INLEIDING IT Leerdoelen Uitgewerkt

faculteit economieen bedrijfskunde

inleiding it voor tmtentamenstof 2011-2012

TentamenstofInleiding IT voor TM 2011/2012

VAKCODE EBP609A05VAKNAAM Inleiding IT voor Technologie Management

DATUM LAATSTE UPDATE

21-06-2012 KP

CURTIS & COBHAM

In dit document wordt per hoofdstuk aangegeven welke (gedetailleerde) leerdoelen worden nagestreefd. Een aantal leerdoelen komen in de hoorcolleges niet aan de orde omdat deze leerdoelen zelfstandig bereikt kunnen worden door bestudering van Curtis & Cobham. Sommige leerdoelen kunnen alleen bereikt worden met behulp van de collegesheets. Deze leerdoelen zijn cursief gedrukt.

OVERIGE LEERSTOF

Zie ook Nestor voor College sheets en Overige Literatuur:

Alle collegesheets Alle artikelen vermeld op Nestor > Overige literatuur

CHAPTER 1 Geen tentamenstof: secties 1.3 en 1.4

Leerdoelen:

de onderdelen van de Informatiesysteem triangel uitleggen en de belangrijkste implicaties beschrijven voor organisaties

Bedrijfsstrategie

Organisatiestrategie

Informatiestrategie

1 › 16



het verschil tussen Informatie Systemen en Informatie en Communicatie Technologie (ICT) beschrijven

Informatie systemen: Systemen die de flow (verspreiding etc ) van informatie verzorgt. ICT: De technieken en tools die dit mogelijk maken.

het verschil tussen data en informatie uitleggen

Informatie is data geproduceerd met een doel. Data bestaat uit cijfers die nog niet geïnterpreteerd kunnen worden.

de relatie tussen de cognitieve stijl en de achtergrond van de beslisser en data/informatie beschrijven

Cognitieve stijlen : decision making (analyse, intuïtie & Information adoption style ( gedetailleerde info, groter geheel info ( holistic) ) Background: heeft invloed op perspectief van decision maker, aldus relevantie van informatie.

de relatie tussen de verschillende fasen die een beslisser doorloopt en data/informatie beschrijven (Model van Simon)

Intelligence, Design, Choice en Implementation. Worden bereikt door cognitieve filters. Heeft te maken met hoe de data gepresenteerd wordt aan beslisser.

de relatie tussen de verschillende beslissings- en organisatieniveaus (strategisch, tactisch en operationeel) en data/informatie beschrijven

Strategic: Long-term, Uncertain en dus veel informatie en data van buiten af nodig. Tactisch: Tussen mode, Informatie van binnen als zowel buiten nodig. Operationeel: Certain, immediate en interne informatie nodig (dagelijkse bezigheden )

het verschil tussen gestructureerde, semigestructureerde en ongestructureerde beslissingen uitleggen

Gestructureerd: Beslissing kan worden genomen aan de hand van duidelijke regels ( procedure ). Semi-gestructureerd: Gevat structured en unstructured in andere gevallen. Unstructured: Vooral gebaseerd op ervaring en vuistregels, heel onzeker.

2 › 16



de ondersteuning die management informatie systemen voor beslissingen van verschillende gestructureerdheid en op verschillende beslissingsniveaus kunnen bieden, uitleggen

MIS: Systeem dat informatie verzorgd binnen organisatie.Strategisch, unstructured: zeer weinig support.Tactical, semi en structured: Kan geholpen worden.Operational, Structured: Volledige automatisering mogelijk. Zie figuur 1.19 blz 32 voor volledige info.

de verschillende typen van informatiesystemen onderscheiden

MIS:

By-Product: Alleen raporten. Null: Systeem moet dynamisch zijn, gaat tegen by-product in. Key variable: Alleen belangrijke variabelen gerapporteerd. Exception reporting: Alleen rapport wanneer waarde buiten nominaal valt. Total Study: Verschil informatie vereisten en informatie supply duidelijk maken voor design.Critical succes factor( CSF): Gaat om critical goals en factors die hier aan meehelpen te bereiken.

