HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza...

90
HIPPOCREEN

Transcript of HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza...

Page 1: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

HIPPOCREEN

Page 2: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.
Page 3: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.
Page 4: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.
Page 5: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

H PPOCREEN

BLOEMLEZING UIT DE

AMSTERDAMSCHE STUDENTEN-POEZIE

- SAMENGESTELD DOOR - P. JANUARIUS AXIOPOLIS

OVERGENOMEN UIT HET AMSTERDAMSCH STUDENTENWEEKBLAD „PROPR1A CURES"

J. CLAUSEN 1925

Page 6: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.
Page 7: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Opgedragen aan den

Illustrissimus Senatus Studiosorum Amstelodamensium

Page 8: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.
Page 9: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

EEN WOORD VOORAF.

Verzamelingen van studentenpoezij worden altijd van een

inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-

stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild

inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

HIPPOCREEN was de naam van een bron op de hellingen

van den berg HELICON in BOEOTIE. Zij was ontstaan door

een fikschen trap tegen den rotswand, afdruk van de

hoef van PEGASUS, het gevleugeld ros. Nadien hadden de

Muzen haar in protectie genomen en den gegadigden beschik-

baar gesteld tot het putten van dichterlijke bezieling. Zoo

voorzag zich een Amsterdamsch Student, nu twintig jaar ge-

leden, van een kannetje inspiratie, ter plaatse getapt. En ziet:

een wonder was gebeurd: de HIPPOCREEN bleek rijk aan

mineralia en het prikkelend vocht werkte na in zijn spotdichten,

gepubliceerd in het Amsterdamsch Studentenweekblad

PROPRIA CURES.

Sindsdien is de HIPPOCREEN voor den Amsterdamschen

Student een intermitteerende bron gebleven en wekelijks bood

zij stof voor daadwerkelijken cultus der Muzen: speciaal van

ERATO, de Muze der kleengedichten. En de rubriek, waar-

onder dezelve in P(ROPRIA) C(URES) werden geplaatst, kreeg

het etiquet, dragend het merk der onvervalschte herkomst:

zij heette voortaan HIPPOCREEN en omvatte al wat er zoo

rijmt, van epigram tot on met Iiefdesdicht.

Uit de twaalf Iaatste jaargangen van P. C . nu, is doze bloem-

lezing samengesteld. Steeds ward de strijd van den spot in

de rubriek HIPPOCREEN met gesloten vizier gevoerd; slechts

de schild-emblemen, de pseudonymen, werden bekend. Zelfs

5

Page 10: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

amazonen streden mee in deze tournooien. Steeds waren het

gemaskerde aanbidders, die in den dronk der HIPPOCREEN

vergetelheid zochten, doch hun eigen identiteit is veelal

mede in vergetelheid geraakt. Maar de HIPPOCREEN zelf

werd in den loop der jaren tot een vergaarbak van „humor"

in den waren zin des woords, waaruit dit boekske is gedis-

tilleerd. Moge zijn lezer behagen scheppen in de ietwat

intellectualistische grapjes en hautaine ironie, kenmerkend

voor een groot deel der Nederlandsche studenten.

6

Page 11: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

VERKLARINGEN. P. C. = „Pro p ri a Cu res" = Amsterdamsch Studenten-

Weekblad.

Foet = foetus = groen = novitius.

Knor = soms wel, soms niet deprecieerende naam voor niet-corpsleden. „C'est le ton qui fait la musique!"

Poort = Oudemanhuispoort = Universiteitsgebouw.

N. I. A. = „Nos lungit Amicitia" = Amsterdamsche Studenten-Societeit.

A. V. S. V. = Amsterdamsche Vrouwelijke Studenten-Ver-eeniging.

Omnium, Chez Gaston, Palace = Amsterdamsche „bars".

Plein = Rembrandtsplein. Volgens Pisuisse: „Unter den Linden", „Leicester Square" of „Boulevard Montmartre" van Amsterdam.

Trianon = Amsterdamsch Café.

Nereus = Amsterdamsche Studenten-Roeivereeniging, terwijl Njord de Leidsche en Laga (familiaar Lagaai) de Delftsche zijn.

Varsity = jaarlijksche Studenten-roeiwedstrijd.

Propjes = Propaedeutisch examen medicijnen.

7

Page 12: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.
Page 13: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

„BIJ MIJ GAAT-IE DADELIJK DE PRULLEMAND IN”.

't Is Zaterdag, namiddaguur, Daar snelt de lieve zus Op zoek naar broeders „vak-lectuur" Gezwind ter brieve-bus.

Dan wordt de Propria verlost Uit 't knellen van den kruisband, En voor het oopnen van de post Leest elk dees „school-en-huis-krant".

Het zusje zoekt het liefdesrijm Van eerstejaars-beminner; Pa leest de Cocktail in 't geheim, (Dat's genre: after dinner!)

Mama leest 't Hippocreen: een traan Langs hare wangen biggelt: Wat heeft de zoon-student gedaan Dat hij zoo wordt verniggeld?

De dienstmaagd leest (en voelt lets teers!) Van hem, die met haar danste En die op 't laatste „Jan van Beers" Zoo hevig bij haar sjans'te.

De abonne komt 't laatst aan bod, Zegt: „flauwe kul is dat!" En gooit zijn vakblad als een vod In haard of vullisvat.

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

9

Page 14: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

VOORJAARSOFFENSI EF.

Dezen winter heb 'k de liefde uitgeschakeld;

'k Heb de kolen voor m'n hartegloed gespaard;

'k Heb m'n heele ouwe ziel eens afgetakeld,

In het vet gezet en zuinigjes bewaard.

Tegen 't minnen in den winter heb 'k een grief:

lk wacht liever op het voorjaarsoffensief.

'k Heb geleefd als een verstokte hypochonder;

Al wat vrouwlijk was bleef uit m'n buurt vandaan.

'k Heb de vrouw en de liefde (is het wonder?)

Voor den kroeg en den genever laten staan.

En al was men ook bijwijlen agressief

lk bleef wachten op het voorjaarsoffensief.

Dikwijls dacht ik bij 't nauwkeurig inspecteeren

Van de onderdeelen van mijn hart-systeem:

Zoo iets m oet wel onsecuur gaan functionneeren;

Hier en daar hangt bijna alles uit het frame.

Maar ik heb m'n oud machien nog veel to lief:

'k Repareer het voor het voorjaarsoffensief.

10

Page 15: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Met vernieuwden moed moest ik de deelen lijmen,

Die een wispeltuur'ge vrouwenhand eons brak.

Met veel Hulstkamp en wat tweedehandsche rijmen

Kreeg ik rimpels van teleurstelling weer vlak.

En zoo werkt het naar ik hoop tot mijn gerief,

Aanstonds bij het groote voorjaarsoffensief.

Als dan weldra weer de nieuwe lente daar is

En 'k mijn binnenste weer heb gerestaureerd,

Als de eerste schok dan maar niet al to zwaar is,

Als 'k geen panne krijg, die alles ruIneert,

Ziet, dan wordt de oude mos me weer zoo lief,

En 'k neem vreugdig deel aan 't voorjaarsoffensief.

FUR.

1 1

Page 16: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

MINNEKLACHT VAN EEN SNIJZAALPRACTICANT.

Zeg, toen jij met je liefste lachje

Mijn hart mij teruggegeven had,

Dat jij mij eerst toch had ontstolen,

En daarna met je voetjes trad

Tot moes, waar ik m'n verder leven

Het voortaan maar mee stellen moest —

Toen zocht ik in m'n werk de vrede,

Die jij al spelend had verwoest.

De snijzaal met z'n koude muren

Moest mij vergoeden wat jij nam;

Maar steeds hervond ik er jouw beelt'nis,

Waar of ik keek, waar of ik kwam.

De eerstejaars, die bij mijn tafel

Een afgekloven hand bekeek,

Herinnerde mij hoe vaak jouw handje

Liefkozend door mijn haren streek.

12

Page 17: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

En dan het oog, dat de geleerde

Vlak naast mij knullig praepareert!

Het dwong mij naar de blauwe kijkers,

Zoo diep, zoo vurig eens vereerd.

De lippen, die het gindsche kerstkind,

Breed grijnzend, om m'n ooren smijt,

Ze spreken van het kersenmondje

Dat jij mij guiweg bood altijd.

En Iestmaal zag ik hoe een waaghals

Een hart wegkeilde door de zaal;

lk voelde toen weer pijnlijk snerpen

M'n eigen felle hartekwaal.

0, goede. hooggeleerde Bolk,

Vergeef mij als ik soms niet kom!

En geef mij geen slecht snijzaalcijfer:

Uw snijzaal roert mijn smart zoo om!

A. BAARDEMA.

13

Page 18: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

SNEEUWWITJE EN DE VEERTIG ROOVERS.

Haar vader, deftig in een pand,

deed met de tram een ritje

tot aan den Burgelijken Stand,

en noemde haar Sneeuwwitje.

