hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding...

36
hoofdstuk 5 Erven

Transcript of hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding...

Page 1: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

95

hoofdstuk 5Erven

Page 2: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen
Page 3: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

97

Inleiding

Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen na hun overlijden, zijn zich hiervan dikwijls niet bewust. Denk hierbij maar aan nieuw samengestelde gezinnen, koppels zonder kinderen en vooral samenwonende koppels. Ze lopen het risico dat de verdeling van hun nalatenschap anders zal verlopen dan ze zelf voor ogen hebben. Erven is dan ook het eerste vergelijkingspunt van de samenlevings­vormen.

Het wettelijk erfrecht is het geheel van regels dat bepaalt hoe het vermogen van de overledene verdeeld wordt indien deze geen testament heeft opgemaakt. Het wettelijk erfrecht tussen partners was tot voor kort beperkt tot gehuwde partners. Samenwonenden konden dus op basis van het wettelijk erfrecht niet van elkaar erven. Indien zij elkaar iets wilden nalaten, waren zij verplicht om een beroep te doen op andere technieken zoals een testament of een schenking. Om deze discriminatie deels weg te werken bestaat er sinds 2007 een beperkt wettelijk erfrecht voor wettelijk samenwonende part­ners. Gehuwden, wettelijke en feitelijke samenwonenden betalen onder bepaalde voor­waarden dezelfde successierechten. Deze fiscale gelijkstelling kreeg heel wat aandacht in de media, waardoor bij veel samenwonenden de indruk ontstond dat het voor het erfrecht geen verschil meer uitmaakt of men al dan niet gehuwd is. Wettelijk en feitelijk samen­wonenden worden onder bepaalde voorwaarden inderdaad gelijkgesteld wat betreft de te betalen successierechten, maar dit betekent zeker niet dat zij ook op het vlak van erf­recht volledig gelijkgesteld zijn.

In dit hoofdstuk worden de spelregels van het wettelijk erfrecht beknopt toegelicht en wordt het wettelijk erfrecht van de gehuwde en de wettelijk samenwonende partner meer in detail bekeken. Daarna wordt er nagegaan hoe er van dit wettelijk erfrecht kan afge­weken worden door zelf de vererving van de nalatenschap volledig of deels in handen te nemen. Op die manier kan men zijn bezittingen nalaten aan iemand die geen wettelijke Er

vEn

97

Page 4: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

98

erfgenaam is of iemand binnen de wettelijke erfgenamen meer geven dan waarop hij volgens het wettelijk erfrecht recht zou hebben. Ten slotte worden ook de tarieven van de successierechten toegelicht en wordt er bekeken in welke mate er vrijstelling is van successierechten op de vererving van de gezinswoning. De verschillende voorstellen tot wetten en decreten bewijzen dat de materie rond successierechten snel evolueert. Bovendien zijn er belangrijke verschillen in deze materie tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië.

1 Het wettelijk erfrecht

1.1 De algemene regels van het wettelijk erfrecht

Het wettelijk erfrecht wordt omschreven in het Burgerlijk Wetboek. Indien men zelf niets heeft voorzien, gaat de wet uit van de veronderstelling dat men zijn naasten wenst te beschermen. De wettelijke regeling bepaalt dat enkel de echtgenoot, de wettelijk samen­wonende partner en bloedverwanten volgens het wettelijk erfrecht kunnen erven. Zij mogen evenwel niet onwaardig zijn om te erven, d.i. men mag niet veroordeeld zijn voor moord, poging tot moord of medeplichtigheid aan moord op de overledene.

Tot de wettelijke erfgenamen behoren de langstlevende partner (gehuwd of wettelijk samenwonend) en de bloedverwanten in de rechte lijn en de zijlijn. In de opgaande rechte lijn gaat het om de ouders, de grootouders en de overgrootouders, in de dalende rechte lijn de kinderen, de kleinkinderen en de achterkleinkinderen. Een kind komt in aanmerking om volgens het wettelijk erfrecht te erven indien het kind verwekt is op het ogenblik van het overlijden van de erflater en later levensvatbaar geboren wordt. In de bevoorrechte zijlijn bevinden zich de broers en zussen en hun kinderen en in de gewone zijlijnen de ooms en tantes en hun kinderen, neven en nichten ten opzichte van de overledene en de grootooms en groottantes.

98

Page 5: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

99

De bloedverwanten die volgens het wettelijk erfrecht in aanmerking komen om te erven worden hieronder schematisch voorgesteld:

Figuur 5.1: De bloedverwanten volgens het wettelijk erfrecht

Overgrootouders

Grootouders Grootoom & groottante

Ouders Oom & tante

ErflaterBroer & zus Neef & nicht

Kleinkinderen

KinderenNeef & nicht

Achterkleinkinderen

De werking van het wettelijk erfrecht is gebaseerd op vier principes: > de orde van bloedverwantschap;> de graad van bloedverwantschap;> de plaatsvervulling;> de kloving.

De bovenvermelde wettelijke erfgenamen worden in het eerste principe opgedeeld in vier orden van bloedverwantschap. De langstlevende huwelijks­ of wettelijk samenwonende partner heeft een specifiek wettelijk erfrecht dat hierna apart behandeld zal worden (cf. 1.2). Tot de eerste of hoogste orde behoren de afstammelingen, namelijk de kinderen, de kleinkinderen en de achterkleinkinderen. Tot de tweede orde behoren de broers en zus­sen met hun kinderen samen met de ouders van de overledene. Tot de derde orde behoren de ascendenten, namelijk de ouders, de grootouders en de overgrootouders. De ouders kunnen dus zowel tot de tweede als tot de derde orde behoren. De vierde orde zijn de overige wettelijke erfgenamen in de zijlijn, namelijk de ooms, tantes, neven, nichten, grootooms en groottantes. Een eerste regel binnen het wettelijk erfrecht bepaalt dat een hogere orde een lagere orde uitsluit. Indien er bijgevolg erfgenamen zijn binnen de eerste orde, komen de

Page 6: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

100

andere orden niet meer in aanmerking om te erven volgens het wettelijk erfrecht. Indien er als wettelijke erfgenamen bijvoorbeeld enkel kinderen samen met broers en zussen van de overledene zijn, zal de nalatenschap naar de kinderen gaan want zij staan in eerste orde en de broers en zussen in tweede orde.

Vervolgens speelt binnen elke orde de graad van bloedverwantschap een essentiële rol. De graad wordt bepaald door de afstand tussen de wettelijke erfgenaam en de overledene. In de rechte lijn telt één generatie voor één graad. Bijgevolg staat een kind in eerste graad, een kleinkind in tweede graad en een achterkleinkind in derde graad. Hetzelfde geldt naar boven toe met een ouder in eerste graad, een grootouder in tweede graad en een overgrootouder in derde graad. In de zijlijn moet men steeds teruggaan naar de gemeenschappelijke stamouder en staan bijgevolg broers en zussen ten opzichte van de overledene in tweede graad en hun kinderen in derde graad. De ooms en tantes staan in derde graad en de neven, nichten, grootooms en groottantes in vierde graad tot de over­ledene. Enkel de erfgenamen die het dichtst in graad staan tot de overledene komen in aanmerking om te erven. Indien bijvoorbeeld een grootmoeder haar man reeds overleden is en ze heeft één kind en twee kleinkinderen dan behoren zowel het kind als de klein­kinderen tot de eerste orde. De nalatenschap gaat dan naar het kind omdat het kind zich in de eerste graad bevindt en de kleinkinderen in de tweede graad. In figuur 5.2 worden de verschillende graden schematisch weergegeven.

Figuur 5.2: De bloedverwanten volgens het wettelijk erfrecht

Page 7: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

101

Naast deze twee criteria van het wettelijk erfrecht moet er ook rekening worden gehou­den met de plaatsvervulling en de kloving. Plaatsvervulling betekent dat indien die­gene die op basis van de twee bovenstaande criteria in aanmerking zou komen om te erven, overleden is vóór de erflater, zijn plaats wordt ingenomen door zijn kinderen. Plaatsvervulling is enkel mogelijk op het niveau van de kinderen, de broers en zussen en de ooms en tantes. Indien de overledene bijvoorbeeld één kind en twee kleinkinderen heeft en zijn kind is al vóór hem overleden, zullen de kleinkinderen de plaats kunnen innemen van het vooroverleden kind en kunnen zij bijgevolg de nalatenschap in eigen naam ontvangen.

Indien bijvoorbeeld bij het overlijden van de weduwenaar Hubert zijn zoon Luc reeds overleden is, kan de plaats van zijn zoon ingenomen worden door de twee dochters van Luc die volgens het wettelijk erfrecht de nalatenschap van hun grootvader ont­vangen, elk voor de helft.

Indien er geen erfgenamen zijn in de eerste en de tweede orde gaat de nalatenschap naar de bloedverwanten in opgaande lijn, de ascendenten, en wordt de nalatenschap opge­splitst in een vaderlijke lijn en een moederlijke lijn. Dit noemt men kloving. De ene helft van de nalatenschap gaat naar de erfgenamen binnen de vaderlijke lijn en de andere helft gaat naar de erfgenamen binnen de moederlijke lijn. Binnen elke lijn houdt men opnieuw rekening met de graad van bloedverwantschap. Indien er geen erfgenamen zijn tot de vierde orde en er is geen testament opgemaakt, gaat de nalatenschap na een lange procedure naar de staat.

1.2 Het wettelijk erfrecht van de partner

Hiervoor hebben we het wettelijk erfrecht besproken zonder rekening te houden met de partner. We bekijken nu wat er wettelijk geregeld is indien de langstlevende partner samen met andere erfgenamen tot de nalatenschap komt.

1.2.1 De huwelijkspartner

Sinds de wet van 14 mei 1981 is de langstlevende echtgenoot een beschermde en wettige erfgenaam. Los van de hiervoor vermelde erfgenamen, is de langstlevende echtgenoot steeds mede­erfgenaam. Indien er zowel een langstlevende echtgenoot als nakomelingen (kinde­ren, kleinkinderen, achterkleinkinderen) zijn, krijgt de langstlevende echtgenoot volgens het wettelijk erfrecht het vruchtgebruik over de volledige nalatenschap en de nakomelingen de naakte eigendom. Binnen de totale nalatenschap zitten alle roerende en onroerende goederen waarvan de overledene (mede­)eigenaar was, dus ook de gezinswoning.

Page 8: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

102

De volle eigendom van de goederen in de nalatenschap wordt dus opgesplitst in vrucht­gebruik1 en naakte eigendom2. Indien het vruchtgebruik betrekking heeft op een roe­rend goed, bijvoorbeeld geld, betekent dit dat de vruchtgebruiker de intresten op het geld kan innen, maar het geld zelf niet kan afhalen zonder het akkoord van de naakte eigenaar. Voor de gezinswoning betekent dit dat de langstlevende echtgenoot tot zijn of haar overlijden in de woning mag blijven wonen en deze zelfs mag verhuren en de huur­inkomsten innen. Het vruchtgebruik heeft ook betrekking op al de goederen die zich in de woning bevinden, namelijk de inboedel. De langstlevende echtgenoot mag de woning echter niet verkopen zonder het akkoord van de naakte eigenaar(s). Omgekeerd kan ook de naakte eigenaar de woning niet verkopen zonder akkoord van de vruchtgebruiker.