Informatiesystemen:Executive information systems: Senior management (strategic ) MIS: Routine en reporting (tactical) Decision support systems: analytische en ad hoc bezigheden (tactical ). Transaction Process systems: Payroll, machine records, werktijden bijhouden etc ( operational ).

de zeven kenmerken van informatie waaraan aandacht moeten worden besteed bij het ontwikkelen van management informatie systemen, beschrijven

Relevance, Accuracy, Timeliness(op tijd ), Target ( juiste persoon ), Format( presentatie ), Interactiviteit ( extra opvraagbaarheid ), Control ( beveiliging )

het gevaar van het blokkeren van informele informatie door management informatie systemen uitleggen

Informele informatie kan essentieel zijn voor beslissingen, dit wordt niet meegenomen in een MIS, waardoor er

3 › 16



informatie over het hoofd wordt gezien.

CHAPTER 2 Leerdoelen:

de stappen die leiden tot een bedrijfsstrategie uitleggen (figuur 2.1)

1: Mission en objectives: Duidelijke missie met ondersteunende objectives opstellen.2: Future Performance vergelijken met objective: Steeds monitoring van performance en evalueren met objectives. SWOT laat het gat zien tussen werkelijkheid en objectives.3: Develop business strategy: Plannen opstellen hoe de objectives te halen.

de verschillende modellen voor het formuleren van een informatiestrategie of informatietechnologiestrategie noemen en aangeven waar deze modellen zich op richten (figuur 2.2)

Informatie system strategie: (external)- Vijfkrachten model: Vijfkrachten waar bedrijf op kan

inspelen om succes te behalen.: Suppliers (EDI), Customers ( Switching costs en Relatie management ), Substitute Products (Switching costs en zelf substitute maken ), New Entrants ( Barriers, Patenten ), Competitie ( Suppliers en consumenten bij je houden ).

- PEST: Externe factoren die invloed hebben op strategie. Politiek, Economisch, Sociaal/cultuur, Technologie.

( internal )- Nolan Stage Model Six Stage Model: Gebruik van

informatiesystemen evolueert door de stages heen.

Earl zelfde model alleen meerdere technieken kunnen zich tegelijk in andere stage bevinden. Daarnaast door de stages heen wordt informatie strategie steeds belangrijker, steeds hoger management gaat zich er mee bemoeien.

- Dynamische interactie, interne krachten: 5 interne krachten managen om objectives te halen. Impacten van IT op deze krachten. Technologie, Individuele

4 › 16



rollen, Structuur, Management proces en Strategie.

Informatie technologie strategie:- Exploitatie van IT door value chain: Doormiddel van

9 waarde toevoegende activiteiten het final product bereiken. Alle activiteiten moeten goedkoper dan de competitor. ( primary en support activities ). Interne logistiek, Operations etc.

- The Strategic Grid: Laat zien waar een bedrijf zich bevind. Twee assen: Strategische impact van applicatie portofolio NU, Strategische impact van applicatie portofolio GEPLANNED. Zo is een bedrijf in te delen als, : Support ( by-product ), Factory: (Geïntegreerd, gericht op verbeteren), Turnaround: (van support naar dit als lukt naar strategic anders factory) Strategic: ( Continue verbeteren en exploitatie )

Porter’s model van Generieke Strategieën gebruiken voor het beschrijven van strategieën

1.Waar ben ik als organisatie goed in? Verschil maken door: innovatie of kosten.2. Hoe ik begeef ik me op de markt? Biedt iedereen zelfde aan of richt op enkele niches.

- Overall Cost leadership- Differentiatie: innovatie en breed assortiment.- Focus Strategie: Aandacht voor kosten of

productontwikkeling.

De vier onderdelen van de bedrijfsdiamant kunnen uitleggen.

???????????????????????????????????

de groeimodellen van Nolan en Earl gebruiken voor het formuleren van een informatiestrategie

4 Grote groei processen in elke stage nodig: Application portofolio: set van applicaties die informatie systeem moet supporten. DP organization: oriëntatie data processing, centraal etc. DP planning en controle: Controle en formalisatie. User Awareness: betrokkenheid en bewustzijn van gebruikers van technologie.

5 › 16



Stages: Initiatie (low level transactie) Contagion: ( vraag naar applicaties, tijd in maintenance gestopt) Control ( Need for management, DP manager, veel vraag ) Integration ( Informatie voorzien ,veel vraag applicaties) Data Admin: ( Data zien als resource, database) Maturity ( Geïntegreerd, IT belangrijk geworden)

Nadeel: kan pas verder naar volgende stage als alles is afgerond.

het verschil kunnen uitleggen tussen IT assets en IT skills (gaves) en voorbeelden kunnen geven voor deze twee type IT resources.

