klaverbedekking (%)

    60

    A---_&.-A,iI I I I , , , , ,

    m a m j j a s o n d j f m a(maand)

    100

    80 -

    60 -

    I , , , , , I I I ,

    m a m j j a s o n d j f m a(maand)

    - 0 - Pgr_Pkl -0 - Pgr_Bkl - A - Bkl_Pgr -n - Pgr_kl -0 - Sgr_kl

    P=pijpenzaai, B=breedwerpig, S=schijvenzaai, gr=gras, kl=klaver.

    8

  • Tabel 3 Gemiddeld klaveraandeel in de droge stof (%) in het eerste jaar na inzaai

    Behandeling april augustus maart september1989 1989 1990 1990

    Pgr_Pkl 50 54 74 48Pgr_B kl 43 37 43Bkl_Pgr 29

    Het scheiden van gras en klaver kost veel tijd en menskracht.

    overige veldjes. In tegenstelling tot de andere blijkt dat de klaverbedekking een redelijke indrukproeven werd dit verschil ook niet meer goed ge- geeft van het klaveraandeel in de droge stof. Demaakt, al werd het verschil wel kleiner. Aan het gevonden correlatie bedroeg bijna 93%. De stip-eind van het eerste groeiseizoen was de klaver- pellijn in figuur 3 geeft de verhouding van 1 op 1bedekking bij deze behandeling zo’n 40% lager aan. Punten boven de stippellijn geven aan dat inen aan het eind van het tweede groeiseizoen die gevallen het klaveraandeel in de droge stofwas de bedekking nog maar 20% lager. onderschat werd door de klaverbedekking enBij het laatste proefveld, dat in september 1990werd ingezaaid, konden vanaf het begin geenverschillen in klaverbedekking worden vastge-steld tussen de verschillende veldjes. Verder washet gemiddelde verloop van de klaverbedekkingvergelijkbaar met die van de andere proefvelden.Een sterke stijging van de klaverbedekking toteen maximum van 80 à 90% in augustus en ver-volgens een meer geleidelijke daling van de kla-verbedekking gedurende de winter naar een ni-veau van 10 à 20 % in april.

    Figuur 3 Relatie tussen klaveraandeel in de droge stofen klaverbedekking

    Aandeel klaver in droge stof (%)

    I l !dfI

    100

    80

    60

    3.2 Klaveraandeel in de droge stofIn de gehele proefperiode werden ruim 200 ge-wasmonsters gescheiden in gras en klaver, zo-dat het klaveraandeel in de droge stof berekendkon worden. In figuur 3 is het aandeel klaver uit-gezet tegen de klaverbedekking. Uit de figuur

    40

    20

    00 20 40 60 80 100

    Klaverbedekking (%)

  • droge-stofopbrengst (t/ha)

    punten onder de stippellijn geven het omgekeer-de aan. De doorgetrokken lijn geeft de gemiddel-de relatie tussen het klaveraandeel in de drogestof en de klaverbedekking weer. In de figuur iste zien dat bij een klaverbedekking van minderdan 20% het klaveraandeel in de droge stof ge-middeld onderschat werd met enkele procenten.Bij een klaverbedekking hoger dan 20% werdhet klaveraandeel gemiddeld overschat, oplo-pend tot een gemiddelde overschatting van zo’n15% bij een zeer hoge klaverbedekking.Van de behandelingen waarbij het klaveraandeelin de droge stof bepaald werd zijn in tabel 3 degemiddelde klaveraandelen op jaarbasis in heteerste jaar na inzaai gegeven. Vlak voor de eer-ste snede na inzaai van iedere proef werd op ba-sis van de klaverbedekking de behandeling methet hoogste en laagste bedekking bepaald,waarna van die twee behandelingen voor deduur van die proef het klaveraandeel in de drogestof bepaald werd.Bij behandeling Pgr_Pkl, waarvan de veldjes dusin iedere proef de hoogste klaverbedekking had-den, lag het gemiddeld klaveraandeel in drie vanvier gevallen rond de 50% en bij de proef met in-zaai in maart 1990 was het klaveraandeel met74% beduidend hoger. Het laagste klaveraan-deel in de droge stof varieerde per proef van 29tot 43%.

