Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor...

31
Quickscan natuur en techniek Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek Matching van bronnen/aanbevolen literatuur in het kader van de entreetoets met het werkdocument SLO ‘Specificatie leerdoelen instapniveau pabo’ april 2014 Instapniveau pabo

Transcript of Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor...

Page 1: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

Quickscan natuur en techniek

Voorbereiding op de bijzondere nadere

vooropleidingseisen voor aardrijkskunde,

geschiedenis en natuur en techniek

Matching van bronnen/aanbevolen literatuur in

het kader van de entreetoets met het

werkdocument SLO

‘Specificatie leerdoelen instapniveau pabo’

april 2014

Instapniveau pabo

Page 2: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

2

Titel : Instapniveau pabo – quickscan natuur en techniek

Project/Werkgroep : Instroom pabo

Auteur(s) : Jonne van Diggele

Illustraties :

MBO Diensten : Houttuinlaan 6 Postbus 2051

3440 DB Woerden T: 0348 - 75 35 00

E: [email protected] I: www.mbodiensten.nl

Woerden :

Versienummer : Versie 0.3, concept, 25 april 2014

Page 3: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

3

Inhoudsopgave

1 Inleiding 4

2 Onderzochte bronnen 5

3 Beknopte omschrijving onderzochte bronnen 6

3.1 Algemene typering 6

3.2 Typering naar inhoud 7

4 Conclusie over nog te ontwikkelen leermateriaal voor aansluiting op SLO-doelen 8

4.1 Algemeen 8

4.2 Aanvulling is gewenst 8

4.3 Internetbronnen voor aanvullende informatie/zelfstudie: 8

5 Bijlage 1 SLO-leerdoelen in relatie tot onderzochte boeken 9

Page 4: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

4

1 Inleiding

Per 1 augustus 2015 gaan bijzondere nadere vooropleidingseisen gelden voor de pabo’s (pedagogische academie basisonderwijs). Dit betekent dat havoleerlingen en mbo-studenten landelijke kennistoelatingstoetsen moeten doen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en

techniek. Voor leerlingen en studenten die zich niet goed op deze nieuwe eisen hebben kunnen voorbereiden, is vanaf september 2014 een tijdelijk ondersteuningsaanbod beschikbaar via het

project Instroom pabo.

Vanuit dit project is een matchingsonderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in hoeverre bestaande bronnen aansluiten op de bijzondere nadere vooropleidingseisen. In dit geval zijn de bronnen

bekeken die aangewezen zijn als relevante bronnen voor de bestaande entreetoets Mens en Wereld voor de pabo 1. SLO heeft leerdoelen geformuleerd 2 voor de bijzondere nadere vooropleidingseisen.

In het onderzoek zijn de bronnen gerelateerd aan deze SLO-leerdoelen.

Leeswijzer Na een inleiding over deze bronnen (algemene typering) volgt in dit rapport een samenvattend

overzicht van de kenmerken van deze bronnen (content, verwerkingsopdrachten, toetsing en didactiek). In de bijlage is een gedetailleerd overzicht opgenomen van de quickscan, waarin de bronnen en de SLO-leerdoelen aan elkaar worden gerelateerd. Op basis van deze analyse is

aangegeven welke onderwerpen de beschreven bronnen nog niet of onvoldoende afdekken.

Hiermee legt deze analyse een basis om, in samenspraak met uitgevers, te komen tot afspraken over de ontwikkeling van aangepast leermateriaal voor de landelijke kennistoelatingstoetsen voor de

pabo.

1 Uiteraard zijn er ook nog andere bronnen die aansluiten (zoals de bronnen voor de onderbouw havo en voor vmbo-t), maar we beperken ons hier tot de bronnen die zijn aanbevolen voor de entreetoets. 2 Specificatie leerdoelen instapniveau pabo; Specificering van de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur & techniek. Werkdocument 11 maart 2014. SLO, Enschede. Kenmerk: OB-VO/7155/E/14-077

Page 5: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

5

2 Onderzochte bronnen

(Aanbevolen in verband met entreetoets, zie http://www.entreetoets-menw.nl/Informatie.htm) 1. Oostendorp, C.L , Oostendorp , P. (2009). Natuur en didactiek. Natuurlijk beginnen.

Natuuronderwijs voor de Pabo; Bronnenboek. . Noordhoff Uitgevers, Groningen 2. Kersbergen, C., Haarhuis, A (2010, 3e druk), Natuuronderwijs inzichtelijk. Een basis voor de

vakinhoud van natuur, milieu en techniek. Coutinho, Bussum. 3. Thijssen, J (jaartal uitgave onbekend). Natuuronderwijs voor de basisschool. Cito, Arnhem.

Page 6: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

6

3 Beknopte omschrijving onderzochte bronnen

3.1 Algemene typering

De drie onderzochte boeken voor natuur en techniek verschillen onderling in hun perspectief op deze onderwerpen; van een ‘ontleedkundige’ benadering tot een meer overstijgende benadering

gericht op verschijnselen en processen. De SLO-leerdoelen bevatten beide benaderingen, maar zijn iets meer overstijgend van aard. De grenzen van het vak zijn niet strikt afgebakend, met name

rondom techniek verschillen de boeken qua onderwerpen. Naast algemene ‘natuurkundige verschijnselen’ en ‘technische’ principes speelt actualiteit een rol in de voorbeelden. Om tot de

verbeelding te spreken moeten deze voorbeelden aansluiten op de huidige situatie en dat is niet in alle boeken het geval.

1. Natuurlijk beginnen. Natuur en didactiek

Een boek voor biologie en natuurkunde, en met raakvlakken met scheikunde en fysische geografie. Het boek is speciaal samengesteld voor pabostudenten. Het is ontworpen voor zelfstudie (vanwege

zelfstandig leren op de pabo) of voor geïnteresseerden, zoals amateuronderzoekers. Deel 1 betreft ecologie, deel 2 planten, deel 3 dieren, deel 4 mensen en deel 5 verschijnselen uit de natuur.

Daarmee sluit deze indeling (naar soorten) niet aan op de indeling van de SLO-leerdoelen. Het boek is voorzien van een cd-rom met extra materiaal, foto’s en toetsopgaven (zowel in Word als html). Het betreft ruim vijfhonderd vragen, met antwoorden, geordend naar de hoofdstukindeling van het

boek. Nummers in de tekstblokken op de cd-rom verwijzen naar dezelfde nummering bij de paragrafen in het boek. Uitgebreid register. Met toegangscode tot de website Pabowijzer waar de

hoofdstukken als e-book, samenvattingen per hoofdstuk en toetsvragen met feedback te vinden zijn. Een kleine kanttekening is dat de aanbevolen literatuur (per hoofdstuk opgenomen) niet zeer recent

is. Bij ‘techniek’ zouden een aantal voorbeelden en afbeeldingen geactualiseerd kunnen worden (zoals zonnepanelen en digitale thermostaat).

2. Natuuronderwijs inzichtelijk. Een basis voor de vakinhoud van natuur, milieu en techniek

Het boek is erop gericht om (door zelfstudie) tot inzicht te komen over de samenhang tussen verschillende verschijnselen in de natuur, het milieu en de techniek. Elk hoofdstuk verwijst naar de

kerndoelen voor het basisonderwijs. Per paragraaf worden ‘inzichten’ uitgewerkt en voorzien van bijbehorende illustraties. Studieteksten worden afgewisseld met vragen en doe-opdrachten. De doe-

opdrachten dienen ter verhoging van het eigen inzicht, maar zijn meteen ook bedoeld als lessuggesties. Ook zijn er vele verwijzingen naar andere bronnen voor verdere verdieping. Opbouw in zeven hoofdstukken: planten, dieren, eigen lichaam en gezond gedrag, ecologie en milieu,

natuurkundige verschijnselen, technische inzichten, weersverschijnselen en hemellichamen.

3. Natuuronderwijs voor de basisschool In de beschrijving wordt de leerstof in ieder hoofdstuk geordend in terugkerende paragrafen:

basisinzichten, uitwerkingen, voorbeelden en achtergrondinformatie. Inhoudelijk gezien is gekozen

Page 7: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

7

voor een insteek vanuit het concreet waarneembare om zo te komen tot biologische inzichten. Dus niet een aan biotopen gerelateerde ordening, omdat er dan een overdaad ontstaat aan feiten en

herhaling van kenmerken zoals ademhaling, voeding, voortplanting en groei. De drie hoofdthema’s zijn ‘waarnemen en reageren’, ‘stofwisseling’ en ‘voortplanting en ontwikkeling’. Het boek bevat ook

een hoofdstuk over natuurkunde en techniek, met mooie foto’s.

3.2 Typering naar inhoud

Boek Content/vakinhoud Verwerkingsopdrachten Toetsopgaven Didactiek

Natuurlijk

beginnen. Natuur

en didactiek.

Veel informatie, geschikt

voor zelfstudie, in

combinatie met cd-rom

en website.

Actualisering op enkele

thema’s is nodig.

Dekking SLO-leerdoelen:

redelijk tot goed.

Verwerkingsopdrachten

staan op bijgeleverde cd-

rom

Toetsvragen

met feedback

op de website

Pabowijzer

(met

inlogcode

behorend bij

boek).

Voor didactiek

is een ander

boek

beschikbaar:

Natuurlijk

beginnen met

de klas;

didactiekboek

Natuuronderwijs

inzichtelijk

Veel informatie, geschikt

voor zelfstudie

(basisinzichten,

kernwoorden,

illustraties)

Dekking SLO-leerdoelen:

goed.

