INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals...

90
FACULTEIT DER LETEREN EN WIJSBEGEERTE REGLEMENT BACHELORPAPER KUNSTWETENSCHAPPEN EN ARCHEOLOGIE ACADEMIEJAAR 2020-2021 Versie zoals goedgekeurd door de Faculteitsraad op 18 november 2020 en goedgekeurd in de Onderwijsraad van ….

Transcript of INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals...

Page 1: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

FACULTEIT DER LETEREN EN WIJSBEGEERTE

REGLEMENT

BACHELORPAPER

KUNSTWETENSCHAPPEN EN ARCHEOLOGIE

ACADEMIEJAAR 2020-2021

Versie zoals goedgekeurd door de Faculteitsraad op 18 november 2020 en goedgekeurd in de Onderwijsraad van ….

Page 2: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

INHOUD

1. De plaats van de bachelorpaper in de opleiding

1.1. Leerresultaten

1.2. Ondersteuning voor studenten in het bachelorprogramma

1.3. Ondersteuning voor studenten in het schakel- en voorbereidingsprogramma

2. Prerequisites of inschrijvingsvereisten

3. Het onderwerp van de bachelorpaper

4. Richtlijnen

4.1. Inhoudelijke aspecten

4.2. Formele aspecten

4.3. Taal

5. Begeleiding

6. Evaluatie

7. Tijdschema

Appendix 1: Onderzoeksthema’s in de opleiding Kunstwetenschappen & Archeologie

Appendix 2:Plagiaat en hoe het te vermijden

Appendix 3:Referentiesystemen in de opleiding Kunstwetenschappen & Archeologie

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 3: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

1. DE PLAATS VAN DE BACHELORPAPER IN DE OPLEIDING

De bachelorpaper vormt een belangrijk sluitstuk van je bacheloropleiding, waarbij de bacheloropleiding zowel als finaliteit en als voorbereiding op de masteropleiding dient te worden gezien. Met deze paper toon je aan dat je de eindcompetenties van de bacheloropleiding Kunstwetenschappen en Archeologie beheerst. Via de bachelorpaper zal je meer bepaald bewijzen dat je

- een heuristisch onderzoek kan opstarten, - de grondbeginselen en de basisvaardigheden voor een zelfstandig en kritisch onderzoek onder de knie hebt,- de nodige mondelinge en schriftelijke rapporteringsvaardigheden bezit.

1.1. LeerresultatenInhoudNr. 1 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie beschikt over een grondig referentiekader van de grote stromingen, kantelmomenten en de meest relevante getuigen uit de Europese kunstgeschiedenis en archeologie van de prehistorie tot heden.

Nr. 2 De bachelor heeft inzicht in de iconografische, stilistische en technische aspecten van artistieke en materiële cultuur.

Nr. 3 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie brengt de voornoemde kennis in verband met kennis van een brede culturele en maatschappelijke context en heeft inzicht in hoe artistieke productie en materiële cultuur dragers zijn van veranderlijke culturele, sociale, economische en ideologische waarden.

Nr. 4 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie heeft algemene kennis van en inzicht in de historische en actuele relaties tussen erfgoed, instituties en samenleving.

Nr. 5 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie heeft kennis van de essentiële heuristische en analytische onderzoekstechnieken, met inbegrip van terreinmethoden, natuurwetenschappelijke technieken en discoursanalyse.

VaardighedenNr. 6 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie kan het referentiekader kritisch hanteren.

Nr. 7 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie formuleert onder deskundige begeleiding een probleemstelling en daaraan gekoppelde onderzoeksvragen binnen het domein van de kunstwetenschappen, archeologie of kritische erfgoedstudies.

Nr. 8 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie bestudeert onder deskundige begeleiding primaire bronnen en voert een kritische, internationale literatuurstudie uit in functie van een specifieke probleemstelling.

Nr. 9 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie selecteert en gebruikt onder deskundige begeleiding adequate kwalitatieve en/of kwantitatieve onderzoeksmethoden en biedt daarmee een antwoord op specifieke onderzoeksvragen.

Nr. 10 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie rapporteert mondeling en schriftelijk over zijn/haar onderzoeksresultaten aan vakgenoten.

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 4: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

Nr. 11 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie heeft actieve ervaring met ofwel tentoonstellingspraktijk, erfgoedzorg, terreinonderzoek en/of materiaalstudie.

AttitudesNr. 13 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie heeft een kritische, onderzoekende en integere houding, die getuigt van intellectuele nieuwsgierigheid en intellectuele eerlijkheid en een ingesteldheid tot levenslang leren.

Nr. 14 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie is inventief, creatief en ondernemend en heeft geleerd zijn eigen weg te zoeken, met een open geest en vrij van vooroordelen.

Nr. 15 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie is bereid zich vanuit humanistische waarden in te zetten voor een duurzame ontwikkeling van het maatschappelijk welzijn. Hij/zij is een wereldburger, die kan omgaan met de huidige en toekomstige uitdagingen in een globaliserende samenleving.

1.2. Ondersteuning voor studenten in het bachelorprogramma

De ondersteuning van je schrijfproces wordt verzorgd binnen het vak Atelier. Doel is a) kwaliteit van de papers te verhogen, b) papers op tijd te laten indienen en c) debatcultuur te promoten door de intensieve opvolging van de studenten via lessen en het verrichten van vijf opdrachten;

Opdracht 1 is verbonden aan enkele workshops rond paradigma’s. De paradigma’s worden voorgesteld, nadien volgt een klassikale discussie van enkele papers in seminar vorm en dit leidt dan naar de concrete opdracht: om hetzij over het onderwerp van het onderzoek van je bachelor paper , hetzij over een breder thema, 5 cultuurhistorische / descriptieve bronnen of studies, 5 processuele / modernistische / structuralistische bronnen of studies, 5 postprocessuele / postmodernistische / contextuele bronnen of studies en 1 bron of studie die aansluit bij de Unesco indicatoren rond duurzame ontwikkeling (cf ook complex system theory) te zoeken en te bespreken in een paper van 1500 woorden.

Opdracht 2 is het opstellen van een beredeneerde bibliografie. Dit betreft een overzicht van wat onderzoekers eerder over het onderwerp en/of thema van je paper hebben geschreven, samen met het verkennen van hun benaderingen, bronnen, methoden, debatten en theorieën. De student brengt verslag uit over wat relevant is aan die literatuur met het oog op de probleemstelling en onderzoeksvragen. De bibliografie moet doelgericht zijn en bijgevolg het resultaat zijn van keuzen. Het gaat geenszins om een inventaris, maar om een doordachte selectie van significante auteurs. Het schriftelijk verslag beslaat maximum 1.500 woorden.

Dit leidt tot Opdracht 3: het formuleren en verantwoorden van de onderzoeksvraag, ingebed in de literatuur die werd verzameld. De inbedding in de literatuur is cruciaal: wat brengt het onderzoek van de student bij tot wat, en waarom is dat de moeite waard? Dit peilt naar wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie. De schriftelijke raportering mag maximum 1.500 woorden bedragen.

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 5: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

Het onderzoek wordt begin december gepresenteerd in het eerste collectieve Bachelor-proef presentatie moment. De presentatie mag maximaal 7 minuten duren, en is verplicht (Opdracht 4).

Vanuit de feedbackt op de vorige opdrachten en de verderzetting van het onderzoek komen we vervolgens tot de tweede mondelinge presentatie (Opdracht 5) in de loop van de lente. De studenten brengen verslag uit over hun onderzoek (gedurende maximum tien minuten), waarbij vanuit de onderzoeksvraag, onderwerp/thema, case(s) en methoden de onderzoeksvoortgang kritisch wordt besproken. Dit is meteen een belangrijke evaluatie, waar de student laat zien wat zij/hij bereikt heeft.

Verder zal er ook een presentatie voorzien worden rond niet inhoudelijke aspecten.

TIJDPAD

Volgens het facultaire BA-reglement moeten de studenten thema en promotor hebben gekozen voor 30 oktober (formulier op secretariaat in te dienen). Willen deze drie opdrachten effect hebben, dan moeten Opdracht 1, 2, 3 en 4 in het eerste semester worden volbracht, en Opdracht 5 in het tweede semester. Opdrachten 4 en 5 behelsen de mondeling presentatie

1.3. Ondersteuning voor studenten in het schakel- en voorbereidingsprogrammaAangezien schakelstudenten van elders instromen wordt er voor hen een begeleiding op maat voorzien binnen het opleidingsonderdeel ‘Werkcollege Kunstgeschiedenis en Archeologie’ ( 1008541ANW of 1008542ANR). Om deze begeleiding te kunnen plannen, moet je als schakel- of voorbereidingsstudent ten laatste op 3 november 2020 aan Mevr. Melissa Samaes een kopie bezorgen van het formulier met onderwerp en naam van de promotor (zie verder punt 7).

2. PREREQUISITES

Indien je bent ingeschreven voor het Bachelorprogramma Kunstwetenschappen en Archeologie moet je eerst creditbewijzen hebben behaald voor de volgende studiedelen/opleidingsonderdelen vooraleer je de bachelorpaper mag aanvatten1:- Werkcollege Kunstgeschiedenis en Archeologie- Werkcollege Kunstwetenschappen- Werkcollege Archeologie

De studiedeelfiche/aanbieding ‘Paper Kunstwetenschappen en Archeologie’ vermeldt informatie over leerdoelen, voorkennis, inhoud, wijze van examineren, enz. Deze kan geraadpleegd worden op de website bij ‘onderwijsaanbod’: https://caliweb.cumulus.vub.ac.be/caliweb/?page=plan&id=00070&anchor=0000000106&target=pr&year=1819&language=nl&output=html

3. HET ONDERWERP VAN DE BACHELORPAPER

Het onderwerp van de bachelorpaper moet betrekking hebben op een gebied dat in overeenstemming is met het te behalen diploma van Bachelor in de Kunstwetenschappen en

1 Deze vereisten gelden niet voor studenten die ingeschreven zijn in het Schakel- of Voorbereidingsprogramma Kunstwetenschappen en Archeologie.

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 6: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

Archeologie. Het onderwerp kan eventueel gekozen worden in functie en ter voorbereiding van de masterproef, die ingediend moet worden op het einde van de masteropleiding Kunstwetenschappen en Archeologie.Je bepaalt het onderwerp in overleg met je promotor. Deze laatste is een lid van het zelfstandig academisch personeel, doctor-assistent of onderwijsprofessor of een ander lid van het academisch personeel dat houder is van de graad van doctor en verbonden aan de Opleiding Kunstwetenschappen & Archeologie. In appendix 1 vind je een lijst met onderzoeksthema’s van de ZAP-leden, die binnen de Vrije Universiteit Brussel in hoofdorde aan de Opleiding Kunstwetenschappen en Archeologie zijn verbonden. Dit is slechts een richtinggevende lijst: je kan dus ook met een eigen onderzoeksvoorstel naar een promotor van je keuze stappen, zelfs indien dit voorstel niet binnen de door hem/haar vermelde onderzoeksthema’s valt.

4. RICHTLIJNEN

4.1. Inhoudelijke aspecten

De paper moet de volgende elementen bevatten:- de probleemstelling waarvan het onderzoek vertrekt; de thematische, chronologische en geografische afbakening van het onderwerp; de precieze vragen waarop een eventueel verder uitgewerkte studie (bijvoorbeeld een masterproef) een antwoord wil bieden- een kritische status quaestionis van de wetenschappelijke literatuur- een kritisch overzicht van de bronnen en van de objecten of monumenten die het basismateriaal vormen voor het onderzoek- een omschrijving van de methodologie- een bibliografische lijst- eventuele bijlagen (catalogus; illustraties)De paper moet persoonlijk en origineel zijn; plagiaat, onder welke vorm ook, wordt ten strengste verboden (zie ook Onderwijs- en examenreglement art. 118). Meer informatie over plagiaat en hoe het te vermijden vind je in appendix 2.

4.2. Formele aspecten

Op het titelblad moeten de volgende elementen voorkomen:- Het logo van de Vrije Universiteit Brussel- Naam student rechtsboven (Voornaam Naam)- Vrije Universiteit Brussel - Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte- Studiegebied Kunstwetenschappen en Archeologie- Naam promotor (Voornaam Naam)- Titel- “Paper ingediend voor het behalen van de graad van bachelor in de Kunstwetenschappen en archeologie”- Academiejaar rechtsonder (2020-2021)

Op de derde pagina voeg je de authenticiteitsverklaring toe (zie bijlage).

Deze authenticiteitsverklaring dient door de student te worden ondertekend. Ontbreekt de authenticiteitsverklaring, dan kan de bachelorpaper niet ontvankelijk worden verklaard. Onregelmatigheden, zoals plagiaat of het afleggen van een valse verklaring, worden door de promotor gemeld aan de decaan van de faculteit, die over een examentuchtsanctie kan beslissen (Onderwijs- en examenreglement, art. 117 & 118).

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 7: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

De bachelorpaper telt min. 25 en max. 50 pagina’s, exclusief bijlagen. Gebruik een standaard lettertype , bv. Times 12 en interlinie 1,5.

In overleg met je promotor kies je voor een van de twee bibliografische systemen, die je tijdens de werkcolleges hebt ingeoefend. De uiteenzetting van beide referentiesystemen vind je samengevat in appendix 3.

4.3. Taal

De bachelorpaper wordt in het Nederlands geschreven. Na schriftelijk akkoord van de promotor mag de bachelorpaper eventueel ook in het Engels of Frans of Duits worden opgesteld.

5. BEGELEIDING

Je promotor begeleidt je gedurende alle fases van je onderzoek en superviseert de rapportage van de resultaten van dit onderzoek. Hij/zij zal je ondersteuning verlenen i.v.m. de inhoudelijke aspecten van je paper zoals bijvoorbeeld de vraagstelling, de methodologie en de logische en gestructureerde opbouw van de argumenten in de rapportage.Conform het Onderwijs- en examenreglement, Hoofdstuk VII: De Masterproef, is artikel 122 ook hier van toepassing:De promotor verplicht zich ertoe om de student regelmatig te begeleiden en de student verplicht zich ertoe om de promotor regelmatig in te lichten over de vorderingen van zijn onderzoek. Bij niet naleving kan de student of de promotor dit schriftelijk aan de Decaan mededelen. De Decaan neemt een beslissing die kan leiden tot verandering van promotor of verzaking van het promotorschap en deelt dit mee aan de faculteitsraad.Voor praktische ondersteuning i.v.m. de formele aspecten van je paper kan je ook terecht bij een lid van het assisterend academisch personeel. Voor het academiejaar 2020-2021 zijn dit Mevr. Eva Janssens en Mevr. Melissa Samaes.

Voor aanvullende ondersteuning i.v.m. formele aspecten van de proef (referenties, taal en tekstopbouw) kan de student, in samenspraak met de promotor, terecht bij de onderwijsondersteuner van de vakgroep HARP ([email protected]). De student brengt de promotor op de hoogte van het verloop van deze begeleiding.

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 8: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

6. EVALUATIE

StudiepuntenDe bachelorpaper telt voor 9 SP in de opleiding. Wanneer je een onvoldoende behaalt op je bachelorpaper (dus minder dan 10/20) ben je niet geslaagd voor je bacheloropleiding.

Samenstelling juryDe jury wordt samengesteld door de Opleidingsraad Kunstwetenschappen & Archeologie. Ze bestaat uit twee leden, die beiden houder zijn van een doctoraat op proefschrift. Het ene jurylid is de promotor van je bachelorpaper, terwijl de andere een externe expert kan zijn. Als je twee co-promotoren hebt wordt er sowieso een extern jurylid voorzien, als derde lezer.Indien de evaluaties van beide juryleden te ver uiteenlopen (zie infra), dan wordt een bijkomend jurylid aangeduid binnen het academisch personeel verbonden aan de opleiding Kunstwetenschappen en Archeologie. Ook dit lid moet houder zijn van een doctoraat op proefschrift.

