Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

42
HOOFDSTUK 1 Basisbeginselen van het dubbel boekhouden 1 DE BALANS 1.1 Ondernemingsmiddelen De middelen die aanwezig moeten zijn om een onderneming (het voorwerp van de boekhoudkundige regi- stratie) uit te bouwen, kunnen in een drietal groepen worden verdeeld: groep 1: management, leiding, personeel, algemene organisatie op gebied van verkoop, productie en admi- nistratie ... groep 2: gronden, gebouwen, machines, meubilair, transportmiddelen, merken, knowhow, licenties ... groep 3: grondstoffen, hulpstoffen, handelsgoederen, vorderingen op klanten, geld (in kas of op rekening) ... Specifiek voor groep 1 is de onmogelijkheid om de prestatiecapaciteit van het werkingsmiddel in voorraad te houden. Het verlopen van de tijd veroorzaakt op zich het verlies van de prestatiecapaciteit (de capaciteit van een personeelslid die niet benut wordt gedurende zijn/haar aanwezigheid, wordt als verbruikt beschouwd; dit geldt ook voor management, leiding, organisatie ...). De conventionele boekhouding zal deze middelen dan ook niet als ondernemingsmiddelen (= bezit) aanduiden. De aanschaf ervan wordt gelijkgesteld met gebruik en tijdens de exploitatiecyclus onmiddellijk verwerkt als aankoop van diensten. De middelen van groep 2 en 3 daarentegen behouden bij niet gebruik toch geheel of gedeeltelijk hun presta- tiecapaciteit. Ze worden dan ook als ondernemingsmiddelen beschouwd. Men spreekt ook van aanwendingen van vermogen of activa. Men onderscheidt hierin twee grote groepen: 1) bestendige middelen of vaste activa (zie groep 2); 2) vlottende middelen of vlottende activa (zie groep 3). 1.1.1 Bestendige middelen of vaste activa Deze middelen zijn voorbestemd om gedurende een langere periode diensten te leveren voor de onderne- ming. Het is niet de bedoeling ze op korte termijn om te zetten in geld. Ze zijn m.a.w. geen doel van, maar middel tot de bedrijfsactiviteit. Ze worden verder onderverdeeld als volgt: Oprichtingskosten: Onder deze post worden – voor zover ze niet onmiddellijk ten laste van de resultatenrekening werden gebracht (zie verder) – de kosten vermeld die verbonden zijn aan de oprichting, uitbreiding (kapitaal- verhoging of uitgifte van leningen) of herstructurering van de onderneming. Deze op een bepaald moment gedane uitgaven zijn noodzakelijk voor de verdere werking van de onderneming en vormen dan ook middelen voor latere werkingsjaren. B.v.: kosten voor inschrijving in het handelsregister, kosten voor het opmaken van het financieel plan, ereloon notaris bij het verlijden van de oprichtingsakte, kosten van publicatie van de oprichtingsakte, ... Immaterie¨le vaste activa: Dit zijn ondernemingsmiddelen die geen materieel tastbare vorm hebben, maar toch gebruikt worden voor de exploitatie. B.v.: goodwill, licenties voor het gebruik van software, merken en andere gelijkaardige rechten, kosten van onderzoek en ontwikkeling, ... BOEK 3 HOOFDSTUK 1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 1

description

Boekhouden

Transcript of Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Page 1: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

HOOFDSTUK 1

Basisbeginselen van het dubbel boekhouden

1 DE BALANS

1.1 Ondernemingsmiddelen

De middelen die aanwezig moeten zijn om een onderneming (het voorwerp van de boekhoudkundige regi-

stratie) uit te bouwen, kunnen in een drietal groepen worden verdeeld:

groep 1: management, leiding, personeel, algemene organisatie op gebied van verkoop, productie en admi-

nistratie ...

groep 2: gronden, gebouwen, machines, meubilair, transportmiddelen, merken, knowhow, licenties ...

groep 3: grondstoffen, hulpstoffen, handelsgoederen, vorderingen op klanten, geld (in kas of op rekening) ...

Specifiek voor groep 1 is de onmogelijkheid om de prestatiecapaciteit van het werkingsmiddel in voorraad te

houden. Het verlopen van de tijd veroorzaakt op zich het verlies van de prestatiecapaciteit (de capaciteit van

een personeelslid die niet benut wordt gedurende zijn/haar aanwezigheid, wordt als verbruikt beschouwd;

dit geldt ook voor management, leiding, organisatie ...). De conventionele boekhouding zal deze middelen

dan ook niet als ondernemingsmiddelen (= bezit) aanduiden. De aanschaf ervan wordt gelijkgesteld met

gebruik en tijdens de exploitatiecyclus onmiddellijk verwerkt als aankoop van diensten.

De middelen van groep 2 en 3 daarentegen behouden bij niet gebruik toch geheel of gedeeltelijk hun presta-

tiecapaciteit. Ze worden dan ook als ondernemingsmiddelen beschouwd. Men spreekt ook van aanwendingen van

vermogen of activa.

Men onderscheidt hierin twee grote groepen:

1) bestendige middelen of vaste activa (zie groep 2);

2) vlottende middelen of vlottende activa (zie groep 3).

1.1.1 Bestendige middelen of vaste activa

Deze middelen zijn voorbestemd om gedurende een langere periode diensten te leveren voor de onderne-

ming. Het is niet de bedoeling ze op korte termijn om te zetten in geld. Ze zijn m.a.w. geen doel van, maar middel

tot de bedrijfsactiviteit.