    Figuur 4 Droge-stofopbrengst (ton/ha/jaar) in het jaarna voorjaarsinzaai

    Na het scheiden wordt klaver en gras gedroogd om hetklaveraandeel in de droge stof te bepalen.

    3.3 Droge-stofopbrengstIn figuur 4 is de droge-stofopbrengst op jaarba-sis weergegeven bij voorjaarsinzaai. De gemid-delde droge-stofopbrengst was in 1990 ruim 1,5ton per ha hoger dan in 1989. Bij inzaai in 1989waren er geen grote verschillen in opbrengst tus-sen de behandelingen maar bij inzaai in 1990was de droge-stofopbrengst bij inzaai met depijpenzaaimachine (Pgr_Pkl en Pgr_kl) hoger danbij de overige behandelingen. Dit verschil kwamvrijwel volledig tot stand in de eerste drie sne-

    Figuur 5 Droge-stofopbrengstna nazomerinzaai

    droge-stofopbrengst (t/ha)

    (ton/ha/jaar) in het jaar

    15

    10

    5

    0

    Pgr_Pkl Pgr_Bkl Bkl_Pgr Pgr_kl Sgr_kl Pgr_Pkl Pgr_Bkl Bkl_Pgr Pgr_kl Sgr_kl

    behandeling behandeling

    m april 1989 maart 1990 m augustus 1989 september1 990

    P=pijpenzaai, B=breedwerpig, S=schijvenzaai, gr=gras, kl=klaver

    10

  • den. Indien de droge-stofopbrengsten vergele-ken worden met de klaverbedekking dan blijktdat een hogere klaverbedekking samengaat meteen hogere droge-stofopbrengst. Vooral in 1990komt dat goed tot uiting omdat in dat jaar de ver-schillen wat groter waren dan in 1989.In figuur 5 staat de droge-stofopbrengst op jaar-basis in het eerste jaar na inzaai bij inzaai in denazomer. De droge-stofopbrengst bij inzaai inaugustus is niet de jaaropbrengst maar de op-brengst van de eerste zes sneden. De resultatenworden hierdoor echter niet wezenlijk bernvloed.Uit de figuur blijkt duidelijk dat de gemiddeldedroge-stofopbrengst in beide jaren weinig ver-schilde tussen de behandelingen. Alleen bijbehandeling Bkl_Pgr in 1989 was de droge-

    stofopbrengst duidelijk lager met slechts 10 tonper ha. In de eerste snede was de opbrengstnog gelijk, maar vanaf de tweede snede was elkesnede-opbrengst lager dan bij de overige behan-delingen. Ook hier ging de lage droge-stofop-brengst samen met een lage klaverbedekking.In bijlage 4 staat de droge-stofopbrengst in deeerste snede van het tweede jaar. Slechts in éénproefjaar was er een verschil in droge-stofop-brengst. Van de proef die in maart 1990 inge-zaaid werd was de droge-stofopbrengst op develdjes van behandeling Pgr_Pkl hoger dan dievan de overige veldjes. Bij de overige proefvel-den waren er in de eerste snede van het tweedejaar geen verschillen meer in de droge-stofop-brengst van de diverse behandelingen.