Haar eerste vlam, met korte broek,

bracht al zijn tijd met sporten zoek,

verwaarloosde haar dra dus.

De tweede was een gym nasiast,

die leerde haar voor later vast:

amo, amas, amamus.

Zij vond tot heil van 't vaderland

een luid-schreeuwenden luitenant

('t epitheton is ornans).

De volgende studeerde wat,

hij zong alsmaar 't lo Vivat

en heette dan ook Knormans.

Het !even heeft zijn lust en last,

iets fijns maar ook veel grovers;

dus meisjes houdt elkander vast,

want mannen dat zijn roovers!

14

Page 19: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Zij is aan lager wal geraakt:

een kapper heeft haar mal gemaakt

met zwoele en zware odeuren.

Een schilder, flodderig gedast,

heeft haar eens klodderig gekwast

in koele en klare kleuren.

Toen stoof naar haar een motorschoft,

het oog bebrild, de broek gepoft.

De achtste was nog boozer.

Een boksprol en een krachtproleet,

een zanger, die Paljasso kreet,

een linke petten-gooser.

Bij dertien, 't ongeluks-getal,

zou 't ongeluk gebeuren,

dat is bij dertien steeds 't geval

en dertien doet meest treuren.

De dertiende .... ik zeg niet meer,

de dertiende.... ik leg het neer,

ik wil geen herrie krijgen!

De Propria blijv' thee-lectuur

en leve de P.C.-censuur,

ik zwijg, gij zwijgt — zij zwijgen!

BI FRONS.

15

Page 20: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

M EISJ ES-MORAAL.

Als bakvis die studeren gaat,

Leed ik aan zware mannenhaat,

Om wat mij leerden boze tongen;

Maar in dat daglicht koud en vaal

Stond altijd stevig als 'n paal

M'n stil-aanbeden ideaal

Van de „soliede jongen".

NO ben ik zoo geweldig wijs,

Dat ik geen deeg'ilkheid meer prijs,

Dat m'n moraal is stukgesprongen;

lk heb de meisjes in m'n zak:

— Of hypocriet, Of veel to mak —

Toch houd ik een verborgen zwak

Voor de soliede jongen.

NO gooi ik oude goden om,

En lach om het filisterdom:

De zelfontplooring luid gezongen!

Nu doe ik veel aan zwaar gepraat,

Zwam wit tot zwart en goed tot kwaad;

Toch is m'n beste kameraad

Een oer-soliede jongen.

1 6

Page 21: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

NO kwam ik tot de erkentenis

Dat zwakheid nog geen slechtheid is,

En meisjes-deugd vaak noodgedwongen —

Want sta je niet zoo bijster vast

Dan krijg je 't eenzaam op je kast;

Toch zeg 'k m'n broer, de gymnasiast:

Blijf een soliede jongen!

Nu vind ik mij niet meer to goed

Voor wie zich eens verliezen moet

In onbesuisde bokkesprongen;

Nu ben ik m'n principes kwijt —

Toch smeek ik 's werelds overheid:

Als 'k ooit m'n hart verlies, dan zij 't

Aan een soliede jongen!

KRIS-KRAS.

2 17

Page 22: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

IK ZOU NIET GRAAG 'N PROF ZIJN.

Wees nou 'ns eerliik ... .

Oreert ie luid, dan is 't niet goed, Praat ie te stil, is 't bbk niet goed,

Zijn stem moet niet zoo dof zijn! Lacht ie te veel, dan is 't niet goed, Steeds ernstig wezen, oak niet goed —

Ik zou niet graag 'n Prof zijn.

Is ie kieskeurig, is 't niet goed; Spreekt ie ronduit, is 't oak niet goed,

Dan moet ie niet zoo grof zijn! Lief voor een meisje is niet goed; Negeert ie ze, is 't oak niet goed —

Ik zou niet graag 'n Prof zijn.

Kleedt hij zich chic, dan is 't niet goed; „Un peu boheme" is ook niet goed,

Dan moet ie niet zoo slof zijn! Doorgaan na klokslag is niet goed; Te Iaat verschijnen, oak niet goed —

Ik zou niet graag 'n Prof zijn.

Dicteert ie snel, dan is 't niet goed; Is ie Iangdradig, oak niet goed,

Dan moet ie kort van stof zijn! Is ie opvliegend, is 't niet goed; Altijd de zelfde oak niet goed —

Ik zou niet graag 'n Prof zijn.

18

Page 23: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Koel bij examens, 't is niet goed; Te joviaal, soms oak niet goed,

('t Zou trouwens wel 'n bof zijn!) Prijst ie z'n hoorders, is 't niet goed; Afkeuring is vooral niet goed —

Ik zou niet graag 'n Prof zijn.

Zoo oer-neutraal, nee, dat 's niet goed; Partijdig wezen, oak niet goed,

Mocht stuitend voor den Mof zijn)! Steeds critiseeren, is niet goed; Nergens op ingaan, oak niet goed —

Ik zou niet graag 'n Prof zijn.

Is ie verstrooid, dan is 't niet goed; Merkt ie to veel, is 't oak niet goed,

Hij moet op tijd eens „tor zijn! Dus wit hij zegt en wit hij doet, Nooit is 't allright! . . . nou, kort en goed:

Ik zou niet graag 'n Prof zijn!

FUR.

19

Page 24: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

TYPISCHE STUDENTEN. Het psychointellect.

Dit zijn ook kinderen van God,

Hij heeft ze geboren; geloofd zij God.

Hij heeft ze vergeten, H ij is oud,

Hoe wilt ge, dat hij alles onthoudt?

't Is best, ze helpen zichzelve maar,

al is het spektakel een beetje naar:

Een kocht een stuk klei en ging philosopheeren,

wat je daar wel uit zou kunnen boetseeren.

Een dacht, dat hij ergens aanleg voor had,

maar tenslotte kon hij niet vinden wat.

Uri wijdde zich 's werelds kloosterling,

die, dat ieder 't zou zien, uit zijn celraam hing.

Een lijfde zich in bij de avant-garde

in het eerste gelid, met een burgerwachts kokarde.

Een was er, die alles aanvaarden wou,

maar alles ging langs en hij bleef in de kou.

EMI foet reisde over Samarkand naar Frisco

en vouwde bootjes van zijn ochtenblad aan de Hoang-Ho.

20

Page 25: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Uri werd een wandelend dictionnaar:

de a is verouderd en de z nog niet klaar.

Een bracht het zoover, dat het serieus ging lijken,

maar hij durfde toch nooit in den spiegel te kijken.

Een bundelde over het ik en het leven

en er was zelfs geen criticus, die er op of wou geven.

Een hingzich op aan een boom, uit protest:

dat was nog komiek en hij hing er best.

Een ventje deed den wijden hemel beklag

en een schreef over alles dem Sinne nach.

Een ging in de liefde, maar hij was te verlegen,

en eigenlijk kon hij er ook niet tegen.

Een zei, dat hij van de gemeenschap was:

de gemeenschap grinnikte en vond het kras.

Een zwierf stillelachend langs 's !evens kusten

en liep in de Leidschestraat te berusten.

Een wachtte den dood, onbemind, ongekend,

maar hij had nog den tijd en dus werd hij student.

Dat is zestien. En zeventien: een in droom verdwaasde;

en achttien zweeg en negentien daasde.

21

Page 26: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

En dan was er nog die van het medelijden

en den moest cocktails in bokalen bereiden,

die hij overigens zelf nooit had gedronken,

en den deed pervers en den bezonken.

En wat je niet hebt, dat kan je wenschen:

en vier-en-twintig was van de intenzen.

En een decadent en een fantast

en een cynicus, die zijn handen wascht,

en een danstheatrist en een negerplastast

en een psychoanametaphrast.

En een Indiosoof en een Chinaman

en drie-en-dertig ontdekte Japan.

En vier-en-dertig, een ijdel vat, dat zijn Vader leeggoot, voor Hij 't vergat.

En dit zijn ook kinderen van God,

Hij heeft ze geboren; geloofd zij God.

R. I. P.

22

Page 27: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

MODE-SHOW.

Veel dames, veel luidruchtigheid! We zitten hier benauwd. Een heer begluurt de kluchtigheid, Wordt geestlijk uitgejouwd.

De stoeltjes en serviesjes zijn Geleend van Trianon; De meiskes van der Pleinen Plein En van Parijs de „ton".

Een wuift reeds aan op 't jazz-gejank: Daar heft zich 't face a main En critisch glijdt elk oog tangs 't slank, Rank lijf der mannequin.

Ze draait en deint en dribbelt heen, De dames smoezlen saam, Een ander tript aan, rank ter been, Blikt schalksch in 't spiegelraam.

Na wandelpakken (thans: trois pieces) De velletjes voor 't diner; Ook nieuwste snufjes voor de jazz En 't luxe-neglige.

Elk critiseert, bespreekt, bespiedt, Maar ik geniet het meest: Is steeds die drukte eig'Iijk niet Voor ons bestemd geweest?