Het is mogelijk om omzetting te vragen van het vruchtgebruik en de naakte eigendom. Als de langstlevende echtgenoot samen met afstammelingen (bijvoorbeeld kinderen) erft, kunnen beiden de omzetting vragen. Als er geen akkoord is moet men zich wenden tot de rechtbank. De rechter kan de omzetting weigeren of opleggen aan degenen die zich ertegen verzetten maar kan de langstlevende echtgenoot niet verplichten om zijn vruchtgebruik op de gezinswoning en het huisraad om te zetten.

Als de langstlevende echtgenoot samen met andere erfgenamen dan afstammelingen erft (bijvoorbeeld broers en zussen), kan hij de omzetting vragen binnen de vijf jaar na het overlijden. Andere personen dan afstammelingen kunnen slechts in uitzonderlijke geval­len de omzetting vragen. De rechtbank zal zich hierover uitspreken. Voor wat betreft de naakte eigendom van de gezinswoning en het huisraad kan de langstlevende echtgenoot altijd de omzetting vragen indien hij of zij opkomt met andere erfgenamen dan afstam­melingen.

De waarde van het vruchtgebruik wordt bepaald aan de hand van een tabel in functie van de leeftijd van de vruchtgebruiker. De bepaling van de waarde van het vruchtgebruik is belangrijk voor de berekening van de eventueel verschuldigde successierechten en ook wanneer iemand het vruchtgebruik wil kopen van de vruchtgebruiker. Hoe jonger de vruchtgebruiker, hoe hoger het percentage vruchtgebruik zal zijn, omdat hij statistisch gezien langer van het goed genot zal hebben dan een oudere vruchtgebruiker. Het per­centage van de naakte eigendom bekomt men door van honderd het percentage van het vruchtgebruik af te trekken. De wettelijke tabel met de cijfers van het vruchtgebruik en naakte eigendom in functie van de leeftijd van de vruchtgebruiker ziet er als volgt uit:

1 De vruchtgebruiker heeft het genot van de betrokken goederen en mag de inkomsten ervan innen.

2 De naakte eigenaar is eigenaar van een goed maar kan het niet gebruiken.

Page 9: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

103

Tabel 5.1: Vruchtgebruik en naakte eigendom in functie van de leeftijd van de vruchtgebruiker

Vruchtgebruik Leeftijd vruchtgebruiker Naakte eigendom

72 % Onder 20 jaar 28 %

68 % Tussen 20-30 jaar 32 %

64 % Tussen 30-40 jaar 36 %

56 % Tussen 40-50 jaar 46 %

52 % Tussen 50-55 jaar 48 %

44 % Tussen 55-60 jaar 56 %

38 % Tussen 60-65 jaar 62 %

32 % Tussen 65-70 jaar 68 %

24 % Tussen 70-75 jaar 76 %

16 % Tussen 75-80 jaar 84 %

8 % Boven de 80 jaar 92 %

Indien bijvoorbeeld iemand van 72 jaar oud het vruchtgebruik erft over een effecten­portefeuille met een waarde van 100 000 euro, zal de waarde van dit vruchtgebruik vastgelegd worden op 24 000 euro (100 000 euro x 24 %). Enkel op de 24 000 euro zal de vruchtgebruiker successierechten betalen. De naakte eigenaar ontvangt een naakte eigendom over de effectenportefeuille met een waarde van 76 000 euro (100 000 euro – 24 000 euro) en zal op dit bedrag successierechten verschuldigd zijn. De vruchtgebruiker kan de opbrengsten van de effectenportefeuille innen, maar kan de waarde van de effecten zelf niet afhalen. Bij overlijden van de vruchtgebruiker dooft het vruchtgebruik uit en gaat het automatisch over op de naakte eigenaar. Die wordt op dat ogenblik volle eigenaar, zonder dat hij successierechten moet betalen op het verkregen vruchtgebruik. Indien de naakte eigenaar overlijdt, gaat de naakte eigendom naar zijn erfgenamen die daarop wel successierechten betalen.

De kosten met betrekking tot de goederen zoals bijvoorbeeld de onderhoudskosten van een woning, worden in principe gedragen door de vruchtgebruiker. Slechts in uitzonder­lijke gevallen, zoals bij heel zware investeringen of kosten, kan de vruchtgebruiker de hulp van de naakte eigenaar inroepen.

Indien er geen nakomelingen (kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen) zijn, bete­kent dit niet dat de volledige nalatenschap volgens het wettelijk erfrecht automatisch bij de langstlevende echtgenoot terechtkomt. Hier zal er worden nagegaan of er nog erfgenamen zijn tot de vierde orde die in aanmerking komen om te erven. Indien dit het

Page 10: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

104

geval is, ontvangt de langstlevende echtgenoot in volle eigendom het aandeel van de overledene in het gemeenschappelijk vermogen en het vruchtgebruik van de eigen goe­deren van de overledene. De erfgenamen tot de vierde orde krijgen de naakte eigendom van de eigen goederen van de erflater. We illustreren dit aan de hand van een voorbeeld.

Yves en Leen zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel en hebben geen kinderen. Yves heeft naast zijn echtgenote enkel nog een zus in leven. Leen zal bij het overlijden van haar man de volle eigendom ontvangen over de woning en de andere gemeen­schappelijke goederen. Als eigen goed beschikt Yves over een appartement aan zee dat hij geërfd heeft. Het vruchtgebruik van het appartement gaat naar zijn echtge­note Leen en de naakte eigendom komt toe aan zijn zus.

Enkel indien er geen erfgenamen zijn tot de vierde orde ontvangt de langstlevende echt­genoot de volle eigendom van de volledige nalatenschap.Wat behoort tot het gemeenschappelijk en het eigen vermogen is afhankelijk van het gekozen huwelijksstelsel. Indien men niet expliciet voor een huwelijksstelsel met scheiding van goederen of gemeenschap van goederen heeft gekozen, valt men onder het wettelijk stelsel. Bij een huwelijksstelsel met scheiding van goederen blijft elke huwe­lijkspartner eigenaar van zijn eigen vermogen en is er geen gemeenschappelijk vermo­gen. Bij het stelsel met algehele gemeenschap van goederen bestaat er enkel een gemeenschappelijk vermogen en is er geen eigen vermogen meer. Bij het wettelijk stelsel is er zowel sprake van het eigen vermogen van beide huwelijkspartners als van het gemeenschappelijk vermogen. Tot het eigen vermogen van de huwelijkspartner behoren alle bezittingen en schulden van vóór het huwelijk en alles wat men tijdens het huwelijk ontvangt via erfenis of schenking. Al de rest, waaronder dus ook de beroepsinkomsten, valt onder het gemeenschappelijk vermogen. Indien men niet kan bewijzen dat een goed eigen is, is er een wettelijk vermoeden ten voordele van het gemeenschappelijk vermo­gen (cf. hoofdstuk 2, 2).

1.2.2 De wettelijk samenwonende partner

Door de wet van 28 maart 2007 werd er vanaf 18 mei 2007 ook een beperkt wettelijk erfrecht ingevoerd voor wettelijk samenwonenden. Deze wet kwam er om de discrimina­tie met gehuwden, waar al sinds 1981 een wettelijk erfrecht van toepassing is, weg te werken. Vóór deze wet moest de wettelijk samenwonende partner steeds een beroep doen op andere technieken zoals een schenking of een testament om een deel van zijn of haar vermogen na te laten aan de langstlevende partner. Dankzij de nieuwe regeling hebben wettelijk samenwonenden ook zonder testament recht op een deel van de erfenis van hun partner en erven ze voortaan automatisch van elkaar.

Page 11: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

105

Het wettelijk erfrecht voor de langstlevende wettelijk samenwonende partner bestaat eruit dat hij, ongeacht met welke andere erfgenamen hij samen erft, altijd het vrucht­gebruik ontvangt van de woning die tijdens het samenwonen diende als gemeenschap­pelijke verblijfplaats, namelijk de gezinswoning, en het vruchtgebruik van het daarin aanwezige huisraad, de inboedel. De wetgever heeft aan de gezinswoning en het huisraad een beschermd statuut verleend omdat zij de materiële basis vormen voor het gezinsle­ven. Zelfs wanneer de eerstoverledene kinderen of ouders nalaat, komt het vruchtgebruik over de gezinswoning en het huisraad door dit wettelijk erfrecht terecht bij de langstle­vende partner. Concreet betekent dit dat de langstlevende wettelijk samenwonende partner tot zijn overlijden in de woning kan blijven wonen en zelfs recht heeft op de huuropbrengsten als hij beslist om de gezinswoning te verhuren. Hiermee wordt tege­moetgekomen aan de nood dat de langstlevende partner in de gemeenschappelijke woning kan blijven wonen tot zijn overlijden. Vóór 2007 was er immers geen wettelijk erfrecht tussen wettelijk samenwonenden en leidde dit soms tot schrijnende toestanden waarbij de langstlevende partner uit het huis werd gezet door de wettelijke erfgenamen van de overledene.

Aangezien door dit wettelijk erfrecht enkel het vruchtgebruik overgaat naar de langstle­vende wettelijk samenwonende partner3, blijven de andere wettelijke erfgenamen van de overledene naakte eigenaar. Bijgevolg worden zij volle eigenaar bij het overlijden van de vruchtgebruiker. De langstlevende wettelijk samenwonende partner kan ten gevolge van het wettelijk erfrecht dus niet op eigen houtje de gezinswoning verkopen. Hiervoor is er altijd het akkoord van de naakte eigenaar nodig. De vruchtgebruiker kan de vraag tot omzetting van het vruchtgebruik in volle eigendom richten aan de naakte eigenaar. Indien de naakte eigenaar niet akkoord gaat, kan de omzetting gevorderd worden via een gerechtelijke procedure. Naakte eigenaars hebben ook het recht om omzetting van vruchtgebruik te eisen over goederen uit een nalatenschap. Net zoals bij echtgenoten kunnen de naakte eigenaars ook de omzetting in volle eigendom niet vorderen met betrekking tot de gezinswoning en het aanwezige huisraad zonder toestemming van de langstlevende partner. De naakte eigenaar kan met andere woorden de vruchtgebruiker er niet toe verplichten om zijn vruchtgebruik aan hem te verkopen. Indien de langst­levende wettelijk samenwonende partner akkoord is, kan hij het vruchtgebruik wel omzetten in een kapitaal, net zoals bij echtgenoten. De langstlevende heeft dus de keuze om te blijven wonen in een huis waarvan hij geen volle eigenaar is of om de woning te verlaten en voor zijn vruchtgebruik een geldsom te ontvangen die bepaald wordt aan de hand van de hierboven vermelde tabel voor de berekening van het vruchtgebruik.

