in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels...

22
Wablieft-kranten in de klas Een handleiding voor lesgevers

Transcript of in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels...

Page 1: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

Wablieft-kranten in de klas

Een handleiding voor lesgevers

Page 2: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

Inhoudsopgave

• Inleiding

• Lezen

• Krantenkoppen

• Een artikel puzzelen

• Dictee

• Zelf journalist

• Jouw mening

• Informatie weglaten

• Werken met woorden uit een artikel

• Werken met zinnen uit een artikel

• Digitaal lezen

Page 3: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

Inleiding

Deze handleiding wil lesgevers in basisonderwijs, secundair onderwijs en volwassenenonderwijs (basiseducatie, TKO en CVO) inspiratie bieden om

met de Wablieft-krant, Wablieft Start, de digitale Wablieft Start en de online krant te werken in de les.

Gebruik je zelf een inspirerende werkvorm? Mail die naar Wablieft, dan kunnen we deze opnemen in de volgende uitgave van deze handleiding.

We wensen je veel plezier met de kranten van Wablieft!

Het Wablieft-team

[email protected] • 015 446 512 www.wablieft.be/dekrant

© 2015

Bij iedere oefening vind je volgende symbolen:

werkwijze

alleen met twee

in groep met de klas

niveau/leeftijd

Basisonderwijs

Secundair onderwijs

Volwassenenonderwijs

uitdagend moeilijkeenvoudig

moeilijkheidsgraad

Page 4: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

4

Lezen

1. Een artikel verkennen met leesrondes

Laat de leerlingen (lln.) of cursisten (csn.) een artikel in stilte lezen. Stel na een eerste leesronde een algemene vraag, bijvoorbeeld: wat is de belangrijkste info in het artikel? Nu leest iedereen de tekst opnieuw. Vervolgens stel je opnieuw vragen. Eventueel plan je nog een derde leesronde met nog meer detailvragen. De vragen kunnen verschillende vormen hebben:

• open of gesloten vragen • meerkeuzevragen • waar of niet waar-vragen • …

2. Artikels kiezen

Hang verschillende artikels aan de muren. Laat de lln. of csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan staan; dat mag het artikel zijn dat hen het meest choqueert, interesseert, irriteert... Geef na drie minuten het signaal dat iedereen moet blijven staan.

Opgelet: er mogen niet meer dan drie lln. of csn. bij één artikel staan.

De lln. of csn. die bij hetzelfde artikel staan, vertellen elkaar waarom ze precies voor dat artikel hebben gekozen. Laat hen dit opschrijven in een paar steekwoorden. Je kunt vervolgens elk groepje voor de klas laten vertellen wat ze onderling besproken hebben.

Page 5: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

5

3. Inhoudsvragen bij een artikel schrijven

Elk duo heeft één krantenartikel. Elk duo leest een ander artikel. Na de leesbeurt maakt elk duo drie inhoudsvragen bij het artikel. De antwoorden schrijven ze op een apart strookje.

Nu geeft elk groepje zijn tekst met de vragen aan een ander groepje. Hierop volgt weer een leesfase: de groepjes lezen elkaars artikel en beantwoorden elkaars vragen. Met de controlestrookjes kunnen ze achteraf hun antwoorden controleren.

4. Zoek de verschillen

Kies vooraf een artikel. Op enkele plaatsen in het artikel wijzig je de informatie. De ene cs. of ll. heeft een oorspronkelijke tekst, de andere de gewijzigde. Eerst leest iedereen het artikel. Vervolgens gaan de csn. of lln. op zoek naar de verschillen tussen de twee artikels. Let op: dit doen ze door erover te praten, niet door elkaars artikel te lezen.

Opmerking: Geef vooraf duidelijk aan hoeveel verschillen er tussen de twee artikels zijn.

Page 6: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

6

Krantenkoppen

1. Waarover gaat het artikel?

Confronteer de lln. of csn. met een kop en laat ze per twee voorspellen waarover het artikel kan gaan. Laat vervolgens enkele duo’s hun ideeën voor de klasgroep brengen.