Doe-opdrachten. Door

experimenten meer

inzicht verkrijgen.

Doe-opdrachtenregister

geeft overzicht van de

opdrachten.

Per hoofdstuk meerdere

vragen. Dienen om kennis

te activeren, structureren,

theorie te verwerken.

Geen antwoorden op

opdrachten.

Vragen zijn

vooral

bedoeld om

kennis te

structureren,

theorie te

verwerken.

Ja. Diverse

lessuggesties in

de vorm van

doe-

opdrachten.

Ook teksten

over hoe

kinderen

denken,

klassensituaties,

etc.

Natuuronderwijs

voor de

basisschool

Vanwege vele

voorbeelden en

achtergrondinformatie

verrijkend en

verdiepend te

gebruiken.

Dekking SLO-leerdoelen:

redelijk tot goed

Nee Nee Nee

Page 8: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

8

4 Conclusie over nog te ontwikkelen leermateriaal voor aansluiting op SLO-doelen

4.1 Algemeen

Leermateriaal en opdrachten gerelateerd aan leerdoelen onder A (onderzoeken, ontwerpen, hanteren van instrumenten) ontbreken. Ter voorbereiding op het natuuronderwijs is kennis en

praktische ervaring hiermee wel gewenst. Een meer algemeen punt van aandacht zijn actuele voorbeelden rondom energie (duurzame

bronnen) en voorbeelden van (natuur)technische toepassingen.

4.2 Aanvulling is gewenst

Uit de quickscan naar de aansluiting van de onderzochte boeken op de SLO-leerdoelen komt naar voren dat de volgende doelen of (deel)onderwerpen of begrippen niet of nauwelijks aan de orde

komen in één of meer boeken: B1.1. Cellen als zelfstandige eenheid

B2.1 Assimilatie/dissimilatie

B2.2 Proces ademhaling, transport, stofwisseling, uitscheiding als geheel; van levensbelang

B2.5 Reactie op lichaamsvreemde stoffen

B3.1 Hormonen

B3.3 Mimicry

B4.2 Primaire en secundaire geslachtskenmerken

B4.3 Meiose, DNA, X- en Y-chromosoom

B5.1 Ontwikkeling na geboorte; puber, adolescent; één- twee-eiige tweeling

B5.5 Erfelijke aanleg en interactie omgeving; fonotype, genotype

B5.6 Kunstmatige selectie

B6.2 Materialen en relatie met vorm, functie ontwerp

B6.5 Scheidingstechnieken (filteren, centrifugeren, etc.)

B7.1 KwH, energieverbruik berekenen

B9.1 Krachten tekenen, druk berekenen

B9.2 Voorwerp in rust of constante snelheid: resulterende kracht is nul

B9.3 Versnellen, vertragen en/of van richting veranderen voorwerp; werkende (resulterende) kracht.

B10.2 Melkweg

Zie in de bijlage voor meer gedetailleerde informatie.

4.3 Internetbronnen voor aanvullende informatie/zelfstudie:

Studio VO – Stercollecties: http://www.vo-content.nl/stercollectie/biologie

Kennisnet - diverse links, onder andere: http://www.kennisnet.nl/sectoren/basisonderwijs/webtips/tessas-webtips-februari-2014-natuur-en-techniek/

NB: de hoeveelheid informatie op internet is enorm. We noemen hier dan ook alleen ‘algemene’

bronnen, niet aan een commerciële uitgever, onderwijsinstelling of particulier persoon verbonden.

Page 9: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

5 Bijlage 1 SLO-leerdoelen in relatie tot onderzochte boeken

In deze bijlage is het resultaat opgenomen van de quickscan matching SLO leerdoelen3 met de zeven bronnen die in hoofdstuk 2 beschreven zijn. In kernwoorden wordt aangegeven welke onderwerpen deze boeken behandelen, met een aanduiding van hoofdstuk, paragraaf of bladzijde. Als onderwerpen ontbreken, staat dit aangeven met ‘niet’.

• Onder A staan leerdoelen gericht op ‘vakgebonden vaardigheden natuur en techniek’

• Onder B staan vakinhoudelijke leerdoelen, geordend naar tien thema’s

• Onder C staan de kaarten genoemd die geselecteerd zijn in verband met de leerdoelen

• De kleuren in de balken geven een globale aanduiding aan van de ‘match’ tussen het boek en het leerdoel:

Geen of nauwelijks aansluiting Aansluiting redelijk Aansluiting goed Aansluiting uitstekend

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

A. Vakgebonden vaardigheden natuur & techniek

A1. Onderzoeken

A.1.1. De aspirant-student kan bij een vraag of probleem een onderzoeksmethode kiezen, zijn keuze toelichten en de fasen van de onderzoekscyclus benoemen.

• Vraag- of probleemstelling, (natuur-)wetenschappelijke methoden (experimenteren, literatuuronderzoek uitvoeren, interviewen, enquêteren), onderzoekscyclus (onderzoeksvraag formuleren, voorspelling formuleren, onderzoek opzetten, onderzoek uitvoeren, conclusie trekken, presenteren, reflecteren)

Dit staat voor een klein deel beschreven in het

andere deel ‘Natuurlijk beginnen met de klas.

Didactiekboek’.

A.1.2. De aspirant-student kan bij een onderzoeksobject (voorwerp, verschijnsel of organisme) in een bepaalde context uit gegeven onderzoeksvragen, voorspellingen en

onderzoeksopzetten de juiste selecteren, uit een onderzoek systematisch resultaten verzamelen, interpreteren en verwerken tot conclusies en deze conclusies relateren aan

voorspellingen.

• Onderzoekscyclus (onderzoeksvraag formuleren, voorspelling formuleren, onderzoek opzetten, onderzoek uitvoeren, conclusie trekken, presenteren, reflecteren) Zie hierboven.

A.2. Ontwerpen

3 De auteur van de quickscan heeft onderstreping en vetgedrukte markering toegevoegd om accenten te verduidelijken.

Page 10: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

10

A.2.1. De aspirant-student kan bij een ontwerpprobleem (wens, behoefte) de fasen van de ontwerpcyclus benoemen.

• Ontwerpcyclus (ontwerpprobleem formuleren, programma van eisen opstellen, deeluitwerkingen maken, ontwerpvoorstel maken, realiseren van het ontwerp [prototype of model], testen, evalueren, reflecteren).

Zie hierboven

A.2.2. De aspirant-student kan bij een gegeven ontwerpprobleem een verband leggen tussen het programma van eisen (de functie) en de technische aspecten van het ontwerp

(materiaal en vorm) en de werking van het prototype of model toelichten.

• Werking, materiaal-functie relatie, vorm-functie relatie, ontwerpcyclus (ontwerpprobleem formuleren, programma van eisen opstellen, deeluitwerkingen maken, ontwerpvoorstel maken, realiseren van het ontwerp [prototype of model], testen, evalueren, reflecteren).

Zie hierboven

A.3. Hanteren van onderzoeksobjecten, instrumenten, materiaal en reken- en wiskundige vaardigheden

A.3.1. De aspirant-student kan bij het uitvoeren van onderzoek criteria benoemen bij de wijze van omgaan met objecten en organismen en de keuze van

onderzoeksinstrumenten toelichten en bij het aflezen van meetinstrumenten de grootheid en de bijpassende eenheid gebruiken.

• Criteria: veiligheid, duurzaamheid en ethiek, nauwkeurigheid Meetinstrumenten: krachtmeter/veerunster, geluidssterktemeter, lichtmeter, thermometer, barometer, windsnelheidsmeter, windwijzer, kompas, zonnewijzer, regenmeter, meetlint, maatglas, stopwatch, weegschaal, stroommeter, spanningsmeter, kWh-meter.

• Onderzoeksinstrumenten: loep, microscoop Zie hierboven Doe-opdrachten stimuleren het experimenteren en leren

gebruiken van meetinstrumenten

A.3.2. De aspirant-student kan bij het maken van een prototype of model kiezen welk materiaal, gereedschap en apparatuur nodig zijn en criteria benoemen hoe deze worden

gekozen en gebruikt.

• Criteria: veiligheid, doelmatigheid, duurzaamheid • Materiaal (zoals hout, metaal, kunststof), apparatuur (zoals boormachine, soldeerbout), gereedschap (zoals hamer, nijptang, combinatietang, zaag)

Zie hierboven Doe-opdrachten stimuleren het experimenteren en leren

gebruiken van meetinstrumenten en het afleiden van conclusies

A.3.3. De aspirant-student kan gegevens selecteren, verwerken en interpreteren uit tabellen en grafieken en werken met eenvoudige formules, die de relaties tussen

grootheden weergeven.

• Tabel (determineertabel), grafiek, diagram, formule Zie hierboven Bij enkele vragen in de hoofdstukken wordt gevraagd om een

tabel in te vullen (zie bijvoorbeeld 2.3) of bij doe-opdrachten,

bijvoorbeeld 1.2

Page 11: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

11

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

B1. Biologische eenheid (kerndoel 39 / 40)

B.1.1. De aspirant-student kan een cel beschrijven als een zelfstandig functionerende eenheid, de onderdelen van cellen benoemen en enkele functies

daarvan toelichten. Cel, weefsel, orgaan, eencellige, plantencel (celwand, bladgroenkorrel), dierlijke cel, celkern (chromosoom), celplasma, celmembraan, vacuole, celwand

Deel 2: planten:

5: bouw van zaadplanten:

cellen van planten (5.1): celwand, vacuole, cytoplasma,

celmembraan, bladgroenkorrels; weefsels (5.2)

6: functies van zaadplanten:

Lengtegroei (6.1.2): kern, DNA

Deel 3: Dieren:

Eencelligen (7.2)

Deel 4: mensen:

10: bouw en functie: dierlijke cellen (10.1) celmembraan,

cytoplasma, celkern, kernmembraan, chromosomen,

weefsels (10.2)

Cellen als onderdeel van planten (1.1.1) en organen.

