Instructieboekje daf F 1400 BB en DD diesel en benzine paginas/PDF bestanden/Daf... ·...

55
INSTRUCTIE BOEK F 14OO DD F 14OO BB

Transcript of Instructieboekje daf F 1400 BB en DD diesel en benzine paginas/PDF bestanden/Daf... ·...

INSTRUCTIE BOEK

F 14OO DDF 14OO BB

INSTRUCTIEBOEK

SERIE

F 14OO DD

F 14OO BB

UAII DOORilE'S AUTOTOBIETFABRIEI(EII JI.U.

EITIIHOUE]I I ]IEIIERLA]III

vooRwooRD

In dit instructieboekje vindt U de gegevens betreffende de bedie-

ning en het onderhoud van vrachtwagens (A serie) of trekkers (T

serie) met een dieselmotor.

Achteraan in dit boekje ziin aanvullende gegevens opgenomen,

welke specifiek gelden voor vrachtwagens, die uitgerust zijn met

een benzinemotor.

Het heeft geenszins de pretentie volledig te zijn, aangezien de on-

derhoudsinstructies bewust zijn beperkt tot die werkzaamheden

welke de chauffeur of de onderhoudsmonteur zelt kan verrichten.

Voor afstellingen, welke buiten het bestek van dit boekje vallen,

wende U zich tot de DAF-dealer, die gaarne bereid is alle inlichtin-

gen te verstrekken aangaande het onderhoud van Uw DAF.

Dit boekje bevat geen aanwijzingen voor de uitvoering van belang-

rijke reparaties. Hiervoor kan men de wagen geheel aan de

plaatselijke DAF-dealer toevertrouwen, die volledig is geinstrueerd

en bij reparaties verplicht is uitsluitend originele DAF onderdelen

te gebruiken.

Wordt tenslotte in dit boekje gesproken over voor of achter, links

of rechts, dan is dit gezien zittend achter het stuurwiel.

Eindhoven, februara 1972

Wijzigingen voorbehouden.

F14OO DDTECHNISCHE GEGEVENS

(voor brandstof en smeermiddelen wordt verwezen naar blz. 421

MOTOR

Fabrikaat DAF

Type DD575

Uitvoering 4-takt dieselmotor met

directe inspuiting

Cilinderaantal 6 -'Boring 100,6

Slag 120,7

Totale cilinderinhoud 5,760 liter

Compressieverhouding 1 : 16

f nspuitvolgorde 1-5-3-6-2-4

Inspuitmoment 28" voor BDP

Inspuitdruk 140-145 kg/cm2

Minimum toerental 40O-5OO omw/min

Maximum toerental (onbelast) 270rc^ omw/min

Maximum vermogen (DlN) 110 Pk bij 240rc^ omw/min

Maximum vermogen (SAE) 12O Pk bij 24W omw/min

Maximum koppel (DIN) 35,5 mkg bij 1500 omw/min

Maximum koppel (SAE) 38 mkg bij 15OO omw/min

Koelwatertemperatuur 75"-BO "CKlepspeling (warm) 0,5 mm

Hoeveelheid motorolie

(inclusief oliefilter) ca. 12 liter

Smeeroliedruk bij stationair

toerental (min.) 1 kg/cm2

Smeeroliedruk bij 2000 omw/min

en warme motor 3 ,5-4,2 kg/ cm2

f nhoud brandstoftank 12O liter

Aanhaalkoppel

Cilinderkop 25 -27,5 mkg

Spruitstuk 3,7- 4,3 mkg

Verstuiverknevel 5 mkg

Wartelmoer inspuitleiding 2,5- 2,9 mkg

Oliepan: inhoud, max. peil ca. 10,5 liter

min. peil ca. 8,5 liter

Koppelingtype

Speling stelbout aankoppelingsas

Versnellingsbaktypehoeveelheid olie

Voorastypevluchtfuseepenhellingnaloopmax. wieluitslag (binnenwiel)

toespoor

Achterastypehoeveelheid olie

Wielenmaataanhaalkoppel wielmoer

Bandenmaatspanning

Stuurinrichtingtype

hoeveelheid olie

Remsysteembedrijfsrem

parkeer- noodrem

max. luchtdrukmin. luchtdrukinhoud vorstbeveiliger

CHASSIS

enkelvoudige droge Plaat B&B(hydraulisch bediend) diameter 13"

2 mm (minimaal)

AK5-35 /2 (ltqgend)ca.7 liter

N8230'-1030'5030'2040" (mech.)42o (hydr.)O-1 mm

1 535ca. 15 literca. 13 liter (schakelas)

6.50 x 20 (B gaats)31-36 mkg

8.25 x 20Raadpleeg hiervoor de specificatievan de bandenfabrikant

7363 (mech.)8060 (hydr.)ca. 2liter (mech.)ca. 5 liter (hydr.)

hydraulisch luchtdruk bekrachtigde2 kring hydraulisch2 kring luchtmechanisch op achtenruielen m.b.v.een veerremcilinder6,5-7,35 kg / cm25 kg/cm'0,2 liter

Startmotortypeminimum koolborstellengte

Dynamotypevermogenminimum koolborstellengte

Accuaantalcapaciteitspanning

Zekeringenaantal

Lampenkoplampen (duPlo lamP)stadslichtenachterlichtenstoplichtenrichtingaanwiizerl ichtencontourverlichtinginstrumentenbordverlichti ngcontrole lampiescabineverlichting

ELECTRISCH E I NSTALLATI E

(12 V)

4 pk/24V18 mm

gelijkstroom45O W (1 4V,38 A)18 mm

2120 Ah12V

12 X 8A

2 x 451.40W2 X 4W2 x 10w2 x 21 W2X21 W2 X 5W3x2W8x2W2 X 5W

PLAATS CHASSIS. EN

TYPE S FA14OO DD 385SNR S s76e6 S

MOTORNUMMER

sAsss4s s

',i;'Vr;î;rr:;í

afb. 1 chassisnummer afb. 2 motornummer

BESTELLING VAN ONDERDELEN

afb. 3 Typeplaatie

ln het voertuig is een typeplaatje aangebracht, waarop o.a. het voertuigtype enhet chassisnummer zijn aangegeven. In de wagen behoort een stamkaart aan-wezig te zijn, waarvan het nummer overeenkomt met het chassisnummer.

B

\

N

INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

12 13 1t.^ 262? 28 2t,

)=-l--- ll!g+445

1. Grootlicht/Licht signaal

2. Reserve

3. Reserve/Schakelaar

waarschuwingslichten

4. Verklikkerlamp parkeer- noodrem

5. Ruitewisser

6. Ruitesproeier

7. Ventilator

8. Contourverlichting

9. Luchtdrukmeter

10. Verklikkerlamp groot licht

1 1. Hoofdschakelaar

12. Yerklikkerlamp hoofdschakelaar

13. Verklikkerlamp dynamo laadstroom

14. Snelheidsmeter

15. Km-teller

20 21

1 6. KoelwatertemPeratuurmeter

17 . Brandstofvoorraadmeter

1 8. Instrumentenbordverlichting

19. Verklikkerlamp richtingknipperlicht

20. Sigarenaansteker

21 . Y erklikkerlamp richtingknipperlicht

volgwagen

22. StartdrukknoP

23. Contact/lichtschakelaar

24. Richtingaanwijzers /klaxon

25. Reserve

26. VerklikkerlamP oliedruk

27. VerklikkerlamP

koelwatertemPeratuur

28. Toerenteller

29. Uitlaatrem

10 11 16 17

aÍb.4.

HoofdschakelaarWordt de hoofdschakelaar uit gezet, dan is ook de verklikkerlamp van dehoofdschakelaar gedoofd en is de gehele electrische installatie spanningloos.

StopmanetteDeze manette bevindt zich rechts onder het instrumentenbord. Wanneer de ma-nette omlaag wordt gedrukt, wordt de stophefboom aan de brandstofinspuit-pomp in de nulstand gezet, waardoor geen brandstofinspuiting meer plaatsheeft.

VersnellingshefboomBij deze versnellingsbak is de 5e versnelling een prise-direct. Indien een rodeschakelknop aan de versnellingshefboom aanwezig is, wordt voor de bedieninghiervan verwezen naar de rubriek ,,schakelen" op blz. 19.

Parkeer-noodremDoor de hefboom, welke zich rechts naast de chauffeursstoel bevindt naar ach-teren te bewegen wordt de noodrem in werking gesteld. Wanneer de hefboomgeheel naar achter wordt gedrukt, wordt deze automatisch vergrendeld entreedt de parkeerrem in werking.In beide gevallen worden de remmen op de achteras bediend.Tevens gaat de controlelamp op het instrumentenbord branden.De parkeerrem wordt gelost door het palletje aan de zijkant van de hefboom inte drukken en vervolgens de hefboom naar voren te zetten.Indien er voldoende luchtdruk in de voorraadketels aanwezig is, worden deachterwielremmen gelost. Bij het wegvallen van de luchtdruk zal de parkeer-noodrem automatisch in.werking treden.

Gecombineerde contact- lichtschakelaarDe sleutel van deze schakelaar kan half of geheel worden ingedrukt. Bij half in-gedrukte stand kan de sleutel in twee standen naar rechts worden gedraaid: instand 1 is het stadslicht ontstoken en in stand 2 is, naar gelang de stand van degrootlichtschakelaar, het dim- of het grootlicht ontstoken. Wanneer de sleutelgeheel is ingedrukt staat het contact ,,aan", hetgeen kenbaar is door o.a. hetbranden van het rode laadstroomcontrolelampje op het instrumentenbord. Ookin deze geheel ingedrukte stand kan de sleutel naar rechts worden gedraaid omde verlichting te ontsteken. Wanneer de sleutel in stand 1 of 2 staat kan desleutel altijd worden uitgetrokken, waarna dan het contact ,,uit" is, doch de ver-lichting ingeschakeld blijft.

10

Afb. 5 Stopmanette Afb. 6 Parkeer-noodrem

, VerklikkerlamPiesOp het instrumentenbord bevinden zich o.a. vijf rood gekleurde verklikkerlampie's welke, bij ingeschakeld contact, de volgende betekenis hebben:1. Controle of de parkeer-nood(rem),,aan" staat.2. Controle of de hoofdschakelaar ,,aan" staat, wanneer de motor niet loopt

(hierbij behoeft het contact niet ingeschakeld te zijn.)3. Controle dat het contact ,,aan" staat en de accu's niet door de dynamo wor-

den geladen.4. Controle dat er geen of onvoldoende smeeroliedruk van de motor is.5. Controle dat de temperatuur van het motorkoelwater te hoog is (boven ca. 95

"c.)SnelheidsmeterIn de snelheidsmeter, welke de snelheid in kilometers per uur aangeeft, is te-vens een kilometer{otaalteller ingebouwd.In plaats van een gewone snelheidsmeter/kilometerteller kan ook een tacho-graal zijn gemonteerd. Deze registreert tevens o.a. de snelheid en _het geredenàantal kilometers. De aandrijving geschiedt vanuit de versnellingsbak.

ToerentellerDeze geeft het toerental van de motor aan. De op de verdeelschaal aangegevengetallen dienen met honderd te worden vermenigvuldigd, zodat bijvoorbeeld 15betekent: 15OO toeren per minuut.

LuchtdrukmeterMet behulp van de twee wijzers op de luchtdrukmeter kunnen de drukken in devoorraadketels worden af gelezen.

BrandstofvoorraadmeterDeze geeft bij benadering de aanwezige voorraad gasolie in de brandstoftank(s)aan. De meter werkt alleen wanneer het contact,,aan" staat.

TemperatuurDe schaal van de temperatuurmeter is uitgevoerd in drie delen, nl. een wit- om-lijnd-, een groen- en een rood vlak.Staat de wijzer van de temperatuurmeter in het groene vlak, dan is de motor-temperatuur normaal.Het wit-omlijnde vlak duidt op een te koude motor; het rode vlak duidt op een tewarme molor.Zet - in het laatst genoemde geval - de motor nooit af, maar laat de motor on-belast stationair draaien, tot de temperatuur voldoende gedaald is.

InstrumentenbordverlichtingRechts naast de kilometerteller/snelheidsmeter bevindt zich een knop, welkedraaibaar is. Hiermede kan, wanneer de contact/lichtschakelaar in stand 1 of 2staat, de sterkte van de verlichting van de instrumenten worden geregeld.

Grootlicht- en lichtsignaalschakelaarDoor de hendel (links op het instrumentenbord) naar boven te bewegen, wordtvan dim- op grootlicht geschakeld, uiteraard wanneer de sleutel van de contact-lichtschakelaar in stand 2 staat. Wanneer de hendel naar beneden wordt bewo-gen wordt grootlicht-signaal gegeven. In beide gevallen gaat het blauwe verklik-kerlampje branden.