Ze worden verder onderverdeeld als volgt:

– Oprichtingskosten:

Onder deze post worden – voor zover ze niet onmiddellijk ten laste van de resultatenrekening werden

gebracht (zie verder) – de kosten vermeld die verbonden zijn aan de oprichting, uitbreiding (kapitaal-

verhoging of uitgifte van leningen) of herstructurering van de onderneming. Deze op een bepaald

moment gedane uitgaven zijn noodzakelijk voor de verdere werking van de onderneming en vormen

dan ook middelen voor latere werkingsjaren.

B.v.: kosten voor inschrijving in het handelsregister, kosten voor het opmaken van het financieel plan,

ereloon notaris bij het verlijden van de oprichtingsakte, kosten van publicatie van de oprichtingsakte, ...

– Immateriele vaste activa:

Dit zijn ondernemingsmiddelen die geen materieel tastbare vorm hebben, maar toch gebruikt worden

voor de exploitatie.

B.v.: goodwill, licenties voor het gebruik van software, merken en andere gelijkaardige rechten, kosten

van onderzoek en ontwikkeling, ...

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 1

Page 2: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

– Materiele vaste activa:

Dit zijn de meest voorkomende en best gekende activa.

B.v.: terreinen en gebouwen, machines, installaties en uitrusting, meubilair en rollend materieel indien

en zolang ze worden gebruikt voor de bedrijfsuitoefening.

Indien dit niet (langer) het geval is (b.v. een concessiehouder die bestelwagens inkoopt om verder te

verkopen of een machine die niet langer wordt gebruikt, maar voorlopig wel nog binnen de onderne-

ming wordt gehouden), worden ze onder andere rubrieken van de balans (zie verder) vermeld (in het

voorbeeld respectievelijk handelsgoederen en overige materiele vaste activa).

– Financiele vaste activa:

Onder financiele vaste activa vinden we aandelen in en leningen verstrekt aan andere ondernemingen

met de bedoeling een duurzame band met de betrokken ondernemingen te creeren (dus niet zozeer

een maximaal rendement te behalen vanuit beleggingsstandpunt). Ook betaalde waarborgen (b.v.

aan openbare besturen, nutsbedrijven of eigenaars van gehuurde activa) worden onder deze rubriek

vermeld.

De bestendige middelen of vaste activa bestaan dus uit middelen die bestemd zijn om gedurende min of meer

langere termijn mee te werken aan het exploitatieproces zonder te gelde gemaakt te worden. Dit wil echter

niet zeggen dat ze nooit verkocht kunnen worden, maar de verkoop ervan zal geen deel uitmaken van de

kernactiviteit (de zgn. ‘core business’) van de onderneming.

1.1.2 Vlottende middelen of vlottende activa

Essentieel is dat deze activa doel zijn van de exploitatiecyclus (i.t.t. vaste activa: middel). Deze middelen zijn

bestemd om tijdens de exploitatiecyclus te worden verbruikt; ze ontstaan binnen de onderneming of worden

aangekocht met het oog op de verkoop en het te gelde maken ervan. Meestal gebeurt dit te gelde maken op

korte termijn (in boekhoudtermen: nog binnen het huidige boekjaar). Hiertoe behoren alle elementen van

groep 3 (zie 1.1).

Naar soort worden volgende grote rubrieken onderscheiden:

– Vorderingen op meer dan een jaar:

Het gaat hier om toegestaan klantenkrediet (= handelsvorderingen = vorderingen op klanten) of om

verstrekte leningen en andere vorderingen die niet meer gedurende dit boekjaar zullen worden geınd.

Ze ontstaan uit de exploitatiecyclus, maar worden op lange termijn gerealiseerd (= omgezet in geld).

In de financiele analyse is het gebruikelijk deze vorderingen op meer dan een jaar als element van de

vaste activa te beschouwen. Conceptueel zijn ze echter doel van de ondernemingsactiviteit, geen

middel.

– Voorraden en bestellingen in uitvoering:

Hieronder worden grondstoffen, hulpstoffen, goederen in bewerking en bestellingen in uitvoering,

gereed product (zelf geproduceerd om te verkopen), handelsgoederen (aangekocht met het oog op

doorverkoop zonder of na lichte bewerking) en afval (voor zover het nog een waarde heeft) vermeld.

– Vorderingen op ten hoogste een jaar:

In deze rubriek worden de vorderingen opgenomen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste

een jaar en de vorderingen of gedeeltes ervan die oorspronkelijk op meer dan een jaar waren, maar nu

binnen het boekjaar zullen worden geınd.

B.v. vorderingen op klanten (handelsvorderingen), vorderingen op diverse administraties, ...

– Geldbeleggingen:

Dit zijn overtollige liquiditeiten die belegd werden met als doel een zo groot mogelijk rendement te

behalen en ze te kunnen realiseren (= weer omzetten in liquide middelen), indien nodig. Ook de prijs

waartegen de onderneming eventueel een deel van haar eigen aandelen heeft ingekocht, wordt in deze

rubriek vermeld.

HANDBOEK BOEKHOUDEN

2

Page 3: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

– Liquide middelen:

Deze rubriek omvat het geld dat in de kas van de onderneming zit of op zichtrekeningen staat en dus

onmiddellijk ter beschikking is. Ook eventueel te incasseren vervallen waarden (cheques e.d.) worden

hier opgenomen.

– Overlopende rekeningen:

Het gaat hier om:. Over te dragen kosten: kosten die al geboekt, maar nog niet verbruikt zijn (b.v. voorafbetaalde recla-

mecampagne die loopt van begin december tot eind januari);. Toe te rekenen opbrengsten (= verworven opbrengsten): opbrengsten die nog niet geboekt maar wel al

ontstaan zijn.

De problematiek van de overlopende rekeningen komt uitgebreid aan bod bij de bespreking van de

inventarisverrichtingen.

