HOOFDSTUK 5: EEN PEDAGOGISCH KLIMAAT CREËREN...Hoofdstuk 5 - Samenvatting & conclusies 41 4...
Transcript of HOOFDSTUK 5: EEN PEDAGOGISCH KLIMAAT CREËREN...Hoofdstuk 5 - Samenvatting & conclusies 41 4...
1
HOOFDSTUK 5: EEN PEDAGOGISCH KLIMAAT CREËREN
2
MOOC 1: Het ontwikkelingen van effectieve sportomgevingen voor kinderen
Studiegids
Een intellectuele output van iCoachKids: Innovatie lessen & trainingen voor het coachen van kinderen en
jongeren
Dankwoord Deze studiegids is geschreven door Sheelagh Quinn, Declan O’Leary en Sergio Lara-Bercial met redactionele ondersteuning van Ann McMahon. Bijdrages zijn geleverd door Marieke Fix, Nicolette Schipper-van Veldhoven, Kris Van Der Haegen, David Gibas en Karen Livingstone.
Disclaimer De steun van de Europese Commissie voor de productie van deze publicatie vormt geen goedkeuring over de inhoud, deze weerspiegelt uitsluitend de mening van de auteur, de Europese Commissie kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor het gebruik van de opgenomen inhoud van dit document.
Project Team: Sergio Lara-Bercial, Julian North, A.J. Rankin-Wright, Marieke Fix, Nicolette Schipper-van Veldhoven, Declan O’Leary, Sheelagh Quinn, Kris Van Der Haegen, David Gibas, Rafael Navarro, Sonia García, Pedro Lara-Bercial, Renata Rutkauskaite, Irena Cikotiene, Ladislav Petrovic, Judit Balogh en Birute Statkeviciene.
www.icoachkids.eu @iCoachKidsEU Copyright © 2018 by iCoachKids
3
Inhoud iCoachKids MOOC 1 - Hoofdstuk 5 Page Studiegids Inleiding 4 Hoofdstuk 5 - Inleiding 12 Hoofdstuk 5 - Paragraaf 1 Jouw visie op een pedagogisch klimaat 14 Hoofdstuk 5 - Paragraaf 2 Wat is een Pedagogisch Klimaat? 17 Hoofdstuk 5 - Paragraaf 3 Hoe creëer je plezier? 22 Hoofdstuk 5 - Paragraaf 4 De rol van het stellen van doelen en feedback in een pedagogisch klimaat 24 Hoofdstuk 5 - Paragraaf 5 Een pedagogisch klimaat in de praktijk 32 Hoofdstuk 5 - Samenvatting & conclusies 41
4
iCoachKids MOOC 1 Studiegids
Inleiding
"De belangrijkste missie van een coach is om sportdeelnemers niet
alleen als sportatleten, maar ook op persoonlijk vlak te laten
ontwikkelen. Om dat doel te bereiken heeft een coach functionele en
taak gerelateerde competenties nodig die door kennis en reflectie
ondersteund worden."
Uit het European Sports Coach Framework (p. 39)
Gefeliciteerd, coach! Door deel te nemen aan iCoachKids MOOC 1 laat
je zien dat je open staat om meer te leren over het coachen van
kinderen en jongeren en het ontwikkelen van je eigen
coachingsvaardigheden.
Het verbeteren van coachingsvaardigheden kost tijd en moeite. Het
ontwikkelen van coachingsvaardigheden zal op een duurzame en
progressieve manier verlopen. Een dergelijke aanpak houdt rekening
met in welke leerfase jij je als coach bevindt, hoe je leert én met de
deelnemers waarmee jij werkt.
5
Hoe coaches leren
In deze MOOC realiseren we ons dat leren een levenslang proces is en
dat diverse ervaringen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van jouw
mogelijkheden als coach. Tijdens de voortgang door MOOC 1 hebben
we diverse leerervaringen toegevoegd om bij te dragen aan de
leerbehoefte van coaches.
Een coach is geen onbeschreven blad. Een coach heeft door
persoonlijke ervaringen als deelnemer of als toeschouwer een eigen
visie op coachen: op wat het is en hoe het zou moeten gebeuren. De
volgende opdracht laat je nadenken over het wat en waarom jij
coacht.
STUDIEGIDS TAAK: Wat zijn jouw drijfveren en ervaringen als coach? (Er zijn geen goede of foute antwoorden. Deze oefening gaat over het verzamelen van jouw eerdere coaching ervaringen.)
Coaches leren het beste wanneer…
Hoe jij leert en hoe je graag wilt leren
Lijst met jouw sportervaringen
Hoe beïnvloedt dit jouw manier van coachen?
Jouw Opleiding(en)/ gevolgde cursussen
Hoe beïnvloedt dit jouw manier van coachen?
Levenservaring/ geleerde lessen
Hoe beïnvloedt dit jouw manier van coachen?
Andere onderwerpen die jij belangrijk vindt of jouw beïnvloeden
Hoe beïnvloedt dit jouw manier van coachen?
Jouw leerroute
In de eerste fase van jouw ontwikkeling als coach kun je nog profiteren van leermogelijkheden die geboden worden via onderwijs. In MOOC 1
6
zie je dit terug in wat je leest en de persoonlijke opdrachten en activiteiten die jij maakt om nieuwe kennis toe te passen in je coaching. Dit kan gezien worden als de onderliggende basis voor jou als coach. De activiteiten dagen je uit en onderbouwen jouw visie als coach en ondersteunen je om een kader te ontwikkelen waarin het kind centraal komt te staan, een kader dat coaches bewust maakt van hun eigen handelen in hun organisatie. Wanneer je je blijft ontwikkelen als coach dan worden informele leerkansen relevanter. Interactie met kinderen, andere coaches, ouders, mentoren en openbare leermodules bieden een kans om jouw visie te checken, te blijven ontwikkelen, jezelf te blijven uitdagen en nieuwe kennis op te doen. In MOOC 1 komt dit terug in de opdrachten en activiteiten die je met anderen en in jouw omgeving uit gaat voeren. Het is belangrijk om te weten dat jouw ontwikkeling plaatsvindt 'on the job' dus daar waar het coachen plaatsvindt. Het is essentieel dat je als coach kunt reflecteren op jouw handelen en je bewust bent van jouw vaardigheden.
7
STUDIEGIDS TAAK: Hoe coaches
het beste leren en hoe jij het beste
leert
Hoe coaches volgens onderzoekers het beste leren is in de linker
kolom te lezen. Reflecteer op deze uitspraken en beschrijf in de
rechter kolom of de uitspraken van toepassing zijn op JOU en of ze
ook invloed kunnen hebben op JOUW LEREN. Dit zal jouw
ZELFBEWUSTZIJN op hoe jij wilt leren ontwikkelen:
Coaches leren het beste wanneer… Hoe jij leert en hoe je graag wilt leren
• Eerdere ervaringen en vaardigheden worden herkend en ze worden aangemoedigd om te reflecteren en erop voort te bouwen.
• Ze gemotiveerd zijn om de verantwoordelijkheid voor hun leren te nemen en ze krijgen de kans om dit naar hun eigen behoeften te sturen.
• Het toepassen van wat geleerd is in de praktijksituatie waarin gecoacht wordt, duidelijk is en gefaciliteerd wordt
• De onderwerpen en leermaterialen relevant zijn
• Er een positief en ondersteunend klimaat is om angst te minimaliseren, waarin aangemoedigd wordt om nieuwe dingen uit te proberen en dit op passend niveau uitdaging plaatsvindt
• Interactie en het delen van kennis met andere coaches wordt aangemoedigd
• Er een gevarieerd aanbod van leeractiviteiten is
• Ze enig succes ervaren en feedback krijgen die hun zelfvertrouwen vergroot
8
Wanneer je deze twee opdrachten uit de studiegids afgerond hebt, ben
je begonnen aan het leerproces zoals wordt uitgedragen in de
iCoachKids MOOC's. Je bent er zojuist achter gekomen wat jouw
drijfveren zijn om kinderen te coachen en hoe jij leert.
Goed gedaan! Lees verder en gebruik de inhoud van deze MOOC 1
Studiegids als hulpmiddel in jouw leerproces. De inhoud in de gids is
goed toe te passen in jouw rol als coach en jouw leerproces naar een
coach die het kind centraal stelt.
9
MOOC 1 Studiegids Structuur
Met behulp van een blended learning structuur wordt jouw leerproces
als coach in gang gezet. Dit pakket bestaat uit diverse activiteiten om
het leerproces te bevorderen (bijvoorbeeld aan de hand van
praktijksituaties, probleemgestuurd leren, praktische tips voor het
coachen en reflectie op jouw handelen). Dit zal zorgen voor meer
kennis en gedragsverandering en zal je aanmoedigen om op zoek te
gaan naar zelfgestuurde leermogelijkheden.
De volgende kopjes en iconen duiden de diverse activiteiten aan die in
de studiegids van MOOC 1 aan bod komen:
ZIEN – Wanneer je dit icoon ziet is er een filmpje gekoppeld aan
het hoofdstuk en paragraaf van de studiegids
LEZEN – De inhoudelijke kennis die in het filmpje uitgelegd wordt
kun je hier lezen. Het geeft de mogelijkheid om in eigen tempo de
inhoud te lezen of om terug te lezen wat er werd verteld in de video.
STUDIEGIDS TAAK – Dit is een opdracht om te testen of je de
inhoud van het filmpje of de tekst kunt toepassen wanneer je aan het
coachen bent. In de opdrachten reflecteer je op jouw
coachingsvaardigheden.