11

BuitenspiegelsAan weerszijden van de cabine bevindt zich een buitenspiegel.De buitenspiegel is zowel horizontaal als verticaal instelbaar.De spiegelsteun heeft aan de onderzijde een speciaal geconstrueerd scharnier.Hierdooi is het mogelijk de spiegelsteun met 5o nauwkeurig in de gewenstestand te zetten.Vooral de stand van de rechter buitenspiegel is belangrijk. Als de chauffeurdoor het rechter uitstelraam kijkt, moet hij het achteropkomende verkeer in devolle buitenspiegel goed kunnen zien (afb. 9).

Staat de spiegelsteun te ver naar achter, handel dan als volgt:

1. Draai de spiegelsteun een achtste slag (45") naar voren (afb. 1O)

2. Trek de spiegèlsteun naar beneden en draai deze vervolgens bijna een acht-ste slag (40') terug (afb. 1 1).

De spiegelsteun is nu 5o naar voren verdraaid.g. Kijk vanaf de bestuurderszitplaats door het uitstelraam of men:

a. de volle omtrek van de buitenspiegel kan zienb. in de spiegel het achteropkomende verkeer kan zien.

-î,r,(( )

Afb. I

-;d"

\

Afb. 11 Afb. 10

'lIì

r'l,{

{,:1"s

f,

I{H

fr'ì

4. Indien de spiegelsteun nog niet goed staat, herhaal dan bovengenoemdepunten 1 t/m 3 het zolang tot de spiegelsteun staat, zoals in afb. 9 getekendis.

S. Corrigeer tevens de stand van de spiegel ten opzichte van de steun.

Indien de wagen moet worden gestald in nauwe ruimten of wanneer de doorrij-breedte te eng is kan de spiegelsteun eenvoudig tegen de cabine worden aan-geklapt (zoals in afb. 10). Bij het terugklappe! val de spiegelsteun komt dezeweer automatisch in de juiste stand (voor het uitstelraam) te staan.

ZonnekleppenTen gerieve van de bestuurder zijn de zonnekleppen draaibaar gemaakt zodatzij voor de respectievelijke deuren kunnen worden gezet om hinderlijk schijnsel,hetwelk van de zijkanten komt, te vermijden. Hiertoe kan een einde van de zon-neklep uit zijn houder worden genomen en dan naar opzij worden gedraaid.

CabinevergrendelingDe kantelcabine wordt vergrendeld door een hefboom, welke zich rechts achterde bestuurderszitplaats bevindt. Om vergrendeld te zijn moet de hefboomsteeds naar de linkerzijkant zijn gericht.

iltl

Afb. 12 Zonneklep Afb. 13 Gabinevergrendeling

15

ilI

llri

q;t

t,,'l|t.

iI

STARTEN

Alvorens de motor te starten controleer eerst:1. Oliepeil in het motorcarter met behulp van de oliepeilstok. Het oliepeil moet

altijd worden gecontroleerd, wanneer de motor stitstaat. Het niveau moet al-tijd tussen de beide merkstrepen op de peilstok liggen en mag nooit benedende onderste streep dalen. Voor de controle moet

-de peilstok worden afge-veegd om vergissingen te voorkomen.Voor het ge.val de olie moet worden bijgevuld, geven wij de volgende raad:Gebruik indien het ook maar enigszins mogelijk is, altijó olie vàn hetzelfdemerk en soort! De meeste olièn bevatten tegenwoordig scheikundige stoffenter verbetering van de smeereigenschappen. Mengsels van veréchillendeoliesoorten en oliemerken geven gewoonlijk niet die resultaten, welke verkre-gen kunnen worden door het constante gebruik van éen goede kwaliteit olie.Kies daarom van het begin af een motorolie van een gerenommeerd merk,welke voldoet aan de door ons gegeven specificaties

2. Waterhoeveelheid in het koelsysteem.Als het niveau van het water tot aan de vuldop staat behoeft dit nog niet tebeduiden, dat het koelsysteem geheel is gevuld. Verplaats eerst de ònderstehendel van de verwarming naar links en

-laat dan de motor draaien en kijk

Afb. 14 Afb. 15

16

Afb. 16 Afb. 17

daarna weer of het waterniveau is gedaald. Zo ja, vul dan wate_r bij. Dit dalenvan het waterniveau wordt veroorZaakt door [uchtbellen, welke nog in het

koelsysteem waren achtergebleven.3. Brandstofuoorraad met behulp van de brandstofvoorraadmeler 9p .het.instru-

menten#ù.-Na òen rànée periode van stilstand kan het nodig zijn het brand-stofsysteem te ontluchten (zig bladzijde 26)'.

.

4. De hoeveelheid remvloeisiof in de óoorzichtige voorraadtankjes welke zich

onder de cabine achter het linker voorwiel bevinden'

Na vorengenoemde punten te hebben gecontroleerd start nu als volgt:

1. Zet de hoofdschakelaar aan.2. Zet de stopmanette omhoog.5. Sieef de iontactsleutel in de schakelaar en druk deze door.4. Trap het kopPelingsPedaal in.

5. Zet de versnellingshefboom vrij.6. Trap het gasPedaal geheel in.

7. Druk de startknoP in.

lndien de motor na 15 seconden starten niet loopt, 15 seconden wachten en

dan opnieuw starten.

starten onder koude weersomstandigheden

Tijdens een vorstperiode kan het starten zonodig worden vergemakkelijkt met

bénulp van de koudstartinstallatie:1. Zet de hoofdschakelaar aan.2. Zet de stopmanette naar boven (zie afb' 5)g. Trek Oe stóphefboom aan de inspuitpomp .na.ar buiten (6, afb. 18).

4. Steek de cóntactsleutel geheel in de schakelaar.S. Trap nef f<oppelingspedaal in en zet de versnellingshefboom vrij.

é. rràb nei aóóèrciaie'òedaat geheel in en druk op de startknop totdat de motor

loopt.Indien het starttoerental terug loopt dient men het starten te beéindigen en en-

kele minuten te wachten alvorens opnieuw te starten.

Opmerkingen:

Start nooit opnieuw, alvorens de motor en ook de startmotor stilstaan daar an-

ders het tanà*iéì ob Oe startmotor en de starterkrans op het vliegwiel worden

beschadigd.Laat Uw mótor, na deze te hebben gest arl, zo kort mogelijk stationair draaien.

Afb. 18

17

tll

ii

f'{I Wanneer de motor is gestart en blijÍt draaien, dient te worden gecontroleerd

dat:1. Het oliedruk-verklikkerlampje uitgaat.2. Het laadstroom-verklikkerlampje-uitgaat.3. p9 wijz_ers van de luchtdrukmeter van het remsysteem oplopen en de zoemer

bij ca. 5 kg/m' ophoudt met zoemenNadat de luchtvoorraadketels op Q.ruk zijn gebracht, de ketels een keer per dagafblazen door teg.en de pallen, welke ziCh ònder of naast de ketels bevinden, tédrukken. Hiermede wordt bereikt, dat vocht, welke zich nu eenmaal in lucht be-vindt en in de luchtketels na langdurige stilstand van de motor tot water conden-seert, kan worden afgetapt.

Opmerking:

Wanneer de motor draait en er behoeft met de wagen niet direct te wordenweggereden, zet dan de motor af door de stopmanette naar beneden te druk-ken. Het onnodig onbelast draaien is niet bevorderlijk voor de motor, daar dezedan een te langq tijq nodig heeft om op bedrijfstemperatuur te komen. Vermijdook het stationair draaien bij wachten voor overwégbomen of voor of op déveerponten.

RIJDEN

Alvorens weg te rijden controleer eerst:1. De banden of deze op de juiste spanning en of deze eventueel zijn bescha-

digd.2. De verlichting, stoplichten, richtingaanwijzers en klaxon.q De koppeling van een eventuele aanhangwagen of oplegger.4. Dat de cabine is vergrendeld.5. Dat de bestuurderszitplaats in de voor de betreffende bestuurder goede

stand staat.6. Dat de buitenspiegels, gezien vanaf de bestuurderszitplaats in de juiste stand

staan.7. Of de wijzers van de luchtdrukmeter minstens 5 kg/cm2 aangeven en de zoe-

mer opgehouden heeft met zoemen.

Waarschuwing

Biionvoldoende luchtdruk zal de wettelijk vereiste remvertraging niet wor-den gehaald, of te wel zal een grotere remafstand nodig zijn.

18

Af b. 19

"^{5:$.-"t

.*

'$Te-.ttI{

'di

q.-{.,"e

g. Dat de hefboom van de parkeer-noodrem in de stand ,,rijden" staat en het

verklikkerlamPje is gedoofd.

Na vorengenoemde punten te hebben gecontroleerd en de motor draait, kan

worden weggereden.

SCHAKELEN

Staat de versnellingshefboom in de neutrale stand, dan bevindt deze zich

òtéeos tussen ze eilge versnelling (zie schakelschema afb. 2ol.

Vbor Éet fieien van de ,,achterùit;' (: R) dient de versnellingshefb.ooln eerst

door de veeifirgrendeling naar links ie wordgn ggdrukt, waarna dan in de ,,ach-

teruit" kan *orOón ééscnàfeld. De 5e versnelling is een zgn.,,prise-direct".

Gebruik nooit kracht om de versnellingshefboom te bedienen, doch beweeg de-ze soepel en zover als deze wil gaan.Éij Oez'e *agen dient zowel bij hét op-als terugschakelen steeds van de dubbe-le'ontkoppeiingsmethode te worden.gebruik gemaakt.

Om vtot iegen ièllingen te kunnen rijóen is hèt noodzakelijk .het toerental van de

mótor nij n?t oòócnàketen naar een hogere versnelllng.niet beneden de 23oo te

laten komen, óàat anders door de afnemende snelheid van de wagen in een telaag toerental moet worden opgetrokken.fiiàéns het rijden en vooral bij het afrijden yan hellingen dient men er voor zorg

t"'d;"éen Oai het toerental van de mótor nimmer hoger komt dan 27@ omw/-min.

Schakelas in achteras

lndien de achteras is voorzien van een schakelas, is aal de versnellingshef-

boom een róOe schakelknop bevestigd, waarmede de schakelas electropneu-matisch wordt bediend.Deze schakelknop kan in twee standen worden gezet.óé-ingedrù1ie stànd van de knop.komt overeen met een achterasoverbrenging*érre-op de-*òg térhoudingsgewijs een lage snelheid geeft bij eqn grole trek-rraCnt oij een nópaato toereitàt vah de motór (hier te noemen overbrenging L).

OJ uiigétrofr<en òtand van de k.nop komt overeen met een overbrenging die op

dè *éé verhoudingsgewijs een hgqe snelheid geeft bij een. kleine trekkracht bij

datzelf-de toerentai vàn db motor (hler te noemen overbrenging H).

1

i

il

I

irì

Afb. 20 Schakelschema19

Om er van overtuigd te zijn of de overbrengingsverhouding in de achteras totstand is gekomen,ls het ió afb.4 als reserve aangeduide verklikkerlampje aan-gebracht: Dit lampje licht op, wanneer de overbrengingsverandering. in de achter-às plaats vindt eh-dooft weer, wanneer deze verandering tot stand is gekomen.Om van een goede overbrenginsverandering verzekerd te zijn dienen de wijzersvan de luchldrukmeter op het instrumentenbord minstens een druk van 5

kg/cm, aan te geven, zo niet, dan mag er van deze schakelbediening geen ge-bruik worden gemaakt.Het indrukkenbf uittrekken van de knop kan gedurende het rijden in iedere ver-snelling plaatsvinden. Voorts mag tijdens afdalingen niet met de schakelas wor-den geschakeld.BU hét schakelen met deze schakelas dient steeds van het koppelingspedaal te

wórden gebruik gemaakt, terwijl verder rekening moet worden gehouden met

dezelfde'eisen dié worden gesteld aan het schakelen met de versnellingsbak.trrten rijdt weg in de 1e verénelling onafhankelijk van de stand waarin de scha-kelknob zich-bevindt. Staat deze toevallig in de uitgetrokken stand, doch wil

men meer trekkracht hebben, dan drukt men de schakelknop in, trapt het kop-

Belingspedaal in, daarbij het gaspedaal in ongeveer dezelfde stand vasthouden.Men laat nu het koppeliógspeóaal weer opkomen en de achteras is dan van 1 Hteruggeschakeld id i t-. Wii men nu weer opschakelen, dan trekt men de scha-ketkióp uit. Trapt het koppelingspedaal in en laat tegelijkertijd het gaspedaalopkomen.Men laat nu het koppelingspedaal weer opkomen en de achteras is dan van 1 Lopgeschakeld in 1 H. Hei tórug- en opschakelen met de achteras in de overigeversnellingen geschiedt op dezelfde wijze.Resumerend kan het schema volgens nevenstaand voorbeeld worden aange-houden:

Opschakelen

VanlLnaarlH:Schakelknop uittrekkenKoppelingspedaal in, gaspedaal oPKoppelingspedaal op

Van5HnaarSL:Schakelknop indrukkenKoppelingspedaal inGaspedaal vasthoudenKoppelingspedaal op

VanlHnaar2LKoppelingspedaal inGaspedaal opVersnellingshefboom in neutraalKoppelingspedaal opKoppelingspedaal inVersnellingshefboom in 2Schakelknop indrukkenKoppelingspedaal op

Van5Lnaar4H:Schakelknop uittrekkenKoppelingspedaal inGaspedaal vasthoudenVersnellingshefboom in neutraalKoppelingspedaal opKoppelingspedaal inVersnellingshefboom in 4Koppelingspedaal op

De overige schakelingen geschieden op overeenkomstige wijze.

