Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web...

39
NATUURWETENSCHAPPEN EERSTE GRAAD B + BVL LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS September 1997 LICAP – BRUSSEL D/1997/0279/037

Transcript of Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web...

Page 1: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

NATUURWETENSCHAPPENEERSTE GRAAD B + BVL

LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

September 1997LICAP – BRUSSEL D/1997/0279/037

Page 2: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

NATUURWETENSCHAPPENEERSTE GRAAD B + BVL

LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

LICAP – BRUSSEL D/1997/0279/037September 1997

Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair OnderwijsGuimardstraat 1, 1040 Brussel

Page 3: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

Inhoud

INLEIDING............................................................................................................................... 51.1 Toelatingsvoorwaarden voor 1B en BVL................................................................................................51.2 Kenmerken van de jongeren in 1B en BVL............................................................................................61.3 Start van een continuüm........................................................................................................................ 71.4 Consequenties naar de leraar in 1B en BVL..........................................................................................71.5 Beginsituatie voor het vak Natuurwetenschappen..................................................................................8

3 ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN...........................................9

4 LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN, PEDAGOGISCH- DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN......................................11

4.1 Leerplandoelstellingen die voor alle lessen gelden..............................................................................114.2 Ordeningsprincipes.............................................................................................................................. 124.3 Bouw van levende wezens................................................................................................................... 134.4 Voeding bij levende wezens................................................................................................................. 164.5 Ademhaling bij mens en zoogdier........................................................................................................184.6 Transport bij mens en zoogdier............................................................................................................194.7 Uitscheiding bij mens en zoogdier........................................................................................................204.8 De stofwisseling................................................................................................................................... 214.9 Voortplanting bij levende wezens.........................................................................................................214.10 Aggregatietoestanden..........................................................................................................................234.11 Vloeistoffen.......................................................................................................................................... 234.12 Warmte en temperatuur....................................................................................................................... 24

5 EVALUATIE...............................................................................................................25

6 UITRUSTING EN DIDACTISCHE MATERIAAL........................................................26

7 BIBLIOGRAFIE..........................................................................................................27

8 LIJST VAN DE ONTWIKKELINGSDOELEN.............................................................28

1ste graad B + BVL 3AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 4: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

INLEIDING

In de gemeenschappelijke basisvorming van het eerste leerjaar B en BVL zijn er twee uur Natuurwetenschappen. De basisvorming kan aangevuld worden met uren uit het keuzegedeelte.

Dit is een graadleerplan: in principe is er geen verdeling gemaakt tussen het eerste leerjaar B en het BVL. Bij de didactische wenken zijn er nochtans aanwijzingen hieromtrent te vinden. In de school zullen de leraren Natuurwetenschappen van de eerste graad overleggen wat in het eerste leerjaar B dan wel in het BVL aan bod komt, rekening houdend met

– de logische opbouw,

– de specifieke aard van de leerlingen van het eerste leerjaar B, respectievelijk van het BVL,

– de relatie met andere vakken, zowel AV als TV/PV,

– de actualiteit.

Verder is het goed om weten dat:

– de ontwikkelingsdoelen in de leerplandoelstellingen zijn opgenomen; 1 1

– doelstellingen en inhouden naast mekaar vermeld staan, zodat onmiddellijk duidelijk is met welke inhouden welke doelstellingen worden nagestreefd;

– de didactische wenken suggesties zijn om de doelstellingen te bereiken.

Leerplandoelstellingen en leerinhouden zijn beide voorwerp van controle door de inspectie. Voor de B-stroom betekent dit dat de school doelstellingen en inhouden bij elke leerling moet nastreven. Het resultaat van dit streven is evenwel geen voorwerp van controle.

In de B-stroom heeft de leraar de nodige vrijheid om, rekening houdend met de specifieke situatie waarin hij lesgeeft en in overleg met de directe collega's, een persoonlijke interpretatie hiervan te geven via zijn jaarplanning. In die zin is dit leerplan een streefplan.Immers, in 1B en BVL staat de leerling centraal en niet het leerplan dat slechts één van de vele middelen is om het algemeen opvoedingsdoel te bereiken.

1 BEGINSITUATIE

1.1 Toelatingsvoorwaarden voor 1B en BVL

Het eerste leerjaar B is bestemd voor leerlingen die behoefte hebben aan een aangepast onderwijs. Uit de toelatingsvoorwaarden valt af te leiden dat hiermee op de eerste plaats de leerlingen worden bedoeld die het 6de leerjaar van het gewoon lager onderwijs hetzij niet met vrucht, hetzij helemaal niet, hebben beëindigd. In het tweede geval moeten zij 12 jaar zijn uiterlijk op 31 december. Dit geldt ook voor de leerlingen uit het buitengewoon lager onderwijs.

1 1De ontwikkelingsdoelen zijn minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die van overheidswege voor dit vak bij de leerlingen moeten worden nagestreefd. Zij zijn opgenomen in punt 8, en (met verwijzing) aangeduid bij de leerplandoelstellingen.

1ste graad B + BVL 5AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 5: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

Sommige leerlingen hebben dus doorgaans een achterstand van één of meer leerjaren opgelopen. Na zeven, uitzonderlijk acht jaar lager onderwijs, is de jongere krachtens de leerplichtwet in ieder geval verplicht de stap naar het secundair onderwijs te zetten en dus de lagere school te verlaten vooraleer deze met succes te hebben doorlopen.

Tenslotte kunnen ook leerlingen die wèl een getuigschrift van basisonderwijs bezitten (behaald in het gewoon of buitengewoon onderwijs) zo nodig worden opgevangen in een eerste leerjaar B, maar dit pas met het uitdrukkelijk akkoord van de ouders, die vooraf dit advies van het PMS-centrum hebben ontvangen.

Elke leerling die een eerste leerjaar secundair onderwijs heeft gevolgd, mag in het BVL worden toegelaten. We vinden er zowat alle leerlingen van het eerste leerjaar B, samen met een grote instroom van leerlingen uit het eerste leerjaar A. Ook kunnen onder bepaalde voorwaarden leerlingen uit het Buitengewoon Secundair Onderwijs (BuSO), worden toegelaten.

1.2 Kenmerken van de jongeren in 1B en BVL

Reeds uit de toelatingsvoorwaarden blijkt dat de leerlingengroep in 1B zeer heterogeen kan zijn. De leerlingkenmerken bevestigen deze heterogeniteit.

Het is niet eenvoudig "de" eigenheid van deze leerlingen te omschrijven. De hierna vermelde kenmerken worden dan ook best met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd.

Zowat 1 op 10 leerlingen van het eerste leerjaar van de eerste graad zitten in 1B. Heel wat ouders hebben het moeilijk om hun kind naar 1B te zenden, waardoor een aantal leerzwakke of leervertraagde jongeren het secundair niet aanvat in 1B, maar in 1A. Daardoor ook is er in het BVL een grote instroom van leerlingen die geen goede resultaten behaalden in 1A. Deze leerlingen zijn doorgaans iets sterker voor schoolse prestaties dan leerlingen uit 1B, maar anderzijds kunnen ze gedesoriënteerd zijn door (nog eens) een negatieve schoolervaring. Ook daardoor vergroot de heterogeniteit in het BVL.

Kenmerken die gelden voor een grote groep van deze leerlingen

• Ze zijn gericht op het doen.Soms spreekt men van "gedragsintelligentie", d.w.z. ze leren al doende. Ze leren weinig van theoretische uiteenzettingen. Ze leren vooral van het handelen in concrete situaties. Vanuit dit handelen komen ze tot begripsvorming en abstractie.Dit betekent evenwel niet dat ze voor de uitoefening van hun beroepspraktijk meteen uitblinken in grote vaardigheid en nauwkeurigheid.

• Zij hebben vooral interesse voor het onmiddellijk bruikbare.Hun hele leefwereld, zowel binnen de onderwijstijd als daarbuiten, is afgestemd op onmiddellijke consumptie van wat zij als nuttig, als prettig ervaren. Ze zijn moeilijk te motiveren voor opdrachten die ze nu aanvatten en waarvan ze pas later resultaat zien. Dit verklaart ook waarom ze hun werk moeilijk kunnen plannen.

• Zij zijn doorgaans heel spontaan, impulsief en eerlijk.Hun reacties op hun eigen ervaringen zijn niet altijd beheerst. Tegelijk zijn ze meestal wel duidelijk en eerlijk in hun gevoelens.

• Ze zijn vaak aanhankelijk en dankbaar.Voor wie hen begrijpt, voor wie met hen op weg gaat, tonen ze duidelijk hun aanhankelijkheid en hun dankbaarheid.

• Hun intelligentie is eerder beperkt.Zij verwerken moeilijk grote leerstofgehelen. Memoriseren, verbanden leggen, besluiten trekken is niet eenvoudig. Transfer van het ene vak naar het andere, van geleerde leerstof naar praktische toepassing is niet vanzelfsprekend.

6 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 6: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

• Hun schoolverleden verliep niet vlot.Daardoor vertonen sommigen een aversie tegenover het schoolse leren. Hun moeilijk gedrag is er vaak een uiting van.

• Zij hebben een geringe verbale vaardigheid.Het onderwijs steunt traditioneel heel sterk op het verbale zodat leerlingen met een beperkte taalvaardigheid bijzondere moeilijkheden ervaren.

• De taakspanning en/of de taakgerichtheid is vaak klein.Als deze leerlingen aan opdrachten werken is het voor hen (èn voor de leraar) een hele klus om tot het einde vol te houden. Zeker wanneer moeilijkheden binnen de opdracht opduiken, haken ze gemakkelijk af.

