IN DIT NUMMER - Klinisch-genetisch onderzoek: samenwerking · zoveel partijen die bij bepaalde...
Transcript of IN DIT NUMMER - Klinisch-genetisch onderzoek: samenwerking · zoveel partijen die bij bepaalde...
20e jaargang nr. 2 Juni 2002
IN DIT NUMMER
- Klinisch-genetisch onderzoek: samenwerkingtussen AVG en klinisch-geneticus
- Oudere patiënten met de ziekte vanSan Filippo:complicaties nog weinig bekend
- Pech bij PEG
- Polyurie na staken carbamazepine.
- Functionele syndroombeschrijvingen: hetWolf-Hirschhorn (4p-) syndroom.
- PR-commissie: het nieuwe specialisme AVG,wat kan de huisarts ermee?
Advertentie Keppra
Tijdschrift van de vereniging van artsen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap
tvaztvaz
TVAZ 20; (2) 2 0 0 22
INHOUDSOPGAVE
TVAZ 20e JAARGANG NR. 2 - MAAND 2002
Redactioneel 3
Van het Bestuur 3
Bestuursmededelingen 4
Klinisch-genetisch onderzoek: samenwerking tussen AVG 5
en klinisch geneticus.
Mw U. Moog en S. Dijkstra
Oudere patiënten met de ziekte van San Filippo: complicaties 8
nog weinig bekend.
J. de Geest, L. Cozijnsen, C.E. Essed, B.P.M. van Nesselrooij
Pech bij PEG 10
G. de Leijer, AVG.
Polyurie na staken carbamazepine. 11
K. de Geest, F. Scholte, AVG’s
Een 47-jarige man met het Wolf-Hirschhorn (4p-) syndroom. 12
Mw S. Duffels, J. Engelen, L.M.G. Curfs,
mw C.Th.R.M. Schrander-Stumpel
Het nieuwe specialisme AVG, wat kan de huisarts ermee? 16
PR-commissie
Uit de regio’s 17
> Regio Utrecht
Mededelingen 17
Van de opleiding 18
> Mededelingen
> De grenzen en daarbuiten
NVAZ verenigingsadressen 20
Agenda 20
Overzicht NVAZ publicaties 21
COLOFON
Redactie TVAZ: mw. J.J.Th.M. van Beurden
mw. A.M.W. Coppus
M. Manshande
mw. M.A.M. von der Möhlen-
Tonino
mw. G. Nijdam
Layout: B. Elffers
R.K. Schreuel
Tekstverwekring: mw. D. Schamp
Redactieadres: mw. J.J.Th.M. van Beurden
p/a De Lathmer
Postbus 2
7384 ZG Wilp
tel.: 0571-268888
(fax: 0571-268880)
e-mail: [email protected]
Het TVAZ is het verenigingsblad van de
Nederlandse Vereniging van Artsen in de Zorg
voor mensen met een verstandelijke handicap
(NVAZ). Deze vereniging, opgericht in 1981,
stelt zich ten doel: het handhaven, c.q. ver-
beteren van de kwaliteit van de medische
dienstverlening in de zorg voor mensen met
een verstandelijke handicap, onder meer door:
- het bevorderen van de onderlinge
gedachtewisseling en samenwerking van
artsen in de zorg voor mensen met een ver-
standelijke handicap;
- het bevorderen van meningsvorming en
standpuntbepaling t.a.v. onderwerpen die
van belang kunnen zijn voor de organisatie
en het functioneren van de medische dienst-
verlening in de zorg voor mensen met een
verstandelijke handicap.
De vereniging telt ongeveer 250 leden. Het lid-
maatschap staat open voor artsen, werkzaam
in de zorg voor mensen met een verstandelijke
handicap.
Het TVAZ verschijnt minimaal viermaal per jaar.
De redactie stelt zich ten doel alle artsen, die
werkzaam zijn in de zorg voor mensen met een
verstandelijke handicap, op de hoogte te stellen
van ontwikkelingen binnen dit vakgebied.
Daartoe maakt zij gebruik van verslagen van
studiedagen, congressen, van oorspronkelijke
artikelen, casuïstiek, boekbesprekingen, het
aankondigen van nieuwe initiatieven, van inge-
zonden stukken en voorts van alles wat aan het
bereiken van de doelstelling kan bijdragen.
ISSN: 1386-3991
Lidmaatschap € 170,- per jaar.
Voor niet-leden bestaat de mogelijkheid een
abonnement te nemen op het TVAZ door € 30,-
over te maken op postbankrekeningnummer
2183416 t.a.v. de penningmeester van de
NVAZ o.v.v. "abonnement TVAZ".
Copy (zo mogelijk op diskette -Word- met het
uitgeprinte stuk) voor het volgende TVAZ kunt u
aanleveren vóór 15 juli 2002.
TVAZ 20; (2) 2 0 0 2 3
REDACTIONEEL
VAN HET BESTUUR
Kop hieps
Soms is een week hectisch in het eigen werk en daar-
buiten.
Op 22 mei terug van vakantie, op 23 mei een overleg op
het CTG (het tarief komt er aan, zie elders in dit nummer)
en op 24 mei (bestuursvergadering) barst het publiciteit-
soffensief los over de medische zorg voor mensen met
een verstandelijke handicap. Een zeer succesvolle actie
van Heleen, met reacties op radio, tv en in de kranten die
alle verwachtingen ver overstegen. Vandaag beantwoord -
de de staatssecretaris een aantal uitstekende vragen over
dit onderwerp van Agnes Kant van de SP. Over de ant -
woor den beschik ik momenteel nog niet. Wel ben ik gis-
teren telefonisch door een medewerker van de
staatssecretaris benaderd die haar antwoorden aan het
voorbereiden was.
Een persbericht van ondergetekende samen met het
hoofd van de AVG-opleiding bleef onopgemerkt, daarom
vandaag maar een reactie op het stukje van Hans Gimbel
op de discussiepagina van De Volkskrant geschreven en
verstuurd. Zonder veel hoop overigens dat die krant er
wat mee doet (zelden enkele dagen achtereen bijdragen
over hetzelfde onderwerp). Ook nog een contact gehad
met een redactiemedewerker van Markant van de VGN,
die in het juninummer aandacht aan dit onderwerp wil
besteden. Zie geen kans meer om nog een opinierend
artikel te maken (moet nog een presentatie voor het
MAMH-congres in Debrecen voorbereiden), misschien
iets voor onze secretaris (06-nummer doorgegeven, sorry
Frans). Tussentijds 20 hechtingen aangebracht op de
bovenarm van een mevrouw met een borderline persoon-
lijkheidsstoornis, waarvan zij er 2 uur later al weer 5 had
uitgetrokken, en van 10 personen met een type II dia-
betes mellitus de medicatie bijgesteld. En dan nog elk
kwartiertje tussendoor gebruiken om de meer dan 70 e-
mailtjes op de werkcomputer te verwerken.
Is dit eigenlijk leuk. Ja, dit is leuk. Het gaat verschrikkelijk
langzaam, met soms paradoxaal lijkende bewegingen en
soms twee stappen voorwaarts en een stap terug. Er zijn
zoveel partijen die bij bepaalde besluitvorming zijn
betrokken (m.b.t. het tarief bijvoorbeeld: VWS met min-
stens twee afdelingen, het College Van Zorgverzekeraars,
Zorgverzekeraars Nederland, Vereniging Gehandicapten -
zorg Nederland, College Tarieven Gezondheidszorg), dat
je voortdurend op alle borden moet kijken hoe de stukken
staan. Vaak moet je daartoe eerst het bord zoeken, de
speler wekken of zelf maar weer een zet doen. En toch,
beetje voor beetje, zit er beweging in, stapje voor stapje
komen we vooruit. Dat maakt het ook meteen spannend.
Er zijn nog heel veel zaken onduidelijk met betrekking tot
de ontwikkeling van het persoonsgebonden en het per-
soonsvolgend budget, de nieuwe vraaggestuurde bekos -
tigings systematiek en de consequenties die dat weer zal
hebben op de vraag naar de AVG. Dat maakt het weer zo
belangrijk om de zorg over kwaliteit van de gezondheids -
zorg voor mensen met een verstandelijke handicap zo
breed uit te meten. Ik heb de stellige overtuiging dat het
draagvlak voor ons streven nu sterk aan het uitbreiden is.
Daarom collega’s die het soms even niet zien zitten, die er
af en toe over denken om iets anders te gaan doen, die
soms last hebben van managers die onwetendheid aan
eigenwijsheid paren, kop op, of zoals Godfried Bomans in
één van zijn korte verhalen, ik meen ‘de jeugdher-
bergvader’ schreef: kop hieps.
Frans Scholte
TVAZ 20; (2) 2 0 0 24
BESTUURSMEDEDELINGEN
Vergaderdata 2002
Overleg met regiovertegenwoordigers en werkgroepen: 21
juni en 20 september
Najaarsledenvergadering: 29 november
“Medische zorg voor gehandicapten schiet tekort”
De afgelopen maanden was de medische zorg voor ver-
standelijke gehandicapte mensen prominent aanwezig in de
media. Aanleiding waren de stevige conclusies uit de achter-
grondstudie die Heleen Evenhuis verrichtte voor de Raad
voor de Volksgezondheid en Zorg. De zorgen die ze uitte in
een interview in de Volkskrant riepen veel reacties op. Dit
viel samen met een themamaand over gehandicapten van
de RVU. Veel leden zijn vervolgens benaderd door hun
directie, door oudervertegenwoordigers en pers om te rea-
geren. Ook het bestuur heeft de gelegenheid aangegrepen
om informatie over het vak te geven, de belemmeringen te
benoemen waarmee we bij de uitoefening steeds meer te
maken krijgen en suggesties voor verbete ring te doen.
Internationaal
Begin Juni vond in Debreccen ( Hongarije) het jaarlijkse con-
gres van de MAMH plaats. Vanuit het bestuur woonde Frans
Scholte de bijeenkomst bij. Hij en diverse andere
Nederlandse collega’s leverden bijdragen. Tijdens de
bestuurs vergadering van de MAMH stond de toekomst van
deze organisatie op de agenda. Welke doelen moeten we
nastreven? Hoe ligt de relatie met de IASSID? Besloten is
dat de MAMH als Europese organisatie van vg-artsen zich
primair zal richten op politieke beïnvloeding en belangenbe-
hartiging: In heel Europa zal elke verstandelijk gehandicapte
toegang dienen te hebben tot gespecialiseerde medische
zorg. De volgende MAMH conferentie vindt volgend jaar in
Rotterdam plaats bij de afsluiting van de eerste AVG-spe-
cialisatie.
In Debreccen is Sylvia Carpenter Richard Newton als
voorzitter van de MAMH opgevolgd. Frans Scholte is
gekozen in het dagelijks bestuur.
Stafmedewerker
Het aantal activiteiten waarmee de NVAZ zich bezighoud is
de laatste jaren sterk toegenomen. Het is in feite teveel voor
een vrijwilligersbestuur. Afgelopen jaren zijn de mogelijkhe-
den verkent om een stafmedewerker in deeltijd in dienst te
nemen. Dit stuitte af op de financiële consequenties, maar
vooral ook op het probleem om iemand te vinden die deze
functie naar behoren zou kunnen vervullen.
Dat is nu wel gelukt. Marijke Meijer is genegen om naast
haar functie als hoofd AVG-opleiding onbezoldigd als staf -
medewerker ten het bestuur te ondersteunen. Ze be reidt
notities voor (zoals het meerjarenbeleidsplan), legt con-
tacten en signaleert belangrijke ontwikkelingen.
We zijn daar heel blij mee
Tariefstelling
Een bizar feuilleton langzamerhand. Maar er is nu toch een
goede kans dat het tot een goed einde komt. Op 23 mei
vond bij het CTG een technisch overleg plaats, waaraan alle
belangrijke partijen deelnamen. Naast het CTG waren VWS,
ZN, CZV, VGN en de NVAZ vertegenwoordigd. Iedereen
was overtuigd van de noodzaak om tot een tarief te komen.
Overeenstemming werd bereikt over de manier waarop dat
geregeld kan worden. Een (verkorte) LCIG-indicatie en de
paraplu van een ANWZ-instelling is op dit moment noodza-
kelijk. Tenzij er nieuwe (politieke) problemen optreden zal de
regeling per 1 juli rond zijn. Zo gauw een en ander geregeld
is volgt hierover verdere informatie
Samenwerking huisarts – AVG
In tegenstelling tot het bericht in het vorige TVAZ lijkt het er
op het moment op dat bestuurlijk overleg tussen LHV en
NVAZ op korte termijn tenslotte toch zal plaatsvinden.
Daarnaast is het van belang op lokaal niveau te zoeken naar
werkbare en verantwoorde samenwerkingsvormen. De noti-
tie ”Het nieuwe specialisme AVG, wat kan de huisarts
ermee” kan hierbij een hulp zijn. Deze is te vinden op de
website www.nvaz.nl en mogelijk in dit TVAZ.
Nogmaals het verzoek om locale regelingen en de ervarin-
gen daarmee aan het bestuur te laten weten.
Commissiewerkzaamheden
De PR-commissie heeft twee brochures gemaakt om andere
artsen, SPD’en en cliënten te informeren over de werkzaam -
heden van de AVG. Deze zullen zeer binnenkort op ruime
schaal verspreid worden. De tekst is ook te vinden op de
website.