Terugschakelen

De overige schakelingen geschieden op overeenkomstige wijze.

20

Temperatuur koelwater

Het verdient aanbeveling dat tijdens het wegrijden de Oedrll!9temp_eratuur zosnét mogelijk wordt bereikt. De juiste bedrijfstemperatuur ligt bii ga.80 "C. Dezewordt niét 6ereikt door de motor stationair te laten draaien, doch in een lagereve-rsnelling te blijven rijden totdat de wijzer van de temperatuurmeter iuist in hetgioene vtàf komt, waàrna geleidelijk naar een hogere versnelling kgn wordenéuergeschakeld. Wordt de femperatuur van het koelwater te hoog, dan zal hetrode-verklikkerlampje gaan branden.Het door rijden geléidélijf op temperatuur brengen van de motor is tevens vanbétang vooi de vérsnellirigsbak en de achteras omdat na een lange rustperiodeuan dé wagen de smeermiddelen dikker zijn geworden en nu door deze wiizeuàn rijden 6eter de gelegenheid krijgen om de te smeren plaatsen te bereiken.

SmeeroliedrukGedurende het rijden is het zeer belangrijk, dat de gedragingen -van- de motorèn Oe luchtdruk iri de ketels aan de hand van de instrumenten op het instrumen-tenbord worden gecontroleerd. Zodra wordt geconstateerd, dat het rode olie-diuk verklikkerlampje brandt, kan dit een teken ziin dat de smeeroliedruk isweggevallen. Zet dan onmiddellijk de motor af.

InriidenHet is bij het laten inlopen van de motor van het grootste belang om - bii welkesnélneid'dan ook deze niet te zwaar te belasten, met andere woorden, hetwerk gemakkelijk en licht te laten doen. Schakel daarom niet te vroeg naar eenhogeré versnelling en niet te laat naar gel lagere..Een betrekkelijk ho9g.logren-tat-is lang niet zò schadelijk als overbelasting-bij een laag toerental. Het ver-Oient welàanbeveling het toerental te varièren. Aangerade_n wordt om vooral ge--

durende de eerste I.SOO km de wagen niet met volle belasting te rijden, nocheen aanhangwagen te gebruiken. Na ongeveer 5.OOO km kan de motor als inge-draaid worden beschouwd.Bovenstaande geldt niet alleen voor de motor, doch evenzeer voor versnellings-bak, achteras en remmen, waarvoor een inloopperiode van ca. 5.0OO km zeerbevorderlijk is.

REMMEN

Dit voertuig kan worden geremd met de voetrem (bed.rijfsrem) welke op- alle wie-len werkt. Indien aanwezlg kan het even bijremmen plaats vinden met de uitlaat-rem.Beide remsystemen kunnen tegelijkertijd worden gebruikt, hetgeen de remwer-king vergroot.Bij beidè remwijzen dient natuurlijk pas op het laatste moment het koppelings-pedaal te worden ingetrapt.Voor langdurige afdàlingen is het bevorderlllk om door middel yan teru_gschake-len op dé mo[o r at te rémm en. Zorg hierbij dat de motor NIET oygr ziin toerenwordt gedraaid, hetgeen kan worden voorkomen door met de uitlaatrem bii teremmen.De parkeerrem kan bij defect raken van de bedrijfsrem en eventueel tesamenmet de motorrem als noodrem worden gebruikt.

STOPPEN

Nadat de wagen tot stilstand is gebracht moet men de versnellings_hefboom inde neutrale stànd zetten en de motor enkele minuten stationair laten draaien, ten-einde deze in de gelegenheid te stellen iets af te koelen. Om de motor hiernate stoppen moet men de stopmanette naar omlaag zetten.

1,{

t,lI

I

rit

'i

,i

liiiil

:11

;l'rll

riìit

tiil.til

til

til

il

ill

tlx

ilii

;li:illllri

illlll1ll

iii

iti

illI

il:

il.i,t

;i-

ill{lritf

ilî

iln

21

PARKEREN

Alvorens de bestuurderszitplaats wordt verlaten dienen:1. De parkeer-noodremhefboom naar achteren te worden gedrukt.2. De stopmanette omlaag te worden gezet.3. De sleutel van de gecombineerde contact-lichtschakelaar te worden uitge-

trokken.4. Bovendien, indien de wagen wordt achtergelaten en de stadslichten niet be-

hoeven te zijn ontstoken, dient de electrische hoofdschakelaar te worden af-gezet.

5. De dakventilatieklep en de portierruiten te zijn gesloten. Daarna dienen deportieren met sleutel te worden afgesloten.

ALGEMENE WENKEN

Belasting

Het in het bedrijf voldoen van een bedrijfsauto hangt niet alleen af van de kwali-teit en de keuze van het juiste type, maar ook van de wijze van beladen, de rij'methode en het onderhoud.Overladen verkort de levensduur van alle onderdelen van de wagen. In de regelbespeurt men de gevolgen het eerst aan de banden en veren, maar ook aan deassen, de transmissie-organen, de motor, de remmen, kortom alle andere on-derdelen hebben hiervan sterk te lijden.

Slepen

Indien de wagen over een grote afstand (meer dan ca. 15 km) moet worden ge-sleept, verdient het aanbeveling om de verbinding van de aandrijfas met hetdifferentieel los te maken; een en ander ter voorkoming van inwendige bescha-diging van de versnellingsbak.

Alb.22

22

Atb.21

ln verband met het feit, dat de parkeernoodrem alleen vrij komt wanneer er vol-

;ód" luchtóiuf in d'e luchtkètels is, zal, wanneer het voertuig- moet.worden

il;Èót:-óé -motor

niet draaien waardoor er meestal geen of onvoldoende

úóntOruf in de ketels aanwezig is. Om de achterwielremmen toch te kunnen

iossen, dient het volgende te geschieden:Aà;

-Oé ninnenzijde \ran de ròchter langsligger van het chassis, ter hoogte van

'Oà aónterwiel;n, névinOt zicn de luchtcJlindèr van de parkeer-noodrem. Plaats

ItopÉiór-r.én ùrgln oe wieten. Knijp met belulp van een waterpomptang..de

Érbéi;m Oe ru-nber stolkap open én schuif de beugel goz.ij (yqn..Oe. luchtcilin-

ffi-"f éericÈtl àio. zr Druk oe rubber stofkap naar de luchtcilinder toe en

óÉ"tr €,ón steét<steutel 14 og de ny zichtbare draadbus. Draai de borgmoer met

6éÉrlp van sièòt sreutel 16 'los afb. 22. De parkeerrem wordt gelost door de

óraadnus met behulp van steeksleutel 14 te verdraaien.

AttentieAangezien in zo'n geval absoluut geen remmen oP h.et voertuig aanwezig ziin,magiet slepen uitsluitend met een trekstang. geschieden.WaÉneer neji steòen is beèindigd en de storing is opgeheven, dient de parkeer-

noodrem weer opnieuw te worden ingesteld.

ONDERHOUD

Algemeen

Zelfs het meest zorgvuldige onderhoud en de beste rijmethode kunnen niet

voorkomen, dat ook éen aútomobiel, die aan de hoogste eisen voldoet, op den

àrui sf ijtag'e gaat vertonen. Deze slijtage.treedt bij Opqqa!.9.e onderdelen vroe-

Iei oó tia; bij andere en ontstaat bovendien zeer..g.eleidelijk,. zodat indien men

éi niet Jpòcia'al acht op slaat, dit ontstaan nauwelijks wordt bemerkt. Dan kan

échter dè slijtage reedé een zodanige vorm hebben aangenomen, dat een som-

tijds neiangrílÈé reparatie onvermijdélijk ig: Een rep.aratie, welke niet alleen kos-ién met zici inéOe'brengt voor dsherbtelling zell doch vooral door de bedrijfs-óiagnatie, welke misschÉn niet direct in.geld k"l worden uitgedrukt, maar waar-

vatde werkelijke omvang zeer belangrijk kan ziin.Voorkom Oeóiíjfsstagnatie, niet alleen door een goede behandeling, Pa?r ookdoor een perio'dieke-controle en onderhoud, waarvoor de DAF-organisatie een

spéciate service verleent. Een juiste omscl.rrijving vqn d."tp _sjce.cia.le serviceùínOi ù in de service-couponboekjes. Wendt U hiertoe tot de DAF-dealer.

Controleer en onderhoud de wagen op geregelde tijden. Hierbij dient te worden

òògé*erkt dat onder ongunstigé bedrijÍsomstandigheden, de onder. periodiekóhóernoud genoemde kilometòrstandeh zonodig moeten worden bekort. Pleeg

hiervoor overleg met de DAF-dealer.

MotorsmeringOndanks de goede werking van het filter is het niet t-e velmÚ9en dat verontreini-girgé. in Oe óiie terecht kómen. Deze bestaan hoofdzakelijk uit het uit de bui-

tenlucht aangezogen stof , gevormde condenszuren en fijn.verdeelde kool- en

mòtààloeeitjés, oÉ tesameó de samenstelling van de olie kunnen veranderen,slijtage veróorzaken en door de zuurvorming het metaaloppervlak aantasten. Dit

zat nàarmate de verontreiniging aangroeit dé beschadiging doen toenemen. Hetniet tijdig verversen van de sméerolle kan daarom zeer ernstige gevolgen heb-ben.M!| tapt de smeerolie af wanneer de olie warm, duq goed vloeibaar is. Boven-dien is het belangrijk om het voertuig horizontaal te plaatsen.Ten sterksts woiOi afgeraden de motor met petroleum enz. door te spoelen,daar het onmogelijk zàl ziin alle petroleum af te tappen, zonder de pan te ver-*ijóeren; oeiéàcÉtergebléven hoeveelheid zal de nieuwe olie verdunnen. Maakde vuldop goed schoon alvorens deze te clpenen.

23

'l

r1

'il

il

ll

lttll:lii[illiirl

ffi

il[

ilx

il

il

/,.

iilrÌv:l'í

tI{

I

Gelijktijdig met de olieverversing dient het smeeroliefilterelement te worden ver-vangen. Tap hiervoor eerst het smeeroliefilterhuis af door de plug 1 in afb. 23los te draaien. Verwijder daarna het huis door de bout 2 in afb. 23 los te draai-en.Het filterelement kan nu uit het huis worden genomen. Alvorens het nieuwe ele-ment te plaatsen, maak eerst het huis inwendig goed schoon met gasolie. Wan-neer de motor met verse olie is gevuld, laat dan de motor even draaien, zodatook het smeeroliefilterelement kan worden gevuld. Peil vervolgens de olie weeren vul eventueel bij.

Brandstof systeemHet principe van het brandstofsysteem wordt schematisch weergegeven doorafb.25.Het is van het allergrootste belang, dat steeds gasolie van goede kwaliteit wordtgetankt. Aangezien de inspuitpomp en de verstuivers precisie-instrumenten ziin,ziln er in het brandstofsysteem de nodige filters opgenomen om zoveel mogelijkte voorkomen, dat deze instrumenten zouden kunnen worden beschadigd.Een regelmatig onderhoud van deze filters is dus noodzakelijk. De tankzeef (3

in afb. 25) dient gelijktijdig met het schoonmaken van de brandstoftank te wor-den behandeld.De waterafscheider (4 in afb. 25ìl zorgt o.a. voor het afscheiden van het water uitde gasolie. Om dit water te verwijderen dient regelmatig de kolf te worden afge-tapf door het kraantje (in afb. 24) iets open te draaien tot het water volledig !qverdwenen. Dit aftappen kan het best geschieden als het voertuig langere tijdheeft stilgestaan, waardoor het eventueel aanwezige water beter de gelegen-heid heefi gekregen om te bezinken en dan de afscheiding water-gasolie duide-lijker is geworden. Bij een grote onderhoudsbeurt dienen deze bezinkkolf enfret bezinkkolfje onder de opvoerpomp inwendig te worden gereinigd.