DOUBLACHE.

23

Page 28: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

BOUTADE TEGEN M.

„Odi profanum vulgus et arceo".

Horatlus, Lib. III, 1.

Weg, kritikaster, die mijn vers beduimelt

Zooals een boerevrek zijn fondsenboek!

Weg, weg, bekrompling, die mijn woord verkruimelt

Zooals een morsig steegjes-kind zijn koek!

lk weer u alien, schenners, wien het schuim welt

Van lust! gij lafjes, op getaptheids-zoek,

Gij die mijn trotschen tempo! binnentuimelt,

Om te beplundren, te bevuilen iedren hoek!

lk schrijf niet, om wat blaagjes te verblijden,

Noch voor 't publiekje zonder geest of bloed,

Dat laf genietend, of in laag benijden

Zijn nieuws- en kunst- en koersenblad bebroedt!

Slechts eedler geesten wil 'k mijn liedren wijden,

Aan elk groot-menschlijk, dichterlijk gemoed!

CANTABRIO.

24

Page 29: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

DE GROENTIJD.

De groentijd is een scharesliep!

lk trap het rusteloos pedaal;

Polijst en slijp, bij 't naar gepiep,

De botte foeten — voos en kaal.

lk zal de arme wichten grijpen!

Men roept mij toe: ontziet hun zielen!

lk zal ze dus voorzichtig slijpen,

En wat reeds scherp is niet vernielen.

lk schuur ze flink, polijst en poets graag

Tot alles glimt, met nauwgezetheid:

Bekrompenheid — een dikke roestlaag —;

De vlekken van een grauwe „netheid".

De schaarden van wat eigenwaan is

Zal 'k op den slijpsteen zoo verdrijven.

Maar als dat zwaar karwei gedaan is,

Wat zal van 't mes dan over blijven?

P. RIJMELMANS.

25

Page 30: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

DE BRIEFKAART.

Een briefkaart, vol gevoel gesteld, bezwoer de leden saam te schrapen het Nia-contributie-geld, want Nia ligt op apegapen.

Maar 't lijkt mij nimmer politiek, hoewel het geld soms grief op grief baart,. het blijft gevaarlijke taktiek, zoo schel te schett'ren op een briefkaart.

Al is de rampspoed ongehoord, die briefkaart kan altijd nog schaden. Je weet: „sale linge" enzoovoort: al te publiek wordt zoo'n boutade:

Mijn bovenbuur, die knullig knort, hoor ik reeds luider stemme krijten: „De Nia-kas heeft een tekort! Hoera! Ze bennen rut en pleite!"

Mijn broer, een brave Leienaar, wien Nia's trant en trap vertrouwd is, zegt: „'k vond het altijd heibel daar: 'k ben blij dat Nia blut en fout is".

Het ouderpaar, dat je verwent met zalm en oesters, kreeft of panvisch, vindt dat je thuis veel beter bent dan op een kroeg, die onder Jan is.

26

Page 31: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Mijn oom, anti-alcoholist, die voor een drop nog geen pardon Iaat, zegt dat men stellig en beslist steeds van de flesch op de flacon gaat.

Mijn trouwe vriend, de nachtkoetsier, rijdt straks alleen nog prol en poenen. Hij bromt: „'t was altijd goeie hier, nou wordt het heelegaar lauw-loenen".

Mijn nichtje van de A. V. S. V. komt malicieus eens informeeren! ze hoorde kwebb'len bij de thee, dat Nia weldra gaat failleeren.

't Nu ingewijde publicum doet ongevraagd een duit in 't zakje. ZOO vullen wij met graagte — hum! —straks des quitantie-loopers bakje.

Al geef ik toe: je schreeuwt niet zacht, waar tot de lippen stijgt het water, toch blijft ondanks de klem en kracht de briefkaart lichtelijk een flater:

In het publiek representeert 't bestuur van Nia formidabel; wat het ons en prive vereert, prest wel, maar is niet presentabel.

BIFRONS.

27

Page 32: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

IN B-MOLL.

'k Heb een fijnbesnaard kind als vriendin om me heen

Ze verschaft me een wondere lol.

Z' heeft een stem als kristal

Daarmee zingt ze meestal

in B-moll.

Toen 'k voor 't eerst naar haar kost'lijk gekweel had

Was m'n kop wanhopig op hol, [gehoord

Dat 'k slechts leefd' in verlang

Naar dat heerlijk gezang

in B-moll.

Voor geen andere toonaard heb ik nu nog oor

lk walg van do re mi fa sol,

En ik hunker naar haar

Want we vonden elkaar

in B-moll.

'k Heb muziekhandelaars tot m'n vijand gemaakt

En m'n komst maakt elk strijkje haast dol,

Door m'n eeuwig gezeur

Om muziek, liefst mineur

in B-moll.

28

Page 33: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Met m'n hospita lig ik finaal overhoop

Haar geklets maakt de maat bij me vol,

En 'k vaar vreeselijk uit:

„Transponeer je geluid

in B-moll!"

En ten slotte verloor ik m'n eenigste vrind

Want die teisterde altijd m'n bol,

Met z'n C-naturel —

Toen gaf ik hem een lel

in B-moll.

Vind al teen harmonie bij m'n zangerig lief

En gezamelijk houden we vol,

't Is of alles verzinkt

Als de nacht ons omringt,

En ons hooglied weerklinkt . .

in B-moll.

FUR.

29

Page 34: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

EPIGRAM.

Omnibus: de kraaie-knipjes,

Die je brengen in de Meer;

Omnium: de fraaie „kipjes",

Die je brengen in de beer.

Geen der casus brengt verlokking:

'k Vind ze beiden even „shocking".

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

HET LEIDSCHE ZWEETKAMERTJE.

(Lasciate ogni speranza, vol the entrate!)

Gij, die hier binnen-gaat, Iaat al le hope varen!

Zoo kan 'k niet zeggen, dat ik mij veel lichter voel

Dan zoo een ijle schim, die zonden fel bezwaren,

Zich aanstonds stellen zal voor Minos' richterstoel.

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

30

Page 35: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

CANCAN.

Aangaande de „jonge" Bataafsche poetaster-bende.

lk stapte laatst in schaars verlichte zalen

Naar binnen, om te schouwen naar het feest

Waar iedre nacht wat armen-naar-den-geest

Elkaar op „nieuwe podzie" onthalen:

Zoo wan en zij tenminste, maar zij pralen

In werkelijkheid al lean, en aldermeest

Met wat reeds eeuwen eerder is geweest,

Te weten: 't schor kabaal van k a n n i b a I e n!

lk voelde hart en haar te bergen rijzen

Bij heel dit mensch-verslindende gebral,

En wendde mij met gadeloos afgrijzen

Weg van dit satansch poetaster-bal, —

Ver weg van dit gecancaneer-in-letters,

Dit nOodloos martelen van Neerlands zetters!

CANTABRIO.

31

Page 36: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

FORENSENLEED.

0, trein, vaarwel! Je hebt me thans gereden

Voor d' allerlaatste, allerlaatste keer.

't Forensen-leed is lang genoeg geleden,

Bij 't drie jaar reizen, daag'lijks heen en weer.

lk heb je in die jaren leeren haten:

Als ik op tijd was, bleef jij uren staan,

Maar als ik mij een oogenblik verlaatte,

Was jij er juist op tijd van doorgegaan.

Met dreunen wist je me in slaap to sussen,

Als ik van 't werken (of van 't feesten) moe,

Naar huis reed .... en jij voerde me intusschen

Langs Haarlem naar den Haag of Velsen toe.

lk reisde bij voor Iucht bevreesde menschen,

(Zij zien door ieder open raam den dood),

En flauwe-moppen-tappende forensen,

En violisten, krassend voor hun brood.

32

Page 37: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

En als bij 't vieren van een groot festijn

De vrienden in de stad nog vroolijk lachten,

Ging 'k droevig weg, daar jij, vervloekte trein,

Mij puffend voor de thuisreis stond to wachten.

Maar soms ook als de Amsterdamsche straten

Des zomers brandden in de heete zon,

Dat ijs noch schaduw 't klamme lichaam baten,

Was 'k blij dat ik de stad verlaten kon.

Want thuis bij Haarlem wachtten mij de duinen,

De zefir zong een zachte melodij,

Bij 't ruischen door der boomen hooge kruinen

(lk word poetisch 't gaat wel weer voorbij).

En nu 'k voor 't laatst in een van jouw coupe's zit,

Natuurlijk derde, vies en vol en hard,

Zeg 'k zacht adieu, want heusch: vox faucibus haesit,

Maar dat is van plezier en niet van smart.

P. RIJMELMANS.

3 33

Page 38: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

VONDELPARK-DRAMA'S.

Twee kind'ren speelden met de zwaantjes En voerden hen met halve maantjes, Kadetjes en ook wittebrood; Uri viel in 't water en was dood.