  • 4 Discussie

    4.1 KlaverbedekkingUit de resultaten blijkt dat de inzaaimethodeslechts een beperkte invloed had op de klaver-bedekking. Bij inzaai in het voorjaar bleef deklaverbedekking alleen achter op veldjes waarbijeerst gras met een pijpenzaaimachine en vervol-gens klaver breedwerpig (Pgr_Bkl) werd inge-zaaid. De klaverbedekking bij behandelingPgr_Bkl was alleen in het eerste jaar na inzaai la-ger. Aan het eind van het tweede jaar waren ergeen verschillen meer tussen de behandelingen.In beide proefjaren waren de eerste twee maan-den na inzaai perioden met een potentieel vocht-tekort. In deze proef werden de veldjes na inzaainiet gerold. Om risico’s te vermijden is het eigen-lijk beter om na breedwerpig inzaaien te rollen,zeker als het zandgrond betreft. In feite verklaartde zaaidiepte de lagere klaverbedekking bijPgr_Bkl. Bij de overige behandelingen werd kla-ver altijd op enige diepte gezaaid. Ook bij debehandeling waar eerst klaver breedwerpig werdgezaaid en vervolgens gras met de pijpenzaai-machine (Bkl_Pgr) werd het klaverzaad in detweede werkgang natuurlijk wat dieper inge-werkt.Bij inzaai in de nazomer speelden vochttekortennauwelijks een rol en was er dan ook nauwelijksenige invloed van de zaaimethode op de klaver-bedekking. Bij inzaai in september 1990 warener al helemaal geen verschillen en bij inzaai in au-gustus 1989 was de klaverbedekking veel lagerop de veldjes waar eerst klaver breedwerpigwerd gezaaid en vervolgens gras met de pijpen-zaaimachine (Bkl_Pgr). De klaverbedekking bijdie behandeling was na het eerste proefjaar nogzo’n 50% lager dan bij de andere behandelingenen ook aan het eind van het tweede proefjaarwas het verschil nog ruim 15%. Een duidelijkeoorzaak voor de lage klaverbedekking ontbreekt,mogelijk is door de tweede werkgang met depijpenzaaimachine het klaverzaad te diep onder-gewerkt. Zoals bij de resultaten vermeld werd,was bij de inzaai van behandeling Pgr_Pkl teveelklaverzaad gebruikt. In de eerste drie snedenwas de klaverbedekking bij Pgr_Pkl hoger danbij de overige behandelingen, maar dit kan dusveroorzaakt zijn door de hogere zaaizaaddose-ring. In enkele Britse onderzoeken is aangetoond

    dat de invloed van de verhouding tussen de hoe-veelheden klaverzaad en graszaad slechts vanzeer korte duur is. In het eerste of tweede jaar ishet effect van de zaaizaaddosering volledigverdwenen. In één onderzoek werd de hoeveel-heid zaad gevarieerd van 1 tot 9 kg klaver en 3tot 14 kg gras met als resultaat slechts korte-ter-mijninvloeden van de zaaizaadverhouding. Omrisico’s te vermijden is het verstandig om 3 tot 5kg klaverzaad per ha te zaaien.Het tijdstip van inzaai had in dit onderzoek wei-nig invloed op de klaverbedekking. Omdat hetna voorjaarsinzaai droger was, was de klaverbe-dekking bij Pgr_Bkl na inzaai in het voorjaar lagerdan na inzaai in de nazomer. Bij de overigebehandelingen had het tijdstip geen invloed opde klaverbedekking. De maximale klaverbedek-king werd in alle proefvelden in augustus of sep-tember bereikt, ongeacht het inzaaitijdstip. Zoalsbij inzaai in het voorjaar de droogte vaak een kri-tieke factor is zo is bij inzaai in de nazomer detemperatuur in de winter een kritieke factor. Hetis belangrijk dat de klaverplanten voldoende ont-wikkeld de winter ingaan. In een Iers onderzoekwerd gevonden dat bij een leeftijd van de klaver-plant die toenam van 2 maanden (=groeipuntenstolonen net zichtbaar) naar 4 maanden (=goedontwikkelde stolonen), de LD,,’ afnam van -5,lnaar -9,3OC. Dit toont aan dat het van groot be-lang is dat bij inzaai in het najaar niet te laat inge-zaaid wordt. Daarom wordt geadviseerd na 1september niet meer in te zaaien.In dit onderzoek kon geen verschil vastgesteldworden tussen inzaaien van gras en klaver intwee werkgangen (Pgr_Pkl) en inzaaien van grasen klaver samen in één werkgang (Pgr_kl). In-zaaien in één werkgang is uiteraard goedkoperen verdient daarom de voorkeur. Echter in depraktijk moet men wel bedacht zijn op ontmen-ging van gras-en klaverzaad waardoor de verde-ling slecht wordt.