Het fijnfilter (7 in afb. 25) dient regelmatig te worden vervangen (zie periodiekonderhoud). Draai hiertoe de kolf los en vervang deze in zijn geheel door eennieuwe. De oude kolf mag dus niet inwendig worden gereinigd en opnieuwworden gebruikt.De brandstofleidingen moeten absoluut luchtdicht zijn. Lekken in de brandstof-feidingen kunnen optreden aan de zuigztjde, d.w.z. tussen de brandstoftank enbrandstofopvoerpomp, of aan de perszijde d.w.z. tussen brandstofopvoerpompen verstuivers.

24

Afb. 23 Afb. 24 W aterafscheider

Lekken aan de zuigzijde veroorzaken het toetreden van lucht in het brandstof-iysteem. Er kan eónier ook lucht in het systeem komen, wanneer de brand-sloftank nagenoeg leeg is; controleer dit dus in de eerste plaats. Bij het aan-draaien van-de wartels van de leidingen moet vooral worden gezorgd deze niette forceren.De brandstofinspuitpomp is een precisie-instrument, dat alleen door specialis-ten, die over het daarvoor noodzakelijke gereedschap beschikken, mag wordenbehandeld. De hieraan bevestigde verzegelingen mogen niet worden verbrokendaar anders de garantie vervalt.De verstuivers dienen, om een goede werking te verkrijgen, op de juiste inspuit-druk te zijn afgesteld. De afstelling hiervan dient ook door een deskundige,voorzien van de daarvoor benodigde apparatuur te worden verricht.Het verdient aanbeveling steeds enige op de juiste druk afgestelde reserve ver-stuivers bij de hand te hebben.Wanneer men twijfelt of een verstuiver al of niet goed functioneert, kan men alsvolgt te werk gaan.Draai bij statiónair toerental de wartelmoer van de inspuitleiding aan de verstui-ver los, totdat gasolie kan ontsnappen.Wanneer dit nu de wartelmoer van een slecht werkende verstuiver is, dan geeftdit losdraaien geen merkbaie invloed op de werking van de motor.Deze proef geéft echter geen bewijs, dat de verstuiver slecht werkt, daar ookde mogelijkheid bestaat, dat een element van de brandstofinspuitpomp defectis. Om Oit te kunnen aantonen dient men de vermoedelijke slechte verstuiver tevervangen door een goede reserve verstuiver en de proef te herhalen.

Afb. 25 Schema brandstofsysteem

1. Tank2. OntluchtingsPijPje3. Tankzeef4. Waterafscheider5. Opvoerpomp6. Inspuitpomp7. Fijnfilter

8. Terugvoerleiding9. Ontluchtingskraan

10. Terugvoerleiding1 1. Verstuivers12. Terugvoerleiding13. Terugslagklep14. Terugvoerleiding

25

,fr

I$

1

Doorspoelen

Laat tweemaal.per iaal het koelsysteem doorspoelen en wel alvorens bij het in-qaan van de.winte.rperiode met anti-vries moet worden gevuld, en na afloop vande winterperiode het anti-vries wordt afgetapt. Tijdens Oit doorspoelen mòetende thermostaten zijn verwijderd.

Aftapkranen koelsysteemEr bevinden zich twee aftapkranen in het gehele koelsysteem nl. een rechts op-zij van het motorblok (zie afb. 30) en een rechts onder de radiateur (zie afO. it )aan de achterzijde hiervan.

Wintervoorziening

Tijdens perioden dat de temperatuur beneden O "C kan komen is het noo dza-kelijk om het koelsysteem tegen bevriezen te beschermen. Tap hiervoor hetkoelsysteem geheel af via de twee eerder genoemde aftapkranen waarbij te-vens de onderste hendel van de warme lucht installatie naar links moet woidengetrokken en de watervuldop moet worden verwijderd. Vul daarna met anti-vriesin. 9e1 mengverhouding als aangegeven op de verpakking van het anti-vriesmiddel van het betreffende merk.Er wordt met nadruk op gewezen een anti-vries middel te gebruiken van eenbekend en betrouwbaar merk, hetwelk op een aethyleen-glycol basis berust.Heeft men eenmaal een bepaald merk gekozen, dan dienióok een eventuelebijvulling van hetzelfde merk te zijn. Een mengsel van verschillende merken anti-vries kan aanleiding geven tot moeilijkheden.Een anti-vries middel.op aethyleen-glycol basis is een middel, dat het inwendigevan het koelsysteem het minst aantast en daarbij nog het voordeel heeft dat hétminder snel verdampt dan water. Doordat de soortelijke warmte van dit middelkfeiner is dan van water, zal bij een gelijke warmte-óntwikkeling van de motorde temperatuur van het koelrniddel sneller stijgen. Het gevolg is dat de tempera-tuurmeter sneller oploopt.Enige opmerkingen bij het gebruik van dit anti-vries middel:1. Alvorens over te gaan tot het gebruik van anti-vries verdient het aanbevelinghet koelsysteem terdege te reinigen en de koppakking op lekkage te controle--ren (lekkage van glycol in de motor veroorzaakt vastkittén van delen). Ook dewaterslangen en verbindingen dienen te worden nagezien en eventueel te wor-den vervangen.

ili'S{

r.{

#tr'*liÈ-,f:l

tr

ir$

ffi

#

'

${:I

,ti-f

1

12

/

Afb. 31 Aftapkraan radiateur28

Afb. 30

2. Wordt bij het verwisselen van de motorolie een kleverige substantie in de af-getapte olie gevonden dan kan worden aangenomen dat anti-vries in de olie ist_erecht gekomen. Een grondige reiniging en inspectie zijn dan noodzakelijk.3. Anti-vries gemorst op de carrosserie zal het lakwerk aantasten. Spoei Oit ri.i-kelijk af met water. Het afpoetsen met een doek vergroot slechts de oppervlali-te van aantasting.

Anti-corrosiemiddelOm het inwendige van het koelsysteem tegen corrosie te beschermen dient aanhet koelwater.een. emulgeerbare olie (bv. Shell Donax C) te worden toegevoegd.Daardoor zal het koelsysteem in een goede conditie blijven en kans op slechtewarmte-overdracht of verstoppingen sterk worden verminderd.Emulgeerbare olie moet in de verhouding van 1o/o aafi het koelwater worden toe-gevoegd waardoor dit een melkwitte kleur krijgt. Wanneer tijdens een geregeldecontrole mocht blijken, dat het koelwater doorzichtig is geworden, mag tÒO ccworden toegevoegd.Wanneer in het koelsysteem anti-vries wordt gebruikt behoeft in de regel geenemulgeerbare olie te worden toegevoegd, daar de meeste anti-vries- meikenreeds anti-corrosie toevoegingen bevatten.

REMSYSTEEM

Bij de hydraulische remmen dient steeds aandacht te worden besteed aan deaanwezigheid van voldoende remvloeistof in de doorzichtige voorraadtankjesonder de cabine (zie afb. 17).Tevens dient de luchtvoorraad aan de hand van de meter te worden gecontro-leerd. Hiervoor dient men de motor op ca. 1OO0 omw/min te laten draaien,waarbij de luchtvoorraad de vereiste waarde moet halen.Indien bij stilstaande motor de luchtdruk snel terugloopt, is dit een aanwijzingdat ergens in het luchtdruksysteem een lekkage is.Deze dient te worden opgespoord en hersteld, daar een lekkage de veiligheidvan het remsysteem vermindert.

RemafstellingStel de remmen nooit af wanneer de remtrommels warm (dus uitgezet) zijn, aan-gezien dan de mogelijkheid bestaat dat wanneer de remtrommels zijn afge-koeld, de remmen gaan slepen.Plaats stopblokken tegen de voorwielen wanneer de achterwielrem gesteldmoet worden; tegen de achterwielen wanneer de voorwielrem gesteld moet wor-den.Crick het betreffende wiel vrij van de grond. Op de ankerplaat van de remtrom-mel bevinden zich stelnokken en wel op het voorwiel twee en op het achter-wiel een. (Zie afb. 33).Door het verdraaien van de stelnokken worden de remschoenen gesteld. Dejuiste draairichting van deze stelnokken kan worden waargenomen door hetverwijderen van de rubber doppen, welke de inspectiegaten in de ankerplaat af-dekken.Via deze inspectiegaten is tevens te zien of de dikte van de remvoering nog vol-doende is.Draai de nokken tot het wiel vast zit en vervolgens zover terug, dat het wiel netvrij ronddraait.Herhaal deze afstelling bij ieder wiel.Indien aan het handrem stangenstelsel niets verandert, is bij bovengenoemdeafstelling tevens de afstelling van de handrem inbegrepen.

29

;ctì

R>.n€:3

FàÉ15

I(o

;\Fo)cî

I(o

.jrnr,î

1

(o

I{| --*I

I-l-----tI

Afb. 32

30

,ftr

]

ú

Afb. 33

Drukregelaar, olie-afscheider en bandenvulapp araatAan de rechterzijde van het motorblok bevindt zich in het luchtdruksysteem eengecombineerde drukregelaar, olie-afscheider en bandenvulapparaat (zie afb.34). De drukregeling en de olie-afscheiding geschieden automatisch. Door hetafschroeven van de aan dit apparaat aanwezige vleugelmoer kan op de plaatsvan deze vleugelmoer een luchtslang met schroefwartel worden aangesloten ombijvoorbeeld de banden te kunnen oppompen.Wanneer er lucht wordt afgenomen, dan moet de motor draaien. Indien de drukin de ketel maximaal is, dus 7,35k9/cm2, dan kan er geen lucht worden afgeno-men, doordat de drukregelaar dan afblaast en daarbij het bandenvulapparaatkort sluit. De druk in de ketels dient dus iets lager te zijn dan de druk waarbijde drukregelaar afblaast. Dit kan worden verkregen door het rempedaal eenpaar keer in te trappen.

VorstbeveiligerTer bescherming van het luchtdruksysteem tegen bevriezen is een vorstbeveili-ger aangebracht. Deze bevindt zich in de luchtleiding, welke van de drukrege-laar naar de ketels gaat. Op deze vorstbeveiliger bevindt zich een vleugelmoer(zie afb. 35), waaraan tevens een peilstokje is bevestigd.Alvorens van de vorstbeveiliger wordt gebruik gemaakt, dient voor het intredenvan de koude perioden de kolf van de vorstbeveiliger te worden gedemonteerd

Afb. 34 Bandenvulapparaat Afb. 35 Vorstbeveiliger

31

om deze inwendig te reinigen. Na montage moet de kolf via de vulstop met

ÉrànOspiritus woròen gevulà. Dit vullen dient te geschieden met stilstaande mo-

lói "nwaarOij

ót Oedieningspen in stand 1 (z're. afb. 35) .moet worden. gezet,

àoor de pen ih te drukken én'een kwart slag te..draaien; dit ter voorkoming dat

tucÉtOrut< in de kolf zou komen, waardoor épiritus via de vulopening kan ont-

snappen.Tij6fia perioden dat de temperatuur beneden + 5 "C daalt, dient de beveiliger

in'werfing te worden gestetd door de bedieningspen een kwart slag te draaien

*aaina Oé pen door véerdiuk in stand 2 komt (iie afb. 35). Bij temperature.n bo-

uen + s "i moét de bedieningspen weer worden ingedrukt en een kwart slag

*óioen ge-draaid. De vorstbevèiliger is dan buiten werking gesteld.

Ai nàar lefané uan het gebruik-dient de hoeveelheid aanwezige spiritus een

keer pertag of per week-te worden gecontroleerd.

STUURINRICHTING

De wagen kan zijn uitgerust met een mechanisch stuur of met een hyd.raulisch

nèrracitigd stuui. Hefotieniveau in het huis van het mechanisch stuur dient pe.-

riodiek te worden gecontroleerd en eventueel op peil te worden gebracht. Bij

néi nyOraulisch be-krachtigd stuur dient de hydraulische vloeistof tevens alssmeeimiddel voor het stuulrhuis. Bij dit type stuur dient onderscheid te wordengemaakt tussen olievulling (voor de eerste maal) en oliebijvulling.