Het fietsrecord moest eens verhoogd, Dat heeft een slagersknecht gepoogd; Daar lag een hoopje paardendrek; Hij is geslipt en brak zijn nek.

Er was een heeleboel publiek Des Zondags bij de blaasmuziek; Een meisje luisterd' erg verrukt Doch in 't gedrang is 't doodgedrukt.

Een baby lag er in zijn wagen En lurkte daar met welbehagen; Hij heeft de fopspeen ingeslikt En nimmer meer een woord gekikt.

Een prol, een pooier en een poen, Die dronken thee in 't paviljoen; Per motor zijn zij weggereden, Zij zijn gebotst — en overleden.

Een man, die stonk naar sterke-drank, Die ging er slapen op een bank, En bij het volgend ochtendgloren Toen was hij heelemaal bevroren.

Een paartje was er aan den kuier (De nacht bedekte 't met een sluier!) Hij heeft met haar dien nacht gevrijd En schoot haar dood uit minnenijd.

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

34

Page 39: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

DE MODIEUZE MAN.

't Belachelijkste wan product, maar als caricatuur gelukt tegen zijn wil en plan: door spot en schimp of smaad gebukt gaat de modieuze man.

Zijn soortgenooten grijnzen bot, al is hun kale jas kapot, hun schoeisel vaak geflikt, ze loopen liever sans culott' dan zoo mooi opgeprikt.

De vrouw, die ook de Mode aanbidt, wier haar a la Gargonne zit, (al volgt ze die niet na!) kleurt lippen rood en wangen wit, d'r nagels met Oja....

De vrouw, die de natuur berecht, haar taille naar den eisch verlegt, de wenkbrauw scherp omrandt, zij lacht (inconsequent en slecht) om dezen geestverwant.

Zij voelt: de mode is niets voor jou, je komt er steeds mee in de kou; zelfs met een bontjas an, blijven de kansen even „lauw" van jou, modieuzen man!

BIFRONS.

35

Page 40: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

DE CENTAUR EN DE SF1NX.

Een jeugdig Centaur ontmoette een Sfinx En daadlijk beminde hij haar smoorlijk.

Hij was wat verlegen; gedroeg zich dus links, Zoo vond hem de Sfinx niet bekoorlijk.

Hij heeft met glace's toen zijn hoeven omhuld En sierde zijn rug met een dekkleed. Toen heeft hij zijn staart met een ijzer gekruld, Waarna hij een boord om zijn nek deed.

En toen hij tevreden was met zijn postuur, Ging hij naar zijn Sfinx 't was nog morgen. Hij trof haar, toen zij door een knap manicure Haar klauwpooten juist liet verzorgen.

De Sfinx, die ontving den Centaur nogal koel, Toen hij daar naar binnen steigerde: Zij bood het rampzalige paardmensch een stoel, Maar hij had geen zitvlak — en weigerde!

Hij heeft toen veel woorden van liefde gelispeid En huilde daarbij menigvuldig; De Sfinx heeft haar leeuwenstaart enkel gekwispeld, Ze werd van 't gezeur ongeduldig.

De nagels der Sfinx waren eindlijk geknipt, En steeds was 't Centaurtje aan 't weenen, Toen heeft ze — hier eindigt het oud manuscript. De rest, die is spoorloos verdwenen.

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

36

Page 41: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

IN DE JACOBSKERK.

In de Jacobskerk ik meen in 't portaal — Ontmoette 'k voor 't eerst hare oogen,

En sedert bewonderde 'k vaker de praal Van des tempels Gotische bogen.

In de Jacobskerk ik meen op het plein Waarlangs men de hoorders ziet stijgen —

Zag ik haar na afloop met kant en satijn In 't gereedstaande rijtuigje stijgen.

In de Jacobskerk — ik meen in de straat Die 't schoonste gezicht op 't gebouw geeft —

Beyond ik dat wie uit „veroveren" gaat, Toch een allemachtig zwaar sjouw heeft!

In de Jacobskerk — ik meen in 't café Waar men van den toren de spits ziet —

Kwam 't eerste vertrouw'lijk gesprek van ons twee: „Zeg, noem me maar Lies; jij heet Frits, niet?"

In de Jacobskerk — ik meen in 't plantsoen Waar men juist de klokken nog slaan hoor —

Verdeelden we eerlijk 't verliefden-rantsoen, Zoo zoet als door 't loover de maan gloort.

In de Jacobskerk — ik meen voor 't altaar — (Elk roemde 't japonnetje van d'r),

Daar is ze getrouwd; 't was beslist een lief paar Dat blondje en, nou ja, die ander.

FUR.

37

Page 42: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

'T PENSION OP NUMMER 5.

'k Weet in een der nieuwe wijken

Een gemeubeld prachtverblijf;

Lui, daar mot je 's komen kijken

In 't pension op nummer vijf.

Kom je Iangs de trap naar boven

Hoor je schelden en gekijf,

En gezegend zijn de dooven

In 't pension op nummer vijf.

In de tafel, in de stoelen,

Waar ik eet of waar ik schrijf,

Kun je spijkerpunten voelen

In 't pension op nummer vijf.

't Beddelaken zit vol gaten

Een is er slechts in 't bedrijf,

En het hondje wascht de vaten . .

In 't pension op nummer vijf.

Schoonmaak zal er nooit gebeuren:

Geen gepoets en geen gewrijf,

Dus 'k beschrijf maar niet de geuren

In 't pension op nummer vijf.

38

Page 43: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

In de soep zijn zooveel haren

Dat je na een week verblijf

Wel een ring ervan kunt sparen

In 't pension op nummer vijf.

't Was er wel heel rustig wonen,

Maar men speelt voor tijdverdrijf

Bas, piano en trombone

In 't pension op nummer vijf.

Broederlijk bij staan en vallen

Zijn de huurders buiten kijf,

Want den haarkam dient voor alien

In 't pension op nummer vijf.

Maar als 't tijd wordt van betalen

En de beurs is ver van stijf,

Ziet men geen der commensalen

In 't pension op nummer vijf!

FUR.

39

Page 44: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

VERLIEFD!

Gerrit is verliefd — en zwaar! —Op een aardig kind;

En de vraag, die is nu maar, Of zij hem bemint.

0, die wonderlijke macht Van haar lach, haar stem !

Maar hij weet niet, of ze Iacht Om, of tegen hem.

Is naar d' inhoud dood-gewoon, Wat ze tot hem zegt, —

Meent hij, dat ze in haar toon lets bijzonders legt.

En wanneer hij eens niets hoort In dien toon, heel vlak, —

Is 't hem, of in elk woord Een „indice" stak.

Laatst, het snoerde hem de keel — Meent ze 't, meent ze 't niet!

Zei ze dood-kalm lets, dat veel Had van een „invite".

Hij verschoot van kleur maar koel Was haar donker oog;

En hij had het vreemd gevoel, Dat hij zich bedroog.

40

Page 45: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Dagen daast hij, in gepeins En verstrooidheid, rond;

Wist hij maar, dan — zonder grijns! Was de zaak gezond.

Ach, dit eene weet hij wel, Spiedend aan de Poort, —

Zij het dan voor haar ook spel —Dat hij haar behoort.

Uren loopt hij, of zijn vlam Hij misschien ontmoet,

En als hij haar tegenkwam Is zijn dag weer goed.

Dat hij op college gaapt, 't Is alleen haar schuld,

Daar hij 's nachts geen oogwenk slaapt Gansch van haar vervuld.

Hij vermagert en wordt bleek En zijn oog staat hol;

lk moet vreezen: nog een week En de vent is dol.

And'ren zien: hij wordt verlakt Door zijn schattig kind,

Maar ze heeft hem ingepakt, — Maakt niet Iiefde blind?

Zie ik Gerrit, aan mijn spot Komt niet gauw een end —

Ach, wat is verliefd-zijn zot, Als je 't zelf niet bent!

LARIFARIUS

41

Page 46: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

SCH ELDSON N ETTEN.

1.

0 mateloos-soliede meisje,

Dat met je brallend-brave leusjes

Een poeteloerig paradijsje

Dacht saam to knuts'len, als de neusjes

Van alleman maar zoo serieusjes

Als 't jouwe wichtigden — mak sijsje,

Dat kweelt in 't kooitje, religieusjes

Verguld, een serafijnen wijsje. —

Leer maar en lees in 's !evens doolhof

Als in 't geparagraaft dictaatje

Van een versikkeneurden schoolprof!

'k Heb schik in jou, devoot vriendinneke,

lk pest je niet, ik hoon noch haat je;

'k Moet enkel even om je grinniken.

42

Page 47: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

O schaapjes, die in dapper taaltje

Van kasten, beeren, ploerterijen,

Zoo glim-verlekkerd op kunt snijen,

Soms (blozend!) waagt een schuin verhaaltje. —

Mekander roemt conventie-vrijen

Om zelf, tuk op een tam kabaaltje,

't Senielst-beschimmeld ideaaltje:

't Studentikoos-zijn, na te rijen

Och kinders-lief, geloof me, 'k gun je

't Genot, je hartjes te verrukken

Met deez' onschuldige vermaken;

Maar 't zal, godlof! je nooit gelukken

Je d' afgedragen jongensplunje

Voor 't meisjeslijf pasklaar te maken.