ProcedureDe juryleden lezen en beoordelen de bachelorpaper onafhankelijk van elkaar en schrijven elk een evaluatieverslag. Indien de evaluatie van beide juryleden vier of meer punten van elkaar afwijken, wordt een derde lezer aangeduid (zie supra). Vervolgens worden de evaluaties besproken tijdens een vergadering van alle juryleden. De eindevaluatie wordt het gemiddelde van de definitieve evaluaties van alle juryleden. Conform artikel 125 van het Onderwijs- en Examenreglement kan de student(e) op zijn/haar verzoek het eindcijfer vernemen (niet het cijfer dat door elk van de juryleden werd voorgesteld) en kan hij/zij de schriftelijke verslagen inzien of er een kopie van ontvangen en dit minimum vier werkdagen voor het einde van de examenzittijd.De studenten ontvangen het eindresultaat van hun Bachelorpaper via SelfService. In geval van een onvoldoende wordt de student eveneens via e-mail door het secretariaat van de faculteit op de hoogte gebracht.Op die basis heeft de student het recht over te gaan tot een mondelinge openbare bespreking van zijn/haar bachelorpaper. (zie verder art. 125 van het Onderwijs- en Examenreglement + aanvullend facultair Onderwijs- en Examenreglement, te raadplegen op de facultaire website).

EvaluatiecriteriaHet eindcijfer zal uitsluitend bepaald worden door de evaluatie van de schriftelijk ingediende bachelorpaper. De jury zal voor de evaluatie van je bachelorpaper met de volgende criteria rekening houden:

Uitgangspunt, probleemstelling, methodologie1. Wordt de keuze van het onderwerp duidelijk en wetenschappelijk gemotiveerd?2. Worden de probleemstelling, het historiografisch onderzoekskader en de onderzoeksvragen duidelijk uitgewerkt en gemotiveerd?3. Wordt de gevolgde methodologie zowel theoretisch als praktisch, duidelijk uiteengezet en beargumenteerd?4. Is er scherpe focus op het onderzoek en de vraagstelling en vermijdt de student irrelevante toevoegingen?

Inhoudelijke aspecten

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 9: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

5. Past de student op correcte wijze de vooropgestelde methodologie met accuraat gebruik en goede analyse van de data?6. Heeft de student een kritische houding ten opzichte van data, bronnen en literatuur?7. Is de paper duidelijk gestructureerd?8. Slaagt de student erin om een eigen onderzoeksverhaal te brengen en zelf stelling te nemen in het wetenschappelijke debat?9. Zijn de illustraties een relevante keuze, m.a.w. ondersteunen ze het betoog?10.Is het besluit een adequate samenvatting van de stellingen en tussentijdse conclusies in de verhandeling?11.Wordt er een antwoord geformuleerd op de vooropgestelde onderzoeksvragen?

Literatuurstudie12.Is de bibliografie accuraat opgebouwd, d.w.z. zijn alle relevante publicaties opgenomen in de studie?13.Is het voetnotenapparaat inhoudelijk accuraat opgesteld?

Formele aspecten14.Heeft de paper een verzorgde lay-out?15.Is de bibliografie vormelijk correct opgesteld?16.Zijn de voetnoten vormelijk correct opgesteld?17.Is de illustratielijst vormelijk correct opgesteld?18.Zijn de illustraties voorzien van gepaste bijschriften?19.Is het taalgebruik helder, zakelijk en wetenschappelijk?20.Is het taalgebruik grammaticaal correct?

7. TIJDSCHEMA

Datum indienen onderwerpHet onderwerp en de naam van de promotor van je bachelorpaper moeten ten laatste op 31 oktober 2020 worden ingediend op het secretariaat van de faculteit op het daartoe voorziene formulier (formulier ter beschikking op de facultaire website https://student.vub.be/lw#reglementen-en-formulieren )

OPGELET:- In geval van een bisjaar is de student verplicht het onderwerp en naam van de promotor opnieuw in te dienen, ook wanneer beiden dezelfde blijven.

- Wie voor eind november het onderwerp van de bachelorpaper wil wijzigen of van promotor wil veranderen, moet dit schriftelijk aan de Decaan melden. Dit wordt met redenen omkleed (zie ook Onderwijs- en Examenreglement, art. 120 en 121).

De student die nalaat om het (door de promotor ondertekende) formulier met aanduiding van het onderwerp van de paper bij het secretariaat van de faculteit in te dienen op de daartoe voorziene datum, zal op het definitieve puntenblad als "Afwezig" worden opgetekend.

Bij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend facultair Onderwijs- en Examenreglement kan de student gesanctioneerd worden door de Decaan.

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 10: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

Datum indienen paperDe bachelorpaper wordt ingediend via Canvas vóór de opgelegde deadline. De indienprocedure hiervoor zal tijdig gecommuniceerd worden, eveneens via Canvas.

Vervult de student bovenstaande niet vóór indiendatum en -uur dan behaalt hij voor dit opleidingsonderdeel een “Afwezig” in die zittijd. (Cfr. art. 124 van het Onderwijs- en Examenreglement + aanvullend facultair Onderwijs- en Examenreglement, te raadplegen op de facultaire website).

Indienen bachelorpaper 1e examenperiode, 1e zittijd:Deadline indienen bachelorpaper: 04/01/2021 - 15uBekendmaking resultaat via Self Service: 29/01/2021Deadline aanvraag mondelinge verdediging bij opleidingsraadvoorzitter: 01/02/2021

Indienen bachelorpaper 2e examenperiode, 1e zittijd:Deadline indienen bachelorpaper: 25/05/2021 - 15uBekendmaking resultaat via Self Service: 25/06/2021Deadline aanvraag mondelinge verdediging bij opleidingsraadvoorzitter: 28/06/2021

Indienen bachelorpaper 2e zittijd:Deadline indienen bachelorpaper: 09/08/2021 - 15uBekendmaking resultaat via Self Service: 10/09/2021Deadline aanvraag mondelinge verdediging bij opleidingsraadvoorzitter: 13/09/2021

Bijzondere regeling voor uitgaande ErasmusstudentenIndien de student(e) vertrekt vóór 01 november 2020 moet hij/zij vóór zijn/haar vertrek de nodige regelingen treffen om een onderwerp af te bakenen en de promotor te ontmoeten.

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 11: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

VERKLARING VAN AUTHENTICITEIT

De ondertekende verklaring van authenticiteit is een integrale component van het geschreven werk (Bachelorproef of Masterproef) dat wordt ingediend door de student.

Met mijn handtekening verklaar ik dat:

− ik de enige auteur ben van het ingesloten geschreven werk2;− ik dit werk in eigen woorden heb geschreven;− ik geen plagiaat heb gepleegd zoals gedefinieerd in artikel 118 van het Onderwijs- en

Examenreglement van de VUB; waarbij de meest voorkomende vormen van plagiaat zijn (niet-limitatieve lijst):

− aard 1: tekst overnemen van andere auteurs, weliswaar met bronvermelding maar zonder gebruik van aanhalingstekens waar het om een letterlijke overname gaat;

− aard 2: tekstfragmenten overnemen van andere auteurs, al dan niet letterlijk, zonder bronvermelding;

− aard 3: verwijzen naar primair bronmateriaal waar de tekst en bronvermelding al dan niet letterlijk wordt overgenomen uit niet-vermelde secundaire bronnen;

− aard 4: tekstfragmenten overnemen van andere auteurs, al dan niet met bronvermelding, met geringe en/of misleidende tekstaanpassingen.

− ik in de tekst en in de referentielijst volledig heb gerefereerd naar alle internetbronnen, gepubliceerde of ongepubliceerde teksten die ik heb gebruikt of waaruit ik heb geciteerd;

− ik duidelijk alle tekst heb aangeduid die letterlijk is geciteerd;− ik alle methoden, data en procedures waarheidsgetrouw heb gedocumenteerd;− ik geen data heb gemanipuleerd;− ik alle personen en organisaties heb vermeld die dit werk hebben gefaciliteerd, dus alle

ingediende werk ter evaluatie is mijn eigen werk dat zonder hulp werd uitgevoerd tenzij uitdrukkelijk anders vermeld;

− dit werk noch een deel van dit werk werd ingediend aan een andere instelling, universiteit of programma;

− ik op de hoogte ben dat dit werk zal gescreend worden op plagiaat; − ik alle origineel onderzoeksmateriaal onmiddellijk zal indienen op het Decanaat wanneer

hierom wordt gevraagd; − ik op de hoogte ben dat het mijn verantwoordelijkheid is om na te gaan dat ik word

opgeroepen voor een hoorzitting en tijdens de periode van hoorzittingen beschikbaar te zijn;

2 Voor groepswerken zijn de namen van alle auteurs verplicht. Hun handtekeningen staan collectief borg voor de volledige inhoud van het geschreven werk.

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 12: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

− ik kennis genomen heb van artikel 118 van het Onderwijs- en Examenreglement van de VUB omtrent onregelmatigheden en dat ik op de hoogte ben van de disciplinaire sancties;

− de afgedrukte kopie die ik indiende identiek is aan de digitale kopie die ik oplaadde op Turnitin.

Student familienaam, voornaam: …………………………….………… Datum: ………………...…

Handtekening: ………………………………

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 13: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

Appendix 1

ONDERZOEKSTHEMA’S IN DE OPLEIDING KUNSTWETENSCHAPPEN & ARCHEOLOGIE

Appendix 1

ONDERZOEKSTHEMA’S IN DE OPLEIDING KUNSTWETENSCHAPPEN & ARCHEOLOGIE

PROF. DR. WERNER ADRIAENSSENS

Algemene onderzoeksthema's:Onderwerpen gerelateerd aan de toegepaste en/of decoratieve kunsten van de middeleeuwen tot heden: meubilair, zilverwerk, juweelkunst, glaswerk, keramiek, textiel...(inclusief het zgn. design)

Specifieke onderzoeksthema's:- Onderwerpen in alle disciplines van de toegepaste kunsten gerelateerd aan de art nouveau en art deco en in het bijzonder de Belgische varianten ingebed in een internationaal maatschappelijk kader- De decoratieve kunsten op internationale tentoonstellingen en wereldtentoonstellingen

PROF. DR. MARC DE BIE

- Onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling van cultureel en artistiek gedrag- Geschiedenis van het onderzoek van de pre- en protohistorie- Onderzoek van pre- en protohistorische landschappen en nederzettingen- Funeraire praktijken in de pre- en protohistorie- Materiaalstudie van pre- en protohistorische ensembles- Pre- en protohistorische kunst- Landschapsarcheologie- Problematieken in de archeologische erfgoedzorg

Specifieke onderzoeksthema’s:- Techno- en typologisch onderzoek van prehistorisch lithisch materiaal- Etiologie van een specifieke culturele of artistieke praktijk (design, dans, muziek, beeldende kunst, architectuur, …) of van een uitgesproken menselijk vermogen (zelfbesef, verbeelding, religie, groepsidentiteit, …)

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 14: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

- Wisselwerking tussen hominisatie (fysisch-antropologische evolutie) en humanisatie (culturele ontwikkeling).- Etiologie van de ecologische voetafdruk van de mens: onderzoek naar niche constructions (ontbossing, landbouw, landschapsmodificatie, …) en ecologische impact (verzuring, verzilting, erosie, verdroging, …) in de pre- en protohistorie.- Kruisbestuiving tussen archeologie en andere disciplines (neurologie, evolutiepsychologie, sociobiologie, ethologie, primatologie, …) in grote debatten over de mens.- De maatschappelijke rol van archeologie vandaag.

PROF. DR. MARC JACOBS

- Erfgoedmanagement, cultuurmanagement, strategische planning en culturele makelaardij (“cultural brokerage”), reflexiviteit, “public (art) history”, “public folklore”…- Erfgoedparadigma in de 21ste eeuw: erfgoedbeleid, -theorie en -methodes; “kritische erfgoedstudies”, onderzoek over de functies en werking van musea, archieven, bewaarbibliotheken, vrijwilligersorganisaties, monumenten, landschappen, …; van het lokale tot het globale niveau- Toepassing van actor-netwerkanalyse (cfr. Bruno Latour), translatiesociologie of “pragmatische modellen” op (kunst)historische en andere fenomenen- UNESCO, Raad van Europa en internationale netwerken, organisaties en conventies rond cultuur en erfgoed- Immaterieel cultureel erfgoed, het concept “safeguard”, tradities en transmissie - Cultuur- en erfgoedtoerisme, erfgoedagogiek, “erfgoedeconomie”- Cultureel patronage en mecenaat na 1500- Omgaan met de Belle Époque en de Eerste Wereldoorlog in de 21ste eeuw - Cultuur van alledag en volkscultuur (van in de middeleeuwen tot vandaag), volkskundige thema’s (feestcultuur, levenscyclus, …)- Cultuurhistorische benadering van communicatie (gedrukte boeken, prenten, …) in de nieuwe tijd- Effecten van historiciteitsregimes (relatie verleden – heden – toekomst, doorheen de tijd)- Onderzoek over eruditie en functies van archeologie en (kunst)geschiedenis in het verleden, …- Studie van wereldtentoonstellingen- Studie van corporaties (ambachten, schuttersgilden, rederijkerskamers, …) in de nieuwe tijd; bij uitbreiding studies van aspecten van groepscultuur op basis van archiefonderzoek (16de eeuw tot nu)- Onderzoek over eetcultuur door de eeuwen heen (in het bijzonder liminaliteit, materiële cultuur, geheugen en smaak…)

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 15: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

- Studie van cybercultuur- Aanwending van ICT in erfgoedprojecten- Interculturaliteit en intergenerationeel werken in de cultuursector- Gebruik van (het oeuvre van, de clichés over en de associaties met) Bruegel in de 20ste en 21ste eeuw - Etnografische (19de- en 20ste-eeuwse, buiten-Europese) collecties in België en de mogelijkheden van en problemen met de notie "etnische kunst"; ethocoll.be - "Significance" en waarderingsmethodes voor collecties; hoe kan "op de museale weegschaal" toegeëigend en uitgebreid worden in Vlaanderen?

PROF. DR. PIETER MARTENS

- Geschiedenis en theorie van architectuur en stedenbouw (alle periodes)- Kunst, cultuur, geschiedenis van de Renaissance (16de eeuw)- Monumentenzorg (geschiedenis, theorie, praktijk)- Representatie van steden in de beeldende kunsten in de vroegmoderne tijd- Culturele uitwisseling tussen de Lage Landen en Italië, Frankrijk of Spanje in de vroegmoderne tijd- Architectuur en stedenbouw in Brussel- Architectuurtekeningen, stadsplannen, cartografie- Geschiedenis van bouwtechnieken en ingenieurswerken - Stadsbelegeringen, vestingoorlog en artillerie in de vroegmoderne tijd- Architectuurgeschiedschrijving en historiografie

PROF. DR. TINE MEGANCK

Algemene onderzoeksthema’s: Elk onderwerp gerelateerd aan kunst en (visuele) cultuur van de vroegmoderne Nederlanden, in een Europees en globaal perspectief Specifieke onderzoeksthema’s: -Kunst en cultuur in de Vroegmoderne Nederlanden, al dan niet in uitwisseling met andere Europese regio’s (Italië, Frankrijk, Heilig Roomse Rijk, Engeland, Spanje,...) en de Nieuwe Wereld -Netwerken: kunst en geleerdennetwerken; kunst en handelsnetwerken -Kunstpatronage en verzamelen (o.a. kunst kunstpatronage van Margareta van Parma; kunstpatronage van Antoine Perrenot de Granvelle; mecenaat van Antwerpse handelaars) -Kunst en kennis, kunst en humanisme, antiquarisme, alba amicorum, kostuumboeken -De verbeelding van niet-Europese culturen in vroegmodern Europa

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 16: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

-Pieter Bruegel (o.a. botanica in de kunst van Pieter Bruegel ; Dürer en Bruegel ; misericorden/gesculpteerde koorbankgestoelten als bron voor Bruegel,...) -Pieter Paul Rubens (o.a. Rubens als diplomaat; Rubens, kunsttheorie en lichaamscultuur bvb. a.h.v. Rubens, Pythagoras bepleit het vegetarisme) -Iconografische studies in de vroegmoderne kunst (mogelijke onderwerpen: zelfportretten met tulband; de acrobaat; H. Christoffel; de ladder,...) -Antwerpse edelsmeedkunst in de 16de eeuw -Vroegmoderne weergave van landschap en ecologie

PROF. DR. KARIN NYS

- Casestudy onderzoek in het kader van de studie van de socio-economische en culturele interactie in de mediterrane wereld tijdens de oudheid- Onderzoek van bepaalde aspecten van de materiële cultuur van het oude Cyprus in functie van specifieke socio-economische en/of culturele vraagstukken (vb.: onderzoek naar sociale stratigrafie, etniciteit, interregionale contacten,…)- Museologisch onderzoek: historiek van collectievorming, museale opstellingen en doelgroepen, musea en educatie, erfgoed en het publiek

Interdisciplinair onderzoek in samenwerking met een student Fotonica (Ingenieurswetenschappen) onder begeleiding van Karin Nys, Dries Tys en Wendy Meulebroeck (IR)

Onderzoek van het holglas uit het klooster Onze-Lieve-Vrouw-Ter-Rivieren in Bree (einde 15de eeuw tot 17de eeuw). Doel is om inzichten te verkrijgen in de herkomst van het aangetroffen glas door de chemische composities van het glas te linken aan de gebruikte glastypes. Dit kan vervolgens informatie geven over het aankoopbeleid en de glasconsumptie van het klooster tussen het einde van de 15de eeuw en de 17de eeuw. Aangezien het klooster aan de Maas lag, kon het via de rivier gemakkelijk in contact komen met drie belangrijke glasproductie regio’s: ‘s-Hertogenbosch (Baarle-Hertog), Luik en de Avesnois streek (Frankrijk). Het onderzoek kan dus ook inzichten verschaffen over het economisch netwerk van het klooster.