Olievulling

Crick eerst de vooras op, zodat beide wielen vrij van de grond staan. Het vullen

van het stuurhuis en de'ótuurpomp geschiedt door de vulopening (1 afb. 36) inhet voorraadtankje, hetwelk zich rechts van de motor bevindt.ÉÚ Oé eeréte vullínó of bij olie verversen moet dit tankje eerst tot boven aan deàirO met olie wordén geúuld (hierbij verdient het aanQeveling de deksel van hetvoorraadtankje, door lósdraaien van de vleugelmoer (2 atb 3.61 te verwijderen.Daarna moet-de motor worden gestart; het toerental mag niet boven stationairuitgaan. Het olieniveau in het voorraadtalkie zal nu zakken en daarom moet erotié worden bijgevuld opdat het voorraadtankje niet door de pomp _wordt leeg-

ééiogen. Daalinet oliehiveau niet verder dan kan met de ontluchting wordenÉééóinen. Hiertoe moet het stuururriel meerdere malen van aanslag tot aanslag

Afb. 36 Voorraadtankie Yan hY-draulisch bekrachtigd stuur

32

Afb. 37 Aftapplug hYdraulischbekrachtigd stuur

heen en weer worden gedraaid, opdat de in het systeem aanwezige lucht via het

uòórruadtankje kan on-twijfen. Er'moet zo lang worden bijgevuld tot het olieni-

;éàr bij draàiende motoi en ontlucht systeem niet meer onder de bovenstemerkstrb"p van het oliepeilstokje zakt. Het systeem is volledig. ontlucht wanneer

Oii Oruuien van het stuurwiel er in het vooraadtankje geen luchtbellen meer op-

siíigen "n bij afgezette motor het olieniveau in het voorraadtankje niet hoger

Oal 1 à 2 crn stijlt; het olieniveau komt hierdoor boven de bovenste merkstreep;il het oliepeitsióÉje. De olie moet elke l OO.OOO km worden ververst. Het filte-

iàÉr"nt in "het

vooiraadtankje moet daarbij worden vernieuwd. Na verwijdering

van de rubberring kan het filterelement worden uitgenomen

Gontroleren Yan het olieniveau

Het olieniveau moet elke 2.500 km worden gecontroleerd. Eerst moe! bij qlil-staande motor met behulp van het oliepeilstokje worden vastgesteld of er olie-

ùèiiies heeft ptaats gehaó. Dit is reeds het geval wanneer het olieniveau tot de

bovenste merkstreeó staat. Om lucht aanzuigen te voorkomen moet eerst bij

itilstaande motor zoveel olie worden bijgevuld dat het olieniveau 1 à 2 cm bo-

ven de bovenste merkstreep komt te lig-gien. Daarna moet de motor worden ge-

start en nogmaals het olieniveau worden gecontroleerd. Er moet nu bij d.raaien-

Oé motor o'Íie worden bijgevuld tot het olieniveau tot de bovenste merkstreepligt óii attetten van de inbtor moet, zoals hierboven is beschreven, het olieni-

véau 1' à 2 cm boven de bovenste merkstreep van het oliepeilstokje stijgen.

KOPPELING

De koppeling wordt hydraulisch bediend. Periodiek moet de hoeveelheid rem-

vloeistot in n"et voorraàdtankje (zie afb. 38) worden gecontroleerd en eventueel*óiOett bijgevuld. Het voorraadiankje bevindt zich links onder het instrumenten-nòrO.-éólilÉtiiOig Olent de vrije slag- van de kopp.eling te worden gecontroleerden eventueéí té worden bijéesteló door middel van de stelbout, welke zich

iechts uan het koppelingshúÉ bevindt (1 a!b. 39). Voor het afstellen dient eerst

te worden gòcontròteeró of de zuiger'in de werkcilinder tegen de achterwandvan de cilinóer rust. Daarna de borémoer van de stelbout losdraaien en de stel

Afb. 38 Voorraadtankie Yan hY-draulisch bediende koppeling

Afb. 39 KoPpeling

33

bout zodanig afstellen dat de speling overeenkomt met het voorgeschrevene

Éie techniscÉe gegevens). Vergeet niet hierna de borgmoer weer vast te zetten.

OntluchtenIndien enig deel van het hydraulisch bediende koppelings.sysleem gedemon-téerd is gewéest, of indien ié gereden met te weinig remvloeistof, is het noodza-kelijk het koppelingssysteem te ontluchten.Vul hiervoor het voorraadtankje en schuif een rubber of plastic slangetje oP qe

onttucntingsnippel (2 in afb. 3é) van de werkcilinder en dompel het andere eindein een geàeeúeitijr'met verse remvloeistoJ gevuld glazen p.oJle. Draai nu met een

sleutel de ni-ppèÍ een slag los. Trap het koppelingspedaal in en draai de nippel

dicht voor nét'einOe van de pedaalblag is bereikt. Laat het pedaal weer terugko-men en herhaal dit net zo lahg totdat èr geen luchtbellen meer in het glazen pot-jé opstijgen. Het is belangrijtitijOens hef ontluchten het vloeistofpeil in het voor-iàacitanÈje te controleref en zbnodig bij te vullen. Hierdoor voorkomt men datoóniéu* iucht in het systeem komt. De iemvloeistof, die uit het systeem. is ge-

vl'òeid, kan niet direct worden gebruikt voor het bijvullen van het voorraadtankje,omdai deze te veel lucht beva[ Deze dient eerst een uur of twee te staan, alvo-iéné iii veiiig weer kan worden gebruikt. Gooi vuile remvloeistof weg, deze kan

stori ngen veroorzaken.

KANTELEN VAN DE CABINE

Nadat alles wat zich los in de cabine bevindt is verwijderd of vastgesjord kan

de vergrendelingshefboom in de cabine naar rechts worden omgelegd. Daarnadienen-beide po-rtieren te worden gesloten. Nu aan de rechteracht_erziide van decabine rnet de rechterhand de handgreep vastpakken (zie afb. 40) en naar be-neden trekken en vervolgens met de-linkerhand de veiligheidsvergrendeling (zie

afb. 40) ontkoppelen. Met slechts een lichte druk zal de cabine gaan open kan-telen.Om de cabine dicht te kantelen moet men met de rechterhand aan de hand-greep de cabine even op en neer schommelen en daarbij met de linkerhand de

éreeb (zie afb. 41) optrekken, waarna de cabine met de rechterhand kan wor-óen bicntgekanteld tòt deze in zijn veiligheidsvergrendeling valt. Hierna de ver-grendelingshefboom in de cabine naar links omleggen.

Afb.

34

40 Cabine openkantelen Afb. 41 Cabine dichtkantelen

WIELEN

Alvorens wielmoeren los te draaien is het raadzaam om eerst de draad van deuitstekende wielbouten met een harde borstel te reinigen en dan van een drup-pel olie te voorzien. Eveneens als een wiel wordt gemonteerd een druppel olieop de draad van de wielbout laten vallen om te voorkomen dat de moeren doorroest vast gaan zitten. Men lette er op, dat de verzonken gaten, waarin voor hetbinnenwiel de conische kant van de bout en voor het buitenwiel de conischeveerring valt, vrij zijn van stof en verf en dat ook de vlakken van de wielschijf ende naaf, die tegen elkaar vallen, goed schoon zijn. Dit geldt eveneens voor detegen elkaar liggende vlakken van de dubbel gemonteerde achterwielen. Dooraanwezigheid van vuil e.d. liggen de wielen niet vlak aan, waardoor vervormingvan remtrommels kan optreden met als resultaat slechte remwerking en kans opshimmyen. Let op het bovenstaande in het bijzonder wanneer men reservewie-len monteert, daar deze dikwijls door stof en modder zijn verontreinigd. Van pasgeverfde wielen moet men de verzonken gaten zorgvuldig schoonmaken.De moeren van de wielen, welke nieuw of verwisseld zijn, moeten na lOO kmnog eens worden aangedraaid. Doe dit diagonaalsgewijze.

ELECTRISCH E INSTALLATI E(Schem a, zie achter in dit boek)

Afb. 42 Zekeringen

1.

2.3.4.5.

Linker koplamp (grootlicht)verklikkerlampje (blauw)Rechter koplamp (grootlicht)Linker koplamp (dimlicht)Rechter koplamp (dimlicht)Rechter koplamp (stadslicht)achterlicht (rechts)omtrekverlichting

6. Linker koplamp (stadslicht)achterlicht (links)

7 . Looplamp/sigarenaansteker8. Klaxon, cabineverlichting9. Richtingknipperlichten, stoplichten

10. Ruitewissers, ruitesProeier1 1. Luchtventilator verklikkerlampies12. Schakelas

35

ii'f'!

!iIiif;rlir j1

t,

l',ill

['l ,

Onderhoud

Wanneer aan de electrische installatie moet worden gewerkt verdient het aan-beveling om de hoofdschakelaar af te zetten. De installatie is dan spanningloos.Dit voorkomt kortsluiting.

AccuDe accu moet minstens iedere maand worden gecontroleerd. De vloeistof (elec-

trolyq moet altijd 5 mm boven de p!3ten staan. ls het niveau gezakt, dan moetmen uitsluitend'bijvullen met gededtilleerd water. Polen en poolklemmen van deaccu moet men sieeds goed échoon en vrij van oxydatie houden. De poolklem-

men moeten goed vast zitten. Vet ze in met zuurvrije vaseline._De luchtgaatÉs in de vuldoppen moeten steeds ope!'r zijl. Ziin de3:e verstopt,u"*UàeiOe vutdop en stee[ het gaatj-e mgt een iizerdraadje do-or. Zgrg steeds,Oat O'e accu's met de vuldoppen zJjn dtgesloten wanneer aan- of nabij de a.ccu's

moet worden gewerkt, daai èen vónk o-f open vuur het in de accu gevormde ex-plosieve wateÉtofgas makkelijk tot ontbranding kan brengen.ilet verdient aanbàveling de tóestand van de accu van tijd tot tijd te controlerendóor het s.g. van het zuùr te meten. De volgen.de. gegevens kunnen worden aan-gènouOen:iolledig geladen 1,28-1 ,29; half geladen + 1,2O; beneden 1,12 accu

éeheel ontladen, e.e.a. gemeten bij 20" C.óe aflezing moet voor

-de verschiltende cellen onderling ongeve.er. gelijk fiF.Wanneer hét zuur wordt gewogen moet gelijktijdig worden gecontroleerd of devloeistof, die in de zuurweger wordt opgezogen, schoon is.

in-gelaOàn toestand moeide celspanning. minstens 2 volt bedrag_en. Indien de

ó"Épànning 1,6 volt of minder bedraagt, d".n is de cel ontladen. De verschillentussbn de òeÉpanningen onderling mogen niet meer dan 0,2 volt bedragen.

Generator en startmotor

De generator en startmotor moeten af en toe inwendig.worden gecontroleerd(zie ÉrRlODlEK ONDERHOUD) teneinde een goede werking te verzekeren.

1. Bedrading. Controleer de bedrading en de isolatie op breuk of beschadigingen zorg dàt atte aansluitingen schoon zijn en goed vastzitten.

2. Collecior. Een vuile colléctor kan worden schoongemaakt door er een

schoon droog lapje tegen te houden en het anker lang zaam met de hand tedraaien.

g. Borstels. Controleer of de borstels vrij in de houders kunnen bewege.n. Wan-neer de borstels door slijtage te kort

-zijn geworden, dan moeten de borstels

worden vervangen. Ter vboit<oming van schade aan de collector is het zaakom elke 2S.OOO-km de minimale lengte van de borstels te controleren.

Koplampen

De stadslichlampjes zijn in de koplampen ingebouwd en zijn ontstoken. wan-neer de lichtschalielaar'zowel in stànd 1 als in stand 2 staat geschakeld, dus bijingeschakeld dim- of grootlicht zijn de stadslichtlampjes altijd ontstoken.

NIEUWE OF GEREVIDEERDE ONDERDELEN

Bij nieuwe of gerevideerde onderdelen moeten tijdens de inloopperiode van deonderdelen enige extra beurten worden uitgevoerd, te weten:

NA DE EERSTE 5OO KM

Motor1. Motorolie verversen2. Filterelement van smeeroliefilter vernieuwen3. Indien nog niet bij nul-inspectie geschied:

a. Cilinderkopmoeren aanhalen (zie afb. 43)b. Klepspeling controleren

36

4. Werking oliedruklampje controleren5. Olie in brandstofpompcarter verversen ( + 175 cc) met motorolie, vullen tot ni-

veau overloop.

RemsysteemLuchtdrukketels afblazen en remvloeistofniveau controleren.

NA DE EERSTE 2.5OO KM

Motor1. Zeet in motorcarter reinigen2. Element van smeeroliefilter vernieuwen3. Motorolie verversen4. Luchtfilter reinigen en verversen met motorolie5. Filter van motorventilatie reinigen6. a. Cilinderkopmoeren aanhalen (zie afb. 43)

b. Klepspeling controleren7. Werking oliedruklampje controleren.B. Maximum onbelast toerental controleren (bij warme motor).9. Stationair toerental controleren (bij warme motor).

10. Olie in brandstofpompcarter verversen (+ 175 cc) met motorolie, vullen totniveau overloop.

Brandstofsysteem1. Water uit waterafscheider aftappen2. Verzegeling aan brandstofpomp controleren

RemsysteemLuchtdrukketels afblazen en remvloeistofniveau controleren.

Versnellingsbak, differentieelhuis en hydraulisch bekrachtigd stuur1. Olie in versnellingsbak verversen.2. Olie in differentieelhuis verversen (Bij in gebruikname van een gerevideerd of

nieuw differentieel dient de eerste olievulling een inloopolie (Shell S 5229 A)te zijn. Bíj deze eerste vulling dient men tevens ongeveer een'/z liter via devulopening van het pignonhuis te gieten).