NVAZ wordt NVAVG
De voorbereidingen voor de statutenwijziging zijn gestart.
Voor het nieuwe logo plus huisstijl is een prijsvraag uit-
geschreven. Zie hiervoor elders in dit TVAZ.
Wat is het meervoud van AVG? Na rijp beraad heeft het
bestuur besloten tot AVG’s. Taalkundig wat wonderlijk, maar
analoog met haio’s e.d. De herkenbaarheid van de letter-
combinatie en de soepelheid waarmee die ook meervoudig
over de tong kan rollen wordt hiermee gediend.
Frans Ewals, secretaris.
TVAZ 20; (2) 2 0 0 2 5
Op het lustrumsymposium van de NVAZ in 2001 te Zeist is
bijzondere aandacht aan de samenwerking tussen AVG en
diverse specialisten besteed. Naar aanleiding van de voor-
dracht gehouden op 21-04-01 zullen in dit artikel nut en
opzet van klinisch-genetisch onderzoek in de zorg voor ver-
standelijk gehandicapten worden besproken. In het bijzon-
der zullen de samenwerking en de taakverdeling bij dit
onderzoek tussen AVG en klinisch geneticus worden belicht.
Waarom klinisch-genetisch onderzoek?
Klinisch-genetisch onderzoek is er op gericht een diagnose
met betrekking tot de oorzaak van een verstandelijke han -
dicap te stellen. De reden dat de klinisch geneticus bij deze
taak een centrale rol heeft is dat bij het ontstaan van een
verstandelijke handicap genetische factoren vaak een
belangrijke rol spelen. Een in 1997 gepubliceerd overzicht
van eerder verrichte grootschalige studies naar de oorzaak
van een verstandelijke handicap laat zien dat bij 40-60% van
de patiënten een al dan niet erfelijke oorzaak kan worden
aangetoond (zie tabel 1). Chromosoomafwijkingen staan
hierbij op plaats 1 gevolgd door monogene aandoeningen,
syndromen en afwijkingen van het centrale zenuwstelsel die
eveneens vaak genetisch bepaald zijn. In verband met een
verschil in onderzoekspopulaties, onderzoeksstrategieën en
-mogelijkheden zijn de geïncludeerde studies echter deels
moeilijk te vergelijken en lopen de cijfers in de genoemde
tabel dus deels ver uiteen. Bovendien zijn er verschillen in
de definitie van ‘diagnose’ (Alleen zekere of ook waarschijn-
lijke diagnosen? Alleen causale of ook beschrijvende diag-
nosen? Moet het verband tussen de handicap en de
gevonden afwijking zeker zijn?).
Opmerkelijk is dat ook bij zorgvuldig onderzoek lang niet alti-
jd een diagnose kan worden gesteld. De introductie van
nieuwe technieken bij chromosoomonderzoek gedurende
de afgelopen 10 jaar, het ophelderen van de moleculair-
genetische achtergrond van een snel groeiend aantal
genetische aandoeningen en de vooruitgang van bio-
chemisch onderzoek zullen naar verwachting echter niet
zonder effect blijven. In veel gevallen kan inmiddels een kli -
nische diagnose door laboratoriumonderzoek worden
bevestigd (bijvoorbeeld Rett syndroom). Soms is op basis
van nieuwe inzichten uit de literatuur of uit laboratorium -
onderzoek ook een correctie van een eerder gestelde diag-
nose aan de orde. Een belangrijke taak van de klinisch
geneticus is daarom de revisie van eerder verricht onder-
zoek en een work-up van ongediagnosticeerde gevallen van
verstandelijke handicap in het licht van de nieuwe tech-
nieken.
Een aantoonbare (genetische) oorzaak is bij een matige en
ernstige verstandelijke handicap waarschijnlijker dan bij een
lichte verstandelijke handicap. Tevens is de kans op een
diagnose groter als de patiënt op jonge leeftijd ter evaluatie
van de retardatie wordt gezien. De aanwezigheid van dys-
morfe kenmerken en minor anomalies maakt een geneti -
sche oorzaak eveneens aannemelijker, bij (grote)
aan ge boren afwijkingen is dit minder duidelijk. Bij ernstige
gedragsproblemen zoals automutilatie, waarbij er meestal
een nadrukkelijke vraag naar de oorzaak is, ligt een geneti -
sche oorzaak echter vaak minder voor de hand. Ook cere-
bral palsy, gedefiniëerd als een niet-progressieve
neurologische stoornis met abnormale houding en/of
beweging en de associatie van mentale retardatie met een
psychiatrisch beeld zonder dysmorfe kenmerken, heeft min-
der vaak een genetische oorzaak. Kennis van de genoemde
factoren leidt tot een reële inschatting van de kans op een
diagnose; uiteraard betekent een kleinere kans op het
stellen van een diagnose niet dat er geen indicatie voor
onderzoek bestaat.
Belangrijker dan het precieze aantal gestelde diagnosen lijkt
ons de centrale vraag naar het nut van onderzoek.
Genetische aandoeningen zijn (vooralsnog) ongeneeslijk -
waarom dan onderzoek naar een mogelijk erfelijke oorzaak?
Op basis van de resultaten van klinisch-genetisch onder-
zoek kan een antwoord op de belangrijkste vragen van ou -
ders en andere familieleden worden gegeven. Als de vraag
‘Wat heeft mijn kind?’ kan worden beantwoord, wordt over
het algemeen een belastende onzekerheid weggenomen.
Een naam aan iets kunnen geven betekent grip op iets
hebben. Dit is trouwens ook het geval bij een beschrijvende
diagnose of een puur klinische diagnose die niet door een
test bevestigd kan worden. Als een causale diagnose kan
worden gesteld is er een antwoord op de vraag ‘Waarom is
het gebeurd?’. Bij veel aandoeningen kan een uitspraak
over comorbiditeit en mogelijke complicaties worden gedaan
en een controleschema worden opgesteld. Kennis over het
gedragsfenotype, de zwakke en sterke kanten in de ontwik-
keling bij een specifieke aandoening, maakt een optima -
lisatie van de begeleiding mogelijk. Voorlichting van
hulpverleners over de verschillende aspecten is hierbij een
ARTIKELEN
KLINISCH-GENETISCH ONDERZOEK: SAMENWERKING TUSSEN AVG EN KLINISCH
GENETICUS
Mw U. Moog1 en S. Dijkstra2
Tabel 1: Oorzaken van mentale retardatie
(uit: Curry et al, Am J Med Genet 1997)
Chromosoomafwijkingen 4 - 28 %
Herkenbare syndromen 3 - 7 %
Bekende monogene aandoeningen 3 - 9 %
Structurele afwijkingen van centrale zenuwstelsel 7 - 17 %
Complicaties van prematuriteit 2 - 10 %
Omgevingsbepaalde / teratogene oorzaken 5 - 13 %
/Familiaire/ mentale retardatie 3 - 12 %
Nieuwe, unieke, monogene aandoeningen 1 - 5 %
Metabole / endocriene oorzaken 1 - 5 %
Onbekend 30 - 50 %
belang rijke taak van de klinisch geneticus. Alles bij elkaar
kan de zorg worden geoptimaliseerd en is er antwoord op de
vraag ‘Wat betekent het voor mijn kind?’. De ouders zijn in
staat om contact met andere families met een kind met
dezelfde aandoening op te nemen om ervaringen uit te wis-
selen. Een belangrijke rol speelt hierbij de VSOP met de
aangesloten ouder- en patiëntenverenigingen. Tenslotte kan
de vraag ‘Kan het zich in de familie herhalen?’ worden
benaderd en kunnen de erfelijkheidsaspecten worden
besproken.
Het nut van klinisch-genetisch onderzoek lijkt zo evident dat
het recht van ieder verstandelijk gehandicapte op onderzoek
naar de oorzaak van zijn handicap nadrukkelijk moet wor-
den onderstreept.
Wat houdt klinisch-genetisch onderzoek in?
Klinisch-genetisch onderzoek bestaat (meestal) uit drie
onderdelen (zie kader 1). Het medisch dossier in de instel -
ling bevat idealiter een synopsis van voorgeschiedenis,
diagnosen en eerder verrichte onderzoeken. Een gesprek
met de familie (ouders of andere nabije familieleden) en/of
persoonlijke begeleid(st)er is essentiëel om de voorge -
schiedenis (zwangerschap, perinatale periode, vroegkinder-
lijke ontwikkeling, beloop van de handicap) verder in kaart te
brengen. De familie wordt gevraagd baby- en kinderfoto’s
mee te brengen omdat sommige aandoeningen op de
kinderleeftijd beter herkenbaar zijn, secundaire deformatie
van primaire dysmorfie onderscheiden kan worden en
omdat foto’s aanknopingspunten voor het ontstaan van
bijvoorbeeld een microcefalie kunnen geven. De fami-
lieanamnese en stamboom leveren aanknopingspunten
voor een eventuele erfelijke achtergrond en het overerv-
ingspatroon (Aanwijzingen voor X-gebonden mentale retar-
datie? Een autosomaal recessieve aandoening? Een
chromosomale oorzaak?). Bij het intakegesprek dienen
verder afspraken gemaakt te worden voor welke onder-
zoeken toestemming wordt verleend en hoe de berichtgev-
ing dient te gebeuren.
Als tweede stap volgt geprotocolleerd lichamelijk onderzoek
(inspectie, opmeten van diverse kenmerken, palpatie,
observatie) met bijzondere aandacht voor minor anomalies
en dysmorfie. Opgemeten kenmerken zoals schedelomtrek,
afstand van de binnenhoeken van de ogen (inner canthal
distance, ICD) of oorlengte worden met behulp van tabellen
geobjectiveerd. Observatie van houding, mimiek en gedrag
heeft in verband met het bestaan van syndroomgebonden
gedragsfenotypen een aparte betekenis. Dia’s worden
gemaakt voor documentatie van verschijnselen en beloop
en voor intercollegiaal overleg.
Aanvullend laboratoriumonderzoek weerspiegelt de
mogelijke oorzaken van mentale retardatie. Chromo -
soomonderzoek is bij iedere persoon met onbegrepen men-
tale retardatie geïndiceerd. Omdat de afgelopen 10 à 20 jaar
nieuwe technieken beschikbaar kwamen (high resolution
banding, Fluorescente In Situ Hybridisatie (FISH), microdis-
sectie, subtelomeer onderzoek) is revisie of aanvulling van
eerder verricht onderzoek vaak aan de orde. Met DNA-
onderzoek kunnen steeds meer monogene aandoeningen
worden aangetoond of bevestigd. DNA-onderzoek naar
fragiele X syndroom wordt in verband met de variabele pre-
sentatie, het relatief frequente voorkomen en het X-gebon-
den overervingspatroon vaak aangevraagd. Metabool
onderzoek wordt op indicatie verricht. Bij sommige patiënten
is tevens onderzoek door een andere specialist nodig zoals:
neurologisch onderzoek eventueel aangevuld met een MRI-
of CT-scan van de hersenen bij neurologische symptomen
en/of micro- /macrocefalie, oogonderzoek bij verdenking op
neurodegeneratieve- of metabole aandoeningen, dermatol-
ogisch onderzoek bij verdenking op een fakomatose.
Taakverdeling
Taken van de AVGDe AVG dient in de eerste plaats in kaart te brengen bij wie
ooit klinisch-genetisch onderzoek heeft plaatsgevonden en
hoe recent de gegevens zijn. Opname van een nieuwe
bewoner lijkt een uitstekend moment om hiernaar te kijken,
maar uiteindelijk zal dossieronderzoek van de hele populatie
noodzakelijk zijn om lacunes op te sporen.
We hopen in bovenstaand betoog duidelijk gemaakt te
hebben dat betrokkenheid van de familie bij het onderzoek
belangrijk is. De AVG is hierbij een link tussen de familie
respectievelijk begeleiders en de klinisch geneticus. Bij
hem/haar ligt de taak om klinisch-genetisch onderzoek aan
ouders/familie/begeleiders voor te stellen en een eerste uit-
leg te geven over inhoud en nut van het onderzoek. Naar wij
ervaren hebben kan het aanbieden van een telefonisch
spreekuur met de betrokken klinisch geneticus hierbij hulp
bieden.
De AVG dient het spreekuur met de klinisch geneticus voor
te bereiden en het dossier van de patiënt door te lichten.
Door de geneticus wordt vaak een samenvatting gevraagd
van voorgeschiedenis en eerder verricht onderzoek met
speciale aandacht voor de in kader 2 genoemde punten (zie
volgende pagina). De medewerking van het medisch secre-
tariaat bij de organisatie van afspraken, bloedafname en
administratie is in onze ervaring onmisbaar. Als verwijzing
naar andere specialisten aan de orde is, moet dit via de AVG
gebeuren die er tevens voor zorg moet dragen dat de klin-
isch geneticus van de resultaten op de hoogte gesteld
wordt. In het natraject zal de AVG de eventueel veranderde
zorgvraag na het stellen van een diagnose coördineren.