Niet als ‘zelfstandig functionerende eenheid’

4.1 Organismen zijn opgebouwd uit verschillende typen

cellen. Elk type heeft eigen functie.

Geen informatie over onderdelen van cellen.

B.1.2. De aspirant-student kan organen van planten, dieren en de mens noemen en de relatie tussen vorm en functie toelichten.

• Plant: blad (huidmondje), stengel, wortel, bloem (kelk- en kroonblad, meeldraad, stamper, stempel, vruchtbeginsel), transportweefsel (hout- en bastvaten) • Dieren en de mens: spijsverteringsstelsel (mond [gebit], slokdarm, maag, galblaas, alvleesklier, twaalfvingerige darm, dunne darm [darmvlokken], dikke darm,

endeldarm, blinde darm, anus), lever, uitscheidingsstelsel (nieren, blaas, huid), bloedvatenstelsel (slagader, ader, haarvat, hart, kleine en grote bloedsomloop), lymfevatenstelsel (milt, thymus/zwezerik), ademhalingsstelsel (mond en neus, longen [luchtpijp, trilharen, bronchiën, longblaasje], middenrif, kieuwen, huidademhaling, tracheeën), zenuwstelsel (grote en kleine hersenen, ruggenmerg, zenuwcellen, reflexen), zintuigen (oor [trommelvlies, buis van Eustachius, gehoorbeentjes, slakkenhuis met evenwichtsorgaan], oog [iris, pupil, lens, netvlies met staafjes, kegeltjes, blinde - en gele vlek], neus, tong, gevoel), hormoonstelsel (hypofyse, eilandjes van Langerhans, bijnieren, eierstokken en teelballen), skelet (gewrichten, beenmerg), spierstelsel (gladde en gestreepte spieren, antagonisten), voortplantingsstelsel (eierstokken, eileider, baarmoeder, vagina, grote en kleine schaamlippen en clitoris; teelballen, bijballen, zaadleider, prostaat, penis, zwellichaam, urinebuis, voorhuid, eikel)

Plant: Bouw van zaadplanten:

• 5.2 weefsels: transportweefsel (133) (houtvaten, bastvaten)

• 5.3 wortels • 5.4 stengels

2.2.2: aanpassingen om voedsel te verkrijgen.

2.2.3: aanpassingen om gevaar te vermijden

2.4: aanpassingen aan de omgeving

3.3.1: spijsverteringsstelsel

Geen indeling naar organen. Informatie staat verspreid

in de verschillende thema’s.

Page 12: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

12

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

• 5.5 bladeren: huidmondjes • 5.6 bloemen

Dieren en Mens:

• 10.3 huid • 10.5 spijsvertering: • 10.6 bloedsomloop • 10.7 lymfestelsel: • 10.8 ademhaling: • Kieuwen (248), huidademhaling (253), • 10.9 voortplanting: • 10.10 nieren, urineleider en blaas • 10.11 zenuwstelsel • 10.12 bewegen • 10.13 zintuigen:

3.4.1: ademhalingsstelsel

3.4.2: bloedvatenstelsel

3.2.1: draagbalken van je lichaam

3.5.1: afbeelding 3.5.1a en 3.5.1b

3.1.3: de belangrijkste zintuigen

B.1.3. De aspirant-student kan kenmerken van planten en dieren gebruiken om ze te classificeren en kan daarbij het begrip soort toepassen. • Soort, determineertabel; eencelligen, schimmels, planten (sporenplanten, mossen, korstmossen, vaatplanten [naaktzadigen, bedekt zadigen]), dier, warm- en

koudbloedig, gewervelde dieren (amfibie, vogel, reptiel, vis [kraakbeenvis], zoogdier [buideldier]), ongewervelde dieren (holtedieren [kwal, zeeanemoon], sponzen, wormen, weekdieren [schelpen, huisjes- en naaktslakken, koppotigen zoals inktvis, octopus], stekelhuidigen[zeester], geleedpotigen [duizendpoten, kreeftachtigen met krabben, kreeften en garnalen, spinachtigen, insecten])

Dieren: systematiek (7.1, tabel 7.1)

• eencelligen (7.2) • meercellig, ongewerveld (7.3 sponzen, 7.4

holtedieren 7.5 platwormen, 7.6 rondwormen, 7.7 ringwormen, 7.8 geleedpotigen, 7.9 weekdieren 7.10 stekelhuidigen)

• meercellig, gewerveld (7.11) (9.1 vissen, 9.2 amfibieën, 9.3 reptielen, 9.4 vogels, 9.5 zoogdieren)

• warmbloedig/koudbloedig (p. 186 en 314) Planten: systematiek (4.1 )

• soort, determineertabel • virussen (4.2) • bacteriën en blauwwieren (4.3) • algen (4.4) • schimmels en korstmossen (4.5)

1.1.1 Hoofdgroepen planten (wieren, mossen,

paardenstaarten, varen, zaadplanten)

2.1.1 Classificatie van het dierenrijk:

gewerveld (kraakbeen- beenvissen, amfibieën,

reptielen, vogels, zoogdieren), ongewerveld

(geleedpotigen, weekdieren, ringwormen,

stekelhuidigen, holtedieren)

2.1 Organismen: indeling, eigenschappen en

leefomgeving.

Basisinzicht 2: op basis van overeenkomsten en

verschillen in bouw zijn organismen in groepen

onderverdeeld.

Vier hoofdgroepen (dieren, planten, schimmels en

bacteriën). Verdere onderverdeling naar gewerveld

(vissen, vogels, zoogdieren, amfibieën en reptielen) en

ongewerveld. Voorbeelden ongewerveld (zonder

botten): insecten.

Achtergrondinformatie: levende en levenloze natuur.

- levende natuur onderscheidt zich door een aantal

levenskenmerken (zoals stoffen opnemen en

Page 13: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

13

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

• sporenplanten (4.6): mossen • planten (4.7): naaktzadigen, bedektzadigen

uitscheiden).

Kenmerken om dieren te classificeren (zoals geraamte,

voortbeweging, huid/haren/veren, temperatuur

vasthouden).

Niet: voorbeelden van eencelligen, schimmels, planten;

Beperkt aantal voorbeelden ongewervelde dieren.

B.1.4. De aspirant-student kan beschrijven dat een ecosysteem het geheel is van biotische factoren (organismen) en abiotische factoren (omgeving) die in

wisselwerking zijn. • Ecosysteem, wisselwerking, (dynamisch) evenwicht, biotoop (bijvoorbeeld bos, sloot, duin, weide, akker, woestijn, gebergte, rivier, zee, stad), klimaat, predator-prooi

relatie, carnivoren, herbivoren, omnivoren, voedselweb Ecosysteem: (p. 15) een samenhangend geheel tussen

levende en niet-levende organisme, voorwerp of

verschijnsel.

1: ecologische begrippen: ecosysteem, wisselwerking met

klimaat, predator, prooi, carnivoren, herbivoren,

omnivoren, voedselweb (1.2, 1.3, 1.4),

2: ecosystemen op wereldniveau: bos, woestijn

3: ecosystemen in Nederland: bos, sloot, duin, strand

4.1 samenhang in ecosystemen: Inzicht 1:

samenhangend geheel van abiotische en biotische

factoren in een bepaald gebied.

4.1.1 wat is een ecosysteem?

4.1.2 voedselrelaties in een ecosysteem (bijvoorbeeld

voedselweb)

2.2.2 carnivoren, herbivoren (gebit)

Organismen en evenwicht (3.4)

B.2 Instandhouding (kerndoel 34 / 39 / 41)

B.2.1. De aspirant-student kan toelichten dat stofwisselingsprocessen zich afspelen in cellen en kan uitleggen dat fotosynthese voorwaarde is voor het

voortbestaan van het leven op aarde. • Stofwisseling (assimilatie [aanmaak van bouw-, brand- en reservestoffen], dissimilatie [afbraak]), fotosynthese (bladgroen)

6.2: stofwisseling

voorwaarde voor voortbestaan op aarde

6.2.1 zuurstof en koolzuurgas (Fotosynthese en

ademhaling)

1.2.2 de bouw en functie van bladeren: het proces van

fotosynthese.

1.1.1 bladgroen en fotosynthese: eigen voedsel maken

= onmisbare schakel in bijna alle

voedselketen/ecosysteem.

Niet: dissimilatie en assimilatie;

3.2 stofwisseling bij mensen en dieren; bij planten , bij

schimmels en bacteriën.

Niet vanuit perspectief ‘voorwaarde voor voortbestaan

op aarde’.

Page 14: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

14

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

Niet: assimilatie, dissimilatie

(Is wel behandeld, alleen de termen zijn niet gebruikt)

B.2.2. De aspirant-student kan toelichten dat processen als ademhaling, transport, stofwisseling en uitscheiding met elkaar samenhangen en nodig zijn

voor het in leven blijven van planten, dieren en de mens. Ademhaling en bloedsomloop (functies van bloed [zuurstoftransport en uitwisseling zuurstof en koolzuurgas], rode bloedlichaampjes [hemoglobine], transport van voedings- en

afvalstoffen en regulerende stoffen [hormonen]), chemische, enzymatische, mechanische en bacteriële spijsvertering (speeksel, maagsappen, darmsappen, gal,

alvleeskliersappen, darmperistaltiek), uitscheiding (zweet, urine, koolzuurgas, water), opname, transport en uitscheiding van mineralen, suikers en gassen [koolzuurgas en

zuurstof] bij planten

Planten: 6.2 stofwisseling; opname voedingsstoffen

(6.2.3), transport voedingsstoffen (6.2.4)

Mensen: 10.5 spijsvertering, 10.6 bloedsomloop, 10.8

ademhaling, 10.10 uitscheiding.