PERSOONLIJKE COACHTAAK
In deze activiteit pas je nieuwe kennis toe wanneer je aan het coachen
bent met de kinderen die je begeleidt. Je denkt na over hoe het ging
voor de kinderen en voor jezelf. Het is mogelijk dat je deze opdrachten
een aantal keer moet uitvoeren en moet reflecteren op jouw handelen
om de geleerde inhoud volledig toe te kunnen passen in jouw praktijk,
zodat het ook passend is voor jouw visie op het coachen van kinderen.
COACHEN MET ANDEREN – In deze opdracht ga je samen met
andere coaches bespreken en uitproberen hoe nieuwe geleerde kennis
toe te passen is. Jullie geven elkaar feedback en praten over hoe iedere
coach zich ontwikkelt en hoe kennis toe te passen is. Deze opdracht
kan je aanmoedigen om andere relevante mensen in te schakelen,
zoals ouders, scheidsrechters, clubleden en zelfs kinderen die je
coacht!
10
COACHEN IN DE OMGEVING – In deze activiteit denk je na over
hoe de kindgerichte benadering op jouw club/ school/ of jouw lokale
omgeving is. Je denkt erover na en bespreekt welke veranderingen
aangebracht kunnen worden om een coach te worden die het kind
centraal stelt.
QUIZ – Op het einde van ieder hoofdstuk staat er een quiz klaar.
In deze quiz zullen de belangrijkste punten uit ieder hoofdstuk
terugkomen en worden vragen gesteld over hoe je die toe kunt passen
tijdens jouw coaching. Deze quiz kent een 'open-boek' structuur. Je
mag dus de paragrafen van de studiegids opnieuw raadplegen voordat
je je antwoord opschrijft.
HOOFDSTUK MET AFSLUITENDE OPDRACHTEN – Ieder
hoofdstuk zal eindigen met een aantal opdrachten die jou helpen om
jouw ideeën en de coaching tools die in het hoofdstuk benoemd zijn toe
te kunnen passen. Dit kunnen de volgende opdrachten zijn:
PERSOONLIJKE COACHTAAK
COACHEN MET ANDEREN
COACHEN IN DE OMGEVING
MEER ZIEN EN/OF LEZEN – Niet alle informatie is opgenomen
in de MOOC. Wil je meer weten over een onderwerp, dan zal dit icoon
je naar meer informatie of aanvullende materialen leiden.
11
JOUW LEERTRAJECT ALS EEN JEUGDCOACH Werken met kinderen en jongeren kan een zeer positieve en
waardevolle ervaring zijn voor mensen. Deze ervaring kan voor iedere
coach en kind waardevol zijn, mede door de aanpak en de kennis die
aangeboden wordt in de iCoachKids MOOC's. Het is aan jou om de
verantwoordelijkheid te nemen en jouw kennis en vaardigheden als
coach te laten opbloeien. Geniet van de reis coach!
12
iCoachKids: MOOC 1 Studiegids - Registratie van de opdrachten: Hoofdstuk 5
Naam: _________________________________ Datum: _______________________________
Vink iedere opdracht of activiteit die je afgerond hebt af met een in de betreffende cirkel. Hiermee kun je bijhouden welke opdrachten je al afgerond hebt en waar je weer verder kunt wanneer je na een pauze weer kunt starten.
Studiegids opdrachten/ Hoofdstuk 5 - Paragraaf
ZIEN/ LEZEN
/
INLEIDENDE OPDRACHT
PERSOONLIJKE COACHTAAK
COACHEN MET
ANDEREN
COACHEN IN DE OMGEVING
QUIZ
AFSLUITENDE OPDRACHTEN
MEER ZIEN/ LEZEN
Inleiding
Paragraaf 1
Paragraaf 2
Paragraaf 3
Paragraaf 4
Paragraaf 5
Samenvatting/ conclusie
13
Heb je alle activiteiten en opdrachten in iedere cirkel is afgevinkt? GOED GEDAAN! Nu kun je starten met het volgende hoofdstuk.
12
Hoofdstuk 5 Inleiding
BEKIJK HET FILMPJE EN/OF LEES DE TEKST
Bekijk het bijbehorende filmpje in de online MOOC of lees het in de studiegids. Wanneer
je er beter door leert, mag je ook beide doen.
Zoals je weet, gaat deze cursus over het ontwikkelen van effectieve omgevingen
voor kinderen in de sport. In de hoofdstukken 1 tot en met 3 hebben we gekeken
naar het belang van coaches als mens, hun waarden, overtuigingen, gedrag en
zelfs hun strategische planning.
In hoofdstuk 4 veranderden we van richting en gingen we op zoek naar de
voordelen die sport kan bieden voor kinderen. Dit ging niet alleen over fysieke
fitheid en motorische ontwikkeling, maar ook over sociale en psychologische
groei. Ik hoop dat je het er nu over eens bent dat sport een fantastische omgeving
is om de ontwikkeling van kinderen te ondersteunen.
In hoofdstuk 5 gaan we in op het "hoe" van de sportomgeving. Hoe coaches
positieve pedagogische omgevingen kunnen creëren en ervoor zorgen dat
kinderen en jongeren zich holistisch ontwikkelen tot evenwichtige volwassen
mensen. Dit is belangrijk, iCoachKids wil je helpen de theorie en de praktijk te
verbinden op het veld, het zwembad, op de baan of waar je ook coacht.
13
Afbeelding 5.1 - Aangepast van Abraham et al. (2015) en gereproduceerd van
European Sport Coaching Framework (Lara-Bercial et al., 2017)
Het is belangrijk dat je weet dat de term 'pedagogisch' in dit hoofdstuk wordt
uitgelegd in het perspectief van de algemene ontwikkeling van het kind in
plaats van de meer in West-Europese gebruikte uitleg gerelateerd aan
onderwijsstrategieën.
Aan het einde van hoofdstuk 5 kun je:
• Uitleggen wat bedoeld wordt met een pedagogische omgeving en waarom
het een groot verschil maakt voor kinderen
• De belangrijkste elementen van een positieve pedagogische omgeving in de
sportcontext begrijpen
• Verbinding maken van de theoretische principes naar de praktijk
• Trainingssessies en wedstrijden op basis van deugdelijke pedagogische
principes maken.
Het belangrijkste doel van dit hoofdstuk is om je te helpen begrijpen dat, als een
jeugdcoach, al jouw beslissingen, plannen, oefeningen en interacties met
mensen een positieve invloed kunnen hebben op de pedagogische omgeving.
Maar we moeten eerlijk tegen je zijn. Je beslissingen kunnen het ook
belemmeren en dat is natuurlijk niet wat je wilt!
Je coacht kinderen, je hebt het beste met hen voor en jij bent de sleutelpersoon
die het verschil maken in hun leven.
Laten we verder gaan en dit hoofdstuk beginnen, veel plezier!
14
15
Hoofdstuk 5 - Paragraaf 1 Jouw visie op een pedagogisch klimaat
BEKIJK HET FILMPJE EN/OF LEES DE TEKST
Bekijk het bijbehorende filmpje in de online MOOC of lees het in de studiegids. Wanneer
je er beter door leert, mag je ook beide doen.
Nu is het tijd om te onderzoeken wat het pedagogisch klimaat voor jou betekent.
We gaan helemaal opnieuw beginnen. Je hebt misschien al enige ervaring met
het coachen van jeugd, of misschien ben je zelf gecoacht als kind. Je bent dus
geen echte beginner. Gebruik jouw persoonlijke ervaringen om deze taak te
voltooien.
Ok, dus wat gaan we doen?
Opdracht 5.1 - STUDIEGIDS TAAK Eerst ga je een paar vragen beantwoorden. Schrijf jouw antwoorden op, want je
kunt ze later opnieuw gebruiken. Je kunt de video helemaal bekijken en dan erop
terug komen en bij elke vraag stilstaan, maar misschien wil je gewoon beginnen
en de vragen maken terwijl we ze doorlopen. Hier komen de vragen!
Vraag 1: Denk aan de beste coach die jij je kunt herinneren? Schrijf op wat deze
coach zo speciaal maakte. We zijn op zoek naar de kenmerken van een goede
coach.
16
Als je geen ervaring hebt met coachen of gecoacht worden, gebruik dan je
verbeeldingskracht om te bedenken wat voor jou een goede jeugdcoach is of
misschien kun je aan een goede leraar denken. Neem alstublieft een paar
minuten de tijd om hierover na te denken.
Vraag 2: Verbind jouw ervaringen met coaches met gevoelens en beantwoord
deze vraag: Welk gevoel heeft je coach je gegeven? Als je nog nooit een coach
gehad hebt, denk dan eens aan een leraar of je baas of manager op het werk.
Je kunt dingen beantwoorden zoals:
"Ik had een coach die ik erg leuk vond, omdat hij niet tegen me schreeuwde.
Hierdoor voelde ik me veilig en prettig en ik was niet bang om vragen te stellen"
Of je zou kunnen zeggen:
"Ik had een coach die de hele tijd lachte en grapjes maakte, waardoor ik me
gelukkig en opgewekt voelde. Ik wilde altijd naar de training "
Deze kenmerken van je vorige coaches, leraren of managers hebben bepaalde
gevoelens bij je opgeroepen, die de relatie tussen deze coach en jou
identificeren. Het coachen van kinderen en jongeren gaat ook over emoties!
Oké, laten we enige orde in je lijst met coachkenmerken brengen. Schrijf de lijst
met kenmerken opnieuw op, maar plaats ze deze keer in volgorde van
belangrijkheid en leg uit waarom je ze op die bepaalde manier geplaatst hebt,
waarom je sommigen hoger gezet hebt dan anderen.
Coachkenmerken
1.
2.
3.
4.
17
5.
6.
7.
8.
Nu zijn we erg benieuwd naar jouw lijst en hoe je de verschillende items
gerangschikt hebt. Heb je iets gezegd over plezier maken, de instelling en over
dat coaches luisterden, of ging het meer over hoe goed de coach in staat was je
te helpen om beter te worden? Misschien wist hij precies wat je nodig had voor
de volgende stap in je vaardigheden?