3 Indien men zijn partner meer dan het vruchtgebruik van de woning wil nalaten, dient er een testament opgemaakt te worden of moet men een beroep doen op een tontine of een beding van aanwas indien de woning door beide partners samen werd aangekocht (cf. hoofdstuk 7, 3.2).

Page 12: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

106

Dit wettelijk erfrecht tussen samenwonenden is niet van toepassing wanneer de langst­levende wettelijk samenwoont met één van zijn afstammelingen (kinderen, kleinkinde­ren, achterkleinkinderen). Het dubbele statuut van enerzijds het kind dat een gewaar­borgd erfrecht heeft als reservatair erfgenaam (cf. 2.1.2) en anderzijds het statuut van langstlevende wettelijk samenwonende partner, zou in praktijk kunnen leiden tot prak­tische en juridische moeilijkheden. Het wettelijk erfrecht is wel van toepassing indien men wettelijk samenwoont met bijvoorbeeld een broer of een tante.

Het wettelijk erfrecht dat sinds 2007 vastligt is beperkt tot de gezinswoning. Het tweede verblijf valt bijgevolg niet onder deze regeling. Indien men bijvoorbeeld een appartement aan zee heeft en men wil het vruchtgebruik of de volle eigendom nalaten aan de langst­levende wettelijk samenwonende partner moet men dit zelf organiseren. Men kan hiertoe een testament opmaken of men zou ook een beroep kunnen doen op de techniek van de gesplitste aankoop. De ene partner koopt het vruchtgebruik en de andere partner de naakte eigendom. De verdeling wordt bepaald op basis van de wettelijke tabel in functie van de leeftijd van de vruchtgebruiker op het moment van de aankoop. Beide partners dienen hun eigen eigendomsdeel te betalen. Bij het overlijden van de vruchtgebruiker gaat het vruchtgebruik over op de naakte eigenaar, die op dat ogenblik volle eigenaar wordt zonder dat hier successierechten op verschuldigd zijn4. Bovendien kunnen wettelijk samen­wonenden ook met giften aan elkaar verdergaan dan het automatisch vruchtgebruik van de gezinswoning en het huisraad (cf. 2.2).

Een tweede verblijf buiten de gezinswoning of een ander vastgoed geniet niet van de bijzondere bescherming die in de wet is voorzien voor de gezinswoning bij gehuwden en wettelijk samenwonenden. Met betrekking tot deze goederen kunnen de kinderen (naakte eigenaars) de langstlevende (vruchtgebruiker) verplichten om zijn of haar vruchtgebruik om te wisselen in een som geld of in een lijfrente5. Dat kan via de juridi­sche procedure van de omzetting van het vruchtgebruik. Indien de vruchtgebruiker niet akkoord gaat om zijn vruchtgebruik om te zetten, dagvaardt de naakte eigenaar de vruchtgebruiker met de bedoeling de vruchtgebruiker te verplichten tot omzetting. Men maakt gebruik van de eerder vermelde wettelijke tabel om de waarde van het vruchtge­bruik te bepalen.

De wet legt, net zoals bij gehuwden, de wettelijk samenwonenden echter ook plichten op. De langstlevende moet na het overlijden van zijn partner bijdragen in de kosten voor de opvoeding van de kinderen van zijn partner. De langstlevende heeft een verplichting tot

4 Ook hier kan een tontine of een beding van aanwas nuttig zijn (cf. hoofdstuk 7, 3.2).

5 Een geldbedrag dat op regelmatige basis aan een begunstigde wordt betaald tijdens een vooraf overeenge­komen termijn of levenslang.

Page 13: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

107

huisvesting, opvoeding, passende opleiding en onderhoud van de kinderen van de erflater, waarvan de langstlevende dus niet noodzakelijk de vader of moeder is. De onderhoudsplicht is beperkt tot wat de langstlevende partner ontvangt volgens het wettelijke erfrecht en tot de andere voordelen die de langstlevende heeft ontvangen via bijvoorbeeld testament of schenking. Dit betekent dat de langstlevende partner nooit meer moet bijdragen dan de voordelen die hij bij het overlijden van zijn partner heeft ontvangen. De langstlevende moet bovendien de behoeftige ouders en grootouders van de overleden wettelijk samenwo­nende partner helpen als deze laatste geen nakomelingen heeft, doch enkel voor de ascen­denten die ten tijde van het overlijden van de partner behoeftig waren. Ook hier is de onderhoudsplicht beperkt tot de erfrechten die de (groot)ouders verliezen ten gevolge van voordelen aan de langstlevende samenwonende partner.

Er is kritiek op dit wettelijk erfrecht voor wettelijk samenwonenden omdat critici ijver­den voor een totale gelijkschakeling van de wettelijk samenwonende partner met de huwelijkspartner. Voor de wettelijk samenwonende partner gaat het om een heel beperkt wettelijk erfrecht, namelijk het vruchtgebruik over de gezinswoning en het huisraad. Er is echter niets geregeld met betrekking tot de overige bestanddelen van het vermogen. De langstlevende wettelijk samenwonende partner is wel wettelijk beschermd op het vlak van de gezinswoning, maar een verdere uitbreiding van het wettelijk erfrecht is nodig om van een volledige gelijkschakeling te kunnen spreken met gehuwden. Aangezien het wet­telijk erfrecht voor wettelijke samenwoners beperkt is, kan dit zelfs tot gevolg hebben dat, indien zich na een lange procedure geen erfgenamen melden, de staat alles buiten het vruchtgebruik op de gezinswoning en het huisraad ontvangt indien de samenwonende partner de enige erfgenaam is en er geen andere familieleden zijn.

Om dit te vermijden, en wanneer wettelijk samenwonende partners elkaar meer wensen te geven dan het vruchtgebruik op de woning, is een testament nog altijd noodzakelijk. Indien men al een testament had opgemaakt in het voordeel van zijn wettelijke samen­wonende partner vóór de inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht van 2007 is het mogelijk dat dit testament moet bijgestuurd worden, omdat er door de nieuwe wet heel wat juridische interpretatieproblemen kunnen ontstaan over bestaande testamenten. Hiervoor gaat men het best langs bij de notaris.

1.2.3 De feitelijk samenwonende partner

Tussen feitelijk samenwonende partners bestaat er geen wettelijk erfrecht en dus even­min een bescherming van de gezinswoning. Indien zij wensen dat de langstlevende fei­telijk samenwonende partner iets zou erven, moeten zij zelf de nodige stappen onderne­men en dienen zij een beroep te doen op technieken die afwijken van het wettelijk

Page 14: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

108

erfrecht zoals een testament ten gunste van de feitelijk samenwonende partner (cf. 2.1). Indien men dit niet doet, gaat alles naar de wettelijke erfgenamen van de overleden feitelijk samenwonende partner. Indien men een testament maakt, is de bewegings­ruimte evenwel beperkt, omdat men rekening moet houden met diegenen die een gewaarborgd erfrecht hebben (cf. 2.1.2).

2 Technieken om af te wijken van het wettelijk erfrechtHet wettelijk erfrecht is datgene wat toegepast wordt als er niets anders is voorzien. Niemand is echter verplicht om het te laten bij wat het wettelijk erfrecht bepaalt. Er bestaan verschillende technieken om af te wijken van het wettelijk erfrecht. Volgende vaak voorkomende technieken zullen we verder toelichten:> het testament;> de schenking;> het huwelijkscontract;> de levensverzekering;> de tontine.

Feitelijk samenwonende partners zijn bovendien verplicht om van deze technieken gebruik te maken indien ze iets aan elkaar willen nalaten bij hun overlijden, aangezien er tussen hen geen wettelijk erfrecht bestaat.

2.1 Het testament

Men kan de vererving van zijn nalatenschap zelf in handen nemen door een testament op te maken. Mensen hebben met de opmaak van een testament meestal niet de bedoeling om successierechten te beperken of te vermijden. De aanleiding is over het algemeen de bezorgdheid over de verdeling van de nalatenschap. Het wettelijk erfrecht komt immers niet altijd tegemoet aan de wensen van de erflater. Aan de hand van een testament kan men iemand buiten het wettelijk erfrecht bevoordelen of iemand binnen het wettelijk erfrecht meer geven dan waarop hij recht zou hebben op basis van dat wettelijk erfrecht.

Het Burgerlijk Wetboek omschrijft een testament als een steeds herroepbare akte waarbij de erflater voor de tijd dat hij niet meer in leven zal zijn over het geheel of een deel van zijn goederen beschikt. Bij een testament kan men zolang men leeft met zijn goederen doen wat men wil. Een testament kan men altijd herroepen en kan betrekking hebben op al zijn bezittingen of op een gedeelte ervan, bijvoorbeeld een specifiek bezit zoals een schilderij.

Page 15: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

109

Mensen denken niet graag na over de dood en over wat er met hun vermogen moet gebeuren na hun overlijden. Maar de laatste jaren zien we het taboe rond testamenten toch sterk verminderen en duiken testamenten steeds vaker op. Zeker bij samenwonen­den is het testament een populaire techniek om zijn vermogen over te dragen aan de partner of aan de kinderen van de partner. Mensen die een testament willen opmaken zijn geen uitzondering meer en het zijn zeker niet altijd kinderloze partners. We stellen vast dat de bloedband aan belang heeft ingeboet. Het is niet meer van primordiaal belang om alles aan onze familieleden na te laten. De familiale relaties zijn natuurlijk ook sterk geëvolueerd. Met de nieuw samengestelde gezinnen is de situatie soms complex en via een testament kan men alles officieel regelen.

Om een testament op te maken is er steeds een geschrift vereist. Indien men gezond van geest en handelingsbekwaam is, kan men vanaf achttien jaar een testament opmaken. Vanaf zestien jaar kan men een testament opmaken voor maximum de helft van zijn bezittingen. Het testament moet een persoonlijk werkstuk zijn van de testamentmaker. Een koppel kan dus niet op één enkel vel papier samen een testament schrijven dat ze gezamenlijk ondertekenen. Het koppel kan wel een ‘spiegeltestament’ opstellen waarbij ze met twee verschillende testamenten met exact dezelfde inhoud elkaar begunstigen.

2.1.1 Soorten testamenten

Er bestaan drie soorten van testamenten: het eigenhandig testament, het notarieel tes­tament en het internationaal testament.