3. De hydraulische vloeistof in het bekrachtigde stuur verversen benevens hetfilterelement in het voorraadtankje vervangen.

4. Indien nog niet bij nul-inspectie geschied, dienen de bouten en moeren vanversnellingsbak, achteras, stuurinrichting enz. te worden aangehaald.

ilrltìl{lt

tili

lilttii

lltllì,1

i,'lti

iit,t

Itl

dil

Afb. 43 Aanhaalvolgorde cilinderkopmoeren

20co52

37

Overige te verrichten werkzaamheden1. Koppelingsdruklager spaarzaaq smeren.2. vió'óistofíiveau in-reselvoir van hydraulisch bediende koppeling controleren.

3. Speling aan stelbout van koppelingshuis controleren.4. Vioeisùofniveau in koelsysteem controleren.5. Spanning V-snaren controleren.é. Wèixing-en àfsteiling van bedrijfs- en parkeer-noodrem controleren.7. Werkiné luchtdrukmeter controleren.g. stuurinrichting en wieluitlijning controleren.9. Accu en poolklemmen controleren.

1O. Alle leiding- en pijpverbindingen controleren.11. InstrumenÍen, verÍichting, klaion en accessoires controleren.12. Chassis en cabine doorsmeren volgens schema.13. Portierscharnieren doorsmeren.i4. Xóppelschotel (alleen trekkers): nippels van scharnieras met vet smeren en

de draa,pr""i s'ònoonmaken en dèie invetten; houd daarbij de contactringdroog (niet invetten).

PERIODIEK ONDERHOUDDAGELIJKS

RemsysteemLuchtdrukketels afbla zen en remvloeistofniveau controleren.

ELKE 2.5OO KM

StuurinrichtingVloeistofniveau in voorraadtankje van hydraulisch.bekrachtiOd stuur controleren

èn éuèntueel bijvulien met autoríratische transmissievloeistof.

ELKE 5.OOO KM

Motor1. Motorolie verversen2. Smeeroliefilterelement vernieuwen5: ùÍòèistotnivèàù in roetsysteem controleren en eventueel bijvullen

4. Spanning V-snaren controlerenS: óiièOruÈcontroleren d.m.v. oliedruklampje6. Leiding- en pijpverbindingen controlerenT. Olie iilbrandstofpompcarter controleren

Brandstofsysteem1. Verzegeling aan brandstofpomp controleren2. Eventùeel àanwezig water.uit waterafscheider aftappen

GabinePortierscharnieren

Koppeling1. Nippels van koppelingsas aan weerszijden van koppelingshuis smeren met

vet.2. Vloeistofniveau in voorraadtankje van hydraylisch bediende koppeling con-

troleren en zonodig bijvullen met remvloeistof.3. Vrije slag bij koppétingsbouten controleren.

StuurinrichtingVerbindingen van stuurarm, stuurstang, fuseearm, Spoorstang en fuSeeS sme-

ren.Olieniveau controleren en zonodig bijvullen met olie tot niveauplug.

38

AandriifasKruis- en schuifkoppelingen smeren met vet.

AchterasOlieniveau in differentieelhuis controferen enveauplug.

Versnellingsbak

zonodig bijvullen met olie tot ni-

Olieniveau controleren en zonodig bijvulten met olie tot niveauplug.

Remmen1. Remafstelling controleren2. Luchtketels afblazen, om vocht uit het remsysteem te verwijderen3. controleren of vorstbeveiliger met spiritus ié gevuld.4. Remvloeistofniveau controleren en zonodig bljvullen5. scharnierpen stangen-mechanisme rem- en tbppelingspedaal

Electrische installatie1. Vloeistofniveau in accu's controleren en zonodig bijvullen met gedestilleerd

water tot ca. 5 mm boven de platen.2. Instrumenten en accessoires op juiste werking controteren.3. Waterniveau in ruitesproeiertank controleren.

GhassisDoorsmeren volgens schemaKoppelschotel (alleen bij trekkers)

ELKE IO.OOO KM

MotorLuchtfilter inwendig reinigen en verversen met motorolie.

Wielen, naven1. Wielmoeren controleren2. Steekasmoeren controleren3. Wiellagerspeling controleren

BrandstofpompOlie verversen met motorolie+ 175 cc, vullen tot olie overloopt, via overloop (s afb. 2Tl.

ELKE 25.OOO KM

Brandstofsysteem1. Waterafscheider inwendig reinigen2. Bezinkkolfje aan opvoerpomp inwendig3. Fijnfilterelement vervangen4. Verstuivers testen

KoppelingDrukfager spaarzaam smeren met vet via de smeernippel onder aan het koppe-lingshuis.

VersnellingsbakOlie verversen

DifferentieelhuisOlie verversen

StuurinrichtingStuurinrichÌing en wieluitlijning controleren

rernrgen

39

h

{Remmen1. Zeet in olie-waterafscheider reinigen2. Remvoeringdikte controleren

Motor1. Uitwendig reinigen2. Carterventilatie reinigen3. Klepspeling controleren4. Statiohair ióerental controleren (bij warme motor)5. Maximum onbelast toerental controleren (bij warme motor)é: AfÉ van bùiten néreikbare bouten en moeren van motor en accessoires aan-

halen.

Chassis1. Geheel reinigen2. nfie van buiten bereikbare bouten en moeren, ook van aan chassis bevestig-

de comPonenten aanhalen3. Cabinebevestiging controleren.

Electrische installatie1. Startmotor en dynamo controleren (Letten op minimum lengte van de koolbor-

stels)2. Koplampafstelling controleren

ELKE 5O.@O KM

WielnavenWielnaven demonteren en wiellagers en naven schoonmaken in tri (t1rH.Cl.)..en

daarna invetten. Het vet goeO in te lagers kneden en naven voor 7. deel vullen

met vet.

RemmenComponenten van remsysteem controleren

ELKE IOO.OOO KM

MotorZeeî in ondercarter reinigen

BrandstofsYsteem1. Brandstoftank (s) en bodemzeef reinigen2. Brandstofinspuitpomp en regulateur testen

StuurinrichtingFilterelement in voorraadtankje van hydraulisch bekrachtigd stuur vervangen.

Olie verversen en het systeem ontluchten.

KoppelingRemvloeistof in hydraulisch bediende koppeling vernieuwen en ontluchten.

Remmen1. Kop van luchtdrukcompressor reinigen2. persleiding van luchtdiukcompressór naar drukregelaar reinigen, c.q. vervan-

gen3. Éemvloeistof vernieuwen en systeem ontluchten

Electrische installatieStartmotor en dynamo inwendig controleren en lagers invetten.

ATTENTIE:Onder zeer slechte weersomstandigheden of wanneer de wegen ter bestrijdingvan gfadheid met chemicalièn zijn bewerkt is het raadzaam het chassis, in het

bijzonder de draaipunten van de stuurinrichting een extra smeerbeurt te geven.

40

BRANDSTOF EN SMEERMIDDELEN

(Voor smeerschema F14OO DD zie achter in dit boek)

Motor: Smeermiddel Mil.-L-21O4 B specificatieViscositeit beneden O "C SAE 20

van O "C tot + 30 "C SAE 30boven 30 oC SAE 40

Oliebadluchtfilter: zie Motor

Versnellingsbak: Olietype Straight mineral (RegularlViscósiteit boven O oC SAE 90

Indien de wagen veel start enstopwerk verricht SAE 8O gebruikenbeneden 0 oC SAE80

Olietype Mil.-L-2105 B specificatieViscositeit boven O oC SAE 14O

Differentieelhuis:

Indien de wagen wordt gestald ineen omgevingstemPeratuur lagerdan O oC moet i.v.m. ,,channeling"met SAE 9O worden gevuld.Dit geldt ook voor wagens, welkeveel start- en stopwerk verrichten.beneden 0 oC SAE 90

Aandrijfassen: Vettype Multipurpose

Stuurhuis (mech.): Olie$pe Fqqu!_ar, compound of MultipurposeViscositeit SAE 90

Hydr. bekrachtigd stuur: OlietYPe

Hydr. bediende koPPeling:

Remsysteem:

Vorstbeveiliger (remsYsteem) :

Bij temperaturen onder O oC anti-vries op aethy-leenglycol basis gebruiken.Wanneer geen anti-vries in het koelsysteem aanwe-zig is, steéds 1% van een emulgeerbare olie aan hetkoelwater toevoegen.

Minimaal te voldoen aan British Standard nr. 2869-1967 Glass 41.Bij zeeî lage temperaturen bestaat de mogelijkheidvan paraffine-neerslag, welke verstopping veroor-zaakf. Ter voorkoming hiervan mag 15o/o lichtpetro-leum (kerosine) worden toegevoegd.lJsvorming wordt voorkomen door toevoeging van0,5% brandspiritus.

Toevoegingen aan de brandstof en smeermiddelen - van welke soort dan ook -mogen,beÉafue in gevallen door DAF voorgeschreven, niet worden toegepast.

41

F*

II

i

t

i

I

Automatische transmissievloeistofAQ-ATF type A suffix A

Remvloeistof SAE J-l 703a

Remvloeistof SAE J-l 7O3a

Brandspiritus

r;i

ffr

ffi

iltú

m'

ffi

ffi

ffi

ffiiitlil

tiI

fiiìì

,'l

iit

Dieselbrandstof:

F14OO BB

TECHNISCHE GEGEVENS

FabrikaatTypeUitvoeringCilinder aantalBoringSlagTotale cilinderinhoudCompressie verhoudingMinimum toerentalMaximum vermogen (DlN)

Maximum vermogen (SAE)

Maximum koppel (DlN)

Maximum koppel (SAE)

AanhaalkoPPels:spruitstukmoerencilinderkoPmoeren

Hoeveelheid motorolie (inclusief

oliefilter)Klepspeling (koud)

SmeersysteemSmeeroliefilterLuchtfilterKoelsysteem

Brandstof

MOTOR

DAFB,B,475

4 takt, kopkleppen, benzine

6100,62 mm

1OO mm

4,769 liter1:7400 - 450 omw/min'134 Pk bij 35OO omw/min155 Pk bij 35OO omw/min32,5 mkg bij 1 7OO omw/min

35 mkg bij l BOO omw/min

4,5 - 5,5 mkg19 - 2O mkg

ca. 12 literO,25 mm

Smering onder druk met oliekoelerverwisselbaar elementoliebad typewaterkoeling onder druk met centrifugaal-pomp en dubbele thermostaat

benzine octaangetal 88 (min.)

ELECTRISCHE INSTALLATIE

SpanningOntstekingstijdstip (stationair)

OntstekingsvolgordeOnderbrekerpu ntenaf standBougie'sElectrodenafstand bougie'sDynamoAccu (1 stuks)StartmotorKoppeling:

speling stelbout koppelingsas

42

12V10o voor B.D.P.

1-5-3-6-2-40,35 mm(bijvoorbeeld) Bosch W175 T2

0,9 mm

12V 360Wl2OAH12V 1,8 Pk

2mm

I

ri

I

ìl

i,

II

PLAATS CHASSIS. EN MOTORNUMMER

TYPE rFTl/.00 BB 275 rNR.r9832t *'x"v

I

I

I

o)

Afb. 46 Plaats chassisnummer Afb. 47 Plaats motornummer

INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Snelheidsmeterln de snelheidsmeter, welke de snelheid in kilometers per uur aangeeft, is te-

vens een kitometer-totaai ; één dagÉil"i ingèoouwo. be dagteller kan op de

nur-stand worden terug g'"i;t, oòoi-oe rnop àan..oà voorkant Van de teller link-

som te draaien. In plaats van een gé*óÀé énèrneidsmeter/kilometerteller kan

ook een tachog raal zijn -gemontéeto.-óélé regiétreert tevens o'a' de snelheid

en het seredòn- ààntài kif#;H;:'òà aànóriivíns seschiedt vanuit de versnel-

lingsbak.

TemperatuurmeterDeze geeft de temPerqtuur van het

loópi ían 40" tot 12O oC' De meter

staat.

motorkoelwater aan. De schaalverdeling_wèirt alleen, wanneer het contact ,,aan"

f 19736 *

cttllatlso.r rrf .

aa t ta{.