Weet je waarom jouw coaches zich gedroegen zoals ze deden? Was het
vanwege hun natuurlijke persoonlijkheid of karakter of hebben ze opzettelijk een
goede sfeer gecreëerd?
De meeste coaches geven toe dat ze zich laten leiden door intuïtie en mogelijk
hebben ze op die manier een grote invloed op de sportomgeving. Maar wat als
de situatie erg complex blijkt te zijn? Wat als jouw intuïtie fout is of afwezig is?
Misschien denk je niet dat je geboren bent met dat natuurlijke instinct om 'het
gewoon goed te doen'!
Maak je geen zorgen. Je kan nog steeds positieve leerklimaten creëren omdat
je het 'waarom' en het 'hoe' begrijpt! Dit hoofdstuk helpt je precies dat te bereiken.
Hoofdstuk 5, Paragraaf 2: Wat is een Pedagogisch Klimaat?
BEKIJK HET FILMPJE EN/OF LEES DE TEKST
Bekijk het bijbehorende filmpje in de online MOOC of lees het in de studiegids. Wanneer
je er beter door leert, mag je ook beide doen.
18
In dit gedeelte gaan we de kenmerken van een pedagogisch klimaat verkennen.
De meerderheid van dit hoofdstuk is gebaseerd op het werk van iCoachKids-lid,
prof. Dr. Nicolette Schipper-Van Veldhoven. Nicolette is werkzaam bij
Hogeschool Windesheim Zwolle en het Nederlands Olympisch Comité*
Nederlandse Sport Confederatie (NOC*NSF) en haar onderzoek zal ons helpen
begrijpen wat wordt bedoeld met het pedagogisch klimaat. Nicolette is een van
's werelds meest vooraanstaande experts op dit gebied. We gaan op reis door
de belangrijkste theoretische principes van een pedagogisch klimaat, en
belangrijke nog, de praktische manieren waarop we dit klimaat echt kunnen
creëren.
De onderstaande fragmenten zijn uit een zeer inzichtelijk interview met Nicolette
die je volledig kunt bekijken op ons YouTube-kanaal
WAT IS EEN PEDAGOGISCH KLIMAT?
Het gaat om het creëren van een
sportomgeving die goed is voor kinderen.
Pedagogisch betekent dat je wilt bijdragen aan
de ontwikkeling van kinderen. Het gaat niet
alleen over een technische trainer zijn in sport,
het gaat erom dat je een goede coach voor
kinderen en jeugd bent.
19
De vier pijlers van het pedagogisch klimaat
Een pedagogisch sportklimaat
1. WE KIJKEN NAAR KINDEREN OP EEN HOLISTISCHE MANIER, NIET
ALLEEN ALS ATLETEN, MAAR ECHT OM HEN ALS MENS TE
ONTWIKKELEN.
De eerste pijler is een holistische benadering, een ontwikkelingsgericht klimaat. Je moet dus kindgericht zijn. En om kinderen holistisch te ontwikkelen, en dat betekent niet alleen de fysieke of motorische vaardigheden die je voornamelijk gebruikt tijdens sport, maar ook psychologisch of sociaal of cognitief, dus je wilt deel uitmaken van de ontwikkeling van het kind op holistische wijze. DE EERSTE PIJLER IS DAT WE ECHT HERKENNINGEN DAT WE HET KIND ALS GEHEEL WILLEN ONTWIKKELEN. DAN GAAT HET NIET ALLEEN OVER DE FYSIEKE OF MOTIRSCHE VAARDIGHEDEN, DAT IS WAT COACHES VOORAL MOETEN BEGRIJPEN. ZIJ ZIJN DE OPVOEDERS.
2. EEN ZORGZAAM KLIMAAT CREËREN
Je moet er zijn voor alle kinderen, je geeft om de sporter, je wilt het beste voor hen, dat is een zorgzaam klimaat.
3. JE WILT OOK EEN MOTIVEREND KLIMAAT CREËREN Dat is een Positief leerklimaat. Je wilt ze iets leren, uiteraard sportieve vaardigheden, maar ook de sociale en psychologische vaardigheden.
4. SOCIAAL EN VEILIG KLIMAAT: De vierde pijler is ook een zeer belangrijke pijler, dit is een sociaal en veilig kli maat Omdat jij de coach bent, kun jij een omgeving creëren die veilig is. Bijvoorbeeld, je komt in aanraking met kinderen, maar die aanraking kan goed, slecht of zelfs bedreigend zijn. En het slechte en bedreigende deel willen we uit de sport hebben, zeker in jeugdsport. Daarom moeten we onze kinderen en jongeren dus ook beschermen in de sportomgeving.
20
Hieronder vindt u een uittreksel uit een paper, "A Pedagogical Sports Climate",
geschreven door Nicolette en Marieke Fix, een ander lid en onderzoeker van
iCoachKids. In deze paper worden de ideeën van Nicolette, die je in de video
kon horen, nog verder toegelicht. De complete paper is ook beschikbaar om te
downloaden via onze MOOC-pagina's.
Sporten is hartstikke goed voor je! Volwassen sporters hebben minder
lichamelijke klachten, minder overgewicht en voelen zich gelukkiger dan niet
sporters. Dit geldt zeker ook voor jeugdigen. Naast de fysieke voordelen wordt
jeugdsport geprezen om de positieve effecten op de sociaal-emotioneel
ontwikkeling van kinderen. Denk hierbij aan het reguleren van emoties, een
positief zelfbeeld en het maken van vrienden. Deze positieve effecten zijn er
echter niet zomaar, daar moeten we iets voor doen. Dit vraagt om een bij de
ontwikkeling van het kind passende sportcontext, dit vraagt om een pedagogisch
sportklimaat.
Pedagogiek komt van het woord ‘pedagogia’, hetgeen kinderleiding betekent.
Het gaat om de praktijk van het opvoeden in en door sport.
Voor het duiden van een pedagogisch sportklimaat onderscheiden we vier
relevante pedagogische steunpilaren:
- Ontwikkelingsgericht klimaat: sporten draagt bij aan de persoonlijke en
sociale ontwikkeling van jeugdigen en is gericht op autonomie en zelfsturing.
‘Kind op de eerste plaats, sport op de tweede plaats’. Oefenstof wordt
aangeboden in een passende structuur.
- Zorgzaam klimaat: sporten gebeurt in een zorgzame context, waarin
communicatie en interactie centraal staan (morele sfeer). De pedagogische
relatie tussen coach en sporter is hierbij essentieel. De coach heeft het beste
met zijn pupil voor, is zich bewust van zijn eigen trainingsstijl en maakt duidelijke
afspraken.
- Motiverend klimaat: sporten wordt gestimuleerd vanuit plezier in sport als
belangrijkste dragende factor om aan sport te (blijven) doen. Motivatie om te
sporten wordt vooral gestimuleerd als succeservaringen kunnen worden
toegeschreven aan de eigen capaciteit, vanuit doelen die dicht bij het individu
liggen (autonome motivatie).
- Sociaal veilig klimaat: sporten vanuit een veilige omgeving en het voorkomen
van grensoverschrijdend gedrag zoals (seksuele) intimidatie, pesten en fysiek
geweld.
Om ervoor te zorgen dat kinderen sporten en dit over langere tijd blijven
volhouden, staat de sport voor een belangrijke opdracht: zorg ervoor dat sport
voor kinderen en jonge mensen wordt gegeven vanuit een pedagogisch
21
perspectief, dat sport leuk is, plezierig! Voor de lange termijn geldt dan: jong
geleerd is oud gedaan!
Plezier betekent in dit geval meer dan alleen het hebben van lol of fun, wat zou
kunnen suggereren dat sport alleen maar voor de gezelligheid is. Het is
begrijpelijk dat deze definitie van plezier, vragen oproept binnen de jeugdsport
en met name binnen de wedstrijdsport. Immers de jonge sporter moet soms ook
leren doorzetten en volharden om het uiteindelijke doel te bereiken en dat is echt
niet altijd leuk. Toch gaan plezier en hard trainen juist goed samen en veel
sporters benadrukken het belang van plezier voor het halen van hun ambitieuze
doelen. Sven Kramer (een Nederlandse schaatser) was na de Winterspelen in
2018 heel duidelijk: ‘Als ik er geen plezier meer in had, was ik allang gestopt;
plezier houdt mij gaande.’
Plezier kent in de sport veel verschillende bronnen. Sommige sporters vinden
het gewoon leuk om te sporten en hoeven niet persé beter te worden. Zij ervaren
een prettig gevoel bij de fysieke inspanning. Andere sporters willen alles uit
zichzelf halen en trainen hard om techniek of tactiek te verbeteren. Hierbij
wisselen hoogtepunten en teleurstellingen elkaar af en de sporter haalt plezier
uit de strijd die hij moet leveren om beter te worden. Ook zijn er sporters die het
geweldig vinden om wedstrijden te spelen, zij ervaren de kick van de
krachtmeting als een bron van plezier, misschien juist wel vanwege het risico om
te verliezen.
Naar aanleiding van het bovenstaande is het dus terecht om te zeggen dat
sporten voor het plezier voor álle sporters geldt, jong en oud, talentvol of niet.
Omdat plezier niet alleen leuk en gezellig betekent maar omdat plezier de ruimte
geeft om te ontdekken, te leren, te oefenen en je eigen doelen te stellen,
ongeacht ambitie of talent. Met deze vorm van plezier worden alle componenten
in de jeugdsport met elkaar verbonden, de kinderen, de coach, de oefeningen,
de regels, de instructie en feedback maar ook het vallen en weer opstaan en de
ontwikkeling. Om motivatie voor het sporten te behouden is plezier dus cruciaal
en of jonge sporters plezier hebben in het sporten hangt voor een groot deel af
van de coach! Daarom bespreken we hieronder hoe een coach het plezier voor
zijn sporters kan vergroten.