Uit bovenstaande kan worden afgeleid dat de vlottende middelen (vlottende activa) als volgt zijn gestructu-

reerd:

Vlottende activa

(Realiseerbare activa op meer dan een jaar

+

Realiseerbare activa op ten hoogste een jaar

+

Beschikbare activa

1.1.3 Samenvatting

Vaste activa

Vlottende activa

realiseerbaar

beschikbaar

meer dan 1 jaar

Oprichtingskosten

Immateriële vaste activa

Materiële vaste activa

Financiële vaste activa

Vorderingen op meer dan 1 jaar

Voorraden en bestellingenin uitvoering

Vorderingen op ten hoogste1 jaar

Overlopende rekeningen

Geldbeleggingen

Liquide middelen

ten hoogste 1 jaar

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 3

Page 4: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

1.2 Ondernemingsbronnen

Zoals eerder al vermeld, is de boekhoudkundige registratie gericht op de zgn. ondernemingsentiteit. Het is

duidelijk dat een individu geen bezittingen kan hebben zonder dat hij ze op een of andere wijze via vermogens-

bronnen heeft gefinancierd. Ook voor een onderneming moet echter de vraag gesteld worden welke financie-

ringsbronnen ter beschikking zijn om de ondernemingsmiddelen (activa) te financieren.

Ondernemingsbronnen, ook passiva of bronnen van vermogen genoemd, geven de oorsprong aan van het

vermogen waardoor de onderneming haar activa heeft kunnen verwerven. Dit betekent uiteraard dat er nooit

meer middelen kunnen zijn dan bronnen en omgekeerd. Deze gelijkheid noemt men het fundamenteel balanse-

venwicht.

Activa = Passiva

Middelen = Bronnen

De passiva worden onderverdeeld naargelang zij al dan niet bestendig in de onderneming zullen blijven:

– eigen vermogen (= niet-opeisbaar vermogen):

Vermogen dat aan de ondernemingsentiteit zelf is toegewezen en dus op continue wijze als bron aanwezig

is en blijft. Het kan niet door derden teruggevraagd worden, tenzij bij vereffening van de onderneming.

– opeisbaar vermogen (= vreemd vermogen):

Vermogen dat de onderneming gedurende een bepaalde periode ter beschikking heeft en dat moet worden

terugbetaald, hetzij op korte, hetzij op langere termijn na datum van ontvangst.

Op basis van deze twee groepen en rekening houdend met de oorsprong van het vermogen, kunnen we de

volgende indeling geven:

1) Eigen vermogen

2) Opeisbaar of vreemd vermogen:

– voorzieningen en uitgestelde belastingen;

– schulden.

1.2.1 Eigen vermogen

Zoals eerder vermeld, is dit het vermogen dat aan de ondernemingsentiteit zelf is toegewezen. Eigen

vermogen is dus in de betekenis van ‘vermogen van de onderneming’ te beschouwen, ongeacht wie de

oorspronkelijke verstrekker was.

Naar oorsprong onderscheiden we de volgende rubrieken:

– Kapitaal:

Het vermogen dat door de initiatiefnemer(s) bij de oprichting of bij latere verhoging op bestendige

wijze aan de ondernemingsentiteit toegekend werd. Dit vermogen kan ingebracht worden in geld

(specien) of in natura.

– Uitgiftepremies:

Dit vermogen ontstaat wanneer bij een kapitaalverhoging nieuwe aandelen uitgegeven worden tegen

een hogere prijs dan de nominale of fractiewaarde van de oude aandelen.

Het verschil tussen de prijs van de oude en de nieuwe wordt in de rubriek ‘uitgiftepremies’ geboekt,

opdat de rubriek ‘kapitaal’ voor alle aandelen (oude en nieuwe) dezelfde inhoud zou hebben.

– Reserves:

Het vermogen dat rechtstreeks ontstaan is uit de werking van de onderneming via winsten en bij

beslissing door de eigenaars van de onderneming bestemd is om bestendig in de onderneming te

blijven.

– Herwaarderingsmeerwaarden:

Wanneer een actiefcomponent na verloop van tijd in realiteit meer waard blijkt te zijn dan uit de boek-

houding blijkt, kan onder bepaalde voorwaarden de waarde in de boekhouding worden opgetrokken.

Uit de regel van het fundamenteel balansevenwicht volgt dan dat daar een vermogensbron tegenover

moet staan. Deze wordt gevormd door de herwaarderingsmeerwaarde.

HANDBOEK BOEKHOUDEN

4

Page 5: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

– Overgedragen winst (+) overgedragen verlies (-):

De vermogensstijging of -daling die voortvloeit uit de ondernemingsactiviteit (winst of verlies) en door

de initiatiefnemer(s) bestemd is om voorlopig (i.t.t. reserves die definitief bestemd zijn) binnen de

onderneming te blijven.

– Kapitaalsubsidies:

Subsidies die van overheidswege werden verkregen voor investeringen in vaste activa. Aangezien hier

enkel de nettobedragen (= na aftrek van uitgestelde belastingen, zie 1.2.2) worden vermeld, spreekt

men hier terecht van eigen vermogen.

Globaal gezien is de structuur van het eigen vermogen dan ook als volgt:

1.2.2 Voorzieningen en uitgestelde belastingen

– Voorzieningen:

Vermogen ontstaan doordat de onderneming, ten laste van haar huidig exploitatieresultaat, voorziet dat er

zich in de toekomst gebeurtenissen zullen voordoen (met als oorzaak de huidige activiteit) die zullen

leiden tot het opeisbaar worden van een schuld waarvan het bedrag nu al kan worden geraamd, maar

nog niet definitief vaststaat.