    4.2 Klaveraandeel in de droge stofUit de analyse van ruim 200 monsters bleek datde klaverbedekking, zoals die in dit onderzoek

    ’ LD,, = Temperatuur waarbij 50% van de klaverplan-ten sterft.

    12

  • vastgesteld werd, een redelijke indruk gaf vanhet aandeel klaver in de droge stof.Het gemiddelde klaveraandeel in de droge stof,dat bij de behandelingen met de hoogste enlaagste klaverbedekking bepaald werd, varieerdein het eerste proefjaar van 29 tot 74%. Indien wedit vergelijken met de doelstellingen voor een mi-nimaal klaveraandeel van 30 à 35%, dan blijktdat die doelstelling bij iedere methode en iedertijdstip gehaald werd. Zoals in de inleiding ver-meldt werd ontbreken concrete cijfers over eenmaximaal gewenst klaveraandeel. Maar het is devraag of het gemiddelde aandeel van 74% datbij inzaai in maart 1990 bij behandeling Pgr_Pklgehaald werd wel gewenst is. Gemiddeld overhet jaar was het klaveraandeel 74%, maar in au-gustus en september was het zelfs 85%. Dit kannadelige gevolgen hebben zoals trommelzucht,vet-trappingsschade en hoge stikstofverliezen. Indit onderzoek waren er echter veel factoren diebijdroegen aan een goede klaverontwikkeling zo-als alleen maaien, geen stikstof, veel fosfaat, veelkali, hoge bodem-pH en hoge temperaturen. Inde praktijk zal in veel gevallen niet aan al dezevoorwaarden worden voldaan. Desalniettemin

    blijft het noodzakelijk om maatregelen te ontwik-kelen waarmee het klaveraandeel gestuurd kanworden en binnen bepaalde grenzen gehoudenkan worden. Hierbij kan gedacht worden aanmaatregelen in de sfeer van gebruik (bewei-dingsintensiteit, maaipercentage, zwaarte van desnede), bemesting (stikstof, fosfaat en kali) enbijzaaien van gras dan wel klaver. De effectiviteit,de efficiëntie en de inpasbaarheid in het bedrijfvan genoemde maatregelen moet echter nogonderzocht worden. Met sturing door middel vanstikstof zal bijvoorbeeld zeer voorzichtig omge-gaan moeten worden wil men niet in conflict ko-men met de oorspronkelijke doelstelling van stik-stofbinding door klaver.

    4.3 Droge-stofopbrengstHet tijdstip van inzaai had een duidelijke invloedop de droge-stofopbrengst in het eerste jaar nainzaai. Bij inzaai in het voorjaar werd de eerstesnede in juni geoogst en bedroeg de totale dro-ge-stofopbrengst na vijf sneden gemiddeld 11,4ton per ha. Bij inzaai in de nazomer werd de eer-ste snede al in maart of april geoogst en bedroegde jaaropbrengst aan droge stof gemiddeld 15,O

  • ton per ha. In beide gevallen gaan er echter zo’ntwee sneden verloren. Sij inzaai in het voorjaargaan de eerste twee sneden, en bij inzaai in denazomer de laatste twee sneden van het groei-seizoen ervoor, verloren. Indien echter vroeg inde nazomer ingezaaid wordt kan onder gunstigeomstandigheden nog een lichte snede gemaaidof beweid worden in datzelfde jaar. Uit de resul-taten kan geen voorkeur voor inzaai in het voor-jaar of inzaai in de nazomer afgeleid worden. Hettijdstip kan dus aangepast worden zoals het opeen individueel bedrijf het beste past. Op droog-tegevoelige zandgronden zal men echter eerdergeneigd zijn om te kiezen voor inzaai in de nazo-mer, tenzij beregend kan worden.De inzaaimethode had geen grote invloed op dedroge-stofopbrengst. Uitschieters naar boven ennaar beneden waren duidelijk verbonden meteen zeer hoog of zeer laag klaveraandeel. Zowas bij inzaai in maart 1990 bij behandelingPgr_Pkl het klaveraandeel gemiddeld 74% en de