Oké, met al deze nieuwe kennis kun je de volgende opdrachten maken. Ik zie je
in de volgende video. Bedankt voor het kijken!
22
ACTIVITEIT 5.2 - PERSOONLIJKE COACHTAAK
BEKIJK HET FILMPJE EN/OF LEES DE TEKST
Lees de gekoppelde paper dat is opgesteld door Prof. Nicolette Schipper- Van
Veldhoven en Marieke Fix en beantwoord de volgende vragen.
1. Wat zijn de vier pijlers van een pedagogisch klimaat?
2. Hoe zorg je ervoor dat de vier pijlers van een pedagogisch klimaat gekoesterd
worden?
3. Welke van de vier pijlers vind jij het moeilijkst om mee bezig te zijn en
waarom? Wat zou jij anders kunnen doen?
23
24
Hoofdstuk 5 - Paragraaf 3 Hoe creëer je plezier?
BEKIJK HET FILMPJE EN/OF LEES DE TEKST
Bekijk het bijbehorende filmpje in de online MOOC of lees het in de studiegids. Wanneer
je er beter door leert, mag je ook beide doen.
Laten we voor deze oefening ervan uit gaan dat je al kinderen traint. Als je dat
niet doet, denk dan terug aan je tijd als kind in jouw sport of aan de gymlessen.
Nogmaals, stop de video terwijl we de taak doorlopen, of bekijk hem eerst
helemaal en ga dan terug.
OPDRACHT 5.3 - PERSOONLIJKE COACHTAAK
1. Noteer eerst drie van de meest succesvolle activiteiten, oefeningen of
spellen die je in het verleden gespeeld hebt. Het enige criterium is dat kinderen
ze leuk moeten vinden.
2. Ten tweede, analyseer deze drie activiteiten over het waarom en hoe:
WAAROM zijn deze activiteiten leuk om te doen en geven ze een gevoel van
plezier en HOE werkt dit? Misschien gaat het om het spel, misschien gaat het
over elkaar uitdagen, misschien is het iets sociaals dat de kinderen leuk vinden
in de activiteit. Plezier kan op veel verschillende manier tot stand komen!
25
3. Derde en laatste, denk aan je eigen rol. Heb je een bijdrage geleverd aan
het plezier? Hoe heb je het al dan niet gestimuleerd? Wat zijn jouw
overtuigingen rond plezier hebben in trainingssessies of wedstrijden?
Hopelijk heb je je na deze oefening misschien gerealiseerd dat plezier een heel
belangrijke rol in jouw coachpraktijk speelt. Er zijn veel manieren om plezier te
hebben. In hoofdstuk 1 hebben we het gehad over 'fun makers' en 'fun killers'.
Lees dat gedeelte voor meer informatie over hoe jij jouw sessies leuk en levendig
kunt houden.
Nu, tijd om door te gaan. Eerlijk gezegd moeten ik bekennen dat wanneer we
onze sessies plannen, we altijd eerst beginnen te denken aan de technische en
tactische vaardigheden. Het goede nieuws is dat dit niet noodzakelijkerwijs hoeft
te botsen met plezier hebben! Het leren van nieuwe vaardigheden kan voor veel
kinderen een bron van plezier zijn.
Oké, hier is de truc: als jij trainingssessies kunt voorbereiden waarbij elk kind kan
leren en oefenen op hun eigen tempo, kan dit bij alle kinderen tot zeer
aangename gevoelens leiden. En dat is een win-winsituatie.
Oké, ik hoop dat dat leuk was! Voordat je doorgaat naar het volgende gedeelte,
maak dan eerst de studiegids opdrachten.
Hoofdstuk 5, Paragraaf 4 De rol van het stellen van doelen en feedback in een pedagogisch klimaat
26
BEKIJK HET FILMPJE EN/OF LEES DE TEKST
Bekijk het bijbehorende filmpje in de online MOOC of lees het in de studiegids. Wanneer
je er beter door leert, mag je ook beide doen.
In de vorige video hebben we je veel informatie gegeven over de belangrijke rol
die plezier speelt in de sport. Eigenlijk is het gevoel van enthousiasme van spelen
is meestal de belangrijkste reden waarom de meesten van ons aan sport doen
Zoals je nu weet, kan plezier niet als vanzelfsprekend worden beschouwd. Het
komt niet altijd voor in de sport. Het goede nieuws is dat je dit als coach kunt
stimuleren en creëren. Het hangt af van de keuzes die je maakt.
Zie je het belang van alle kleine beslissingen die je tot nu toe hebt genomen op
gevoel en intuïtie? Deze kleine dingen maken of breken de pedagogische
omgeving. En je dat realiseren is een grote stap, dus complimenten!
Je pedagogische keuzes komen ook tot uiting in de soorten doelen die je kiest
voor jouw deelnemers en het soort feedback die je hen geeft. In dit gedeelte leer
je welke rol doelen en feedback spelen bij het ontwikkelen van een gezond
pedagogisch klimaat. Deze twee elementen kunnen een gigantische impact
hebben op hoe kinderen sport ervaren en zijn zeer krachtige hulpmiddelen bij het
leren.
Nogmaals, we hebben heel veel geluk dat professor Nicolette Schipper- Van
Veldhoven ons een helpende hand gaat bieden. Ze legt dit beter uit dan wie dan
ook! Terug naar Nicolette!
Het stellen van doelen
27
Feedback
Bedankt Nicolette dat je hier wilt zijn. Het volgende wilde ik met jou bespreken. Ik heb in je werk gelezen dat je altijd benadrukt welke impact we kunnen hebben op kinderen en jeugd en op de ervaring die zij hebben met sport door middel van passende feedback en passende te doelen stellen. Zou jij een samenvatting willen geven op jouw ideeën rond het stellen van doelen en feedback. Het stellen van doelen: Nou, als je naar sport kijkt, dan is het hoofddoel van de coach meestal winnen. Ze zetten in op wedstrijd of competitie. Het gaat erom dat ze willen winnen, dat is een doel op korte termijn. Wat wij willen bereiken, is dat we lange termijn doelen willen hebben, zodat je kunt winnen, dat is ook goed natuurlijk, want het is sport en je speelt in een competitie Maar in de jeugdsport liggen de doelen niet alleen op het winnen. Maar jouw belangrijkste doelen zijn de ontwikkeling van het kind. Op fysiek en motorisch niveau, zodat de kinderen beter worden in hun sporttechniek. Ook op psychologisch en sociaal niveau, dus daar is de holistische visie binnen het stellen van doelen; het is het hele kind en de doelen gaan over het hele kind. En dat is een langdurig proces, omdat ontwikkeling een langdurig proces is en het is niet 'nu willen we winnen en daarom ga jij op de bank zitten en jij speelt, omdat ik wil winnen', dan verlies je de helft van de kinderen. De doelen moeten dus voor alle kinderen zijn, niet alleen voor de beste of de getalenteerde.
28
Bedankt Nicolette!
Ok, dus wat denk je daarvan? Hopelijk heb je nu een veel beter idee over hoe je
passende doelen stelt en goede feedback geeft aan kinderen.
Voordat we naar het volgende gedeelte gaan, lees het volledige artikel van
Nicolette en Marieke hieronder. Maak vervolgens de opdracht om dit in je eigen
praktijk toe te kunnen passen.
Nogmaals bedankt dat je bij ons bent gekomen!
Een paar ideeën; Wat voor soort feedback moeten we geven als jeugdcoaches werken met kinderen en jeugd? Alles is gerelateerd aan het pedagogisch klimaat - als je beseft dat het zorgzaam moet zijn, dat je motiverend en veilig moet zijn. Dan, als coach, is de feedback in lijn met dat kader en het is gericht op het proces, dus je zegt: 'nou, dat is een goede sprong, misschien kun je je arm optillen'; in plaats van dat je zegt: 'oh, die sprong dat is niet echt goed, doe het opnieuw!' Dus je geeft aandacht aan de manier waarop je de feedback geeft, gericht op het proces van het kind, niet op het resultaat. Je zegt dus niet dat het een goede of slecht sprong is. Dat kun je wel gebruiken, maar je geeft aandacht aan hoe het beter kan of dat het al een goede sprong was, maar probeer de volgende keer dit of dat; of je zegt; 'Nou, we hebben goed gespeeld, maar het doel was om samen te werken, dus moet je letten op het samenwerken, dus ook in de feedback' In de feedback let je dus niet alleen op de technische aspecten, maar let je ook op het sociale aspect van samenwerken of in het psychologische gedeelte of dat jij zegt tegen een kind 'Ik zie dat je geen motivatie hebt vandaag, hoe komt dat?' De feedback helpt het kind te groeien. Deze feedback is procesgericht, positief en holistisch.
29
Deel 2 (Een pedagogisch sportklimaat, Nicolette Schipper-
Van Veldhoven & Marieke Fix, 2018)
Motiverend sportklimaat
Om te begrijpen hoe een motiverend sportklimaat tot stand komt gebruiken we
de zelfdeterminatie theorie (ZDT). In deze theorie wordt uitgelegd waarom
mensen op een bepaalde manier handelen of wat hen motiveert om iets te doen.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen motivatie die gecontroleerd wordt door
een externe stimulus en motivatie die helemaal vanuit de persoon zelf komt.
