Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu...

15
Inhoudsopgave LES 1: NAAR SCHOOL 8 1 Ziek 8 2 Plus en min 14 3 Wat moet en wat is goed? 20 4 De bel 26 Woorden 32 LES 2: VRIJE TIJD 38 1 Naar de film 38 2 Rada wil fit zijn 44 3 Vrije tijd 50 4 Ik ben vrij 56 Woorden 62 LES 3: THUIS 68 1 Een nieuw huis 68 2 Een stoel voor Bem 74 3 Hoe warm is het? 80 4 Dit is mijn huis 86 Woorden 92 LES 4: NEDERLAND 96 1 Raar maar waar 96 2 Een fiets voor Bem 102 3 Bij de zee 108 4 IJs 114 Woorden 120 LES 5: TOEKOMST 126 1 Ik werk 126 2 Naar Mars 132 3 Kom binnen bij Entree 138 4 God zal me helpen 144 Woorden 150

Transcript of Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu...

Page 1: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

InhoudsopgaveLES 1: NAAR SCHOOL 8

1 Ziek 8

2 Plus en min 14

3 Wat moet en wat is goed? 20

4 De bel 26

Woorden 32

LES 2: VRIJE TIJD 38

1 Naar de film 38

2 Rada wil fit zijn 44

3 Vrije tijd 50

4 Ik ben vrij 56

Woorden 62

LES 3: THUIS 68

1 Een nieuw huis 68

2 Een stoel voor Bem 74

3 Hoe warm is het? 80

4 Dit is mijn huis 86

Woorden 92

LES 4: NEDERLAND 96

1 Raar maar waar 96

2 Een fiets voor Bem 102

3 Bij de zee 108

4 IJs 114

Woorden 120

LES 5: TOEKOMST 126

1 Ik werk 126

2 Naar Mars 132

3 Kom binnen bij Entree 138

4 God zal me helpen 144

Woorden 150

Page 2: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

Dit boek gaat over een klas.

Een klas van een school.

De school is in Goes.

Dit is de klas:

Bem

Bem is een jongen.

Hij is 13 jaar.

Rada

Rada is een meisje.

Zij is 14 jaar.

Milka

Milka is een meisje.

Ze is 16 jaar.

6

INTRODUCTIE

Page 3: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

Zij leren lezen.

Mo

Mo is een jongen.

Hij is 16 jaar.

Tuu

Tuu is een jongen.

Hij is 17 jaar.

7

Page 4: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

Wat weet je?

Wat zie je?

App jij ook?

Met wie?

Kijk

Kijk naar de tekst.

Lees nog niet.

Wat weet je al?

Lees stil

Lees een keer.

Wat weet je nu?

Lees en praat

Lees samen.

Wat weet je nog niet?

Praat samen.

Wat weet je nu?

1 Ziek

1

2

3

4

8

LES 1: NAAR SCHOOL

Page 5: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

Rada is op school.

Milka is niet op school.

Rada stuurt een app.

Ze krijgt ook een app.

Rada

Hoi Milka.

Hoe gaat het?

Rada

Met mij gaat het goed.

Waarom kom je niet naar school?

Rada

Wanneer kom je weer?

Ik mis jou!

Milka

Niet zo goed.

En met jou?

Milka

Ik ben ziek

Milka

Maandag kom ik weer.

Ik mis jou ook.

9

LES 1: NAAR SCHOOL

Page 6: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

Maak vragen

1 Wie is Milka?

a Ze is de zus van Rada.

b Ze zit in de klas van Rada.

2 Milka zegt: Niet zo goed.

Wat is dat?

a

b

3 Milka is niet op school.

Waarom niet?

a Ze is boos.

b Ze is ziek.

4 Wanneer komt Milka naar school?

a Maandag

b Dinsdag

In het kort

Wat is goed?

a Rada stuurt een app naar Milka.

Milka zit in haar klas.

Milka is ziek.

b Rada is de zus van Milka.

Milka stuurt een app naar Rada.

Milka is boos op Rada.

5

6

10

LES 1: NAAR SCHOOL

Page 7: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

Lees meer

A Lees vijf keer.

Hoe gaat het?

Het gaat wel.

En met jou?

Met mij gaat het goed.

Waarom kom je niet naar school?

Ik ben ziek.

Wanneer kom je weer?

Ik mis jou!

B Zet op een rij.

maandag

donderdag

maandag

vrijdag

zaterdag

zondagdinsdag

woensdag

7

11

LES 1: NAAR SCHOOL

Page 8: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

C Waar zie je een vraag? Let op ?

Dit is een vraag

Hoe gaat het? Het gaat wel.