• Hun oriëntering in tijd en ruimte is beperkt.Het onderwijs doet zeer veel beroep op begrippen en op vaardigheden in verband met tijd en ruimte. Leerlingen die hierbij minder goed functioneren, ervaren geregeld moeilijkheden. Het ontbreekt hen in het algemeen vaak aan goede en duidelijke structuren.

• Hun zelfvertrouwen is niet groot.Een aantal negatieve ervaringen hebben ervoor gezorgd dat de opgroeiende jongeren eerder weinig zelfbevestiging mochten ervaren. Zij voelen zich hierdoor vaak diep ongelukkig. Onbewust verlangen en streven ze naar bevestiging.

• Het vlot sociaal functioneren wordt bemoeilijkt door egocentrisme.Door gebrek aan zelfbevestiging, vaak samengaand met het niet voldoende kunnen relativeren van situaties, geven zij sterker dan andere jongeren van hun leeftijd, de indruk louter op zichzelf gericht te zijn.

• Sommigen missen een ondersteunende thuis.Doordat de ouders het te druk hebben, vroeger zelf problemen hebben gehad met het instituut ‘school’ of een te grote afstand tot de school ervaren, krijgen niet alle leerlingen de hulp en interesse die nodig zijn.

• Een deel van de leerlingen komt uit de minderbegunstigde sociale klasse. Zij dragen de kenmerken van deze cultuur, die in een aantal aspecten sterk verschillend is van de gewone schoolcultuur. Dit vermindert hun studiekansen.

1.3 Start van een continuüm

Belangrijk is dat de leraar in deze eerste leerjaren van het secundair onderwijs reeds oog heeft voor de ontwikkeling van een leerling die zich in de loop van de volgende 6 of 7 jaren ontwikkelt tot een jongvolwassene. Dit houdt in dat vanaf het eerste moment gestreefd wordt naar verzelfstandiging. Enkele concrete voorbeelden:

• de klasaankleding zal misschien aanvankelijk sterk bepaald zijn door de leraar. aar al snel worden leerlingen voor keuzes gesteld, wordt hun inbreng gevraagd, zullen zij mee mogen bepalen;

• het groepswerk krijgt reeds onmiddellijk kansen, maar de leraar zal voorzien dat er ook hier groei is (over gans het secundair onderwijs) van vrij sterk geleide taken naar meer open opdrachten.

Dit houdt ook in dat men van meet af aan werkt aan de vorming van de leerling tot weerbare, sociaal geëngageerde, actieve, arbeidsgerichte jongvolwassene die optimaal op de arbeidsmarkt kan functioneren en aan de samenleving kan participeren en dit vanuit een christelijk geïnspireerde levensvisie.Alle leerinhouden van dit leerplan, om het even of het om kennis, inzichten, vaardigheden, attitudes gaat, moeten gezien worden als middelen om deze doelen bij elke leerling na te streven.

1.4 Consequenties naar de leraar in 1B en BVL

De leraar in 1B en BVL kiest voor een didactiek aangepast aan deze leerlingen.

1ste graad B + BVL 7AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 7: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

De leraar zal zich voortdurend willen nascholen, teneinde zijn deskundigheid verder te verhogen: via lectuur, gesprekken over pedagogisch-didactische onderwerpen, systematische nascholing ...

De leraar wil samenwerken met collega's teneinde de vorming en de begeleiding van de leerlingen te optimaliseren.

De didactische aanpak in de lessen gaat uit van het leerlingenprofiel. Daarom zal de leraar:

– de leerlingen leren kennen en aanvaarden om begeleidend en onderwijzend met hen op weg te gaan;

– haalbare en duidelijke doelen bij onderwijs en begeleiding vooropstellen;

– eenvoudige, voor de leerlingen begrijpbare taal hanteren;

– lesstrategieën aanwenden die uitgaan van de beginsituatie van de leerlingen;

– de lesbetrokkenheid van de leerlingen alle kansen geven;

– goede studiegewoonten stimuleren die deze leerlingen ten dienste kunnen staan;

– aanzetten geven tot het zelfstandig verwerken van de leerstof aangepast aan deze leerlingen: in de eerste plaats in de klas zelf, eventueel ook thuis;

– zorgen voor aangepaste didactische uitrusting.

De leraar zal ook inzicht hebben in de huidige maatschappelijke gegevenheid. Daarom zal hij:

– de cognitieve doelen kritisch bevragen en ruim tijd vrijmaken voor het realiseren van vaardigheden en attitudes;

– voorrang geven aan leerstrategieën meer dan aan de oplossingen;

– structuren en duidingen bespreekbaar stellen en voorleven;

– streven naar een positieve spiritualiteit ten aanzien van het leven (het individuele, het sociale en het beroepsleven);

– de leerlingen in contact brengen met zinvolle sociaalgerichte mogelijkheden van engagement, en met mogelijkheden tot persoonlijke verrijking.

1.5 Beginsituatie voor het vak Natuurwetenschappen

1.5.1 Verticale coördinatie

In de eerste graad vertrekt men van de voorkennis van de leerlingen in de basisschool. Via wereldoriëntatie leren kinderen in het basisonderwijs over Mens en Natuur. Zij leren genieten van het aanwezig zijn in de natuur, beleven en ervaren de natuur op verschillende manieren. Het onderricht werkt sterk ervaringsgericht en exemplarisch. Zij leren verschillende levensgemeenschappen herkennen en benoemen veel voorkomende dieren en planten. Gelijkenissen en verschillen leren zij reeds verwoorden, terwijl een aantal basisbegrippen over de bouw, ordening, organen, stelsels ... benoemd worden en op een eenvoudige manier verklaard. Zij leren ervaren dat planten en dieren zich op een of andere manier ontwikkelen en voortplanten. In de zorg om de eigen gezondheid worden goede leefgewoonten bijgebracht en ervaren. Men poogt ongevallen en ziektes te leren herkennen, te leren verzorgen en te verminderen. Hulp bieden wordt aangeleerd. In relatie met dier en plant wordt hen geleerd dat behoud noodzakelijk is om de kringloop in stand te houden, in onderlinge afhankelijkheid en respect.

Milieueducatie wordt ontwikkeld door het bijbrengen van milieuervaring, -verwondering, -beschrijving, inzicht en praktische medewerking aan verbetering. Al deze fundamenten kunnen verder uitgebouwd, verfijnd, verdiept en uitgebreid worden in de eerste graad van het secundair onderwijs. Hier blijft het onderricht ervaringsgericht maar wordt structureel en systematisch opgebouwd.

8 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 8: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

1.5.2 Horizontale coördinatie

Bij het uitschrijven van het leerplan natuurwetenschappen B werd rekening gehouden met het tijdstip waarop de leerinhouden in biologie A aan bod komen.Belangrijk blijft bij de overgang van 1A-leerlingen naar 1B of BVL het doornemen van de reeds gevolgde thema’s zodat elke leerling belangrijke informatie ontvangt (bv. de voortplanting).

De vakoverschrijdende thema’s milieueducatie en gezondheidseducatie komen aan bod binnen het vakgebied van natuurwetenschappen/fysica/biologie/wetenschappelijk werk.

In deze vakken worden de fundamenten gelegd van de basiskennis. De realisatie van alle geformuleerde doelstellingen van beide vakoverschrijdende thema’s zal een zaak worden voor de hele school.

Werken aan de school als model voor milieu- en gezondheidseducatie fungeert als voorbeeldfunctie voor leerlingen en zal, meer nog dan in theoretische lessen de beoogde mentaliteitsverandering bevorderen.

2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN

• Eenvoudige verschijnselen uit de leefomgeving waarnemen, benoemen, ordenen, ontleden en verklaren, om dagelijkse situaties te begrijpen.

• Vaardigheden ontwikkelen om op een adequate manier op deze dagelijkse situaties te kunnen reageren.

• Inzicht hebben in biologische verbanden en de eigen biologische ontwikkeling begrijpen.

• Verantwoordelijkheidszin hebben tegenover levende wezens, het leefmilieu, de eigen gezondheid en die van anderen.

• Inzien dat verantwoord handelen van het individu als lid van de maatschappij noodzakelijk is voor het behoud van het milieu, voor het behoud van gezondheid en het uiteindelijk instandhouden van de soort.

• De verworven kennis en inzichten toepassen in het dagelijks leven.

3 ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN

• Een school wil haar leerlingen méér meegeven dan louter vakkennis. Haar intentieverklaring in dit verband is te vinden in het opvoedingsproject, waarin ook waardeopvoeding en christelijke duiding zijn opgenomen.Een vakleraar in een school van het katholieke net zal geen ander Engels, geen andere wiskunde geven dan zijn collega’s. Wel heeft hij de taak om, waar de kans zich voordoet, naar het opvoedingsproject of een aspect daarvan te refereren. Als (mede)drager van het christelijk opvoedingsproject is hij alert voor elke kans die het school- en klasgebeuren biedt om de diepere dimensie aan te reiken. Vele vakken bieden op een of andere manier kansen daartoe. Hoe meer de leraar de leerlingen persoonlijk kent, hoe meer hij zal aanvoelen wanneer er openheid is om met de leerlingen door te stoten naar zins- en zijnsvragen.