Laten we als voorbeeld een kind nemen dat naar zwemtraining komt. Dit kind
kan gestuurd zijn door zijn ouders met als argument dat sporten goed is voor je
gezondheid, de motivatie om naar de training te komen is opgelegd door de
ouders en dus extrinsiek (buiten het kind zelf) gereguleerd. Als datzelfde kind
naar zwemtraining komt omdat hij zwemmen erg leuk vindt om te doen of graag
verschillende zwemslagen wil leren, komt de motivatie tot stand door plezier of
interesse, dit wordt intrinsieke motivatie genoemd. Bij een derde situatie is het
onderscheid minder makkelijk te maken. Stel dat het kind naar zwemtraining
komt omdat hij zich schaamt voor zijn zwemkwaliteiten en beter wil leren
zwemmen. Dit lijkt een intrinsieke motivatie, (het komt vanuit het kind zelf) maar
moet worden gezien als extern gereguleerd net als motivatie gestuurd door
angst, trots of schuldgevoel. Dit type regulaties hebben namelijk een dwingend
en controlerend karakter, immers als het kind niet naar zwemtraining komt voelt
hij zich schuldig of angstig.
Op het moment dat je iets doet, bijvoorbeeld een bepaalde sport, omdat je het
interessant, belangrijk of gewoon leuk vindt is motivatie opbrengen niet zo
moeilijk, het gaat als vanzelf (zelfregulerend). Maar op het moment dat je sport
vanwege extrinsieke redenen dan sport je eigenlijk om andere tevreden te
stellen, straf te voorkomen of om het stemmetje in je hoofd te sussen.
Het is lastig om vast te stellen waarom kinderen komen sporten en het roept de
vraag op of er ‘goede’ en ‘slechte’ motivatie bestaat. In ieder geval is duidelijk
dat beide type motivaties (extrinsiek en intrinsiek) kinderen kunnen stimuleren
om te komen sporten en dat alleen al is goed nieuws.
Maar als de sport deelname van kinderen alleen maar is gebaseerd op
extrinsieke motivatie, dan verdwijnt de motivatie zo gauw de stimulus ook
verdwijnt. Als de motivatie om te sporten niet geïnternaliseerd wordt, en meer
een intrinsieke wens wordt dan zal het sportgedrag dus niet lang duren. Maar
wanneer kinderen sporten onder de leiding van goede coaches gebeurt juist vaak
het tegenovergestelde, kinderen ervaren plezier en leren vaardigheden
waardoor zij een intrinsieke wens en motivatie ontwikkelen om te sporten!
30
Deze eigen intrinsieke motivatie blijkt een sterke voorspeller voor langdurige
sportparticipatie, oftewel kinderen en jongeren die met plezier sporten, houden
dit op latere leeftijd vol. Daarnaast leveren intrinsiek gemotiveerde sporters
betere prestaties, iets waar de sportwereld veel waarde aan hecht. Het
stimuleren van de intrinsieke motivatie is daarom iets waar elke jeugdcoach zich
op zou moeten toeleggen!
Gemotiveerd zijn tot iets is een eigenschap dat elk kind heeft, bijna elk sportend
kind straalt enthousiasme uit als het over het veld of in de zaal beweegt. Deze
intrinsieke motivatie kan echter behoorlijk beïnvloed worden bijvoorbeeld door
voortdurend te werken met beloningen of straf. Voor kinderen die extra beloond
worden als ze winnen (in de vorm van snoep, complimenten of waardering),
wordt de beloning op den duur de reden om je best te doen. Kinderen leren dan
dat je pas tevreden kunt zijn als je hebt gewonnen of als je een doelpunt hebt
gemaakt. Deze externe motivatie (de beloning) kan dan de plaats innemen van
de oorspronkelijke intrinsieke motivatie (plezier in de sport).
Daarbij kunnen kinderen ook gevoelens van angst, schaamte of schuld
ontwikkelen op het moment dat het doel niet bereikt wordt, bijvoorbeeld bij een
verloren wedstrijd. Helemaal als dit gepaard gaat met ‘straf’, zoals straftraining,
maar ook een boze coach of ontevreden ouders. Men richt zich dan meer op het
resultaat van de sportbeoefening (het winnen). Het is overbodig te melden, maar
dat is absoluut onwenselijk vanuit het pedagogisch ontwikkelingsperspectief.
Motivatie is een heel flexibel begrip, kinderen kunnen daarom variëren in hun
motivatie. Ze hebben de ene keer meer zin in de training dan de andere keer
(hoeveelheid motivatie), maar zoals we hierboven beschreven ook in de vorm
(intrinsieke en extrinsieke motivatie). Dat geeft een grote verantwoordelijkheid
voor coaches, zij hebben als ongeschreven taak de intrinsieke motivatie van
kinderen te vergroten. Dat blijkt in de praktijk echter niet zo gemakkelijk. De ZDT
geeft hierbij een aantal uitganspunten die hieronder worden beschreven.
Intrinsieke motivatie
Volgens de ZDT kan intrinsieke motivatie kan worden bevorderd als de coach
met de psychologische behoeften van zijn sporters rekening houdt. Dit worden
ook wel de drie basis behoeften genoemd: de behoefte aan autonomie,
competentie en de behoefte aan relatie.
Autonomie
Autonomie betekent dat het kind het gevoel heeft zijn eigen beslissingen te
mogen maken en dat zijn inbreng serieus genomen worden en gewaardeerd
wordt. Het gaat hierbij om ideeën, gevoel en meningen van de kinderen. Ook
betekent het dat kinderen een zekere mate ervaren keuzevrijheid en zelfsturing.
Daarbij hoef je niet meteen aan complexe situaties te denken, het kan heel
31
eenvoudig zijn om autonomie te bevorderen bijvoorbeeld door kinderen de
volgorde van de oefeningen te laten kiezen of te laten kiezen met wie ze samen
werken. Ook kunnen kinderen zelf een oplossing bedenken voor een bepaalde
vraag. Oudere jeugd kun je betrekken bij het opstellen van doelen of tactiek.
Competentie
Competentie is in de sport vaak de ‘drive’ van de sporter. Kinderen kunnen veel
energie steken in oefenen en uitproberen om een bepaalde vaardigheid onder
de knie te krijgen en beter te worden. Het belangrijkste daarbij is dat zij succes
ervaren, het gevoel dat het lukt. Dat wordt bedoeld met de behoefte aan
competentie, namelijk het gevoel hebben dat je het doel kunt halen.
Het is enorm belangrijk dat de doelen waar het kind aan werkt ook voor hemzelf
belangrijk zijn. Als kinderen iets moeten ontwikkelen wat hen niet boeit zullen zij
hun ‘drive’ verliezen. De coach zal dus op zoek moeten naar interessante en
haalbare doelen voor zijn jonge sporters om ervan verzekerd te zijn dat zij de
motivatie blijven vinden om te oefenen, zelfs als het niet direct lukt!
Relatie
Kinderen hebben, net als volwassenen, de behoefte aan relatie of betrokkenheid
ook op de sportclub. Het gaat hierbij om warm contact en verbondenheid met
andere mensen. Voor kinderen ligt een relatie met zijn coach en zijn mede
sporters het meest voor de hand, omdat zij simpelweg de meeste tijd met elkaar
doorbrengen. Een trainer die luistert, aanwezig is, open en eerlijk communiceert
legt de basis voor dit contact. Ook geldt dat vriendelijke coaches, die bovendien
af en toe een grapje maken, gemakkelijker goede relaties opbouwen met hun
sporters.
De drie behoeften hangen heel nauw met elkaar samen. Voordat een kind zijn
mening durft te geven (autonomie) zal het een veilige band moeten ervaren met
de trainer en de andere kinderen (relatie). Daarnaast geldt dat het gevoel van
competentie (succes ervaring) versterkt wordt als je dit succes aan je eigen
inbreng kunt toeschrijven (autonomie). Het is dus zaak dat een coach niet alleen
de behoeften van de kinderen ondersteunt, maar zich ook bewust is van de
samenhang hiertussen. Een gewonnen wedstrijd zou het gevoel van
competentie kunnen vergroten, maar dan moet wel duidelijk zijn wat de inbreng
is geweest van elk kind.
De drie basisbehoeften aan autonomie, competentie en relatie zijn universeel,
dat wil zeggen dat ieder mensen deze behoeften heeft. De invulling van de
individuele behoeften wordt bepaald door leeftijd, ervaring, karakter en
achtergrond van het kind. Een kind van 14 jaar heeft andere behoeften aan
relatie dan een kind van 4 jaar. En de behoefte aan competentie verandert
naarmate de kinderen meer ervaring hebben met een bepaalde sport. Het
32
ondersteunen van de behoeften komt dus neer op een individuele aanpak, omdat
immers elk kind anders is.
Voor een coach is dat een hele uitdaging, zeker als hij veel verschillende
kinderen in zijn trainingsgroep heeft. Hiervoor zijn een aantal tips, deze worden
hieronder beschreven.
Doelen stellen
Om aan de behoefte van elk kind te kunnen voldoen moet de trainer individuele
doelen stellen af gestemd op de ervaring, interesses en talenten van kinderen.
Goed afgestemde haalbare doelen zorgen ervoor dat kinderen hun gevoel voor
competentie kunnen ontwikkelen, immers het behalen van een doel levert voor
het kind een succeservaring op. Dat is niet alleen belangrijk voor het ontwikkelen
van de sportvaardigheden maar ook voor het ontwikkelen van een positief
zelfbeeld en zelfvertrouwen (sociaal-emotionele ontwikkeling). Welk doel de
coach stelt heeft invloed op de motivatie van kinderen en het type doel is zelfs
bepalend voor het type motivatie (intrinsieke of extrinsiek). Er zijn namelijk twee
verschillende soorten doelen, de resultaatgerichte doelen en de
vaardigheidsgerichte doelen.