2. De juiste kop

Verzin bij een artikel minstens drie mogelijke krantenkoppen. De lln. of csn. lezen het artikel en kiezen vervolgens de meest logische kop bij het artikel. Daarna vergelijken ze met hun buur en beargumenteren ze hun keuze.

3. Zelf koppen bedenken

Elk duo heeft één pen. Hang aan de muren in de klas zo veel artikels als er duo’s zijn. Opgelet: Bedek de echte krantenkop of knip hem los van het artikel. Zorg er ook voor dat er boven elk artikel voldoende witruimte is. Laat de duo’s de artikels lezen. Nadat ze een artikel gelezen hebben, bedenken de duo’s er een passende kop voor en schrijven ze de kop boven het artikel. Opmerking: Het is belangrijk dat de werkpartners met elkaar overleggen en het samen eens worden over een passende krantenkop. Aan de hand van de inhoud van het artikel motiveren ze hun voorstel aan de anderen.

Page 7: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

7

4. Zelf koppen bedenken en ze correct combineren

Geef elk duo een artikel zonder krantenkop en met een blanco strookje. Het duo leest het artikel en schrijft een passende titel op het strookje. Vervolgens haal je de artikels en de strookjes op. De artikels leg je vooraan in de klas verspreid over enkele tafels of je hangt ze aan de muren. De strookjes verdeel je onder de duo’s.

Opgelet: Zorg ervoor dat elk duo een strookje van een ander duo krijgt en niet dat van zichzelf. Vervolgens lezen de duo’s de artikels; ze combineren hun strookje met het passende artikel en motiveren hun keuze.

Page 8: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

8

Een artikel puzzelen

1. Verschillende artikels verknippen

Verknip enkele artikels in drie stukken: de foto, de kop en het artikel zelf. Geef aan elke ll. of cs. één van deze knipsels. Ze bekijken en/of lezen wat er op hun knipsel staat. Vervolgens lopen ze rond in de klas; ze vertellen aan hun medecursisten wat er op hun knipsel staat

Opgelet: ze mogen hun knipsel niet aflezen; ze moeten er echt over vertellen. Op deze manier proberen ze hun artikel te reconstrueren; een cursist met een foto moet dus de bijbehorende kop en het passende artikel zoeken (en omgekeerd).

2. Een artikel verknippen

Je knipt vooraf enkele artikels in alinea’s. Elk groepje krijgt de strookjes van een bepaald artikel en probeert ze in een logische volgorde te leggen. Bij deze oefening overleggen de cursisten met elkaar over de volgorde en beargumenteren hun keuze. Opgelet: Zorg ervoor dat er in het artikel voldoende signaalwoorden (= woorden die de structuur mee aangeven, bijvoorbeeld verwijswoorden) staan, zodat er niet te veel combinatiemogelijkheden zijn.

Page 9: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

9

Dictee

1. Het BIEP-dictee

Zoek een kort artikel en haal er de sleutelwoorden uit. Dicteer het artikel en vervang de sleutelwoorden door BIEP. Na het dictee proberen de lln. of csn. aan de hand van de context de sleutelwoorden te achterhalen.

Opgelet: • Het is hierbij wel belangrijk dat de lln. of csn. de weggelaten woorden kennen. Je mag zeker geen nieuwe woorden door BIEP vervangen. Anders leidt deze oefening tot frustratie bij alle partijen. • Laat ook niet te veel woorden weg; zorg ervoor dat er voldoende context overblijft om de ontbrekende woorden te vinden.

2. De dictoglos

Variant 1 Lees een berichtje tweemaal voor. Bij de eerste luisterbeurt noteren de cursisten niets. Bij de tweede keer noteren ze trefwoorden. Vervolgens laat je de cursisten - aan de hand van de trefwoorden - de oorspronkelijke tekst reconstrueren. Deze tekst hoeft geen letterlijke weergave van de voorgelezen tekst te zijn, maar hij moet wel inhoudelijk en vormelijk correct zijn.

Opmerking: • Zoek leuke of ‘gekke’ berichtjes die niet te lang zijn. • Schrijf eigennamen en woorden waarvan je zeker weet dat ze nieuw zijn, vooraf op het bord.