En met jou?

Waarom kom je niet?

Ik ben ziek.

Wanneer kom je weer?

Ik mis jou!

Lees hardop.

Wat doe jij?

Kies iemand uit je klas.

Stuur een app.

Taal =

Doe in je map:

een foto van de app.

Hoe was het?

De les is leuk.

Ik leer veel.

8

9

12

LES 1: NAAR SCHOOL

Page 9: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

Leer de woorden

1 Welk woord ken je al?

2 Leer de woorden.

Zoek of maak een foto.

Of maak een zin.

hoi

hoe

goed

waarom?

niet

de school

kom je

ziek

wanneer?

ik mis

maandag

weer

ook

10

13

LES 1: NAAR SCHOOL

Page 10: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

Woorden

1 Vul in.

goed Hoe maandag ook Waarom

1 gaat het?

2 Met mij gaat het .

3 kom je niet?

4 Ik kom .

5 Ik mis jou .

2 Vul in.

geef heeft min plus

1 Twee twee is vier.

2 Drie een is twee.

3 Mo geen pen.

4 Ik een pen aan Mo.

3 Maak de zin af.

1 De pet

2 De mobiel

3 Ik kom

4 Ik werk

5 Ik ruim

hard.

moet af.

moet uit.

op.

op tijd.

32

LES 1: NAAR SCHOOLLES 1: NAAR SCHOOL

Page 11: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

4 Vul in.

bus hoor loop moe op tijd

1 Ik naar school.

2 Ik de bel.

3 Mo gaat met de naar school.

4 De bus is .

5 Ik ga naar bed. Ik ben .

5 Welk woord hoort er niet bij?

1 2 3 4

de dag

het boek

de week

het jaar

de school

de les

de thee

de klas

de pet

het boek

het woord

de zin

ga door

maandag

ruim op

werk samen

6 Wat zie je?

de bus het bed het boek de som de pen de school de pet

de jas

1 + 1= 2

33

LES 1: NAAR SCHOOLLES 1: NAAR SCHOOL

Page 12: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

7 Trek een lijn.

8 Vul in.

Hoi kom mis Wanneer ziek

1 , hoe gaat het?

2 Waarom je niet op school?

3 Het gaat niet goed. Ik ben .

4 kom je weer?

5 Ik jou!

9 Kun je dat eten?

ja nee

de pen de peer

de thee

de kaas

goed

foutplus

min

niet

wel

op tijd

te laat

34

LES 1: NAAR SCHOOLLES 1: NAAR SCHOOL

Page 13: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

2 Naar Mars

Wat weet je?

Wat zie je?

Welke woorden ken je?

Kijk

Kijk naar de tekst.

Lees nog niet.

Wat weet je al?

Lees stil

Lees een keer.

Wat weet je nu?

Lees en praat

Lees samen.

Wat weet je nog niet?

Praat samen.

Wat weet je nu?

1

2

3

4

132

LES 5: TOEKOMST

Page 14: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

Bem is op school.

Hij leest over de aarde.

En over de maan en over Mars.

Naar Mars

Het jaar 1969:

Een raket gaat naar de maan.

De maan is heel ver.

De reis duurt vier dagen.

Een man loopt op de maan.

Hij zegt:

Dit is een kleine stap.

Een kleine stap voor een man.

Maar een grote stap voor alle mensen.

Dit jaar:

Een man heeft een plan.

Hij bouwt een raket.

Die is heel groot.

De raket moet naar Mars.

De reis duurt acht maanden.

De man zegt:

De aarde is te klein.

Hier zijn te veel mensen.

De aarde is vol.

Daarom gaan we naar Mars.

133

LES 5: TOEKOMST

Page 15: Inhoudsopgave - Boom test onderwijs · Zij leren lezen. Mo Mo is een jongen. Hij is 16 jaar. Tuu Tuu is een jongen. Hij is 17 jaar. 7

Maak de vragen

1 Een raket gaat naar de maan.

Hoe lang duurt de reis?

a Vier dagen

b Vier jaar

2 Hoe lang duurt de reis naar Mars?

a Acht dagen

b Acht maanden

3 Een man stuurt een raket naar Mars.

Waarom?

a Hij wil op Mars lopen.

b Hij vindt de aarde vol.

In het kort

Wat is goed?

a Een man gaat op reis.

Hij gaat met de boot.

Hij gaat naar een stad.

De stad heet Mars.

De reis duurt vier dagen.

b Er was een raket op de maan.

Een man liep op de maan.

Nu heeft een man een plan.

Hij wil naar Mars.

Hij bouwt een grote raket.

5

6

134

LES 5: TOEKOMST