Resultaatgerichte doelen
Resultaatgerichte doelen of ego-gerichte doelen richten zich op de prestatie,
meestal is dit winst of verlies. De wedstrijd is bij deze doelen een belangrijk
element en tevredenheid is gerelateerd aan het wel of niet behalen van de winst.
Het eindresultaat is meestal een blije tevreden winnaar en een ontevreden
verliezer. Dit soort doelen kunnen tot hoge motivatie leiden bij kinderen, kijk maar
eens hoe fanatiek zij wedstrijden kunnen spelen als er iets op het spel staat. Dit
geldt overigens met name kinderen vanaf 6 jaar, bij jonge kinderen is het gevoel
voor winst of verlies nog minder ontwikkeld.
Voor de ontwikkeling van kinderen zijn deze resultaatgerichte doelen niet zo
geschikt. De focus op het eindresultaat kan bij kinderen leiden tot druk, minder
zelfvertrouwen en angst om te falen, want het resultaat geeft informatie over het
niet-kunnen van het kind. Het stellen van resultaatgerichte doelen gebeurt
meestal ten opzichte van anderen, waarbij het kind sterker, sneller of vaardiger
wordt gezien dan zijn tegenstander. Het vergelijken van kinderen ten opzichte
van elkaar gebeurt met regelmaat ook binnen één team of trainingsgroep.
Jonge sporters die voortdurend met anderen vergeleken worden en daarbij als
de mindere bestempeld worden ervaren geen gevoel van succes of competentie.
Zij kunnen de neiging ontwikkelen om op safe te spelen en alleen nog deel te
nemen als ze weten dat ze kunnen slagen. Dit leidt tot verminderde motivatie om
nieuwe dingen te proberen, grenzen te verleggen, en fouten maken en heeft
daarom een beperkend effect op de ontwikkeling van kinderen. Het maken van
keuzes die niet zonder meer tot succes leiden is voor deze kinderen
33
beangstigend geworden. Daarom wordt binnen de sport in het algemeen, maar
zeker binnen de jeugdsport de voorkeur gegeven aan het stellen van
taakgerichte of vaardigheidsdoelen.
Taak- of vaardigheidsgerichte doelen
Doelen die zich richten op het onder de knie krijgen van vaardigheden of taken
bij kinderen worden taakgerichte of vaardigheidsdoelen genoemd. Hierbij hangt
het succes af van het juist uitvoeren van de taken of vaardigheden van de
individuele sporter en de ontwikkeling die hierin is gemaakt.
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat vergroten van vaardigheden bij de (jonge)
sporters leidt tot uiteindelijk betere prestaties. Door het stellen van taakgerichte
doelen heeft de sporter het idee dat hij of zij invloed kan uitoefenen op de
wedstrijd, dit leidt tot meer zelfvertrouwen, en gevoel van autonomie en
competentie. Een goede coach laat daarom de ontwikkeling van sporters en zijn
eigen tevredenheid niet afhangen van de prestaties, maar van de individuele
ontwikkeling van taken en vaardigheden ten opzichte van een eerder periode.
Bijvoorbeeld door de kinderen erop te wijzen dat zij in de afgelopen maand meer
technische vaardigheden hebben gekregen of beter kunnen samenwerken.
Individuele doelen stimuleren de motivatie omdat ze beter passen bij de
individuele behoeften van kinderen en meer kans geven op succes. Ook hebben
kinderen het idee dat zij zelf kunnen bijdragen wat hun gevoel voor autonomie
vergroot.
Binnen een pedagogisch klimaat wordt altijd vanuit het individuele kind
geredeneerd, elk kind telt hierbij evenveel mee. Het winnen van een wedstrijd is
van ondergeschikt belang ten opzichte van de ontwikkeling van de kinderen.
Deze benadering is in de sportwereld nog lang niet gebruikelijk en coaches
moeten zich met enige regelmaat verdedigen tegenover anderen, bijvoorbeeld
ouders of bestuur van een sportclub. Vooral als een aantal maal achter elkaar
wordt verloren. Het daarom heel belangrijk dat coaches hun keuzes kunnen
verantwoorden op basis van zijn visie en uitgangspunten.
34
Hoofdstuk 5, Paragraaf 5 Een pedagogisch klimaat in de praktijk
BEKIJK HET FILMPJE EN/OF LEES DE TEKST
Bekijk het bijbehorende filmpje in de online MOOC of lees het in de studiegids. Wanneer
je er beter door leert, mag je ook beide doen.
Na deze overvloed aan informatie is het tijd om onze handen vuil te maken en
het allemaal praktischer te maken. Als je alleen op papier leert, ga je geen
verschil maken in de levens van kinderen, of wel?
Er zijn veel handige tools en strategieën om een pedagogisch klimaat in de
praktijk te creëren. Hier gaan we ons concentreren op vier hoofdstrategieën.
We moeten je waarschuwen! Door deze strategieën kan het zijn dat je dingen
moet veranderen of oude gewoontes moet aanpassen. Ben je er klaar voor
coach? Hier komen ze.
Strategie 1 - Organisatie en structuur van sessies
Wat hebben een sportveld, sporthal, atletiekbaan, ijsbaan of zwembad allemaal
gemeen? Ze inspireren ons allemaal om te spelen, te rennen, ons vrij te voelen
en onze zorgen los te laten. Ze kunnen ons gelukkig maken, want dat is eigenlijk
een van de oorspronkelijke doelen van sport! Aan de andere kant hebben
sportdeelnemers ook behoefte aan wat structuur en duidelijke grenzen nodig. Dit
is eigenlijk heel belangrijk voor jonge deelnemers, anders kan het snel
veranderen in totale chaos.
Een passende oefenstructuur creëert ruimte voor iedereen om tijdens een sessie
vrij, blij en comfortabel te zijn. Met de remmen in een auto kan de auto op hoge
snelheid rijden ... Zonder remmen zou de auto crashen. Een goede structuur in
een sportomgeving is als de remmen in de auto. Zonder duidelijke regels en een
gemeenschappelijk begrip, zal er chaos en verwarring zijn: kinderen moeten
weten wat er van hen wordt verwacht. Wat wel is toegestaan en wat niet, hoe de
activiteit zou moeten lopen en wat hun rol daarin is of hoe lang de activiteit moet
duren.
35
Structuur geeft je houvast: voor jou en de kinderen die je coacht, zij kunnen
zich hieraan vasthouden wanneer dat nodig is. Hier zijn enkele praktische
hulpmiddelen om een positieve structuur in de praktijk op te zetten.
1. Heb duidelijke verwachtingen van het gedrag van de deelnemer: hoe
gaan we bijvoorbeeld met elkaar om of hoe behandelen we de materialen?
2. Maak afspraken over belangrijke praktische zaken: hoe laat begint en
eindigt de training, wie kan deelnemen en welke uitrustig of kleding is vereist,
zijn enkele voorbeelden.
3. Communiceer duidelijke regels van betrokkenheid voor ouders: wat kun
je precies van elkaar verwachten? Wat is hun rol als sportouder? Ze zijn er om
hun kind op een positieve manier te ondersteunen. Jij, de coach, geeft
instructies en begeleidt het leren.
4. Als kinderen of ouders zich niet aan de regels houden, bespreek dit
dan zo snel mogelijk. Wees consistent en behandel iedereen eerlijk ... en
5. Voorbeeld geven: volg je eigen regels, communiceer op de juiste manier,
handel professioneel in de omgeving. Breek de regels niet!
Strategie 2 - Ondersteuning en aanmoediging bieden
"Zorg ervoor dat je wint!"; "Wat een slechte pass!"; "Loop sneller!" Te vaak horen
we dit soort dingen die geschreeuwd worden naar kinderen op sportlocaties door
coaches en ouders. Het lijkt erop dat we de neiging hebben om de dingen die
fout gaan te benadrukken. Dit is een probleem: onderzoek toont aan dat het
plaatsen van de focus op de negatieve dingen niet leidt tot betere resultaten: "wat
krijgt aandacht zal groeien", zelfs de negatieve dingen!
Aan de andere kant zal positieve ondersteuning en versterking het beste bij
kinderen naar boven halen. Als je kinderen regelmatig complimenteert, als
coach, zul je hun plezier en hun zelfrespect vergroten. En plezier en zelfrespect
zullen de motivatie vergroten om te leren, een positieve cyclus wordt dan
opgestart!
Concreet betekent dit dat jij als coach je sporters positief moet ondersteunen en
eerlijke en concrete complimenten moet geven. Wees optimistisch, motiveer en
daag hen uit. Behandel iedereen met respect. Kinderen zullen hetzelfde terug
doen. Benadruk ontwikkeling en groei boven winnen en competitie. Help
deelnemers trots te zijn op de vaardigheden die ze hebben geleerd en zorg
ervoor dat ze weten dat fouten een fundamenteel onderdeel zijn van het
leertraject.
36
Wil je praktische hulpmiddelen op dit gebied? Oké, hier komen er wat.
1. Geef specifieke complimenten op de inspanningen en moeite die
kinderen doen, in plaats van op de resultaten: Bijvoorbeeld: "Fantastisch
hoe je die bal probeerde te krijgen".
2. Focus op het proces meer dan op de resultaten of de uitkomst:
bijvoorbeeld: "Het was geweldig hoe je die bal opsloeg".
3. Waardeer de persoonlijke ontwikkeling en maak die inzichtelijk.
Bijvoorbeeld: "Uitstekend dat je tijdens deze wedstrijd zo vaak om de bal vroeg.
Je bent veel verbeterd op dit gebied ".
4. Geef taken en actiegerichte feedback die duidelijk maakt wat ze moeten
doen om te verbeteren: Bijvoorbeeld: "Probeer vóór de sprong meer snelheid
te krijgen".