IT Assets: Software, HardwareIT Skills: capabiliteit deze te gebruiken?????

de voor- en nadelen van ERP systemen beschrijven

ERP: Integreren alle business functions als 1 systeem.Voordelen:• All modules easily communicate together • Useful tools for centralizing operations and decision

making • Can reinforce the use of standard procedures • One software vendor to deal with• Reduced maintenanceNadelen:• Implementation is an enormous amount of work • Most require some level of redesigning business

processes • Hefty price tag (sold as a suite) • They are risky

de voor- en nadelen van outsourcing beschrijven

Kosten besparingen

Controle houden

Gemakkelijker Reageren op

6 › 16



toegang tot nieuwe technologie

nieuwe technologie in eigen hand houden

Richten op je eigen strategie (en kern competenties)

Voorkomen van verliezen strategisch voordeel

IS wordt beter gemanaged

Niet afhankelijk worden (oplossen: contractduur, SLA’s)

Betere piekbelasting

Geen geheimen prijsgeven

Geld in het laatje bij verkopen infrastructuur aan outsourcende partij

Kosten besparingen wegen niet op tegen kwaliteitsverlies

CHAPTER 3 Geen tentamenstof: secties 3.2.7 en 3.2.8

7 › 16



Leerdoelen:

het onderscheid tussen hardware, software en firmware uitleggen

Hardware: Fysieke componenten van een computer of server etc die electronische werking mogelijk maakt. Bijv hardrive is fysieke opslag. Software: Applicaties die geschreven zijn om te draaien op een fysiek systeem.( set van instructies)Firmware:Geïntegreerde soort software (instructies) direct in een fysieke chip op bijv een moederbord. Deze firmware zorgt ervoor dat er bijv virtual memory wordt toegekend aan de CPU.

de verschillende functionele componenten van een computersysteem beschrijven

Input: Keyboard etc.CPU: Control unit, ALU(Arithmetic and logic unit), main memory.Secondary Storage: Hardeschijf, kan ook input/output device.Output: Printers etc.

uitleggen wat het verschil tussen bits en bytes is

Bit= 0 of 1Byte = 8 bits en dan bijv 1 byte is de letter A

de verschillende invoerapparaten en -media (input devices and media) beknopt beschrijven en de factoren noemen die de keuze hiervan beïnvloeden

Keyboard: simpelMultimedia:camera etcOptical Character Readers: Zet letters om in digitale letters.Magnetic ink character readers: op turnaround document ( machine gemaakt ), niet goed leesbaar wel robuust.Bar code readers: ook genoemd bij kassa point of sale system. Zonder back up, stil liggend bedrijf.Optical mark readers: Examen formulieren, niet flexibel, weinig keus , wel goedkoop en snel.

Factoren: Type applicatie, Kosten, Snelheid en volume input, Error tolerantie.

8 › 16



de verschillende opslagapparaten (secondary storage devices) beknopt beschrijven en de factoren noemen die de keuze hiervan beïnvloeden

Factoren: Snelheid data retrieval, opslag capaciteit, opslag kosten, robuustheid en portabliteit.

Optical disk: cd-rom, dvdMagnetische disk: Floppy, hard disk ( Track en Sector, moveable head)RAID: zelfde info op meerdere disks, snellere retrieval en back up.Magnetisch tape: records in blocks, met interblock gaps. Gebruikt als back up en om te vervoeren.Flash geheugen: draait of beweegt niet, overschrijven gebeurd in blocks.

het verschil tussen systeemprogrammatuur (systems software) en applicatieprogrammatuur (applications software) uitleggen

System software: Besturingssysteem, Zorgt voor operaties van computer. Of bijv software om dingen te kopiëren.Apllication software: Programma’s die functies vervullen die door de gebruiker geëist wordt. ( mail applicatie bijv).

de relatie tussen hardware, operating system, application programs, utilities en gebruikers beschrijven (figuur 3.16)

Operating system: is geïnstalleerd op het main memory en wordt tijdens opstarten geladen. Hij managed input en output naar CPU ( hardware ) , Managed Main memory ( hardware ). Maar zorgt ook voor efficiënt gebruik van hardware door job scheduling en Multi programming en processing om meerdere Applicaties en utilities tegelijk te draaien. Het is eigenlijk de bemiddelaar / toegangspoort tussen alle programma’s en gebruikers en aan de andere kant de hardware.

enkele voorbeelden geven van programmeertalen van verschillende programmeertaalgeneraties en de mogelijkheden van de programmeer-taalgeneraties schetsen

1e generatie: Machine code 0 en 1 .2e generatie: Assembly language -> Makkelijker programmeren.