Variant 2 Je kunt de lln. of csn. zelf een artikel stil laten lezen en vervolgens het artikel ophalen. Per twee noteren ze in correcte zinnen wat ze net gelezen hebben. Deze tekst hoeft geen letterlijke weergave van het artikel te zijn: ze proberen zo goed mogelijk met hun eigen woorden de inhoud van het artikel in één tekstje weer te geven.

Page 10: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

10

3. Het boodschappersdictee

Hang in de gang of op de achterzijde van het bord een tekst. De lln. of csn. duiden binnen hun groepje een boodschapper aan. Deze boodschapper gaat de tekst lezen en probeert zo veel mogelijk te memoriseren om dat vervolgens te dicteren aan het groepje. Het is daarbij heel belangrijk dat de boodschapper de woorden zo correct mogelijk uitspreekt; anders zal het groepje fouten opschrijven.

Opmerking: • De boodschappers moeten zacht spreken, zodat ze niet ongewild andere groepjes helpen. • Binnen een groepje mogen de boodschappers elkaar afwisselen, zodat ieder groepslid eens schrijft en eens boodschapper is.

Page 11: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

11

Zelf journalist

1. Zelf schrijven 1

Geef de kernwoorden uit een artikel dat jullie in de les zullen behandelen. De lln. of csn. schrijven in duo’s met deze woorden een artikel. Het leuke hieraan is dat de resultaten (waarschijnlijk) totaal van elkaar zullen verschillen. Laat enkele tekstjes na verbetering voorlezen. Lees vervolgens samen het artikel waaruit de kernwoorden komen.

2. Zelf schrijven 2

Toon een krantenkop en een foto. Vertel dat ze het bijhorende artikel zullen schrijven. Om informatie over de inhoud van het artikel te krijgen, moeten de lln. of csn. ja/neen-vragen stellen. De lesgever geeft vervolgens antwoord. Als er vijf vragen beantwoord zijn, kun je vragen of iemand wil proberen de inhoud van het artikel samen te vatten. Terwijl iemand aan het woord is, knik je instemmend ‘ja’ op informatie die de juiste kant opgaat en schud je duidelijk ‘neen’ op foute gissingen. De lln. of csn. letten goed op je reacties en hebben nu aanwijzingen voor nieuwe vragen gekregen. Nu mag je klas weer vijf ja/nee-vragen stellen. Ook nu reageer je door ‘ja’ te knikken of ‘neen’ te schudden. Normaal gezien hebben de lln. of csn. nu genoeg informatie om het artikel te schrijven. Dit kan alleen of in duo’s.

Het interessante eraan is dat je totaal verschillende versies zult lezen. Laat na verbetering enkele versies voorlezen en lees uiteindelijk zelf het oorspronkelijke berichtje voor.

Opmerking: In plaats van de titel en foto’s, kun je ook de belangrijkste woorden uit een artikel halen en op basis van die woorden de cursisten vragen laten stellen.

Page 12: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

12

3. Zelf schrijven 3

Voorzie vier werkzones. In elke hoek ligt het begin van een kort krantenartikel. Elk groepje denkt na over een passend vervolg op het artikel. Hang de artikeltjes op, zodat de groepjes elkaars artikel kunnen lezen.

Opmerking: • In plaats van telkens een volledig artikel te laten schrijven, kun je ze ook telkens maar één zin laten schrijven. Laat ze vervolgens doorschuiven naar de volgende werkhoek. • Zorg voor prikkelende beginzinnen, zodat de cursisten inspiratie krijgen om een vervolg te schrijven.

4. Maak zelf een journaal

De hele klas bereidt samen een journaal voor. Je duidt een nieuwslezer aan. Die kondigt de hoofdpunten aan van het journaal, aan de hand van de voorpagina. En linkt alle stukjes aan elkaar. De andere lln. of csn. werken in duo’s. In elk duo is iemand verslaggever; de ander is woordvoerder. De lln. of csn. lezen per twee een artikel. Dat artikel gaan ze nu brengen zoals in het gesproken journaal: de verslaggever interviewt de woordvoerder. Kies dus best artikels met citaten, of een interview.