A Het eigenhandig testament

Het eigenhandig testament is eenvoudig en goedkoop, maar heeft ook enkele belang­rijke nadelen. Het is een individueel document dat men zelf met de hand schrijft. Om rechtsgeldig te zijn, moet op dit document naast de inhoud ook de naam, de datum en de handtekening worden vermeld. Verder zijn er geen vormvereisten. Het risico bestaat dat een eigenhandig testament verloren gaat of vernietigd wordt. Om dit risico op te vangen, kan men het eigenhandig testament laten registreren bij het Centraal Register der Testamenten (CRT). Bij een overlijden zal de notaris die belast wordt met de aangifte van een nalatenschap steeds dit register consulteren om na te gaan of er al dan niet een testament is opgemaakt op naam van de erflater. Het gevaar bestaat erin dat er discussie ontstaat over de echtheid van een eigenhandig testament. Er kan bijvoorbeeld discussie ontstaan over het feit of het daadwerkelijk het geschrift van de overledene is. Indien er geen reservataire erfgenamen zijn heeft de algemene legataris voor de uitvoering van het eigenhandig testament een beschikking nodig van

Page 16: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

110

de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de erfenis is opengevallen.Het eigenhandig testament kan volledig kosteloos opgesteld worden en de kostprijs van een registratie bij het CRT ligt tussen de 20 en 50 euro.

B Het notarieel testament

Een notarieel testament is het populairste testament. Hier dicteert men zijn testament aan de notaris. Een notarieel testament is een officiële akte en wordt altijd geregistreerd bij het CRT. Het voordeel van een notarieel testament bestaat erin dat de notaris de persoon die het testament opstelt, bijstaat bij de opmaak met de juiste technische en juridische formu­leringen, zodat er later geen discussie ontstaat bij de erfgenamen. Ook is het veel moei­lijker om een testament nietig te laten verklaren, omdat de notaris instaat voor de juistheid van de vermeldingen. Het nadeel is dat dit soort testament uiteraard duurder is. Hier moet men rekenen op een kostprijs voor de opmaak, de registratie en het ereloon van de notaris van ongeveer 150 tot 300 euro al naargelang de moeilijkheidsgraad van het testament.

C Het internationaal testament

Een internationaal testament is minder gekend en wordt in de praktijk ook niet vaak toegepast. Ook in dit geval is de tussenkomst van een notaris vereist. Het internatio­nale testament kan door de erflater opgemaakt worden maar mag ook door iemand anders worden opgesteld en ondertekend door de erflater. Het testament hoeft niet met de hand geschreven te zijn. Het internationaal testament wordt aan de notaris aangebo­den en hij maakt hiervan een verklaring op.

2.1.2 Reservataire erfgenamen

Het testament is het perfecte middel om af te wijken van het wettelijk erfrecht of om de wettelijke bepalingen bij te sturen. Indien men gehuwd is en men heeft kinderen, kan men zich veelal verzoenen met de bepalingen van het wettelijk erfrecht. Samenwonende partners zonder kinderen doen vaak een beroep op het testament omdat ze de vererving van hun nalatenschap zelf in handen willen nemen.

Men mag door middel van een testament echter niet alles overmaken aan wie men wil. Men is verplicht om rekening te houden met het beschermde erfdeel van een aantal erfgenamen, de reservataire erfgenamen genoemd. Er zijn in de wet een aantal reserva­taire erfgenamen bepaald die recht hebben op een gewaarborgd erfdeel van de nalaten­schap, de reserve, waarvan niet afgeweken mag worden. De reserve is een wettelijk

Page 17: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

111

minimum dat gegarandeerd wordt aan de naaste erfgenamen. Wat in de nalatenschap overblijft na aftrek van de reserve noemt men het beschikbare gedeelte en kan in een testament vrij verdeeld worden.

In de eerste plaats hebben de afstammelingen (kinderen of kleinkinderen die bij plaats­vervulling tot de erfenis komen) recht op een bepaalde reserve. Indien er geen afstam­melingen meer in leven zijn, komt dit recht toe aan de ouders. De ouders hebben dus enkel recht op hun reservatair deel als er geen kinderen of kleinkinderen zijn. Verder heeft ook de langstlevende echtgenoot een wettelijke bescherming. Dankzij dit gewaar­borgd erfrecht is het in principe onmogelijk om zijn kinderen, ouders of huwelijkspartner volledig te onterven.

Merk op dat de wettelijk samenwonende partner wel beschikt over een beperkt wettelijk erfrecht maar geen reservatair erfgenaam is, wat toch een belangrijk nadeel is ten opzichte van een huwelijkspartner. De wettelijk samenwonende partners kunnen elkaar bijgevolg het wettelijk erfrecht ontnemen. Zo kan een wettelijk samenwonende partner perfect volledig onterfd worden in een testament of door een schenking aan derden, zonder dat deze hier kan tegen ingaan. Bovendien kan zoals in hoofdstuk 1 vermeld, een wettelijk samenwonende eenzijdig de wettelijke samenwoning beëindigen bij de burger­lijke stand, waardoor het wettelijk erfrecht voor zijn partner verdwijnt.

Een feitelijk samenwonende partner beschikt noch over een wettelijk erfrecht, noch over het statuut van reservatair erfgenaam. Ook broers en zussen zijn geen reservataire erf­genamen, waardoor ook zij bijvoorbeeld via testament zouden kunnen onterfd worden.

De reserve wordt berekend op de zogenaamde fictieve massa die bestaat uit de volledige nalatenschap, verhoogd met alle schenkingen die de overledene tijdens zijn leven ooit heeft gedaan. Het was de bedoeling van de wetgever om de wettelijke reserves niet uit te hollen door schenkingen die de overledene zou doen op het einde van zijn leven. Indien iemand op het einde van zijn leven alles zou wegschenken, zouden de reserva­taire erfgenamen sterk benadeeld worden indien men voor de berekening van hun gewaarborgd erfdeel geen rekening zou moeten houden met deze schenkingen. De fic­tieve massa dient om na te gaan of de erfrechten van de reservataire erfgenamen niet aangetast zijn, wat van belang is op burgerrechterlijk vlak.

De reserve voor de kinderen bedraagt de helft van de fictieve massa indien er één kind is, twee derden indien er twee kinderen zijn (elk kind een derde) en drie vierden indien er drie (elk kind een vierde) of meer kinderen (drie vierden verdeeld over het aantal kinderen) zijn.

Page 18: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

112

Tabel 5.2: Reserve voor de kinderen

Aantal kinderen Reserve Beschikbaar

1 1/2 1/2

2 2/3 1/3

3 of meer 3/4 1/4

Indien er geen afstammelingen zijn, hebben de ouders als reserve recht op een vierde van de fictieve massa per ouder. Als er kinderen zijn, hebben de ouders geen recht op een reservatair deel. De huwelijkspartner beschikt als reserve over het vruchtgebruik van de helft van de nalatenschap dat steeds minimaal het vruchtgebruik over de gezinswo­ning moet bedragen. De reserve van de echtgenoot wordt proportioneel afgenomen van de reserve en het beschikbare deel van de kinderen of de ouders. Het gaat hier om een beschermd erfrecht waardoor de langstlevende huwelijkspartner zeker is dat hij in de gezinswoning kan blijven wonen tot zijn overlijden.

Deze minimumreserve bestaat niet voor wettelijk of feitelijk samenwonende partners. Wanneer het bij wettelijk samenwonende partners niet de bedoeling is om het vrucht­gebruik op de gezinswoning en het huisraad tussen elkaar te laten vererven zoals het wettelijk erfrecht vastlegt, kan men hiertoe een testament opmaken waarin men afwijkt van het wettelijk erfrecht. De wettelijk samenwonende kan zijn langstlevende partner ont erven ten voordele van zijn andere erfgenamen omdat het tussen wettelijk samen­wonenden niet gaat om een gewaarborgd erfrecht. De wettelijke samenwoners kunnen elkaar ook minder geven dan wat de wet voorziet. Op die manier zouden wettelijk samen­wonenden in een testament de duur van het vruchtgebruik van de langstlevende partner kunnen beperken of zou men de langstlevende kunnen verhinderen de gezinswoning te verhuren of zelfs het wettelijk vruchtgebruik volledig uitsluiten.

Indien men de wettelijke reserves van de reservataire erfgenamen zou overschrijden aan de hand van een testament, een schenking of zelfs een levensverzekering (cf. hoofdstuk 10), hebben de erfgenamen die een gewaarborgd erfrecht genieten het recht, niet de plicht, om inkorting6 te vragen. Inkorting gebeurt niet van rechtswege, de reservataire erfgenamen moeten een vordering tot inkorting instellen bij de rechtbank om hun aan­getast deel van de reserve terug te krijgen. De rechtbank zal de fictieve massa op het ogenblik van het overlijden opnieuw samenstellen en oordelen of de wettelijke reserves

6 Inkorting betekent dat men een deel van de goederen die via testament, schenking of levensverzekering werden overgemaakt aan een derde persoon, terugeist van de begunstigde die de goederen reeds ontvangen heeft, om de wettelijke reserves van de reservataire erfgenamen te waarborgen. Men kan tot dertig jaar teruggaan om inkorting te vragen.

Page 19: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

113

al dan niet werden gerespecteerd. Indien de wettelijke minima niet werden gerespec­teerd, kan de rechter beslissen dat de begunstigde van een testament, een schenking of een levensverzekering een deel van het verkregen geld moet teruggeven. Dergelijke procedures zijn vaak ingewikkeld en omslachtig omdat het niet altijd eenvoudig is om de fictieve massa op het ogenblik van het overlijden te reconstrueren. Bovendien gaat het om een feitenkwestie waarin de rechter geval per geval zal beoordelen. Indien de reservataire erfgenaam er geen probleem mee heeft dat zijn gewaarborgd erfdeel niet werd gerespecteerd, gebeurt er uiteraard niets. Een grootvader zou bijvoorbeeld alles kunnen nalaten aan zijn kleinkinderen, niettegenstaande zijn zoon nog in leven is. Indien zijn zoon zijn reservatair deel niet opeist, zullen de kleinkinderen alles mogen behouden. Als de wettelijke reserves niet worden nageleefd, kan men als begunstigde van een testament ook vrijwillig afstand doen van wat men teveel heeft ontvangen.

Indien men iets aan zijn samenwonende partner wil overmaken bij zijn overlijden, moet men dus steeds rekening houden met de reservataire erfgenamen. Het overblijvende gedeelte na de reserves kan met een testament overgemaakt worden aan andere personen zoals de langstlevende samenwonende partner. Het beschikbare gedeelte wordt beperkt door het aantal kinderen en ouders van de partner die nog in leven zijn op het ogenblik van het overlijden van de partner. Heeft de overledene geen kinderen en geen ouders, dan kan hij per testament beschikken over de volledige nalatenschap ten gunste van zijn langstlevende partner.

Voor wettelijk samenwonenden en gehuwden is er sinds de wet van 28 maart 2007 echter een wijziging doorgevoerd met betrekking tot het opmaken van een testament. Voordien moest er steeds rekening worden gehouden met de reserve van de ouders indien deze nog in leven waren. Als de overleden partner echter geen kinderen heeft die recht hebben op een reserve, kan hij nu zijn volledige nalatenschap via testament aan zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner legateren of schenkingen doen aan zijn partner, zonder nog rekening te moeten houden met de ouders als reservataire erfgenamen. Op die manier geeft de wet aan de wettelijk samenwonende en de echtgenoot de mogelijkheid om de zogenaamde ascendentenreserve van de ouders uit te schakelen. Daartegenover staat de nieuwe reeds besproken dubbele onderhoudsverplichting, één ten laste van de ouders van de overledene en één ten laste van de kinderen van de overledene binnen de grenzen van de voordelen die men heeft ontvangen.