B.v. grote herstellings- of onderhoudswerken, technische waarborgverplichtingen, brugpensioenen,

hangende juridische geschillen, ...

– Uitgestelde belastingen:

Vermogen gevormd door naar latere boekjaren uitgestelde belastingen op kapitaalsubsidies en gereali-

seerde meerwaarden op bepaalde activa.

Beide vermogensbronnen vormen voorlopig wel nog eigen vermogen, maar zullen later de onderneming

verlaten via het betalen van de uitgestelde belastingen en het aanwenden van de voorziening.

1.2.3 Schulden

Alle vermogensbronnen die van derden werden verkregen en waarvoor bij verstrekking een terugbetalings-

termijn werd bedongen.

Naar soort onderscheiden we volgende rubrieken:

– Schulden op meer dan een jaar en Schulden op ten hoogste een jaar.

Vermogen ontstaan uit een krediettransactie met financiele instellingen, leveranciers of andere derden

waarbij de datum van terugbetaling werd bepaald. Naargelang de terugbetalingstermijn langer of

korter is dan een jaar (= al dan niet nog binnen dit boekjaar valt), spreekt men van vermogen op lange

of op korte termijn.

– Overlopende rekeningen:

Het gaat hier om:. Toe te rekenen kosten: kosten die nog niet door de leverancier aangerekend werden, maar wel reeds

verbruikt zijn (b.v.: de telefoonkosten van de maand december die pas in januari zullen worden

gefactureerd).

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 5

Page 6: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

. Over te dragen opbrengsten: opbrengsten die reeds ontvangen zijn, maar nog niet verworven (= waar-

tegenover nog geen prestatie heeft gestaan, b.v. huur ontvangen in december voor de

maand januari).

Zij vertegenwoordigen een schuld.

De problematiek van de overlopende rekeningen komt uitgebreid aan bod bij de bespreking van de

inventarisverrichtingen.

1.2.4 Samenvatting

1.3 Balansevenwicht en gouden financieringsregel

Zoals eerder bleek, kan de ondernemingsentiteit nooit meer middelen aanschaffen dan het vermogen waar-

over ze beschikt. In feite drukt men dezelfde grootheid naar twee verschillende criteria uit:

– activa:

criterium van het ‘soort’ van de middelen waarover de onderneming op een bepaald moment beschikt

om als ondernemingsentiteit te kunnen functioneren;

– passiva:

criterium van de ‘herkomst’ van het vermogen dat de onderneming heeft gebruikt om de middelen

waarover ze op dat moment beschikt, te kunnen financieren.

Dit fundamenteel evenwicht zal in de boekhouding uitgedrukt worden door de balans. Een balans is dus een

momentopname van de bronnen en aanwendingen van vermogen; ze geeft die bronnen en aanwendingen op

een bepaald moment weer.

HANDBOEK BOEKHOUDEN

6

Page 7: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Schematisch kunnen voorgaande paragrafen als volgt worden samengevat:

Aangezien zowel activa als passiva naar aard en soort gekenmerkt zijn, volgt automatisch een logische (=logische (=

gouden) financieringsregel:gouden) financieringsregel:

– Omdat vaste activa niet bestemd zijn om te gelde te worden gemaakt, zal de aangepaste financiering

hiervoor bestaan uit eigen vermogen en langdurig vreemd vermogen.

– Vlottende activa zijn wel bestemd om te gelde te worden gemaakt. De langdurig vlottende activa zullen

dus met eigen vermogen en langdurig vreemd vermogen worden gefinancierd; de kortstondig vlot-

tende activa met vreemd vermogen op minder dan een jaar.

Tevens kunnen we afleiden:

Activa = Passiva

en Activa – Voorzieningen en uitgestelde belastingen – Schulden = Eigen Vermogen

1.4 Wettelijk schema van de balans

Omwille van de vergelijkbaarheid van de balansen die verschillende ondernemingen opstellen en om zeker te

zijn dat alle relevante informatie wordt vermeld, heeft de wetgever een wettelijk schema opgelegd. Deze

verplichte vormgeving garandeert een gemakkelijke vergelijking van de balansen in tijd (opeenvolgende

balansen van eenzelfde onderneming) en ruimte (balansen van verschillende ondernemingen). Omdat er

nu eenmaal verschil bestaat in omvang en belang van ondernemingen, mogen bepaalde ondernemingen

echter wel een vereenvoudigde versie van dit model gebruiken, het zogenaamde ‘verkorte schema’. Beide wette-

lijke voorstellingen zijn hierna opgenomen. Voor de verdere uitwerking van de theorie in dit boek wordt

echter altijd uitgegaan van een onderneming die het volledig schema volgt.

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 7

Page 8: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

1.4.1 Verkort schema

Balans per ...

ACTIVA

VASTE ACTIVA

I. Oprichtingskosten .............................................................

II. Immateriele vaste activa(toelichting I, A) .................................................................

III. Materiele vaste activa (toel. I, B) ...........................

A. Terreinen en gebouwen .........................................

B. Installaties, machines en uitrusting ..............

C. Meubilair en rollend materieel ........................

D. Leasing en soortgelijke rechten .......................

E. Overige materiele vaste activa .........................

F. Activa in aanbouw en vooruitbetalingen .

IV. Financiele vaste activa (toel. I, C en II) ... ...

PASSIVA

EIGEN VERMOGEN

I. Kapitaal (toel. III)A. Geplaatst kapitaal ......................................................

B. Niet-opgevraagd kapitaal ............................. (–)

II. Uitgiftepremies ....................................................................

III. Herwaarderingsmeerwaarden ..................................

IV. Reserves .....................................................................................

A. Wettelijke reserve .......................................................

B. Onbeschikbare reserves .........................................

1. Voor eigen aandelen .........................................

2. Andere .........................................................................

C. Belastingvrije reserves ............................................

D. Beschikbare reserves ................................................

V. Overgedragen winst .....................................................

Overgedragen verlies (–) ..........................................