Tip: landkaarten en foto’s maken het nog realistischer.

Opmerking: Voor deze opdracht geef je de lln. of csn. voldoende voorbereidingstijd. Je kunt ze hun nieuwsitem grondig laten uitschrijven en vervolgens het hele journaal voor de klas laten opvoeren. Je kan dit laten filmen. Ook leuk is een radiojournaal laten opnemen, en verschillende leerlingen elk een stukje laten voorlezen.

Page 13: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

13

5. De schoolkrant

Maak zelf een schoolkrant of klaskrant. Leg eerst de rubrieken vast. Daarna kiezen de lln. een rubriek, en stuur je ze op pad. Kijk met de leerlingen naar de rubrieken in de krant: er is de wereld, België, sport, tip, blog, mening, verhaal… Stel dat ze zelf een schoolkrant gaan maken, welke rubrieken horen daar dan in thuis? (in de klas, in de lerarenkamer, op uitstap, grappig nieuws…)

Maak van de lln. echte journalisten. Ze gaan zelf nieuws zoeken. Hoe doen ze dat?

a) Oefen een interview met hen. Als ze personen hebben die ze willen interviewen, overloop dan samen de vragen. Stuur duo’s op pad: één iemand stelt de vragen, de andere noteert.

b) Als ze een artikel schrijven, volgen ze natuurlijk de structuur van een krantenartikel: het belangrijkste nieuws vooraan, de vijf W’s beantwoorden.

Page 14: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

14

Jouw mening

1. Blog, brief, mening

De lln. of csn. lezen een artikel en schrijven hun gevoelens en hun mening neer in de vorm van een lezersbrief, een klachtenbrief, een felicitatie, een bedankbriefje… Je kunt ze ook een bepaalde rol opgeven en ze vanuit die rol passend laten reageren (bijvoorbeeld: een politieagent, een conservatieve politicus of een strenge leraar). Dat vinden ze meestal moeilijker, omdat ze daarbij soms regelrecht tegen hun eigen ideeën en overtuigingen moeten ingaan en zich moeten proberen in te leven in een totaal andere persoonlijkheid.

Opmerking: Begeleid de lln. of csn. bij de schrijfopdracht: geef vooraf duidelijk aan hoe ze de gevraagde schrijfvorm moeten opstellen, welke elementen in zulke schrijfvormen aan bod moeten komen…

Belangrijk Stuur de tekst op naar Wablieft. Dan zien de lln. of csn. hem enkele weken later op blz 9 bij ‘Brieven van lezers’. Brieven mag je sturen naar:

[email protected] of naarWablieftKardinaal Mercierplein 1 2800 Mechelen

Page 15: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

15

2. Meningen over ‘De mening van’

Nieuws roept meningen op. In de Wablieft-krant spelen we hierop in met een wekelijkse ‘mening van’, waarin telkens één collega haar of zijn mening geeft over een actueel thema. In een aantal klasgroepen is het klimaat veilig genoeg om te praten over meningen en, vooral, respectvol te kunnen omgaan met verschillende meningen. Er bestaan heel veel werkvormen om in te gaan op de inhoud van een artikel. Eén grote vorm is de ‘rechtbank’. Je verdeelt de klas in twee groepen. Twee personen zet je apart, zij zullen de rechter en de hulprechter zijn.

Je kiest één artikel uit. Eén groep is het eens met de mening. Ze moeten hun argumenten opschrijven. De andere groep is het niet eens met de mening. Ook deze groep zet de meningen op papier. Kies zelf hoe je de groepen verdeelt: mensen kiezen volgens hun eigen mening, of de lesgever plaatst ze in een groep en ze moeten die andere mening verdedigen.

Elke groep kiest één woordvoerder. Die woordvoerders gaan het in de rechtszaal opnemen tegen elkaar. De rechter en de hulprechter geven de woordvoerders om de beurt het woord, en proberen de rust te bewaren. De woordvoerders mogen de hulp inroepen van hun groep, om nieuwe argumenten aan te halen.