9 › 16



3e generatie: C++, JAVA, PROLOG. -> High level languages-> meer applicatie gericht dan machine gericht.4e generatie: SQL, Scripting -> 1 command is meerdere commands van 3e generatie languages. Scripting : Eind users kunnen modificeren.

de voor- en nadelen van 4e generatie talen (4GL) aangeven

Voordelen:- Snel nieuwe applicaties en goedkoop- Snel updaten en goed koop- Geen experts nodig , users kunnen eind werk doen.

Nadelen- Code werkt langzamer.- Geen standaardisatie door eindgebruikers.

CHAPTER 4 Geen tentamenstof: sectie 4.7

Leerdoelen:

een definitie geven van een gedistribueerd systeem

Hardware gelokaliseerd op minstens 2 verschillende geografische plekken, gelinked elektronisch waar data processing op meer dan 1 locatie plaats vindt!

de voor- en nadelen van gedistribueerde systemen noemen

Voordelen:- Betere gebruiker tevredenheid( Autonomie )- Flexbiliteit van systeem ontwikkeling -> Steeds

nodes toevoegen aan netwerk om te groeien.- Minder communicatie kosten->Data on site

processed-- Failsoft: Centrale pc valt uit , rest blijft werken.- Transborder data flows: Data mag niet zo maar real

time grens over dus data processing on site belangrijk.- Reponse times: systeem wordt niet overbelast dus

snel.

Nadelen:- Verlies van standaard en control: verschillende

patches overal etc.- Complexe netwerk software: Verzorgt data

10 › 16



communicatie.- Duplicatie van data: inconsistentie.- Verlies career paths: Veel training nodig etc, en

weinig opklim mogelijkheden.

het client-server-model uitleggen

Client: is een pc die connectie heeft met een server die het rekenwerk opzich neemt voor de client. Applicaties worden elders uitgevoerd of bewaard. Bijv mail service, de mail komt op een server binnen. Thick client: voert de client zelf nog wat uit zoals de applicatie. Thin client: voert de client bijna niks uit zelfs niet de applicatie.

de manieren waarop data kan worden gedistribueerd, beschrijven

- Data wordt om de zoveel uur gedownload van het centrale punt. Op bepaalde tijdstippen wordt er ook geupload.

- Elke dag download van centraal punt, maar eigen updates kunnen locaal al wel worden toegepast.

- Fully distributed database: Real time update.- de redenen geven waardoor de koppeling tussen

verschillende producten wordt bemoeilijkt, en de rol van standaardisatie hierbij toelichten

- Veel verschillende soorten media waarvoor global standardization nodig is!

- Per product veel suppliers die hun manier beste vind dus weinig kans op standaardisatie.

- Producten ontwikkelen doortijd heen moeilijk om achteruit, vooruit en zijwaarts (competitor) te kijken.

- Rivaliteit tussen secoren, mainframe vs pc bijv waardoor er geen standaardisatie tot stand komt.

- een definitie geven van EDI en aangeven waarin EDI

verschilt van andere vormen van elektronische communicatie

Transfer van elektronische data van één organisatie computer systeem naar een ander, op een manier dat de data in 1 formaat gepresenteerd wordt dat meteen bruikbaar is voor de ontvanger.

11 › 16



Verschil : EDI is geen menselijke interpretatie voor nodig zoals bij telefoon of fax. Het kan meteen verwerkt worden door de ontvanger’s computer systeem.

de voordelen van EDI noemen- Snelheid van verwerken.- Papierwerk verdwenen.- Kosten omlaag, ook geen menselijke interpretatie.- Menselijke falen (err0r) verdwenen.

CHAPTER 5 Geen tentamenstof: secties 5.1, 5.5 en 5.6

Leerdoelen:

de werking van het Internet beschrijven aan de hand van termen als gateway, ISP, IP-adres, domeinnaam, DNS, packet switching en TCP/IP