12 13 1t, 15 2627 17 16 2t,25

10 28 19 20 21 22 231-130 1811

Afb. 4g

1. Groot licht/Lichtsignaal2. Reserv e / waarschuwingslamp

schakelas3. Reserve/schakelaar waarschu-

wingsknipperlichten4. Verklikkerlamp parkeer-nood-

rem5. Ruitewisser6. Ruitesproeier7. Ventilator8. Contourverlichting9. Luchtdruk meter

10. Verklikkerlamp groot licht1 1. Hoofdschakelaar12. Verklikkerlamp hoofdschakelaar13. Verklikkerlamp dynamo laad-

stroom14. Snelheidsmeter15. Km-teller

1 6. Koelwater temperatuurmeter17. Brandstof voorraadmeter1 8. Instrumentenbord verlichting19. Verklikkerlamp richtingknipper-

licht20. Sigarenaansteker21. Verklikkerlamp richtingknipper-

licht volgwagen22. Startdrukknop23. Contact/lichtschakelaar24. Richtingaanwijzers/klaxon25. Choke26. Verklikkerlamp oliedruk27. Verklikkerlamp koelwatertempe-

ratuur28. Dagteller30. Nul-steller dagteller

Ì

D

t

t+-@

44

STARTEN

Controleer voor elke eerste start het oliepeil van de motor met behulp van deoliepeilstok aan de rechter zijde van de motor. Ook de watervoorraad in de ra-diateur dient te worden gecontroleerd, evenals de brandstofuoorraad. Het isverder noodzakelijk, dat de accu voldoende op spanning is.Controleer de hoeveelheid remvloeistof.Start nu als volgt:1. Steek de contactsleutel geheel in de schakelaar.2. Trap het koppelingspedaal in en zet de versnellingshefboom vrij.3. Zet de hoofdschakelaar aan.4. Druk de startknop in.

Indien de motor na 15 seconden niet loopt, dient men de oorzaak op te spo-ren.

Bij koude kan het starten zonodig worden vergemakkelijkt met behulp van destartcarburateur.1. Steek de contactsleutel geheel in de schakelaar.2. Trek de knop geheel uit.3. Trap het koppélingspedaal in en zet de versnellingshefboom vrij.4. Zet de hoofdschakelaar aan.5. Bedien de startdrukknop (trap n ie t op het gaspedaal).

Wanneer de motor loopt, moet men de knop half indrukken. Druk deze knop ge-heel in zodra de motor dit toelaat. Indien het starttoerental terugloopt dient menhet starten te beèindigen en enkele minuten te wachten alvorens opnieuw testarten.

Opmerkingen:Start nooit opnieuw, alvorens de motor en ook de startmotor stilstaan, daar an-ders het taniJwiel op de startmotor en de starterkrans op het vliegwiel wordenbeschadigd.Laat Uw motor, na deze te hebben gestart, zo kort mogelijk stationair draaien.

CARBURATEUR

De carburateur moet iedere 4B.O0O km worden schoongemaakt. Men dient hier-bij de uiterste reinheid te betrachten aangezien de kleinste vuildeeltjes reedsverstopping van sproeiers en kanalen kunnen veroorzaken.

lii

1ll

lit

1ìltl

rl

I

l

dl

fi

tril

il,i

rl

Afb. 49 Carburateur 8847545

Maak in geen geval gebruik van draad voor het schoonmaken van boringen,

doch blaas deze door r"ip"rlrucnt.-Controleer tegelijkertijd de werking van de

start-carburateur.óà dtàtionairé afstelling dient als volgt te geschieden:

1. Laat de motor op temperatuur komen'2. Draai oe gàJkrèfiaàns{àóéònroel e in afb. 49) zover in, dat de motor snel sta-

tionair draait.O. Los nu oe mengselregelschroef (1) totdat de motor beg.int te galopperen en

stel hem daarna zover terug dat de motor weer normaal loopt.

4. Draai nieina oJ gàskbp"àÉsragsCnroef linksom totdat het toerental normaal

stationair is.S. Mocht de motor nu weer galopperen, dan moet de mengselregelschroef nog

iets ingedraaid worden.

Opmerking:Het afstellen van de carburateur heeft alleen zin wanneer de ontsteking en spe-

ciaal de bougie-electrodenafstand juist zijn ingesteld.

BrandstofleidingenLekken in de brandstofleidingen kunnen optreden aan de perszijde of aan de

zuigzijde van de brandstof-invoerpomp'

Lekken aan de zuigziide.Dat wil zeggen tussen brandstoftank en brandstoftoevoerpgmp, waardoor lucht

in de teidind binnénóringi Mél moet.'rî tt geval alle wartels tussen brandstof-

tank en branoétotpornp éó"0-uastretten Er -kan ook op andere wijze lucht in de

ùaíoinééÀ ròmen, nl. wànÉeer te weinig brandstof in de tank is.

Contóleer dit dus in de eerste plaats'

BOUGIES

De 14 mm bougies zijn van het type Bosch W71 5 T2. De bougies moeten iedere

6.000 1m wJùén géieinigo. óbít?oteer dan tevens de electroden-afstand. Buir

nooit aan de centrale electrode !

Houd ook aan de buitenkànt schoon teneinde overslaan te voorkomen. Let er

bij eventueel gebruik uan éòn ander fabrikaat speciaal op, dat de warmtegraad

oúereenkomt met die van bovengenoemd type.óJOóugiés moéten iedere 12.OOO km worden vernieuwd.

AFTAPKRAN EN KOELSYSTEEM

Er bevinden zich drie aftapkranen in het koelsysteem nl. éen rechts opzij van

het motorblok, liiJ aio- io)r een rechts onder de radiateur (zie afb. 31) en een

onder de oliekoeler (zie afb. 50).

46

Afb. 50

1.2.3.

4.5.

NIEUWE OF GEREVIDEERDE ONDERDELEN

Bij nieuwe of gerevideerde onderdelen moeten tijdens de inloopperiode van deonderdelen enige extra beurten worden uitgevoerd, te weten:

NA DE EERSTE 600 KM

MotorMotorolie verversenFilterelement van smeeroliefilter vernieuwenIndien nog niet bij nul-inspectie geschied:a. Cilinderkopmoeren aanhalen (zie afb. 43)b. Klepspeling controlerenWerking oliedruklampje controleren.Luchtfilter reinigen en olie verversen.

RemsysteemLuchtdrukketels afblazen en remvloeistofniveau controleren

NA DE EERSTE 2.OOO KM

Motor1. Zeel in motorcarter reinigen2. Element van smeeroliefilter vernieuwen3. Motorolie verversen4. Luchtfilter reinigen en verversen met motorolie5. Cilinderkopmoeren aanhalen

Klepspeling controleren6. Werking oliedruklampje controleren7. Stationair toerental controleren (bij warme motor)8. Alle leidingen en pijpverbindingen controleren9. Vloeistofniveau in koelsysteem controleren

10. Spanning ventilateurriemen controleren

RemsysteemLuchtdrukketels afblazen en remvloeistofniveau controleren.

Versnellingsbak, differentieelhuis en hydraulisch bekrachtigd stuur1. Olie in versnellingsbak verversen2. Olie in differentieelhuis verversen. (Bij in gebruikname van een gerevideerd of

nieuw differentieel dient de eerste olievulling een inloopolie (Shell S 5229 A)te zijn. Bij deze eerste vulling dient men tevens ongeveer een 1/2ltler via devulopening van het pignonhuis te gieten.)

3. De hydraulische vloeistof in het bekrachtigde stuur verversen benevens hetfilterelement in het voorraadtankje vervangen.

4. Indien nog niet bij nul-inspectie geschied, dienen de bouten en moeren vanversnellingsbak, achteras, stuurinrichting enz. te worden aangehaald.

Overige te verrichten werkzaamheden1. Koppelingsdruklager spaarzaam smeren2. Vloeistofniveau in reservoir van hydraulisch bediende koppeling controleren3. Speling aan stelbout van koppelingshuis controleren4. Vloeistofniveau in koelsysteem controleren5. Spanning V-snaren controleren6. Werking en afstelling van bedrijfs- en parkeerrem controleren7. Werking luchtdrukmeter controleren8. Stuurinrichting en wieluitlijning controleren9. Accu en poolklemmen controleren

10. Alle leiding- en pijpverbindingen controleren1 1. Instrumenten, verlichting, klaxon en accessoires controleren

47

12.13.14.

Chassis en cabine doorsmeren volgens schemaPortierscharnieren doorsmerenKoppelschotel (alleen trekkers): nìppels van scharnieras met vet smeren en

dò-óraaiplaai sònoonmaken eh déle invetten; houd daarbij de contactringdroog (niet invetten).

PERIODIEK ONDERHOUD

DAGELIJKS

RemsysteemLuchtdrukketels afblazen en remvloeistofniveau controleren

ELKE 1.5OO KM

StuurinrichtingVloeistofniveau in voorraadtankje van hydraulisch bekrachtigd stuur controlerenen euentueel bijvullen met automatische transmissievloeistof.

ELKE 3.OOO KM

Motor1. Motorolie verversen2. Smeeroliefilterelement vernieuwen3. Vloeistofniveau in koelsysteem controleren en eventueel bijvullen4. Spanning V-snaren controleren5. Oiiedrulicontroleren door middel van oliedruklampje6. Leiding- en pijpverbindingen controleren

Koppeling1. Nippels van koppelingsas aan weerszijden van koppelingshuis smeren met

vet.2. Vloeistofniveau in voorraadtankje van hydraulisch bediende koppeling con-

troleren en zonodig bijvullen met remvloeistof.3. Vrije slag bij koppelingsstelbout controleren4. Niópel vàn koppelingshefboom smeren met vet5. Nibbel van koppelings- en rempedaalas smeren met vet.

StuurinrichtingVerbindingen van stuurarm, stuurstang, fuseearm, spoorstang en fusees sme-ren.Olieniveau controleren en zonodig bijvullen met olie tot niveauplug.

AandriifasKruis- en schuifkoppelingen smeren met vet

AchterasOlieniveau in differentieelhuis controleren en zonodig bijvullen met olie tot ni-

veauplug

VersnellingsbakOlieniveau controleren en zonodigKogel schakelhefboom met enkele

Remmen1. Remafstelling controleren

bijvullen met olie tot niveauPlugdruppels motorolie smeren

2. Luchtketels afblazen, om vocht uit het remsysteem3. Controleren of vorstbeveiliger met spiritus is gevuld4. Remvloeistofniveau controleren

48

te verwijderen

Electrische installatie1. Vloeistofniveau in accu's controleren en zonodig bijvullen met gedistilleerd

water tot ca. 5 mm boven de Platen2. Instrumenten en accessoires op juiste werking controleren3. Waterniveau in ruitesproeiertank controleren

GhassisDoorsmeren volgens schemaKoppelschotel (alleen bij trekkers)Cabine portierscharnieren

ELKE 6.@0 KM

útotor1. Bougies controleren2. Onderbrekerpunten controleren3. Luchtfilter reinigen en filterolie verversen

ELKE 12.OOO KM

Motor1. Bougies vernieuwen2. OnderbrekerPunten vernieuwen3. Kolf van benzinePomP reinigen4. Klepspeling controleren5. Stationair toerental controleren6. Motor reinigen

Ghassis1. Reinigen2. Stuurlnrichting en wieluitlijning controleren3. Olieniveau in huis van mechanisch stuur controleren4. Wiellagerspeling controleren5. Alle van buiten bereikbare bouten en moeren controleren

Electrische installatieGollector en koolborstels van dynamo en startmotor controleren

Wielen, naven1. Steekasmoeren controleren2. WiellagersPeling controleren

ELKE 24.OOO KM

VersnellingsbakOlie verversen

AchterasOlie in differentieelhuis verversen

KoppelingDruklager spaa rzaam smeren

MotorCarterventilatie rei nigen

VerlichtingKoplampen afstellen

49

ELKE 48.(XX) KM

KoppelingVloeistof in hydraulisch bediende koppeling verversen en ontluchten

Remmen1. Vloeistof in hydraulisch remsysteem verversen en ontluchten2. Componenten van remsysteem controleren3. Remvoering controleren

WielenWiellagers invetten

Stuurinrichting (hydraulisch bekrachtigd)Filterelement in oliereservoir vernieuwenOlie verversen en systeem ontluchten

Motor1. Zeet in ondercarter reinigen2. Garburateur reinigen3. Kop van luchtdrukcompressor en persleidingen reinigen4. Brandstoftank en zeef reinigen

Electrische installatieStaftmotor en dynamo inwendig reinigen

'siÈ

50

r/',

BRANDSTOF EN SMEERMIDDELEN

(Voor. smeerschema F140O BB zie achter in dit boek)

Smeermiddel Mil.-L-2lO4BspecificatieMotor:

Oliebadluchtfilter:

Versnellingsbak:

Viscositeit

Olietype

Viscositeit

Differentieelhuis: OlietYPe

Viscositeit

Aandrijfassen: VettYPe

Stuurhuis (mechanisch): OlietYPeViscositeit

Hydr. bekrachtigd stuur: OlietYPe

Hydr. bediende koppeling:

Vorstbeveiliger (remsYsteem):

Benzine:

beneden 0 "Cvan 0" tot + 30 oC

boven 30 oC

zie Motor

Straight mineral (Regular) trans-missieolieboven 0 "C

SAE 20SAE 30SAE 40

SAE 90Indien de wagen veel start- enstopwerk verricht SAE 80 gebruiken.beneden 0 oC SAE B0

Mil.-L-2105 B specificatie (hypoidolie)boven O "C SAE 14OIndien de wagen wordt gestald in eenomgevingstemperatuur lager _da! q "Cmoét i.v.m. ,,channeling" met SAE 90worden gevuld. Dit geldt ook voorwagens, welke veel start- en stop-werk verrichten.beneden 0 oC

Multipurpose

SAE 90

Remsysteem:

Koelsysteem:

Regular, compound of MultiPurPoseSAE 90

Automatische transmissievloeistofAQ-ATF type A suffix A

Remvloeistof SAE J-1 703a

Brandspiritus

Remvloeistof SAE J-l 703a

Bij temperaturen onder O oC anti-vries op aethy-leenglycol basis gebruiken.Wanóéer geen anti-vries in het koelsystee.m aanwe-zig is, steèds 1% van een emulgeerbare olie aan hetkoelwater toévoegen.