Laat de twee groepen een tijdje discussiëren. Hou op het einde een stemming: wie is het nu eens met de mening en wie is het oneens met de mening?Wie is er tijdens het debat van mening veranderd? Wat deed hen van mening veranderen?

Page 16: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

16

Informatie weglaten

1. Een deel van de zin weglaten

Laat het eerste deel of het tweede deel van enkele zinnen uit het artikel weg. De lln. of csn. moeten dit zelf aanvullen. Hun aanvulling moet natuurlijk logisch passen binnen de context van het artikel, maar het resultaat zal bij elke ll. of cs. of bij elk groepje verschillend zijn.

Opmerking: Als je deze taak te moeilijk vindt voor je groep, dan kun je de invulmogelijkheden in een kadertje aanbieden.

2. Een alinea weglaten

Fase 1: Deel de klasgroep in twee: groep A en groep B. Zet de A’s en de B’s bij elkaar en deel daarna het artikel uit. De A’s krijgen de eerste en de derde alinea uit een artikel. De B’s geef je de tweede en de vierde alinea van datzelfde artikel. Ze krijgen (individueel) een tiental minuten om zich de inhoud van hun tekstdeel eigen te maken en over eventuele onduidelijkheden met hun buren te overleggen. Circuleer in de klas en help bij woordenschatproblemen.

Fase 2: Laat nu elke A-cursist plaats nemen tegenover een B-cursist. De cursisten zien elkaars tekst niet. De duo’s vertellen elkaar in hun eigen woorden wat er precies in hun alinea’s stond. Terwijl cursist A naar cursist B luistert, mag die korte aantekeningen maken. Let op: het is geen dictee. De cursisten schrijven enkel kernwoorden op.

Fase 3: Zet alle A’s weer bij elkaar en ook alle B’s. Per twee reconstrueren de A’s de ontbrekende alinea’s op basis van de informatie die ze van hun B-partner hebben gekregen.

Page 17: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

17

Loop rond, help en verbeter waar nodig. Laat enkele duo’s hun alinea’s voorlezen. De luisteraars letten op de volledigheid ervan en op de verschillen tussen hun eigen versie en de voorgelezen versie. Geef na de schrijfoefening de volledige tekst.

Page 18: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

18

Werken met woorden uit een artikel

1. Woordspin en mindmap

a) Geef de lln. of csn. per twee een artikel. Ze maken een mindmap rond het hoofdthema uit dat artikel. Vervolgens tekent elk groepje zijn mindmap op het bord en brengt aan de hand daarvan de inhoud uit het gelezen artikel. b) Geef lln. een woord dat of zin die belangrijk is in een artikel. Leerlingen gebruiken het woord om via een woordspin vrij te associëren. Als oefening b klaar is, kunnen ze vervolgens oefening a doen.

Voorbeeld: Tom Boonen is gevallen, dat doet mij denken aan - mijn oma die gevallen is en naar het ziekenhuis moest- mijn fiets die kapot is- mijn neef die niet kon gaan tennissen omdat hij een oorontsteking had

2. Woorden uit verschillende artikels

Geef de leerlingen enkele strookjes met op elk strookje een woord uit een artikel. De lln. of csn. scannen kort de artikels en overleggen met elkaar uit welke artikels de woorden komen. Ze motiveren ook waarom ze dat denken.

Opmerking: • Selecteer woorden typisch voor een bepaalde context. • Deze oefening kan individueel of in groepjes gebeuren. Voorbeeld: olie - tornooi - rebellen - platform - eerste prijs - vechten - wedstrijd - winnen - ontvoeren - zee - olievlek - schoonmaak - boren - vluchteling Drie miljoen mensen op de vlucht: rebellen, vechten, ontvoeren, vluchteling Ongeval met platform in zee: olie, olievlek, schoonmaak, platform, boren Tennis in België: wedstrijd, tornooi, winnen, eerste prijs

Page 19: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

19

3. Woorden door cursisten laten omschrijven

De lln. of csn. omschrijven een woord uit een artikel. De anderen raden het woord.

Opmerking: a) Je kunt de woorden in de klas op strookjes uitdelen of je kunt de cursisten de woorden uit de tekst laten kiezen. b) Loop rond, help en verbeter waar nodig, zodat de lln. of csn. alleen correcte omschrijvingen voorlezen.