Gateway: Tussenstation tussen verschillende netwerken ( koppelaar ) van LAN naar Internet bijv.ISP: Internet service provider: Gateway die snel internet toegang biedt. Toegangspoort tot het internet.IP-Adres: Adres van een client(PC) Die ervoor zorgt dat alle deeltjes van de verzonden data bij het juiste adres aan komt. Net als postadres.Domeinnaam: IP adres in lettervorm. Valt onder een domein als .com of .nl waaraan te zien is waar de host zich bevindt.DNS:Systeem die de domeinnamen aanwijst. Elke naam is aangewezen door een naam server zoals .com dus. DNS is dus rijksuniversiteitgroningen.com die binnen de .com naamserver valt.Packet Switching: Pakketten worden opgedeeld en nemen verschillende routes.TCP: Protocol dat regelt hoe de stukken in elkaar zitten en hoe de informatie waarin staat hoe het in elkaar steekt wordt verzonden. TCP en IP zorgen samen dus voor juiste aankomst.

de faciliteiten die het Internet biedt, opsommen

E-mail (Mime standard)The World Wide WebRemote connection Afstand werken etcTelnet ( niet heel belangrijk voorganger van remote control)FTP: Webpages online zetten naar een server vanaf je pc bijv.Instant messaging: Directe e-mail eigenlijk.Internet bellenElectronic conferencing voice,data, video, teleconferencingManagement tools Kalender, werk schema etc

12 › 16



de werking van het World Wide Web uitleggen aan de hand van hypertext en hypertext markup language (HTML)

Bedoeling WWW: Informatie sharing op web pages, Hyperlinks gebruiken om door te verwijzen, makkelijke software om snel door paginas te gaan.Hypertext markup language: Taal om structuur van een webpagina in te delen.http: Protocol zodat een browser deze geschreven indeling kan lezen.

het verschil uitleggen tussen een intranet en een extranet

Intranet netwerk binnen een organisatie.Extranet netwerk uitbreidden buiten organisatie( niet iedereen toegang ) bijv partners wel.

CHAPTER 6 Geen tentamenstof: sectie 6.6

Leerdoelen:

de voordelen van een website voor een organisatie uitleggen

- Minder kosten adverteren- Informatie presenteren goedkoper en makkelijker- Makkelijker up te daten ( geen nieuwe catalogus bijv)- Geen fysieke winkel nodig- Kunt over geografische grenzen heen- Geen retailer ( middlemen ) nodig, kan direct aan

klant leveren. de redenen om aan e-business te doen uitleggen- Lage entree kosten- Flexibiliteit in omvang website- Lage switching kosten- Kansen op gebied van communicatie zoals locaal

intranet of video conferencing- Laag risico- Betere customer service- Globalisatie mogelijk- de barrières van e-business uitleggen- Onzekerheid over business model

13 › 16



- Telecommunicatie kosten ( soms)- Bandwith -> Veel data verkeer- Beveiliging: hackers etc- Nog steeds geen standaardisatie- Wet-en regelgeving niet duidelijk- Voorbereid: veel bedrijven nog niet klaar voor- een definitie geven van e-commerce

Via computernetwerken handel bedrijven.

de factoren die de adoptie van e-commerce positief en negatief beïnvloeden, uitleggen

- Threats of new entrants: Makkelijk mee te doen zonder de benodigde IT structuur die bestaande spelers hebben.

- Threat of substitution: makkelijker jouw product te substitueren ook via illegale manieren ( muziek )

- Bargaining powers of buyers: Middle men valt weg dus goedkoper, direct aan klant verkopen. Voor supplier nachtmerrie, heeft nu meer competitie.

- Bargaining power of suppliers: Suppliers moeten wel aan adoptie doen om boven water teblijven.

- Competitie met rivaal: Door E-Commerce kan je door lagere kosten voorop komen te staan.

het verband tussen e-commerce en de traditionele trade cycles beschrijven

Repeated trade cycles: EDI Steeds zelfde soort orders op interval basis kan worden uitgevoerd door EDIIrregular Invoiced Transactions: Electronic market Vergelijkins gedrag.Irregular Cash Transactions: Home Shoppers volledige internet commerce van presale naar after sale allemaal via website etc.

de verschillende e-commerce business models noemen en beschrijven

Eshop: virtuele winkel, b2b en b2cE-mall virtueel winkelcentrum, heel veel verschillende productenE-Procurement supply chain operations op het internet

14 › 16



E-Auction Online veiling Specialist service providers PostNL of bijv norton anti virusMarket segmenters markten gespleten zoals air line tickets , online tickets is eigen markt geworden met eigen prijzen.Content providers: informatie specialisten, bewaren data voor je of zoekmachine bijvInternet infrastructure providers: vertrouwens bedrijven zoals ideal, die verzorgen een infrastructuur voor online betalingen.

trends en uitdagingen in e-commerce beschrijven

Structurele ontwikkeling: Intergratie ( EDI ) , Specialisatie( 3rd party afspraken )Vertrouwen op adverteren: veel ads wat niet winstgevend genoeg was, daarna soort abonnementen.Bewaren competitief voordeel: Brand image met nieuwe ontwikkeling koppelen.Intelligent agents: informatie opslaan van klanten en gericht adverteren bijv. of bepaalde wizards die je helpen.Bots:Zoekt door alle websites naar informatie, bijv prijzen van producten voor vergelijkingssites.