(bijvoorbeeld Healthwatch)
TVAZ 20; (2) 2 0 0 26
Kader 1:
Klinisch-genetisch onderzoek omvat
• In kaart brengen voorgeschiedenis
- medisch dossier
- gesprek familie/begeleid(st)er
- kinderfoto’s
• Lichamelijk onderzoek, speciale aandacht voor
- maten
- dysmorfie
- gedrag
• Aanvullend onderzoek
- chromosoomonderzoek
- DNA-onderzoek
- metabool onderzoek
• Zonodig consult vanuit andere disciplines
- neurologisch onderzoek, CT- MRI-scan hersenen
- oogheelkundig onderzoek
- psychiatrisch onderzoek
- dermatologisch onderzoek
TVAZ 20; (2) 2 0 0 2 7
Taken van de klinisch geneticusNaast het verrichten van het onderzoek op zich heeft de klin-
isch geneticus een centrale rol in de coördinatie van
lichamelijk en aanvullend onderzoek. Een plan van aanpak
dat het onderzoek voor de patiënt zo min mogelijk ingrijpend
maakt, is in het belang van de patiënt. Het verdient aan-
beveling aan het einde van een spreekuur een samenvatting
te maken met duidelijke afspraken. De klinisch geneticus
moet verder zorgdragen voor rapportages naar de familie en
de AVG.
Gezamenlijke takenDe AVG en de klinisch geneticus delen de taak van coördi-
natie van het hele onderzoek; het werk van de AVG is met
name op het voorbereidend traject en het eventuele natra-
ject gericht terwijl de klinisch geneticus zijn/haar aandacht in
het bijzonder op het centrale stuk van lichamelijk- en aan-
vullend onderzoek vestigt.
Beiden zouden samen af en toe eerder verricht onderzoek
moeten reviseren.
Conclusie
Onze conclusie is dat klinisch-genetisch onderzoek, gericht
op de oorzaak van een verstandelijke handicap, voor de
patiënt zelf, de familie en begeleiders van groot belang kan
zijn. Iedere verstandelijk gehandicapte heeft daarom recht
op dergelijk onderzoek. Idealiter wordt klinisch genetisch
onderzoek bij opname in een instelling aangeboden als het
niet eerder verricht is. Het onderzoek is over het algemeen
niet ingrijpend maar kan wel langdurig zijn en vereist een
goede coördinatie en duidelijke afspraken.
Mw. dr. U. Moog, klinisch geneticus
S. Dijkstra, AVG
Correspondentieadres:
Mw. dr. U. Moog, klinisch geneticusAfdeling Klinische Genetica AZMPostbus 1475, 6201 BL Maastrichttel. 043-3875855, fax 043-3875800e-mail: [email protected]
1 Afdeling Klinische Genetica, academisch ziekenhuis
Maastricht, Maastricht2 Instituut voor verstandelijk gehandicapten Op de Bies,
Landgraaf
Literatuur1. Cassidy SB, Allanson JE. Management of common genetic syndromes. J.
Wiley, 2001.
2. Curry CJ, Stevenson RE, Aughton D, Byrne J, Carey JC, Cassidy S,
Cunniff C, Graham JM Jr, Jones MC, Kaback MM, Moeschler J, Schaefer
GB, Schwartz S, Tarleton J, Opitz J. Evaluation of mental retardation: rec-
ommendations of a consensus conference. Am J Med Genet
1997;72:468-77.
3. MacLennan A. A template for defining a causal relation between acute
intrapartum events and cerebral palsy: international consensus statement.
BMJ 1999;319:1054-9.
4. Schrander-Stumpel CTRM, Curfs LMG, de Nijs Bik H de. Klinische genet-
ica (6): mentale-retardatiesyndromen en gedragsprofielen. Patient Care
2000 augustus;43-8.
5. Schrojenstein Lantman-de Valk HMJ van. Health problems in people with
intellectual disability. Proefschrift. Universiteit Maastricht, 1998.
6. Van Buggenhout GJCM. A systematic genetic-etiological survey in a
Dutch population of institutionalised mentally retarded patients.
Proefschrift. Universiteit Nijmegen, 2001.
7. Vries LBA de, Ouweland AMW van den, Mohkamsing S, Sandkuijl LA,
Oostra BA, Niermeijer MF. Een grootschalig diagnostisch programma voor
het fragiele-X-syndroom onder verstandelijk gehandicapten. I. Een epi-
demiologisch onderzoek. Ned Tijdschr Geneeskd 1998;142:1666-71.
8. Vries LBA de, Duivenvoorden HJ, Tibben A, Niermeijer MF. Een
grootschalig diagnostisch programma voor het fragiele-X-syndroom onder
verstandelijk gehandicapten. II. Implicaties voor ouders en familie. Ned
Tijdschr Geneeskd 1998;142:1672-5.
9. Wilson GN, Cooley WC. Preventive management of children with con-
genital anomalies and syndromes. Cambridge: University Press, 2000.
Kader 2:
Synopsis
• Perinatologische periode?
• Begin retardatie? Niveau?
• Aangeboren afwijkingen? Comorbiditeit?
• Neurologische problemen/evaluatie?
• CT- of MRI scan verricht?
• Oogheelkundig onderzoek verricht?
• Chromosoomonderzoek verricht?
• Ander genetisch onderzoek?
TVAZ 20; (2) 2 0 0 28
Inleiding
De ziekte van Sanfilippo behoort tot de "mucopolysacchari-
dosen" (MPS). Hierbij ontbreekt één van de enzymen die
nodig zijn om mucopolysacchariden, bestanddelen van
steun weefsels zoals kraakbeen, af te breken. Hierdoor
stapelt mucopolysaccharide in de lysosomen van de cel.
Bij MPS III, de ziekte van Sanfilippo, wordt het muco poly -
saccharide "heparansulfaat" gestapeld. Er zijn 4 subtypes,
A,B,C en D, afhankelijk van het enzym uit de afbraakketen
van heparansulfaat dat deficiënt is.
Bij de ziekte van Sanfilippo vindt stapeling vooral in de
hersenen plaats, hierdoor gaan patiënten vanaf de kleuter -
tijd dementeren. Stapeling in andere organen komt wel voor,
maar staat minder op de voorgrond.
Op 's Heeren Loo Veluwse Alliantie lokatie Apeldoorn
(voorheen Groot Schuylenburg) en een voorziening van de
Sichting Philadelphia Zorg wonen vijf patiënten met
Sanfilippo. Hun leeftijd was en is hoger dan volgens de lite -
ratuur te verwachten was.
In dit artikel oriënteren we ons op mogelijk medische conse-
quenties van deze hogere leeftijd.
Leeftijdsverwachting
Voor de ziekte van Sanfilippo wordt een levensverwachting
aangegeven tussen 10 en 20 jaar1.
Van de Kamp (2) beschrijft in 1981 73 patiënten met de ziek-
te van Sanfilippo, type A, B en C. Zie voor de leeftijden
tabel 1. Van de patiënten met type B waren vier patiënten
ouder dan 30 jaar. Ondanks de (door lage prevalentie van
het ziektebeeld) relatief kleine groep patiënten van van de
Kamp lijkt een verschil in ernst te zijn tussen de verschil-
lende subtypes.
A. Meesters beschreef in 1986 12 Sanfilippo patiënten die
op de Heijgraeff woonden (gedeeltelijk opgenomen in het
onderzoek van van de Kamp). Van deze 12 patiënten zijn er
vier ouder dan 25 jaar, de oudste is 29 jaar3.
Thans, vijftien jaar later, zijn alle patiënten uit het cohort van
collega Meesters, overleden. De oudste was bij overlijden
net in de veertig4.
Recent verscheen in dit tijdschrift een melding over twee
zusters met Sanfilippo type C, respectievelijk 43 en 49 jaar
oud5.
Collega artsen van andere voorzieningen van de Stichting 's
Heeren Loo Zorg en van de Stichting Philadelphia Zorg
beschrijven hun volwassen Sanfilippo patiënten als diep
dement. De meest genoemde gezondheidsproblemen zijn
slikproblemen en luchtwegproblemen zoals infecties en
bemoeilijkte ademhaling, mogelijk ten gevolge van aspiratie.
OUDERE PATIENTEN MET DE ZIEKTE VAN SAN FILIPPO: COMPLICATIES NOG WEINIG
BEKEND
J. de Geest, L. Cozijnsen, C.E. Essed, B.P.M. van Nesselrooij
SummaryWe describe five patients with Sanfilippo's disease. Allgrew older than 30 years of age, three of them evenolder than 40. Moreover, colleagues from other institu-tions also report patients getting older than described inliterature so far. Increasing life expectancy of patientswith storage disease brings a risk of new complications. We diagnosed one patient having an obstruction of theleft ventricular outflow tract of the heart. This complica-tion in Sanfilippo's disease has never been describedbefore.Disorders of swallowing and pulmonary infections seemto be frequent. We suspect disorders of gastro-intestin-al motility as a consequence of storage in the nervoustissue of the intestine. Further research is needed concerning complications inSanfilippo's disease at advanced age.
Tabel 1: Leeftijden en leeftijden bij overlijden van de
patiënten zoals beschreven bij van de Kamp2 en
Meesters3
Patiënten in het onderzoek
door van de Kamp 1981 Type A Type B Type C Totaal*
Aantal in leven 26 18 11 55
Leeftijden 5-26 7-43 15-28 5-43
Gemiddelde leeftijd 14,5 25,5 21 18,5
Aantal overleden 10 5 3 18
Leeftijden bij overlijden 6-25 14-25 11-25 6-25
Gemiddelde leeftijd bij overlijden 13 19 19 15,5
Patiënten in de scriptie
van A.Meesters Type A Type B Type C Totaal
Aantal in leven in 1986 6 1 2 9
Leeftijden in 1986 7 - 29 16 27-29 7-29
Gemiddelde leeftijd in 1986 18 16 28 20
Overleden voor 1986 1 2 - 3
Leeftijd bij overlijden 21 13 - 13-21
Gemiddelde leeftijd bij overlijden 21 13 - 16
* De gemiddelde leeftijden van de totale groep zijn door de auteurberekend.
Tabel 2: Leeftijden van patiënten met de ziekte van
Sanfilippo zoals gevonden bij eigen patiënten en die van
collegae.
2001 Eigen patiënten Informatie Totaal
(allen type A) collega’s
Aantal in leven 2 5 7
Leeftijden 35 en 49 jaar 14-47 jaar 14-49 jaar
Gemiddelde leeftijd 42 jaar 25 jaar 30 jaar
Aantal overleden 3 12 15
Leeftijd bij overlijden 34-52 jaar 12-48 jaar 12-52 jaar
Gemiddelde leeftijd bij overlijden 46 jaar 28 jaar 34 jaar
Totaal 5 17 22
Ouder dan 40 jaar geworden 3 4 7
Casuistiek, eigen patiënten, allen hebben Sanfilippo
syndroom type A
Patiënt A is 35 jaar oud. Hij is diep dement en rolstoel -
afhankelijk. Hij heeft enkele jaren geleden logopedie gehad
wegens slikklachten. Hij gebruikt psychofarmaca, omdat hij
soms erg onrustig is en dan schreeuwt. Hij is moeilijk te ver-
zorgen door de vele onwillekeurige bewegingen van de
armen en benen.
Patiënt B is 49 jaar oud. Hij is een broer van patiënte C en
patiënte D. Patiënt is diep dement en rolstoelafhankelijk. In
het verleden heeft hij tijdelijk een PEG gehad. Hij kreeg ten
gevolge van slikproblemen te weinig vocht binnen. De laat-
ste jaren is dit geen probleem meer. Patiënt wordt vaak
"apart gezet" als hij veel schreeuwt.
Patiënte C is in 1997 overleden op de leeftijd van 34 jaar. De
laatste jaren van haar leven was zij dement en rolstoel -
afhankelijk en vertoonde zij aanvallen van onrust, deze zijn
geduid als darmkrampen. Obductie werd niet toegestaan.
Patiënte D is in 2001 overleden op de leeftijd van 52 jaar. De
laatste jaren van haar leven was ook zij diep dement en rol-
stoelafhankelijk. Ze heeft ze logopedie gehad wegens slik-
stoornissen. In 1997 waren repolarisatiestoornissen te zien
op het ECG; echocardiografie toonde geen afwijkingen. In
de laatste weken was sprake van atriumfibrilleren. Obductie
werd niet toegestaan.
Patiënte E is in 1997 overleden op de leeftijd van 51 jaar.
Patiënte was diep dement en rolstoelafhankelijk. Zij had
perioden van bewegingsonrust en heftig zweten, klinisch
passend bij buikkrampen. Zij werd de laatste jaren gevoed
met een PEG-sonde in verband met toenemende slikproble-
men.
Op 46 jarige leeftijd werd door middel van echo- en doppler -
onderzoek een ernstige hartafwijking geconstateerd. De
afbeeldingen hiervan hopen we binnenkort te publiceren in
de rubriek Imaging van het Netherlands Heart Journal6. Door
verdikking van het interventriculaire septum was het uit-
stroomkanaal van de linkerkamer vernauwd. Hierdoor werd
tijdens de systole de bloeduitstroom ernstig belemmerd.
Na haar overlijden, vijf jaar later, is bij obductie aangetoond
dat de hartafwijking was veroorzaakt door stapeling van
heparansulfaat in het myocard en hiermee een rechtstreeks
gevolg is van de metabole stoornis. Voor zover we konden
nagaan is deze complicatie niet eerder beschreven. Wel zijn
kinderen en jong volwassenen beschreven, bij wie met
echografie een verdikt interventriculair septum is aange-
toond7-10.
Verder is bij de obductie ook in de overige delen van het
myocard, in de mitraalklep, de lever, de milt en de nieren
stapeling van heparansulfaat aangetroffen.