5. En probeer ten slotte eerst een compliment te geven of iets positiefs te
zeggen voordat feedback of advies wordt gegeven. Probeer dit: "Wat een
gewelde inspanning heb ik gezien in dat laatste spel; probeer de volgende keer
iets eerder de beweging te maken "
Strategie 3 - Persoonlijke coaching en individuele
aandacht
Iedereen wil en moet gezien worden. De ontwikkeling van kinderen wordt
gestimuleerd wanneer volwassenen op hen letten en hen zien. Ze groeien ook
wanneer ze deel uitmaken van een groep. Dit geldt ook voor het rustigere kind
of de dagdromer. Onopgemerkt blijven of verwaarloosd worden kan een zeer
negatieve ervaring zijn.
Daarom is het belangrijk om aandacht te besteden aan elk kind in jouw groep,
vóór, tijdens en na trainingen en wedstrijden. Soms is een knipoog of knik alles
wat nodig is! Zorg ervoor dat je aandacht schenkt aan de meer rustige of verlegen
kinderen en niet alleen de meest bekwame of zelfverzekerde kinderen.
Deze strategie is ook belangrijk omdat elk kind anders is. Persoonlijkheid,
motivatie en leervoorkeuren kunnen verschillen. Sommige kinderen zijn echte
doorzetters en anderen hebben constante steun en aanmoediging nodig.
Het is moeilijk om jouw sessies aan te passen aan de ontwikkelingsfase van elk
individueel kind. Echter, zoals we in het SPEC-model en de coachingszones in
37
hoofdstuk 4 al zagen, als je het niet doet, is het vragen om problemen! Het
herkennen van de verschillen en proberen aan te passen en onderscheid te
maken in je trainingen tussen verschillende personen betaalt zich zeker uit!
Hoe doen we dit in de praktijk?
1. Proactief aandacht geven aan elk kind in jouw trainingen. Zorg ervoor
dat iedereen zich opgemerkt en gewaardeerd voelt. Geef ze complimenten,
maak oogcontact, noem namen en toon in het algemeen interesse.
2. Pas je coachinstructie, oefeningen en feedback aan de kenmerken en
ontwikkelingsfase van elk individueel kind.
3. Waardeer de verschillen in je groep of tussen uw de sporters. Laat
kinderen met en van elkaar leren en elkaar helpen.
4. Waardeer niet alleen de verschillen tussen kinderen, maar benadruk
positief wat elk individueel kind bijdraagt aan de groep! De ene is
enthousiast, de ander heeft doorzettingsvermogen en een derde heeft
technische vaardigheden. Laat ze zien hoe dit het team of de groep sterker
maakt!
Strategie 4 - Verantwoordelijkheid overdragen aan de
kinderen: hen verantwoordelijk maken voor hun
ontwikkeling
Als coach is het erg verleidelijk om je sporters precies te vertellen wat ze moeten
doen. Het geeft je een gevoel van controle en richting. Het uitdagen van kinderen
om na te denken over oefeningen en trainingen zal echter sterk bijdragen aan
hun ontwikkeling.
Wanneer je sporters bij de besluitvorming betrekt, vergroot je hun
verantwoordelijkheid voor hun eigen ontwikkeling. Het kind leert zelfreflectie: wat
is mijn beste vaardigheid, wat moet ik in de toekomst leren en hoe ga ik dat
bereiken? Kinderen willen van nature dingen proberen en oefenen om beter te
worden.
Dus, hoe kun je de verantwoordelijkheid in de praktijk overdragen?
1. Betrek kinderen zoveel mogelijk bij de organisatie van de trainingen.
Vraag hen om te helpen met de materialen of suggesties voor oefeningen.
2. Maak samen trainings- en wedstrijddoelen
38
3. Daag spelers uit om hun eigen ontwikkelingsdoelen te formuleren. Zorg
ervoor dat de doelen SMART-doelen zijn. Denk aan het gedeelte over strategie
in hoofdstuk 3!
4. Stel open vragen die spelers echt laat nadenken en tot reflectie leiden.
Bijvoorbeeld: "vertel me hoe je dat laatste schot hebt gezien?" in plaats van
"wat ga je de volgende keer doen?"
5. Geef keuzevrijheid in de traingingen: bijvoorbeeld met betrekking tot de
organisatie of doelen en ...
6. Laat atleten reflecteren voordat je jouw feedback geeft.
Ok, dat is het dus. Dit hoofdstuk heeft veel ideeën en praktische tips opgeleverd
over het creëren van een pedagogisch klimaat. Raadpleeg de studiegids voordat
je de samenvattende video gaat bekijken en maak alle activiteiten.
OPDRACHT 5.4 - PERSOONLIJKE COACHTAAK
Ontwikkel 3 gekoppelde trainingen leg uit hoe een positief pedagogisch
klimaat zal worden gecreëerd.
• Denk aan de volgende belangrijke elementen:
• Staan alle spelers centraal?
• Hoe worden relaties ondersteund in de trainingen?
• Wat is er leuk aan de trainingen?
• Hoe volg je gevoelens en emoties van spelers?
• Welke successen worden verwacht van alle sporters?
• Welke doelen worden zijn gesteld tijdens een training?
• Hoe zijn de vier inzichten van coaching terug te zien in de trainingen?
o Organisatie en structuur van sessies
o Ondersteuning en aanmoediging bieden
o Persoonlijke coaching en individuele aandacht
o Verantwoordelijkheid overdragen aan de sporter
39
Deel 3 (Een pedagogisch sportklimaat, Nicolette Schipper-
Van & Marieke Fix, 2018)
Pedagogisch handelen in de praktijk
Trainers hebben in hun praktijk vaak een heel duidelijk idee hoe hun training eruit
moet zien, zij willen dat kinderen plezier hebben, aandacht geven aan elk kind en
positief coachen. Daarnaast vinden de meeste coaches ook respect en
sportiviteit een belangrijk element in hun trainingen of wedstrijden.
Een klein deel van de coachen presteert het om daadwerkelijk aan deze zaken
te voldoen. Meestal is er sprake van rommelige trainingen, zonder duidelijk doel
waarbij coaches soms uitblinken in negatieve feedback en zich vooral richten op
dat wat beter moet. Hieruit blijkt dat coaches zich wel bewust zijn van belangrijke
zaken voor een pedagogisch sportklimaat, maar ondanks hun goede intenties dit
toch niet voor elkaar krijgen in de moeilijke complexe praktijk van het sportveld
of de sportzaal. Hieronder worden vier praktische handreikingen gegeven die
een pedagogisch sportklimaat kunnen bevorderen.
Structureren en duidelijkheid geven (zorgzaam- en veilig sportklimaat)
Het sportveld of de sportzaal is meestal een vrolijke chaos met bewegende
kinderen. Echter om ervoor te zorgen dat iedereen zich veilig en op z’n gemak
voelt moeten een aantal zaken volstrekt helder zijn. Je zou hierbij kunnen zeggen
dat structuur juist ruimte geeft, namelijk om jezelf te zijn. De sportomgeving heeft
regels en afspraken nodig om ruimte te bieden voor het uitproberen en onder de
knie krijgen van vaardigheden en taken. Zonder regels en afspraken ontstaat
onduidelijkheid over verwachtingen en het verloop van de oefening. Structuur
geeft dan juist houvast. Hiervoor gelden drie gouden regels:
• 1) uitspreken, hierbij spreek je als coach hardop uit bijvoorbeeld wat je
verwacht en welke regels er gelden
• 2) afspreken, hierbij spreek je af wat dit voor ieder kind betekent en
• 3) aanspreken, hierbij zorg je ervoor dat je als coach iemand aanspreekt
die zich niet aan de regels houdt.
Wat betekent dit in de praktijk?
• De coach maakt met zijn sporter duidelijke afspraken over gedrag, omgangsnormen en grenzen. Wat mag wel en wat mag niet, denk aan uitlachen, feedback geven, respect en dergelijke.
• De coach maakt met zijn sporters afspraken over praktische zaken: hoe
laat, wie, wat en wanneer. Zorg dat hierbij gecheckt wordt of iedereen dit
heeft begrepen!
• Indien nodig maakt de coach ook met ouders duidelijke afspraken, welke
rol hebben de ouders, wat wordt er van hen verwacht?
40
• De coach spreekt zijn sporters aan op het moment dat zij afspraken niet
nakomen of over grenzen heen gaan. Dit moet tijdig en consequent
gebeuren en zorg ervoor dat iedereen zich eerlijk behandeld voelt.
• De coach moet zelf een voorbeeld zijn. Dat betekent afspraken nakomen
of communiceren wanneer dit niet lukt, bovendien houdt de coach zich,
ook buiten zijn officiële ‘werktijd’ aan de regels zoals die op het
sportcomplex gelden.
Stimuleren (motiverend sportklimaat)
Onder stimuleren wordt onder andere verstaan complimenten en positieve
aanmoedigingen, deze halen het beste in kinderen naar boven. Geeft de coach
positieve feedback of complimenten, dan leidt dat tot meer plezier zelfvertrouwen
bij jonge sporters en juist deze twee zijn super belangrijk bij het leren en de
ontwikkeling van kinderen. In de praktijk betekent dit dus dat de coach
aanmoedigt en eerlijke complimenten geeft. Een stimulerende coach is
optimistisch en motiveert en enthousiasmeert de kinderen, daarnaast daagt hij
kinderen uit om het beste in zichzelf naar boven te halen. De coach stimuleert
positief, respectvol gedrag bij de kinderen en laat dit in de eerste plaats ook zelf
zien.
Daarnaast gaat de coach uit van het principe ‘ontwikkeling is de echte winst’
waarbij dus meer aandacht ligt op de ontwikkeling van kinderen dan op het
presteren en winnen. Fouten maken hoort erbij en de coach laat zien dat hij trots
is op datgene dat de kinderen hebben geleerd.