Zijn er geen kinderen, dan kunnen wettelijk samenwonenden en gehuwden al hun goe­deren via testament overmaken aan de langstlevende. Wettelijk samenwonende partners zonder kinderen kunnen met een testament op die manier elkaar bijgevolg volledig beschermen. Feitelijk samenwonenden moeten bij de opmaak van een testament steeds

Page 20: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

114

rekening houden met de reserve van de ouders ongeacht of er kinderen zijn of niet, namelijk elke ouder die recht heeft op één vierde van de nalatenschap.

Het wettelijk erfrecht van de huwelijkspartner kan men op eigen initiatief beperken. Wie op latere leeftijd een relatie begint, is niet altijd geneigd om (opnieuw) in het huwelijks­bootje te stappen omdat dit tot spanningen kan leiden tussen de stiefkinderen en de stiefouder. Het is mogelijk dat dit emotioneel moeilijk ligt, dat de partner zich niet onmiddellijk geroepen voelt om opnieuw te huwen of dat de kinderen er argwanend tegenover staan omdat zij vrezen een deel van de erfenis te verliezen. Het blijft dikwijls een moeilijke evenwichtsoefening. Enerzijds wil men zijn partner niet in de kou laten staan en anderzijds wil men zijn kinderen en kleinkinderen niets tekort doen. Om con­flicten met hun kinderen te vermijden, zagen heel wat weduwen en weduwnaars af van een tweede huwelijk. Dat had dan weer tot gevolg dat hun tweede partner geen enkele erfrechtelijke bescherming genoot. De wetgever heeft initiatief genomen om aan deze problematiek tegemoet te komen. Partners die al kinderen uit een vorige relatie hebben, kunnen een huwelijkscontract op maat afsluiten waarin de erfrechten van de langst­levende worden beperkt. In dat huwelijkscontract kunnen zij voorzien dat zij afzien van hun recht op hun reservatair deel. De vermindering is echter beperkt want de tweede of volgende echtgenoot kan niet afzien van zijn recht op het vruchtgebruik van de gezins­woning en het huisraad. Critici vinden dat deze regel enkel is voorbehouden voor gro­tere vermogens omdat een doorsnee gezin zijn bezittingen grotendeels bestaan uit de gezinswoning en het huisraad.

Het vruchtgebruik wordt bovendien op een bijzondere manier berekend. Indien de langstlevende echtgenoot samen erft met kinderen van de overledene uit een vorig huwelijk, wordt de langstlevende stiefouder geacht ten minste twintig jaar ouder te zijn dan het oudste kind uit het vorig huwelijk van de overledene. Op die manier wordt het vruchtgebruik van de langstlevende stiefouder beperkt indien die veel jonger zou zijn dan de overleden ouder. De wetgever heeft met deze regel willen vermijden dat de stief­kinderen een te hoog bedrag zouden moeten betalen om de stiefouder uit te kopen. Indien bijvoorbeeld de natuurlijke vader hertrouwt met een veel jongere vrouw zou de waarde van het vruchtgebruik zonder toepassing van deze regel heel hoog oplopen. Voor de gezinswoning kan de langstlevende stiefouder zich verzetten tegen de omzetting van het vruchtgebruik.

Indien er kinderen zijn uit een vorig huwelijk worden de huwelijksvoordelen, zoals bepaald in het huwelijkscontract aanzien als schenkingen en moeten zij steeds in reke­ning worden gebracht voor de berekening van de reservataire delen van de kinderen. Indien het wettelijk beschermd erfdeel van de kinderen wordt overschreden, kunnen de schenkingen ingekort worden.

Page 21: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

115

2.2 De schenking

Een samenwonende kan aan zijn partner of aan andere begunstigden ook een goed schen­ken tijdens zijn leven. Een schenking is een rechtshandeling waarbij de schenker zich dadelijk en onherroepelijk van de geschonken zaak ontdoet ten voordele van de begun­stigde die ze aanneemt. Het verschil met het testament is dat bij een schenking de schen­ker de eigendomsrechten onmiddellijk overdraagt ten voordele van de begunstigde, terwijl een testament slechts uitwerking heeft bij het overlijden. In bepaalde gevallen kan men echter in zekere mate medezeggenschap behouden over een geschonken goed. Dit zou onder meer kunnen indien men bij de schenking het vruchtgebruik behoudt waardoor de begunstigde­naakte eigenaar niet vrij over de geschonken goederen kan beschikken zonder medewerking van de vruchtgebruiker.

Bij een schenking geldt het credo ‘gegeven is gegeven’ en bijgevolg is een schenking in principe niet herroepbaar. Schenkingen tussen echtgenoten vormen hier echter een uit­zondering op en zijn steeds herroepbaar indien ze buiten een huwelijkscontract gebeurd zijn. Indien de schenking is opgenomen in het huwelijkscontract is deze wel definitief. Schenkingen tussen echtgenoten zijn enkel mogelijk indien de echtgenoten over een eigen vermogen beschikken. Het is niet mogelijk om gemeenschappelijke goederen aan elkaar te schenken. Echtgenoten die elkaar bevoordelen via een schenking kunnen hier op elk moment op terugkomen zonder dat zij hier een reden moeten voor opgeven, voor zover de schenking niet in het huwelijkscontract is opgenomen. De meest voorkomende reden van een herroeping is uiteraard een echtelijke ruzie of een nakende scheiding. Maar het is ook mogelijk dat er kinderen of kleinkinderen geboren zijn en dat men die wenst te bevoordelen. De herroeping van een schenking is in principe niet mogelijk voor schenkingen tussen wettelijke of feitelijke samenwonenden. Herroeping zou in heel uit­zonderlijke gevallen toch mogelijk kunnen zijn wegens het niet vervullen van de voor­waarden die aan de schenking verbonden zijn of in geval van ondankbaarheid.

Afhankelijk van de aard van de schenking zijn er al dan niet schenkingsrechten verschul­digd.

2.2.1 De schenking van een onroerend goed

Een schenking van een onroerend goed (bv. een woning, een grond ...) moet altijd via de notaris gebeuren en hierbij zijn schenkingsrechten verschuldigd. Het tarief stijgt naarmate de waarde van de onroerende schenking hoger is. Het schenkingstarief wordt berekend op de waarde van de goederen en hangt voor een rijksinwoner af van het gewest waar de schenker op het ogenblik van de schenking zijn fiscale woonplaats heeft en van de verwantschap tot de schenker. Indien het gaat om een niet­rijksinwoner zal

Page 22: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

116

het schenkingsrecht geheven worden van de plaats van ligging van het geschonken onroerend goed. Samenwonenden betalen dezelfde schenkingsrechten als gehuwden indien zij een onroerende schenking ontvangen van hun partner, op voorwaarde dat zij wettelijk samenwonen of meer dan één jaar feitelijk samenwonen in Vlaanderen. Indien feitelijk samenwonenden minder dan één jaar feitelijk samenwonen en zij wensen een onroerend goed aan elkaar te schenken, betalen zij hierop het tarief van ‘andere perso­nen’.

Onderstaande tabellen geven een overzicht van de schenkingsrechten bij de schenking van een onroerend goed in Vlaanderen afhankelijk van vier mogelijke verwantschappen.

Tabel 5.3: Tarief schenking van een onroerend goed aan een echtgenoot, samenwonende of familielid in rechte lijn

Gedeelte van de schenking Schenkingsrechten

Van (in euro) Tot (in euro) Toepasselijk percentage op de

schijf

Belasting op voorgaande schijven

(in euro)

0,01 12 500,00 3 %

12 500,01 25 000,00 4 % 375,00

25 000,01 50 000,00 5 % 875,00

50 000,01 100 000,00 7 % 2 125,00

100 000,01 150 000,00 10 % 5 625,00

150 000,01 200 000,00 14 % 10 625,00

200 000,01 250 000,00 18 % 17 625,00

250 000,01 500 000,00 24 % 26 625,00

Vanaf 500 000,01 30 % 86 625,00

Tabel 5.4: Tarief schenking van een onroerend goed aan een broer of zus

Gedeelte van de schenking Schenkingsrechten

Van (in euro) Tot (in euro) Toepasselijk percentage op de

schijf

Belasting op voorgaande schijven

(in euro)

0,01 12 500,00 20 %

12 500,01 25 000,00 25 % 2 500,00

25 000,01 75 000,00 35 % 5 625,00

75 000,01 175 000,00 50 % 23 125,00

Vanaf 175 000,01 65 % 73 125,00

Page 23: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

117

Tabel 5.5: Tarief schenking van een onroerend goed aan een oom, tante, neef of nicht

Gedeelte van de schenking Schenkingsrechten

Van (in euro) Tot (in euro) Toepasselijk percentage op de

schijf

Belasting op voorgaande schijven

(in euro)

0,01 12 500,00 25 %

12 500,01 25 000,00 30 % 3 125,00

25 000,01 75 000,00 40 % 6 875,00

75 000,01 175 000,00 55 % 26 875,00

Vanaf 175 000,01 70 % 81 875,00

Tabel 5.6: Tarief schenking van een onroerend goed aan een andere persoon

Gedeelte van de schenking Schenkingsrechten

Van (in euro) Tot (in euro) Toepasselijk percentage op de

schijf

Belasting op voorgaande schijven

(in euro)

0,01 12 500,00 30 %

12 500,01 25 000,00 35 % 3 750,00

25 000,01 75 000,00 50 % 8 125,00

75 000,01 175 000,00 65 % 33 125,00

Vanaf 175 000,01 80 % 98 125,00

Ook bij een schenking van een onroerend goed zou er een opsplitsing kunnen worden gemaakt tussen vruchtgebruik en naakte eigendom. Als men binnen de perken van het beschikbaar deel blijft, kan een samenwonende partner de naakte eigendom schenken aan bijvoorbeeld zijn kind en het vruchtgebruik behouden. Daarnaast kan in een testa­ment bepaald worden dat het vruchtgebruik bij het overlijden van de schenker overgaat naar zijn langstlevende partner. Als de langstlevende partner overlijdt, dooft het vrucht­gebruik uit en wordt de naakte eigenaar volle eigenaar. Een voorbeeld kan dit mecha­nisme verduidelijken:

Stel dat Nico wettelijk samenwoont met Anne­Marie in de gezinswoning en hij heeft een appartement aan zee geërfd van zijn ouders. Hij kan de naakte eigendom schen­ken aan zijn dochter Iris en het vruchtgebruik behouden. Bij zijn overlijden maakt hij het vruchtgebruik van dat appartement bij testament over aan zijn langstlevende partner Anne­Marie. De naakte eigendom blijft bij zijn dochter Iris. Na het overlijden van Nico kan Anne­Marie die het vruchtgebruik geërfd heeft via testament, verder

Page 24: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

118

het appartement aan zee bewonen of verhuren. Na het overlijden van Anne­Marie keert het vruchtgebruik terug naar Iris die volle eigenaar wordt zonder dat ze hierop successierechten hoeft te betalen.