PROF. DR. KATARZYNA RUCHEL-STOCKMANS

Algemene onderzoeksthema's:- Geschiedenis en theorie van fotografie en nieuwe media- Fotografie, video en film binnen de hedendaagse kunst- Kunst 19de, 20ste en 21ste eeuw

Specifieke onderzoeksthema’s:

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 17: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

- fotografie in de jaren 1950- drone art en esthetiek - Kunstenaarsfilm in België jaren 1970, in het kader van het onderzoeksproject

te Argos (Leo Copers, Pierre Courtois, Luc Deleu, Edith De Wit, Hugo Duchateau, Hugo Heyrman, Barbara & Michaël Leisgen, Jean-Claude Riga, Rudi Rommens, Mark Verstockt, Montfaucon Research Center)

- Artistieke praktijken van appropriation, in het bijzonder in de postkoloniale context. Antropologische fotografie, documentaire beeld en museale exposities als uitgangspunt in een maatschappijkritisch artistiek werk.

- De kunst van Oost-Europa (20ste en 21ste eeuw)

Prof. Dr. Christophe Snoeck

Bioarcheologie

PROF. DR. DRIES TYS

Thema’s en onderwerpen- Devotie & Funeraire archeologie:

o Archeologie: geïsoleerde begravingen, de archeologie van epidemies, kerk- en abdijarcheologie (ism Pieter Martens b.v. onderzoek van de 13de-eeuwse muur rond de abdij van Hemiksem), Talet voor Onderzoek: introductie tot de osteoarcheologie, Talent Voor onderzoek: mobility and funerary practices in Belgium between 3000 BC and 800 AD

o Materiële cultuur en etnografie: de etnografie van crematie, waterputten en bronnen bij kerken, Protestantse devotie in begraafplaatsen, graven en materiële cultuur

- Landschap & Ecologie: o Archeologie: o.m. via talent voor onderzoek: prospecties in

archeologische onderzoeksgebieden (kustvlakte, zones met concentraties aan metaaldetectievondsten, vroegmiddeleeuwse Maasvallei) en onderzoek van DHM’s, oude kaarten etc, en verwerking in GIS, ism collega Ralf Vandam.

o Historisch landschaps en nederzettings onderzoek: via historische kaarten, foto’s, …, met aandacht voor rurale landschap en nederzettingen, Bvb: Leut en Meeswijk (waar Odinpin gevonden werd), IJzervallei, Sint-Anna Linkeroever, Kempendorpen, omgeving Brussel edm, Talent voor Onderzoek onderzoek van Dijken via kaarten en DHM

- Stadsarcheologie:

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 18: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

o Urbanisme: o.m. houtbouw in steden en de evolutie daarvan, marktpleinen, gildehallen, huizenblokken, de materiële vorm en objectbiografie van laatmiddeleeuwse patriciërswoningen, 16de-eeuwse winkels (inventarisatie in diverse steden), bouwblok onderzoek, steden in de vroege en volle middeleeuwen

o Middeleeuwse Objecten: consumer goods, artisanaat, aardewerk 5de-18de eeuw, Kledij-accessoires, metaal detectie ensembles, artefacten in dierlijk bot, …, Talent voor Onderzoek: Onderzoek handel vroege en volle middeleeuwen via munten, sites en artefacten

- Kasteelarcheologie: kasteel landschap (tuin) en materiële cultuur, afterlife van kastelen

- Publieksarcheologie & Archeologie en Samenleving: voorbeelden: Dark Tourism in België, de voorstelling van burials/crematie voor het publiek, Archeologische cartoons en memes, …

- KUST en zee:, Hydrotechnologie: sluizen, dammen, cf rol van Saint-Omer uit 16de eeuw), Scheepsarcheologie, enz

Via een eerste case study in ba3 leert de student een concrete case uitwerken. Op de basis daarvan wordt er een bredere problematiek uitgewerkt op masterniveau

PROF. DR. RALF VANDAM Algemene onderzoeksthema’s:Mediterrane archeologie (alle periodes), landschaps – en prospectiearcheologie, ruimtelijke (GIS) analyses, materiaalstudies en mens-omgevingsreconstructies. Studenten nemen best zelf contact op met de docent om in overleg een onderwerp te bepalen. Ter inspiratie:

- Diachronische nederzettingspatronen in ZO Cyprus- Nederzettingsarcheologie in de vroege faraonische periode en het Oude Rijk - Dorpen en boerderijen tijdens de antieke periode in de Oost Mediterrane Wereld.- De rol van grotten in de late prehistorie in de Egeïsche Wereld.- Bottlenecks in de neolithisatie van het Anatolië en de Egeïsche Wereld- Interactiepatronen tussen Anatolië en Cyprus- Ruimtelijke analyses Hala Sultan Tekke- Impact van climate events vb. 8.2 of 4.2 ka events op samenlevingen- Veerkracht en duurzaamheidstudies binnen samenlevingen. - Data integratie in prospectiearcheologie- Studie van een object of een samenhangende cluster objecten in een

museumcollectie

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 19: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

Prof. Dr. Kristin Van den Buys- ELT Mesens en de muziek- Avant-garde 1920-1924 in Brussel en/of Antwerpen- Muziekleven tijdens W.O I en/of W.O II- Brussels muziekleven tijdens het interbellum- 19de eeuws muziekleven in Brussel (opera, concertleven, amateurmusici etc.)

Prof. Dr. Francisca VandepitteAlgemeen: Onderwerpen met betrekking tot de conservatie en restauratie van moderne en hedendaagse kunst

Specifiek: - analyse van kunstenaarsgeschriften als leidraad voor conservatie &

restauratie - de praktijk van het interview als leidraad voor conservatie & restauratie :

cases Belgische kunstenaars- industriële objecten als kunstenaarsmateriaal & restauratieproblematiek

Prof. Dr. Barbora Wouters

Geoarcheologie en publieksarcheologie

Belangrijke aanvullingVolgend jaar kunnen ook de volgende gastdocenten en postdocs bijdragen bij bachelorproeven en masterdissertaties als officiële of officieuze promotor:

1) Marnix Pieters: Maritieme archeologie2) Barbara Veselka: osteoarcheologie3) Kevin Salese: archaeoantropologie4) Giacomo Capuzzo: C145) Soetkin Vervust: landschap & ecologie, historische cartografie

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 20: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

Appendix 2

PLAGIAAT EN HOE HET TE VERMIJDEN

Plagiaat is bij wet strafbaar. Wanneer je op plagiaat wordt betrapt, zul je hiervoor worden gesanctioneerd (zie artikel 118 van het examenreglement).

Definitie van plagiaat volgens Van Dale. Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal, Utrecht-Antwerpen 2005 (14de ed.), p. 2695:“1. het overnemen van stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk, syn. letterdieverij; – (bij uitbr.) in toepassing op diefstal van allerlei andere geestelijke en industriële eigendom;2. een van anderen overgenomen deel van een geschrift enz.”

Voorbeeld 1:In R. HAMANN, Elseviers Kunstgeschiedenis 5. Etruskische en Romeinse kunst, Amsterdam-Brussel 1966, p. 72 lezen we:

“Het ornament wordt opgevat als toegevoegde vlakversiering, niet langer een tektonisch symbool van kracht zoals bij de Grieken; de schilderkunst als een stemmingselement, in tegenstelling met de ideale, cultisch bezielde plastiek van geschilderd of gebeeldhouwd ornament, dat de inwendige ruimte moest opbouwen of uitbreiden.”

In een publicatie uit 2000 lezen we:“Het ornament wordt opgevat als toegevoegde vlakversiering, niet langer een tektonisch symbool van kracht zoals bij de Grieken; de schilderkunst als een stemmingselement, in tegenstelling met de ideale, cultisch bezielde plastiek van geschilderd of gebeeldhouwd ornament, dat de inwendige ruimte moest opbouwen of uitbreiden.”

>> Dit is een zuivere vorm van plagiaat, want een vroegere publicatie is zonder bronvermelding gekopieerd.

Voorbeeld 2:In een publicatie uit 2001 lezen we:

“Toch zijn er ook belangrijke verschillen in de Griekse en Romeinse schilderkunst. Zo wordt de schilderkunst bij de Romeinen gezien als een stemmingselement dat de inwendige ruimte moet opbouwen of uitbreiden, als een toegevoegde vlakversiering. Bij de Grieken echter werd de schilderkunst gezien als een tektonisch symbool van kracht.”

>> Ook dit is een vorm van plagiaat, want kernwoorden en uitdrukkingen zijn letterlijk overgenomen uit de oorspronkelijke bron zonder deze te vermelden.

Voorbeeld 3:In een publicatie uit 2002 lezen we:

“Toch zijn er ook belangrijke verschillen in de Griekse en Romeinse schilderkunst. Zo wordt de schilderkunst bij de Romeinen gezien als een stemmingselement dat de inwendige ruimte moet opbouwen of uitbreiden, als een toegevoegde vlakversiering. Bij de Grieken echter werd de schilderkunst gezien als een tektonisch symbool van kracht.1

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 21: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

1. R. HAMANN, Elseviers Kunstgeschiedenis 5. Etruskische en Romeinse kunst, Amsterdam-Brussel 1966, p. 72.”

>> Hoewel deze auteur refereert aan de publicatie van Hamann, pleegt hij/zij toch plagiaat, omdat de indruk wordt gewekt dat de zinswendingen door hem/haar bedacht zijn i.p.v. door Hamann.

Hoe plagiaat vermijden?

Er zijn twee goede manieren om aan ideeën van anderen te refereren zonder dat je plagiaat pleegt: parafraseren en letterlijk citeren.

Parafraseren

Je parafraseert een auteur (cf. je omschrijft de inhoud met je eigen woorden) en geeft onmiddellijk na je tekstgedeelte de referentie op volgens het gekozen referentiesysteem. Indien je bepaalde zinsdelen uit de oorspronkelijke tekst wil behouden, dan plaats je deze tussen aanhalingstekens.

Voorbeelden:1. Toch zijn er ook belangrijke verschillen in de Griekse en Romeinse

schilderkunst. Hamann heeft aangetoond dat geschilderde ornamenten bij de Romeinen werden gebruikt als “stemmingselementen” die “de inwendige ruimte moesten opbouwen of uitbreiden.”1

1. R. HAMANN, Elseviers Kunstgeschiedenis 5. Etruskische en Romeinse kunst, Amsterdam-Brussel 1966, p. 72.

2. Toch zijn er ook belangrijke verschillen in de Griekse en Romeinse schilderkunst. Hamann (1966, p. 72) heeft aangetoond dat geschilderde ornamenten bij de Romeinen werden gebruikt als “stemmingselementen” die “de inwendige ruimte moesten opbouwen of uitbreiden.”

Letterlijk citeren

Je citeert letterlijk een auteur, plaatst het citaat tussen aanhalingstekens, en noteert de volledige referentie in een voetnoot (cf. bibliografisch systeem met gebruik van opus citatum) of in het inleidende tekstgedeelte dat aan het citaat vooraf gaat (cf. Harvard System).

Voorbeelden:1. Volgens Hamann wordt in de Romeinse schilderkunst “het ornament opgevat

als toegevoegde vlakversiering, niet langer een tektonisch symbool van kracht zoals bij de Grieken; de schilderkunst als een stemmingselement, in tegenstelling met de ideale, cultisch bezielde plastiek van geschilderd of gebeeldhouwd ornament, dat de inwendige ruimte moest opbouwen of uitbreiden.”1

1. R. HAMANN, Elseviers Kunstgeschiedenis 5. Etruskische en Romeinse kunst, Amsterdam-Brussel 1966, p. 72.

2. Volgens Hamann (1966, p. 72) wordt in de Romeinse schilderkunst “het ornament opgevat als toegevoegde vlakversiering, niet langer een tektonisch

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 22: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie

symbool van kracht zoals bij de Grieken; de schilderkunst als een stemmingselement, in tegenstelling met de ideale, cultisch bezielde plastiek van geschilderd of gebeeldhouwd ornament, dat de inwendige ruimte moest opbouwen of uitbreiden.”

OPGELET!Deze regels gelden even goed wanneer je refereert aan een publicatie in een andere taal. Een letterlijke vertaling van een passage in een anderstalige tekst is dus ook een vorm van plagiaat!

Bijkomende voorbeelden van plagiaat en hoe het te vermijden kan je vinden op de website van de Indiana University Bloomington (http://education.indiana.edu/~frick/plagiarism/).

Versie 2.0Faculteit Letteren & Wijsbegeerte

Page 23: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

REFERENTIESYSTEMENIN DE VAKGROEP HARP

Handleiding voor studenten

Opgesteld door

Eva JanssensWard Leloup

Karin NysHanne Roose

Melissa SamaesFleur Van Bocxlaer

Appendix 2

Referentiesystemen in de vakgroep HARP

Page 24: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Inhoudstabel

1. INLEIDING............................................................................................................................................................. 1

1.1 WAAROM REFEREREN?.........................................................................................................................................................11.2 HOE REFEREREN?...................................................................................................................................................................2

2. GEDRUKTE PUBLICATIES........................................................................................................................... 3

2.1 DE AUTEURSNAAM................................................................................................................................................................. 32.2 DE TITEL..................................................................................................................................................................................... 4

2.2.1 boek.................................................................................................................................................................................... 42.2.2 reeks................................................................................................................................................................................... 52.2.3 artikel in een tijdschrift...................................................................................................................................... 62.2.4 bijdrage in een bundel........................................................................................................................................ 72.2.5 lemma in een naslagwerk................................................................................................................................ 82.2.6 tentoonstellingscatalogus................................................................................................................................ 9

2.3 DE PLAATS VAN UITGAVE.................................................................................................................................................102.4 DE UITGEVERIJ.......................................................................................................................................................................102.5 HERUITGAVE OF HERDRUK...............................................................................................................................................112.6 HET JAARTAL OF DE DATUM............................................................................................................................................122.7 PAGINA’S, PLATEN, FIGUREN..........................................................................................................................................132.8 VARIA........................................................................................................................................................................................ 14

2.8.1 interview....................................................................................................................................................................... 142.8.2 krantenartikel........................................................................................................................................................... 142.8.3 onuitgegeven verhandeling......................................................................................................................... 142.8.4 rapport........................................................................................................................................................................... 152.8.5 religieuze tekst....................................................................................................................................................... 152.8.6 wettekst........................................................................................................................................................................ 15

3. ELEKTRONISCHE PUBLICATIES.......................................................................................................... 16

3.1 INTERNETSITE........................................................................................................................................................................163.2 PDF-BESTAND....................................................................................................................................................................... 173.3 DOCUMENTEN UIT EEN DATABANK...............................................................................................................................173.4 CD-ROM............................................................................................................................................................................... 183.5 EEN DVD, VIDEO OF FILM...............................................................................................................................................18

4. BRONNEN........................................................................................................................................................... 19

4.1 ORIGINELE BRONNEN.........................................................................................................................................................194.1.1 gedrukte bronnen................................................................................................................................................. 194.1.2 archivalische bronnen...................................................................................................................................... 20

4.2 UITGEGEVEN BRONNEN.....................................................................................................................................................21

5. SYSTEEM A (REFERENTIES IN VOETNOTEN)............................................................................22

5.1 ALGEMENE RICHTLIJNEN....................................................................................................................................................235.1.1 verkorte referenties............................................................................................................................................ 235.1.2 Latijnse afkortingen............................................................................................................................................ 23

5.2 BIJKOMENDE INFORMATIE IN VOETNOOT....................................................................................................................26

6. SYSTEEM B (REFERENTIES IN DE TEKST)..................................................................................27

6.1 ALGEMENE RICHTLIJNEN...................................................................................................................................................27

Page 25: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

6.1.1 de plaats van de referentie.......................................................................................................................... 286.1.2 nauwkeurig refereren........................................................................................................................................ 28

6.2 BIJKOMENDE INFORMATIE IN VOETNOOT...................................................................................................................29

7. DE REFERENTIELIJST.................................................................................................................................. 30

BRONNEN.......................................................................................................................................................................................31LITERATUUR................................................................................................................................................................................. 33

Page 26: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

1. inleiding

1.1 waarom refereren?