Opvallend is de stapeling die aangetroffen is in de ganglia,
de zenuwtakjes en het glad spierweefsel van blaas en dar-
men. Het is immers niet ondenkbaar dat dit motiliteitsstoor-
nissen van de darm veroorzaakt. Dit zou goed kunnen
passen bij het klinische beeld van darmkrampen.
Als doodsoorzaak is vastgesteld een subileus met een aspi-
ratiepneumonie bij het gebruik van opiaten.
Conclusies
Enige voorzichtigheid is geboden bij het trekken van con-
clusies als het gaat om een dergelijk kleine groep patiënten
en met name over de incidentie van de geschetste verwik-
kelingen.
De volgende conclusies willen wij echter wel trekken:
1. Mensen met de ziekte van Sanfilippo kunnen ouder wor-
den dan je op grond van de literatuur zou verwachten.
2. Onderzoek naar de ziekte van Sanfilippo kan bij oudere
verstandelijk gehandicapten toch zinvol zijn. Dit dient
overwogen te worden bij een patiënt die diep dement is
en die een verdachte anamnese heeft (bijvoorbeeld als
de patiënt als klein kind niet of minder gehandicapt was
en in de jeugd nog kon lopen).
3. Slikklachten zijn een veel voorkomende complicatie bij
oudere patiënten met de ziekte van Sanfilippo.
4. Afwijkingen van het myocard en van de slippen van de
aorta- en de mitraalklep zijn beschreven bij kinderen met
Sanfilippo. Het is aannemelijk dat de kans op deze com-
plicaties toeneemt bij het vorderen van de leeftijd.
5. Stapeling van heparansulfaat kan onder meer plaatsvin-
den in het harttussenschot. De hierdoor ontstane verdik -
king kan op latere leeftijd vernauwing veroorzaken van
het uitstroomkanaal van de linkerventrikel.
6. Mogelijk worden bij sommige oudere patiënten met het
syndroom van Sanfilippo darmkrampen veroorzaakt door
stapeling van heparansulfaat in het zenuwweefsel en het
gladde spierweefsel van de darm.
7. Er is behoefte aan verder onderzoek naar de levensloop
van oudere patiënten met de ziekte van Sanfilippo.
J. de Geest, arts's Heeren Loo Veluwse AlliantiePostbus 27, 7300 AA ApeldoornTel. 055-3696169E-mail [email protected]
L. Cozijnsen, artsGelre ziekenhuizen Apeldoorn, afdeling cardiologie
dr C.E. Essed, artsGelre ziekenhuizen Apeldoorn, afdeling klinische pathologie
B.P.M van Nesselrooij, klinisch geneticusUniversitair Medisch Centrum Utrecht, Divisie Medische Genetica
Graag willen we de collegae W. Braam, R. Dekker, K. de
Haan, A. Idzinga, J. den Ouden, L. Pouwels en F. Visser
bedanken die in de zomer 2001 informatie over hun
Sanfilippo patiënten verzamelden en met ons wilden delen.
Literatuur1 Metabolic Disorders. In: Gorlin RJ, Cohen MM, Levin LS. Syndromes of
the head and the neck, Oxford monograph on medical genetics. 3rd edi-
tion. Oxford University Press; 1997, pp 117-23
2. Kamp JJP van de, Niermeijer MF, Von Figura K, Giesberts MAH. Genetic
heterogeneity and clinical variability in the Sanfilippo syndrome (types A,
B, and C). Clinical Genetics 1981; 20: 152-16
3. Meesters, A. Het Sanfilippo Syndroom. [scriptie] 1986
4. Kleinveld, persoonlijke mededeling, juli 2001
5. Manshande M. Het Sanfilippo syndroom type C bij twee zusters. TVAZ
2001; 19 (4)
6. Geest J de, Cozijnsen L, Essed CE, Nesselrooij BPM van. Imaging: Left
ventricular outflow tract obstruction as a consequence of Sanfilippo's dis-
ease, submitted
7. Gross DM, Williams JC, Caprioli C, Dominguez B, Howell RR.
Echocardiographic abnormalities in the Mucopolysaccharide Storage
Diseases. Am J Card 1988;61:170-6
8. Nelson J, Shields MD, Mulholland HC. Cardiovascular Studies in the
Mucopolysaccharidoses. J Med Genet 1990; 27: 94- 100
9. Ata J, Brigui M, Jerad T, Belkhiria N, Yacoub M. Harbi A, et al. L' atteinte
cardiaque dans la mucopolysaccharidose. Ann Pédiatr (Paris) 1991; 38
(9): 614-7
10. Dangel JH: Cardiovascular changes in children with mucopolysaccharide
storage diseases and related disorders - clinical and echocardiographic
findings in 64 patients. Eur J Pediatrics; 1998, 157; 534 - 8
TVAZ 20; (2) 2 0 0 2 9
TVAZ 20; (2) 2 0 0 210
Inleiding.
Over het algemeen worden bij het plaatsen van een PEG
weinig ernstige complicaties gezien. De meest voor -
komende problemen bij een PEG-catheter zijn van
onschuldige aard zoals lokale huidirritatie en ontstaan van
wild vlees rondom de insteekopening. In de onderstaande
casus wordt een ernstige complicatie bij het plaatsen van
een PEG-catheter beschreven, namelijk een colonperfo-
ratie, mogelijk in samenhang met de verstoorde anatomie
(ernstige scoliose) van bewoonster. Hoewel zeldzaam is het
toch goed zich er van bewust te zijn dat zich tijdens en na
een plaatsing een aantal (ernstige) problemen kunnen voor-
doen.
Grofweg worden zij in twee groepen verdeeld:
1. complicaties tijdens en vlak na de plaatsing:
- wondinfektie
- abcesvorming onder de insteekopening
- colonperforatie
2. lange termijn complicaties:
- ontstaan van een gastrocolische fistel
- ‘burried bumper’; de cathetherpunt wordt in de maag
volledig door slijmvlies “ingebakken”. Dit kan voorkomen
worden door het regelmatig draaien van de catheter
- migratie van de catheter naar het duodenum en
daar obstructie veroorzaken
- migratie naar slokdarm met risico van perforatie
Casus.
In het voorjaar van 2001 werd een op dat moment 40-jarige
bewoonster met naar waarschijnlijkheid het syndroom van
Rett in eindstadium (*) verwezen naar een internist in een
naburig ziekenhuis voor het plaatsen van een Percutane
Endoscopische Gastrostomie (PEG). De verwijzing was
voorafgegaan door een langdurige periode van voedings -
problemen, vaak in samenhang met gedragsonrust en lang-
durig braken, die regelmatig leidde tot het plaatsen van een
neus/maagsonde.
Deze bedlegerige bewoonster was bekend met epilepsie en
een ernstige thoracolumbale scoliose (waardoor de linker
bekkenkam hoog de buik in stak). In de voorgeschiedenis
verder geen operaties of andere ernstige medische proble-
men. Op het moment van verwijzing waren er geen intercur-
rente ziektes en de chronische medikatie bestond uit:
carbamazepine 2 dd 400mg
omeprazol 1 dd 40mg
laxantia
In mei 2001 wordt tijdens een dagopname op de endo-
scopisch gebruikelijke wijze een PEG-catheter geplaatst. Er
is een goede ligging en er zijn verder geen problemen, ook
worden er in slokdarm en maag geen afwijkingen ge -
zien.Rondom de ingreep wordt nog twee maal Augmentin
intraveneus toegediend. Op het einde van de dag wordt
bewoonster , na enige uren observatie op de dagverpleging,
weer terug naar onze instelling ontslagen. De dagen hierna
wordt de verzorging op de voorgeschreven wijze gedaan, de
insteekopening ziet er “rustig” uit en ook de voeding via de
PEG komt zonder problemen op gang.
Op 3 januari 2002 (dus ongeveer 7 maanden na het plaat-
sen van de PEG) wordt er een visite aangevraagd voor
bewoonster. Ze blijkt sinds 2-3 dagen niet lekker te zijn en te
braken (gallig?). Er is subfebriele temperatuur, geen hoes -
ten, regelmatige defeacatie, geen diarree, gisteren laatste
ontlasting gehad.
Bij onderzoek wordt een matig zieke vrouw gezien; tempe -
ratuur rectaal 38,2; RR: 130/80 mmHg; pols: 96/min regulair;
ACIDO-; KNO-gebied: g.d.a.; Aan hart en longen geen
afwijkingen; Abdomen: wat ingevallen, soepel bij palpatie en
bij auscultatie weinig, doch normaal-klinkende peristaltiek.
Differentiaal-diagnostisch werd gedacht aan een viraal infekt
met braken (gastro-enteritis?) en er werd domperidon voor -
geschreven: 3-4 dd 30mg supp..
Op 4 januari wordt opnieuw gebeld voor een visite. Bewoon -
ster blijft ondanks de domperidon braken en lijkt ook wat
zieker geworden. De groepsleiding is echter met name
verontrust geraakt door de geur van het laatste braaksel, dat
volgens hen naar faeces ruikt. In een kom is het braaksel
opgevangen en ook mij “imponeert” het als waterige faeces.
Bewoonster had geen ontlasting meer gehad.
Bij onderzoek maakt bewoonster nu een duidelijk ziekere
indruk dan de dag tevoren, temperatuur rectaal: 37,5 °C;
RR 100/70 mmHg; pols: 96/min reg; huidturgor enigzins ver-
minderd; abdomen opnieuw soepel, wat ingevallen en een
weinig normaal-klinkende peristaltiek.
Differentiaal-diagnostisch werd nu vanwege het faecaloide
karakter van het braaksel allereerst gedacht aan een ileus
ondanks de soepele wat ingevallen buik.
Besloten werd om bewoonster in te sturen naar het zieken-
huis voor nader onderzoek.
In het ziekenhuis bleek bij lab.onderzoek sprake van een
matige dehydratie en een verhoogde BSE (54 mm/h), x-tho-
rax: geen afwijkingen, x-BOZ: veel lucht in de darmen en
enkele vloeistofspiegels in de darmen.
Bewoonster werd opgenomen in het ziekenhuis met het
beeld van een sub-ileus en dehydratie. Differentiaal-diag-
nostisch wordt een gastro-enteritis of een chronische ern-
stige obstipatie overwogen, danwel een obstructie in de
darm. Er wordt gekozen voor een conservatief beleid; be -
woon ster krijgt een maagsonde, een ruim infuus en wordt
gelaxeerd met behulp van clysma’s. Aanvankelijk treedt er
enige verbetering op, doch op 8 januari (vijfde opnamedag)
is er een geleidelijke verslechtering van het beeld en wordt
besloten tot een laparotomie.
Na het openen van de buik blijkt dat de PEG-catheter bij de
inbrengprocedure het colon volledig (d.w.z. dubbel) geper-
foreerd heeft , alvorens in de maag te komen. Er heeft zich
PECH BIJ EEN PEG
G. de Leijer, AVG
CASUISTIEK
TVAZ 20; (2) 2 0 0 2 11
door de langdurige lekkage van dikke darm-inhoud langs de
beide perforaties een grote hoeveelheid infiltraat gevormd in
de buikholte die tot de ileus heeft geleid.
Bij de operatie wordt een grote hoeveelheid infiltraat verwi-
jderd, een fors gedeelte van het colon gereseceerd en een
colostoma aangelegd. Verder wordt de PEG-sonde verwi-
jderd en de maagwand ter plekke van de insteekopening
chirurgisch gesloten.
Het post-operatieve beloop is aanvankelijk voorspoedig,
doch op 21 januari (enkele dagen voor de geplande ontslag-
datum) onstaat een platzbauch, waarbij het dunne darm
pakket volledig a vue ligt. Met spoed wordt bewoonster op
dezelfde dag opnieuw geopereerd, waarbij het lukt om de
buikwand met o.a. een vicrylmat te sluiten. Ongeveer vijf
dagen later wordt bewoonster in redelijke conditie ontslagen
uit het ziekenhuis.
Na terugkomst uit het ziekenhuis wordt ter ondersteuning
van de buikwand een speciaal buikcorset toegepast. In de
weken daarna vindt geleidelijk verder herstel plaats.
Gert de Leijer,
AVG Vizier Gennep.
(*) Syndroom van Rett.
Het syndroom van Rett is een aandoening die alleen bij
meisjes voorkomt in ongeveer 1 per 10.000 geboortes en
waarschijnlijk berust op een genmutatie op het X-chro-
mosoom. Sindskort kan middels DNA-onderzoekde patho-
gene mutatie aangetoond worden (in exon 3 van het
MECP2-gen). Het syndroom heeft z’n naam te danken aan
prof. Andreas Rett uit Wenen, die begin tachtiger jaren
observaties en gegevens over dit nog onbekende beeld
verzamelde en hierover in 1983 voor het eerst publiceerde.
Karakteristiek bij dit syndroom is dat tot de leeftijd van 0,5 à
1,5 jaar de ontwikkeling bij deze meisjes normaal verloopt,
waarna er een “knik” in de ontwikkeling optreedt. Allereerst
vertraagt de psychomotore ontwikkeling waarna zich een
degeneratief beeld ontwikkelt met een toenemende psy-
chomotore retardatie. Het uiteindelijke beeld (dat een wisse-
lende ernst kan hebben) bestaat bijna altijd uit een
spastische tetraplegie, epilepsie, periodieke gedragsonrust
autistiforme kenmerken.