�VI. Kapitaalsubsidies ..............................................................

VLOTTENDE ACTIVA

V. Vorderingen op meer dan een jaar .....................

A. Handelsvorderingen ................................................

B. Overige vorderingen ................................................

VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering .......

A. Voorraden ........................................................................

B. Bestellingen in uitvoering ....................................

VII. Vorderingen op ten hoogste een jaar ................

A. Handelsvorderingen ................................................

B. Overige vorderingen ................................................

VIII. Geldbeleggingen (toel. II) ..........................................

IX. Liquide middelen ..............................................................

X. Overlopende rekeningen .............................................

VOORZIENINGEN EN UITGESTELDEBELASTINGEN

VII. A. Voorzieningen voor risico’s en kosten(toel. IV) ...........................................................................

B. Uitgestelde belastingen .......................................

SCHULDEN

VIII. Schulden op meer dan een jaar (toel. V) .......

A. Financiele schulden ..................................................

1. Kredietinstellingen, leasingschulden ensoortgelijke schulden ........................................

2. Overige leningen .................................................

B. Handelsschulden ........................................................

C. Ontvangen vooruitbetalingen opbestellingen .....................................................................

D. Overige schulden .......................................................

IX. Schulden op ten hoogste een jaar (toel. V) ..

A. Schulden op meer dan een jaar die binnenhet jaar vervallen ........................................................

B. Financiele schulden ..................................................

1. Kredietinstellingen .............................................

2. Overige leningen .................................................

C. Handelsschulden ........................................................

1. Leveranciers ............................................................

2. Te betalen wissels ...............................................

D. Ontvangen vooruitbetalingen opbestellingen .....................................................................

E. Schulden met betrekking tot belastingen,bezoldigingen en sociale lasten .......................

1. Belastingen ...............................................................

2. Bezoldigingen en sociale lasten ................

F. Overige schulden .......................................................

X. Overlopende rekeningen .............................................

TOTAAL DER ACTIVA TOTAAL DER PASSIVA

HANDBOEK BOEKHOUDEN

8

Page 9: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

1.4.2 Volledig schema

Balans per ...

ACTIVA

VASTE ACTIVA

I. Oprichtingskosten (toelichting I) .........................

II. Immateriele vaste activa (toel. II) .........................

III. Materiele vaste activa (toel. III) .............................

A. Terreinen en gebouwen .........................................

B. Installaties, machines en uitrusting ..............

C. Meubilair en rollend materieel ........................

D. Leasing en soortgelijke rechten .......................

E. Overige materiele vaste activa .........................

F. Activa in aanbouw en vooruitbetalingen ..

IV. Financiele vaste activa (toel. IV en V) ..............

A. Verbonden ondernemingen ................................

1. Deelnemingen ........................................................

2. Vorderingen ............................................................

B. Ondernemingen waarmee eendeelnemingsverhouding bestaat .....................

1. Deelnemingen ......................................................

2. Vorderingen ............................................................

C. Andere financiele vaste activa .........................

1. Aandelen ...................................................................

2. Vorderingen en borgtochten incontanten ...................................................................

VLOTTENDE ACTIVA

V. Vorderingen op meer dan een jaar .....................

A. Handelsvorderingen ................................................

B. Overige vorderingen ................................................

VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering .......

A. Voorraden ........................................................................

1. Grond- en hulpstoffen .....................................

2. Goederen in bewerking ..................................

3. Gereed product .....................................................

4. Handelsgoederen .................................................

5. Onroerende goederen bestemd voorverkoop .......................................................................

6. Vooruitbetalingen ................................................

B. Bestellingen in uitvoering ....................................

VII. Vorderingen op ten hoogste een jaar ................

A. Handelsvorderingen ................................................

B. Overige vorderingen ................................................

VIII. Geldbeleggingen (toel. V en VI) ...........................

A. Eigen aandelen .............................................................

B. Overige beleggingen ................................................

IX. Liquide middelen ..............................................................

X. Overlopende rekeningen (toel. VII) ...................

PASSIVA

EIGEN VERMOGEN

I. Kapitaal (toel. VIII)A. Geplaatst kapitaal ......................................................

B. Niet-opgevraagd kapitaal ............................. (–)

II. Uitgiftepremies ....................................................................

III. Herwaarderingsmeerwaarden ..................................

IV. Reserves .....................................................................................

A. Wettelijke reserve .......................................................

B. Onbeschikbare reserves .........................................

1. Voor eigen aandelen .........................................

2. Andere .........................................................................

C. Belastingvrije reserves ............................................

D. Beschikbare reserves ................................................

V. Overgedragen winst .....................................................

Overgedragen verlies (–) ..........................................

�VI. Kapitaalsubsidies ..............................................................

VOORZIENINGEN EN UITGESTELDEBELASTINGEN

VII. A. Voorzieningen voor risico’s en kosten(toel. IV) ...........................................................................