• Het is noodzakelijk in samenspraak met de betrokken collega's van de eerste graad een planning op te maken voor de twee jaren samen. Hierbij dient men rekening te houden met de leerinhouden biologie/natuurwetenschappen van het eerste leerjaar A èn het tweede leerjaar. Daarom is het aangewezen het hoofdstuk 'voorplanting bij levende wezens' in het BVL te behandelen. 'Vloeistoffen' wordt best in het eerste leerjaar geplaatst: indien men deze inhouden behandelt binnen een thema 'Water', kunnen de lessen aansluiten bij het vak Mavo, dat dit onderwerp ook behandelt.

1ste graad B + BVL 9AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 9: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

Voorstel van spreiding:1B:• ordening van levende wezens,• bouw van levende wezens,• voeding van levende wezens,• aggregatietoestanden,• vloeistoffen.

BVL:• ademhaling bij mens en zoogdier,• transport bij mens en zoogdier,• uitscheiding bij mens en zoogdier,• de stofwisseling (synthese),• voortplanting bij levende wezens,• warmte en temperatuur.

• De leerinhouden betreffende niet-levende natuur worden best behandeld in thema's.

• Wegens het verschillende studie- en motivatiepeil van de leerlingen is bij het uitschrijven van de ontwikkelingsdoelen onderscheid gemaakt tussen basis en uitbreiding (aangegeven met U).De basisleerstof zal voldoende eenvoudig gehouden worden, zodat alle leerlingen ze begrijpen en kunnen verwerken. De uitbreidingsdoelstellingen en -leerinhouden kunnen worden gebruikt waar men aan binnenklasdifferentiatie doet. Ze worden vooral via taken en opdrachten behandeld. Bij de evaluatie kan hier dan vanzelfsprekend ook rekening mee gehouden worden.Voor leerinhouden die ook aan bod komen in andere vakken is een afspraak met de betrokken leraar noodzakelijk. In de didactische wenken vindt u specifieke voorbeelden hiervan.

• Het onderwijs in de natuurwetenschappen moet aanschouwelijk zijn. De directe waarneming is het vertrekpunt voor het denken. Leraren moeten hier zeker aanknopen bij de aandacht van leerlingen voor al wat er in de onmiddellijke omgeving gebeurt en bij hun gevoeligheid voor het eigen lichaam en de daarbijbehorende innerlijke groei naar zelfstandigheid.Door aan te knopen bij de eigen ervaring van leerlingen, kan de leraar ook de spontane belangstelling voor de natuurverschijnselen verder ontwikkelen, verruimen, verfijnen en verdiepen. Hij doet dit via ontdekkende en onderzoekende activiteiten waarbinnen leerlingen de kans krijgen zelf te ontdekken, te ervaren, te exploreren en al spelend te onderzoeken.De lessen natuurwetenschappen vertrekken van de tastbare werkelijkheid om zo te komen tot een probleemstelling. Proeven gebeuren met eenvoudig materiaal en worden in de klas zelf opgebouwd en zo mogelijk door de leerlingen zelf uitgevoerd. Modellen, dia's, film, bordschetsen, en dergelijke worden gebruikt waar rechtstreekse waarnemingen onmogelijk zijn.

• Bij het onderwijs in de natuurwetenschappen streeft men naar een zo groot mogelijke zelfactiviteit van de leerlingen: zelf waarnemen, zelf experimenteren, zelf denken.Men begint de les meestal met een observatie van de werkelijkheid rondom de leerling. De leerlingen worden gestimuleerd om te proberen eenvoudige verschijnselen zelf te verklaren.Men mag de leerlingen zeker niet verleiden tot "raden" maar wel tot "vermoeden". Deze vermoedens kunnen dan getoetst worden door het uitvoeren van een proef. Naast de demonstratieproef door de leraar is de leerlingenproef gewenst.De proef is dus niet het uitgangspunt, maar wel het knooppunt van de les, waarin een vermoeden wordt bevestigd of weerlegd.

• Zeker in 1B en BVL is bij het gebruik van invulbladen/schriften een duidelijke bladopmaak (lay-out) gewenst. Groot lettertype, geschikte bladspiegel, vetgedrukte steekwoorden, voldoende ruimte om in te vullen, afwisseling in werkvormen, het zijn evenveel middelen die de aandacht van onze leerlingen gaande houden.Het gebruik en het laten formuleren van lange en ingewikkelde zinnen (voorbeeld: de wet van Archimedes) veroorzaakt verwarring, daar waar leerlingen al moeite hebben met taal. Een voorgeformuleerde zin met in te vullen hoofdbegrippen lost veel op.

• Bij het uitschrijven van het leerplan werd uitgegaan van de decretaal voorgeschreven ontwikkelingsdoelen, die bij alle leerlingen moeten worden nagstreefd. U vindt het desbetreffende nummer van de ontwikkelingsdoelen telkens tussen haakjes naast de leerplandoelstellingen waarin ze verwerkt zijn.Het nummer bij de didactische wenken verwijst naar de overeenkomstige leerplandoelstelling.

10 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 10: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

In de pedagogisch-didactische wenken wordt verwezen naar de vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen. Hier gebruikt men volgende afkortingen:- leren leren: LELE- gezondheidseducatie: GEED- milieueducatie: MIED

In het vak Natuurwetenschappen kan, met name voor de vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen milieueducatie en gezondheidseducatie, een basis worden gelegd waarop de schoolwerking rond die thema's kan worden geënt.

• De leraar in 1B en BVL kiest voor een didactiek aangepast aan deze leerlingen.De leraar zal zich voortdurend willen nascholen, teneinde zijn deskundigheid verder te verhogen: via lectuur, gesprekken over pedagogisch-didactische onderwerpen, systematische nascholing ...De leraar wil samenwerken met collega's teneinde de vorming en de begeleiding van de leerlingen te optimaliseren.

De didactische aanpak in de lessen gaat uit van het leerlingenprofiel. Daarom zal de leraar:

de leerlingen leren kennen en aanvaarden om begeleidend en onderwijzend met hen op weg te gaan;

haalbare en duidelijke doelen bij onderwijs en begeleiding vooropstellen;

eenvoudige, voor de leerlingen begrijpbare taal gebruiken: mondeling in de les, schriftelijk in leerlingennotities, bij evaluatiemomenten ...;

lesstrategieën aanwenden die uitgaan van de beginsituatie van de leerlingen;

de lesbetrokkenheid van de leerlingen alle kansen geven;

goede studiegewoonten stimuleren die deze leerlingen ten dienste kunnen staan;

aanzetten geven tot het zelfstandig verwerken van de leerstof, in de eerste plaats in de klas zelf, aangepast aan deze leerlingen; eventueel ook aanzetten geven voor het zelfstandig werken thuis;

zorgen voor aangepaste didactische uitrusting;

nestwarmte laten ervaren.

De leraar zal ook inzicht hebben in de huidige maatschappelijke gegevenheid.

Daarom zal hij:

de cognitieve doelen kritisch bevragen en ruim tijd vrijmaken voor het realiseren van vaardigheden en attitudes;

voorrang geven aan leerstrategieën meer dan aan de oplossingen;

structuren en duidingen bespreekbaar stellen binnen de lessen en binnen het schoolleven, en deze vooral voorleven;

streven naar een positieve spiritualiteit ten aanzien van het leven (het individuele leven, het sociale leven, het beroepsleven);

de leerlingen in contact brengen met zinvolle sociaal gerichte mogelijkheden van engagement, en met mogelijkheden tot persoonlijke verrijking.

In 1B en BVL neemt remediërend werken (zeker voor taal en rekenen) een belangrijk deel van de onderwijstijd in. Leefstijl en relationele vorming krijgen een systematische plaats. Beroepeninformatie komt aan bod. Succeservaring staat in de didactiek en in de evaluatie centraal. Project- en/of thematisch onderwijs loopt/lopen als een rode draad doorheen het didactisch gebeuren.

4 LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN, PEDAGO-GISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN

1ste graad B + BVL 11AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 11: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

In de leerplandoelstellingen, die voor alle leerlingen moeten nagestreefd worden, zijn de ontwikkelingsdoelen opgenomen. Het nummer tussen haakjes, na een leerplandoelstelling, verwijst naar het betreffende ontwikkelingsdoel.

4.1 Leerplandoelstellingen die voor alle lessen gelden

Bepaalde leerplandoelstellingen beogen vaardigheden die fundamenteel zijn voor de studie van het vak Natuurwetenschappen. We groeperen ze hier vooraf om er extra de aandacht op te vestigen. De leraar moet ze in elke les integreren. Bepaalde leerinhouden lenen zich meer dan andere tot het werken aan bedoelde vaardigheden; daarom zullen we ze, waar relevant, herhalen.

– Gericht waarnemen met alle zintuigen (1).

– De correcte vakterminologie gebruiken voor het benoemen van begrippen (2).

– Verbanden leggen tussen twee waargenomen verschijnselen (3).

– Een zelf waargenomen natuurlijk verschijnsel via een eenvoudige proef aan een hypothese toetsen (4).

– Metingen uitvoeren met een afgesproken nauwkeurigheid (5).

– Bij het uitvoeren van proeven adequate instrumenten kiezen en hanteren (6).