Tot op heden lijken Rett-patienten niet op jeugdige leeftijd te
overlijden. Er zijn een aantal vrouwen met een leeftijd van
40-50 jaar bekend. Met een toenemende leeftijd wordt het
overigens ook moeilijker om een diagnose te stellen, omdat
het ziektebeeld zijn specifieke karaker verliest en de gren-
zen met andere mentale handicaps vervagen.
Algemeen wordt het syndroom in vier stadia ingedeeld (kort
samengevat):
Stadium 1.
Begint tussen 6 en 18 maanden en duurt enkele maanden.
De psychomotore ontwikkeling vertraagt en komt tot stil-
stand, er treden ongecontroleerde handbewegingen op
Stadium 2.
Duurt eveneens enkele maanden.
Algemene regressie en plotseling verlies van vaardigheden;
spreken verdwijnt; verlies van fijnmotorische vaardigheden;
ontstaan van stereotype handbewegingen (handenwassen).
Stadium 3.
Vanaf peuterleeftijd tot schoolgaande jaren.
Er treedt een zekere stabilisatie op. Rompatatxie wordt
duidelijker. Ontstaan epilepsie.
Stadium 4.
In het laatste stadium van de ziekte wordt de grove motoriek
gaandeweg slechter. Er treedt spierzwakte op, scoliose, ver-
magering en spasmen, die bijna altijd tot immobiliteit leidt.
POLYURIE NA STAKEN CARBAMAZEPINE
K. de Geest, F. Scholte, AVG’s
Inleiding
Carbamazepine heeft een anti-diuretisch hormoon (ADH) -
achtig effect. Het bevordert daardoor de terugresorptie van
water uit de distale tubuli van de nier.
Enerzijds is het middel daarom geregistreerd voor toepas -
sing bij centrale diabetes insipidus en polyurie en bij poly-
dipsie van neurohormonale oorsprong. Anderzijds zijn
oedeem, hyponatriëmie en verminderde plasma- osmo-
laliteit bijwerkingen van carbamazepine. (1)
Wij beschrijven een patiënte bij wie pas na het staken van
carbamazepine een polyurie van neurohormonale oor-
sprong aan het licht kwam.
Casus
De geboorte van patiënte wordt gecompliceerd door meco-
niumaspiratie en asfyxie. De Apgarscore bedraagt 2 en haar
toestand is aanvankelijk dusdanig slecht dat met enige
aarzeling begonnen wordt met reanimatie. Na enkele dagen
treden epileptische aanvallen op. Patiënte krijst bovendien
vaak op hoge toon, waardoor de verdenking op een
beschadiging van de hypothalamus rijst.
In de loop der jaren is er sprake van zowel een motorische-
(lichte spastische tetraplegie) als een mentale retardatie.
Op de leeftijd van 2,5 jaar wordt carbamazepine
voorgeschreven wegens partiële epilepsie. Insulten doen
zich daarna nog slechts zelden voor en de carbamazepine
wordt jarenlang gehandhaafd.
Op 4-jarige leeftijd wordt patiënte wegens huiselijke
omstandigheden tijdelijk in een instelling voor kinderen met
een verstandelijke handicap opgenomen. Hier stelt men een
centrale hypothyreoïdie vast en wordt levothyroxine
voorgeschreven.
TVAZ 20; (2) 2 0 0 212
Op vijftienjarige leeftijd wordt tevens een centrale bijnier-
schorsinsufficiëntie vastgesteld, die wordt gesubstitueerd
met bijnierschorshormoon.
Als patiënte 19 jaar is, wordt gestart met oestrogeensubsti-
tutie. Ze is erg klein gebleven en de puberteit is tot dat
moment uitgebleven.
Op 21-jarige leeftijd wordt de diagnose bipolaire stem-
mingsstoornis gesteld bij deze ernstig tot matig verstandelijk
gehandicapte vrouw. Deze stoornis komt ook in de familie
voor. Pogingen de stemming te stabiliseren door middel van
aanpassing van de dosis carbamazepine en toevoeging van
een lage dosis pipamperon (DipiperonR) in de hypomane
fasen hebben geen effect. Een poging de stemming te sta-
biliseren met lithium mislukt, daar patiënte haar pillen soms
niet inneemt en moeilijk te prikken is.
De patiënte is inmiddels 23 jaar en er wordt besloten val-
proaat aan de medicatie toe te voegen. De stemmingss-
chommelingen zijn hierna een stuk minder uitgesproken.
Het jaar daarop wordt carbamazepine gestaakt, daar val-
proaat ook anti-epileptisch werkt en carbamazepine bij deze
patiënte kennelijk onvoldoende effect heeft op de stemming.
Na enkele weken wordt gesignaleerd dat patiënte erg veel
urine produceert. Dit blijkt 5,0 liter per 24 uur te zijn.
Hierop wordt besloten carbamazepine weer in te voeren.
Met 200 mg carbamazepine per dag is de urinehoeveelheid
4,0 liter per etmaal, met 400 mg per dag 3,6 liter en met 600
mg per dag, de dosis die patiënte jarenlang geslikt had, is de
hoeveelheid urine weer genormaliseerd tot 2,1 liter per et -
maal.
Conclusie
De hypothalamusbeschadiging van patiënte heeft naast een
aantal andere endocriene afwijkingen, ook een polyurie van
neurohormonale oorsprong veroorzaakt. Deze werd, zonder
dat ze bekend was, behandeld met carbamazepine en
kwam pas aan het licht toen de carbamazepine gestaakt
werd.
Patiënte gebruikt thans valproaat als stemmingsstabilisator,
carbamazepine tegen de polyurie van neurohormonale oor-
sprong en beide middelen als anti-epileptica.
Koos de Geest, Arts Verstandelijk Gehandicapten
Frans Scholte, Arts Verstandelijk Gehandicapten ’s Heeren Loo Veluwse Alliantie (voorheen Groot Schuylenburg)De Voorwaarts 61, 7325 AA Apeldoorntel 055-3696169
Literatuur.1. Loenen AC van., redactie. Farmacotherapeutisch Kompas. Amstelveen:
Commissie Farmaceutische Hulp; 2002. p. 145.
Introductie
Ondanks de vergaande ontwikkelingen op het gebied van
etiologische diagnostiek, is bij 30-50% van de mensen met
een verstandelijke handicap de oorzaak (nog) niet bekend.
Vooral bij ouderen is onderzoek naar de etiologie van de
verstandelijke handicap zelfs niet of lang geleden verricht.
Soms wordt deze vraag weer actueel, of omdat de medici
nieuwe aanwijzingen hebben om te gaan zoeken
(bijkomende aandoeningen, gedragsproblemen) of door vra-
gen van familieleden. Herhaling van etiologisch en klinisch-
genetisch onderzoek kan zinvol zijn omdat door het leven
heen een bepaald klinisch beeld c.q. syndroom duidelijker
kan worden, de technische aspecten van klinisch-genetisch
laboratoriumonderzoek verbeterd zijn, maar ook omdat
andere ogen andere zaken zien.
Bij onze patiënt kwam de vraag om opnieuw naar hem te
kijken van de familie. We zijn tot een klinische diagnose
gekomen en hebben deze door een juiste aansturing van
het cytogenetisch laboratorium kunnen bevestigen.
Het Wolf-Hirschhorn syndroom (WHS) werd het eerst
beschreven door Wolf et al in 1965 en Hirschhorn et al in
1965 en wordt gekenmerkt door groei- en mentale retar-
datie, structurele congenitale afwijkingen zoals hartafwijkin-
gen en faciale dysmorfie.1,2 De incidentie wordt geschat op
1 op 50.000; de man:vrouw ratio is 1:2.3 Deze incidentie lijkt
onderschat te zijn door klinische onderdiagnostiek (het niet
herkennen van het syndroom) en door cytogenetische
SYNDROOMBESCHRIJVINGEN
EEN 47-JARIGE MAN MET HET WOLF-HIRSCHHORN (4P-) SYNDROOM
Mw S. Duffels, J. Engelen, L.M.G. Curfs, mw C.Th.R.M. Schrander-Stumpel
AbstractA 47 year old man, was recently diagnosed with theWolf-Hirschhorn syndrome. The diagnosis was basedon the clinical presentation with a specific phenotypeand developmental profile. Medical history and child-hoodpictures were illustrative. Cytogenetic studies byregular banding techniques and FISH confirmed theclinical diagnosis. Wolf-Hirschhorn syndrome is charac-terised by mental retardation, growth retardation andfacial dysmorphism. Cardiac defects, midline defectsand epilepsy are the main health problems during child-hood. Developmental milestones can be achieved butwill be delayed. Little literature is available concerningspecific health problems in adults. Glaucoma,esophageal reflux and hearing problems may be riskfactors, when not assessed during childhood.
onderdiagnostiek (deleties kunnen gemist worden in de
standaard-karyotypering en kleinere deleties zijn niet bij
microscopisch onderzoek te zien).
Patiëntbeschrijving
De indexpatiënt is geboren als eerste kind van niet-consan-
guine ouders en heeft een jongere broer. Zijn moeder heeft
tweemaal een miskraam gehad tussen de geboorte van de
indexpatiënt en haar andere zoon. Tijdens de zwangerschap
heeft zij waarschijnlijk een virusinfectie (hoornvliesontste -
king) doorgemaakt tijdens de 4e of 5e maand. De bevalling
verliep normaal en hij had een geboortegewicht van 2300 g
(<P3) (terwijl de gezonde broer bij zijn geboorte 4190 g
woog). De eerste drie weken postpartum had hij gips tot aan
de knieën in verband met een inversiestand van de voeten.
Zijn ontwikkeling verliep vanaf het begin vertraagd: lachen
6 weken, hoofd optillen en omrollen 1 jaar, zitten met steun
2 jaar, zelfstandig zitten 4 jaar, staan 5 jaar, lopen met steun
7 jaar, zelfstandig lopen 16 jaar. Figuur 1 toont de patiënt op
de leeftijd van 5 jaar. Overdag is hij continent geworden (op
10- jarige leeftijd), ’s nachts niet. Hij heeft leren spreken met
enkele verstaanbare woorden en kent enkele gebaren. Hij
heeft geleerd om zelfstandig te drinken, zelfstandig eten lukt
niet. Hij heft breath holding spells gehad. Tot zijn 17de jaar
heeft hij epilepsie gehad met grand mal insulten en koorts -
stuipen op 4- en 5-jarige leeftijd; de anti-epileptica zijn op
zijn 29ste jaar gestopt. Hij is op z’n 26ste jaar geopereerd in
verband met een bilaterale hernia inguinalis, waarbij rechts
een atrofische testis is verwijderd. Bij een X-bekken in 1991
bleek er een geëndoroteerde rechter femur te zijn. Tot zijn
19de jaar heeft hij thuis gewoond, daarna is hij verhuisd
naar een intramurale instelling en later naar een semimurale
instelling.
Bij het lichamelijk onderzoek zagen we een vriendelijke man
met een ernstige verstandelijke handicap. Hij is klein van
gestalte, met relatief korte bovenarmen en bovenbenen;
lengte ongeveer 1.47 m (<P3), schedelomtrek 53,2 cm (P3).
Aan het gelaat vallen een hypertelorisme en een brede
mond met volle lippen op (Figuur 2 en 3). Op het behaarde
hoofd heeft hij 2 kruinen, bij nu grijzend haar. Aan de han-
den heeft hij gebogen pinken en laag geïmplanteerde
duimen. De huid heeft geen bijzondere kentekenen,
behoudens een diepe plooi boven de bilnaad.
Zijn gedrag kenmerkt zich door een behoefte aan structuur,
zich uitend in vaste rituelen, waarbij deze behoefte met de
tijd wat is afgenomen. Zijn woordenschat is beperkt en hij
praat repetitief in korte eenvoudige zinnen. Het contact is
minimaal, hij weert lichamelijk contact af en wanneer
mensen te dichtbij komen toont hij soms agressie tegenover
deze personen door hen te krabben of haren te trekken. Hij
heeft met name inslaapproblemen gehad; als kind sliep hij
soms pas in om 04.30 uur. Tegenwoordig slaapt hij goed in,
maar hij slaapt alleen in zittende positie.
Cytogenetisch onderzoek
Bij routine onderzoek van gebandeerde chromosomen is in
1989 een normaal 46,XY karyotype bepaald. In 1997 is el -
ders Fluorescent In Situ Hybridisatie (FISH) onderzoek ver-
richt naar het Angelman syndroom en het Williams
syndroom; beide syndromen zijn niet aangetoond. Op gelei-
de van het klinisch beeld van de patiënt is het chromo-
somenonderzoek in 2002 herhaald. Bij dit zogenoemde high
resolution onderzoek, waarbij minimaal 550 banden per
haploïde set chromosomen te onderscheiden zijn, is een
deletie van het distale deel van de korte arm van een van de
chromosomen 4 gezien (Figuur 4). Met FISH onderzoek,
waarbij een tweetal probes is gebruikt die specifiek zijn voor
chromosoomband 4p16, is de bevinding van het high reso-
lution onderzoek dat er sprake was van een deletie van
band 4p16 bevestigd. De patiënt heeft dus een
46,XY,del(4)(p16) karyotype. Het afwijkende chromosoom 4
kan de novo ontstaan zijn; een andere mogelijkheid is dat
een van de ouders drager is geweest van een reciproke
translocatie die ongebalanceerd is overgeërfd. Aangezien
de ouders van de patiënt niet meer in leven zijn is bij zijn
broer cytogenetisch onderzoek en FISH onderzoek verricht.