Het tarief van de schenkingsrechten is progressief: hoe hoger de waarde, hoe hoger de verschuldigde schenkingsrechten. Indien men over een ruim vastgoedpatrimonium beschikt dat men wil wegschenken aan bijvoorbeeld zijn kinderen, laat men beter tel­kens drie jaar tussen de verschillende schenkingen om die progressiviteit te doorbreken en bijgevolg de schenkingsrechten te beperken. Indien men binnen de drie jaar opnieuw een onroerend goed schenkt, wordt de vorige schenking mee in rekening gebracht om de schenkingsrechten op de tweede schenking te berekenen. Als de schenker bijvoorbeeld vier jaar wacht tussen de schenking van zijn stuk grond in Vlaanderen en zijn chalet in de Ardennen, wordt de waarde van beide onroerende goederen niet samengesteld voor de berekening van de te betalen schenkingsrechten op de chalet in de Ardennen. Bovendien zijn tot 31 december 2011 verlaagde schenkingsrechten van toepassing op de schenking van een bouwgrond in Vlaanderen (cf. bijlage 2.1). De schenkingsrechten die van toepas­sing zijn bij een schenking van een onroerend goed in Brussel of in Wallonië vindt men als bijlage (cf. bijlagen 2.2 en 2.3).

2.2.2 De schenking van een roerend goed

Indien men aan zijn samenwonende partner of aan iemand anders een roerend goed wil schenken (bv. geld, een wagen, een juweel ...) is men vrij om dit al dan niet te laten registreren bij de notaris. Indien men dit niet laat registreren spreekt men van een handgift of bankgift. Een handgift is een schenking waarbij er een overschrijving plaats­heeft tussen twee bankrekeningen en waar geen schenkingsrechten op moeten betaald worden. Een hand­ of bankgift kan dus in principe volledig kosteloos gebeuren. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat indien men zou komen te overlijden binnen de drie jaar na de schenking via bank­ of handgift, de begiftigde op deze schenking van roerende goederen wel nog successierechten moet betalen. Hiermee wil de fiscus vermij­den dat mensen op hun sterfbed hun nalatenschap uithollen door heel wat roerende goederen nog snel weg te geven.

Om aan de fiscus te kunnen aantonen dat de hand­ of bankgift meer dan drie jaar vóór het overlijden gebeurd is, is het belangrijk om aan deze schenkingsoperatie een vaste datum toe te kennen. De bewijsdocumenten kunnen opgemaakt worden aan de hand van brieven. De vaste datum van een handgift wordt over het algemeen bewezen aan de hand van twee aangetekende brieven. De eerste gaat uit van de schenker aan de begiftigde en vermeldt ofwel het voornemen van de schenking, ofwel de bevestiging van de schenking.

Page 25: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

119

De tweede gaat uit van de begiftigde aan de schenker en houdt een bedanking in, dit staat dan voor de aanvaarding van de schenking. In de eerste aangetekende brief kunnen bepaalde voorwaarden of modaliteiten van de schenking opgenomen worden, maar dit enkel voor zover het onmiddellijk en onherroepbaar karakter van de schenking alsook de duidelijke wil van de schenking niet ondermijnd worden. Wanneer die voorwaarden of modaliteiten niet in de brief worden vermeld, maar wel in een afzonderlijk document, spreekt men van een pacte adjoint (letterlijk ‘toegevoegd aan’ de eerste aangetekende brief). In de praktijk gebeurt het vaak dat mensen die op latere leeftijd gaan samenwo­nen elkaar via handgift iets schenken, bijvoorbeeld een som geld of een kunstwerk. Om te vermijden dat daarover bij overlijden betwisting ontstaat met de kinderen van de overledene, is het aan te raden om van de handgift steeds een document op te maken. Op die manier heeft de langstlevende een bewijsstuk dat het wel degelijk om een schen­king ging en dat de schenking reeds meer dan drie jaar vóór het overlijden heeft plaats­gehad.

Naast de hand­ of bankgift kan men een roerend goed ook schenken op basis van een geregistreerde schenking, al dan niet via een notariële akte. Notariële schenkingen wor­den steeds geregistreerd, maar men kan ook hand­ en bankgiften laten registreren. De schenkingsvorm is niet van belang. In geval van registratie moeten schenkingsrechten betaald worden aan een vlak tarief. Het tarief wordt berekend op de waarde van de geschonken goederen en hangt af van het gewest waar de schenker op het ogenblik van de schenking zijn fiscale woonplaats heeft en van de verwantschap tot de schenker. In Vlaanderen bedragen deze schenkingsrechten 3 % voor een schenking van een roerend goed aan de echtgenoot, samenwonende partner of erfgenaam in rechte lijn. Om dezelfde schenkingsrechten te betalen als gehuwden wordt een samenwonende op het vlak van schenkingsrechten in Vlaanderen ook gedefinieerd als een wettelijk samenwonende of een feitelijk samenwonende die meer dan één jaar samenwoont. Voor schenkingen aan andere personen bedragen de schenkingsrechten in Vlaanderen 7 %. Dit percentage van 7 % is dus ook van toepassing voor feitelijk samenwonenden die minder dan één jaar feitelijk samenwonen. De schenkingsrechten worden berekend op de waarde van de geschonken goederen op het ogenblik van de schenking. Brussel kent dezelfde vlakke tarieven en in Wallonië is er naast de 3 % en 7 % nog een bijkomend tarief van 5 % voor schenkingen aan broers, zussen, ooms en tantes. In Brussel en Wallonië gelden vlakke tarieven enkel voor wettelijk samenwonenden, niet voor feitelijk samenwonenden.

Bij een overlijden van de schenker binnen de drie jaar na de geregistreerde schenking zijn er geen successierechten meer verschuldigd op de waarde van de schenking. De schenking is dus definitief afgerekend. Indien de schenker meer dan drie jaar na de schenking overlijdt, zijn er sowieso geen successierechten verschuldigd omdat enkel de

Page 26: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

120

goederen waarover de overledene beschikte binnen de drie jaar vóór zijn overlijden geacht worden deel uit te maken van de nalatenschap. Vandaar dat wel nog successie­rechten betaald zullen moeten worden op een niet­geregistreerde handgift of bankgift die plaatsvond binnen de drie jaar vóór het overlijden.

Een belangrijke voorwaarde bij een schenking is dat de schenker handelingsbekwaam moet zijn. Om elke discussie te vermijden is het daarom beter om voor een schenking bij de notaris langs te gaan. Men is echter niet verplicht om een beroep te doen op de nota­ris om een schenking van een roerend goed te laten registreren. Men kan ook recht­streeks een document met de aanvaarding door de begiftigde ter registratie aanbieden bij het registratiekantoor. Hierbij bespaart men het ereloon van de notaris dat wordt aangerekend voor de opmaak van de notariële schenkingsakte. De notaris kan de schen­ker dan uiteraard ook geen advies geven.

We vermeldden al dat schenkingen in principe onherroepbaar zijn, behalve in het geval van schenkingen tussen echtgenoten indien deze buiten een huwelijkscontract gebeurd zijn. Tijdens hun leven kunnen partners elkaar ook bevoordelen door bijvoorbeeld een wederzijdse schenking te doen van al hun roerende goederen, gekoppeld aan de clau­sule ‘beding van conventionele terugkeer’. Wanneer het beding van terugkeer uitwerking krijgt, dan keren de geschonken goederen in hun oorspronkelijke toestand terug naar het vermogen van de schenker indien de begiftigde vóór de schenker komt te overlijden, alsof er nooit een schenking is geweest. Bij deze terugkeer zijn er geen successierechten verschuldigd. Het volledige vermogen van het koppel belandt bij de langstlevende zonder dat deze hierop successierechten hoeft te betalen. Hiermee wordt de langstlevende beschermd en spaart men successierechten uit. Dergelijk beding van conventionele terugkeer kan zowel in een notariële akte als in een onderhandse akte (handgift of bankgift) worden opgenomen. We illustreren dit aan de hand van een voorbeeld:

Geert beschikt over 100 000 euro aan spaargeld en zijn vriendin Martine over 50 000 euro. Zij schenken elkaar hun volledig roerend vermogen via een handgift met een beding van conventionele terugkeer. Door de schenking bij leven beschikt Geert over 50 000 euro en Martine over 100 000 euro. Bij het overlijden van Geert beschikt Martine over de 100 000 euro van Geert die zij geschonken heeft gekregen tijdens het leven van Geert en haar schenking van haar spaargeld aan Geert keert terug naar haar op basis van het beding van conventionele terugkeer. Dit alles zonder hierop schen­kingsrechten of successierechten te moeten betalen. Na de handgift moeten de schenkers nog wel drie jaar in leven blijven want anders zijn er nog successierechten verschuldigd op hun schenking.

Page 27: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

121

De fiscus aanvaardt wederzijdse schenkingen tussen echtgenoten als fiscale optimalisa­tietechniek. Schenkingen tussen echtgenoten zijn niet mogelijk met gemeenschappelijke goederen. Enkel de eigen goederen kunnen wederzijds geschonken worden. De ruling­commissie heeft op 23 juni 2009 beslist dat er bij geregistreerde wederzijdse schenkingen tussen echtgenoten (via notaris of registratiekantoor) slechts eenmaal schenkingsrech­ten verschuldigd zijn. De schenkingsrechten worden geheven op de schenking die aan­leiding geeft tot de hoogste rechten.

2.3 Het huwelijkscontract

Aan de hand van een huwelijkscontract kunnen gehuwden ook afwijken van het wet­telijk erfrecht. In een huwelijkscontract kan men maatregelen opnemen over hoe het gemeenschappelijk vermogen dient toegewezen te worden bij overlijden van één van de huwelijkspartners. Belangrijk hierbij is dat het huwelijksvermogensrecht voorrang heeft op het wettelijk erfrecht. Bijgevolg zal bij overlijden van een huwelijkspartner eerst gekeken worden of er bepalingen zijn opgenomen in het huwelijkscontract die betrek­king hebben op de verdeling van de huwgemeenschap. Deze bepalingen worden uitge­voerd vooraleer het wettelijk erfrecht of het testament wordt toegepast. Het wettelijk erfrecht voorziet voor echtgenoten die gehuwd zijn onder het wettelijk stelsel dat de helft van het gemeenschappelijk vermogen, samen met de eigen goederen van de over­ledene, in de nalatenschap7 vallen. De andere helft van het gemeenschappelijk vermogen is voor de langstlevende echtgenoot.