Wat betekent dit in de praktijk
• De coach geeft concrete complimenten gericht op de inzet van een kind
in plaats van het resultaat (bijvoorbeeld:” Geweldig hoe hard jij je best
hebt gedaan om de bal binnen te houden’).
• De coach praat vooral over taken in plaats van resultaten, ook naar
ouders of anderen. Aanmoedigingen of complimenten zijn gericht op de
uitvoering van een specifieke taak (‘Mooi hoe je die vrije bal nam’).
• Waardeert individuele vooruitgang bij de kinderen (‘Wat goed dat je in
deze oefening zo vaak vrijliep’).
• De coach geeft aandachtspunten altijd in de vorm van een opdracht,
keuzemogelijkheid, taak of tip: hoe kan iets beter worden uitgevoerd?
(‘Probeer net iets harder af te zetten voordat je springt’).
• Een aandachtspunt komt altijd achter een compliment, eerst een
compliment en dan pas een tip.
Elk kind aandacht geven (zorgzaam klimaat)
41
Alle kinderen willen gezien worden, dit geldt voor oudere kinderen maar ook hele
jonge kinderen. Soms kan een knikje of een woord genoeg zijn om het kind te
laten voelen dat hij of zij gezien is. Je niet-gezien voelen of zelf genegeerd kan
pijnlijk zijn, dat geldt voor alle kinderen, de getalenteerde, de drukte makers, maar
ook de stille dromers achterin de rij. Het is daarom erg belangrijk dat een coach
bewust alle kinderen aandacht geeft tijdens een training of wedstrijd dat kan voor,
na of tijdens het sporten gebeuren.
Er is een belangrijk inzicht dat hoort bij het aandacht geven namelijk dat geen
kind hetzelfde is. Het ene kind is dol op wedstrijdjes spelen, het andere kind heeft
veel steun nodig, of aanmoediging. En een derde leert snel en wil graag een
moeilijkere oefening. Het lijkt bijna een onmogelijk opgave om als coach al deze
kinderen op hun individuele behoeften aan te spreken, nog los van karakter of
humeur. Toch is het belangrijk dat de coach zich bewust is van de noodzaak om
elk kind individueel aan te spreken en aandacht te geven elke training of wedstrijd
op nieuw
Wat betekent dit in de praktijk
• De coach zorgt ervoor dat ieder kind positieve aandacht krijgt en zich
gewaardeerd voelt.
• De coach probeert zijn coaching, zijn trainingen en zijn feedback af te
stemmen op het individu en zijn of haar belevingswereld en ontwikkeling.
• De coach is positief over het feit dat iedereen anders is, hij waardeert de
verschillen en leert de kinderen hoe ze van elkaar kunnen leren.
Diversiteit maakt een team sterk.
Sporter verantwoordelijk maken (ontwikkelingsgericht sportklimaat)
Wanneer kinderen zelf kunnen meebeslissen over oefeningen, technische
vaardigheden of de eigen ontwikkeling geef je hen de mogelijkheid om zelf
verantwoordelijkheid te dragen voor de eigen groei. Kinderen leren dan
nadenken over hun competenties, hun interesses en de vraag wat kan ik al? En
wat kan ik nog niet? Het kind leert nadenken over zijn eigen volgende stap en de
manier waarop die te realiseren is. In de praktijk is dit echt lastig voor coaches,
zij moeten namelijk een stapje terug doen. Dat betekent minder aanwijzingen,
minderen sturing, het uitstellen van feedback en vragen stellen.
Deze vragen moeten er bovendien toe leiden dat de kinderen zelf gaan nadenken
en zullen dus voornamelijk ‘open’ einden bevatten, kinderen kunnen dan zelf de
oplossing invullen of aandragen.
Wat betekent dat in de praktijk
• Geef kinderen een stem in het verloop van de oefeningen
42
• Leer kinderen hun doelen te formuleren die gericht zijn op hun
ontwikkeling en niet op een resultaat.
• Stel open vragen, beginnend met hoe, wat, waarom, welke en betrek
kinderen bij de doelen van een training.
• Stel je feedback uit, geef de kinderen tijd om zelf te reflecteren.
• Vraag de kinderen om feedback op jouw rol tijdens de training of
wedstrijd en vraag hoe je beter kunt aansluiten op hun doelen.
De weerbarstige praktijk
Hierboven staan vier praktische pedagogische uitgangspunten netjes
beschreven, ze lijken overzichtelijk en geordend. Echter de praktijk waarin de
coach werkt is complexer en weerbarstiger met onvoorspelbare elementen en de
dynamiek van een groep. De coach heeft soms weinig tijd om zijn uitgangspunten
te gebruiken en soms lijken dingen elkaar tegen te spreken zoals:
• Je kunt niet te veel structuur bieden, want de kinderen moeten zich ook
vrij voelen.
• Plezier staat voorop, maar soms vraagt een leerproces activiteiten die
gewoon echt niet leuk zijn om te doen laat staan op het moment dat er
grenzen worden gesteld, dan kunnen ook situaties ontstaan die niet
plezierig zijn.
• In hoeverre moeten de kinderen hun eigen leerroute bepalen en wat
bepaalt de coach daarin wel of niet?
• Hoe geef je een groep van vijftien jonge kinderen allemaal individueel
aandacht in de training?
• Complimenten geven en een positieve benadering is heilig, maar hoe
geef je bij de kinderen aan dat ze iets fout doen?
Het is onmogelijk om op elk van de vier gebieden (structureren, stimuleren,
aandacht geven en regie overdragen) even sterk te zijn. De coach die uitstekend
structuur kan bieden aan zijn groep kinderen vindt het misschien lastig om los te
laten en vrijheid te geven. Sommige coaches zijn een kei in het contact maken
met jonge kinderen, anderen juist weer met wat oudere jeugd. Een coach
beheerst de techniek van het complimenten geven uitstekend, een ander is juist
erg geneigd om te focussen op wat nog niet goed ging. De beste coach is niet
degene die alle antwoorden denkt te weten en al jarenlange ervaring en veel
kennis bezit, maar hij die de beste vragen stelt en kritisch op zichzelf blijft en zich
telkens wil ontwikkelen.
43
Hoofdstuk 5 – Samenvatting en conclusie Een pedagogisch klimaat creëren
BEKIJK HET FILMPJE EN/OF LEES DE TEKST
Bekijk het bijbehorende filmpje in de online MOOC of lees het in de studiegids. Wanneer
je er beter door leert, mag je ook beide doen.
In dit hoofdstuk heb je geleerd over het pedagogisch klimaat, je weet nu dat het
creëren van een positieve omgeving opzettelijk door coaches moet gebeuren
door te plannen wat ze gaan doen en hoe.
Jij, als coach, moet doelbewust investeren in het opbouwen van positieve relaties
met de kinderen die je coacht. Laat ze zich gerespecteerd, erkend en
gewaardeerd voelen. Dit is zelfs nog belangrijker voor die kinderen die stiller of
verlegen zijn. In een goede omgeving wordt elk kind in de trainingssessie
betrokken.
Je hebt in dit gedeelte ook geleerd dat plezier een fundamentele motivator is
voor elk kind. Plezier kan echter voor elk kind iets anders betekenen. En dat is
de 'kunst' van het coachen: ontdekken wat plezier voor een groep en elk
individueel kind betekent! De prijs om dat voor elkaar te krijgen is grot:
Verhoogde leermotivatie en aanhoudende deelname. Zeker een goede
investering!
Je hebt ook geleerd dat het stellen van doelen en passende feedback plezier
kunnen vergroten.
Vergeet niet dat elke beslissing die jij als coach neemt van invloed zal zijn op het
plezierige element van het pedagogisch klimaat. JIJ, coach, bent de SLEUTEL
tot succes!
En dat is precies waarom we je hebben uitgedaagd om naar jezelf te kijken en
na te denken over:
• Wat voor soort coach ben je?
• Wat doe je goed met betrekking tot het pedagogisch klimaat en waar moet je
beter in worden?
44
Zelfreflectie en zelfbewustzijn zijn waarschijnlijk de belangrijkste elementen voor
een coach, in het bijzonder de PEDAGOGISCHE COACH!
Ik hoop dat je dit hoofdstuk leuk vond. Je moet trots op jezelf zijn, niet alleen
omdat je het hoofdstuk hebt voltooid, maar ook vanwege de geweldige impact
die je maakt op de kinderen die je coacht. Ze zullen je nooit vergeten!
Voordat je doorgaat naar hoofdstuk 6 "veiligheid en bescherming", zorg dat je de
quiz maakt en de activiteiten in de studiegids gemaakt hebt.
45
STUDIEGIDS TAAK: QUIZ
1. Schrijf een kort stuk over hoe jij als coach een positieve pedagogische
omgevingen kunt creëren die de door jou gecoachte kinderen helpt om zich
holistisch als volwaardige mensen te ontwikkelen.
2. Er zijn veel nuttige tools en strategieën om een pedagogisch klimaat in de
praktijk te creëren. In dit hoofdstuk hebben we ons gericht op vier
hoofdstrategieën. Benoem deze strategieën
1.
2.
3.
4.
3. Benoem 5 kenmerken van een goede jeugdcoach
1.
2.
3.
4.
5.
46
V2
Er zijn veel nuttige tools en strategieën om een pedagogisch klimaat in de
praktijk te creëren. In dit hoofdstuk hebben we ons gericht op vier
hoofdstrategieën. Benoem deze strategieën:
Strategie 1 - Organisatie en structuur van sessies
Strategie 2 - Ondersteuning en aanmoediging bieden
Strategie 3 - Persoonlijke coaching en individuele aandacht
Strategie 4 - Verantwoordelijkheid overdragen aan de kinderen: hen
verantwoordelijk maken voor hun ontwikkeling