LEVENDE NATUUR

4.2 Ordeningsprincipes

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

1 In een beperkte verzameling van mensen, dieren en planten gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een ordening kunnen aanbrengen. (7)

Eenvoudige ordeningsprincipes

2 Het begrip 'criterium' 02Enkele veel voorkomende planten en dieren uit de eigen omgeving aan de hand van eenvoudige hulpmiddelen herkennen en benoemen. (8)

Eenvoudige indeling van organismen binnen een biotoop

3 Gericht waarnemen met alle zintuigen. (1)

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen aantal lestijden: ± 4

1 Om het ordeningsprincipe aan te brengen laat men de leerlingen zelf een aantal dingen ordenen: figuren, boeken, planten, klasgenoten, enz. Het is de bedoeling de leerlingen te laten inzien dat een blijvende indeling slechts kan worden gemaakt op basis van criteria (normen) die algemeen geldend zijn. Men laat de leerlingen ontdekken dat kenmerken zoals kleur, grootte, materiaal en dergelijke

12 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 12: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

niet geschikt zijn, omdat ze aan veranderingen onderhevig zijn. Andere kenmerken zoals vorm, levend/niet-levend, plant/dier, en dergelijke zijn wel bruikbaar.

2 Om de leerlingen interesse bij te brengen voor de studie van plant en dier, is terreinwerk onmisbaar. Men blijft zo mogelijk in de directe omgeving van de school: speelplaats, tuin, park of bos. Tijdens dit terreinwerk kan men de nodige gegevens en didactisch materiaal verzamelen voor de lessen die volgen. Bovendien kan men ook hier reeds een eenvoudige ordening maken, bijvoorbeeld wanneer men de verschillende etages van het bos bekijkt: boomlaag, struiklaag, kruidlaag, moslaag. Voorbeelden: houtachtig/kruidachtig, struik/boom, loofboom/naaldboom, zaadplant/sporenplant, zwammen, dieren.

4.3 Bouw van levende wezens

4.3.1 Macroscopische studie

4.3.1.1 Bouw van zaadplanten

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

4 De delen van een plant herkennen, aanduiden en benoemen.

Macroscopische studie van de zaadplant:- delen van de zaadplant (algemeen)- de stengel:

⋅ delen, kenmerken⋅ functie (U)

- het blad: ⋅ delen, kenmerken⋅ functie (U) ⋅ indeling van bladeren volgens één criterium

(bv. nervatuur, bladinsnijdingen)- de wortel:

⋅ delen, kenmerken⋅ functie (U)⋅ hoofdwortel/zijwortel - bijwortel (U)

- de bloem: ⋅ delen⋅ functie

5 Met behulp van eenvoudige hulpmiddelen enkele veel voorkomende planten uit eigen omgeving herkennen en benoemen. (8)

Gebruik van bijvoorbeeld een dichotomische tabel, een naamzoeklijst, een determineertabel enzovoort

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen aantal lestijden: ± 6

Bij het samenstellen van een jaarplan moet men rekening houden met de seizoenen; zo zal men 'de bloem' niet behandelen tijdens de winter, maar in het voorjaar of in het najaar.

4 - Ook in de klas gebeurt de observatie van de delen van een plant bij planten uit de omgeving. Modellen en schetsen worden enkel gebruikt voor het vastzetten en herhalen van de leerstof.

- De functie(s) van de delen van een plant kunnen door de leerlingen zelf ontdekt worden tijdens begeleide leerlingenproeven en observaties. Gebruik bij voorkeur planten uit de eigen omgeving.

1ste graad B + BVL 13AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 13: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

- Bij het bestuderen van de verschillende delen van een plant (wortel, stengel, blad, bloem) beperkt men zich in elk geval tot de hoofdzaken.Ook de terminologie moet zo eenvoudig mogelijk gehouden worden en moet functioneel zijn: alléén die termen die later nog zullen worden gebruikt, moeten worden aangebracht. De methode waarmee de leerinhouden worden aangebracht moet daar uiteraard aan aangepast zijn: zo moeten de leerlingen bijvoorbeeld niet zelf een tekening kunnen maken of de benamingen opsommen, maar kunnen ze de opdracht krijgen de juiste begrippen op een tekening aan te brengen.Het uiteindelijke doel van dit onderdeel is planten kunnen herkennen en benoemen, gebruikmakend van een eenvoudig hulpmiddel.

- Bij de indeling van bladeren is het enkel de bedoeling de leerlingen te doen beseffen dat kenmerken zoals bladrand, nervatuur, bladvorm en dergelijke, bruikbaar zijn voor het herkennen en ordenen van planten. Bij de verdere verwerking kan men exemplarisch één kenmerk, bijvoorbeeld de bladrand, uitdiepen. Ook hier blijft men er rekening mee houden dat het één van de vele criteria is om een ordening aan te brengen.

- Bij de studie van de functie van de bloem(delen) volstaat het te verwijzen naar de delen met een beschermende functie en de delen die een rol spelen bij de voortplanting.

5 Bij het samenstellen van een dichotomische tabel wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van voorbeelden van bomen en struiken uit de eigen omgeving en van het materiaal dat men verzameld heeft tijdens de excursie bij het begin van het schooljaar.

4.3.1.2 Bouw van zoogdier en mens

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

6 De correcte vakterminologie gebruiken. (2)

7 Gericht waarnemen met alle zintuigen. (1)

8 De delen van een zoogdier en een mens herkennen, aanduiden en benoemen. (12)

Uitwendige bouw: kop, romp, ledematen.Inwendige bouw: organen en stelsels (dissectie van bv. een konijn)

9 De voornaamste delen van het geraamte herkennen, aanduiden en benoemen.

Geraamte:- functie van het geraamte- bouw van een been- de voornaamste beenderen (U)- vorm van de beenderen (U)Gewricht

10 Aan de hand van voorbeelden het effect van bepaalde houdingen op de goede ontwikkeling van het geraamte illustreren. (14)

Hygiëne van het geraamte

11 De bouw en de werking van de spieren omschrijven.

Spieren:- bouw (macroscopisch)- werking- soorten (U)

12 Aan de hand van voorbeelden het effect van bepaalde houdingen en bewegingen op de goede ontwikkeling van het spierstelsel illustreren. (14)

Hygiëne van het spierstelsel

13 Kenmerken van zoogdieren aangeven waaruit Structuuraanpassingen bij zoogdieren

14 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 14: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

blijkt dat deze zijn aangepast aan hun omgeving. (9)

14 Verbanden leggen tussen twee waargenomen verschijnselen. (3)

Vergelijking mens-zoogdier

15 Voorbeelden geven van toepassingen van biologische kennis in het dagelijks leven. (19)

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen aantal lestijden: ± 10

8 - Via geleide observaties bij dieren uit de omgeving, bv. een konijn, kunnen de leerlingen zelf veel begrippen en functies ontdekken die ze nodig hebben bij de studie van de bouw van zoogdier en mens.

- De dissectie wordt uitgevoerd door de leraar. Hiervoor kunnen twee opeenvolgende lesuren wenselijk zijn. De leerlingen worden actief betrokken bij de dissectie door concrete vraagstelling en goed geleide waarnemingen. Ook hier zijn modellen en schetsen aangewezen om de leerstof vast te zetten.

09-12 - De bouw, functie en werking van het geraamte en spierstelsel worden enkel behandeld met het oog op leerplandoelstelling 12 (ontwikkelingsdoel 14): een goede hygiëne van ons geraamte en spierstelsel.

- Het is aan te raden om voorbeelden te geven van houdingen en spierbewegingen die eigen zijn aan de leeftijd van de leerlingen en het beroep dat ze later zouden willen uitoefenen (ergonomie, sport en gezondheid).

Hier kan de leraar aanknopen bij de vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen met betrekking tot gezondheidseducatie en de leerlingen een goede sta- en zithouding laten demonstreren. Ze kunnen ook voorbeelden geven van mogelijke klachten die optreden bij verkeerde bewegingen en houdingen (GEED 14).

Laat de leerlingen ook het belang inzien van een evenwichtige tijdsbesteding van (school)werk, rust, ontspanning, beweging en de invloed ervan op de lichaamsconditie (GEED 15).

Daar waar de gelegenheid zich voordoet zal ruime aandacht besteed worden aan studietips voor de verwerking van de leerstof (LELE 1 t/m 13).

4.3.1.3 Bouw van andere gewervelde dieren (U)

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

16 De verschillende klassen van de gewervelde dieren herkennen en benoemen. (U)

Vissen, amfibieën, reptielen, vogels, zoogdieren

DIDACTISCHE WENKEN

16 Wie tijd kan maken voor de studie van andere klassen van gewervelde dieren, gaat daarvoor bij voorkeur uit van een studiebezoek aan de zoo.

1ste graad B + BVL 15AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 15: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

4.3.2 Microscopische studie

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

17 Cellen, weefsels, organen en stelsels herkennen en benoemen. (12)

Microscopische studie: delen van de cel; verband cel, weefsel, orgaan en stelsel

DIDACTISCHE WENKEN

17 - Voor de microscopische observaties maakt de leraar zelf duidelijke en eenvoudige preparaten (bijvoorbeeld: dekweefsel van de rok van een ui, helmdraadhaar van eendagsbloem, doorsnede van stengel en wortel). Hierop kunnen de leerlingen via geleide waarnemingen de cellen en weefsels herkennen en benoemen.

- Bij de microscopische studie is het enkel de bedoeling de leerlingen te leren dat er cellen, weefsels, organen en stelsels bestaan en wat de onderlinge samenhang ervan is. Een uitgebreide studie is hier dus niet aangewezen.

4.3.3 Ordening van levende wezens

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

18 Enkele veel voorkomende planten en dieren uit eigen omgeving aan de hand van eenvoudige hulpmiddelen herkennen en benoemen. (8)

19 In een beperkte verzameling van mensen, dieren en planten gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een ordening aanbrengen. (7)

Bijvoorbeeld dichotomische tabel, naamzoeklijst, determineertabel enzovoort

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen lestijden: ± 2

18-19 Hier kan men het ordeningsprincipe dat eerder is aangeleerd, toepassen. Bij het samenstellen van bijvoorbeeld een dichotomische tabel wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van voorbeelden van bomen, struiken, andere planten en dieren uit de eigen omgeving of maakt men gebruik van het materiaal dat men verzameld heeft tijdens de excursie bij het begin van het schooljaar. Wie een bezoek gebracht heeft aan de zoo, kan de daar verzamelde informatie ook gebruiken.