1. Pensioenen en soortgelijkeverplichtingen ........................................................

2. Belastingen ...............................................................

3. Grote herstellings- enonderhoudswerken ............................................

4. Overige risico’s en kosten (toel. IX) ......

B. Uitgestelde belastingen .......................................

SCHULDEN

VIII. Schulden op meer dan een jaar (toel. X) ........

A. Financiele schulden ..................................................

1. Achtergestelde leningen .................................

2. Niet-achtergestelde obligatieleningen ..

3. Leasingschulden en soortgelijkeschulden .....................................................................

4. Kredietinstellingen .............................................

5. Overige leningen .................................................

B. Handelsschulden ........................................................

1. Leveranciers ............................................................

2. Te betalen wissels ...............................................

C. Ontvangen vooruitbetalingen opbestellingen .....................................................................

D. Overige schulden .......................................................

IX. Schulden op ten hoogste een jaar (toel. X) ...

A. Schulden op meer dan een jaar die binnenhet jaar vervallen ........................................................

B. Financiele schulden ..................................................

1. Kredietinstellingen .............................................

2. Overige leningen .................................................

C. Handelsschulden ........................................................

1. Leveranciers ............................................................

2. Te betalen wissels ...............................................

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 9

Page 10: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

ACTIVA PASSIVA

D. Ontvangen vooruitbetalingen opbestellingen .....................................................................

E. Schulden met betrekking tot belastingen,bezoldigingen en sociale lasten .......................

1. Belastingen ...............................................................

2. Bezoldigingen en sociale lasten ................

F. Overige schulden .......................................................

X. Overlopende rekeningen (toel. XI) ......................

TOTAAL DER ACTIVA TOTAAL DER PASSIVA

HANDBOEK BOEKHOUDEN

10

Page 11: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

2 DE RESULTATENREKENING EN RESULTATENBESTEMMING

2.1 Noodzaak

Het overzicht van de aanwendingen en bronnen van vermogen (de balans) is belangrijk voor de ondernemer(s)

en derden, omdat men er alle bezittingen, voorzieningen, schulden en het eigen vermogen uit kan aflezen. Het

is echter een ‘statisch’ informatiemiddel: men leert de toestand op een bepaald ogenblik kennen, maar krijgt geen

inzicht in de manier waarop deze toestand is ontstaan.

Zowel de ondernemer(s) als derden hebben normaliter nood aan bijkomende informatie:

– Wat is het resultaat (winst of verlies) van de ondernemingsactiviteit gedurende een bepaalde periode (=

tijd tussen twee balansen, als die twaalf maand bedraagt spreekt men van een ‘boekjaar’), en hoe werd

dit verwerkt?

– Hoe is het resultaat van een bepaalde periode samengesteld? Welke soorten opbrengsten en kosten

waren er?

Het rapporteren van het resultaat en de opbrengsten en kosten naar soort van een bepaalde periode gebeurt in

de ‘Resultatenrekening’. De resultatenrekening is dus een periodegegeven, een ‘dynamisch’ informatiemiddel.

De ‘Resultaatverwerking’ rapporteert hoe het resultaat is verwerkt.

2.2 Algemene voorstelling

Om het ondernemingsgebeuren zo exact mogelijk te kunnen analyseren, wordt het resultaat opgebouwd

volgens het volgende schema:

Alle componenten van het uiteindelijk resultaat van het boekjaar worden hieronder beknopt besproken.

2.2.1 Bedrijfswinst of bedrijfsverlies

De bedrijfswinst (+) of het bedrijfsverlies (-) is een onderdeel van het resultaat ontstaan uit de gewone bedrijfs-

uitoefening (zie schema hierboven) en wordt gevormd door het verschil van de bedrijfsopbrengsten en de

bedrijfskosten.

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 11

Page 12: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Bedrijfsopbrengsten. Omzet: de totale verkoopprijs van alle verkochte goederen (handelsgoederen en gereed product) en dienst-

verleningen.. Wijziging in de voorraad in productiebedrijven: de vervaardigingsprijs van goederen in bewerking, gereed

product en bestellingen in uitvoering, die aan de beginvoorraad werden toegevoegd en waarvan de kosten

in de bedrijfskosten staan (+) of aan de beginvoorraad werden onttrokken en waarvan de verkoopprijs in

de omzet is opgenomen (-).. Geproduceerde vaste activa: de vervaardigingsprijs van zelf geproduceerde investeringen die onder de vaste

activa worden opgenomen en waarvan de productiekosten onder de bedrijfskosten staan.. Andere bedrijfsopbrengsten: de opbrengsten die wel uit de normale bedrijfsvoering voortvloeien (dus geen

financieel of uitzonderlijk karakter hebben, zie verder), maar niet onder de vorige opbrengsten vallen.

Bedrijfskosten. Inkopen handelsgoederen, grond- en hulpstoffen: de totale aankoopprijs van goederen om door te verkopen in

handelsondernemingen en van grond- en hulpstoffen die nodig zijn voor de productie in productieonder-

nemingen.. Wijziging in de voorraad: de aankoopprijs van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen indien het verbruik

groter (+) of lager (-) was dan de aankoop.. Diensten en diverse goederen: de aankoopprijs van alle leveringen van derden die geen handelsgoederen,

grond- en hulpstoffen of bezoldigingen van het eigen personeel betreffen (b.v. bureelbenodigdheden,

water, energie, verzekeringen, uitzendkrachten, ...). Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen: alle kosten verbonden aan het tewerkstellen van het personeel.. Afschrijvingen: de kost van het systematisch gespreid ten laste nemen van de waarde van de vaste activa

over de gebruiksduur van die activa.. Waardeverminderingen: de dalingen in de waarde van voorraden, bestellingen in uitvoering en vorderingen

op klanten (handelsvorderingen).. Voorzieningen voor risico’s en kosten: het nu ten laste nemen van toekomstige risico’s en kosten die voort-

vloeien uit de gewone bedrijfsvoering van dit boekjaar.. Andere bedrijfskosten: alle kosten die men niet onder de vorige posten kan noteren, maar die toch betrekking

hebben op de normale bedrijfsuitoefening.