In het huwelijkscontract kan men afwijken van deze bepaling door meer dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen over te maken aan de langstlevende partner. In oudere huwelijkscontracten vindt men heel vaak het verblijvingsbeding (of ‘langst leeft, al heeft’­beding) terug waarbij bij overlijden het volledige gemeenschappelijke vermogen aan de langstlevende huwelijkspartner wordt overgemaakt. Toen er nog geen gewaar­borgd erfrecht bestond voor echtgenoten was dit noodzakelijk om de zekerheid te heb­ben dat de langstlevende echtgenoot in de gezinswoning kon blijven wonen, zonder dat de mede­erfgenamen het huis konden verkopen (cf. hoofdstuk 7, 3.1.1).

Men kan ook het eigen vermogen in een huwelijkscontract overmaken aan de langst­levende echtgenoot via een contractuele erfstelling. Dit komt in feite neer op een schen­king van toekomstige goederen die pas uitwerking heeft na het overlijden. Schenkingen

7 Nalatenschap = ½ van het gemeenschappelijk vermogen + het eigen vermogen.

Page 28: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

122

in een huwelijkscontract kunnen enkel worden herroepen indien beide echtgenoten akkoord zijn. Schenkingen tussen echtgenoten buiten een huwelijkscontract kunnen zoals vermeld steeds worden herroepen (cf. 2.2).

In een samenlevingscontract is het onmogelijk om beschikkingen op te nemen over wat er met het vermogen zal gebeuren bij het overlijden van één van de partners. Een samen­levingscontract mag immers nooit erfenisbeschikkingen bevatten want anders is het nietig. Samenwonenden moeten hiertoe een testament opstellen. Met een huwelijkscon­tract is het mogelijk om de eigen kinderen (tijdelijk) volledig te onterven, wat niet mogelijk is met een samenlevingscontract. In een huwelijkscontract kan men namelijk bepalen dat bij overlijden alles in volle eigendom wordt nagelaten aan de langstlevende huwelijkspartner zodat er op dat ogenblik niets naar de kinderen gaat.

2.4 De levensverzekering

Men kan ten gunste van zijn samenwonende of huwelijkspartner ook een levensverzeke­ring afsluiten, waarbij een kapitaal wordt uitgekeerd bij het overlijden van de verze­kerde. Een levensverzekering kan aanzien worden als een soort van testament. Bij een levensverzekering met spaarreserve dient men ook rekening te houden met de reserva­taire erfgenamen. Het mag niet de bedoeling zijn om aan de hand van een levensverze­kering personen die beschikken over een gewaarborgd erfrecht te onterven. Bij de bere­kening van de reservataire delen zal er in de fictieve massa rekening gehouden worden met de prestaties die op basis van een levensverzekering worden uitgekeerd naar aanlei­ding van het overlijden van de verzekerde.Voor meer informatie omtrent de levensverzekering verwijzen we naar hoofdstuk 10.

2.5 De tontine

In sommige gevallen maken partners bij een gemeenschappelijke aankoop van een onroerend goed gebruik van de tontine of het beding van aanwas. Een tontine komt erop neer dat bij een gemeenschappelijke aankoop van een goed een overeenkomst wordt gesloten dat het deel van wie eerst overlijdt, toekomt aan de langstlevende partner. De tontine is een wettelijk middel om te verhinderen dat wettelijke erfgenamen een bepaald goed zouden erven. Een tontine kan zowel op roerende als op onroerende goederen wor­den toegepast. De tontine kan worden opgenomen in het samenlevingscontract.Voor meer informatie omtrent de tontine en beding van aanwas verwijzen we naar het hoofdstuk 7 dat handelt over het kopen van een onroerend goed.

Page 29: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

123

3 SuccessierechtenBij het overlijden zijn de erfgenamen successierechten verschuldigd op de netto­erfenis. De netto­erfenis wordt berekend door op het ogenblik van het overlijden van het vermo­gen (activa) de schulden (passiva) af te trekken.

Om zichzelf toe te laten de successierechten te innen, legt de staat aan de erfgenamen de verplichting op om na een overlijden een fiscale aangifte te doen van de nalaten­schap. Dit kan opgemaakt worden door de notaris of men kan zelf een aangifteformulier invullen. Bij een overlijden in België moet de aangifte gebeuren binnen de vijf maanden vanaf de datum van het overlijden.

Voor de bepaling van de toe te passen successierechten kijkt men naar de domicilie van de overledene op het ogenblik van het overlijden. De successierechten verschillen naar­gelang de domicilie zich bevindt in één van de drie gewesten in België. Indien de over­ledene op het einde van zijn leven op verschillende plaatsen heeft gewoond, zal er rekening worden gehouden met de fiscale woonplaats waar de overledene tijdens de laatste vijf jaar van zijn leven het langst woonde. Enkel de woonplaats van de overle­dene is van belang en dus niet de woonplaats van de erfgenamen.

De berekening van de successierechten gebeurt trapsgewijs en in functie van de graad van verwantschap tussen de overledene en de erfgerechtigde en de omvang van het ver­kregen deel. Het tarief van successierechten is hoger naargelang het bedrag van de erfe­nis hoger is en de graad van verwantschap verder.

3.1 Tarieven

In Vlaanderen kennen we drie tariefstructuren, namelijk het tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden, het tarief tussen broers en zussen en het tarief ande­ren (ooms, tantes, neven, nichten en erfgenamen buiten de familie).

Tabel 5.7: Tarief successie aan een echtgenoot, samenwonende of familielid in rechte lijn

Gedeelte van de erfenis Successierechten

Van (in euro) Tot (in euro) Toepasselijk percentage op de

schijf

Belasting op voorgaande schijven

(in euro)

0,01 50 000,00 3 %

50 000,01 250 000,00 9 % 1 500,00

Vanaf 250 000,01 27 % 19 500,00

Page 30: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

124

Tabel 5.8: Tarief successie aan broers en zussen

Gedeelte van de erfenis Successierechten

Van (in euro) Tot (in euro) Toepasselijk percentage op de

schijf

Belasting op voorgaande schijven

(in euro)

0,01 75 000,00 30 %

75 000,01 125 000,00 55 % 22 500,00

Vanaf 125 000,01 65 % 50 000,00

Tabel 5.9: Tarief successie aan andere personen

Gedeelte van de erfenis Successierechten

Van (in euro) Tot (in euro) Toepasselijk percentage op de

schijf

Belasting op voorgaande schijven

(in euro)

0,01 75 000,00 45 %

75 000,01 125 000,00 55 % 33 750,00

Vanaf 125 000,01 65 % 61 250,00

Samenwonenden worden op het vlak van successierechten gelijkgesteld met gehuwden indien zij op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap wettelijk samenwo­nend zijn of meer dan één jaar feitelijk samenwonend zijn. De Vlaamse definitie van samenwonend is hierbij het ruimst. Meer dan één jaar feitelijk samenwonen betekent dat beide partners dezelfde domicilie hebben en een gemeenschappelijke huishouding voe­ren. Een uittreksel uit het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van de aanvang, de ononderbroken samenwoning en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Indien samenwonenden aan deze voorwaarden voldoen, betalen ook zij de voordelige successierechten zoals gehuwden, zowel wanneer zij van elkaar erven via het wettelijk erfrecht (wat enkel mogelijk is bij wettelijk samenwonenden) als via een tes­tament.

Een koppel met een latrelatie, waarbij elke partner een aparte woonplaats heeft en waar­bij beide partijen elkaar willen begunstigen bij testament, kunnen, om successierechten te beperken, beter in het huwelijksbootje stappen of een verklaring van wettelijke samenwoning afleggen en bijgevolg gaan samenwonen. Wie in het Vlaams Gewest minder dan één jaar feitelijk samenwoont en zijn partner wil begunstigen bij testament, kan eventueel vóór het overlijden dezelfde stappen ondernemen en zo het tarief ‘andere personen’ vermijden.

Page 31: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

125

In het Vlaams Gewest betalen broers en zussen een apart tarief. Ooms, tantes, neven en nichten maken deel uit van de aparte categorie ‘anderen’, net zoals iemand die buiten de wettelijke erfgenamen staat. Als ze echter wettelijk samenwonen of meer dan één jaar feitelijk samenwonen met de overledene, betalen ze de gunstige successierechten van samenwonenden. Het samenwonen primeert en er wordt geen rekening gehouden met de bloedband. Bijgevolg zal bijvoorbeeld een broer die meer dan één jaar feitelijk samen­woont met zijn zus en van haar erft, de laagste successierechten van samenwonenden betalen en niet deze van boers en zussen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Waals Gewest kennen op dit vlak hetzelfde systeem als in Vlaanderen maar erkennen enkel wettelijk samenwonenden. In het Waals Gewest primeert de bloedband en blijven broers, zussen, ooms, tantes, neven of nichten die van elkaar erven de successierechten betalen als broer, zus, oom, tante, neef of nicht, zelfs al wonen ze wettelijk of feitelijk samen.

Een verkrijging tussen uit de echt gescheiden of van tafel en bed gescheiden personen en een verkrijging tussen ex­samenwonenden wordt enkel gelijkgesteld met een erfenis tussen echtgenoten of tussen samenwonenden als er gemeenschappelijke afstammelin­gen zijn. De ex­samenwonende erfgenaam moet om het voordeel van de gelijkstelling te genieten, bewijzen dat hij met de erflater wettelijk heeft samengewoond of dat hij met de erflater gedurende minstens één jaar ononderbroken een gemeenschappelijke huis­houding heeft gevoerd in Vlaanderen.

Indien bijvoorbeeld Mark en Els meer dan één jaar feitelijk hebben samengewoond in Vlaanderen en ze hebben een zoon samen, dan zal na een relatiebreuk Els dezelfde laagste successierechten betalen op de erfenis die zij verkrijgt via testament van haar ex­samenwonende partner Mark.

In het Waals Gewest worden wettelijk samenwonenden voor de successierechten gelijk­gesteld met gehuwden, op voorwaarde dat ze op het ogenblik van het overlijden wettelijk samenwonen. Wie niet wettelijk samenwoont kan geen aanspraak maken op de gelijk­schakeling met gehuwden.

In het Brussels Gewest geldt eveneens dat alleen wie wettelijk samenwoont geniet van de gelijkschakeling met de gehuwden. Feitelijk samenwonenden worden in Brussel en Wallonië beschouwd als ‘vreemden’ indien zij van elkaar erven.

In de rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden en tussen broers en zussen worden in Vlaanderen de successierechten geheven op het erfdeel dat elke erfgenaam of legataris afzonderlijk ontvangt. Voor de anderen wordt het tarief toegepast op de som

Page 32: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

126

van de netto­erfdelen die ze samen ontvangen. De successierechten worden dan propor­tioneel verdeeld over de erfgenamen. Gezien de progressiviteit van de schalen van suc­cessierechten is dit laatste uiteraard minder gunstig. Bovendien wordt er in Vlaanderen in de rechte lijn, tussen echtgenoten en omschreven samenwonenden, een opsplitsing gemaakt tussen de roerende en onroerende nalatenschap. Deze opsplitsing gebeurt niet in de zijlijn. In het Waals en het Brussels Gewest worden de successierechten op het netto­erfdeel van iedere erfgenaam berekend, maar wordt er geen opsplitsing gemaakt tussen roerende en onroerende goederen.