Zie de inleiding van deze paragrafen voor info over het

proces als geheel in relatie tot in leven blijven

3.4: ademhaling en bloedsomloop: samenhang

Inzicht 2 en 3: bloedvatenstelsel als transportsysteem.

Samenwerking ademhaling en bloedvatenstelsel

1.2.1 / 1.2.2: planten

Niet: de processen als geheel in relatie tot in leven

blijven

3.2 Stofwisseling bij mensen en dieren; bij planten, bij

schimmels en bacteriën.

Niet: de processen als geheel in relatie tot in leven

blijven

B.2.3. De aspirant-student kan uitleggen welke functies voedselbestanddelen hebben bij de instandhouding van het organisme en kan de samenstelling

van een gezond voedingspakket toelichten. • Bouwstoffen, brandstoffen, beschermende stoffen en ballaststoffen (vezels), eiwitten, vetten, koolhydraten, mineralen, vitamines, water, gezondheid, voedsel, schijf

van vijf 11: Voeding: voedingsstoffen, koolhydraten vetten en

oliën, eiwitten vitaminen (beschermende stof), mineralen

(bouwstof) (11.1), voedingspatronen (11.2), bewerkingen

(11.3), gezonde voeding, maaltijdschijf (11.4)

Water (begin paragraaf 11.1)

3.3.2 voedingsstoffen (bouwstoffen en brandstoffen)

3.3.3 voeding en gezondheid

3.3.4 Schijf van Vijf

3.1 bouwstoffen, brandstoffen, vitamines en zuurstof.

3.5 invloed van mens op inwendig evenwicht: mens en

gezondheid.

B.2.4. De aspirant-student kan bij beweging betrokken organen benoemen en de functie en werking toelichten. • Spierweefsel, pees, skelet, gewrichten, antagonisme

10.12 bewegen: antagonisten, spierprikkeling 3.2 stevigheid en beweging 2.2 reageren (spieren, botten)

Page 15: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

15

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

10.2 weefsels: spierweefsel (p. 204, nr. 289); pees (p. 205)

10.4 skelet; gewricht (verbinding tussen beenderen, nr.

303 p. 210)

3.2.1 de draagbalken van je lichaam (wervelkolom,

schoudergordel, bekken, pijpbeenderen), afbeelding

3.2.1a skelet

3.2.3 beweging van armen en benen, afbeeldingen

3.2.3a en b: gewrichten.

Buig- en strekspieren: antagonisten (p151)

Niet: pees, gewrichten, antagonisme

B.2.5. De aspirant-student kan uitleggen hoe het menselijk lichaam reageert op lichaamsvreemde stoffen en welke organen daarbij een rol spelen. • Virus, bacterie, giftige stoffen (bijvoorbeeld alcohol), • geneesmiddelen (pijnstillers, antibiotica, koortswerende middelen) en bijwerkingen, • afweersysteem (mechanisch [huid, slijm], moleculair [antistoffen] en cellulair [witte bloedlichaampjes], vaccinatie, immuniteit), • lever, zwezerik, hygiëne, ontsteking, allergie, griep, koorts, ziek, gezond

Afweersysteem: witte bloedlichaampjes en lymfeklieren

als onderdeel van het afweersysteem (10.6/313 en met

name 10.7), mechanische bescherming (10.3), antistoffen

(10.6/314); afweer in luchtwegen tegen bacteriën en stof

(10.8/325); afweersysteem in keel en

spijsverteringskanaal (10.5; amandelen, maagzuur, in

darmwand), afweersysteem in bloedsomloop (10.6/313

witte bloedlichaampjes).

Giftige stoffen; lever (10.5; 311)

Niet: geneesmiddelen, zwezerik, koorts

3.4.2 bloedvatenstelsel: witte bloedcellen als

onderdeel van het afweersysteem

niet: virus, giftige stoffen, geneesmiddelen

Geen informatie

B.2.6. De aspirant-student kan uitleggen dat een ecosysteem in stand wordt gehouden door de interacties van planten, dieren en de mens met hun

omgeving en door hun onderlinge interactie met als gevolg een dynamisch evenwicht. • Onderlinge interactie (voedselkeuze, voedselketen, voedselpiramide [accumulatie van gifstoffen], plaag), omgeving (energiestroom, water, licht, temperatuur,

bodem, [kringlopen van]mineralen en gassen), verstoring, duurzaamheid Mens en ecosysteem (nr. 4)

1.1 biodiversiteit, successie, climax, invloed van

verstoring

1.2 energie en voedsel (voedselketen, voedsel kringloop,

4.1 samenhang in ecosystemen (energiestroom,

voedselkringloop)

4.2 ecosystemen in verandering

4.3 menselijke invloeden op ecosystemen

3.5 invloed van mens op inwendig evenwicht en op het

evenwicht in de natuur: dynamisch evenwicht,

voedselkeuze en voedingsgewoonte.

Page 16: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

16

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

voedselpiramide, accumulatie van gifstoffen)

1.3 aanpassingen aan de niet-levende natuur

(temperatuur, water, licht en bodem (verwijzing naar

14.5))

1.4 aanpassingen aan de levende natuur voedselrelaties,

relaties met soortgenoten en andere soorten

Diverse voorbeelden van interacties van planten en

dieren met hun omgeving en hun soortgenoten en andere

soorten.

Invloed van de mens wordt aan het eind van elk

ecosysteem behandeld.

Onderlinge relaties en voedselkeuze staat tevens in elk

ecosysteem behandeld.

Milieuproblemen: 12.2 (verontreiniging, vermesting,

broeikaseffect)

Evenwicht, verstoring evenwicht.

(wisselwerking, milieu, duurzame ontwikkeling) 3.3 organismen en kringloop: kringloop van gassen.

Voedselketen en kringloop van mineralen .

3.4 organismen en evenwicht; verstoring van evenwicht

in de natuur en van het inwendig evenwicht

B.3. Gedrag en interactie (kerndoel 40 / 41)

B.3.1. De aspirant-student kan de rol van zintuigen en hormonen bij dieren en de mens uitleggen in relatie tot hun gedrag. • Zien, horen, ruiken, proeven, voelen, hormonen (insuline, glucagon, adrenaline, geslachtshormonen [oestrogeen, progesteron, testosteron]), voeding, verdediging,

voortplanting 10.13 zintuigen: zien (p. 231, nr. 349), horen (oor en

onderdelen zijn uitgelegd. Functie van horen staat in 462,

pag. 306), reuk (10.13.3), smaak (10.13.4)

Rol van zintuigen bij voeding, verdediging en

3.1.1 zintuigen om te overleven

3.1.3 de belangrijkste zintuiten (oog, gehoor,

evenwichtsorgaan, smaakzintuigen, reuk, tast)

Niet: hormonen

2.2 waarnemen van omgeving, belang voor overleven.

Horen, zien, ruiken en proeven, voelen.

Niet: hormonen

Page 17: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

17

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

voortplanting komt regelmatig ter sprake maar niet als

een apart tekstblok.

Adrenaline (bijnier, p.226, nr. 337), insuline, glucagon

(10.5/310)

B.3.2. De aspirant-student kan een verband leggen tussen gedrag van organismen om zich te voeden, (voort) te bewegen, voort te planten, te verdedigen

en te beschermen enerzijds en de rol van hun omgeving daarin anderzijds. • Winterslaap, vogeltrek, territorium, nestbouw, balts, jacht, prooi, predator, herbivoor, carnivoor, omnivoor, competitie, symbiose, parasiet, saprofyt

9.4 vogels: vogeltrek (nr. 268); nestbouw (266)

1.3 dieren: winterslaap; territorium (1.4/15);

1.4 aanpassingen: voedselrelaties (nr. 14): herbivoren,

carnivoren, omnivoren.

4.5: symbiose (14); parasiet (6.2/171 en 6.4/187

2.2 aanpassingen aan de primaire levensbehoeften

(voedsel, gevaar, partner bemachtigen)

2.3 aanpassingen aan de winter (winterslaap, migratie,

vogeltrek, paddentrek)

2.4 aanpassingen aan de omgeving

3.4 handhaving in de omgeving.

4.2 dieren en bevruchting, territoriumgedrag

(afbakenen door geur, geluid), gedrag bij partnerkeuze,

baltsen, veren opzetten, nestmateriaal.

B.3.3. De aspirant-student kan uitleggen dat planten, dieren en de mens zich aanpassen aan (a-) biotische factoren. • Adaptatie (rui, onderhuidse vetlaag, vorm van lichaam, snavel, poten, kiezen, lengte van darmkanaal, vorm van blad [naaldvorming] en stengel, doorn, gif), mimicry,

schutkleur, snelheid 1.3 aanpassingen aan de niet-levende natuur

(temperatuur, water, licht, lucht)

1.4 aanpassingen aan de levende natuur: voedselrelaties,

relaties met soortgenoten, relaties met andere soorten.

6.4 Relaties tussen planten en hun biotische en a-

biotische omgeving

Bij elke bijschrijving van de ecosystemen staat vermeld

hoe planten en dieren zich hebben aangepast aan dat

specifieke ecosysteem in gedrag en uiterlijk en

lichaamsbouw.