    droge-stofopbrengst was met 13,4 ton per ha 1tot 2 ton per hoger dan bij de overige behande-lingen. De zeer lage droge-stofopbrengst van10,3 ton per ha bij behandeling Bkl_Pgr (augus-tus 1989) hing duidelijk samen met het lage kla-veraandeel van die behandeling (29%).Overigens zijn de jaaropbrengsten aan drogestof hoog absoluut gezien vrij hoog. De opbreng-sten bij inzaai in de nazomer van ruim 15 ton perha zijn vergelijkbaar met de hoogste opbreng-sten die in Groot-Britannië werden gemeten van460 proefvelden in de periode 1975 tot 1983. InNederland werd in de periode 1958-1962 opjong zandgrasland zonder stikstofbemestingdroge-stofopbrengsten gemeten van ongeveer 9ton bij een klaveraandeel van 36%. Recenter on-derzoek in de Noord-Oostpolder liet droge-stof-opbrengsten zien in het eerste jaar na inzaai van4,7, 51, 5,3 en 9,2 ton per ha bij een gemiddeldklaveraandeel van respectievelijk 8, 24, 32 en61%.

    14

  • 5 Conclusies en aanbevelingen

    De inzaaimethode had in het eerste jaar na inzaaislechts een geringe invloed op de klaverbedek-king en de droge-stofopbrengst. In het tweedejaar na inzaai had de methode geen invloedmeer op het resultaat.

    Het inzaaitijdstip had geen invloed op de ontwik-keling van het klaveraandeel.

    Het inzaaitijdstip had geen invloed op de hoogtevan de droge-stofopbrengst, maar wel op deverdeling van de droge-stofopbrengst over hetjaar.

    Gras en klaver kunnen in één werkgang inge-zaaid worden, mits ontmenging van gras- en kla-verzaad voorkomen wordt.

    Elke, in dit onderzoek gebruikte, methode is ge-schikt om mengsels met gras en witte klaver inte zaaien. Uit kostenoverwegingen verdienenmethoden met één werkgang de voorkeur. Opdroogtegevoelige gronden verdienen machines,waarmee het zaad op enige diepte gezaaidwordt, de voorkeur.

    Het is noodzakelijk om maatregelen te ontwikke-len waarmee het klaveraandeel gestuurd kanworden.

    15

  • Samenvatting

    In de huidige Nederlandse graslanden komtslechts sporadisch witte klaver voor. Momenteelis het vooral de biologische veehouderij die doel-bewust, met het oog op stikstofbinding, gebruikmaakt van witte klaver. Er zijn tegenwoordigechter een aantal redenen waarom witte klaverook op gang bare melkveehouderij bedrijven zin-vol kan zijn. Sinds de invoering van de melkquo-tering zijn er bedrijven die kampen met een ruw-voeroverschot. Een mogelijkheid om dit te voor-komen is het verlagen van de stikstofbemesting.Daarnaast zal de gemiddelde stikstofbemestingop grasland in de komende jaren verder dalenom tot lagere stikstofverliezen te komen. Boven-dien vergt stikstofbinding via witte klaver geengebruik van fossiele energie, een aspect dat inde nabije toekomst steeds zwaarder zal gaanwegen.De vraag in dit onderzoek luidde:Hebben het tijdstip en de methode invloed ophet klaveraandeel en de droge-stofopbrengst bijde inzaai van mengsels met Engels raaigras enwitte klaver?Het onderzoek werd uitgevoerd op het proefbe-drijf Waiboerhoeve te Lelystad, gelegen op lichtekleigrond. De proef werd vier keer aangelegd(april 1989, augustus 1989, april 1990 en sep-tember 1990) op vier verschillende percelen,maar telkens op dezelfde kavel.In het onderzoek werden vijf zaaimethoden toe-gepast. Bij drie behandelingen werden gras enklaver telkens in een aparte werkgang ingezaaid,waarbij gras altijd met een pijpenzaaimachinewerd ingezaaid en klaver met een pijpenzaai-machine of breedwerpig. Bij de andere twee be-handelingen werden gras en klaver samen in éénwerkgang ingezaaid, met een pijpenzaaimachineof een schijvenzaaimachine. Alle behandelingenwerden ingezaaid met 20 kg BG3 (Profit en Ma-gella) en 5 kg witte kultuurklaver (Retor) per ha.