Bij het schrijven van een tekst is het gebruikelijk om argumenten te staven door te verwijzen naar informatie verschaft door andere auteurs, of door hen te citeren. Er zijn verschillende redenen waarom je als schrijver referenties opneemt in je tekst: in hoofdzaak toon je de lezer dat je het onderwerp begrijpt en je eigen gedachten kunt formuleren. Verder demonstreer je zo dat je zowel het bredere veld van de literatuur onderzocht, alsook materiaal diepgaand hebt gelezen. Voorts dienen referenties om de lezer te helpen terug te vinden waar je een idee of een citaat vandaan hebt gehaald. Ten slotte erken je door te refereren de ideeën van de oorspronkelijke auteur(s). Dit getuigt van zogenaamde academische eerlijkheid. Als je de redenen voor refereren verstaat, zou het evident moeten zijn waarom je het werk van anderen niet mag laten doorgaan als dat van jezelf. Indien je niet correct refereert, kunnen diegenen die je moeten beoordelen denken dat je schuldig bent aan plagiaat, met sancties of zelfs uitsluiting van de universiteit tot gevolg.

HANDLEIDING PLAGIAAT: Wil je meer weten over plagiaat, raadpleeg dan de handleiding ‘GOED ONDERZOEK? DAN VERMIJD JE PLAGIAAT!’, binnenkort beschikbaar via canvas.

1

Page 27: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

1.2 hoe refereren?

Er bestaat geen universeel systeem van regels voor bibliografische verwijzingen. Wanneer je een manuscript indient bij de uitgever van een tijdschrift, een reeks van monografieën, de acta van een congres, een Festschrift, … dan zal je de richtlijnen van die bepaalde uitgever moeten volgen. Deze zijn meestal zeer gedetailleerd uitgewerkt (e.g. de richtlijnen voor American Journal of Archaeology: http://www.ajaonline.org/index.php?ptype=page&pid=5), omdat de uitgever eenvormigheid binnen de gehele publicatie nastreeft. Bij het toepassen van de richtlijnen zal je moeten focussen op details: spaties, interpunctie, hoofdletters, haakjes en opmaak, ze zijn allemaal van tel.

Om je vertrouwd te maken met verschillende referentiesystemen, worden in deze handleiding vormelijke richtlijnen en twee referentiesystemen besproken:

variant A: In dit bibliografische systeem worden de referenties in voetnoten vermeld.

variant B: Dit bibliografische systeem is een toepassing van het Harvard System, wat inhoudt dat de referenties in het tekstgedeelte staan verweven. Voetnoten worden gebruikt om bijkomende informatie te verschaffen, al dan niet met opgave van bijkomende bibliografische referenties.

Hoewel de plaats van de referenties verschilt, bevatten beide systemen dezelfde componenten. Je moet echter kiezen tussen beide, in Wanneer je in je tekst verwijst naar iemands werk, neem je de volledige referentie op aan het einde van je tekst, in de zogenaamde ‘referentielijst’. Deze lijst bevat voor alle werken de details die diegene die het werk zou willen traceren, nodig heeft. We bespreken gedrukte publicaties, elektronische publicaties en bronnen.

2

Page 28: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

2. gedrukte publicaties

2.1 de auteursnaam

Zowel in de referentie in de tekst zelf als in de referentielijst achteraan het werkstuk wordt de achternaam van de auteur voorafgaand aan de voornaam geschreven. De achternaam wordt in ‘klein kapitaal’ geschreven (shift + ctrl/cmd + k). Achter- en voornaam scheid je door een komma.

BOARDMAN, John

LUU, Lien Bich

Sommige auteurs geven er de voorkeur aan alleen de initialen van hun voornaam op hun werk te vermelden. In dat geval neem je natuurlijk de initialen over. Titels (‘dr.’, ‘prof.’, ‘de heer’…) schrijf je niet op. Voorvoegsels als ‘Van’, ‘Van den’ of ‘De’ maken deel uit van de achternaam en blijven vooraan staan.

VAN LEEUWEN, A.J.W.

De namen van twee auteurs worden gescheiden door “&”.

JANSSENS, Pia & PEETERS, Dirk

Indien er meer dan twee auteurs zijn, noteer je in de referentie alleen de eerste auteur gevolgd door “et al.” (= et alii, Latijn voor ‘en anderen’). In de referentielijst noteer je echter de namen van alle auteurs gescheiden door een komma. De laatste auteur wordt voorafgegaan door “&”. Behoud de volgorde zoals deze in de publicatie is vermeld.

Referentielijst Referentie

JANSSENS, Pia, PEETERS, Dirk & SEGERS, Lea JANSSENS, Pia et al.

CLEIJNE, I. J., HUIJBERS, A. M. J. H., BRAND, A. D. CLEIJNE, I. J. et al.

& GRUBEN, R. J. W. M.

Indien een publicatie verschijnt onder een of meerdere verantwoordelijke editors (of redacteurs), geef je de namen op, gevolgd door “(ed.)” (= editor). Indien er meerdere redacteurs zijn wordt dit “(eds.)” (= editors). Heeft een werk meer dan twee redacteurs, noteer je in de referentie alleen de eerste redacteur gevolgd door “et al.”. In de referentielijst noteer je echter de namen van alle redacteurs gescheiden door een

3

Page 29: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

komma. De laatste redacteur wordt voorafgegaan door “&”. Is een werk uitgegeven door een instantie (commissie, departement), dan geef je dit aan voor de titel.

VAN LOO, Anne (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

HOPPENOT, Eric & MILON, Alain (eds.), Emmanuel Lévinas-Maurice Blanchot, penser la différence, 2e ed., Parijs: Presses universitaires de Paris Ouest, 2009.

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Media Policy for the Digital Age, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006.

OPGELET: de afkortingen “red.” (= redactor), “dir.” (= directie) of “Hg.” (= Herausgeber) – de Duitse afkorting – worden in dit referentiesysteem niet gebruikt.

In de praktijk zal je zelden verwijzen naar een bundel als geheel, wel naar een bijdrage in die bundel door een specifieke auteur (cf. infra).

Soms is in een publicatie geen auteursnaam aangegeven, bijvoorbeeld omdat de auteur liever anoniem blijft. In dat geval begint de referentie gewoon met de titel van het werk. Bij een anonieme publicatie waarvan de auteur ondertussen wel bekend is, plaats je de auteursnaam tussen vierkante haakjes.

Petit guide de la Haye et de ses environs, contenant la description sommaire des monuments, des musees etc., Den Haag: J. W. Ten Hagen, 1855.

[VAN ASSEN, Cornelis Jacobus], Het onwettige der petitien aan de Staten-Generaal, of geschied- en regtskundige uitlegging van art. 161 der Grondwet, Leiden: C. C. Van der Hoek, 1829.

2.2 de titel

2.2.1 boek

Wanneer de publicatie een titel met een of meerdere ondertitels heeft, kan de uitgever ervoor gekozen hebben om slechts de hoofdtitel op de omslag af te drukken. Voor de volledige titel (= titel en ondertitel[s]) moet je dus altijd naar de titelpagina kijken. Neem ook de spelling over zoals op de titelpagina, ook al is die niet meer up to date. Titel en ondertitel(s) worden gescheiden door een punt. De titel en de eventuele ondertitel worden cursief weergegeven.

4

Page 30: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

SOEN, Violet, Geschiedenis is een werkwoord. Een inleiding tot historisch onderzoek, Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2016.

OPGELET: bij Engelse titels wordt de aanvangsletter van elk betekenisvol woord (dus niet de voegwoorden, lidwoorden en voorzetsels) vaak in kapitaal geschreven. Vergeet ook niet dat in het Duits de zelfstandige naamwoorden met een kapitaal aanvangen.

BETANCOURT, Philip P., The History of Minoan Pottery, Princeton (New Jersey): Princeton University Press, 1985.

Indien er verschillende volumes zijn (vaak aangeduid als deel, tome, volume…), wordt het volumenummer (niet in schuindruk) in Arabische cijfers na de titel vermeld, voorafgegaan door “, vol.”. Een bepaald volume kan een bijkomende titel hebben, die na het volumenummer in schuindruk wordt vermeld.

GAZE, Delia, Dictionary of Women Artists, vol. 1, Londen: Thorndike Press, 1997.

KARAGEORGHIS, Vassos, The Coroplastic Art of Ancient Cyprus, vol. 6, The Cypro-Archaic Period. Monsters, Animals and Miscellanea, Nicosia: The A.G. Leventis Foundation, 1996.

Streef ernaar om steeds een werk in de oorspronkelijke taal te lezen. Een vertaling houdt immers reeds een interpretatie in, die de toepassing van de historische kritiek kan bemoeilijken. Wanneer je een vertaalde versie van een bepaald werk gebruikt, vermeld je de vertaler alsook de oorspronkelijke titel, plaats en datum van uitgave.

CULICAN, William, De kooplieden van de Levant. De Feniciërs en andere zeevarende volkeren aan de oostelijke kusten van de Middellandse Zee (oorspr. titel: The First Merchant Venturers, Londen: McGraw-Hill, 1965), vertaald door M. GERRITSEN, Amsterdam-Brussel: Elsevier, 1967.

2.2.2 reeks

Vormt een publicatie een deel van een academische reeks, dan laat je de titel van het werk volgen door een komma. Daarna volgt de naam van de reeks (niet in schuindruk) en het volgnummer van het werk in deze reeks (Romeins of Arabisch cijfer, al dan niet met aanduiding als “nr.” of “deel” zoals aangegeven in het werk). Betreft het een commerciële reeks van een uitgeverij waarin de delen geen eigen nummer hebben, hoef je de reeks niet te vermelden.

5

Page 31: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

BLONDÉ, Bruno, Een economie met verschillende snelheden. Ongelijkheden in de opbouw en de ontwikkeling van het Brabantse stedelijke netwerk (ca. 1750 – ca. 1790), Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, Klasse der Letteren, nr. 166, Brussel: Paleis der Academiën, 1999.

SCHÜRMANN, Wolfgang, Katalog der antiken Terrakotten im badischen Landesmuseum Karlsruhe, Studies in Mediterranean Archaeology, 84, Gothenburg: Paul Åströms förlag, 1989.

Wanneer de reeks vaak in afgekorte versie wordt vermeld, dan mag je ook de afkorting gebruiken. Let er dan wel op dat je deze afkorting noteert in de lijst van afkortingen, waarmee je je referentielijst aanvangt.

SCHÜRMANN, Wolfgang, Katalog der antiken Terrakotten im badischen Landesmuseum Karlsruhe, SIMA, 84, Gothenburg: Paul Åströms förlag, 1989.

2.2.3 artikel in een tijdschrift

De titel van het artikel wordt tussen enkele aanhalingstekens geplaatst, terwijl de titel van het tijdschrift in schuindruk wordt genoteerd.

OPGELET: Vergeet bij tijdschriftartikels in de referentielijst niet de begin- en eindpagina van het artikel te vermelden! Dit is verplicht.

VAN BRUAENE, Anne-Laure & VAN BOUCHAUTE, Sarah, ‘Rederijkers, kannenkijkers. Drinking and drunkenness in the sixteenth and seventeenth-century Low Countries’, Early Modern Low Countries, 1, 2017, p. 1-29.

Een tijdschrift is een periodieke publicatie. Ieder jaar verschijnen dus één of meerdere volumes (volume, part, issue). Bij de meeste tijdschriften krijgen alle volumes die in een jaar verschijnen éénzelfde nummer (de jaargang). Daarnaast kunnen de verschillende volumes binnen een jaargang eveneens genummerd zijn (jaargang 7, volume 1; jaargang 8, volume 3). Vaak worden de volumes binnen één jaargang wel doorlopend gepagineerd. In dat geval volstaat het de jaargang en de pagina’s weer te geven in de referentie. De jaargang noteer je in Arabische cijfers, gevolgd door het jaar van uitgave. Wanneer de paginering in elk volume opnieuw begint bij 1, dien je wel het volumenummer mee te geven, tussen haakjes na het nummer van de jaargang. In uitzonderlijke gevallen heeft een tijdschrift geen nummers voor de aparte jaargangen,

6

Page 32: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

maar worden alle volumes doorlopend genummerd (bijvoorbeeld het historische tijdschrift Past & Present). In dat geval geef je enkel het volumenummer in plaats van de jaargang.

DUKERS, Birgit, ‘Maastrichtse vakwerkbouw, resten van een houten verleden’, Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 103, 2004, p. 201-214.

DELCORPS, Vincent, ‘The Belgian Ministry of Foreign Affairs and the Challenge of Multilateralism (1944-1960)’, Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, 44 (4), 2014, p. 8-35.

HOPKIN, David, ‘Cinderella of the Breton Polders: Suffering and Escape in the Notebooks of a Young Female Farm-Servant in the 1880s’, Past & Present, 238, 2018, p. 85-119.

SULLIVAN, Margaret A., ‘Bosch, Bruegel, Everyman and the Northern Renaissance’, Oud Holland, 121 (2/3), 2008, p. 117-146.

Wanneer je vaak naar een specifiek tijdschrift refereert, mag je de titel van het tijdschrift afkorten (in de eerste twee gevallen wordt dit bijvoorbeeld Bulletin KNOB en BTNG). Bij voorkeur noteer je de gebruikelijke afkorting (zie bijvoorbeeld de lijst in AJA), maar dan moet je je referentielijst wel beginnen met een lijst van afkortingen.

2.2.4 bijdrage in een bundel

Een bundel is een publicatie die verschijnt onder de naam van een of meerdere verantwoordelijke editors (of redacteurs) en bijdragen van verschillende auteurs rond een gemeenschappelijke thematiek bundelt. Vaak betreft het bijvoorbeeld congresacta of een Festschrift. Ook overzichtswerken zijn vaak opgevat als een bundel, waarbij de verschillende hoofdstukken door specialisten worden geschreven. In de praktijk zal je dan ook zelden verwijzen naar een bundel als geheel, maar wel naar een specifieke bijdrage in een bundel. De referentie begint met de naam van de auteur van de specifieke bijdrage. Net zoals de titel van een artikel in een tijdschrift plaats je de titel van een bijdrage in een bundel tussen enkele aanhalingstekens. Aanduidingen als ‘hoofdstuk 3’ hoef je daarbij niet op te nemen. Na de titel noteer je “, in:” gevolgd door de namen van de editors van de bundel, de titel van de bundel (cursief), plaats van

7

Page 33: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

uitgave, uitgeverij, jaar van uitgave. Vergeet ook hier in de referentielijst niet de begin- en eindpagina van de bijdrage te geven.

WOLFFRAM, Dirk Jan, ‘De moderne stad. Migratie, sociale beheersing en ruimtelijke ordening, 1850-heden’, in: LUCASSEN, Leo & WILLEMS, Wim (eds.), Waarom Mensen in de stad willen wonen. 1200-2010, Amsterdam: Bert Bakker, 2009, p. 173-199.