Niet: schutkleur, Mimicry

2.2 aanpassingen aan de primaire levensbehoeften

(voedsel, gevaar, partner bemachtigen)

Waaronder lichaamskenmerken zoals camouflage,

schutkleur, mimicry (p. 97-99)

2.1 basisinzicht 3: organismen hebben eigenschappen

waardoor ze passen in een bepaalde omgeving:

voortbeweging, ademhaling, voedselvoorziening en

voortplanting (vinnen of vleugels, haren of schubben,

vorm van blad/naalden, wortelstelsel, grootte van blad)

3.4: basisinzicht: bouw organisme zodanig dat zuurstof

en voedsel ingenomen kunnen worden. Voorbeelden:

longen/kieuwen(3), poten/klauwen (5), bek- of

snavelvorm past bij soort voedsel (6), (hoek)tanden (8),

schutkleur(17). Achtergrondinformatie: buiklijn (b).

Niet: Mimicry

Page 18: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

18

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

B.4. Voortplanting (kerndoel 38 / 41)

B.4.1. De aspirant-student kan uitleggen hoe de voortplanting bij dieren, planten en de mens verloopt. • Planten: ongeslachtelijk voortplanting (bollen, knollen, stekken, uitlopers, klonen), geslachtelijke voortplanting, soort, zaadplanten, man, vrouw, eenslachtig,

tweeslachtig, (kruis-)bestuiving, bevruchting, voortplantingscellen (stuifmeel, eicel), zaadbeginsel, zaad, vrucht, zaad- en vruchtverspreiding (wind-, dier- en waterverspreiding) Schimmels: paddenstoel, vorming sporen, versmelting

• Dieren: spermacel, eicel, uitwendige bevruchting, inwendige bevruchting, eierleggend, levendbarend • Mens: menstruatiecyclus, eierstok, ovulatie, menstruatie, innesteling, baarmoederslijmvlies, vruchtvliezen, voorbehoedsmiddelen

6.3 planten voortplanting

6.3.1 ongeslachtelijke voortplanting

6.3.2 geslachtelijke voortplanting

6.3.3 stuifmeel en bestuiving

6.3.4 bevruchting, vorming en verspreiding van vruchten

en zaden

4.4 voortplanting van algen

4.5 voortplanting van schimmels incl. Paddenstoelen

4.6 voortplanting van sporenplanten

7, 8 en 9: voortplanting per diergroep (eierleggend,

levendbarend, in- en uitwendige bevruchting)

10.3 mens, dier voortplanting

10.9 voortplanting mens: menstruatiecyclus, eierstok,

ovulatie, innesteling, menstruatie, baarmoederslijmvlies

Planten

1.3 voortplanting van bloemplanten

1.3.1 geslachtelijke en ongeslachtelijke voorplanting

Dieren

2.5: voortplanting: 2.5.1 geslachtelijke en

ongeslachtelijke voorplanting; 2.5.2: eierleggend en

levendbarend

Mensen

3.5 voortplanting en seksualiteit

4.1 Voortplanting en ontwikkeling; organismen en

voortplanting; voorplantingscellen en bevruchting.

B.4.2. De aspirant-student kan kenmerken van planten, dieren en de mens (bouw, gedrag) in verband brengen met de wijze van bevruchting. • Wind-, en insectbestuiving, primaire en secundaire geslachtskenmerken, balts, nesteldrang, paringsdrang

Verspreiding zaden en vruchten (p. 126, nr. 183): vorm

kenmerken in relatie tot voortbestaan.

Zie B4.1 voortplanting en bevruchting (diersoorten en

Planten

1.3 voortplanting van bloemplanten; 1.3.4 bestuiving;

1.3.5 bevruchting.

4.2 organismen en bevruchting:

dieren en bevruchting;

mensen, seksualiteit en bevruchting;

planten en bevruchting

Page 19: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

19

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

mens)

Niet: kenmerken dieren, mens (bouw, gedrag) in relatie

tot wijze van bevruchting, balts

primaire en secundaire geslachtskenmerken

Dieren

2.5: voortplanting, baltsgedrag

Mensen

3.5 voortplanting en seksualiteit

Niet: primaire en secundaire geslachtskenmerken

Niet: primaire en secundaire geslachtskenmerken

B.4.3. De aspirant-student kan het ontstaan van geslachtscellen beschrijven aan de hand van het verschil tussen een dubbele set en een enkelvoudige set

chromosomen en de rol van chromosomen bij het overdragen van erfelijke eigenschappen op nakomelingen toelichten. • Meiose (vorming chromosoomparen), DNA, gen, erfelijke eigenschappen, erfelijkheid (dominant, recessief), X- en Y- chromosoom

10.1 cellen: chromosomen (nr. 285), x en y; genen, erfelijk

materiaal (celbouw, nr. 283)

Niet: meiose, DNA

Geen informatie 4.1 organismen en voortplanting.

p. 52: nakomelingen lijken op ouders. Via

voortplantingscellen aanleg doorgeven.

Niet: meiose, chromosomen, DNA, geslachtscellen, x,y

B.5. Groei en ontwikkeling (kerndoel 39 / 41)

B.5.1. De aspirant-student kan uitleggen hoe de ontwikkeling bij de mens en andere zoogdieren voor en na de geboorte verloopt. • Embryo, celdeling (mitose), foetus, placenta, navelstreng, draagtijd, eeneiige en twee-eiige tweeling, nageboorte, zuigeling, puberteit, adolescentie, zogen, broeden

Geen informatie 3.5 Embryo, foetus, placenta.

Niet: een-/twee-eiige tweeling, puberteit. adolescentie

4.3 organismen en ontwikkeling;

dieren en ontwikkeling

mensen en ontwikkeling

Niet: een-/twee-eiige tweeling, puberteit. adolescentie

B.5.2. De aspirant-student kan uitleggen hoe de ontwikkeling van planten verloopt. • Van vruchtbeginsel tot vrucht, van zaad tot plant, kiemingsfactoren (zoals licht, temperatuur, water), eenjarigen, tweejarigen, overblijvers, seizoensinvloed,

jaarringen, bladval, knopvorming, zaad (kiem, reservevoedsel), ontkiemen, wortel, kiemblad

5.4 stengels: knopvorming (138) 1.3.5 (p. 58) het embryonale plantje (wortel, bladeren, 4.3 organismen en ontwikkeling:

Page 20: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

20

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

5.5 bladeren: bladval (143)

5.7: zaad (kiem, reservevoedsel, ontkiemen

6.1 groei: kieming van zaden, kiemingsvoorwaarden, de

kieming;

bijzondere groeivormen; knoppen.

6.1.3: diktegroei, jaarringen

eenjarigen/tweejarige;

6.3.2 (p. 121, nr. 177), meerjarigen (overblijvers)

6.3 voortplanting bij planten:

6.3.4 bevruchting en vorming van vruchten en zaden

6.4.2 soorten bevruchting bij planten

6.4.4 aanpassingen aan seizoenen

zaadlobben), reservevoedsel, ontkieming, kiemplantje,

vrucht, schijnvrucht.

Niet: éénjarigen, tweejarigen, overblijvers

planten en ontwikkeling

B.5.3. De aspirant-student kan van verschillende organismen stadia van levenscycli beschrijven en de daarbij passende begrippen gebruiken. • Volledige metamorfose (ei, rups, larve, pop [vlinder, kever]), onvolledige metamorfose (sprinkhaan), levenscycli (kikker, paddenstoel), schimmels

(zwamvlok/mycelium, vorming paddenstoel). 7.8.4 insecten: metamorfose, gedaantewisseling

(onvolkomen of volkomen), larve, rups, pop.

9.2 amfibieën: levenscyclus salamanders (nr. 254),

levenscyclus kikkers (nr. 255)

4.5 levenscyclus schimmels, paddenstoel

Algemeen: 7, 8 en 9 per diergroep levenscyclus

1.5.3 de levenscyclus van een paddenstoel

2.5.3 gedaantewisseling bij insecten

2.5.4 gedaantewisseling bij amfibieën.

4.3 organismen en hun ontwikkeling

dieren en hun ontwikkeling: p60: gedaanteverwisseling

(voorbeeld 14), larven en poppen.

Niet: levenscyclus schimmels; vorming paddenstoel

B.5.4. De aspirant-student kan uitleggen hoe dieren hun eieren en/of jongen verzorgen. • Ouderzorg, broedzorg, nestvlieders en nestblijvers, bij (koningin, dar, werkster), mier (koningin, werkster)

9.4 vogels: jongen, aantal eieren, broeden.

8.8.9 mieren: in mierennest één koningin die eieren legt.

Onvruchtbare vrouwtjes: werksters. Voor het uitkomen

van de eieren en de ontwikkeling van larven is vocht en

hoge temperatuur nodig

2.5.2 eierleggen of levendbarend, nestvlieder,

nestblijver

2.2.6 mieren

(werksters en koningin)

4.3 organismen en hun ontwikkeling

Dieren en hun ontwikkeling/verzorging van jongen

(voorbeelden: eieren leggen, zogen, nestblijvers,

nestvlieders).

Page 21: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

21

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

8.8.11 bijen: koningin, werksters, darren, eieren in cellen

in raten, larven gevoed met nectar en stuifmeel, poppen.