4.4 Voeding bij levende wezens

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

4.4.1 Voeding20 Een indeling geven van dieren naargelang van

de aard van hun voedsel.Vleeseter, planteneter, alleseter

16 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 16: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

21 Een onderscheid maken tussen voedingsmiddelen, voedingsbestanddelen en/of voedingsstof.

De begrippen voedingsmiddel, voedingsbestanddeel en/of voedingsstof

22 Een voedingsmiddelentabel raadplegen. Voedingsmiddelentabellen

23 Een aantal voedingsbestanddelen kunnen opnoemen en opsporen.

Sachariden, vetten, water, eiwit

24 Bij het uitvoeren van proeven adequate instrumenten kiezen en hanteren. (6)

Functie van voedingsbestanddelen: bouwstoffen, brandstoffen, beschermstoffen

25 Omschrijven wat gezonde, evenwichtige voeding betekent.

Gezonde en evenwichtige voedingVoedselbehoefte, rekening houdend met activiteit, geslacht en leeftijdMaaltijdschijf

4.4.2 Vertering bij mens en zoogdier26 Belangrijke organen van de mens voor de

voeding lokaliseren, benoemen en op een eenvoudige manier uitleggen welk verband er bestaat tussen de bouw en de functie ervan. (12)

Noodzaak van verteringWeg die het voedsel doorloopt tijdens de vertering: mond, gebit, slokdarm, maag ...De functie van de organen in het verkleinen en afbreken van het voedsel

27 De correcte vakterminologie gebruiken voor het benoemen van begrippen. (2)

28 Bij organismen uit eigen omgeving kenmerken aangeven waaruit blijkt dat deze aangepast zijn aan hun omgeving. (9)

Structuuraanpassingen van het spijsverteringsstelsel bij vleeseters, alleseters, planteneters

29 Verbanden leggen tussen twee waargenomen verschijnselen. (3)

30 Voorbeelden geven van toepassingen van biologische kennis in het dagelijks leven. (19)

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen aantal lestijden: ± 10

23 Het aantonen en opsporen van voedingsbestanddelen en/of voedingsstoffen wordt geen chemieles. Het proefondervindelijk vaststellen kan door de leerlingen zelf uitgevoerd worden met eenvoudige herkenningsmiddelen: voor zetmeel met lugoloplossing, voor druivensuiker met clinistix, voor eiwit met albustix, voor water met kobaltdichloridepapier en voor vet met poreus papier.Men kan bijvoorbeeld de leerlingen zelf voedingsmiddelen laten meebrengen, zoals brood, appels, kaas ... waarmee ze individueel of in groepjes het onderzoek uitvoeren.

25 Voor het gebruik van de maaltijdschijf maakt men best vooraf afspraken met de leraar TO.In verband met ‘tips voor een verantwoorde voeding’ vermeldt men best praktische tips. Ook kan men hier verwijzen naar de etikettering van de voedingsmiddelen. Men kan de leerlingen laten kennismaken met de lijst van de additieven (kleurstoffen, bewaarmiddelen e.d.).

26-30 De lessen over voeding zijn een ideale gelegenheid om aan gezondheidseducatie te doen. Een bezoek aan de tandarts, het raadplegen van het MST (Medisch Schooltoezicht), het uitwerken van een projectweek doet de leerstof meer aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen. (GEED 2, 3, 4)

1ste graad B + BVL 17AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 17: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

Bij het bestuderen van de verschillende bewerkingen die het voedsel ondergaat tijdens de vertering 'beperken' we ons bewust tot 'waar wordt wat verteerd?'. Ook de experimenten die worden uitgevoerd, moeten eenvoudig zijn: bijvoorbeeld na langdurig kauwen smaakt brood zoeter; zure oprispingen kan men in verband brengen met maagsap.

4.4.3 Voeding bij zaadplanten

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

31 Omschrijven wat fotosynthese bij groene planten inhoudt.

Fotosynthese:- opname van water en opgeloste stoffen- vorming van zetmeel, afgifte van zuurstofgas

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen aantal lestijden: ± 1

31 De les 'fotosynthese' moet gezien worden met het oog op de groene plant als opbouwer van energierijke stoffen en met het oog op haar plaats in de voedselkringloop. Vandaar dat dit onderwerp zo eenvoudig mogelijk moet worden benaderd.

4.4.4 Biologisch evenwicht

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

32 Voorbeelden geven van voedselrelaties uit eigen omgeving. (10)

Voedselrelaties: voedselketen, voedselnet, voedselkringloop, voedselpiramide

33 Met voorbeelden aantonen dat de mens het biologisch evenwicht kan beïnvloeden. (11)

Verstorend, herstellend en beschermend optreden

34 Voorbeelden geven van toepassingen van biologische kennis in het dagelijks leven. (19)

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen lestijden: ± 4

33 De lessen over 'natuurbeleving', 'biologisch evenwicht' en 'ingrijpen in het biologisch evenwicht door de mens' kunnen de aanzet vormen tot het uitwerken van een project rond milieueducatie (MIED 4, 5, 6).De leerlingen laten inzien dat 'het ingrijpen in het biologisch evenwicht' zowel negatief als positief kan zijn, verstorend of herstellend. Door een gezonde, milieubewuste houding kunnen de negatieve effecten op de natuur weggewerkt worden. Zo kan opnieuw een leefbare omgeving ontstaan voor iedereen.

4.5 Ademhaling bij mens en zoogdier

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

35 Met eigen woorden omschrijven wat ademen is. In- en uitademen

18 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 18: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

36 Met eenvoudige instrumenten en met een afgesproken nauwkeurigheid het ademvolume kunnen meten. (5)

Ademritme, ademvolume

37 De verschillen tussen in- en uitgeademde lucht kunnen aantonen.

Verschillen tussen in- en uitgeademde lucht: gehalte aan zuurstofgas, koolstofdioxide en waterdamp, temperatuurverschil

38 Belangrijke organen van de mens voor de ademhaling lokaliseren, benoemen en op een eenvoudige manier uitleggen welk verband er bestaat tussen de bouw en de functie ervan. (12)

Bouw van het ademhalingsstelsel: dissectie van luchtpijp en longen

39 Ademhaling omschrijven als gaswisseling. Ademhaling als gaswisseling: tussen longen en bloed, tussen lichaamscellen en bloedBorst- en buikademhaling (U)Betekenis van ademhaling

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen lestijden: ± 10

35 In- en uitademen en ademritme wordt door de leerlingen bij henzelf vastgesteld.

36 Het ademvolume bij een gewone en een diepe ademhaling moet proefondervindelijk worden vastgesteld.Hiervoor kan eenvoudig materiaal worden gehanteerd, bijvoorbeeld een omgekeerde plastic bus in een waterbad. Men moet de leerlingen er echter op attent maken dat de nauwkeurigheid van dergelijke proeven niet dezelfde is als in ideale laboratoriumomstandigheden.

37 Het verschil tussen in- en uitgeademde lucht moet op een eenvoudige manier proefondervindelijk worden vastgesteld: voor zuurstofgas met brandende kaars, voor koolstofdioxide met helder kalkwater, voor waterdamp uitademen tegen een koud raam, voor temperatuurverschil uitademen tegen de hand.

38 Om de bouw van de longen te verduidelijken wordt een dissectie van een volledige varkenslong uitgevoerd. Daarbij wordt er vooral gelet op de kenmerken die de gaswisseling tussen bloed en lucht mogelijk maken. Om de ligging van de longen in de borstkas en ten overstaan van andere organen te verduidelijken is het raadzaam om longen te gebruiken waaraan de luchtpijp, strottenhoofd en hart aanwezig zijn.

Bij dit onderwerp dient er aandacht besteed te worden aan een "gezonde levenshouding", onder andere verluchting van lokaal, luchtvochtigheid, rookgedrag, allergieën, hyperventilatie ... (GEED 1, 2, 3) en (MIED 5, 7)

4.6 Transport bij mens en zoogdier

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

40 Samenstelling van het bloed geven en de functie van elk samenstellend deel kunnen omschrijven.

Samenstelling van het bloed: bloedplasma, bloedlichaampjesFuncties van de samenstellende delen van het bloed

41 Belangrijke organen van de mens voor transport Het hart: ligging, bouw, werking en functie

1ste graad B + BVL 19AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 19: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

lokaliseren en benoemen en op een eenvoudige manier kunnen uitleggen welk verband er bestaat tussen de bouw en de functie van die organen. (12)

De bloedvaten: soorten, bouw en functieDe bloedsomloop: delen en functie van de grote en kleine bloedsomloop

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen lestijden: ± 10

40 - Voor de studie van het bloed is het aan te raden te zorgen voor vers gestold en on-gestold bloed.

- Met behulp van de bekende herkenningsmiddelen (albustix en clinistix) wordt de samenstelling van plasma/serum onderzocht en wordt het verband gelegd met de voedingsstoffen die in de darm worden opgenomen. Hierbij wordt enkel de aanwezigheid van glucose en eiwitten aangetoond.

- Nadat men deze opgeloste vaste stoffen heeft bestudeerd, laat men de leerlingen proefondervindelijk vaststellen (via kleurverandering: helderrood, donkerrood) dat bloed ook gassen transporteert.