43

Page 48: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Zeg, als jij met je kleine stapjes

N uffigl i j k-tri ppen d binnenpauwt,

En, neergevleid, 't zoet koekje kauwt

Met witte tandjes, preutsche hapjes —

Wie denkt dan, blondje! dat zoo knapjes

Jij heel de zooi voor 't lapje houdt,

Dat wie j' in 't vies gemoedje schouwt,

Versteld staat van je !ooze grapjes?

'n Drank-pudding ben je, heilig boontje,

liumboontje, goud likeurbonbonnetje!

Ai, zOO komt boontje om d'r loontje:

lk zet je vierkant in het zonnetje,

Dat je blanketsel, huichel-nonnetje!

Smeltend, in 't eigen huidje toont je....

SYLVIA.

44

Page 49: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

AMSTERDAM.

Waar bruggen bogen over water welven

en droomend turen in de gracht benee,

verliefd op 't spiegelbeeld vol zoete vree,

zooals Narcissus smachtend naar zich zelven;

Waar oude huizen somber en gebogen

den roem der gouden eeuw met moeite dragen

en waar de blanke meeuw in lentedagen

langs zwarte gevels henen komt gevlogen;

Waar iepen kruin en takken wonderfijn

weerspieg'len in die roerelooze gracht,

mysterievol als Venetiaansche nacht;

Daar staat met bruut geschreeuw van felle kleuren

met witte tegels en met glimmend glazen deuren

een heel modern confectie-magazijn.

B.

45

Page 50: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

ZUSTERLIK.

Toen 'k na m'n avondwandeling

Een hartig broodje eten ging

En in de winkel nog wat plakte,

Kwam even na, mij door de deur,

Verspreidend delikate geur,

Een blonde dame van de vlakte.

'k Zag hoe ze naar de toonbank kwam

En óók een klein soupeetje nam,

Ze at het op met elegantie;

'k Had nog geen zin om op to staan,

lk was een beetje aangedaan:

Het was de dag vOcir de vakantie.

Dat is vanavond laat bezoek,

Zoo kwam de juffrouw uit de hoek;

lk zei met zekere distantie

Waarom 'k vooreerst niet gauw weer kwam,

Toen zei de kleurige madam:

Ook zij ging morgen met vakantie.

46

Page 51: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

We aten zwijgend een banaan

En keken soms mekaar eens aan:

We dachten aan mekaars vakantie.

Tot zij een sigaret me bood;

We rookten, wijI de juffrouw sloot,

Zij met, ik zonder elegantie.

We stapten op: de klok sloeg twee;

Ze liep een eindje met me mee,

We hadden morgen toch vakantie.

Betalen deden we maar niet,

We hadden allebei krediet,

De juffrouw vroeg naar geen garantie.

De straat was stil, de lucht was klaar,

We praatten van het krijgsgevaar,

De dure tijd en de finansie:

We dachten elk: alweer een jaar —

Toen was ik tuis; ik groette haar,

We wensten zusterlik elkaar:

Plezierige vakantie.

KRIS-KRAS.

47

Page 52: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

BLOKSTUDENTEN.

lk zing van de bleeke blokstudenten

die 's morgens, van hun boekenkast,

in kudde's naar college slent'ren, —

wat in de sleur van 't rooster past.

Want „vrije studie" is verboden:

zoo, onder hooggeleerde's plak,

zwoegen zich alle schier ten doode

en durven niets meer naast hun vak.

Geen meisje droomt met hen tezamen,

geen lieflijk strijkje streelt hun oor:

zij Brazen, keurvee voor 't examen

als dorre bokken hun leven door.

Maar ach! profanen, kondt gij raden

met wat voor kostlijk intellekt

hun holle hoofden zijn geladen, —

ik wed, gij zweegt uit puur respekt.

Ja, 't is een voorrecht te studeeren

aan d' Amsterdamsche hoogeschool:

men hoeft geen ambacht dan te leeren,

als reiniger van 't stadsriool.

48

Page 53: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Men hoeft niet achter de machienen

in „het" fabriek, of in de zaak

des vaders klanten te bedienen

in gestyleerde winkel-spraak.

Men hoeft geen Betuwer meer te wezen,

geen eerzaam veenboer van de Peel,

men is een stap in stand gerezen,

en dat.... scheelt tegenwoordig veel (???).

Daarom, gij boeren en burgerlieden,

komt hier! wordt allemaal student,

geen sterv'ling kan het U verbieden,

maar zorg, dat ge al uw lesjes kent:

Blijft goeie maatjes met uw proffen,

loopt braaf college en practicum,

dan haalt ge uw graden op uw sloffen,

ja, mooglijk slapend, „summa cum"! —

lk zing van de bleeke blokstudenten,

die 's morgens, van hun boekenkast,

in kudde's naar college slent'ren; —

en ik zie, hoe hun aantal jaarlijks wast.

CA NTA BR 10.

4 49

Page 54: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

VOOR JOU.

Je hebt om me geweend — hoe dom!

Doet beter me te haten!

Je tranen zijn te rein, mijn kind,

Om ze voor mij te laten.

lk ben een slechte, booze man,

In denke' en doen bedorven,

Al wat ik reins en goeds bezat

Is in mijn hart gestorven.

Wanneer ik bidden kon, ik had

Voor jou en mij gebeden,

Voor mij: een vrouw met geld, voor jou:

Een man van goede zeden.

50

Page 55: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

MIJN POES.

Daar binnen Iigt mijn poes to woelen,

Het arme bont angora-wijfje:

Het Iiefdevuur verteert haar Iijfje,

Zij schuurt haar kopje langs de stoelen.

Helaas, haar klagen klinkt meewarig,

Want buiten smachten haar aanbidders,

Maar ach, dat zijn geen eedle ridders;

Gevlekt en Cypersch — en kortharig!

Die hartstocht mag nu niet gestild;

0 poes, bedwing je liefdeluimen:

Draagt 't kattenkroost geen staartepluimen

Bezoedeld is je wapenschild!

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

51

Page 56: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

TEMA CON VARIAZIONI. (CON MOLTO DI SENTIMENTO).

Zij is gelijk een bloem ontloken,

Als 'k haar zie, gaat mij 't harte koken,

Zij is ontloken 'Iijk een bloem,

Als 'k haar zie, zegt mij 't harte: „boem!"

Ontloken is ze, een bloem gelijk,

Als 'k haar zie slaat mij 't harte Iijk.

Ontloken 'Iijk een bloem is zij,

Als 'k haar zie, is mij 't hart zoo blij.

Zij heeft twee heerlijk blauwe kijkers,

Als 'k haar zie, voelt mijn hart iets rijkers.

Zij heeft twee kijkers, heerlijk blauw,

Als haar zie, tikt mij 't hart zoo gauw.

Z' heeft blauwe kijkers, ach zoo heerlijk,

Als 'k haar zie klopt mij 't hart zoo deerlijk.

Twee blauwe kijkers, dat zij heeft!

Als 'k haar zie, 't arme hart mij beeft.

52

Page 57: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Hoe schattig-fijn is haar profiel,

Als ik haar zie, dan klopt mijn ziel.

Want haar profieltje is een schat,

Als 'k haar zie, klopt mij 't hart zoo rad.

't Profiel van haar is schattig-fijn,

Als 'k haar zie, doet mij 't hart zoo pijn.

't Profiel is schattig fijn van haar,

Als 'k haar zie, klopt mij 't hart zoo raar!

Haar mondje is geschikt voor kussen,

Als 'k haar zie, kan 'k mijn hart niet sussen.

Geschikt voor kussen is haar mond,

Als 'k haar zie, is mij 't hart gewond.

Voor kussen is haar mond geschikt,

Als 'k haar zie, wordt mij 't hart doorprikt.

'k Zal haar niet nader definieeren,

Als 'k haar zie, ga 'k mij engageeren!

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

53

Page 58: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

SONNET.

(Zee-impressies, apres diner).

lk zie een heerlijk beeld, gezeten op een stoomboot En smaak het honingzoet van schoonen zomernacht; WijI 't deinen door mijn maag de aardbei'n

[en de room stoot, Zij tot Poseidon's eer een wijdingslied bedacht.

Wat griezelige schim daarginds langs 's waters [zoom vlood?

De draak uit „Siegfried" soms, met oogen van smaragd ? Daar komt hij naderbij — en plots is daar mijn

[droom dood: Het is een motorschuit — van dertig paardenkracht.

lk zie dan 't beeld der zee, waar hier en daar [een zeil waart;

De groene plekken duiden mij op vaste-land. Een rots steekt even uit zooals de rug van 't nijipaard, En 't water rimpelt zich als 't vel van d' olifant. Welzalig, wie per uur niet meer dan zeven mij1 vaart, Dan werkt de geest dan rust de maag en 't ingewand.