REINARZ, Jonathan, ‘Learning by Brewing. Apprenticeship and the English Brewing Industry in the Late Victorian and Early Edwardian Period’, in: DE MUNCK, Bert, KAPLAN, Steven L. & SOLY, Hugo (eds.), Learning on the Shop Floor. Historical Perspectives on Apprenticeship, International Studies in Social History, vol. 12, New York – Oxford: Berghahn Books, 2007, p. 111-130.

SCHIETECATTE, Liesbet & SEALY, Judy, ‘Fish in a medieval fishing village along the North Sea: what do isotopes have to say?’, in: PIETERS, M., VERHAEGHE, F. & GEAERT, G. (eds.), Visserij, Handel en Piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond de Noordzee in de Middeleeuwen en later, vol. 1, Bijdragen van het colloquim in Oostende Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, 21-23 November 2003, Archeologie in Vlaanderen, Monografie, 6, Brussel: Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, 2006, p. 62-80.

DE SMET, Rudolf & VERELST, Karin, ‘Justus Lipsius en Isaac Newton. Neostoicijnse invloeden op Newtons Gravitatieconcept’, in: WALRAVENS, Else & STUY, Johan (eds.), Denken als openheid. Liber Amicorum Hubert Dethier, Brussel: VUBPress, 1999, p. 171-187.

2.2.5 lemma in een naslagwerk

Een naslagwerk vormt een collectie van relatief korte teksten – lemma’s – die veelal oriënterende, feitelijke basisinformatie verschaffen over een term, persoon of gebeurtenis. Een naslagwerk herken je vaak al aan termen in de titel als ‘encyclopedie’, ‘woordenboek’ of ‘lexicon’. Net als bij een bundel, verwijs je steeds naar een specifiek lemma in een naslagwerk, waarbij je de titel van het lemma tussen enkele aanhalingstekens plaatst, gevolgd door “, in:”. De verschillende lemma’s kunnen elk geschreven zijn door een specialist en samengebracht door een editor. Dan begin je de referentie met de naam van de auteur van het specifieke lemma.

8

Page 34: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

ALDRIDGE, D. D., ‘Sparre, Claes’, in: NORDSTROM, Byron J. (ed.), Dictionary of Scandinavian History, Westport – Londen: Greenwood, 1986, p. 50-51.

PIERSON, Peter, ‘Parma, Alexander Farnese, Duke of’, in: DEWALD, Jonathan (ed.), Europe 1450-1789. Encyclopedia of the Early Modern World, vol. 4, New York: Scribner, 2004, p. 406-407.

In andere gevallen is het hele naslagwerk door één (of meerdere) auteurs geschreven, en is er dus geen editor.

RITTER, Harry, ‘Periodization’, in: IDEM, Dictionary of Concepts in History, New York – Westport –Londen: Greenwood, 1986, p. 313-319.

NAUERT, Charles G., ‘Webster, John (ca. 1578-ca.1625)’, in: IDEM, Historical Dictionary of the Renaissance. Historical Dictionaries of Ancient Civilisations and Historical Eras, nr. 12, Lanham (ML) – Oxford: The Scarecrow Press, 2004, p. 444-446.

Tot slot een voorbeeld van een lemma in een naslagwerk uitgegeven door een commissie.

GODDEERIS, Theodoor, ‘Veslius (Wesel), Fransiscus (van)’, in: Commissie voor het Nationaal Biografisch Woordenboek, Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 22, Brussel: KVAB, 2016, p. 1125-1134.

OPMERKING: Soms worden in naslagwerken niet de pagina’s, maar de kolommen genummerd. In dat geval mag je de afkorting “p.” achterwege laten en gebruik je “kol.” / “kols.”.

2.2.6 tentoonstellingscatalogus

Bij tentoonstellingscatalogi wordt gewoonlijk geen auteur opgegeven. Indien echter de samensteller(s) van de catalogus expliciet worden vermeld, dien je deze naam/namen ook in je referentie op te nemen, gevolgd door (eds.). Noteer de auteurs steeds in de volgorde die de publicatie zelf vermeldt. Vaak is deze volgorde van auteursnamen immers bepaald op basis van de betrokkenheid bij de publicatie.

Indien de tentoonstellingscatalogus betrekking heeft op een tentoonstelling die in meerdere landen plaatsvond, noteer je alle musea, locaties en data waarop deze georganiseerd werd.

9

Page 35: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

MOGELIJKE ALTERNATIEVEN:

- Een huis vol kunst. Rubens als verzamelaar (Rubenshuis, Antwerpen, 6 maart-13 juni 2004), Antwerpen: Rubenshuis & Rubenianum, 2004.

- LOHSE BELKIN, Kristin & HEALY, Fiona (eds.), Een huis vol kunst. Rubens als verzamelaar (Rubenshuis, Antwerpen 2004), Antwerpen: Rubenshuis & Rubenianum, 2004.

- VAN HEUGTEN, Sjraar, PISSARRO, Joachim & STOLWIJK , Chris (eds.), Van Gogh en de kleuren van de nacht (Van Gogh Museum, Amsterdam, 13 februari-7 juni 2009; Museum of Modern Art, New York, 21 september 2008-4 januari 2009), Amsterdam: Van Gogh Museum, 2008.

OPGELET: De auteur van een artikel in een tentoonstellingscatalogus wordt wel vermeld!

MULLER, Jeffrey M., ‘De verzameling van Rubens in historisch perspectief’, in: Een huis vol kunst. Rubens als verzamelaar (Rubenshuis, Antwerpen, 6 maart-13 juni 2004),

Antwerpen: Rubenshuis & Rubenianum, 2004, p. 10-85.

10

Page 36: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

2.3 de plaats van uitgave

Je kan ervoor opteren de plaatsnaam in de oorspronkelijke taal weer te geven. Je mag er echter ook voor kiezen om ingeburgerde Nederlandse vertalingen te gebruiken (vb.: Aken, Berlijn, Keulen, Londen, Parijs, Rome). Maak een keuze en wees consequent!

Wanneer er meerdere plaatsen worden vermeld, dan noteer je deze allemaal gescheiden door een streepje.

KARAGEORGHIS, Vassos, LAFFINEUR, Robert & VANDENABEELE, Frieda (eds.), Four Thousand Years of Images on Cypriote Pottery. Proceedings of the Third International Conference of Cypriote Studies. Nicosia, 3-4 May, 1996, Brussel – Luik – Nicosia, Vrije Universiteit Brussel – Université Liège: The A.G. Leventis Foundation, 1997.

Indien de plaats van uitgave niet is vermeld, maak je gebruik van “s.l.” (= sine loco, Latijnse term voor “zonder plaats”), cursief geschreven.

PAAPE, Harry, De Geuzen, s.l.: Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandel, 1965.

OPMERKING: Bij een tijdschrift moet er geen plaats van uitgave worden opgegeven.

2.4 de uitgeverij

Onder meer om een publicatie makkelijk te kunnen bestellen, maar ook om de wetenschappelijke waarde van een publicatie te kunnen inschatten, is het belangrijk de uitgeverij op te nemen in je referentie. Dit is niet de verantwoordelijke uitgever of editor!In het volgende voorbeeld is David W. Rupp de verantwoordelijke uitgever, maar de uitgeverij die de SIMA-reeks uitbrengt, waarvan het werk deel uitmaakt, is Paul Åströms Förlag.

RUPP, David W. (ed.), Western Cyprus Connections. An Archaeological Symposium Held at Brock University, St. Catharines, Ontario, Canada March 21-22, 1986, Studies in Mediterranean Archaeology, 77, Gothenburg: Paul Åströms Förlag, 1987.

Soms wordt een publicatie niet uitgegeven door één, maar meerdere uitgeverijen. Je plaatst dan een liggend streepje tussen de verschillende namen van uitgeverijen.

11

Page 37: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

DIDEROT, M. & D’ALEMBERT, M., Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers, vol. 1, Parijs: Briasson – Le Breton – Durand, 1751.

12

Page 38: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

2.5 heruitgave of herdruk

De informatie omtrent uitgave of druk wordt vermeld op de titelpagina van de publicatie, tenzij het een eerste publicatie of druk is. In dat geval hoef je geen gegevens omtrent uitgave of druk op te nemen.Onder ‘heruitgave’ verstaan we een werk waarvan de inhoud na de eerste publicatie werd gewijzigd. Dat geldt voor werken die werden gecorrigeerd, geactualiseerd of uitgebreid. Onder ‘herdruk’ verstaan we daarentegen een werk waarvan de inhoud na de eerste publicatie niet werd gewijzigd. Je neemt de gegevens op na de titel en vermeldt dan pas de plaats van publicatie en de uitgeverij.

2.5.1 heruitgave

Gaat het over een heruitgave, moet je dit zeker opnemen in je referentie door de gegevens voluit of afgekort op te nemen. Je kunt gebruik maken van “ed.” (= editie). Heruitgaven kunnen in een werk onder meer aangeduid worden met ‘herziene uitgave’, ‘revised edition’, ‘nouvelle édition’ of, ‘überarbeitete Auflage’.

MILLER, Alexander, Contemporary Metaethics: An Introduction, 2e ed., Cambridge: Polity, 2011.

LEVINAS, Emmanuel, Totaliteit en oneindigheid: Essay over de exterioriteit, vertaald door Theo DE BOER en Chris BREMMERS, annotaties Theo DE BOER, nawoord Chris BREMMERS, grondig herziene editie van De totaliteit en het oneindige, Baarn: Ambo, 1987, Amsterdam: Boom, 2012.

2.5.2 herdruk

Je vermeldt het jaartal van de uitgave waar jij mee werkt, eventueel ook de datum van de eerste uitgave.

KEIJ, Jan, Eenvoudig gezegd. Levinas, een nieuwe blik op mens en wereld, 3e druk (1e druk 1991), Kampen: Kok Agora, 1994.

Soms is de publicatie een recente, ongewijzigde herdruk. De uitgever gaf het bovenstaande werk bijvoorbeeld voor het eerst uit in 1991 en drukte in 1994 een derde oplage. Je hoeft de datum van de eerste uitgave dan eigenlijk niet te vermelden.

KEIJ, Jan, Eenvoudig gezegd. Levinas, een nieuwe blik op mens en wereld, 3e druk, Kampen: Kok Agora, 1994.

13

Page 39: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Heeft een andere uitgever hetzelfde werk, zonder wijzigingen, ‘opnieuw uitgegeven’ of werd het werk in een ander formaat (digitale of een pocket-versie), op de markt gebracht, dan neem je de publicatiegegevens van de originele uitgave op. Het betreft meer bepaald het publicatiejaar, de plaats van uitgave en de uitgever. Je doet dit enkel als het nuttig is voor je lezer om te weten wanneer het werk voor het eerst verscheen.

Soms verloopt er meer tijd tussen de originele druk en de herdruk. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een facsimile uitgave of fotomechanische herdruk. In dat geval neem je niet alleen de gegevens van de herdruk op, maar vermeld je ook de gegevens van de originele editie.

2.5.3 varia

Een tijdschriftartikel kan herdrukt of heruitgegeven worden als een hoofdstuk in een boek. Ook hier is de regel: verwijs naar de publicatie die jij raadpleegde en geef eventueel (indien het van belang is) de publicatiegegevens van de originele uitgave door “voordien gepubliceerd in” of “herdrukt in”.

2.6 het jaartal of de datum

Je vermeldt het jaartal of de datum van de publicatie die jij gebruikt. Is het belangrijk het jaartal van de originele uitgave mee te delen, dan neem je het op in je referentie (cfr. supra).

Indien de datum van uitgave of het jaartal niet is vermeld, maak je gebruik van “s.d.” (= sine dato, Latijnse term voor “zonder datum”), cursief geschreven. Indien noch de plaats van uitgave, noch de datum van uitgave gekend zijn, dan noteer je “s.l.n.d.” (= sine loco nec dato, Latijnse term voor “zonder plaats noch datum”), cursief geschreven.

BROUWER, J., Montigny. Afgezant der Nederlanden bij Philips II, Amsterdam: Meulenhoff, s.d.

14

Page 40: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

2.7 Pagina’s, platen, figuren

Pagina’sDoor de paginanummers in je referentie op te nemen, kunnen je lezers de informatie die je bespreekt beter nagaan. Je bent steeds verplicht de correcte pagina(‘s) te vermelden. Zowel een enkele pagina als meerdere pagina’s worden aangegeven met de afkorting “p.” voorafgaand aan het cijfer. Als pagina’s met Romeinse cijfers genummerd zijn (bijvoorbeeld een inleiding), neem je die Romeinse cijfers over, naargelang de vormgeving van het werk in kapitalen (XXIV), of in kleine letters (xxiv).

OPGELET: Soms worden meerdere pagina’s voorafgegaan door “pp.” en wordt het aantal bladzijden van bijvoorbeeld een monografie, aangeduid door de afkorting “p.” te laten volgen op het cijfer. Binnen de vakgroep geldt de afspraak dat je dit niet hoeft te doen.

... , RDAC 1999, p. 185. (> slechts die ene aangeduide bladzijde wordt bedoeld)

… , RDAC 1999, pp. 185-195. (> alle bladzijden tussen p. 185 en 195 worden bedoeld)

... , RDAC 1999, pp. 185, 190 en 197. (> slechts die drie aangeduide bladzijden worden bedoeld)

... , RDAC 1999, p. 30, noot 42. (> de voetnoot op p. 30 uit een ander werk wordt bedoeld)

... , SIMA, 77, Gothenburg: Paul Åströms Förlag, 1987, 240 p. (> het werk telt 240 pagina’s)

PlatenDit zijn bladen met illustraties, die gewoonlijk middenin of achteraan een boek zijn gebundeld. Ze worden meestal met Romeinse cijfers genummerd, terwijl voor de aanduiding van de individuele afbeeldingen Arabische cijfers wordt gebruikt. Je gebruik de afkorting “pl.” (= plaat). Je verwijst naar een bepaalde afbeelding op een plaat.

…, Londen: Routledge, 1990, pl. LI: 29.…, Londen: Routledge, pl. LI: 29 en LV: 41.

FigurenFiguren kunnen tekeningen, foto’s, plannen, of grafieken zijn, die gewoonlijk in de tekst zijn opgenomen.

…, Londen: Routledge, p. 32, fig. 4.

15

Page 41: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

…, Londen: Routledge, p. 32, 34, fig. 4, 7 en 9.

2.8 varia3

2.8.1 interview

Als je zelf interviews afneemt, voeg je hen doorgaans toe aan je werkstuk als bijlage. Je verwijst dan in je tekst als volgt:

Zoals blijkt uit het interview met de betrokkene (Bijlage 1), kunnen we vaststellen dat ...

In de bijlage vermeld je vervolgens duidelijk voorafgaand aan het transcript:

De naam van de geïnterviewde, Titel van het interview, geïnterviewd door (naam van de reporter) [omschrijving van het medium], plaats en datum van het interview.

Gebruik je een interview van iemand anders, neem je onderstaande elementen op in je referentie.

Achternaam, voornaam van de geïnterviewde, Titel van het interview (naam programma), geïnterviewd door (naam en achternaam) [omschrijving van het medium], Naam van het televisiekanaal, datum en tijdstip van uitzending.

Lévinas, Emmanuel, Interview over ‘Dieu, la Mort et le Temps’, (Ina.fr), geïnterviewd door Michel Field [televisieprogramma], 29 juni 1993.

2.8.2 krantenartikel

Indien er geen auteur gekend is, begint de referentie met de titel van het artikel. Wanneer je enkel initialen hebt van de auteur, kun je doorgaans de volledige naam van de auteur terugvinden bij de informatie over de krant zelf. Bij krantenartikels vermeld je niet enkel het jaartal, maar neem je de exacte verschijningsdatum op. Vaak vind je krantenartikels online terug, hoe je daarnaar verwijst, verneem je in het volgende deel.

PIÉRARD, Louis, ‘Art décoratif’, Le Peuple, 21 juni 1924, p. 3.