- De verschillende bloedlichaampjes kun je microscopisch laten waarnemen via een handelspreparaat ofwel door gebruik te maken van een microdia.

41 - Bij de bespreking van het hart doet men best een dissectie van een varkenshart. Het hanteren van een model en/of schema is hier ook belangrijk voor het vastzetten van de leerstof.

- Gebruik een zeer eenvoudige schematische voorstelling voor het aanbrengen van de bloedsomloop. Deze voorstelling kan stapsgewijze met de leerlingen opgebouwd worden.

Bij dit onderwerp dient er aandacht geschonken te worden aan een "gezonde levenshouding", onder andere rust, rusthouding, voeding ... (GEED 1, 4, 11, 15)Deze lessenreeks biedt de mogelijkheid om de leerlingen te wijzen op het belang van de kennis van EHBO (Jeugd-Rode Kruis) en het nut van bloed geven.

4.7 Uitscheiding bij mens en zoogdier

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

42 Belangrijke organen van de mens voor uitscheiding lokaliseren en benoemen en op een eenvoudige manier uitleggen welk verband er bestaat tussen de bouw en de functie ervan. (12, 15)

Uitscheidingsorganen: huid (bouw en functie), nieren (bouw en functie), longen (bouw en functie), lever Uitscheidingsproducten Hygiëne van de huid

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen lestijden: ± 4

20 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 20: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

42 - Voor de bouw van de nieren kan men uitgaan van een dissectie van een varkensnier. Hierbij wordt alleen de macroscopische bouw besproken.Daar de functie van de uitscheidingsorganen niet altijd proefondervindelijk in de klas kan aangetoond worden, wordt dit begrip door middel van een onderwijsleergesprek aangebracht en verduidelijkt. Men let er wel op dat dit leergesprek niet ingewikkeld wordt. Gebruik zoveel mogelijk illustratiemateriaal.

Bij dit onderwerp dient er aandacht besteed te worden aan een "gezonde levenshouding", onder andere voldoende en regelmatig water drinken, geneesmiddelen en misbruik ervan, risico's van alcoholgebruik ... (GEED 4, 5, 6, 7)

4.8 De stofwisseling

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

43 Uitleggen waarom de stofwisseling belangrijk is voor de instandhouding van het lichaam. (13)

Verband tussen voeding, ademhaling, transport en uitscheiding

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen lestijden: ± 2

Dit hoofdstuk van de biologie wordt gezien als een 'grote synthese' waarbij het de bedoeling is dat de leerlingen inzien dat er een onderlinge samenhang bestaat tussen de verschillende stelsels van een organisme. Deze onderlinge ‘samenwerking’ tussen de stelsels moet op een eenvoudige, liefst visuele manier worden verduidelijkt. Men kan bijvoorbeeld door middel van tekeningen van de verschillende stelsels, die onderling met pijlen met elkaar verbonden zijn, deze samenhang verduidelijken.

4.9 Voortplanting bij levende wezens

4.9.1 Voortplanting bij de mens

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

44 De belangrijke organen voor de voortplanting bij de mens lokaliseren en op een eenvoudige manier uitleggen welk verband er bestaat tussen bouw en functie ervan. (12, 16)

Voortplantingsorganen bij man en vrouw (primaire geslachtskenmerken): bouw en functie

45 De veranderingen tijdens de puberteit op lichamelijk en sociaal-emotioneel vlak, zowel bij jongens als bij meisjes, beschrijven. (17)

Puberteit bij jongen en bij meisje:- lichamelijke veranderingen (secundaire

geslachtskenmerken)- menstruatiecyclus- sociaal-emotionele veranderingen

46 De correcte vakterminologie gebruiken bij het benoemen van begrippen. (2)

47 Beschrijven hoe de voortplanting bij de mens verloopt.

BevruchtingOntwikkeling van bevruchte eicel tot baby- ontwikkelingsstadia: zygote, embryo, foetus- positieve en negatieve ontwikkelingsfactoren:

lichaamsbeweging, voeding, roken, medicatie,

1ste graad B + BVL 21AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 21: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

drugsGeboorte

48 Middelen aangeven om zwangerschap te regelen en seksueel overdraagbare aandoeningen te voorkomen. (18)

Voorbehoedsmiddelen:- regeling zwangerschap- seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA):

onder andere aids

49 Voorbeelden geven van toepassingen van biologische kennis in het dagelijks leven. (19)

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen aantal lestijden: ± 10

Het thema voortplanting wordt best in het BVL gegeven zodat voor leerlingen die uit 1A komen dit onderwerp ook aan bod komt.

Voor veel leerlingen uit het BVL is dit de laatste maal dat het onderwerp voortplanting in het leerplan voorkomt. Er moet dus voldoende aandacht besteed worden aan alle aspecten van dit onderwerp.

Er kan ook een beroep gedaan worden op het MST (Medisch Schooltoezicht) om het onderwerp door een dokter of verpleegster te laten toelichten.

Belangrijk in dit hoofdstuk is ook het bijbrengen aan de leerlingen van "eerbied voor het leven". Bij onderwerpen als bevruchting, zwangerschapsregeling, voorbehoedsmiddelen en dergelijke mag het niet zuiver bij kennisoverdracht blijven. Men moet de leerlingen hier attent maken op de christelijke levensvisie. Er kan ook een link gelegd worden naar de lessen godsdienst, en voeding en verzorging, waar dit onderwerp ook aan bod komt. Spreek hiervoor best af met de collega's van die vakken.

Bij het onderwerp 'seksueel overdraagbare aandoeningen' kan men aansluiten bij het vakoverschrijdende thema "gezondheidseducatie". (GEED 1, 13)

4.9.2 Voortplanting bij zaadplanten (U)

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

50 De delen van de bloem herkennen, aanduiden en benoemen en de functie ervan omschrijven. (U)

Bouw van de bloem Functie van de verschillende delen Bestuiving, bevruchting Vrucht- en zaadvorming

51 De ontwikkeling van een zaad tot een nieuwe plant beschrijven. (U)

Bouw van een zaad Ontwikkeling van zaad tot nieuwe plant Ongeslachtelijke voortplanting

DIDACTISCHE WENKEN

Bij het thema "voortplanting bij zaadplanten" moet er bij de planning rekening gehouden worden met de seizoenen. Dit is geen onderwerp dat in de winterperiode aan bod kan komen, maar liefst in de lente of het najaar. Voor de vrucht- en zaadvorming kan men dan weer gebruikmaken van materiaal dat men tijdens een herfstwandeling heeft verzameld.

Daar waar de gelegenheid zich voordoet zal ruime aandacht besteed worden aan studietips voor de verwerking van de leerstof. (LELE 1 t/m 13)

22 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 22: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

NIET-LEVENDE NATUUR

4.10 Aggregatietoestanden

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

52 De aggregatietoestanden kennen en de relatie leggen tussen de temperatuurverandering en de verandering van aggregatietoestand. (20)

De drie aggregatietoestanden Veranderingen van aggregatietoestanden:- smelten/stollen - verdampen/condenseren, kookverschijnsel - sublimeren

53 Een zelf waargenomen natuurlijk verschijnsel via een eenvoudige proef toetsen aan een hypothese. (4)

Voorbeelden uit het dagelijks leven

54 Metingen uitvoeren met een afgesproken nauwkeurigheid. (5)

55 Bij het uitvoeren van proeven adequate instrumenten kiezen en hanteren. (6)

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen aantal lestijden: ± 3

Deze lessen kunnen worden gegeven aan de hand van het voorbeeld ’water’. Dit is voor de leerlingen een 'alledaagse stof', waarmee ze goed vertrouwd zijn.

4.11 Vloeistoffen

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

4.11.1 Oplossend vermogen56 Vaststellen dat oplosbaarheid afhankelijk is van

de temperatuur, de hoeveelheid oplosmiddel en de aard van de stof. (21)

Oplossend vermogenVerzadigde oplossing (U)

4.11.2 Verbonden (communicerende) vaten57 Voorbeelden uit het dagelijks leven geven van

verbonden vaten. (22)Begrip 'verbonden vaten'Wet van de verbonden vatenVoorbeelden uit het dagelijks leven

4.11.3 Zinken - zweven – drijven58 Met voorbeelden uit het dagelijks leven het

verschil uitleggen tussen zweven, drijven en zinken. (23)

Begrippen 'zinken',' zweven', 'drijven'Wet van ArchimedesVoorbeelden uit het dagelijks leven

1ste graad B + BVL 23AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 23: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen lestijden: ± 5

Het formuleren van de 'wet van Archimedes' is moeilijk voor de leerlingen. Daarom is het gebruik van een invuloefening, waarbij de kernwoorden ontbreken, een eenvoudige methode om de leerstof in te oefenen en te evalueren.