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

54

Page 59: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

NIA-BABIES.

Wie doet er, als waar' hij aan graantjes verslaafd, Wie is 't, die met vloeken zijn drogreed'nen staaft,

Alsof dat als 't schoonste geluid gold? Wie zat er verieden jaar dik in de stroop, Wie was het, die onder je tafeltje kroop,

Wanneer je hem eventjes uitschold?

Wie heeft er toen zelf niet eens flink van gelust, Toen hij zei, dat hij nooit nog een meisje' had gekust —

Maar 't scheen wat verdacht met zijn onschuld Wie zat er verieden jaar niet in de rats, Wanneer hij (terecht!) werd bedreigd met iets nats,

Die thans altijd om een siphon bruit!

Wie trekt er het meest aan breteis en aan hemd, Wie is 't, die met schreeuwen 't geheel overstemt,

Die 't hardste met jas en met schoen smijt? 't Is 't jongste gewas op den corpsgrond geteeld, Wier krentjes nog niet zijn ontdaan van het eelt,

Gevoig van den vorigen groentijd!

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

55

Page 60: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

DE JUFFROUW VAN DE OVERKANT.

De juffrouw van de overkant Uit de patisserie, Die kent me als 'n goeie klant, Ze knikt vanuit haar taartjesland Me toe vol sympathie.

De juffrouw van de overkant Die kent me op 'n prik: Want ben ik week en languissant Dan smelt ik weg met haar fondant Dan zuchten zij en ik.

De juffrouw van de overkant Die kent m'n levenssfeer, Want zoet of zout, taai of croquant, 't Hangt samen met m'n zielestand Met regen of mooi weer.

De juffrouw van de overkant Die houdt van wat vertier, Want haal ik extra proviand Dan weet ze: er is 'n een fu if op hand En wenscht me veel plezier.

De juffrouw van de overkant Uit de patisserie, Die is m'n trouwe zielsverwant: Mij bindt een teed're, zoete band Aan haar en haar luilekkerland —En 'k lach als ik haar zie.

KRIS-KRAS.

56

Page 61: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

LES FLEURS DU BAR.

Hier trippen midinetten: kort rokje, licht gekousd. Ze rooken cigaretten, Virginia en gesausd.

Ze lijken wat op mannen: 't zijn lange lijzen net als op blauw-witte kannen, al teen iets meer koket!

Haar lichaam toont geen curven, het haar is heur ontroofd. Als ze voor thuis 't niet durven omkapt een pot het hoofd.

Ze dragen helle doekjes en aan het oor een git. Het zijn precieuze koekjes: Pas op voor je gebit!

Een stift gaat even stippen, het rood is veel to fel. Men zegt: 't zijn kersen-lippen; 't zijn me de kersen wel!

Een donsje met wat poeder Kom knaap, beheersch uw jeugd: Een dwerghond is haar hoeder, verdedigt eer en deugd.

„Siegfried versloeg den draak wel!" 't Is waar, toch ben je mis! Geloof maar dat dit maaksel, heusch geen Kriemhielde is

BIFRONS.

57

Page 62: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

VAN VROEGER.

Een kiekje vond ik van vier jaar geleden Dat heel diep in mijn portefeuille stak,

Een tiptop van ons tweetjes stil tevreden In 't daagsche blousje en in 't burgerpak.

Zoo van je werk was ik je komen halen Toen kwam je plotseling op dat idee:

J ij staat er op met een pakketje stalen En uit mijn zak gluurt een dictaatcahier.

0 als ik denk dat 'k je nu zie flaneeren Geverfd, veel bont en snoeperig geschoeid

En dat ik geur met goudgalon en kleeren Waarvan het fraais me nimmer heeft geboeid.

ik durf haast niet aan die herinn'ring raken Want het verschil met toen is zoo enorm.

God! wat figuur zouden we nu wel maken Wij, allebei gekleed in uniform ....

FUR.

58

Page 63: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

HIKAMALAYA.... JOE!!

Als het straks jullie beurt is, dan bijt op je tanden, De eer van ons Nereus Iigt thans in je handen. Het Corps staart je na van de booten en berm,

Joe.... houdt je ferm.

Dus trekt aan de riemen, ze kunnen er tegen, Behaalt door je zweeten voor Nereus de zegen, Laat niet de victorie aan Njord of Lagaai,

Joe.... houdt je taai.

Een nederlaag wordt niet door Nereus geleden, Tot 't bittere eind zal er worden gestreden, TerwijI dan als krijgszang ons Nereuslied klink.

Joe.... houdt je flink.

Wij drinken je toe, als jullie maar winnen .... Voor stuurman en roeiers schiet dit mij to binnen: Het wachtwoord der zeelui: Houdt koers en houdt moed!

Joe.... houdt je goed.

P. RIJMELMANS.

59

Page 64: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

ORNATISSIMI COMMILITONES.

1. Hij deed aan oxygeen en stikstof,

Waaruit hij menig mengsel brouwde,

Hij dacht: als ik jou vlijtig lik, prof;

Dan promoveer ik wel cum laude!

2. Hij had zoo'n drang naar 't populaire

En was verstandig, ijvrig, hupsch;

Hij deed, schoon corps) id, zijn affaire

Met 't leiden van wat knorrenclubs.

3. Hij poogde, zonder veel succes,

„Er in" to komen bij de balie,

Verloor zijn dertiende proces

En nam uit wanhoop cyaankali.

4. Hij werd na vijftien jaren dokter,

Al kostte dat ook hekse-toeren;

Die titel maakte 'm nog verstokter

In 't op de schoone sexe loeren.

5. Hij dronk steeds door, totdat hij lijk lag;

Hij had zoo'n hekel aan F1,2 0,

Maar toen hij later zijn praktijk zag,

Toen bleek die heelemaal pro deo.

60

Page 65: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

6. Hij was een ergo bolleboos

En entameerde al le studies,

Hij wist niet, welke hij verkoos,

Bleef heel zijn leven bij praeludies.

7. Hij muntte uit bij drank en gokken

En maakte ied'ren avond pan thuis,

Doch op 't examen schoot hij bokken

En komt nooit meer in 't Oude Manhuis.

8. Hij was een zoon der Alma Mater,

Doch ook van Chez Gaston en Palace,

Bij 't candidaats sloeg hij een flater,

En toen vond zijn papa het welles.

9. Hij kreeg geregeld veel visites

Met korten rok en hooge hakken;

De rechtsbegrippen der Quirites,

Die kreeg hij echter nooit to pakken!

10. Hij had senaats- en kroeg-insigne,

Een steunpilaar, die 't heele Corps droeg!

Doch arbeid vond hij erg indigne,

Zoodat hij Pieter Spaans' record sloeg.

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

61

Page 66: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

ORNATISSI MAE COM MI LITON ES.

1. Zij had veel zin voor 't litteraire

En koos als studie daarom Fransch;

Zij kwam nooit verder dan grammaire,

Want moederlief verbood romans.

2. Zij was sociaal en economisch

En had een religieuse kring,

Alwaar zij -- 't resultaat was komisch —

Den vrijer harer keuze ving.

3. Zij kwam geregeld op de snijzaal,

Waarheen ze om de assistents ging;

Zij dacht: als 'k daar maar een partij haal!

Nu draagt zij een engagementsring.

4. Zij deed haar propjes als 't betaamt,

Ging daadlijk door, van ijver blakend,

Plots hield zij op, want ach, 't geraamt'

Vond zij genant en veel to nakend.

5. Zij was een meesteres der roeisport,

Beroemd door „catch" en door „recover"

En dacht: als 't werken toch geknoei wordt,

Zoek ik op Nereus maar een „lover"!

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

62

Page 67: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

KING HENRY VIII.

De eerste vrouw, dat was Cathrijn, Die zette hij aan den dijk. De tweede, dat was An Boleijn, Die maakte hij tot lijk.

Toen Jane, die niet veel !anger bleef; Maar die stierf op haar bed; En Anna moest terug naar Kleef: Zij leek niet op 't portret!

Cathrina Howard maakte 't bar: Die stuurde hij naar 't schavot; Toen nam hij Catharina Parr; Toen ging hij zelf kapot!

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

EXAMENSPOOK.

't Examenspook toont zijn gestalte En uit is het nu met mijn praats; Want ik weet van mijn kennis 't gehalte: 't Is verre van achttien karaats!

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

63

Page 68: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

DE JOURNALIST.

Als een slagersjongen des geestes

Fietst de fiksche journalist

leder aan huis, die niet ganschlijk verbeest is .

Zorgt, dat niemand z'n maaltje mist.

Maar uit het stinkend abattoir

Stamt hij zelf, waar zij al het groote

Handig hakken uit mekaar

Tot het naar mondjesmaat vermootte.