    Uit de resultaten blijkt dat de inzaaimethode al-leen in het eerste jaar na inzaai een beperkte in-vloed had op de klaverbedekking. Aan het eindvan het tweede jaar waren er geen verschillenmeer tussen de behandelingen. Het inzaaitijdstiphad in dit onderzoek weinig invloed op de klaver-bedekking.

    Uit de analyse van ruim 200 monsters bleek datde klaverbedekking, zoals die in dit onderzoekvastgesteld werd, een redelijke indruk gaf vanhet aandeel klaver in de droge stof.Het gemiddelde klaveraandeel in de droge stof,dat bij de behandelingen met de hoogste enlaagste klaverbedekking bepaald werd, varieerdein het eerste proefjaar van 29 tot 74%.Het tijdstip van inzaai had alleen invloed op deverdeling van de droge-stofopbrengst over hetjaar. Bij inzaai in het voorjaar werd de eerste sne-de in juni geoogst en bedroeg de totale droge-stofopbrengst na vijf sneden gemiddeld 11,4 tonper ha. Bij inzaai in de nazomer werd de eerstesnede al in maart of april geoogst en bedroeg dejaaropbrengst aan droge stof gemiddeld 15,0ton per ha.De inzaaimethode had geen grote invloed op dedroge-stofopbrengst. Uitschieters naar boven ennaar beneden waren duidelijk verbonden meteen zeer hoog of zeer laag klaveraandeel.De conclusies en aanbevelingen luiden als volgt:

    * De inzaaimethode had in het eerste jaar na in-zaai slechts een geringe invloed op de klaver-bedekking en de droge-stofopbrengst. In hettweede jaar na inzaai had de methode geen in-vloed meer op het resultaat.

    * Het inzaaitijdstip had geen invloed op de ont-wikkeling van het klaveraandeel.

    * Het inzaaitijdstip had geen invloed op de hoog-te van de droge-stofopbrengst, maar wel op deverdeling van de droge-stofopbrengst over hetjaar.

    * Gras en klaver kunnen in één werkgang inge-zaaid worden, mits ontmenging van gras- enklaverzaad voorkomen wordt.

    * Elke, in dit onderzoek gebruikte, methode isgeschikt om mengsels met gras en witte klaverin te zaaien. Uit kostenoverwegingen verdienenmethoden met één werkgang de voorkeur.Opdroogtegevoelige gronden verdienen machi-nes, waarmee het zaad op enige diepte ge-zaaid wordt, de voorkeur.

    * Het is noodzakelijk om maatregelen te ontwik-kelen waarmee het klaveraandeel gestuurd kanworden.

    16

  • Literatuur

    Baan Hofman T. (1987) Bijdrage van vlinderbloe-migen aan de stikstof- en ruwvoedervoor-ziening van alternatieve landbouwbedrijven.Gebundelde Verslagen 28 Nederlandse Vereni-ging voor Weide- en Voederbouw, ~38-58.

    Frame J. and Newbould P. (1986) Agronomy ofwhite clover. Advances in agronomy, vol 40.

    Heddle R.G. and Herriot J.B.D. (1955) The esta-blishment, growth and yield of ultra simplegrass seeds. Journal of the British GrasslandSociety 10, ~157-167.

    Jarvis S.C. and Bussink D.W. (1990) Nitrogenlosses from grazed swards by ammonia volati-lization. Proceedings of the 13th General Mee-ting of the European Grassland Federation,pl3-17 vol 2.

    Kleter H.J. and Bakhuis J.A. (1972) The effect ofwhite clover on the production of young and ol-der grassland compared to that of nitrogenfertilizer. Journal of the British Grassland Socie-ty 27, p229-239.

    Laidlaw A.S. and Mcbride J. (1992) The effect oftime of sowing and sowing method on produc-tion of white clover in mixed swards. Grass andForage Science 47, ~203-210.