Daar waar de gelegenheid zich voordoet zal ruime aandacht besteed worden aan studietips voor de verwerking van de leerstof. (LELE 1 t/m 13)

4.12 Warmte en temperatuur

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN

4.12.1 Meten van de temperatuur59 Een thermometer juist gebruiken en aflezen en

een temperatuurcurve lezen (24)Vloeistofthermometer:- bouw - werking - juist gebruik/correct aflezen- soorten thermometers: alcohol, kwik

60 Metingen uitvoeren met een afgesproken nauwkeurigheid. (5)

Temperatuurcurve:- lezen- opstellen (U)

61 Bij het uitvoeren van proeven adequate instrumenten kiezen en hanteren. (6)

4.12.2 Uitzetten en krimpen62 De invloed van temperatuurveranderingen op

het uitzetten en krimpen van stoffen aan de hand van voorbeelden kunnen illustreren. (25)

Vaste stoffenVloeistoffenGassenPraktische toepassingen

4.12.3 Warmtetransport63 Enkele praktische voorbeelden geven van

warmtetransport en warmte-isolatie. (26)GeleidingStromingStralingPraktische toepassingen

64 Verbanden kunnen leggen tussen waargenomen verschijnselen. (3)

DIDACTISCHE WENKEN

Aanbevolen lestijden: ± 8

59 Als inleiding op de lessen ’meten van temperatuur’ kunnen verschillende soorten thermometers getoond worden. Het is echter de bedoeling dat enkel de vloeistofthermometer verder wordt bestudeerd. Voor sommige beroepenvelden kan de bespreking van de koortsthermometer nuttig zijn.

24 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 24: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

64 Bij het geven van de praktische toepassingen in verband met het warmtetransport/warmte-isolatie kiest men best voorbeelden die aansluiten bij de verschillende beroepenvelden van de leerlingen.

Daar waar de gelegenheid zich voordoet zal ruime aandacht besteed worden aan studietips voor de verwerking van de leerstof. (LELE 1 t/m 13)

5 EVALUATIE

1Evaluatie doet niet alleen een aantal vaststellingen, maar vormt ook de basis van een verder pedagogisch en didactisch handelen.Als we dit voor ogen houden kunnen we aan de evaluatie binnen de natuurwetenschappen twee basisfuncties toekennen:

– 1De formatieve evaluatie heeft eerder een remediërende dan een selecterende functie. Een goede evaluatie moet een snelle efficiënte terugkoppelingsinformatie opleveren als bevestiging van het voorbije leer- en onderwijsproces of als basis voor de bijsturing ervan.1Dit uitgangspunt binnen het vak Natuurwetenschappen maakt het noodzakelijk dat we aan permanente evaluatie doen.

– 1De oriënterende evaluatie zal het inzicht van de leerling en zijn ouders in de eigen aanleg en belangstelling, mogelijkheden en beperktheden verduidelijken. Zo wordt de keuzerijpheid van de leerling bevorderd en krijgen zijn ouders afdoende informatie.1Van de kant van de school moet de evaluatie voor de leraar voldoende informatie opleveren. Zo kan hij op de delibererende klassenraad, bij het einde van het schooljaar, met kennis van zaken beslissen over de overgang van een leerling naar een volgend leerjaar. Als leraar moet men een verantwoord oriënteringsadvies kunnen geven.

1Verdere basisprincipes voor gespreide evaluatie binnen de natuurwetenschappen zijn:

– 1een zo ruim mogelijk beeld bekomen van de leerling. Niet alleen cognitieve maar ook affectieve en psychomotorische facetten van de persoonlijkheid dienen bekeken te worden.1Naast een aantal vakspecifieke leerplandoelstellingen (meestal cognitief) staan in het leerplan natuurwetenschappen ook algemene doelstellingen vermeld (1 t/m 6) die eerder van psychomotorische aard zijn. Verder wordt er ook naar gestreefd om een gezonde levenshouding aan te nemen, respect op te brengen voor de natuur, het ongeboren leven en dergelijke (dit zijn leerplandoelstellingen van affectieve aard). Daarnaast moeten leerlingen groeien in medeverantwoordelijkheid als lid van een gemeenschap (gezin, klas, school, maatschappij enz.). Met een toets of een overhoring zijn deze elementen uit het opvoedingsproject niet zomaar te evalueren;

– 1evaluaties van leerstofgehelen dienen beperkt te blijven tot kleine gehelen.1Als men weet dat de leerlingen van 1B en het BVL vooral gericht zijn op het doen, dat hun intelligentie eerder beperkt is, dat ze een geringe verbale vaardigheid bezitten en dergelijke, dan dient men als leraar hiermee vanzelfsprekend rekening te houden bij het opstellen van een toets;

– 1studeren van toets naar toets dient zoveel mogelijk vermeden te worden.1Dit is een belangrijk aspect van het onderdeel “leren leren” dat binnen het vak Natuurwetenschappen zeker aan bod moet komen. Het aanleren van een goede leerhouding en een efficiënte leermethode staat centraal in iedere les.1Hierbij dienen de leerlingen van de eerste graad, en zeker deze van de B-stroom, nog zeer sterk begeleid te worden. Spreiden en plannen van proeven moeten in dit perspectief gezien.

1ste graad B + BVL 25AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 25: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

6 UITRUSTING EN DIDACTISCHE MATERIAAL

1In het kader van het 'Actieplan Natuurwetenschappen' werden twee brochures gepubliceerd met een volledige lijst van wenselijk didactisch materiaal voor het vak Biologie.Het betreft 'Didactische infrastructuur voor het onderwijs in de Natuurwetenschappen' (mei 1993), en de bijlage 'Didactisch materiaal voor het onderwijs in de Natuurwetenschappen-Biologie' (maart 1996).

1Voor het leerplan Biologie, eerste graad SO, geven we hieronder een beperkte lijst van noodzakelijk materiaal.1Verdere uitleg omtrent de aangehaalde punten vindt men in de hogervermelde brochures.

6.1 Minimale materiële vereisten

6.1.1 Eerste onderwijsleermiddelen

6.1.1.1 Organismen

• 1Organismen in relatie met het milieu:

1terrein voor biotoopstudie in de schoolomgeving

1determinatiemateriaal

• 1Organismen in de klas:

1vivaria voor tijdelijk houden van (delen van) organismen

1skeletdelen en herbaria

1insluitpreparaten: micropreparaten

6.1.2 Vervangende onderwijsleermiddelen

6.1.2.1 Driedimensionale modellen

• Torso van menselijk lichaam

6.1.2.2 Tweedimensionale modellen

• Foto's en microfoto's

• Wandplaten, transparanten, schematische tekeningen

6.1.3 Audiovisuele middelen

– Overheadprojector

– Diaprojector of videoprojector

26 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 26: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

6.1.4 Hulpmiddelen bij observatie

– 1Loepen voor leerlingen en/of loependoosjes

– 1Microscopen of microkijkers: tenminste een demonstratiemicroscoop voor de leraar

6.1.5 Hulpmiddelen bij experimenten

6.1.5.1 Algemeen laboratoriummateriaal

• 1Dissectiemateriaal voor de leraar

• 1Microscopiemateriaal en/of microdia's

• 1Verwarmingselement, thermometers, model van verbonden vaten

• Glaswerk

6.1.5.2 Chemicaliën

• Herkenningsmiddelen en indicatoren voor elementaire chemische stoffen

• Reagentia voor eenvoudige demonstraties

6.2 Wenselijke didactische infrastructuur

Vaklokaal BiologieLeerlingenmicroscopen

7 BIBLIOGRAFIE

– 1Aggregatie hoger secundair onderwijs, Vademecum voor de leraar wetenschappen, Acco, Leuven .

– 1Artis - Historia,

1reeks Artiscoop1Gezond leven dag in dag uit, nr. 22.1Bomen van bij ons, nr. 24.1Meisje of jongen, nr. 27.1De dierentuin, nr. 29.

1reeks Onze wereld vandaag1Het menselijk lichaam.1Van vissen tot reptielen.1Vogels en zoogdieren.1Planten.

– 1BERNARD, C., De werking van het lichaam; nieuwste inzichten in uw gezondheid, Standaard Uitgeverij, Antwerpen.

– 1BIJNENS, G., Biologie Foto-atlas 1 en 2, Standaard Uitgeverij, Antwerpen.

– 1BOLMAN, J., e.a., Boek van de natuur 1 en 2, Spectrum, Antwerpen.

1ste graad B + BVL 27AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 27: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

– 1BOSSIER, M., BRONDERS, F., e.a. Moderne Dierkunde, Van In, Lier.

– 1BOSSIER, M., BRAT, K., e.a. Moderne Plantkunde, Van In, Lier.

– 1CHINERY, M., Encyclopedie van de natuur. Flora en fauna van België en Europa, GP-uitgaven, Averbode.

– 1CHINERY, P. , Op onderzoek in de natuur, Spectrum, Antwerpen.

– DE LOO, T., DE KOCK, A., e.a., Natuurkunde praktisch, Malmberg, Den Bosch.

– FARNDON, J., De aarde ontdekken, Davidsfonds/Cera.

– FREDERIK, P., Proevenboek: door zelf te doen tot begrijpen, Wolters, Groningen.

– GABB, M., CHINERY, M., Het menselijk lichaam, De Nationale Uitgeverij, Rotterdam.

– HANN, J., De jonge onderzoeker, Het Spectrum, Antwerpen.

– HANN, J., Wetenschap ontdekken, Davidsfonds/Cera.

– HUBERT, A., Wordend moederschap, Standaard Uitgeverij, Antwerpen.

– IPS (Introduction physical science), Handboek, handleiding leraar, labo-handleiding, films, Educational Book Division of Prentice Hall, New Jersey.

– MACKAEN, D.G., Biologie - proefondervindelijk, Wolters-Noordhoff Groningen.

– MACKAEN, D.G., Inleiding tot de biologie, Wolters-Noordhoff, Groningen.

– MINNAUT, M., De natuurkunde en het vrije veld, W.J. Thieme & Cie, Zutphen.

– MULDER, J.P., VAN OSC, K., KITSELAAR, F., Natuurkunde ... natuurlijk, J.H. Kok, Utrecht.

– PETERS, J., Van milieuverontreiniging tot milieubeheer, Querido, Antwerpen.