Onderscheid nestvlieder/nestblijver beschreven in 9.5

(278) maar termen nestvlieder, nestblijver niet genoemd

B.5.5 De aspirant-student kan uitleggen dat de erfelijke aanleg en de interactie met de omgeving, de ontwikkeling van een organisme bepalen • Fenotype, genotype, erfelijke aanleg

Geen informatie Geen informatie Geen informatie

B.5.6. De aspirant-student kan beschrijven hoe soorten evolueren: genetische variatie in een veranderende omgeving leidt tot (natuurlijke) selectie,

waarbij beter aangepaste organismen meer kans hebben op overleving en voortplanting. • Darwin, evolutie, biodiversiteit, fossiel, natuurlijke selectie, isolatie, genetische variatie, mutatie, genetische modificatie, kunstmatige selectie

Aanpassingen in het kader van ecosysteem: 1.3 en 1.4

Niet: aanpassing in het kader van evolutie/Darwin

genetische variatie, modificatie, kunstmatige selectie

2.2.5 natuurlijke selectie, overlevingskans, evolutie.

4.3 menselijke invloeden op ecosystemen:

biodiversiteit

Niet: kunstmatige selectie, mutatie.

Aanpassingen in het kader van handhaven en

evenwicht.

Niet: Darwin, evolutie, genetische variatie, modificatie,

kunstmatige selectie

Page 22: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

22

Natuurlijk beginnen Natuuronderwijs inzichtelijk Natuuronderwijs voor de basisschool

Natuurkunde en Techniek

B.6. Materie en techniek (kerndoel 42 / 44 / 45)

B.6.1. De aspirant-student kan materialen ordenen aan de hand van een aantal gegeven fysische eigenschappen. • Kleur, geur, fases (vast, vloeibaar of gasvormig), magnetisch zijn, (on)oplosbaarheid (in water, of in andere vloeistoffen), dichtheid, massa, volume (dichtheid =

massa/volume), brandbaarheid, elektrische geleiding, warmtegeleiding, kookpunt, smeltpunt (in ieder geval voor water) 14.1 stoffen: vast, vloeibaar of gas (nr. 411) mengen (nr.

412), oplossen (nr. 413) in gas (adsorptie);

15.1 magnetisme

Warmtegeleiding (15.5, nr. 475).

Licht (15.4): kleur (467),

geur 14.4 (422, p.284),

doorschijnend (nr. 468),

5.1.1 verschijningsvormen (vaste stoffen, vloeistoffen

en gassen).

Geen ordening van materialen

B.6.2. De aspirant-student kan van een product benoemen uit welke materialen het is samengesteld en bij een ontwerpvoorstel een verband leggen

tussen de keuze van het materiaal en de vorm en functie van het ontwerp. • Materialen (metaal, kunststof, hout, glas, steen en textiel), eigenschappen (sterkte, hardheid, geleiding), materiaal-eigenschap relaties, vorm-functie relaties

Geen informatie in relatie tot materiaal

eigenschappen/ontwerp voorstellen

6.2.2 materialen; eigenschapen van materialen in

relatie tot hun functie

Geen materialenkennis in relatie tot ontwerpvoorstel.

B.6.3. De aspirant-student kan de fase en de faseverandering van stoffen herkennen en benoemen en uitleggen of daar energie voor nodig is of bij vrij

komt. • Vast, vloeibaar, gas, smelten, smeltpunt, koken, kookpunt, verdampen, stollen, condenseren, krimpen, uitzetten, sublimeren/vervluchtigen, rijpen

14.1 stoffen: vast, vloeibaar of gas (411); stollen,

bevriezen, smelten, condenseren; verdampen,

vervluchtigen.

Invloed van warmte op de verschijningsvorm.

Rijpen (als onderdeel van 13.2 weer: neerslag (405):

regen, hagel, sneeuw, dauw, condenseren, rijp, ijzel)

5.1.2 de invloed van warmte op de verschijningsvorm

van een stof: smeltpunt, verdamping, vervluchtigen,

kookpunt, sublimatie, condenseren, stollingspunt, rijp

Niet: verandering in relatie tot energie (nodig of

vrijkomen)

5 energie

basisinzicht (4): voor smelten en verdampen is warmte

nodig. Bij condenseren en stollen (bevriezen) komt

warmte vrij.

Achtergrondinformatie (k); overgangsfase van vast naar

gas (verluchtigen); van gas naar vast (sublimeren).

Voorbeelden (11, 12, 13)

Page 23: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

23

Niet: verandering in relatie tot energie (nodig of

vrijkomen)

Niet: verandering in relatie tot energie (nodig of

vrijkomen)

B.6.4. De aspirant-student kan het voorkomen van stoffen in een bepaalde fase beschrijven aan de hand van de beweging van moleculen. • Molecuul, fase (vast [moleculen bewegen op hun plaats], vloeibaar [moleculen bewegen vrij maar afhankelijk], gas [moleculen bewegen vrij en onafhankelijk])

14.2 bouwstenen van stoffen. Moleculen.

15.5 warmte (474): relatie warmte – bewegingen

moleculen - fase

Niet: in relatie tot fase (vast, vloeibaar of gas)

5.1.1 Verschijningsvorm wordt bepaald door gedrag

moleculen

5.1.2 van koud naar warm: door energietoevoer

verandert het gedrag van de moleculen van een

bepaalde stof en daarmee de verschijningsvorm.

Afbeelding 5.1.2a van vast, naar vloeibaar naar

gasvorming.

Afbeelding 5.1.2b overgangen tussen

verschijningsvormen (vast, vloeistof, gas).

Van warm naar koud, moleculen bewegen langzamer.

Geen informatie over moleculen

B.6.5. De aspirant-student kan zuivere stoffen en soorten mengsels beschrijven, en uitleggen hoe mengsels met scheidingstechnieken te scheiden zijn. • Zuivere stoffen, soorten mengsels (suspensie, oplossing, legering, gasmengsel), ingrediënt, scheidingstechnieken (bezinken en afschenken, filtreren [residu], indampen,

zeven, destilleren, centrifugeren) 14.1 stoffen: mengen (nr. 412): legering, emulsie;

oplossen (suspensie, verzadiging, kristalliseren,

adsorptie).

Niet de techniek van het scheiden (bezinken, filteren,

centrifugeren, etc.).

5.1.3 Water als oplosmiddel: oplossing, mengsels,

emulsie. Ontmengen, bezinken.

Niet de techniek van het scheiden (bezinken, filteren,

centrifugeren, etc.).

Geen informatie over mengsels en

scheidingstechnieken.

B.7. Energie en techniek (kerndoel 39 / 42 / 43 / 44 / 45)

B.7.1. De aspirant-student kan diverse vormen van (duurzame) energie en energiebronnen onderscheiden. • Energievorm (bewegingsenergie, potentiële energie, kernenergie, elektrische energie, chemische energie, geluid, licht, warmte, straling), energiebron (brandstoffen

[kolen, olie, gas, hout, biomassa], waterkracht, wind, zon), duurzame energie

Page 24: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

24

14.6 energie. vormen: stralingsenergie, chemische

energie, bewegingsenergie, elektrische energie, warmte,

licht

14.7 energiebronnen: zonne-energie (nr. 435), bio-

energie (nr. 436), fossiele energie: steenkool (nr. 437),

aardgas (nr. 438), aardolie (nr. 439); wind- en

waterenergie, kernenergie.

Niet: term ‘duurzame energie’

6.3.1 wat is energie; 6.3.2 energiebronnen; duurzame

energiebronnen (windmolens, zonnecollectoren)

Niet: kernenergie

5.1 energie. basisinzicht (1): energiebronnen

(brandstoffen, stromend water, wind en zon);

energievormen: beweging, licht, warmte en elektrische

energie.

voorbeelden van groene energie (6).

Niet: kernenergie

B.7.2. De aspirant-student kan uitleggen hoe verschillende vormen van energie in elkaar omgezet kunnen worden en toelichten dat daarbij nooit energie

verloren gaat. Energieomzetting (van bewegingsenergie naar elektrische energie [zoals dynamo], van elektrische energie naar bewegingsenergie [zoals elektromotor], van chemische

energie naar elektrische energie [zoals accu, batterij])

14.6 Energie: energie omzetten (432):

- bewegingsenergie in warmte (wrijving)

- chemische energie in bewegingsenergie

- bewegingsenergie in elektriciteit (waterkrachtcentrale)

- elektrische energie in licht (lamp), geluid (luidspreker),

warmte (kachel, beweging (klok)

- zonne-energie in elektriciteit (435)

15.2 opwekken van elektriciteit (nr. 451): in een batterij

zit chemische energie die omgezet kan worden naar

elektrische energie. Elektrische energie kan weer omgezet

worden naar chemische energie

6.3.3 energie omzettingen:

- van elektrische energie in warmte/licht/beweging

- van chemische energie in warmte/licht/beweging

- van bewegingsenergie in warmte/licht/beweging

(elektromotor, watermolen)

6.3.2. energiebronnen. Omzetting van elektrische

energie in lichtenergie (batterijen).

5.1 energie: basisinzicht (1) energievormen kunnen in

elkaar worden omgezet. Dynamo zet beweging om in

elektrische energie. Elektromotor omgekeerd.

Zonnepaneel zet licht om in elektrische energie. In een

lamp wordt elektrische energie omgezet in licht.

B.7.3. De aspirant-student kan beschrijven op welke manieren warmtetransport kan plaatsvinden of voorkomen kan worden. • Warmtegeleiding (goede geleiders [metalen]), warmtestroming [gassen, vloeistof], warmtestraling [warmteoverdracht zonder tussenstof]), warmte-isolatie

(tegengaan van warmtegeleiding, warmtestroming, warmtestraling) 15.5 Warmte: geleiding; isolator (nr. 475) metalen goede

geleiders, stroming en straling (nr. 476)

6.3.3. energieomzettingen:

warmte; warmtetransport via een warmtewisselaar

5.1 energie: basisinzicht (3): warmteverplaatsing,

warmtegeleiders, isolator.