Bij hem werd een normaal 46,XY karyotype vastgesteld.
Nadere beschouwing van het syndroom
Wij beschrijven een man met een ernstige verstandelijke
handicap, bij wie op de leeftijd van 47 jaar de diagnose Wolf-
Hirschhorn syndroom is gesteld. Bij dit syndroom is er
sprake van een terminale deletie op de korte arm van chro-
mosoom 4 (4p16.3), welke submicroscopisch kan zijn. Er
lijkt een relatie te zijn tussen de ernst van de congenitale
afwijkingen en de grootte van de deletie, waarbij het typi -
sche gezicht, de mentale retardatie en de groeiretardatie als
minimaal fenotype kunnen worden genoemd.4 De congeni-
tale hartafwijkingen, midline defecten (lip-verhemeltespleet,
hypospadie) en nierafwijkingen worden alleen gezien bij
deleties die microscopisch zichtbaar zijn. Het Pitt-Rogers-
Danks syndroom, een beeld dat eerder als losse entiteit was
beschreven, blijkt ook te berusten op een terminale 4p-
deletie en lijkt een mildere expressievorm te zijn.5 De mini-
male kritieke regio is 165 kb groot. In 10-15% van de
gevallen is er sprake van een gebalanceerde translocatie bij
een van beide ouders; bij de overige gevallen ontstaat de
deletie de novo, meestal van het paternale chromosoom.
De kinderleeftijdDe faciale dysmorfie geeft het kind een gelaat dat lijkt op
een ‘Griekse helm’, met een prominente glabella, brede
neusrug en hypertelorisme. Tevens is er sprake van een
dunne bovenlip, afhangende mondhoeken en eenvoudige
oren zonder oorlel. In het verleden werd een mortaliteit van
35% tijdens de eerste 2 levensjaren genoemd, als gevolg
van hartafwijkingen, aspiratiepneumonie, infecties en insul-
ten. Tegenwoordig kan de diagnose beter gesteld worden,
kunnen mildere kenmerken herkend worden en door de ver-
beterde medische zorg blijkt het mortaliteitscijfer rond 20%
te liggen tijdens de eerste 2 levensjaren.6
Naast groeivertraging tijdens de zwangerschap en een laag
geboortegewicht vallen tijdens de kindertijd met name voe -
dingsproblemen en insulten (50%-100%) op.3 De voedings -
problemen ontstaan als gevolg van een (lip-)verhemelte
spleet (21-31%), de slechte coördinatie bij het slikken of een
persisterende reflux. (7) De insulten beginnen meestal rond
9-10 maanden en worden tevens opgewekt door koorts.
Atypische absences komen bij 50% van de kinderen tussen
het 1e en 5de levensjaar voor en bij 40% treedt ondanks
adequate anti-epileptische therapie een status epilepticus
op.3
Bij 11-55% van de totale groep is er sprake van een
hartafwijking, meestal een atrium- of ventrikelseptumdefect.6
Slechthorendheid is meestal conductief van aard als gevolg
van een chronische sereuze otitis media, maar /bij 25% is
deze sensoneuronaal. Bij 30% is sprake van een oogafwij -
TVAZ 20; (2) 2 0 0 2 13
TVAZ 20; (2) 2 0 0 214
king, variërend van defecten aan de iris of de n. opticus tot
strabisme, cataract en glaucoom.
Verder worden nierafwijkingen (hypoplasie), skeletafwijkin-
gen (klompvoetstand, kyfoscoliose, afwijkende stand aan
tenen of vingers en een vertraagde botontwikkeling),
afwijkingen aan het gebit (agenesie van elementen, ver-
traagde tandontwikkeling en peg-shaped teeth) en afwijkin-
gen aan de huid (cutis marmorata, droge huid,
hemangiomen, sacrale dimpels) gezien.
De ontwikkeling is in de regel sterk vertraagd, waarbij met
name opvalt dat kinderen nog laat mijlpalen kunnen
bereiken, zoals continentie (13%) en lopen (bij 40%).3 De
spraak- en taalontwikkeling komen laat op gang en blijven
beperkt, toch kan hierbij tot in de volwassenheid vooruitgang
optreden.
Over het gedrag bij WHS is weinig bekend. Er wordt
geschreven dat ze een warme, sociale personaliteit heb -
ben.7 Bij een persoon wordt obsessief en repetitief gedrag
beschreven met tevens snelle frustratie zonder destructief of
agressief gedrag en een wisselend slaappatroon.8 Een
meisje met WHS en ernstige in- en doorslaapproblemen
ontwikkelde een normaal slaappatroon door een behande -
ling gebaseerd op de toepassing van gedragstherapeutis-
che principes (extinctie). 9
Als medisch onderzoek op de kinderleeftijd wordt gead-
viseerd: structureel onderzoek van het hart, oogheelkundige
controle, audiologische screening, testen van de ontwikke -
ling, echografie van de nieren, slikonderzoek (bij voedings -
problemen) en EEG (bij insulten).3
De volwassen leeftijdOp volwassen leeftijd lijkt de karakteristieke faciale dysmor-
fologie geleidelijk iets te veranderen waarbij het gezicht iets
grover wordt, toch blijft het klinisch beeld herkenbaar.10 De
epilepsie lijkt te verdwijnen en hoewel de EEG-afwijkingen
kunnen blijven bestaan, kunnen de anti-epileptica meestal
worden afgebouwd.
Wat opvalt wanneer de groep kinderen met de groep vol-
wassenen wordt vergeleken, is het percentage geasso-
ciëerde cardiale afwijkingen (11% versus 30-35%). Dit is
waarschijnlijk te verklaren doordat de overleving bij WHS
afhankelijk is van de aan- of afwezigheid van ernstige
interne aandoeningen.6
In het kleine aantal literatuurbeschrijvingen van volwassen
patiënten met WHS worden geen specifieke medische aan-
dachtspunten genoemd. Vanuit de beschreven problemen
op de kinderleeftijd zou op volwassen leeftijd gekeken
moeten worden naar de ogen, aangezien glaucoom en
cataract worden genoemd op de kinderleeftijd. Ook zal men
attent moeten zijn op reflux , waarvan bekend is dat dit een
hogere incidentie heeft bij mensen met een verstandelijke
handicap en bij kinderen met WHS als specifiek probleem
beschreven is. Bij een nieuwe diagnose op volwassen leef -
tijd kan het zinvol zijn om gehooronderzoek te verrichten.
Epiloog
Etiologische diagnostiek bij personen met een verstandelijke
handicap is ook op oudere leeftijd zeer de moeite. Met de
toenemende klinische kennis over etiologie en met de
groeiende mogelijkheden op het gebied van de genoom-
analyse (cytogenetica en DNA-technologie) kan soms
alsnog een diagnose gesteld worden, zoals in bovenstaande
casus is geïllustreerd. Met een etiologische diagnose kun-
nen zekere uitspraken over de erfelijkheid gedaan worden
en kan de persoon vanuit een specifiek kader begeleid wor-
den, niet alleen medisch maar ook paramedisch en psy-
chosociaal.
Het Wolf-Hirschhorn syndroom komt waarschijnlijk vaker
voor dan bekend en met deze casuïstische mededeling
hopen we herkenning bij andere personen te stimuleren. Het
is belangrijk om de kennis over ouderen met WHS te bun-
delen en zo te komen tot een beter inzicht in het natuurlijk
beloop en de specifieke aandachtspunten op oudere leef tijd.
DankbetuigingDe auteurs bedanken de familie voor de toestemming, het
meelezen van het manuscript en het ter beschikking stellen
van de (kinder)foto’s.
S. Duffels2, J. Engelen1, L.M.G. Curfs1,3, C.Th.R.M.
Schrander-Stumpel1,3
1 Afdeling klinische genetica, azM, Maastricht;2 AVGio Vizier, Gennep (destijds stagiaire afdeling klinische
genetica, azM, Maastricht);3 Onderzoeksinstituut Groei en Ontwikkeling GROW,
Universiteit Maastricht, Maastricht
Correspondentieadres:
Mw dr C. Schrander-Stumpel, klinisch geneticusHoofd afdeling Medische GeneticaAcademisch Ziekenhuis MaastrichtPostbus 1475, 6201 BL MaastrichtTel. 043-3875851, Fax 043-3875800
Literatuur1. Wolf U, Reinwein H, Porsch R, Schröter R, Baitsch H. Defizienz an den
kurzen Armen eines Chromosoms nr.4. Humangenetik 1965;1:397-413.
2. Hirschhorn K, Cooper F, Firschein I. Deletion of short arms of chromo-
some 4-5 in a child with defectes of midline fusion. Humangenetik
1965;1:479-82.
3. Battaglia A, Carey JC. Health supervision and anticipatory guidance of
individuals with Wolf-Hirschhorn syndrome. Am J Med Genet
1999;89:111-5.
4. Zollino M, Di Stefano C, Zampino G, Mastroiacovo P, Wright T, Sorge G,
Selicorni A, Tenconi R, Zappalà A, Battaglia A, Di Rocco M, Palka G,
Pallotta R, Altherr M, Neri G. Genotype-phenotype correlations and clini-
cal diagnostic criteria in Wolf-Hirschhorn syndrome. Am J Med Genet
2000;94:254-61.
5. Battaglia A, Carey JC. Wolf-Hirschhorn syndrome and Pitt-Rogers-Danks
Syndrome. Am J Med Genet 1998;75:541..
6. Shannon NL, Maltby EL, Rigby AS, Quarrell. An epidemiological study of
Wolf-Hirschhorn syndrome: life expectancy and cause of mortality. J Med
Genet 2001;38:674-9.
7. Marcelis C, Schrander-Stumpel C, Engelen J, Schoonbrood-Lenssen A,
Willemse A, Beemer F, Sigaudy S, Missirian C, Philip N, Fryns J-P. Wolf-
Hirschhorn(4p-) syndrome in adults. Genet Couns 2001;12:35-48.
8. Smith SA,/ Walker AM, Monk AJ, Young ID. Long-term survival in the Wolf-
Hirschhorn (4p-) syndrome. J Int Dis Res 1995;39: 83-6.
9. Curfs LMG, Didden R, Sikkema SPE, de Die-Smulders CEM.
Management of sleeping problems in Wolf-Hirschhorn syndrome: a case
study. Genetic Counseling 1999; 10:345-50.
10. Battagllia A, Carey JC, Viskochol DH, Cederholm O, Opitz JM. Wolf-
Hirschhorn syndrome (WHS): a history in pictures. Clin Dysmorphol
2000;9:2530.
TVAZ 20; (2) 2 0 0 2 15
Figuur 3: de probandus op 46 jarige leeftijd: typische gelaat-
suitdrukking.
Figuur 4: partieel karyogram van normale chromosomen 4
(bovenste 2 chromosomen) en de abnormale (ideogram en
de 2 onderste chromosomen 4).
Figuur 1: de probandus op 5 jarige leeftijd: het typische
‘Griekse helm’ gelaat met hypertelorisme en prominerende
glabella.
Figuur 2: de probandus op 46 jarige leeftijd: overzicht met de
stereotype houding van de handen.
TVAZ 20; (2) 2 0 0 216
DIVERSEN
Wat is een AVG?
Een AVG is een arts voor verstandelijk gehandicapten. Het
vakgebied “medische zorg voor mensen met een ver-
standelijke handicap” werd in 2000 door de Minister officieel
erkend als zelfstandig specialisme. Inmiddels zijn er op
grond van een overgangsregeling 135 AVG’s geregistreerd
bij de HVRC.
De opleiding tot dit nieuwe specialisme is gestart in decem-
ber 2000 en is ondergebracht bij de huisartsopleiding van de
Erasmus Universiteit Rotterdam. De opleiding tot AVG komt
overeen met die tot huisarts, een driejarige combinatie van
leren en werken, het eerste en derde jaar in dienst van een
zorginstelling voor mensen met een verstandelijke handi-
cap, het tweede jaar met stages in voor de AVG belangrijke
aanverwante medische vakgebieden, zoals klinische gene -
tica, revalidatie, psychiatrie, zintuigstoornissen en epilepsie.
Jaarlijks worden 10-12 artsen opgeleid.
De zorg voor mensen met een verstandelijke handicap kent
de laatste jaren als uitgangspunt “gewoon waar kan, speci-
aal waar nodig”. Huisartsen krijgen daarom in toenemende
mate te maken met verstandelijk gehandicapten in hun prak-
tijk. De ervaring leert inmiddels, dat de gemiddelde huisarts
de zorg voor deze nieuwe doelgroep weliswaar boeiend
vindt, maar ook lastig en tijdrovend.
Wat kan de AVG betekenen voor de huisarts ?
Tot voor kort werkten AVG’s voornamelijk als behandelend
arts binnen de muren van een instelling of als adviserend
teamarts bij activiteitencentrum.
De laatste jaren werkt de AVG steeds vaker voor cliënten,
die niet in de instellingen verblijven ook al was de financie -
ring daarvan meestal nog niet erg goed geregeld. In principe
moet vanaf januari 2003 met de invoering van een nieuwe
systematiek voor de AWBZ het veel eenvoudiger worden om
(op indicatie) gespecialiseerde medische zorg te leveren
aan alle mensen met een verstandelijke handicap die dat
nodig hebben.