Daarom, kranige kranten-athleet,

Hang geen weegschaal van waarheid en wijsheid

Aan uw korf: heusch, het hoeft niet zoo breed! —

Zorg, dat uw kar maar z'n rechte reis rijdt.

CANTABRIO.

64

Page 69: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

DESI LLUSI E.

lk heb haar voor kort eens aanschouwd in een kroeg,

'k Moet zeggen: de aanblik was prettig;

Dus ging 'k op haar af, zooals spreekt, en ik vroeg:

„Word mijn vrouw, als 't U blieft — maar niet wettig!"

Want, leek z' uit de verte een slanke gravin

Met een naam wis, die klonk als een klok,

Och, 't bleek van dichtbij maar een blanke slavin

Geschikt voor een huwlijk ad hoc.

De huwlijksche voorwaarden zijn toen gesteld:

(Natuurlijk ging 't zonder getuigen?)

Toen merkte ik haar liefdesmotieven: m'n geld —

En zoo viel mijn trouwplan in duigen.

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

5 65

Page 70: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

PEPERM U NT.

In de liefde tracht ik to vergeten Al het leed van dezen laatsten tijd,

Van de liefdestaak heb 'k me gekweten Ondanks menige bezwaarlijkheid.

Want, al is het ook niets onbehoorlijks, Zij die thans mij hare liefde gunt

Heeft wel heel veel min of meer bekoorlijks Maar — ze ruikt altijd naar pepermunt.

Zie, dit is een heel aparte charme: Welk een zwaar en prikkelend aroom!

Houd ik haar een wijle in m'n armen Zoek ik steun aan wand of bank of boom,

lnformeer ik dan soms bij geval 's, Zij laat zich niet uit omtrent dit punt,

Of het nu „Vivil" of wel „Naval" is Dit staat vast: ze ruikt naar pepermunt.

'k Weet een middel, dat het me niet hindert: In den drank alleen vind ik de kans

Dat m'n reukorgaan in kracht vermindert, Drinkt zij thee, ik alsmaar pommerans.

Doch gebruik ik in 'n moment van zwakte Oak zoo'n drankje, iet of wat verdund,

Dan raak ik gewoonweg van de vlakte In een zwoele golf van pepermunt.

66

Page 71: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Tijdens d'eerste dagen onzer liefde Heb ik om dit euvel vaak gezucht;

Maar ze denkt, ofschoon 't me altijd griefde; Nog aan geen verandering van lucht.

En intiem zegt ze soms in m'n ooren: „Zorg nu maar dat je er tegen kunt,

Misschien zou ik je geenszins bekoren, Als 'k eens afstand dee van pepermunt".

En zoo leg ik me er maar bij neder (Bij haar goeie raad wel to verstaan),

En bezwang'ren mij haar geuren weder, Voel 'k mijn ziel in mentha-min vergaan.

Och je moet niet alles gaan verwenschen, Want volmaakt is 't nergens op dit punt,

En je denkt bij heel veel plaatsen (en menschen) Vaak: ach was het nog maar pepermunt!

FUR.

5* 67

Page 72: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

DE SPRAAK.

De spraak? Haar wezen is een legkaart Van woordenblokjes zonder voorbeeld; En zoo g' als kind daarmee op weg waart, 't Is zeker dat g' als man nog doorspeelt.

De spraak? Haar wezen is een kleinood, Steeds levend in der volkren ketting: Zijn 't oude Grieksch en ook 't Latijn dood Zij fonkelt toch — in nieuwe zetting.

De spraak? Haar wezen is een beeld, Zoo rijk aan glans als een van Rembrandt; De tong is 't die haar ons penseelt; 't Palet der klanken is de stemband.

De spraak? Haar wezen is electrisch En 's menschen mond is haar centrale, Die woordenstroom vormt uit complecties Van consonanten en vocalen.

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

68

Page 73: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

IN 'T RIJKSMUSEUM.

Wat goo re beet den van gestuukte gips — Zelfs een in gips-vertaalde Aphrodite —

Wat ziet zij bleek en pooverlijk en pips Nu men haar zooveel schande en verdriet dee!

0 marmeren Helleensche kunstnaarsdroom Blank vleesch dat eeuwig leeft voor onze zinnen,

Wie poogde uw teeder ziels- en lijfsaroom Te persen zoo dit gips-afgietsel binnen?

Welk stukadoor heeft laffelijk belaagd, Onkundig van de Sprake der Gesteenten,

Dit kostlijk ras van marmren man en maagd Tot kijkprooi voor de ge i le goe-gemeente?

Geen kunst-smaak, slechts verzamel-razernij: Het Rijk, als dilettant der dilettanten

Propte, als pronkvertrek, deez' galerij Met gipscopieen vol van dile kanten!

CANTABRIO.

69

Page 74: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

ZOO ZIJN ER.

Doodbedaard om kwart na tienen,

Komt hij deftig aangestapt;

Zuur gezicht alsof juist iemand

Op zijn teenen had getrapt.

Beige slobkous, witte handschoen,

Stijve jas en zijden doek,

Kunnen bij hem niet ontbreken,

Plaatje uit een modeboek.

Zonder groeten loopt hij ieder,

Corpsgenoot en knor voorbij;

„Zelfs mijn clubgenooten", denkt hij,

„Zijn niet chic genoeg voor mij".

Nooit zal hij met anderen spreken,

Tenzij hij lets noodig heeft;

En als iemand d' eer to beurt valt,

Is hij meestal onbeleefd.

70

Page 75: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Och, voor die gewone menschen,

Neemt geen vormen hij in acht;

Zooals hij toch is er niemand,

Uit aoo'n oud, voornaam geslacht.

En mijnheer wil dokter worden,

Zulk een titel is zijn wensch;

Stakkerd, d' eerste eisch voor dokter,

Is to zijn en blijven: mensch.

Dergelijke prulstudenten

Krijgen baantjes keer op keer;

Vreemd dat een bestuur niet zijn kan,

Zonder zulk een deftig heer.

Maar zoo zal 't wel altijd blijven,

Steeds is het al zoo geweest.

Weet je hoe 'k zoo'n vent zou noemen?

„Proletarier van geest"!

VERLICHTER.

71

Page 76: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

STANZEN.

Nog kort gelee werd ik niet moe to zoeken:

ik keek in Freud, 'k doorblaarde Malthus, Kant ...

Anatomie — 'k doorzocht de dikste boeken!

Economie studeerde ik uit de krant.

Met Einstein mat ik relatieve hoeken.

Mijn hersenpan vulde ik gansch met droogzand:

geen wetenschap of 'k ben er langs geviogen.

Nu geef ik ze alle voor jouw mooie oogen.

De Kunst verheft, veredelt zeer het leven:

lk mocht miauwen bij hawaian-zang,

'k heb in een Hollandsch moppen-blad geschreven

en maalde Eva, netjes met de slang.

Met declameeren heb 'k mijn buur verdreven,

ook danste ik, een halven cursus lang.

De Muzen zijn toen kort en goed bedrogen:

lk hield veel meer toch van jouw zwarte oogen.

72

Page 77: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

De menschen wilde ik diep doorgronden:

bij bridge heb ik de hartstochten gepeild,

bij bier hun zielsgeheimen uitgevonden,

bij broodjes-pekel hen psychisch gestijld,

en in factoren hun gevoel ontbonden,

en heb de ziel op handboeken doorzeild,

toch landde ik eind'lijk veilig op het droge:

mij leidde 't licht van jouw twee stralende oogen.

De vrouw alleen liet koel mij — zeg maar „ijskoud".

Geen film-diva heeft met haar blik m' ontroerd.

'k Zag heksen, overal, en wilde rijshout....

'k Ben met Carmen Sevilla doorgetoerd

en dacht alleen: „als 't malle wijf maar wijs houdt!"

Ook heb ik nooit de winkels ingeloerd

Dit alles blijkt per slot de dwaaste logen:

Want wat is schooner dan twee vrouwen-oogen?

JASON.

73

Page 78: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

BIJDRAGEN TOT DE KENNIS DER VADERLANDSCHE HISTORIE.

Margaretha zei tot den Duc d'Alve: Gegroet, Hertog Ferdinand, Salve! Zorg jij dat het goed gaat Met huip van den bloedraad; Want nu lukt het allesbehalve!

II.

Een lid van den Raad: Juan de Vargas Trad voor d' inquisitie in 't harnas. Hij zat altijd te maffen, Maar, ging het om straffen, Dan was er Oen, die hem te bar was.

lk las de tragedie van Egmond, Wiens lot ik verbazende pech vond. Geen gebrek aan moraal Treft den heer Lamoraal; Misschien, dat hij Alva in den weg stond?

74

Page 79: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

IV.

't Was schoon, dat de watergeus Treslong

Bij den Briel voor den Prins in den bres sprong.

Deze vrijheer van Bloys

Vertoonde er veel moois,

Zoodat 't nageslacht van zijn succes zong.

V.

Don Luis Zuniga y Requesens

Zocht vergeefs naar de kunst des genezens.