Octaangetal 88 (min.)

Toevoegingen aan de brandstof en smeermiddelen - van welke soort dan ook -r!!Jn,-oe]1arué- in Oe gevallen door DAF voorgeschreven, niet worden toege-past.

51

SMEERSCHEMA F14OO DD

-----L\_.\-fr{ -\àJ\--r-:- Y.\

1. Portierscharnieren2. Oliebad luchtfilter3. Lagerbus torsiestaaf4. Schakelstang5. Scharnierpen kantelblokken6. Vloeistoftank koppeling

7. Rem- koppelingspedaalas8. Bladveerhand9. Kogel Pitmanarm

10. Tank stuurbekrachtiging11. Wiellagers12. Fuseepenlagers (2 stuks)

13. Kogel spoorstangarm14. Kogel stuurarm15. Scharnierpen remstangenme-

chanisme16. Remvloeistof tanks17 . Koppelingsdruklager

18. Koppelingshefboom19. Bladveerschommel20. Koppelingsbedieningsas21. Yersnellingsbak22. Motorcarter23. Kruis- en schuifkoppeling

2 500 KM

5 000 KM

10 000 KM

25 000 KM

50 000

100 000

KM

KM

24. Bladveerhand25. Differentieelhuis26. Wiellagers27. Evenaar parkeer-noodrem28. Bladveerschommel29. Trekhaak

15 16 17 18 19 20 21 22

E

13. Kogel spoorstangarm14. Kogel stuurarm15. Scharnierpen remstangenme-

chanisme16. Remvloeistof tanks17 . Koppelingsdruklager

oAVIoo

Multipurpose vet

Transmissie olie

Hypoid olie

Motorolie

Remvloeistof

Autom. transmissieolie

2 500 KM

? ooo KM

10 000 KM

25 000 KM

50 000

100 000

KM

KM

C : controleren

S : symmetrisch

V - verversen

25re 27 28

18. Koppelingshefboom19. Bladveerschommel20. Koppelingsbedieningsas21. Versnellingsbak22. Motorcarter23. Kruis- en schuifkoPPeling

oAVToo

Multipurpose vet

Transmissie olie

Hypoid olie

Motorolie

Remvloeistof

Autom. transmissieolie

=-\-

C - controleren

S - symmetrisch

V : VefVOfSen

f15 16 10 19 17

koppelingspedaal asrcrhandPitmanarmloftank hydraulisch stuurgerspenlagers (2 stuks)

Kogel spoorstangarmKogel stuurarmScharn ierpenremstangen me-chanismeRemvloeistoftanksKoppelingsdruklager

27 28

18. Koppelingshefboom19. Bladveerschommel2O. Koppelingsbedieningsas21. Yersnellingsbak22. Motorcarter23. Kruis- en schuifkoppeling

3 000 KM

6 000 KM

24 000 KM

4t^000 KM

24. Bladyeerhand25. Diffelentieelhuis26. Wiellbgers27. Evenaar parkeer-noodrem28. Bladveerschommel29. Trekhaak

%b24

-.:l

SMEERSCHEMA F14OO BB

CAvIcc

c

S

V

\P

I

$i-\-

13 14 15 16 10 19 17 182c^21 22 25 26

18. Koppelingshefboom19. Bladveerschommel20. Koppelingsbedieningsas21. Yersnellingsbak22. Motorcarter23. Kruis- en schuifkopPeling

3 000 KM

6 000 KM

24 000 KM

48000 KM

24. Bladveerhand25. Differentieelhuis26. Wiellagers27 . Evenaar Parkeer-noodrem28. Bladveerschommel29. Trekhaak

1. Portier scharnieren2. Oliebad luchtfilter3. Lagerbus, torsiestaaf4. Schakelstang5. ScharnierPen kantelblokken6. Vloeistoftank koPPeling

7. Rem- kopPelingsPedaal as8. Bladveerhand9. Kogel Pitmanarm

10. Vloeistoftank hydraulisch stuur1 1. Wiellagers12. Fuseepenlagers (2 stuks)

13. Kogel spoorstangarm14. Kogel stuurarm1 5. ScharnierPenremstangenme-

chanisme16. Remvloeistoftanks17 . Koppelingsdruklager

ít-éll/ ÉFtA rlE

., ),'-.jj, Ii'-.;tA

ELECTRISCH SCHEMA F14OO DD

1.2.3.4.5.6.7.8.9.

10.11.12.13.14.15.

16.

17.18.19.

',20.21.

, 22.23.24.25.

RichtinglamPContourlamPKoplampKlaxonRuitesproeierPomPRuitewissermotorVentilatorRichtingautomaatZoemerControlelamP handremContact / | ichtschakelaarAansteker/looPlamPControlelamP grootlichtControlelamP richtinglichtRegelaar instrumenten verlich-tingSchakelbediening hoofdschake-laarControlelamP richting AHWSchakelaar contourlamPenSchakelaar ventilatorSchakelaar ruitesProeierSchakelaar ruitewisserStartdrukknoPRichtingschakelaarCombi-instrumentControlelamPen:a. TemPeratuurb. Oliec. Hoofdschakelaard. Laden

26. Toerenteller27. Remdrukmeter28. Dimschakelaar29. Zekeringdoos30. Deurschakelaar31. Binnenlicht32. Stroom-spanningsregelaar33. Verdeeldoos voor34. Gever watertemPeratuur35. Schakelaar oliedruk36. Dynamo37. Startmotor38. Batterij39. Serie-parallelschakelaar40. Hoofdschakelaar41. Vlotter brandstofmeter42. Stoplichtschakelaar43. Verdeeldoos achter44. Stop-achter-richtinglamPen45. Schakelaar handrem

Alternatief:46. Controlelamp cabinevergrende-

ling47. Schakelaar controlelamp cabi-

nevergrendeling48. Schakelaar two-speed49. Reductiekast two-speed50. Motor two-speed51. Schakelaar derde rem52. Stekerdoos 7-Polig53. Waarschuwings knipperlichtin-

stallatie54. Breedte lamPen

o€r

H* -@lSRn el ,I #_ev É[p{ ,

I -,,

T{"t-ffi* i| @4,r"oltYl

L___ --l

ELECTRISCH SCHEilIA

1. RichtinglamP2. ContourlamP3. KoPlamP4. Klaxon5. RuitesproeierPomp6. Ruitewissermotor7. Ventilator8. Richtingautomaat9. Zoemer

10. ControlelamP handrem1 1. Contact/lichtschakelaar1 2. Aansteker /looPlamP13. ControlelamP grootlicht'l 4. ControlelamP richtinglicht15. Regelaar instrumenten verlic

ting16. Schakelbediening hoofdscf

laar17. ControlelamP richting AHW18. Schakelaar contourlamPen19. Schakelaar ventilator20. Schakelaar ruitesProeier21. Schakelaar ruitewisser22. Startdrukknop23. Richtingschakelaar24. Combi-instrument25. Controlelampen:

a. Temperatuurb. Oliec. Hoofdschakelaard. Laden

26. Toerenteller27. Remdrukmeter28. Dimschakelaar29. Zekeringdoos30. Deurschakelaar31. Binnenlicht32. Stroom-spanningsregelaar33. Verdeeldoos voor34. Gever watertemPeratuur35. Schakelaar oliedruk36. Dynamo37. Startmotor38. Batterij39. Serie-Parallelschakelaar40. Hoofdschakelaar41. Vlotter brandstofmeter42. Stoplichtschakelaar43. Verdeeldoos achter44. Stop-achter-richtinglamPer45. Schakelaar handrem

_t6-| -ror -

@È5:

@d- @

{-||2

@

-lt@.|t

;{@o5

2s1190 ls

#3tr-r3

r'

oEEb

@@?i1

@n|.}4__ou jn .*-oS e@

+ ?îîî$}uXELIG IllsTLTF€NEZEX.re SJGUfiO€-)||rcno€ n rN

/+@

E

AA}ISLUITI}€ ST EKERDoos

BIJ TREKS :VERDEELDOG ACHTER

BIJ TREKKERS :YERDEEU)OOS YOG

ELECTRISCH SCHEMA F14OO BB

1. Richtinglamp2. Contourlamp3. Koplamp4. Klaxon5. RuitesproeierpomP6. Ruitewissermotor7. Ventilator8. Richtingautomaat9. Zoemer

10. Controlelamp handrem1 1. Contact/lichtschakelaar12. Aansteker/looplamP13. Controlelamp grootlicht14. Controlelamp richtinglicht1 5. Regelschakelaarinstrumenten

verlichting16. Schakelbediening hoofdschake-

laar17. Controlelamp richting AHW18. Schakelaar contourlamPen19. Schakelaar ventilator20. Schakelaar ruitesProeier21. Schakelaar ruitewisser22. Startdrukknop23. Richtingschakelaar24. Combi-instrument25. Controlelampen

a. Temperatuurb. Oliec. Hoofdschakelaard. Laden

26. Toerenteller27. Remdrukmeter28. Dimschakelaar29. Zekeringdoos30. Deurschakelaar31. Binnenlicht32. Stroom-spanningsregelaar33. Verdeeldoos voor34. Gever watertemPeratuurSgi Scnakelaar oliedruk,36. .Dynamo'37., Startmotor38: Batterij40. Hoofdschakelaar41. Vlotter brandstofmeter42. Stoplichtschakelaar43. Verdeeldoos achter44. Stop-achter-richtinglamPen55. Bougies56. Bobine57. Stroomverdeler

Alternatief :

46. Controlelampcabinevergrende-ling

47. Schakelaar controlelamp cabi-nevergrendeling

48. Schakelaar two-speed49. Reductiekast two-speed50. Motor two-speed51 . Schakelaar derde rem52. Stekerdoos 7-polig53. Waarschuwingsknipperlichtin-

stallatie54. Breedtelampen

s|{fEt.r3lGucxOZE(G

'JCUIG€-r|latr oiArx

^oa +@<) ll ., t- so.-n L-íi-Ll-*-

F:.ffi

/Èo

5

o€r.ro

HFF

$ooEhF E a;:s

!-l-.t|./-l--l_L-MIISLUIÎI}G [email protected] TR,CK3 : YERDEELDOG ACHTER

BIJ TREKKERS :VERD€ELDOOS VOOR

o@*:,

td

;{@o5

ELECTRISCH SCHI

1. Richtinglamp2. Contourlamp3. Koplamp4. Klaxon5. Ruitesproeierpomp6. Ruitewissermotor7. Ventilator8. Richtingautomaat9. Zoemer

10. Controlelamp handrem1 1. Contact/lichtschakelaar12. Aansteker/looplamp13. Controlelamp grootlicht14. Controlelamp richtinglicl15. Regelschakelaarinstrun

verlichting16. Schakelbediening hoofr

laar17. Controlelamp richting Al18. Schakelaar contourlamf19. Schakelaar ventilator20. Schakelaar ruitesproeie21. Schakelaar ruitewisser22. Startdrukknop23. Richti ngschakelaar24. Combi-instrument25. Controlelampen

a. Temperatuurb. Oliec. Hoofdschakelaard. Laden

26. Toerenteller27. Remdrukmeter28. Dimschakelaar29. Zekeringdoos30. Deurschakelaar31. Binnenlicht32. Stroom-spanningsre$eli33. Verdeeldoos voor34. Gever watertemPeratuut35. Schakelaar oliedruk236.

.Dynamo' 37., Startmotor38: Batterij40. Hoofdschakelaar41. Vlotter brandstofmeter42. Stoplichtschakelaar43. Verdeeldoos achter44. Stop-achter-richtinglamt55. Bougies56. Bobine57. Stroomverdeler

r'-'-#L{-t_ ll-----."J IIJ ll'"'1-f |

-

r---l |

-:i

-l [Ho --rou-rt-J

$ilTELIGIGTttlfE}IOZE(re EJO€TJTG€-}tttff nAEt|

i

{flli

I

I

I

I

I

vl

II

II

I

tI

i

f''i

i^-I

I

Printed in the NetherlandsBestelnummer S 1161