De bedrijfswinst of het bedrijfsverlies is een zeer belangrijk resultaat, omdat het ontstaat uit de exploitatie van

de onderneming en dus een aanwijzing geeft over de winstgevendheid van de eigenlijke ondernemingsacti-

viteit.

2.2.2 Winst (verlies) uit de gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen

Dit resultaat is samengesteld uit de bedrijfswinst (of het bedrijfsverlies) enerzijds en de financiele kosten en

opbrengsten anderzijds.

Bedrijfswinst (-verlies): zie 2.2.1.

Financiele opbrengsten. Opbrengsten uit financiele vaste activa: de dividenden en intresten van aandelen en verstrekte leningen die

tot de financiele vaste activa behoren.. Opbrengsten uit vlottende activa: de intresten van toegestane leningen met een looptijd van meer of minder

dan een jaar en intresten en dividenden van geldbeleggingen.. Andere financiele opbrengsten: alle opbrengsten van financiele aard die niet onder de vorige posten kunnen

worden ondergebracht.

HANDBOEK BOEKHOUDEN

12

Page 13: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Financiele kosten. Kosten van schulden: alle kosten van schulden aangegaan bij derden.. Waardeverminderingen: de daling in waarde van vorderingen (andere dan handelsvorderingen), geldbeleg-

gingen en liquide middelen.. Andere financiele kosten: alle kosten van financiele aard die niet onder de vorige posten kunnen worden

ondergebracht.

2.2.3 Winst (verlies) van het boekjaar voor belastingen

Dit resultaat bestaat uit:

Winst (verlies) uit de gewone bedrijfsuitoefening voor belastingen: zie 2.2.2.

Uitzonderlijke opbrengsten

Terugneming van afschrijvingen

Terugneming van waardeverminderingen

Terugneming van voorzieningen

Meerwaarden bij de (uitzonderlijke) realisatie van vaste activa

Andere

Uitzonderlijke kosten

Uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen

Waardeverminderingen op financiele vaste activa

Voorzieningen voor uitzonderlijke risico’s en kosten

Minderwaarden bij de (uitzonderlijke) realisatie van vaste activa

Andere

2.2.4 Resultaat van het boekjaar voor belastingen

De vorige analyse geeft weer hoe het resultaat van het boekjaar voor belastingen tot stand komt. Nu moeten

we nog nagaan hoe dit resultaat beınvloed wordt door de belastingen die erop drukken en op welke wijze het

resultaat dat overblijft na belastingen, verdeeld wordt.

In feite is dit als volgt te illustreren:

Resultaat van het boekjaar vóór belastingen

Overboeking naar `Onttrekkingen aan de uitgestelde belastingen´

Overboeking naar /Onttrekkingen aan de belastingvrije reserves

(1)

Belastingen op het resultaat

Winst (verlies) van het jaar

Te bestemmen winst(te verwerken verlies)

van het boekjaar

Overgedragen winst(overgedragen verlies)van het vorige boekjaar

Te bestemmen winstsaldo of

+

= (2)

Te verwerken verliessaldo

Toevoeging aanhet eigen vermogen

Uit te kerenwinst

Over te dragennaar volgend boekjaar

Tussenkomst van devennoten in het verlies

Over te dragen naarhet volgend boekjaar

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 13

Page 14: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

(1) Het gedeelte van de winst dat onbelast naar de reserves kan worden overgeboekt (door fiscale bepalingen).

(2) Soms – zij het uitzonderlijk – kan men het te bestemmen resultaat nog beınvloeden door ‘Onttrekkingen

aan het eigen vermogen’.

2.3 Wettelijk schema van de resultatenrekening en resultaatverwerking

Net zoals voor de balans bestaat er ook voor de resultatenrekening en de resultaatverwerking een modelvoor-

stelling die aan de ondernemingen verplicht wordt opgelegd. Ook hier is er een volledige en een vereenvou-

digde (de zogenaamde verkorte) versie voorzien. Beide zijn hieronder opgenomen.

Uit 2.3.2 blijkt dat het volledig schema van de resultatenrekening kan worden voorgesteld in staffelvorm (lijst-

vorm, optelling van alle opbrengsten gevolgd door optelling van alle kosten) of in scontrovorm (rekeningvorm,

kosten en opbrengsten worden afzonderlijk voorgesteld). De staffelvorm is echter veruit de meest gebruikte.

2.3.1 Verkort schema

RESULTATENREKENING VOOR PERIODE ...

I. Bedrijfsopbrengsten en bedrijfskosten

Omzetfacultatieve

Handelsgoed., grond- en hulpstoffen;

diensten en diverse goederenvermeldingen

)

A.B. Brutomarge (positief saldo) ..........................................................................................................................................................................

Brutomarge (negatief saldo) ................................................................................................................................................................ (–)

C. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (toel. VI, 2) .................................................................................................. (–)

D. Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriele en materiele

vaste activa .................................................................................................................................................................................................................. (–)

E. Waardeverminderingen op voorraden, bestellingen in uitvoering en handelsvorderingen

(toevoegingen –, terugnemingen +) ...............................................................................................................................................................

F. Voorzieningen voor risico’s en kosten (toevoegingen –, bestedingen en terugnemingen +) .....................

G. Andere bedrijfskosten ....................................................................................................................................................................................... (–)

H. Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten ................................................................................................. (+)

Bedrijfswinst ......................................................................................................................................................................................................................... (+)

Bedrijfsverlies ........................................................................................................................................................................................................................ (–)

II. Financiele opbrengsten ....................................................................................................................................................................................................