3 Deze sectie is gebaseerd op de online handleiding van de Anglia Ruskin University. Indien je voorbeelden zoekt of meer uitleg wenst, kan die handleiding je verder op weg helpen. (ANGLIA RUSKIN UNIVERSITY, 2017-2018)

16

Page 42: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

2.8.3 onuitgegeven verhandeling

Verwijs je naar een onuitgegeven verhandeling, dan geef je dit aan in de referentie met een omschrijving van de verhandeling (onuitgegeven masterproef, doctoraatsproefschrift) gevolgd door een komma, de instelling waar de verhandeling is voorgelegd en het jaar. Dit alles vervangt de plaats van uitgifte en het jaartal. Een onuitgegeven verhandeling is strikt genomen namelijk een monografie die niet werd gepubliceerd.

DELARIVIÈRE, Sven, Artificial free will: in which an account of free will is argued for that is compatible with determinism, correspondent with consciousness and constructible for artificial intelligence, onuitgegeven masterproef, Vrije Universiteit Brussel, 2015.

DOMBRECHT, Kristof, Plattelandsgemeenschappen, lokale elites en ongelijkheid in het Vlaamse kustgebied (14de-16de eeuw). Case-study: Dudzele ambacht, onuitgegeven doctoraatsproefschrift, Universiteit Gent, 2014.

2.8.4 rapport

Wanneer je verwijst naar een jaarrapport of een rapport van een bedrijf of organisatie, ziet je referentie er doorgaans uit als volgt:

AUTEUR/ORGANISATIE, Volledige titel van het rapport, Plaats van publicatie: uitgeverij, jaar.

2.8.5 religieuze tekst

Als je wenst te refereren aan een religieuze tekst, zoals de Bijbel, de Torah of de Koran, volstaat het in principe om bij een in-tekst referentie de naam van religieuze tekst, het boek, het hoofdstuk en het nummer van het aangehaalde vers op te geven. In je referentielijst behandel je de religieuze tekst als een monografie zonder auteur.

2.8.6 wettekst

Wetteksten hebben een eigen referentiesysteem. De vereiste elementen zijn de namen van de betrokken partijen in de zaak, het jaar van het verslag, een afkorting van de

17

Page 43: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

serie, het nummer waaronder de zaak werd geklasseerd en paginanummers indien mogelijk.

18

Page 44: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

3. elektronische publicaties4

De bibliografische verwijzing naar elektronische publicaties (een boek, een tijdschriftartikel, een krantenartikel) volgt zo veel mogelijk de richtlijnen voor gedrukte publicaties, zodat de lezer over voldoende gegevens beschikt om de elektronische publicatie terug te vinden. Je vermeldt echter ook een ‘permanente’ link (DOI) of, wanneer je geen DOI vindt, de URL. Neem deze link volledig over en zorg ervoor dat je de opmaak aanpast: verwijder de hyperlink (via rechtermuisklik > hyperlink) en neem de link over in het zwart, zonder te onderlijnen. Kan je een stabiele DOI-link gebruiken, dan hoef je niet op te geven wanneer je de pagina hebt geraadpleegd. Hanteer je een URL, dan geef je dat wel op om jezelf in te dekken.In sommige gevallen moet je extra waakzaam zijn. Wanneer je bijvoorbeeld verwijst naar een elektronisch bericht in een discussiegroep, moet je controleren of de berichten in deze discussiegroep worden gearchiveerd en dus kunnen geraadpleegd worden. In andere gevallen moet je je referentie aanpassen aan het publicatietype. We bespreken in detail hoe je kan verwijzen naar onder meer een internetsite, documenten uit databanken en een cd-rom.

3.1 internetsite

3.1.1 home page

De volgende gegevens moeten worden vermeld: de naam van de internetsite, de laatste datum van herziening, de datum wanneer jij deze site hebt geraadpleegd gevolgd door een komma en het adres van de internetsite.

Catalhoyuk Research Project, Institute of Archaeology, University College London, Çatalhöyük. Excavations of a Neolithic Anatolian Höyük, 18 augustus 2008, geraadpleegd op 7 oktober 2008, http://www.catalhoyuk.com/.

3.1.2 pagina op een website

Van andere ‘pagina’s’ of vensters neem je de titel op, die je tussen enkele aanhalingstekens plaatst.

4 Deze sectie is gebaseerd op de online handleiding van de Anglia Ruskin University. Indien je voorbeelden zoekt of meer uitleg wenst, kan die handleiding je verder op weg helpen. (ANGLIA RUSKIN UNIVERSITY, 2017-2018)

19

Page 45: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Catalhoyuk Research Project, Institute of Archaeology, University College London, ‘Mission Statement’, Çatalhöyük. Excavations of a Neolithic Anatolian Höyük, 18 augustus 2008, geraadpleegd op 7 oktober 2008, http://www.catalhoyuk.com/mission.html.

BÉRENGER, Jean, ‘Marie-Thérèse (1717-1780) archiduchesse d’Autriche et impératrice, reine de Hongrie et de Bohême (1740)’, Encyclopaedia Universalis, 2018, geraadpleegd op 17 mei 2018, http://www.universalis-edu.com/encyclopedie/marie-therese/.

3.1.3 online rapport

Om aan een rapport dat je online raadpleegt, te refereren, respecteer je de richtlijnen van zowel een online publicatie als een rapport.

Vrije Universiteit Brussel, Connecting the dots, Annual Report 2017-2018, geraadpleegd op 11 september 2019, https://magazine.vub.be/annualreport2018nl/cover/.

3.2 Pdf-bestand

Voor een pdf-versie van een tekst volg je de richtlijnen van een gewone website, maar verduidelijk je dat het om een pdf gaat door het medium tussen vierkante haakjes toe te voegen. Indien mogelijk neem je onderstaande gegevens op.

AUTEUR OF ORGANISATIE, Titel van het document [pdf], plaats van publicatie: uitgeverij, geraadpleegd op datum, beschikbaar op: URL.

ANGLIA RUSKIN UNIVERSITY, Guide to the Harvard System of Referencing [pdf], 6e

editie, 2017-2018, geraadpleegd op 11 september 2019, beschikbaar op: https://library.aru.ac.uk/referencing/harvard.htm.

3.3 documenten uit een databank

In sommige databankteksten is de paginering van de originele, gedrukte teksten niet opgenomen. Voeg in dat geval de databank toe aan je referentie.

POTT, Heleen, De liefde van Alcibiades: Over de rationaliteit van emoties, Amsterdam: Boom, 1992, Filosofiebank, https://www-filosofiebank-nl.kuleuven.ezproxy.kuleuven.be/

20

Page 46: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

?tp=1&filp=1&BoomMelding=Gebruiker+heeft+geen+toegang&BoomToken=fKgrTeDfZROnN%2fQCM1JBpA.

21

Page 47: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

3.4 CD-ROM

Je vermeldt de volgende gegevens: de naam van de auteur(s), de titel, de plaats en datum van uitgave. Na de titel noteer je tussen haakjes ‘cd-rom’. Wanneer je naar een specifieke ‘pagina’ of illustratie wil verwijzen op de cd-rom, doe je dit op dezelfde wijze als bij een gedrukte publicatie.

DUCHÊNE, Hervé & GIRERD, Stéphane, Delos: A Database of Archaeological Images (oorspr. titel: Base de données d’images archéologiques, Athènes-Dijon 1996) (cd-rom), vertaald door Nicholas K. RAUH, Rhys F. TOWNSEND & John C. BEDNAR, New York: Educagri éditions, 1998.

3.5 een DVD, video of film

Om goed te refereren aan een DVD, video of film geef je zoveel mogelijk informatie weer.

Volledige titel van de DVD, video of film [medium], regisseur, Land:Filmstudio/Producer, releasejaar.

Rocketman [film], Dexter Fletcher, Paramount Pictures, New Republic Pictures, Marv Films, Rocket Pictures & Marv Studios, 2019.

Bij een in-tekst referentie neem je na de titel enkel het releasejaar tussen haakjes op.

Voor een video gepubliceerd via YouTube kan je onderstaande elementen opnemen in je referentie:

Schermnaam van de bijdrager, Video titel, Titel van de reeks [medium], jaar van publicatie, geraadpleegd op datum, beschikbaar op: URL.

Fleur Van Bocxlaer, Testimonial Alvaro Avelar, Alumni aan het woord [online video], 9 september 2019, geraadpleegd op 11 september 2019, beschikbaar op: https://www.youtube.com/watch?v=G3moblzfLB8&t=75s.

22

Page 48: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

4. bronnen

OPMERKING OVER TERMINOLOGIE:

Binnen de opleiding Geschiedenis hanteert men inzake publicaties meestal een andere terminologie dan bij de opleidingen Wijsbegeerte & Moraalwetenschappen en Kunstwetenschappen & Archeologie.

In de opleiding Geschiedenis zal je kennis maken met de tegenstelling tussen ‘bronnen’ (= een overblijfsel uit een historische periode dat informatie levert over die periode) en ‘wetenschappelijke literatuur’ (= dit is een werk dat het resultaat is van wetenschappelijk onderzoek naar die periode).

Binnen de opleidingen Wijsbegeerte & Moraalwetenschappen en Kunstwetenschappen & Archeologie spreekt men over ‘primaire’ en ‘secundaire bronnen’. Of een bron al dan niet als primair of secundair beschouwd wordt, hangt af van de context van het onderzoek.

4.1 originele bronnen

4.1.1 gedrukte bronnen

Vanaf de inburgering van de drukpers in de vijftiende eeuw zijn sommige bronnen gedrukt en dus in het verleden zelf uitgegeven en verspreid. Deze bronnen worden vandaag veelal bewaard in bibliotheken. Naar dergelijke bronnen refereer je zoals naar een (moderne) gedrukte publicatie.

GRAMAYE, I. B., Antiquitates illustrissimi ducatus Brabantiae, Brussel: Joannis Momartii, 1610, p. xxii.

Soms kunnen titels van oudere gedrukte werken erg lang zijn. In dat geval volstaat het om het eerste deel van de titel te noteren en aan te geven welke woorden je weglaat door “(...)” te plaatsen.

VALLA, Lorenzo, De falso credita et ementita Constantini M. imp. Ro. Donatione declamatio (…), Lugduni Batavorum: Jacobi Marci, 1620.

23

Page 49: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

4.1.2 archivalische bronnen

Archivalische bronnen zijn documenten die nooit uitgegeven zijn en bewaard worden in een archiefinstelling. Wanneer je verwijst naar een archivalische bron, geef je eerst een omschrijving van de bron met datering, gevolgd door de vindplaats van de bron. Is een bron niet gedateerd, duid je dat aan met ‘s.d.’, waarna je tussen vierkante haakjes een door onderzoek opgestelde datering kunt laten volgen. De vindplaats omvat: de archiefbewaarplaats, het archieffonds (cursief) en het inventarisnummer (met aanduiding ‘inv. nr.’). Ten slotte geef je eventueel aan naar welk folio je verwijst (‘fol.’ of ‘fols.’). Een folio is een pagina in een manuscript en heeft een voorzijde (recto) en achterzijde (verso). Een verwijzing naar de achterzijde van het dertiende blad in een bron is dan f. 13v. Is uit de tekst al duidelijk over welke bron het gaat, kun je de omschrijving in de voetnoot achterwege laten. Verwijs je meermaals naar hetzelfde archief en archieffonds, kun je bij de eerste referentie tussen haakjes een afkorting toevoegen die je in volgende verwijzingen kunt gebruiken. Dat kan uiteraard ook in een aparte lijst met afkortingen.

Dossier over proces tussen Mechelen en Diest over de vrijstelling van de Diestse wijnaccijns voor Mechelse kooplieden, 1633, Rijksarchief te Anderlecht, Raad van Brabant. Processen van steden (behalve Brussel), inv. nr. 16.

Stadsrekening Mechelen, 1502-1503, Stadsarchief Mechelen (SAM), Stadsrekeningen, inv. nr. 178, f. 40v.

Statuten van het vleeshouwersambacht, 6-03-1606, SAM, Vleeshouwersambacht, inv. nr. 17, f. 2r.

Register met grondrenten voor Maria van Artesië te Sluis, s.d. [circa 1330], Archives Départementales du Nord, Série B: Chambres des Comtes, inv. nr. 3990, f. 1r.

(KUNST)HISTORICI & ARCHEOLOGEN, OPGELET: Neem je stukken tekst over uit originele bronnen, plaats je deze cursief, maar niet tussen aanhalingstekens.

De inwoners van Damme waren van mening dat de graaf verantwoordelijk was voor de mistoestanden. In een klachtenbrief schreven zij dat de stad teloorging bi fauten van hem!18

24

Page 50: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

18 Klachtenbrief van Damme gericht aan de graaf van Vlaanderen, s.d. [begin veertiende eeuw], Rijksarchief te Gent, Charters van de graven van Vlaanderen. Chronologisch Supplement, inv. nr. 384.

25

Page 51: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

4.2 uitgegeven bronnen

Sommige bronnen – zowel archivalische als gedrukte – kunnen later uitgegeven zijn, om redenen van raadpleegbaarheid en preservatie van het origineel. Een uitgever geeft de tekst van de bron dan opnieuw uit, al dan niet voorzien van kritische noten of een inleiding. Wanneer je refereert aan een uitgegeven bron, geef je eerst de naam van de originele auteur van de bron (indien gekend) gevolgd door de titel van de publicatie (cursief). Na de titel (of eventueel het deel) komt een punt en de naam van de uitgever met de aanduiding ‘(ed.)’. Daarna volgt de plaats, de uitgeverij en het jaar van publicatie, en eventueel de pagina’s waaraan je refereert. Wanneer de uitgegeven bron geen gekende auteur heeft, begint de referentie met de titel van de bron.

DE POTTRE, Jan, Dagboek van Jan de Pottre 1549-1602, DE SAINT GENOIS, Jules (ed.), Gent: C. Annoot-Braeckman, 1861, p. 27-32.

VASARI, Giorgio, De levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten (oorspr. titel: Le vite de' più eccellenti pittori, scultori e architettori, Florence, 1550), VAN VEEN, Henk & KEE, Anthonie (eds.), 4de druk, Amsterdam: Olympus, 2013, p. 288-302.

Het leven van de heilige bisschop Sint Ludger, Middelnederlandse tekstedities, 11, JONGEN, Ludo (ed.), Hilversum: Verloren, 2009, p. 13.

Actes des États Généraux des Pays-Bas 1576-1585. Notices chronologiques et analytiques II, M. GACHARD (ed.), Brussel: M. Hayez, 1866, p. 270-271.

VAN MARNIX VAN SINT-ALDEGONDE, Philips, Marnix Epistulae: de briefwisseling van Marnix van Sint-Aldegonde. Een kritische uitgave I, GERLO, Aloïs & DE SMET, Rudolf (eds.), Brussel: VUBPress, 1990, p. 107-110.

Coutumes du pays et duché de Brabant. Quartier de Bruxelles I, coutumes de la ville de Bruxelles. DE CUYPER, A. (ed.), Brussel: F. Gobbaerts, 1869, p. 112.

Recueil des ordonnances des Pays-Bas. Règne d’Albert et d’Isabelle: 1597-1621, vol. 2, BRANTS, V. (ed.), Brussel: F. Gobbaerts, 1912, p. 78-81.

De gekochte poorters van Mechelen (1400-1795), Poorterboeken van de Zuidelijke Nederlanden, deel VII, KOCKEN, Marcel (ed.), Handzame: Familia et Patria, 1975.

26

Page 52: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

5. systeem A (referenties in voetnoten)

In dit bibliografische systeem worden de referenties in voetnoten vermeld. Voetnoten worden gebruikt om

- te verwijzen naar een of meerdere publicaties, waaruit je informatie hebt gehaald;- bijkomende inlichtingen aan de lezer te verschaffen.

De verwijzing naar de voetnoot gebeurt in de tekst zelf,

- meestal op het einde van een zin of alinea, net na het leesteken.Vermeule schreef een betoog over Mykeense grafkisten.1

- soms na een woord in een bepaalde zin, als de informatie in de noot direct betrekking heeft op dat woord. We spreken dan over een verklarende voetnoot;

Volgens Vermeule zijn dergelijke larnakes1 van Mykeense oorsprong.

De plaats van de voetnoten is onderaan de pagina waar de verwijzing is opgenomen en moeten doorlopend per hoofdstuk genummerd worden.