Wettelijk samenwonenden en feitelijk samenwonenden die meer dan één jaar feitelijk samenwonen hebben in Vlaanderen ook het recht op de verminderingen die in rechte lijn en tussen echtgenoten worden verkregen, met name de proportionele vermindering van maximum 500 euro indien het gaat om een beperkte nalatenschap en de vermindering voor kinderen die erven en jonger dan eenentwintig jaar zijn (cf. bijlage 3.1).

Een erfenis tussen een stiefouder en een stiefkind wordt in Vlaanderen gelijkgesteld met een verkrijging in rechte lijn. De stiefouder is de echtgenoot van de ouder of de persoon die met de ouder van het kind wettelijk of minstens één jaar feitelijk samenwoont. Het tarief is enkel geldig indien er nog samenwoning was op de dag van het overlijden. Indien de natuurlijke ouder van het kind overlijdt vóór de stiefouder die met de ouder heeft samengewoond, is het tarief rechte lijn niet meer geldig tenzij er sprake is van een zorgrelatie tussen het kind en de overleden stiefouder.

Er bestaat uiteraard geen wettelijk erfrecht tussen de stiefouder en het stiefkind waar­door de stiefouder ten voordele van zijn stiefkind een testament dient op te maken opdat deze in aanmerking kan komen om te erven. Hierbij dient de stiefouder dan ook weer rekening te houden met zijn reservataire erfgenamen zoals bijvoorbeeld zijn eigen kinderen.

De laagste tarieven van de successierechten gelden ook voor de vererving tussen adop­tieouders en adoptiekinderen en tussen zorgouders en zorgkinderen. Om te spreken van een zorgrelatie moet het kind vóór de leeftijd van 21 jaar gedurende drie opeenvolgende jaren bij de andere persoon hebben ingewoond en van die persoon de hulp en verzorging hebben gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen.

In Brussel en Wallonië zijn er andere tarieven van successierechten, evenals verminde­ringen en vrijstellingen van toepassing (cf. bijlagen 3.2 en 3.3).

Page 33: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

127

3.2 Vrijstelling gezinswoning

Een samenwonende langstlevende partner moet in Vlaanderen net als een gehuwde part­ner sinds 1 januari 2007 geen successierechten meer betalen op het nettoaandeel dat hij erft in de gezinswoning. De vrijstelling geldt zowel wanneer de gezinswoning in volle eigendom naar de langstlevende gaat, als enkel in vruchtgebruik. In Brussel en Wallonië geldt voor de samenwonende of gehuwde partner een verminderd tarief, dat tevens van toepassing is voor erfgenamen in rechte lijn (cf. bijlagen 3.2 en 3.3). Deze vrijstelling geldt enkel voor de gezinswoning en dus niet voor een eventueel tweede verblijf. De vrijstelling in Vlaanderen geldt niet als de samenwonende een bloedverwant in rechte lijn (op­ of neergaande lijn) is, bijvoorbeeld een inwonende ouder of inwonend kind, of iemand die daarmee gelijkgesteld wordt voor de berekening van de successierechten zoals stiefkinderen of bepaalde pleegkinderen. Een kind dat samenwoont met één van de ouders heeft dus geen recht op de vrijstelling van successierechten op de gezinswoning maar een broer en zus die samenwonen komen hiervoor wel in aanmerking. Samenwonenden moeten hiervoor wettelijk samenwonen of minimum drie jaar ononder­broken feitelijk samengewoond hebben met de overledene en ermee een gemeenschap­pelijke huishouding gevoerd hebben. Een eenvoudig uittreksel uit het bevolkingsregister volstaat om dit aan te tonen. Er worden voor deze vrijstelling voor feitelijk samenwo­nenden dus strengere voorwaarden gesteld dan voor de gelijkschakeling met de tarieven van successierechten voor gehuwden, waarbij het volstaat om één jaar feitelijk samen te wonen. De vrijstelling geldt enkel voor de langstlevende partner en niet voor de andere erfgenamen. De andere erfgenamen die de naakte eigendom op de gezinswoning erven, dienen hierop wel successierechten te betalen.

De regeling is enkel geldig voor de woning die de erflater en zijn samenwonende partner als gezinswoning bewoonden op het ogenblik van het overlijden. In bepaalde gevallen geldt de laatste gezamenlijke hoofdverblijfplaats als gezinswoning, ook als de partners daar op het ogenblik van overlijden niet meer samenwoonden. Als de effectieve samen­woning onderbroken wordt wegens overmacht, bijvoorbeeld noodzakelijke opname van één van de partners in een verzorgingstehuis, is dat geen reden om de vrijstelling te weigeren. Ook wanneer beide partners in een rust­ of verzorgingsinstelling worden opge­nomen of opteren om naar een serviceflat te gaan, kunnen ze nog altijd als samen­wonend in de gezinswoning worden beschouwd. De gezinswoning die ze intussen verla­ten hebben, komt dan nog steeds in aanmerking voor de vrijstelling. Voor de feitelijk samenwonenden geldt de uitzondering voor een geval van overmacht enkel indien ze voordien al minstens drie jaar samenwoonden en een gezamenlijke huishouding voerden.

Page 34: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

128

Indien er een gezinswoning te vererven is, heeft men er alle belang bij om te huwen of wettelijk te gaan samenwonen, aangezien de gezinswoning dan volledig belastingvrij wordt vererfd. Feitelijk samenwonenden dienen een testament op te maken indien zij het vruchtgebruik of de volle eigendom van de gezinswoning willen overmaken aan de langstlevende partner. Om vrijgesteld te zijn van successierechten moeten zij bovendien minstens drie jaar feitelijk samenwonen. De andere erfgenamen die eventueel de naakte eigendom van de gezinswoning zouden erven, kunnen in die situatie de omzetting in volle eigendom vorderen, wat bij wettelijk samenwonenden en echtgenoten niet mogelijk is zonder toestemming van de langstlevende.

Om de langstlevende partner nog beter te beschermen en de successiekost met betrek­king tot de gezinswoning te herleiden tot nul euro, kan overwogen worden om via tes­tament de gehele gezinswoning in volle eigendom te legateren aan de langstlevende partner. Er geldt immers een vrijstelling van successierechten op alles wat men verkrijgt met betrekking tot de gezinswoning. Deze vrijstelling geldt evenwel enkel voor gehuw­den, wettelijk samenwonenden en feitelijk samenwonenden die meer dan drie jaar fei­telijk samenwonen. Bij een testament mag men uiteraard de rechten van de reservataire erfgenamen niet uit het oog verliezen. Ook met een tontinebeding kan men de volle eigendom overmaken aan de langstlevende partner, maar hier zijn er wel registratierech­ten verschuldigd die in principe 10 % bedragen (cf. hoofdstuk 7, 3.2).

3.3 Erven, een uitgewerkt voorbeeld

Pieter en Eva hebben samen een woning gekocht en beschikken over een gemeenschap­pelijke spaarrekening. Ze hebben geen kinderen. Wanneer Pieter overlijdt, is Eva 59 jaar oud. De waarde van hun woning bedraagt op dat moment 200 000 euro en het saldo op de spaarrekening is gelijk aan 150 000 euro. In de nalatenschap van Pieter zit de helft van de waarde van de woning (namelijk 100 000 euro in volle eigendom of 44 000 euro in vruchtgebruik) en de helft van het tegoed op de spaarrekening (namelijk 75 000 euro in volle eigendom of 33 000 euro in vruchtgebruik).

Page 35: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

ErvE

n

129

Hoeveel bedragen de te betalen successierechten?

Eva en Pieter zijn gehuwd Eva en Pieter zijn samenwonend

Eva erft de volle eigendom

Woning: 0 euro Spaarrekening: 3 750 euro

a. Testament en wettelijk samenwonend of meer dan drie jaar feitelijk samenwonend

Woning: 0 euro

Spaarrekening: 3 750 euro

b. Testament en meer dan 1 jaar maar minder dan 3 jaar feitelijk samenwonend

Woning: 6 000 euro

Spaarrekening: 3 750 euro

c. Testament en minder dan 1 jaar feitelijk samenwonend

Woning: 47 500 euro

Spaarrekening: 33 750 euro

d. Tontine (roerend + onroerend) in volle eigendom (cf. hoofdstuk 7, 3.2)

Woning: 10 000 euro

Spaarrekening: 0 euro

Eva erft het vruchtgebruik

Woning: 0 euro Spaarrekening: 990 euro

a. Testament en wettelijk samenwonend of meer dan drie jaar feitelijk samenwonend

Woning: 0 euro

Spaarrekening: 990 euro

b. Testament en meer dan 1 jaar maar minder dan 3 jaar feitelijk samenwonend

Woning: 1 320 euro

Spaarrekening: 990 euro

c. Testament en minder dan 1 jaar feitelijk samenwonend

Woning: 19 800 euro

Spaarrekening: 14 850 euro

d. Tontine (roerend + onroerend) in vruchtgebruik

Woning: 4 400 euro

Spaarrekening: 0 euro

Page 36: hoofdstuk 5 - Ghent University Academic Bibliography · hoofdstuk 5 Erven. E rv E n 97 Inleiding Mensen die het meeste baat hebben bij de planning van de verdeling van hun vermogen

130

4 BesluitDe samenlevingsvorm is van groot belang bij het overlijden van één van de partners. Indien men gehuwd is, kan men automatisch aanspraak maken op een deel van de nala­tenschap dankzij het wettelijk erfrecht, namelijk het vruchtgebruik over de volledige nalatenschap. Om de nalatenschap te bepalen, gaat men bij gehuwden kijken naar het huwelijksvermogensstelsel waarvoor ze hebben geopteerd. Het huwelijksvermogensrecht is immers prioritair op het wettelijk erfrecht.

Voor wettelijk samenwonenden bestaat er een beperkt wettelijk erfrecht dat gelijk is aan het vruchtgebruik over de gezinswoning en het aanwezige huisraad. Bij gehuwden is het vruchtgebruik over de gezinswoning een gewaarborgd erfrecht, wat niet het geval is bij wettelijk samenwonenden.

Indien men feitelijk samenwoont is er geen automatisch erfrecht en moet men stappen ondernemen indien men de overlevende partner iets wil nalaten. Hier kan men onder andere een beroep doen op een schenking of een testament.

Op het vlak van successierechten worden in Vlaanderen samenwonenden gelijkgesteld met gehuwden indien ze wettelijk samenwonen of minimum één jaar feitelijk samen­wonen. Voor de vererving van de gezinswoning geldt er een vrijstelling van successie­rechten indien men gehuwd is, wettelijk samenwoont of ten minste drie jaar feitelijk samenwoont.