CHAPTER 7 Geen tentamenstof: secties 7.3, 7.4, 7.5 en 7.6

Leerdoelen:

de drivers voor business intelligence noemen de tools en technieken beschrijven die in het kader van

business intelligence kunnen worden gebruikt uitleggen wat je zoal met kennis kunt bereiken of doen de kennistypen expliciete versus stilzwijgende

beschrijven en illustreren met voorbeelden beschrijven van de implicaties voor ICT als je met een

kennismanagement ‘bril’ op naar ICT kijkt een beschrijving geven van kennismanagement beschrijven waarom een organisatie aan

kennismanagement doet de belangrijkste kennisprocessen binnen organisaties

beschrijven uitleggen wat de belangrijkste implicaties zijn van de

eigenschappen van kennis voor het ontwerp en gebruik van informatiesystemen (IS)

uitleggen waarom waarom d rol van IT in kennismanagement belangrijk is maar tegelijkertijd

15 › 16



gelimiteerd

CHAPTER 8 Geen tentamenstof: secties 8.1, 8.2, 8.3, 8.4, 8.7.3, 8.7.4, 8.7.5 en 8.8

Leerdoelen:

de karakteristieken van een database en een database management system beschrijven

de voor- en nadelen van het gebruik van databases uitleggen

de verschillende gebruikerstypen van databases beschrijven

de drie-lagen architectuur voor databases uitleggen de begrippen relatie (tabel), attribuut (kolom), rij

(tuple), primaire sleutel (primary key), vreemde sleutel (foreign key), attribuutnaam, attribuutwaarde, en null-waarde in samenhang beschrijven

de representatie van 1 op 1 (1:1), 1 op veel (1:n) en veel-op-veel (n:m) relaties in het relationele model uitleggen

de voor- en nadelen van het relationele model, relationele database management systems en relationele talen noemen

CHAPTER 9 Geen tentamenstof: gehele hoofdstuk

CHAPTER 10

Leerdoelen:

de redenen voor het opstarten van een automatiseringsproject aangeven

de rol, verantwoordelijkheden en benodigde kennis en vaardigheden van de business analist (systeem analist, informatieanalist) beschrijven

de verschillende systeemontwikkelingsfasen en –producten noemen en beschrijven

CHAPTER 11

Geen tentamenstof: gehele hoofdstuk (reeds in behandeling bij MTOO, maar dan voor ontwerpen in het algemeen)

CHAPTER 12

Geen tentamenstof: secties 12.2, 12.4, 12.5 en 12.7

Leerdoelen:

16 › 16



Een logisch model opstellen van een systeem met behulp van een Data Flow Diagrams (DFD) (als uitgelegd op college)

De regels van DFD modellering benoemen en toepassen Het verschil aanduiden tussen een context level DFD,

een level 0 DFD en een level 1 DFD (als uitgelegd op college)

CHAPTER 13

Geen tentamenstof: sectie 13.4

Leerdoelen:

het verschil tussen top-down en bottom-up gegevensmodellering uitleggen

de begrippen entiteittype, relatie (relationship), 1:n-, n:m-, 1:1, attribuut, sleutelattribuut (key attribute) die in entiteit-relatie-diagrammen gebruikt worden, omschrijven

de symbolen die voor bovengenoemde begrippen worden gebruikt, tekenen

top-down gegevensmodellering uitvoeren database normalisatie tot en met de derde normaalvorm

uitvoeren (bottom-up gegevensmodellering)

CHAPTER 14

Alleen sectie 14.3 leren, de overige secties zijn geen tentamenstof

Leerdoelen:

De grenzen van het geautomatiseerde proces kunnen aanduiden

CHAPTER 15

Geen tentamenstof: gehele hoofdstuk

CHAPTER 16


CHAPTER 17


CHAPTER Geen tentamenstof: gehele hoofdstuk

17 › 16



18

18 › 16

INLEIDING IT Leerdoelen Uitgewerkt

Documents

Transcript of INLEIDING IT Leerdoelen Uitgewerkt