    Macduff J.H., Steenvoorden J.H.A.M., Schole-field D. and Cutlle S.P. (1990) Nitrate leachinglosses from grazed grassland. Proceedings ofthe 13’h General Meeting of the EuropeanGrassland Federation, ~18-24 vol 2.

    Morrison J., Newton J.E. and Sheldrick R.D.(1985) Management and utilization of white clo-ver. Information leaflet no. 14. The Animal andGrassland Research Institute.

    Schils R.L.M. (1991) Inzaai van gras en witte kla-ver 1. Intern PR-rapport no 217.

    Schils R.L.M. (1992) inzaai van gras en witte kla-ver 2. Intern PR-rapport no 232.

    Schils R.L.M. (1992) Inzaai van gras en witte kla-ver 3. Intern PR-rapport no 233.

    Schils R.L.M. (1992) Inzaai van gras en witte kla-ver 4. Intern PR-rapport no 245.

    Stoop P.A.J.M., Van Beukelen P. en Kuiper R.(1989) Schuimtympanie bij het rund. Faculteitder diergeneeskunde, Rijksuniversiteit Utrecht.

    Thomson D.J. (1984) The nutritive value of whiteclover. Occasional symposium of the BritishGrassland Society 16, p78-92.

    17

  • Bijlagen

    Bijlage 1 Resultaten grondonderzoek (0-20 cm) proefvelden, uitgevoerd voor de grondbewer-king.

    april augustus maart september1989 1989 1990 1990

    pH-KCI 734 773 678 793Organische stof’ 272 390 330 371Afslibbaar’ 32,4 39,3 37,8 40,9P-AL* 11 11 17 11K-getal3 46 62 58 51

    ’ g per 100 g stoofdroge grond* mg P,O, per 100 g stoofdroge grond3 mg K20 per 100 g stoofdroge grond (gecorrigeerd voor organische stofgehalte)

    Bijlage 2 Overzicht van het gebruik.

    Inzaaidatum 4-04-89 21-08-89 2 1-03-90 14-09-90

    Aantal sneden1 e proefjaar

    5 7’ 5 6

    Aantal sneden2e proefjaar

    6 6 5 6

    Laatste bepalingklaverbedekking

    16-10-90 9-09-91 3-09-91 9-09-92

    ’ In de jaaropbrengst zijn alleen snede It/m 6 meegenomen omdat de droge-stofmonsters van de ze-vende snede verloren zijn gegaan.

    18

  • Bijlage 3 Neerslag (N), potentiële verdamping (E_pot) en gemiddelde Temperatuur (‘T) per deca-de in 1989 en 1990.

    1989--m N I 11 o ,B I I I 8. E_pot - T

    100 25

    80

    15

    60

    40

    10

    5

    0

    20

    -5

    0J F MA M J J A S 0 ND

    -10

    Maand

    1990- T

    100 25

    80

    60

    40

    20

    0 I I IJ F M A M

    20

    15

    10

    5

    0

    -5

    -10J J A S 0 ND

    Maand

    19

  • Bijlage 4 Droge-stofopbrengst (kg per ha) in de eerste snede van het tweede jaar na inzaai.

    Maaidatum 18-04-90 18-04-91 02-05-91 22-04-92

    Behandeling april1989

    augustus1989

    maart1990

    september1990

    Pgr_Pkl 2857 2583 3095 3375Pgr_Bkl 2940 2352 2672 3291Bkl_Pgr 2641 2482 2665 3282Pgr_kl 2789 2511 2680 3413Sgr_kl 2785 2554 2654 3447

    20

    InhoudsopgaveVoorwoord1 Inleiding2 Materiaal en methoden2.1 Beschrijving lokatie2.2 Proefbehandelingen2.3 Bemesting en gebruik2.4 Waarnemingen2.5 Weersomstandigheden

    3 Resultaten3.1 Klaverbedekking3.2 Klaveraandeel in de droge stof3.3 Droge-stofopbrengst

    4 Discussie4.1 Klaverbedekking4.2 Klaveraandeel in de droge stof4.3 Droge-stofopbrengst

    5 Conclusies en aanbevelingenSamenvattingLiteratuurBijlagenBijlage 1Bijlage 2Bijlage 3Bijlage 4