De huisarts of specialist kan een patiënt met een ver-
standelijke beperking verwijzen naar de AVG voor een
advies, maar kan hem/haar ook verzoeken de cliënt te
behandelen voor handicapgebonden problemen of aan-
doeningen. De AVG wordt dan medebehandelaar en rap-
porteert uiteraard terug over zijn bevindingen en interven-
ties.
Wie is de AVG?
De AVG is een integraal werkend arts, die zich begeeft op
een breed terrein van de geneeskunde, zich uitstrekkend
van bijvoorbeeld oogheelkunde tot orthopedie en interne
geneeskunde. In die zin is het vak vergelijkbaar met dat van
de huisarts of verpleeghuisarts. In vergelijking met deze
twee vakgebieden heeft de AVG zich nader gespecialiseerd
op diverse aspecten van de geneeskunde zoals bijvoor-
beeld de psychiatrie, klinische genetica, zintuigstoornissen,
epilepsie en andere neurologische stoornissen en revali-
datie. Vanuit deze deskundigheid is hij in staat zowel
gezondheidsproblematiek te behandelen als hierover
adviezen te verstrekken aan cliënt, cliëntvertegenwoordi-
gers, professionele begeleiders en aan andere artsen.
De AVG is lid van een multidisciplinair team en bezit een uit-
stekend netwerk met overige (medische en paramedische)
disciplines, zowel binnen zijn zorgorganisatie als daarbuiten.
Waar heeft de AVG verstand van?
De oorzaken van de verstandelijke handicap en het onder-
zoek daarnaar, de preventie, opsporing, behandeling en
begeleiding van medische problematiek hieraan gerelateerd
• Syndromen en syndroomgerelateerde medische pro -
blematiek
• Gedragsproblematiek, autisme, psychiatrische stoor-
nissen
• Communicatieve problemen
• Epilepsie en andere neurologische stoornissen
• Medische problematiek van cliënten met ernstige meer-
voudige (complexe) stoornissen, zoals spasticiteit en
daaraan gerelateerde problemen, zoals mobiliteitsstoor-
nissen, contracturen en luxaties, eet- en drinkproblemen,
luchtweginfecties, refluxziekte en obstipatie
• Motorische en neurologische stoornissen
• Specifieke verouderingsproblematiek, inclusief behandel-
ing en begeleiding in de laatste levensfase
• Preventieve geneeskunde bij mensen met een ver-
standelijke handicap, onder meer dmv etiologie gerela-
teerde programma’s voor gezondheidsbewaking (health
watch)
• Vaccinatieadviezen, infectiepreventie en hygiënea-
specten
• Opsporing, behandeling en begeleiding van visus- en
gehoorstoornissen
• Advisering over of uitvoering van medicamenteuze
ondersteuning bij onderzoeken en behandelingen, die
door de cliënt als bedreigend worden ervaren (bijvoor-
beeld de tandarts)
HET NIEUWE SPECIALISME AVG, WAT KAN DE HUISARTS ERMEE?
Toelichting:Dit is een stuk van de pr-commissie over wie, wat, waaris de AVG. De leden kunnen deze tekst gebruiken voorhun eigen regionale PR, bijvoorbeeld in het blaadje vanhun instelling of voor contacten met regionale huisart-sen. Deze tekst wordt ook op de website gezet van waardeze is op te halen en zo tot een folder of stukjegemaakt kan worden. De laatste rubriekjes kunnen aande lokale omstandigheden worden aangepast.
TVAZ 20; (2) 2 0 0 2 17
Regio UtrechtIn de vergadering van november 2001 zijn methoden van
hooronderzoek en de resultaten daarvan besproken als ook
de relaties met visusstoornissen en met de oorzaken van de
(verstandelijke) handicaps voor zover bekend
(mw. J. Kingma en mw. I. van Gelderen).
In februari 2002 heeft F. Kamps gesproken over de diag-
nostiek, fasering en behandeling van decubitus.
Mw. I. van Gelderen heeft in maart het in samenwerking met
de collega’s Hennekam en Barth ontwikkelde model voor
onderzoek naar oorzaken van verstandelijke handicaps met
bijbehorende anamnese-checklist en formulier voor
lichamelijk onderzoek toegelicht.
Mw. T. Maarsingh heeft verslag gedaan van de mogelijkhe-
den en moeilijkheden die zij als extramuraal werkende AVG
hierbij in de praktijk tegenkomt.
In mei is het thema palliatieve zorg ingeleid door mw. M. van
Velden en mw. T. Kan; vervolgens zijn ervaringen en proble-
men door de deelnemers besproken.
UIT DE REGIO’S
MEDEDELINGEN
ZiekenhuisklapperKinderen met Rettsyndroom moeten nogal eens voor kor-
tere of langere tijd naar het ziekenhuis. Vaak moeten ouders
dan steeds opnieuw dezelfde informatie geven. Onlangs is
een klapper ontwikkeld die ouders al vóór de opname kun-
nen invullen. Het gaat om vragen over wie het kind is, wat
het heeft meegemaakt en aan welke zorg en begeleiding het
behoefte heeft. In de inleiding staat: ‘al met al is het een hele
lijst die wij u vragen in te vullen. Maar uw antwoorden zijn
onmisbaar om uw kind die ziekenhuiszorg te geven die bij
hem of haar past’. Daarna volgen nog enige tips bij het
invullen.
Het boek is schriftelijk te bestellen bij:
de Federatie van Ouderverenigingen
Postbus 85276
3508 AG Utrecht.
Tel. 030-2363767, Fax 030-2313054
E-mail: [email protected]
Gespecialiseerde studie in de gehandicaptenzorgArtsen werkzaam in de gehandicaptenzorg en artsen met
belangstelling voor de problematiek van de gehandicapten-
zorg kunnen deze studie vanaf oktober 2002 gaan volgen in
Antwerpen.
De opleiding is gespreid over 2 jaren en bestaat uit 13 mo -
dules, bezoeken, papers en een eindwerk.
Er kunnen ook losse modulen gevolgd worden.
Voor nadere informatie kan men zich wenden tot:
Mw. A. Nieuwejaers
Rectoraat Academische Planning UIA
Universiteitsplein 1
2610 Wilrijk
Tel. ++32-3-8202116
Fax ++32-3-8202130
E-mail: [email protected]
• Specifieke arbeidsgeneeskundige aspecten bij mensen
met een verstandelijke handicap
• Voedingsproblematiek, eetproblemen en slikstoornissen
• Onderzoek en behandeling van specifieke slaapstoor-
nissen
• Niet Aangeboren Hersenletsel
Waar is de AVG te vinden?
Vooralsnog zijn de meeste AVG’s verbonden aan zorgin-
stellingen voor mensen met een verstandelijke handicap.
Veel zorginstellingen in Nederland zijn bezig met het
opzetten van expertisecentra, van waaruit (multidisci-
plinaire) gespecialiseerde zorg kan worden geboden aan
alle cliënten in de regio. Tevens heeft op enkele plaatsen in
het land de AVG een plekje gevonden op een ziekenhuispo-
likliniek, vaak in samenwerking met neuroloog of kinderarts.
Hoe verwijzen ?
De diensten van de AVG worden vergoed vanuit de AWBZ.
Er is hiervoor een indicatie nodig, desnoods achteraf, van
het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO). De SPD (Sociaal
Pedagogische Dienst) is de cliënten behulpzaam bij het
verkrijgen van een indicatie.
En hier in de regio ?
Instellingen/namen artsen/ adres/ tel bereikbaar/ fax/ e-mail/
Bijzonderheden: ........... (zelf aanvullen).
Nadere informatie:
www.nvaz.nl (binnenkort: www.nvavg.nl)
www.spd.nl
www.lcig.nl
TVAZ 20; (2) 2 0 0 218
Personeel
Eerst even iets rechtzetten. In het vorige TVAZ stond ver-
meld, dat Ron Alma de nieuwe gedragswetenschapper van
de AVG-opleiding zou zijn. Hij is echter voorlopig bij de huis-
artsopleiding gaan werken, zodat wij een ervaren
gedragswetenschapper van hen konden “lenen”. De plaats
van de vertrokken Lisette Kobussen is daarom ingenomen
door Bas Themans, die al jaren lang aan de huisartsoplei -
ding als groepsbegeleider en supervisor is verbonden. De
staf van de AVG-opleiding en met name Martine de Groot
als groepsbegeleider zijn erg blij met de vakkennis en erva -
ring van deze nieuwe medewerker.
Overigens zijn er nog geen AVG’s gevonden die als begelei-
ders van de nieuwe opleidingsgroep, die medio januari 2003
gaat starten, willen functioneren. Geïnteresseerden in een
functie van groepsbegeleider (0.4 fte) of begeleider
terugkomdagen opleiders (0.2 fte) kunnen zich melden bij
ondergetekende. We bieden je een fantastisch leuke baan
waarin je verder kunt bijdragen aan de ontwikkeling van dit
boeiende vak.
Het secretariaat van de opleiding berust tegenwoordig bij
Irene van Deurzen.
De opleiding heeft inmiddels een eigen telefoonnummer
(010-4089350) en mailadres: [email protected].
Groep 2000
De dames uit groep 2000 zijn inmiddels al weer halverwege
hun opleiding, het gaat toch snel. Het stagejaar is boeiend,
er zijn veel mogelijkheden om dieper op alle aspecten van
aanpalende vakgebieden in te gaan. Soms valt het toch wat
tegen. Na het zelfstandig werkzaam zijn in het eerste jaar
van de opleiding valt het niet altijd mee om binnen zo’n
stage-instelling een plekje te verwerven, zodat je toch meer
kan doen dan alleen maar meelopen als veredelde co-assis-
tent. Voor de bekendheid van het beroep AVG zijn de stages
geweldig. Meerdere AVGIO’s zijn gevraagd voordrachten te
houden op hun stageplaats over ons vak, waardoor steeds
meer mensen uit de gezondheidszorg weten wie de AVG is.
Twee AVGIO’s waren de afgelopen maanden voor een stage
in het buitenland. Sylvia Huisman deed een oriëntatie stage
van twee maanden in Australië naar de organisatie van “ID
medicine” aldaar en bestookte ons via de mail met allerlei
inspirerende observaties en verhelderende analyses en zij
trof meerdere overeenkomsten aan waar wij als opleiding
maar ook als vakgebied ons voordeel mee kunnen doen.
Suzanne Duffels zit op dit moment in Bristol, zij is werkzaam
in een regionaal centrum voor gespecialiseerde psychiatrie
voor verstandelijk gehandicapten. Ook haar e-mail rap-
porten zijn erg enthousiast. Het blijkt dat ze in het buitenland
flink jaloers zijn op de Nederlandse ontwikkelingen in het
beroep en vakgebied. Beiden zullen in een volgend TVAZ
verslag uitbrengen van hun belevenissen.
Groep 2001
Deze groep kende helaas de eerste afvaller. Een van de
mannelijke AVGIO’s besloot de opleiding om persoonlijke
redenen te staken. Daarmee is de groep wel erg klein
geworden (8), maar ze gaan enthousiast door. Onder
begeleiding van Anne Idzinga en Heili Both wordt op de
wekelijkse terugkomdagen gewerkt aan vakinhoudelijk en
persoonsvormend onderwijs. Doordat we het programma nu
voor de tweede keer draaien, zijn een aantal kinderziektes
eruit gehaald en is er weer het nodige aangepast. Dat aan-
passen zal echter voorlopig ook nog wel zo blijven.
Groep 2003
De volgende groep van de opleiding start niet op 1 decem-
ber 2002 , maar medio januari 2003, om praktische redenen.
Inmiddels zijn voldoende opleidingsinstellingen geworven
en de wervingscampagne voor nieuwe AVGIO’s gaat van
start. De laatste maanden hebben zich veel belangstellen-
den gemeld bij de opleiding, dus we hopen dat er vol-
doende AVGIO’s zullen instromen.
Opleidersworkshops
Binnen de opleidersworkshops, die maandelijks plaatsvin-
den onder leiding van Marien Nijenhuis is in deze periode
aandacht besteed, naast de trainingen in didactische en
communicatieve vaardigheden onder begeleiding van Heili
Both, aan de invulling van het derde jaar van de opleiding.
Zoals bekend zal de AVGIO in het derde jaar van de oplei -
ding gedeeltelijk werkzaam zijn buiten de muren van de
instelling. Binnen het model van de community care zullen
zij zich bekwamen in de toekomstige rol van de AVG. Nog
lang niet altijd bleken bij de opleidingsinstellingen hiervoor
voldoende mogelijkheden te bestaan. Op termijn streven we
er naar dat de AVGIO in het derde jaar van de opleiding
minstens 40-50% van de werkweek aan taken buiten de
instelling besteedt.
Vrijstellingsregeling
Bij het CHGV in Utrecht wordt inmiddels gewerkt aan een
vrijstellingsregeling voor de AVG-opleiding. Artsen met een
andere specialisatie zullen bijvoorbeeld tenminste een kor -
ting van één jaar krijgen. Ook werkervaring in erkende
ziekenhuizen en opleidingsinstellingen zal naar verwachting
mee gaan tellen.
Dit geeft mogelijkheden voor de mensen die belangstelling
hebben getoond voor een verkorte opleiding of bezemklas.
Zij zullen binnenkort worden uitgenodigd voor een gesprek
om hun scholingswensen door te spreken, waarna een indi-
vidueel leertraject kan worden vastgesteld. Een deel van dit
leertraject zal plaatsvinden in de vorm van groeps -
bijeenkomsten. Helaas geldt de vrijstellingsregeling niet met
terugwerkende kracht.