Page 25: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

25

5.3.5 geleiding, isolatie en weerstand

B.7.4. De aspirant-student kan een elektrische huisinstallatie met een kWh-meter en aangesloten apparaten beschrijven, de veiligheidsvoorzieningen

toelichten, het energieverbruik berekenen op basis van vermogen van apparaten en een energierekening interpreteren. • kWh (kilowattuur) als eenheid voor elektrische energie, randaarde, zekeringen, aardlekschakelaar, elektriciteitstarief, energieverbruik = vermogen x tijd

15.2 elektriciteit: bedrading en meterkast (nr 453).

aardlekschakelaar, stoppen/zekeringen. vermogen, Watt,

energieverbruik (452):

Niet: energieverbruik berekenen, elektriciteitstarief,

energierekening.

Geen informatie 5.3 elektriciteit

zekering

Niet: elektrische huisinstallatie, energieverbruik

berekenen, elektriciteitstarief, energierekening.

B.7.5. De aspirant-student kan statische elektriciteit beschrijven. • Elektron, statische elektriciteit (ontstaan door wrijving, elektronoverdracht, positief/negatief geladen, aantrekking/afstoting, ontlading [bijv. bliksem, vonkende trui]),

voorwaarden (geen elektrische geleiding tussen geladen voorwerp en omgeving [droge lucht, rubber]) 15.2 elektriciteit: elektrische lading, positieve en

negatieve deeltjes, afstoting en aantrekking, wrijven

(499), statische elektriciteit (450)

ontstaan door wrijving elektronenoverdracht, , ontlading

(bliksem, knetterende trui, tv scherm), voorwaarden

(droog)

5.3.1 statische elektriciteit

positief, negatief geladen, elektronen, ontlading

Geen informatie

B.7.6. De aspirant-student herkent een spanningsbron als energiebron, kan een stroomkring beschrijven en kan stroomsterkte en spanning meten. • Spanningsbron, batterij, accu, stroomkring, schakelaar, schakeling, parallelschakeling, serieschakeling, spanning (Voltmeter), stroomsterkte (Ampèremeter),

weerstand 15.2 elektriciteit: opslag (accu, batterij), spanning, stroom

en vermogen (nr. 452): stroomkring, batterij,

transformator, wisselstroom, gelijkstroom.

serieschakeling en parallelschakeling (nr. 455)

5.3.2 elektrische stroom

5.3.3 stroomkringen

5.3.5 serie en parallelschakelingen

5.3 elektriciteit: basisinzicht (2). Elektrische stroom.

Spanningsbron, batterij.

Niet: serieschakeling en parallelschakeling, Volt,

Ampère

Page 26: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

26

B.7.7. De aspirant student kan magnetisme beschrijven en kan toepassingen beschrijven waarbij een elektrische stroom een magneetveld opwekt. • Magneet, (noordpool, zuidpool, magnetisch veld, aardmagnetisme)

15.1 magnetisme; magnetisch veld, magneten, polariteit

(noordpool, zuidpool), aardmagnetisme

5.2 magnetisme (noordpool, zuidpool); werking van

een magneet, magneetvelden, magnetisme en

elektriciteit, elektromagneet

5.7 magnetisme (aantrekking, polen). kompas.

B.7.8. De aspirant-student kan van geautomatiseerde stuursystemen en regelsystemen in eenvoudige termen beschrijven hoe invoer, verwerking en

uitvoer van informatie plaatsvindt. • Invoer, uitvoer, sensor, verwerking, feedback (thermostaat, alarmsysteem)

15.5 warmte. warmte meten (nr. 477). temperatuur,

kwik, thermometer, Celsius.

Niet: sensor, feedback alarm, thermostaat

Geen informatie 5.1 energie. (p 66). meten van temperatuur (voorbeeld

14, 15).

B.8. Licht, geluid en techniek (kerndoel 42 / 44 / 45)

B.8.1. De aspirant-student kan enkele lichtbronnen noemen, de voortplanting en eigenschappen van licht beschrijven en een schaduw construeren als licht

van een of twee puntbronnen op een niet-transparant voorwerp valt.

• Lichtbron (lamp, zon, kaars), lichtstralen (rechtlijnig), lichtbundels, lichtsnelheid (afhankelijk van medium), schaduwvorming, kernschaduw, halfschaduw 15.4 licht. lichtbronnen (nr. 465) (zon, lamp, kaars).

Lichtsnelheid, lichtvoortplanting (466)

Lichtopname, licht doorlaten, licht terugkaatsen (468)

schaduw en lichtbreking (nr. 469)

Niet: kernschaduw, halfschaduw, een schaduw

construeren;

5.5.1 lichtbronnen

5.1 wat is licht; schaduw, bijschaduw.

5.2 licht (en kleur). basisinzichten (1) en (3).

lichtbronnen in huis (gloeilamp, tl, kaarsen).

zon als lichtbron.

lichtstraling. weerkaatsing.

Schaduw ontstaat als een ondoorzichtig voorwerp licht

onderbreekt. Grootte is afhankelijk van afstand

voorwerp tot lichtbron.

Niet: kernschaduw, halfschaduw, lichtsnelheid

B.8.2. De aspirant-student kan van een voorwerp dat vóór een vlakke spiegel staat, met een constructietekening uitleggen waar zich het spiegelbeeld

bevindt.

Page 27: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

27

• Lichtstralen, spiegelbeeld, hoek van inval = hoek van terugkaatsing

15.4 licht. doorlaten, kaatsen en opnemen (nr. 468):

spiegeling, terugkaatsing.

5.5.3 weerkaatsing en absorptie van licht;

hoek van inval, hoek van terugkaatsing

Geen informatie

B.8.3. De aspirant-student kan uitleggen dat zichtbaar licht samengesteld is uit primaire licht kleuren (rood, groen en blauw) en kan beschrijven dat verschillende lichtkleuren zijn samengesteld uit combinaties van primaire lichtkleuren. En hij kan beschrijven dat voorwerpen bepaalde kleuren licht absorberen dan wel reflecteren en dat op basis daarvan de waargenomen kleuren van een voorwerp verklaard kunnen worden.

• Primaire lichtkleuren, absorptie en reflectie van licht 15.4 licht. kleur (nr. 467). Kleur in relatie tot golflengtes.

Primaire kleuren.

5.5.3 weerkaatsing en absorptie van licht ;

5.5.6 kleuren zien

5.2 licht en kleur. basisinzicht (2): licht opgebouwd uit

groot aantal kleuren. Kleurenfilter.

Niet: primaire kleuren, absorptie en reflectie

B.8.4. De aspirant-student kan uitleggen dat licht breekt bij de overgang van lucht naar glas/water en van glas/water naar lucht. • Breking, normaal (als hulplijn), medium, lichtsnelheid, prisma, regenboog, lichtbreking, lens (bol,hol)

15.4: lichtbreking (nr. 469). afbeelding 15.17 lichtbreking,

holle/bolle lenzen.

Regenboog: kleur (nr. 467, p 308).

Beeldvorming (470) bolle lens

Niet: prisma

5.5.4 breking van licht (brandpunt, lens)

5.5.5 de kleuren van de regenboog (prisma)

5.2 licht en kleur. Regenboog ontstaat als zonlicht door

regendruppels valt.

Niet: (licht)breking, lichtsnelheid, lens (bol, hol)

B.8.5. De aspirant-student kan van een voorwerp, dat voor een bolle lens staat, het beeld construeren en redeneren met brandpuntsafstand, beeldafstand

en vergrotingsfactor. • Brandpunt(afstand), voorwerp(afstand), beeld(afstand), vergroting(sfactor)

15.4 licht: beeldvorming (nr. 470). Vergrotende werking

bolle lens. Voorbeeld construeren/corrigeren beeld

(fototoestel, diaprojector).

Niet: brandpuntafstand, beeldafstand, vergrotingsfactor.

NB: Diaprojector is verouderd middel.

5.5.4 breking van licht (vergroten, brandpuntafstand,

beeldafstand)

Geen informatie

Page 28: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

28

B.8.6. De aspirant-student kan enkele geluidsbronnen noemen, eigenschappen van geluid en de manier van voortplanten van geluid beschrijven en een

aantal toepassingen noemen. En hij kan een grafische voorstelling van geluid interpreteren (met geluidstrilling, frequentie en

geluidssterkte, oscilloscoop). • Geluidsbron (trillende voorwerpen, luidspreker, stem, natuurgeluiden, muziekinstrumenten), geluidstrilling, tussenstof (medium), geluidssnelheid, geluidssterkte

(decibel), geluidshinder, geluidsisolatie, toonhoogte in relatie met frequentie, microfoon, werking van muziekinstrumenten (toonhoogte afhankelijk van lengte trilmedium [snaar, luchtkolom]), stembanden en gehoor, echo

15.3 geluid: toon, frequentie en klank (nr. 458): toon,

trillingen, frequentie, infrasoon, ultrasoon, klank.

sterkte (nr. 459); verplaatsen (nr. 460), trillingen;

versterken en verzwakken (nr. 461), stembanden,

klankkast, lucht, fluisteren, geluidschermen.

Muziekinstrumenten.

Echo vleermuis, dolfijn, olifanten (nr. 462). Techniek en

geluid (nr. 463). Echoloodpeilingen, echografiek.