EÉN VOETNOOT, VERSCHILLENDE PUBLICATIES:

1 Indien je in eenzelfde voetnoot naar verschillende publicaties verwijst, dan rangschik je deze ofwel alfabetisch per auteur, ofwel chronologisch, van oudste tot jongste publicatie.

2 Let op dat je je consequent aan één gekozen rangschikkingsysteem houdt!

3 De werken worden onderling gescheiden met een “;” (punt komma).

4 Denk eraan dat de voetnoot steeds eindigt met een punt.

5 Een voetnoot kan ook een combinatie vormen van een verwijzing naar een publicatie waaruit je informatie hebt gehaald en bijkomende informatie die je de lezer wil meegeven. Dan kun je een punt gebruiken om beide delen te scheiden. Verwijs je in je tekst bijvoorbeeld naar het (voorlopige) einde van het regentschap van Maximiliaan van Oostenrijk tijdens de Vlaamse Opstand (1483-1492)13, kan daar volgende voetnoot op volgen:13 VAN LEEUWEN, Jacoba, ‘Balancing Tradition and Rites of Rebellion. The Ritual Transfer of Power in Bruges on 12 February 1488’, in: EADEM (ed.), Symbolic Communication in Late Medieval Towns, Leuven: Leuven University Press, 2006, p. 65-66. Voor meer informatie over de Vlaamse Opstand tegen Maximiliaan, zie: HAEMERS, Jelle, De strijd om het

27

Page 53: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

regentschap over Filips de Schone. Opstand, facties en geweld in Brugge, Gent en Ieper (1482-1488), Historische Monografieën Vlaanderen, 2, Gent: Academia Press, 2014.

5.1 algemene richtlijnen

In je voetnoten geef je enkel de volledige referentie wanneer je voor het eerst aan een werk refereert. Nadien schakel je over op verkorte referenties of Latijnse afkortingen. Welk systeem je toepast, is afhankelijk van de afspraken die gemaakt werden met de titularis van een studiedeel of je promotor. Voor welk systeem je ook kiest, terwijl je aan een taak aan het sleutelen bent, is het beter om te werken met verkorte referenties.

5.1.1 verkorte referenties

Verwijs je na de eerste vermelding van een werk in (een) voetno(o)t(en) naar datzelfde werk, gebruik je best een verkorte referentie. Deze bestaat uit de naam van de auteur (zonder initialen of voornaam) gevolgd door een komma, een betekenisvolle, ingekorte titel (de eerste woorden van de titel met minstens één kernwoord) gevolgd door een komma en de pagina waaraan je refereert. Zorg steeds dat er geen verwarring mogelijk is naar welk werk (of deel van een werk) je verwijst en gebruik consequent dezelfde verkorte versie van een titel!

1 HIGGINS, Reynold A., Catalogue of the Terracottas in the Department of Greek and Roman Antiquities, British Museum, vol. 1, Londen: British Museum Press, 1954, p. 23.2 SCHÜRMANN, Wolfgang, Katalog der antiken Terrakotten im badischen Landesmuseum Karlsruhe, Studies in Mediterranean Archaeology, 84, Gothenburg: Paul Åströms förlag, 1989, p. 95, nr. 324.3 HIGGINS, Catalogue of the Terracottas, p. 62; SCHÜRMANN, Katalog der antiken Terrakotten, p. 121, nrs. 424-425.

Titels die reeds beknopt zijn, hoeven uiteraard niet verder ingekort te worden.1 HIGGINS, Reynold A., Greek Terracottas, Londen: Butler and Tanner Ltd, 1967, p. 46.2 HIGGINS, Greek Terracottas, p. 47.

28

Page 54: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

5.1.2 Latijnse afkortingen

Bij het systeem met Latijnse afkortingen geef je de eerste keer dat je een werk vermeldt ook de volledige referentie. Nadien werk je niet met een verkorte referentie die enkel auteur, verkorte titel en pagina herneemt, maar ga je radicaler te werk: bepaalde informatie uit je referentie, zoals de auteursnaam en de titel, laat je weg en vervang je door een aantal specifieke afkortingen. Ook op die manier wordt het voetnotenapparaat minder zwaar, maar het grote nadeel van die werkwijze is dat je als lezer vaak moet terugbladeren om te bepalen over welk werk het gaat.

op.cit.

De afkorting “op. cit.” (= opere citato, Latijnse term voor “in het aangehaalde werk”) gebruik je, in schuindruk, wanneer je aan een werk refereert dat je reeds in een vroegere voetnoot hebt vermeld. Wanneer je naar meerdere publicaties van eenzelfde auteur verwijst, mag je geen op. cit. gebruiken (over welk werk van die ene auteur gaat het?), maar gebruik je vanaf de tweede vermelding een andere afkorting.

1 SCHÜRMANN, Wolfgang, Katalog der antiken Terrakotten im badischen Landesmuseum Karlsruhe. Studies in Mediterranean Archaeology, 84, Gothenburg: Paul Åströms förlag, 1989, p. 95, nr. 324.2 HIGGINS, Reynold A., Greek Terracottas, Londen: Butler and Tanner Ltd, 1967, p. 46, nrs. 3-5.3 SCHÜRMANN, op. cit., p. 121, nrs. 424-425.

Idem, Eadem, Eidem, Eaedem

Wanneer je opeenvolgend verwijst naar eenzelfde auteur, dan kan je diens naam vanaf de tweede verwijzing vervangen door de Latijnse termen voor “dezelfde(n)”: IDEM (voor een mannelijke auteur), EADEM (voor een vrouwelijke auteur), EIDEM (voor meerdere auteurs), of EAEDEM (voor meerdere, vrouwelijke auteurs).

1 HIGGINS, Reynold A., Greek Terracottas, Londen: Butler and Tanner Ltd, 1967, p. 46, nrs. 3-5; IDEM, Catalogue of the Terracottas in the Department of Greek and Roman Antiquities, British Museum, vol. 1, Londen: British Museum Press, 1954, p. 62.

29

Page 55: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

2 IDEM, Greek Terracottas, Londen: Butler and Tanner Ltd, 1967, p. 46, nrs. 3-5.3 IDEM, Catalogue of the Terracottas in the Department of Greek and Roman Antiquities, British Museum, vol. 1, Londen: British Museum Press, 1954, p. 62.4 BOONE, Marc & HOWELL, Martha, ‘Introduction’, in: EIDEM (eds.), The Power of Space in Late Medieval and Early Modern Europe. The Cities of Italy, Northern France and the Low Countries, Turnhout: Brepols, 2013, p. 1-9.

30

Page 56: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Idem en Ibidem

Indien je opeenvolgend verwijst naar eenzelfde publicatie, maar naar een andere pagina, plaat of figuur, dan vermeld je het werk vanaf de tweede verwijzing met IDEM, (= de Latijnse term voor “hetzelfde”).

1 SOLY, Hugo, ‘Economische ontwikkeling en sociale politiek in Europa tijdens de overgang van middeleeuwen naar nieuwe tijden’, Tijdschrift voor Geschiedenis, 88, 1975, p. 585.2 IDEM, p. 413.

De term IBIDEM (= Latijnse term voor “op dezelfde plaats”) kan gebruikt worden, wanneer je naar exact dezelfde pagina, plaat, of figuur in een publicatie verwijst. Het is echter aangeraden het gebruik van ‘Ibidem’ zoveel mogelijk te vermijden. Dit kan door de voorgaande voetnoot wat later in de tekst te plaatsen.

1 LIS, Catharina & SOLY, Hugo, ‘Ambachtsgilden in vergelijkend perspectief: de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden, 15de-18de eeuw’, in: EIDEM (eds.), Werelden van verschil. Ambachtsgilden in de Lage Landen, Brussel: VUBPress, 1997, p. 35.2 IBIDEM.

OPGELET:

1 De eerste voetnoot op een pagina mag geen van bovenstaande verwijzingen (op.cit., IDEM, IBIDEM, ...) bevatten. Opnieuw is de regel om verwarring te allen tijde te vermijden. Controleer je voetnoten aan het einde van de herwerking.

2 De afkorting ‘IDEM’ kan niet alleen gebruikt worden om een mannelijke auteur aan te duiden, maar ook om te verwijzen naar een hele publicatie

3 Een voetnoot plaats je steeds na het leesteken, tenzij het toelichting bij of bibliografische informatie over een specifiek begrip verschaft.

31

Page 57: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

5.2 bijkomende informatie in voetnoot

Je kunt oordelen dat het nuttig is om bijkomende informatie in een voetnoot op te nemen. Indien je deze informatie uit een publicatie hebt gehaald, dan informeer je eerst de lezer en daarna verwijs je naar je bron, die je tussen haakjes plaatst.

1 Ook granaatappels worden op deze wijze versierd (HIGGINS, Reynold A., Greek Terracottas, Londen, Butler and Tanner Ltd, 1967, p. 23, nr. 2).

Soms is het nuttig om een auteur letterlijk aan te halen in je tekst. Je citeert de woorden van de auteur, zowel in de oorspronkelijke taal als met dezelfde opmaak, en je plaatst het citaat tussen aanhalingstekens.

Weil stelt immers dat “If museums cannot assert their importance as museums, then museums may not be perceived as important at all.”5

In voetnoot 5 vermeld je dan de publicatie en pagina waar je het citaat hebt gehaald:5 WEIL, Stephen E., A Cabinet of Curiosities: Inquiries into Museums and their Prospects, Washington DC: Smithsonian Institution Press, 1995, p. 36.

32

Page 58: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

6. systeem B (referenties in de tekst)

Dit bibliografische systeem is een toepassing van het Harvard System, wat inhoudt dat de referenties in het tekstgedeelte staan verweven. Meer bepaald plaats je de achternaam van de auteur, het jaartal van de publicatie en eventueel de pagina(’s) tussen haakjes. Voetnoten worden gebruikt om bijkomende informatie te verschaffen, al dan niet met opgave van bijkomende bibliografische referenties in de tekst.

6.1 Algemene richtlijnen

Verwijzing naar een volledige publicatie: (JONES, 1989)

Verwijzing naar pagina(‘s): (HARRISON, 1987, p. 40-42)

Verwijzing naar illustratie(s): (DE BIE, 2001, pl. 45)

Verwijzing naar voetnoot: (JANSSENS, 2003, p. 30 n. 12)

Wanneer je refereert aan meerdere werken worden deze onderling gescheiden met een “;” (punt komma). Je rangschikt de publicaties ofwel alfabetisch per auteur, ofwel chronologisch, van oudste tot jongste publicatie. Let erop dat je consequent hetzelfde systeem van rangschikking gebruikt!

(HALLAGER, 1996, p. 235; HARRISON, 1987, p. 40-42; JONES, 1989; ROKEACH et al., 1960)(ROKEACH et al., 1960; HARRISON, 1987, p. 40-42; JONES, 1989; HALLAGER, 1996, p. 235)

Wanneer je refereert aan meerdere werken van eenzelfde auteur, hoef je de naam maar eenmaal te vermelden.

(JONES, 1989; 1999)(HARRISON, 1987, p. 40-42; 2002, p. 67)

Bij auteurs met meerdere publicaties in eenzelfde referentiejaar wordt het jaartal zonder spatie gevolgd door een letter ‘a, b, c’.

(KEIJ, 1994a, p. 5; KEIJ, 1994b, p. 10-13).

33

Page 59: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

34

Page 60: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Je noteert de referentie in het tekstgedeelte op een van de volgende wijzen:

Hallager (1996, p. 235) meent dat dit type nog niet voorkomt in de 18de eeuw.Hallager meent dat dit type nog niet voorkomt in de 18de eeuw (HALLAGER, 1996, p. 235).

OPGELET: Om verwarring te voorkomen, worden in de tekst zelf de initialen van de voornaam enkel vermeld indien meerdere auteurs dezelfde achternaam hebben en in hetzelfde jaar publiceerden.

6.1.1 de plaats van de referentie

Waar je je referentie plaatst in de tekst, is afhankelijk van waarop de referentie slaat.

Betreft ze enkel de vorige zin, dan plaats je meestal het eindpunt na je referentie.

De wisselwerking tussen lichaam en geest mag uit het oog verloren worden (DELLEMANN, 2008, p. 199).

Heeft de referentie betrekking op de vorige alinea, dan plaats je je referentie na het eindpunt.

Delleman geeft aan dat de realiteit binnen een psychiatrische afdeling ambigu is. Het is net die complexiteit die we van naderbij moeten bekijken. Dat maakt de geestelijke gezondheidszorg uniek. De wisselwerking tussen lichaam en geest mag nooit uit het oog verloren worden. (DELLEMANN, 2008, p. 199)

6.1.2 nauwkeurig refereren

Je zal merken dat in sommige wetenschappelijke domeinen het de gewoonte is om bij het Harvard systeem enkel de auteur en het jaartal te vermelden. Binnen de menswetenschappen streven we er echter naar om zo nauwkeurig mogelijk te refereren.

KORTOM: Neem om de passage waarnaar je verwijst duidelijk af te bakenen in je referentie altijd het paginanummer of de paginanummers op, tenzij de geraadpleegde tekst niet over dergelijke paginanummers beschikt.

35

Page 61: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Indien dat het geval is, doe je er goed aan duidelijk te maken in je tekst welk hoofdstuk of welke paragraaf je bespreekt, zodat je lezer niet het hele werk hoeft door te nemen.

36

Page 62: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

6.2 Bijkomende informatie in voetnoot

Je kunt oordelen dat het nuttig is om bijkomende informatie in een voetnoot op te nemen. Indien je deze informatie uit een publicatie hebt gehaald, dan kun je op de volgende twee manieren naar het werk verwijzen:

1 Ook granaatappels worden op deze wijze versierd (HIGGINS, 1967, 23, nr. 2).2 Volgens Higgins (1967, 23, nr. 2) worden ook granaatappels op deze wijze versierd.

Soms is het nuttig om een auteur letterlijk aan te halen in je tekst. Je citeert de woorden van de auteur, zowel in de oorspronkelijke taal als met dezelfde opmaak, en je plaatst het citaat tussen aanhalingstekens.

Weil (1995, p. 36) stelt immers dat “If museums cannot assert their importance as museums, then museums may not be perceived as important at all.”

37

Page 63: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

7. De referentielijst

In de referentielijst neem je alle werken op waaraan je in je paper refereert. Werken die je hebt geraadpleegd tijdens je heuristisch onderzoek, maar die je niet gebruikt in de redactie van je paper, worden niet in de referentielijst opgenomen. Na elke bibliografische referentie voeg je een inspringing toe. De lijst van referenties dient, indien van toepassing, voorafgegaan te worden door een lijst van gebruikte afkortingen.

De ordening gebeurt alfabetisch op auteursnaam (achternaam) en in tweede orde chronologisch op het publicatiejaar.

BOONE, Marc, Historici en hun métier: een inleiding tot de historische kritiek, Gent: Academia Press, 2005.

BOONE, Marc, Historici en hun métier: een inleiding tot de historische kritiek, 3e

herziene ed., Gent: Academia Press, 2011.

BOONE, Marc & HOWELL, Martha, ‘Introduction’, in: EIDEM (eds.), The Power of Space in Late Medieval and Early Modern Europe. The Cities of Italy, Northern France and the Low Countries, Turnhout: Brepols, 2013, p. 1-9.

INDELING REFERENTIELIJST: Afhankelijk van je discipline is het gebruikelijk om je referentielijst onder te verdelen. Historici zonderen bronnen bijvoorbeeld af van wetenschappelijke literatuur en groeperen bronnen per archiefbewaarplaats en archieffonds. Filosofen werken meestal niet met categorieën, maar noteren alle werken alfabetisch-chronologisch onder elkaar. Kunsthistorici en archeologen delen de lijst soms op in primaire en secundaire bronnen.

Volg daarom de specifieke richtlijnen van je docent of opleiding voor de indeling van je referentielijst.

De referentielijst op de volgende pagina’s geeft je een idee van hoe je een referentielijst opdeelt volgens de regels van de kunst bij historici.

38

Page 64: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Referentielijst

Bronnen

Archivalische bronnenArchives Départementales du Nord (Rijsel)

Register met grondrenten voor Maria van Artesië te Sluis, s.d. [circa 1330], Archives Départementales du Nord, Série B: Chambres des Comtes, inv. nr. 3990.