Diploma uitreiking 2003
Misschien nog wat vroeg, maar de voorbereidingen voor
een feestelijke uitreiking van de eerste diploma’s eind 2003
zijn reeds gestart. Is samenspraak met de NVAZ is de
gedachte ontstaan, mede in het kader van het Europese jaar
voor de gehandicapte in 2003, een internationale
NIEUWS VAN DE OPLEIDING TOT ARTS VOOR VERSTANDELIJK GEHANDI-
CAPTEN
TVAZ 20; (2) 2 0 0 2 19
bijeenkomst te organiseren met een politiek karakter. Het
opstellen van een Europese Verklaring voor de rechten van
de verstandelijk gehandicapte burger op goede medische
zorg is het beoogde doel. Daarna zal er natuurlijk gefeest
worden.
Mw.M.M.Meijer,
Hoofd AVG-opleiding
De grenzen en daarbuiten
In het vorige TVAZ schreef ik dat de eerste stage-ervaringen
veelbelovend waren en we tijdens de stages veel enthou si -
asme tegenkomen over de opleiding en over het belang van
het vak AVG. Dat enthousiasme is er nog steeds, maar nu al
een aardig deel van de stages gelopen is, blijkt dat het bij
een aantal stages nog zoeken is naar een juiste modus en
goede concrete invulling.
ieder van ons bekruipt af en toe een soort “co-assisten-
tengevoel”: Je kijkt en je loopt mee, met name bij een korte
stage zoals de zintuigstages van 2 weken, of bij een stage
waarbij je achter een specialist aanloopt en consulten bij-
woont. Een voorbeeld van het laatste is een vak als klini sche
genetica. Je kunt niet makkelijk worden ingezet bij de
patiëntenzorg omdat het veelal gaat om langerlopende tra-
jecten en specialistisch uitzoekwerk. Soms lukt het wel om
aan de hand van een patiënt een en ander uit te diepen
zoals een artikel van Suzanne Duffels et al. laat zien elders
in dit nummer.
Behalve het vak als zodanig is ook de benadering vanuit het
stageadres en de stagebegeleider van belang voor het
beleven van de stage. Het lijkt een open deur, maar degene
die de praktische invulling van een stage verzorgt is hierbij
ook van belang: is dit een collega-AVG, een specialist of
bijvoorbeeld een gedragswetenschapper of een manager?
Op de terugkomdagen wordt over de stages en de invulling
daarvan gediscussieerd. Waar ligt het speerpunt van een
stage en wat zijn de eigen leerdoelen? Kiest de een voor het
grijze grensgebied van de VG-zorg en wat daarachter ligt
vanuit het perspectief van het betreffende specialisme, een
ander geeft de voorkeur aan meekijken in dat vak in zijn
volle breedte. Hierdoor is praktisch bezig zijn veelal niet of
maar ten dele mogelijk, eigen verantwoordelijkheid wordt
dan node gemist. Het is niet vanzelfsprekend dat de eigen
verwachtingen van een stage overeenkomen met de ideeën
op het stageadres. In de meeste gevallen is er goed over te
praten, het zijn per slot de eerste stages.
Op de terugkomdagen wordt ook duidelijk dat het opvallend
is hoe ver de werkwijzen van psychiatrische klinieken of
epilepsiecentra uit elkaar kunnen liggen. Maar ook vormt
zich een beeld van andere werkwijzen buiten onze lands-
grenzen zoals in Australië en Engeland. In het volgend num-
mer van het TVAZ zal Sylvia Huisman uitgebreid verslag
doen van haar stage in Australië, in dit nummer vind je alvast
een voorproefje.
Naast stages, theoretisch onderwijs en werken in de
instelling hoort ook wetenschappelijke vorming bij de oplei -
ding. Hierover meldt Rianne Visser het volgende: het doel is
om als AVGio inzicht te krijgen in het doen van wetenschap-
pelijk onderzoek. Immers goede gezondheidszorg is
gestoeld op een wetenschappelijke basis, iets wat binnen de
zorg voor verstandelijk gehandicapten nog duidelijkere vor-
men moet krijgen.
De groep heeft als opdracht gekregen om gezamenlijk één
onderwerp te nemen. Dit onderwerp werd het Prader-Willi
syndroom. In vier groepjes wordt dit onderwerp nu verder
uitgewerkt met als doelstelling een basis te creëren voor
verder onderzoek. De deelonderwerpen zijn: 1) het Prader-
Willi syndroom en gedragsstoornissen; 2) het Prader-Willi
syndroom en obesitas; 3) het Prader-Willi syndroom en
slaapstoornissen; 4) het Prader-Willi syndroom en hypogo-
nadisme.
Onder begeleiding van Heleen Evenhuis en natuurlijk onder
de supervisie van onze groepsbegeleiders is men van start
gegaan, ieder in zijn eigen tempo en op zijn eigen manier.
Het ene groepje doet literatuuronderzoek, een ander zal
gaan werken met vragenlijsten of met een enquête. De plan-
ning is het geheel af te kunnen ronden eind 2002.
Al met al is de verwachting natuurlijk hiervan te leren en wie
weet zo een basis te kunnen leggen voor verder onderzoek.
Nieuws vanuit de tweede groep kreeg ik van Luc
Bastiaanse. Hun groepsbegeleiders zijn Anne Idzinga en
Heili Both. Voor Heili en de negen nieuwe AVGio’s is de
opleiding een nieuwe ervaring. Anne is al een jaar opleider
in zijn eigen instituut geweest, maar er heerst een geza-
menlijk gevoel van een sprong in het diepe. Het bevalt hen
goed! Het is na bijna een half jaar nog zoeken naar de beste
manier om de tijd in te delen. Ook bij de tweede groep staan
een huishoudelijk stukje, een ervaringsrondje en consultvo-
ering vast op het ochtend- programma. Nieuw is een liter-
atuurbespreking. In de middag wordt een
medisch-in houdelijk onderwerp behandeld of is er super-
visie. Bij de eerste evaluatie waren de voornaamste con-
clusies dat er te weinig tijd was voor de
medisch-inhoudelijke onderwerpen en dat het soms voor de
AVGio’s moeilijk blijkt te zijn om het voorbereidingswerk voor
de terugkomdagen te combineren met de dagelijkse werk -
zaamheden op het instituut.
In maart heeft de groep twee cursussen gevolgd: de hartcur-
sus (van oorsprong een cursus voor de HAIO’s) en de cur-
sus wetenschappelijke vorming. In deze laatste is een
eerste stap gezet voor het leeronderzoek in het tweede jaar.
In tegenstelling tot de eerste groep wordt hiervoor twee
maanden gereserveerd en wordt gedurende die tijd geen
stage gepland. Er wordt nog discussie gevoerd of er sprake
moet zijn van een gezamenlijk onderwerp of een onderwerp
per groepje van 2 of 3 personen.
Een aantal van de punten die in deze column genoemd zijn
zullen samen met andere onderwerpen uitgebreid aan de
orde komen op de najaarsvergadering. Het thematische
deel komt dan geheel voor rekening van de AVGio’s. Ik hoop
dat dit jullie nieuwsgierigheid prikkelt en we veel mensen
zullen zien.
In de volgende TVAZ volgt meer nieuws van de opleiding.
Namens de AVGio’s
Marijke von der Möhlen-Tonino
TVAZ 20; (2) 2 0 0 220
NVAZ VERENIGINGSADRESSEN
Bestuur:
F. Scholte, voorzitter
E-mail: [email protected] of [email protected]
Tel. 055 3696169 (werk) 055 5761477 (huis)
F. Ewals, secretaris
E-mail: [email protected]
Tel. 0299 459334 (werk) 0299 674320 (huis)
Mw. A. Wagemans, penningmeester
E-mail: [email protected]
Tel. 043 3568700
mw. W. Veraart
E-mail: [email protected]
Tel. 0226 332000
mw. O. Hutten
E-mail: [email protected]
Tel. 071 4060100
mw. H. Veeren
E-mail: [email protected]
Tel. 070 3386007
P. Deman
E-mail: [email protected]
Tel. 015 3102245
Secretariaat:
mw. C. Mansveld-Uittenbogaard
p/a Postbus 20058
3502 LB Utrecht
tel.: 030-2823352fax: 030-2887820
e-mail: [email protected]
Website:
http://www.nvaz.nl
Inhoud:
Actueel:
Oproep: wie heeft cliënten met San Filippo?
3rd international MAMHconference, Hongarije
Vaste rubrieken o.m.:
Literatuur o.a.literatuurlijst opleiding, scripties opvragen
Nascholingsagenda
Links: SYNDROMEN, medisch, organisaties
Vacaturebank: gevraagd en aangeboden (gratis plaat-
sen)
Discussieforum (NVAZ leden)
Verder op deze site:
Informatiebulletin AVG opleiding
Oproep: Bij welk onderzoek bent u betrokken?
Info opleiding AVG
Welke HIS moet ik kiezen als AVG?
LCI: bij welke infecties weren van dagverblijf?
Samenvatting consensusrichtlijnen refluxziekte bij
verst. gehandicapten
Oratie Prof dr Heleen Evenhuis
Overgangsregeling
Opleidingseisen
AGENDA
26 september 2002
Mentale retardatie en genetisch onderzoek
Emma Kinderziekenhuis AMC
(zie 'mededelingen')
4 oktober 2002
Over leven met Down syndroom
Emma Kinderziekenhuis AMC
(zie 'mededelingen')
22 november 2002
Neurogenetics
Emma Kinderziekenhuis AMC
(zie 'mededelingen')
22 november 2002
Najaarsvergadering
TVAZ 20; (2) 2 0 0 2 21
Overzicht NVAZ-publicatieskostenleden niet-leden
- Ethische toetsing van wetenschappelijk onderzoek bij
mensen met een verstandelijke handicap; . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 7,- € 9,-
- Epidemiologie, diagnostiek en behandeling van visuele stoornissen
bij verstandelijk gehandicapten; maart 1997 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 7,- € 9,-
- Richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van visuele stoornissen
bij verstandelijk gehandicapten; maart 1997 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 9,- € 12,-
- Epidemiologie, diagnostiek en behandeling van slechthorendheid
bij verstandelijk gehandicapten; februari 1995 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 9,- € 12,-
- Richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van slechthorendheid
bij verstandelijk gehandicapten; februari 1995 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 7,- € 9,-
- Preventief Geneeskundig Onderzoek (PGO) door de arts voor mensen met
een verstandelijke handicap; een werkboek; E.Weijers/AVG, augustus 1998 . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 13,- € 17,-
- Epilepsieprotocol, regio Nijmegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 3,50,- € 5,-
- Epilepsie bij mentale retardatie, richtlijnen voor diagnostiek en behandeling:
samenvatting; regio West- en Midden-Noord Brabant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 5,- € 7,-
- Epilepsie bij mentale retardatie, richtlijnen voor diagnostiek en behandeling:
wetenschappelijke verantwoording.
regio West- en Midden-Noord Brabant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 7,- € 9,-
- Preventie van Hepatitis B in de zorg voor geestelijk gehandicapten;
(beleidsadvies NVAZ, maart 1991 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 3,50 € 5,-
- Prikaccidentenprotocol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 3,50 € 5,-
- Van psychofarmacagebruik naar psychofarmacabeleid 2002 Y.van Loon,
commissie NVAZ psychische en gedragsstoornissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 3.50 € 5,-
- Medische zorgorganisaties in relatie tot een veranderende zorg; juni 1996 . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 6,- € 9,-
- Kwaliteit van Zorg, een speerpunt; november 1997 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . -- --
- Curriculum Opleiding tot Medisch Specialist Arts voor Verstandelijk
Gehandicapten; 12 maart 1998 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .gratis € 5,-
- Beleidsnotitie bestuur NVAZ: 'Van generalist tot specialist', mei 1999 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .gratis gratis
- TVAZ (losse nummers) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 10,- € 10,-
- Richtlijnen voor farmacologische sedatie bij mensen met een verstandelijke
handicap. Mw. E. Weijers/AVG, juli 2001 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 13,- € 17,-
- Consensus: "Richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van gastro-oesofagale
refluxziekten bij verstandelijk gehandicapten", H. Gimble/H.A.R.E. Tuynman,
juni 1999 (ISBN 90 71534 33 2)
Opvragen bij: Bartiméus, secretariaat stafbureau
Postbus 1003, 3700 BA Zeist, tel. 030-6982403 (€ 12,-)
- Richtlijnen Infectiepreventie ten behoeve van de zorg voor mensen met een
verstandelijke handicap; juni 1997:
Opvraagbaar bij: Documentatiecentrum St. Werkgroep Infectieziekten
Preventie Lab. Med. Microbiologie, Gebouw I-E4-P,
AZL, Postbus 9600, 2300 RC Leiden, tel. 071-5266756
De publicaties zijn te bestellen bij het secretariaat NVAZ (mw. C. Mansveld-Uittenbogaard)
p/a LAD Postbus 20058
3502 LB Utrecht
tel.: 030-2823352, fax: 030-2782088, e-mail: [email protected]
Redactioneel Keppra
Redactioneel LamictalRedactioneel Nexium
Personeelsadvertentie Vizier
Advertentie Cunera bv
Advertentie Nexium
Advertentie Lamictal