En de Prins spotte: Zuniga,

Als 'k straks in de Unie ga,

Ben jij weg uit de levende wezens!

VI.

Don Juan was een bastaard van Oostenrijk;

Gaf van kunde om de vrouwen to troosten blijk;

Deze held van Lepanto

En Mozart's bel canto

Was ook et'lijke onechte kroosten rijk!

HEYNTGEN TOT ST. JANS.

75

Page 80: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

LIED VAN AFGUNST.

Een bontjas, die bij Adriaan 1) hing,

Bracht in mijn leven plots een omkeer,

Waarbij de bourgeoisie-haat aanving

In mij to gloeien: 'k Werd een brom beer.

Wiens giftig lied hier uit de pen loopt.

Zoo'n vent, die om geen honderd pop maalt,

De laatste mode-parisienne koopt,

Zijn schouders voor mijn armoe ophaalt,

Staat voor dinertjes, schouwburg, bats klaar,

Er zijn geen grenzen aan zijn rijkdom ....

lk, arme, pieker .... pieker alsmaar,

Hoe 'k aan wat van dat aardsche slijk kom.

Want weet, dat — schoon 't hier niemand angaat,

Wat in mijn beurs zit of mijn brandkast —

Reeds lang mijn rok bij Oome Jan staat,

Bij microscoop en fiets.... als stamgast....

1) Portier van N. I. A.

76

Page 81: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

En toch een jas, die groen en kaal is;

Geen drank, geen kruimel in den broodbak,

Zoodat ik ('t spreekt: cum grano salis!)

's Nachts snikkend naar een snellen dood snak.

Nu al mijn hoop verdween met Broekhuis,

Werp 'k uit de verte maar een kushand

Naar Trotzky. 'k Heb zoo'n prachtig boek thuis

Van 't aardsche paradijs in Rusland....

Ja, ik word volgeling van Wijnkoop!

Weg kaasbol, deukhaed, zijden top-hat!

lk zweer, dat ik geen Borsalijn koop,

Maar 'n toffe kleppet op mijn kop zet!

— —

lk heb m'n lied wel zuur gezongen!

't Was afgunst op die mooie bontjas

En buidel van dien duren jongen:

'k Wou dat de mijne ook zoo rond was!

P. RIJMELMANS.

77

Page 82: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

WEDERZIEN.

Er was een tijd dat ik nog blij en kwiek was En nog oprecht.

Toen werd 'k verliefd op jou met je muziektasch En met je vlecht.

lk kreeg 'n kleur als ik je schuchter groette, Jij kleurde mee,

Totdat geregeld we elkaar ontmoetten In de P. C. *)

Een maand lang deelden we elkaars geheimen Daar op m'n kast.

Bij jouw klavierspel heb 'k m'n zoetste rijmen Ter neer gekrast.

En samen konden we die dingen zingen In schemering

Tot we zoo stilletjes aan 't zoenen gingen. Niet, lieveling?

Doch na vacantie weer in stad gekomen Vond 'k je niet weer,

En 'k dronk, nu dat genot me was ontnomen, Maar 'n borrel meer.

I P. C. Hooftstraat.

78

Page 83: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

En nu ... nu zong je weer, doch als soubrette Omdat je moest.

Je had succes... maar tusschen de coupletten Heb je gehoest.

lk kwam je tegen waar we vroeger liepen In de P. C.,

In kant en zij en naast een pooierstype In cut-away.

En 'k heb nog vaak in 't cabaret gezeten Heel achteraan.

En 'k heb nog vaak m'n lippen stukgebeten Om 'n stille traan:

Want van de liedjes, die je daar liet hooren Zong je er den

Nog juist zooals je deed, jaren to voren Voor mij alleen.

FUR.

79

Page 84: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

DE STUDENT-AMSTERDAMMER.

Hij bewoont de mooiste kamer, artistiek gemeubileerd, want het zoontje dat studeert, dat krijgt alles aangenamer.

lk moet trappen sjouwen, met de huisjuffrouwen onder veel strijkages marchandeeren. Naar mijn hok-met-tocht heb 'k een week gezocht; toch belet het buurlawaai me 't leeren.

Waar hij maar zijn oogen opsla', bij het minste eetverlangen, krijgt hij malen met drie gangen, kreeft, kapuinen, kip en kropsla.

lk eet soep met haren, vleesch-taai-taai, ongare piepers, die een wreede vorst geknauwd heeft; ik krijg jus van reuzel; 't zure-melk-gebeuzel maakt dat dit bestaan m' al tang berouwd heeft.

80

Page 85: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Hij wordt bij de minste kuch teer vertroeteld door z'n Ma; elk slaat met bezorgdheid gA 't rooie vlekje op zijn rug.

lk word niet bekeken voor mijn kramp of steken. ik moet zonder dat ik word bewaakt altijd maar gezond zijn, en bij maag- of mondpijn wordt voor mij zoo'n omslag nooit gemaakt.

Maar.... komt hij eens 's morgens thuis, beetje wankel op de beenen, blijft hij slapen tot na eenen, dan bulkt Pa als wijlen Zeus.

lk sluip stiekum binnen, zat en zwaar van zinnen, nestel m' in mijn dekens, diep en lang. Niemand die dat mij wijt; kijk, zoo'n beetje vrijheid, dat verzoet veel spijts dit klaaggezang.

DOUBLACHE.

81

Page 86: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

VARSITY-KATER.

Voor wie er mee roeit is de training

Een eerste eisch, naar alter meening.

Maar ik geloof, dat wie de roeisport

Zoo'n dag beoefent, niet zoo moei wordt

Als wie er voor de oude vier bruit,

En onderwijI zijn buik met bier vult.

Zoodat voor hem, die naar 't geplas kijkt,

Een traintijd allereerst van pas lijkt.

P. RIJMELMANS.

82

Page 87: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

INHOUD. Bladz.

Voorwoord 5 Verklaringen 7 „Bij mij gaat-ie dadelijk de prullemand in", door

Heyntgen tot St. Jans 9 Voorjaarsoffensief, door Fur 10 Minneklacht van een Snijzaalpracticant, door A. Baardema 12 Sneeuwwitje en de vsertig roovers, door Bifrons 14 Meisjes-moraal, door Kris-Kras 16 ik zou niet graag 'n Prof zijn, door Fur 18 Typische Studenten, door R. I P 20 Mode-Show, door Doublach 23 Boutade tegen M., door Cantabrio 24 De Groentijd, door P. Rijmelmans 25 De Briefkaart, door Bifrons 26 in B-MoI, door Fur . . 28 Epigram, door Heyntgen tot St. Jans 30 Het Leidsche Zweetkamertje, door Heyntgen tot St. Jans 30 Cancan, door Cantabrio 31 Forensenleed, door P. Rijmelmans 32 Vondelpark-drama's, door Heyntgen tot St. Jans 34 De modieuze man, door Bifrons . . 35 De Centaur en de Sfinx, door Heyntgen tot St. Jans 36 In de Jacobskerk, door Fur 37 't Pension op nummer 5, door Fur 38 Verliefd! door Larifarius . 40 Scheldsonnetten, door Sylvia 42 Amsterdam, door B 45 Zusterlik, door Kris-Kras . 46 Blokstudenten, door Cantabrio 48 Voor, jou door K. S. .. 50

Page 88: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.

Mijn Poes, door Heyntgen tot St. Jans . . 51 Tema Con Variazioni, door Heyntgen tot St. Jans. . 52 Sonnet, door Heyntgen tot St. Jans 54 Nia-Babies, door Heyntgen tot St. Jans 55 De Juffrouw van de overkant, door Kris-Kras 56 Les fleurs du bar, door Bifrons 57

Van Vroeger, door Fur 58 Hikamalaya ....Joe!! door P. Rijmelmans .

59 Ornatissimi Commilitones, door Heyntgen tot St. Jans. 60 Ornatissimae Commilitones, door Heyntgen tot St. Jans 62 King Henry VIII, door Heyntgen tot St. Jans

63 Examenspook, door Heyntgen tot St. Jans 63 De Journalist, door Cantabrio 64 Desillusie, door Heyntgen tot St. Jans 65 Pepermunt, door Fur 66 De Spraak, door Heyntgen tot St. Jans 68 In 't Rijksmuseum, door Cantabrio 69 Zoo zijn er, door Verlichter 70 Stanzen, door Jason . . 72 Bijdragen tot de kennis der Vaderlandsche Historie,

door Heyntgen tot St. Jans 74 Lied van Afgunst, door P. Rijmelmans 76 Wederzien, door Fur 78

De Student-Amsterdammer, door Doublache . 80 Varsity-Kater, door P. Rijmelmans 82

Page 89: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.
Page 90: HIPPOCREEN · inleiding voorzien. Ook dozen dichtbundel willen de samen-stellers niet dan van proza gechaperonneerd, de wergild inzenden. Want de titel van het boekje vraagt opheldering.