Stadsarchief Mechelen

Stadsrekening Mechelen, 1502-1503, Stadsarchief Mechelen, Stadsrekeningen, inv. nr. 178.

Statuten van het vleeshouwersambacht, 6-03-1606, Stadsarchief Mechelen, Vleeshouwersambacht, inv. nr. 17.

Rijksarchief te Anderlecht

Dossier over proces tussen Mechelen en Diest over de vrijstelling van de Diestse wijnaccijns voor Mechelse kooplieden, 1633, Rijksarchief te Anderlecht, Raad van Brabant. Processen van steden (behalve Brussel), inv. nr. 16.

Rijksarchief te Gent

Klachtenbrief van Damme gericht aan de graaf van Vlaanderen, s.d. [begin veertiende eeuw], Rijksarchief te Gent, Charters van de graven van Vlaanderen. Chronologisch Supplement, inv. nr. 384.

Uitgegeven bronnenActes des États Généraux des Pays-Bas 1576-1585. Notices chronologiques et analytiques II, M. GACHARD (ed.), Brussel: M. Hayez, 1866.

Coutumes du pays et duché de Brabant. Quartier de Bruxelles I, coutumes de la ville de Bruxelles. DE CUYPER, A. (ed.), Brussel: F. Gobbaerts, 1869.

De gekochte poorters van Mechelen (1400-1795), Poorterboeken van de Zuidelijke Nederlanden, deel VII, KOCKEN, Marcel (ed.), Handzame: Familia et Patria, 1975.

DE POTTRE, Jan, Dagboek van Jan de Pottre 1549-1602. DE SAINT GENOIS, Jules (ed.), Gent: C. Annoot-Braeckman, 1861.

39

Page 65: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Het leven van de heilige bisschop Sint Ludger, Middelnederlandse tekstedities, 11, JONGEN, Ludo (ed.), Hilversum: Verloren, 2009.

Recueil des ordonnances des Pays-Bas. Règne d’Albert et d’Isabelle: 1597-1621, vol. 2, BRANTS, V. (ed.), Brussel: F. Gobbaerts, 1912.

VAN MARNIX VAN SINT-ALDEGONDE, Philips, Marnix Epistulae: de briefwisseling van Marnix van Sint-Aldegonde. Een kritische uitgave I, GERLO, Aloïs & DE SMET, Rudolf (eds.), Brussel: VUBPress, 1990.

VASARI, Giorgio, De levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten (oorspr. titel: Le vite de' più eccellenti pittori, scultori e architettori nelle redazioni del 1550 e 1568, Florence, 1550), VAN VEEN, Henk & KEE, Anthonie (eds.), 4de druk, Amsterdam: Olympus, 2013.

Gedrukte bronnenGRAMAYE, I. B., Antiquitates illustrissimi ducatus Brabantiae, Brussel: Joannis Momartii, 1610.

VALLA, Lorenzo, De falso credita et ementita Constantini M. imp. Ro. Donatione declamatio (…), Lugduni Batavorum: Jacobi Marci, 1620.

40

Page 66: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Literatuur

ALDRIDGE, D. D., ‘Sparre, Claes’, in: NORDSTROM, Byron J. (ed.), Dictionary of Scandinavian History, Westport – Londen: Greenwood, 1986, p. 50-51.

ANGLIA RUSKIN UNIVERSITY, Guide to the Harvard System of Referencing [pdf], 6e editie, 2017-2018, geraadpleegd op 11 september 2019, beschikbaar op: https://library.aru.ac.uk/referencing/harvard.htm.

BÉRENGER, Jean, ‘Marie-Thérèse (1717-1780) archiduchesse d’Autriche et impératrice, reine de Hongrie et de Bohême (1740)’, Encyclopaedia Universalis, 2018, geraadpleegd op 17 mei 2018, http://www.universalis-edu.com/encyclopedie/marie-therese/.

BETANCOURT, Philip P., The History of Minoan Pottery, Princeton (NJ): Princeton University Press, 1985.

BLONDÉ, Bruno, Een economie met verschillende snelheden. Ongelijkheden in de opbouw en de ontwikkeling van het Brabantse stedelijke netwerk (ca. 1750 – ca. 1790) , Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, Klasse der Letteren, nr. 166, Brussel: Paleis der Academiën, 1999.

BOONE, Marc, Historici en hun métier: een inleiding tot de historische kritiek, Gent: Academia Press, 2005.

BOONE, Marc, Historici en hun métier: een inleiding tot de historische kritiek, 3e herziene ed., Gent: Academia Press, 2011.

BOONE, Marc & HOWELL, Martha, ‘Introduction’, in: EIDEM (eds.), The Power of Space in Late Medieval and Early Modern Europe. The Cities of Italy, Northern France and the Low Countries, Turnhout: Brepols, 2013, p. 1-9.

BROUWER, J., Montigny. Afgezant der Nederlanden bij Philips II, Amsterdam: Meulenhoff, s.d.

Catalhoyuk Research Project, Institute of Archaeology, University College London, Çatalhöyük. Excavations of a Neolithic Anatolian Höyük, 18 augustus 2008, geraadpleegd op 7 oktober 2008, http://www.catalhoyuk.com/.

Catalhoyuk Research Project, Institute of Archaeology, University College London, ‘Mission Statement’, Çatalhöyük. Excavations of a Neolithic Anatolian Höyük, 18 augustus 2008, geraadpleegd op 7 oktober 2008, http://www.catalhoyuk.com/mission.html.

41

Page 67: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

CULICAN, William, De kooplieden van de Levant. De Feniciërs en andere zeevarende volkeren aan de oostelijke kusten van de Middellandse Zee (oorspr. titel: The First Merchant Venturers, Londen: McGraw-Hill, 1965), vertaald door M. GERRITSEN, Amsterdam-Brussel: Elsevier, 1967.

DELCORPS, Vincent, ‘The Belgian Ministry of Foreign Affairs and the Challenge of Multilateralism (1944-1960)’, Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, 44 (4), 2014, p. 8-35.

DELARIVIÈRE, Sven, Artificial free will: in which an account of free will is argued for that is compatible with determinism, correspondent with consciousness and constructible for artificial intelligence, onuitgegeven masterproef, Vrije Universiteit Brussel, 2015.

DELLEMANN, Otto Richard Jozef, Naar een integrale psychiatrie. De psychiater als specialist van gemankeerde zingeving en de patiënt als vormgever van het herstelproces, onuitgegeven doctoraatsproef, Universiteit voor Humanistiek te Utrecht, 2008.

DE SMET, Rudolf & VERELST, Karin, ‘Justus Lipsius en Isaac Newton. Neostoicijnse invloeden op Newtons Gravitatieconcept’, in: WALRAVENS, Else & STUY, Johan (eds.), Denken als openheid. Liber Amicorum Hubert Dethier, Brussel: VUBPress, 1999, p. 171-187.

DIDEROT, M. & D’ALEMBERT, M., Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers, vol. 1, Parijs: Briasson – Le Breton – Durand, 1751.

DOMBRECHT, Kristof, Plattelandsgemeenschappen, lokale elites en ongelijkheid in het Vlaamse kustgebied (14de-16de eeuw). Case-study: Dudzele ambacht, onuitgegeven doctoraatsproefschrift, Universiteit Gent, 2014.

DUCHÊNE, Hervé & GIRERD, Stéphane, Delos: A Database of Archaeological Images (oorspr. titel: Base de données d’images archéologiques, Athènes-Dijon 1996) (cd-rom), vertaald door Nicholas K. RAUH, Rhys F. TOWNSEND & John C. BEDNAR, New York: Educagri éditions, 1998.

DUKERS, Birgit, ‘Maastrichtse vakwerkbouw, resten van een houten verleden’, Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 103, 2004, p. 201-214.

GAZE, Delia, Dictionary of Women Artists, vol. 1, Londen: Thorndike Press, 1997.

GODDEERIS, Theodoor, ‘Veslius (Wesel), Fransiscus (van)’, in: Commissie voor het Nationaal Biografisch Woordenboek, Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 22, Brussel: KVAB, 2016, p. 1125-1134.

42

Page 68: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

HAEMERS, Jelle, De strijd om het regentschap over Filips de Schone. Opstand, facties en geweld in Brugge, Gent en Ieper (1482-1488), Historische Monografieën Vlaanderen, 2, Gent: Academia Press, 2014.

HIGGINS, Reynold A., Catalogue of the Terracottas in the Department of Greek and Roman Antiquities, British Museum, vol. 1, Londen: British Museum Press, 1954.

HIGGINS, Reynold A., Greek Terracottas, Londen: Butler and Tanner Ltd, 1967.

HOPKIN, David, ‘Cinderella of the Breton Polders: Suffering and Escape in the Notebooks of a Young Female Farm-Servant in the 1880s’, Past & Present, 238, 2018, p. 85-119.

HOPPENOT, Eric & MILON, Alain (eds.), Emmanuel Lévinas-Maurice Blanchot, penser la différence, 2e ed., Parijs: Presses universitaires de Paris Ouest, 2009.

KARAGEORGHIS, Vassos, The Coroplastic Art of Ancient Cyprus, vol. 6, The Cypro-Archaic Period. Monsters, Animals and Miscellanea, Nicosia: The A.G. Leventis Foundation, 1996.

KARAGEORGHIS, Vassos, LAFFINEUR, Robert & VANDENABEELE, Frieda (eds.), Four Thousand Years of Images on Cypriote Pottery. Proceedings of the Third International Conference of Cypriote Studies. Nicosia, 3-4 May, 1996, Brussel – Luik – Nicosia, Vrije Universiteit Brussel – Université Liège: The A.G. Leventis Foundation, 1997.

KEIJ, Jan, Eenvoudig gezegd. Levinas, een nieuwe blik op mens en wereld, 3e druk, Kampen: Kok Agora, 1994a.

KEIJ, Jan, Emmanuel Levinas: variaties op een thema, Kampen: Kok Agora, 1994b.

LEVINAS, Emmanuel, Totaliteit en oneindigheid: Essay over de exterioriteit, vertaald door Theo DE BOER en Chris BREMMERS, annotaties Theo DE BOER, nawoord Chris BREMMERS, grondig herziene editie van De totaliteit en het oneindige, Baarn: Ambo, 1987, Amsterdam: Boom, 2012.

LIS, Catharina & SOLY, Hugo, ‘Ambachtsgilden in vergelijkend perspectief: de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden, 15de-18de eeuw’, in: EIDEM (eds.), Werelden van verschil. Ambachtsgilden in de Lage Landen, Brussel: VUBPress, 1997, p. 11-42.

MILLER, Alexander, Contemporary Metaethics: An Introduction, 2e ed., Cambridge: Polity, 2011.

43

Page 69: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

MULLER, Jeffrey M., ‘De verzameling van Rubens in historisch perspectief’, in: Een huis vol kunst. Rubens als verzamelaar (Rubenshuis, Antwerpen, 6 maart-13 juni 2004), Antwerpen: Rubenshuis & Rubenianum, 2004, p. 10-85.

NAUERT, Charles G., ‘Webster, John (ca. 1578-ca.1625)’, in: IDEM, Historical Dictionary of the Renaissance. Historical Dictionaries of Ancient Civilisations and Historical Eras, nr. 12, Lanham (ML) – Oxford: The Scarecrow Press, 2004, p. 444-446.

PAAPE, Harry, De Geuzen, s.l.: Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandel, 1965.

Petit guide de la Haye et de ses environs, contenant la description sommaire des monuments, des musees etc., Den Haag: J. W. Ten Hagen, 1855.

PIÉRARD, Louis, ‘Art décoratif’, Le Peuple, 21 juni 1924, p. 3.

PIERSON, Peter, ‘Parma, Alexander Farnese, Duke of’, in: DEWALD, Jonathan (ed.), Europe 1450-1789. Encyclopedia of the Early Modern World, vol. 4, New York: Scribner, 2004, p. 406-407.

POTT, Heleen, De liefde van Alcibiades: Over de rationaliteit van emoties, Amsterdam: Boom, 1992, Filosofiebank, https://www-filosofiebank-nl.kuleuven.ezproxy.kuleuven.be/?tp=1&filp=1&Boom.Melding= Gebruiker+heeft+geen+toegang&BoomToken=fKgrTeDfZROnN%2fQCM1JBpA.

REINARZ, Jonathan, ‘Learning by Brewing. Apprenticeship and the English Brewing Industry in the Late Victorian and Early Edwardian Period’, in: DE MUNCK, Bert, KAPLAN, Steven L. & SOLY, Hugo (eds.), Learning on the Shop Floor. Historical Perspectives on Apprenticeship. International Studies in Social History, vol. 12, New York – Oxford: Berghahn Books, 2007, p. 111-130.

RITTER, Harry, ‘Periodization’, in: IDEM, Dictionary of Concepts in History, New York – Westport – Londen: Greenwood, 1986, p. 313-319.

RUPP, David W. (ed.), Western Cyprus Connections. An Archaeological Symposium Held at Brock University, St. Catharines, Ontario, Canada March 21-22, 1986, Studies in Mediterranean Archaeology, 77, Gothenburg: Paul Åströms Förlag, 1987.

SCHIETECATTE, Liesbet & SEALY, Judy, ‘Fish in a medieval fishing village along the North Sea: what do isotopes have to say?’, in: PIETERS, M., VERHAEGHE, F. & GEAERT, G. (ed.), Visserij, Handel en Piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond de Noordzee in

44

Page 70: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

de Middeleeuwen en later, vol. 1, Bijdragen van het colloquim in Oostende Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, 21-23 November 2003, Archeologie in Vlaanderen, Monografie, 6, Brussel: Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, 2006, p. 62-80.

SCHÜRMANN, Wolfgang, Katalog der antiken Terrakotten im badischen Landesmuseum Karlsruhe, Studies in Mediterranean Archaeology, 84, Gothenburg: Paul Åströms förlag, 1989.

SOEN, Violet, Geschiedenis is een werkwoord. Een inleiding tot historisch onderzoek, Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2016.

SOLY, Hugo, ‘Economische ontwikkeling en sociale politiek in Europa tijdens de overgang van middeleeuwen naar nieuwe tijden’, Tijdschrift voor Geschiedenis, 88, 1975, p. 584-597.

SULLIVAN, Margaret A., ‘Bosch, Bruegel, Everyman and the Northern Renaissance’, Oud Holland, 121 (2/3), 2008, p. 117-146.

[VAN ASSEN, Cornelis Jacobus], Het onwettige der petitien aan de Staten-Generaal, of geschied- en regtskundige uitlegging van art. 161 der Grondwet, Leiden: C. C. Van der Hoek, 1829.

VAN BRUAENE, Anne-Laure & VAN BOUCHAUTE, Sarah, ‘Rederijkers, kannenkijkers. Drinking and drunkenness in the sixteenth and seventeenth-century Low Countries’, Early Modern Low Countries, 1, 2017, p. 1–29.

VAN HEUGTEN, Sjraar, PISSARRO, Joachim & STOLWIJK , Chris (eds.), Van Gogh en de kleuren van de nacht (Van Gogh Museum, Amsterdam, 13 februari-7 juni 2009; Museum of Modern Art, New York, 21 september 2008-4 januari 2009), Amsterdam: Van Gogh Museum, 2008.

VAN LEEUWEN, Jacoba, ‘Balancing Tradition and Rites of Rebellion. The Ritual Transfer of Power in Bruges on 12 February 1488’, in: EADEM (ed.), Symbolic Communication in Late Medieval Towns, Leuven: Leuven University Press, 2006, p. 65-82.

VAN LOO, Anne (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.

WEIL, Stephen E., A Cabinet of Curiosities: Inquiries into Museums and their Prospects, Washington DC: Smithsonian Institution Press, 1995.

45

Page 71: INFORMATIEGIDS · Web viewBij niet naleving van het tijdschema en/of andere verplichtingen, zoals bepaald in artikel 120 en 123 en volgende van het centraal en van het aanvullend

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Media Policy for the Digital Age, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006.

WOLFFRAM, Dirk Jan, ‘De moderne stad. Migratie, sociale beheersing en ruimtelijke ordening, 1850-heden’, in: LUCASSEN, Leo & WILLEMS, Wim (eds.), Waarom mensen in de stad willen wonen. 1200-2010, Amsterdam: Bert Bakker, 2009, p. 173-199.

46