– PRESS, H.J., Het grote boek met experimenten, Cantecleer, Antwerpen.

– REX, A., Spelen en experimenteren, Standaard Uitgeverij, Antwerpen.

– SAVORY, E., Natuurkunde thuis, Thieme & Cie, Zutphen.

– SMITH, T., Het menselijk lichaam, Davidsfonds.

– STONEHOUSE, B., Hoe werkt het menselijk lichaam?, Rebo Productions Ned. ed.: het Spectrum, Sassenheim.

– Syllabi, Bio en Fysica, Pedic, Gent.

– VAN ALPHEN, J., VAN DER JAGT, L., Biologie - Een ecologische benadering (Deel 1), Educa-Culemborg, Noordwijk.

– VAN DE PLUIM, J.E., TER BRAAK, Biothema 1 t/m 8, Thieme & Cie, Zutphen.

– VAN GENDEREN, D., PALMAN, A., Natuurkunde ... doen, J.H. Kok, Utrecht.

– VAN HAUTE, A., Waterbehandeling, Standaard Uitgeverij, Antwerpen.

– VAN HECKE, E., Na 1999 moeten we ook nog leven, De vrienden van het schoolmuseum, M. Thierry vzw.

– VAN REMOORTERE, J., Natuurencyclopedie voor de jeugd, een weet en doeboek, Lannoo, Tielt, Bussum.

– Vliebergh-Sencieleergangen KULeuven. Aggregatie HSO Biologie, Naamsestraat 61, 3000 Leuven.

28 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 28: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

8 LIJST VAN DE ONTWIKKELINGSDOELEN

8.1 Vakgebonden ontwikkelingsdoelen

Algemeen

De leerlingen kunnen1 gericht waarnemen met al hun zintuigen.2 de correcte vakterminologie gebruiken voor het benoemen van begrippen.3 verbanden leggen tussen twee waargenomen verschijnselen.4 een natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen, via een eenvoudig proefje toetsen aan een hypothese.5 metingen uitvoeren met een afgesproken nauwkeurigheid.6 bij het uitvoeren van proeven adequate instrumenten kiezen en hanteren.

Levende natuur

De leerlingen kunnen

7 in een beperkte verzameling van mensen, dieren en planten gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen.

8 enkele veel voorkomende planten en dieren uit hun eigen omgeving aan de hand van eenvoudige hulpmiddelen, herkennen en benoemen.

9 bij organismen uit de eigen omgeving kenmerken aangeven waaruit blijkt dat deze aangepast zijn aan hun omgeving.

10 voorbeelden geven van voedselrelaties uit de eigen omgeving.

11 met voorbeelden aangeven dat de mens het biologisch evenwicht kan beïnvloeden.

12 belangrijke organen van de mens (voor voeding, ademhaling, transport, uitscheiding, voortplanting) lokaliseren, benoemen en op een eenvoudige manier uitleggen welk verband er bestaat tussen de bouw en de functie ervan.

13 het belang van de stofwisseling beschrijven voor de instandhouding van het lichaam.

14 aan de hand van voorbeelden het effect van bepaalde houdingen en bewegingen op de goede ontwikkeling van het geraamte en het spierstelsel illustreren.

15 de bouw en de werking van de huid beschrijven rekening houdend met een goede hygiëne van de huid.

16 beschrijven hoe de voortplanting bij mensen verloopt.

17 de veranderingen tijdens de puberteit op lichamelijk en sociaal-emotioneel vlak, zowel bij jongens als meisjes, beschrijven.

18 middelen aangeven om zwangerschap te regelen en seksueel overdraagbare aandoeningen te voorkomen.

19 voorbeelden geven van toepassingen van hun biologische kennis in het dagelijks leven.

Niet-levende natuur

De leerlingen

1ste graad B + BVL 29AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 29: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

20 kennen de aggregatietoestanden en kunnen de relatie leggen tussen de temperatuurverandering en de verandering van aggregatietoestand.

21 kunnen vaststellen dat de oplosbaarheid afhankelijk is van de temperatuur, de hoeveelheid oplosmiddel en de aard van de stof.

22 kunnen voorbeelden uit het dagelijks leven geven van communicerende vaten.23 kunnen met voorbeelden uit het dagelijks leven het verschil uitleggen tussen zinken, zweven en drijven.24 kunnen een thermometer juist gebruiken en aflezen, en een temperatuurcurve lezen.25 kunnen de invloed van temperatuurverandering op het uitzetten en krimpen van stoffen aan de hand van

een voorbeeld illustreren.26 kunnen enkele praktische voorbeelden geven van warmtetransport en warmte-isolatie.

8.2 Vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen

In onderstaande lijst zijn de vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen opgenomen waar in het leerplan naar verwezen werd.

LEREN LEREN

Het domein van de uitvoering

De leerlingen kunnen

1 losse gegevens ordenen en inprenten door gepast gebruik te maken van mnemotechnische middeltjes.

2 zich in goed gestructureerde samenhangende informatie oriënteren door het aanwenden van vormkenmerken: titels, subtitels, afbeeldingen en tekstmarkeringen.

3 goed gestructureerde samenhangende informatie inhoudelijk begrijpen en analyseren door de betekenis van woorden, begrippen en zinnen, waar mogelijk, uit de context af te leiden.

4 bij het instuderen van een behandelde leerinhoud de noodzakelijke voorkennis opnieuw opzoeken in leerboek, werkboek of notities.

5 bij het leren van samenhangende informatie verdiepend werken: vragen stellen bij de leerstof en deze vragen beantwoorden; in korte, goed gestructureerde teksten tekstmarkeringen aanbrengen; een schema vervolledigen aan de hand van geboden informatie.

6 bij het oplossen van een probleem, onder begeleiding: het probleem herformuleren; een oplossingsweg bedenken en verwoorden; de gevonden oplossingsweg toepassen en op correctheid inschatten.

7 informatiebronnen onder begeleiding raadplegen: inhoudstafel en register gebruiken; elementen uit audiovisuele en geschreven media gebruiken; een documentatiecentrum of een bibliotheek raadplegen.

Het domein van de regulering

De leerlingen kunnen

8 hun werktijd plannen en het nodige materiaal selecteren en ordenen.

9 zichzelf sturen met behulp van een antwoordblad, een correctiesleutel of de aanwijzingen van de leraar.

30 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen

Page 30: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

10 onder begeleiding de eigen werkwijze vergelijken met die van anderen, aangeven waarom iets fout gegaan is en hoe fouten vermeden kunnen worden.

Het domein van de attitudes, leerhoudingen, opvattingen en overtuigingen

De leerlingen11 zijn bereid zelf naar oplossingen te zoeken en durven leer- en studieproblemen signaleren en uitleg of

hulp vragen.12 zijn bereid ordelijk, systematisch en regelmatig te werken.13 beseffen dat leren reeds in de klas begint en niet alleen thuis gebeurt.

GEZONDSHEIDSEDUCATIE

Hygiëne

De leerlingen1 kunnen het belang aantonen van lichaamshygiëne voor zichzelf en voor hun omgeving.

Voeding

De leerlingen2 kunnen aan de hand van een model een evenwichtige maaltijd samenstellen.3 zien in hoe het voedingsgedrag beïnvloed wordt door reclame en sociale omgeving.4 weten dat goede voedingsgewoonten de gezondheid bevorderen.

Genotsmiddelen (tabak, alcohol, drugs) en geneesmiddelen

De leerlingen

5 weten dat het gebruik en misbruik van genots- en geneesmiddelen gevolgen heeft voor de eigen gezondheid, de gezondheid van anderen, de sport- en leerprestaties en de sociale relaties.

6 kunnen geneesmiddelen op de juiste wijze gebruiken en hoeden zich voor zelfmedicatie.

7 kunnen eigen standpunten tegenover roken, alcohol- en drugsgebruik formuleren.

Veiligheid en EHBO

De leerlingen11 kunnen op een efficiënte manier hulp inroepen in een noodsituatie en zelf eerste hulp bieden bij kleine

wonden.

Stress en emoties

De leerlingen13 leren omgaan met sociaal-emotionele en lichamelijke veranderingen in de puberteit.

Rust, beweging, houding

De leerlingen

14 kunnen een goede sta-, zit-, en tilhouding aannemen en geven enkele voorbeelden van mogelijke klachten die optreden bij verkeerde houdingen en bewegingen.

1ste graad B + BVL 31AV Natuurwetenschappen D/1997/0279/037

Page 31: Huisstijlsjablonen VVKSOond.vvkso-ict.com/.../doc/word/Natuurwetenschappen-1997-037.docx  · Web viewSommigen missen een ondersteunende thuis. Doordat de ouders het te druk hebben,

15 zien het belang in van een evenwichtige tijdsbesteding van (school-)werk, rust, ontspanning, beweging en de invloed ervan op de lichaamsconditie.

MILIEUEDUCATIE

Levende wezens en milieu

De leerlingen4 kunnen meewerken aan activiteiten die bijdragen tot het behoud of de verbetering van de natuurlijke

verscheidenheid aan levende wezens in de eigen leefomgeving.5 illustreren hoe mensen uit verschillende culturen op verschillende wijzen met planten en dieren omgaan.6 gaan respectvol en zorgzaam om met planten en dieren.Samenleving en ruimtegebruik

De leerlingen

7 kunnen in de eigen leefomgeving aanwijzen op welke manier ruimtegebruik een invloed heeft op het milieu.

32 1ste graad B + BVLD/1997/0279/037 AV Natuurwetenschappen