4. Bingo-spel

Maak verschillende bingo-kaartjes waarop een achttal woorden staan en waarvan je het belangrijk vindt dat de lln. of csn. ze onthouden. Je kunt alle bingo kaarten identiek maken; of je maakt kaarten met verschillende woorden.

Lees een artikel voor. De lln. of csn. luisteren en doorstrepen telkens het genoemde woord op hun kaart. Het duo dat het eerst alle woorden op zijn kaart doorstreept heeft, roept ‘bingo’ en wint het spel.

Page 20: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

20

Werken met zinnen uit een artikel

Variant 1

Kies een zin uit een artikel dat je vooraf samen gelezen en behandeld hebt. Laat de csn. per twee de zin herschrijven met hun eigen woorden. Opgelet: ze mogen andere woorden gebruiken, maar de betekenis moet dezelfde blijven. Loop rond, help en verbeter waar nodig. Laat vervolgens enkele duo’s hun zin voorlezen.

Variant 2

Kies een zin uit een artikel dat je vooraf samen gelezen en behandeld hebt. Lln. of csn. herschrijven de zin zo, dat die net het omgekeerde betekent.

Voorbeeld: Veel mensen eten insecten zonder dat ze het weten. • Veel mensen eten bewust insecten. • Veel mensen eten insecten en weten dat.

Variant 3

Geef een zin uit een artikel dat je nog niet behandelde. Laat de lln. of csn. in duo’s deze zin zelf in een artikel verwerken.

Opmerking: • Zorg voor zinnen die vragen bij hen oproepen (wie? wat? waar? wanneer? waarom? hoe? …) en waar ze meteen informatie bij kunnen verzinnen. • Geef eventueel meerdere zinnen, zodat de cursisten een ruime keuze hebben.

Voorbeelden: • Ze stapte daarom uit de regering. • Hun tenen groeien scheef. • Dan krijgen hun kinderen ook stress.

Eventueel geef je achteraf de tekst waarin de gedicteerde zin voorkwam.

Page 21: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

21

Digitaal lezen

(digitale WS of online krant)

Lezen gebeurt meer en meer op een scherm, en minder en minder op papier. Met de digitale Wablieft Start en de online krant kunnen je lln. of csn. ook digitaal lezen oefenen: op pc of tablet. Of open de digitale Wablieft Start op een e-reader of Smartboard.

Een paar werkvormen:

- De meeste mensen lezen niet onmiddellijk op een scherm. Ze scannen de tekst: ze bekijken titels en foto’s en beslissen dan of ze de tekst lezen. Laat je lln. of csn. 15 seconden kijken naar een artikel op een scherm.

Vraag hen daarna of ze de tekst willen lezen. Waarom wel? Waarom niet? Wie wil, leest daarna de hele tekst.(De tijd is afhankelijk van het leesniveau van je groep. Een vlotte lezer heeft maximaal vijf seconden nodig om te beslissen.)

- Heb je een digitaal schoolbord ter beschikking? Dan zijn er tal van mogelijkheden om te werken met de digitale artikels. Maar met een projector kom je ook al ver. Projecteer bijvoorbeeld een artikel op een whiteboard. Geef de groep rustig de tijd om het artikel te lezen. Laat daarna de lln. of csn. met whiteboardstift de woorden omcirkelen die ze niet begrijpen. Overloop de omcirkelde woorden in groep. Wie kan een omcirkeld woord uitleggen voor zijn klasgenoten? De cirkels rond woorden die uitgelegd en begrepen zijn, worden uitgeveegd. Blijven er nog omcirkelde woorden over? Zoek ze op in een woordenboek, of online.

digitaal

Page 22: in de klas - Wablieft...csn. rondlopen in de klas en naar de artikels kijken: ze mogen de artikels kort scannen. Ze krijgen drie minuten de tijd om bij één van de artikels te gaan

Wablieftkrant•tekstadvies•boeken

Kardinaal Mercierplein 1

2800 Mechelen

•www.wablieft.be

015 44 65 12