Niet: oscilloscoop, microfoon

5.4 geluid

5.4.2 verplaatsing van geluid

5.4.3 geluiden verschillen (geluidssterkte, toonhoogte,

dopplereffect, klankkleur); geluidsterkte (oscilloscoop)

5.4.4 weerkaatsing van geluid (echo)

Muziekinstrumenten (snaarinstrumenten,

blaasinstrumenten, slaginstrumenten)

5.6 geluid basisinzichten:

(1) geluid/trilling en verplaatsing lucht

(2) verplaatsing in allerlei materialen, geluidssnelheid

in elk materiaal anders

(3) verschillen in toonhoogte, geluidssterkte en gehoor.

Stem, motorgeluid, geluidsinstallatie/luidspreker,

snelheid, frequentie, decibel.

Niet: oscilloscoop, microfoon

B.9. Kracht, beweging en techniek (kerndoel 42 / 44 / 45)

B.9.1. De aspirant-student kan soorten krachten herkennen in verschillende situaties, krachten tekenen die werken op een voorwerp, de resulterende

kracht herkennen en contactkrachten en krachten die op afstand werken onderscheiden. En hij kan de druk van een voorwerp berekenen als een kracht

per oppervlakte-eenheid. • Zwaartekracht, wrijvingskracht, veerkracht, magnetische kracht (aantrekken én afstoten), elektrische kracht, trekkracht, duwkracht, opwaartse kracht, grootte,

richting en aangrijpingspunt van een kracht, druk = kracht / oppervlakte 15.7 zwaartekracht; aantrekkingskracht. Krachtveld (nr.

483) magnetisme. Aantrekkingskrachten (nr. 484)

afhankelijk van afstand tussen voorwerpen en de massa

van de voorwerpen.

15.6 veerkracht.

Niet: krachten tekenen, resulterende kracht,

Zwaartekracht, opwaartse kracht (p250), trekkracht

(312)

Niet: krachten tekenen, resulterende kracht,

contactkracht, druk van een voorwerp berekenen

5.7 magnetisme (aantrekkingskracht, polen).

Begrippen opwaartse kracht, zwaartekracht bij 5.4

(zinken, zweven, drijven,).

Niet: krachten tekenen, resulterende kracht,

contactkracht, druk van een voorwerp berekenen.

druk=kracht/oppervlakte, duwkracht,

Page 29: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

29

contactkracht, druk van een voorwerp berekenen.

druk=kracht/oppervlakte, duwkracht, opwaartse kracht

B.9.2. De aspirant-student kan verklaren dat als een voorwerp in rust is of met een constante snelheid beweegt, de krachten op het voorwerp elkaar in

evenwicht houden (de resulterende kracht is gelijk aan nul). • Rust, beweging, constante snelheid/beweging, v-t-diagram, s-t-diagram

Geen informatie Geen informatie Geen informatie

B.9.3. De aspirant-student kan uitleggen dat het versnellen of vertragen en/of van richting veranderen van een voorwerp veroorzaakt wordt door een

werkende (resulterende) kracht. • Versnelling, vertraging, voortdurende snelheidstoename of –afname

Geen informatie Geen informatie Geen informatie

B.9.4. De aspirant-student kan zinken, zweven en drijven van voorwerpen in vloeistoffen met verschillende dichtheid verklaren als een resulterende kracht

van zwaartekracht en opwaartse kracht. • Zwaartekracht, opwaartse kracht (gewicht verplaatste vloeistof)

14.3 water: drijven, zweven, zinken (nr. 419).

Opwaartse kracht, soortelijk gewicht.

5.1.3 eigenschappen van water: opwaartse kracht

(zinken, drijven, dichtheid van een stof)

5.4 zinken, zweven en drijven.

Zwaartekracht en opwaartse kracht, waterverplaatsing.

Voorbeelden en achtergrondinformatie

B.9.5. De aspirant-student kan uitleggen dat bewegingen en krachten overgebracht kunnen worden door middel van (tand)wielen, hefbomen en katrollen

en dat daarbij krachten worden vergroot, verkleind of van richting worden veranderd en bewegingen worden versneld, vertraagd

of van richting worden veranderd. • Overbrenging, hefboom, 'wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand (zoals tang, hamer, breekijzer, steekwagen, steek/ringsleutel), katrol, takel, tandwielen,

versnelling, vertraging, wiel en as Geen informatie 6.4 bewegings- en overbrengingsprincipes

6.4.2 hefbomen, katrollen

6.4.3 tandwielen, draaisnelheid

6.4.4 van ronddraaiend naar rechtlijnige beweging

6.4.5 van rechtlijnige naar ronddraaiende beweging

5.8 constructies, overbrengingen en besturingen:

overbrengingen (p.77): tandwielen, hefbomen.

Kracht vergroten, verkleinen, van richting veranderen,

beweging versnellen, vertragen of van richting

veranderen.

Duidelijke voorbeelden en foto’s.

Page 30: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

30

Niet: katrollen

B.9.6. De aspirant-student kan bij het ontwerpen van een product uitleggen hoe hij stevigheid en stabiliteit kan realiseren door gebruik te maken van

profielen, driehoekconstructies, bogen, brede basis en/of in verband bouwen en zijn keuzen relateren aan de vorm en functie(s) van het product. • Profielen, driehoekconstructie, bogen, brede basis, in verband bouwen

Geen informatie 6.2 constructies

6.2.1 een stevig huis

6.2.4 vormen (driehoek, vierhoek, bogen, piramide)

5.8 constructies, overbrengingen en besturingen;

constructies (p75):

profielen, stevigheid, driehoeken, bogen, in verband te

plaatsen, basis, top, kabels.

B.9.7. De aspirant-student kan een keuze voor verbindingen uitleggen op basis van de functie van het geheel en/of de onderdelen van een (te ontwerpen)

product. • Permanente verbindingen (zoals lassen, lijmen, schroeven), beweeglijke verbindingen (zoals scharnier), los-vast-verbinding (zoals ritssluiting, klittenband)

Geen informatie 6.2.3 verbindingen

- materiaal (star, vast)

- vorm (demontabel)

- voorwerpverbindingen (vast, losneembaar,

beweegbaar)

5.8 constructies, overbrengingen en besturingen;

Constructies:

verbindingen: ontkoppelen (schroeven, bouten,

moeren, splitpennen; onderdelen passen in of op elkaar

(rits, veter); permanent (lijm, specie, soldeertin,

naaigaren, spijkers); beweeglijk (scharnieren)

B.10. Ruimte (kerndoel 43 / 46)

B.10.1. De aspirant-student kan weersverschijnselen beschrijven, kan meetinstrumenten en meetgegevens gebruiken en kan een verband leggen tussen de

weersverschijnselen en het seizoen. • Temperatuur, thermometer, luchtdruk, barometer, windsnelheid, windmeter, windrichting, windvaan, regen, regenmeter, wolken, mist, sneeuw, hagel, ijzel, bliksem

13.2 weer: luchtdruk (nr. 402); wind (nr. 403): windkracht

,Beaufort; wolken (nr. 404), mist; neerslag (nr. 405):

regen, sneeuw, rijp, ijzel, hagel; onweersbuien (nr. 406):

elektrische lading, bliksem.

7.1 weerverschijnselen

7.1.3 luchtdruk (barometer)

7.1.4 wind (windsnelheid, windkracht, beaufort)

windrichting

7.1.5 bewolking

Geen informatie

Page 31: Instapniveau pabo · 2017-04-06 · Voorbereiding op de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek . Matching van bronnen/aanbevolen

31

Seizoen: in relatie tot aarde en zon (aarde, nr. 397, p.

266); in relatie tot stand van de zon (tijd, nr. 398, p. 266,

267.

Weerbericht (407)

Warmte meten (477) ( thermometer)

Niet: meetinstrumenten en meetgegevens gebruiken

7.1.6 neerslag

7.1.7 weersvoorspelling

B.10.2. De aspirant-student kan het zonnestelsel beschrijven als een samenhangend systeem van de zon en zich daar omheen bewegende planeten en

manen.

• Ster, zon, aarde, maan, planeten, banen, sterrenstelsel, Melkweg 13.1 heelal: sterren en sterrenstelsels, sterrenbeelden

(399) , zonnestelsel (nr. 392): planeten en manen die om

de zon draaien en om hun eigen as.

De zon (nr. 393), kleine planeten (nr. 394), grote planeten

(nr. 395), de maan (nr. 396), aarde (397)

Melkweg stelsel 13.1 (391)

7.2 hemellichamen en natuurverschijnselen

7.2.4 de acht planeten, zonnestelsel (planeten, aarde,

Mars, etc.)

Niet: Melkweg.

Geen informatie

B.10.3. De aspirant-student kan uitleggen hoe de beweging van de aarde om de zon en van de maan om de aarde natuurverschijnselen kunnen

veroorzaken. • Schijngestalten van de maan, maans- en zonsverduistering, daglengte, dag- en nachtritme, seizoenen, eb en vloed, beweging, zwaartekracht, luchtledige, aardas

Maan (nr. 396): maansverduistering, volle maan, nieuwe

maan, eb en vloed.

Tijd (nr. 398): dag en nacht, jaar, schrikkeljaar, lente,

zomer, herfst, winter. Maand.

Aarde (nr. 397): draait om aardas, gekantelde aardas, dag

en nacht; seizoenen, winter/zomer, zonsverduistering.

Zwaartekracht 15.7

7.2.1 de basis voor onze tijdrekening en kalender

- dag en nacht; maanden en jaren;

7.2.2 seizoenen; afbeelding aarde draait gekanteld om

de zon; ashelling

7.2.3 zons- en maansverduistering

Geen informatie