Financiele kosten .......................................................................................................................................................................................................... (–)

Winst uit de gewone bedrijfsuitoefening, voor belasting ....................................................................................................................... (+)

Verlies uit de gewone bedrijfsuitoefening, voor belasting ...................................................................................................................... (–)

III. Uitzonderlijke opbrengsten .......................................................................................................................................................................................

Uitzonderlijke kosten ............................................................................................................................................................................................... (–)

Winst van het boekjaar voor belasting ............................................................................................................................................................... (+)

Verlies van het boekjaar voor belasting .............................................................................................................................................................. (–)

IIIbis. Onttrekking aan de uitgestelde belastingen ............................................................................................................................ (+)

Overboeking naar de uitgestelde belastingen ......................................................................................................................... (–)

IV. Belastingen op het resultaat ...................................................................................................................................................................... (–) (+)

Winst van het boekjaar ................................................................................................................................................................................................. (+)

Verlies van het boekjaar ................................................................................................................................................................................................. (–)

V. Onttrekking aan de belastingvrije reserves ....................................................................................................................................... (+)

Overboeking naar de belastingvrije reserves .................................................................................................................................... (–)

HANDBOEK BOEKHOUDEN

14

Page 15: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Te bestemmen winst van het boekjaar ................................................................................................................................................................ (+)

Te verwerken verlies van het boekjaar ................................................................................................................................................................. (–)

RESULTAATVERWERKING

A. Te bestemmen winstsaldo .............................................................................................................................................................................................

Te verwerken verliessaldo ................................................................................................................................................................................... (–)

1. Te bestemmen winst van het boekjaar ........................................................................................................................................................

Te verwerken verlies van het boekjaar .............................................................................................................................................. (–)

2. Overgedragen winst van het vorige boekjaar .......................................................................................................................................

Overgedragen verlies van het vorige boekjaar ........................................................................................................................... (–)

B. Onttrekking aan het eigen vermogen ................................................................................................................................................................

C. Toevoeging aan het eigen vermogen ......................................................................................................................................................... (–)

1. aan het kapitaal en aan de uitgiftepremies .............................................................................................................................................

2. aan de wettelijke reserve .........................................................................................................................................................................................

3. aan de overige reserves ............................................................................................................................................................................................

D. 1. Over te dragen winst ........................................................................................................................................................................................... (–)

2. Over te dragen verlies .................................................................................................................................................................................................

E. Tussenkomst van de vennoten (of eigenaar) in het verlies ..........................................................................................................

F. Uit te keren winst ........................................................................................................................................................................................................ (–)

1. Vergoeding van het kapitaal ................................................................................................................................................................................

2. Bestuurders of zaakvoerders ................................................................................................................................................................................

3. Andere rechthebbenden ...........................................................................................................................................................................................

2.3.2 Volledig schema

2.3.2.1 Staffelvorm

RESULTATENREKENING

(in staffelvorm)

I. Bedrijfsopbrengsten ............................................................................................................................................................................................................

A. Omzet (toelichting XII, A) ......................................................................................................................................................................................

B. Wijziging in de voorraad goederen in bewerking en gereed product en in de bestellingen

in uitvoering (toename +, afname –) ............................................................................................................................................................

C. Geproduceerde vaste activa ..................................................................................................................................................................................

D. Andere bedrijfsopbrengsten (toel. XII, B) .................................................................................................................................................

II. Bedrijfskosten ......................................................................................................................................................................................................................... (–)

A. Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen .................................................................................................................................................

1. Inkopen ...........................................................................................................................................................................................................................

2. Wijziging in de voorraad (toename –, afname +) .....................................................................................................................

B. Diensten en diverse goederen .............................................................................................................................................................................

C. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (toel. XII, C2) .....................................................................................................

D. Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriele en materiele

vaste activa ...........................................................................................................................................................................................................................

E. Waardeverminderingen op voorraden, bestellingen in uitvoering en handelsvorderingen

(toevoegingen+, terugnemingen -) (toel. XII, D) ................................................................................................................................

F. Voorzieningen voor risico’s en kosten (toevoegingen +, bestedingen en terugnemingen –)

(toel. XII, C3 en E) .........................................................................................................................................................................................................

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 15

Page 16: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

G. Andere bedrijfskosten (toel. XII, F) ................................................................................................................................................................

H. Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten .................................................................................................... (–)

III. Bedrijfswinst ...................................................................................................................................................................................................................... (+)

Bedrijfsverlies .................................................................................................................................................................................................................... (–)

IV. Financiele opbrengsten ....................................................................................................................................................................................................

A. Opbrengsten uit financiele vaste activa .....................................................................................................................................................

B. Opbrengsten uit vlottende activa .....................................................................................................................................................................

C. Andere financiele opbrengsten (toel. XIII, A) .......................................................................................................................................

V. Financiele kosten ............................................................................................................................................................................................................ (–)

A. Kosten van schulden (toel. XIII, B en C) ...................................................................................................................................................

B. Waardeverminderingen op andere vlottende activa dan bedoeld onder II. E

(toevoegingen +, terugnemingen –) (toel. XIII, D) ............................................................................................................................

C. Andere financiele kosten (toel. XIII, E) .......................................................................................................................................................

VI. Winst uit de gewone bedrijfsuitoefening, voor belasting ..................................................................................................... (+)

Verlies uit de gewone bedrijfsuitoefening, voor belasting ................................................................................................... (–)

VII. Uitzonderlijke opbrengsten .........................................................................................................................................................................................

A. Terugneming van afschrijvingen en van waardeverminderingen op immateriele en materiele

vaste activa

B. Terugneming van waardeverminderingen op financiele vaste activa ............................................................................

C. Terugneming van voorzieningen voor uitzonderlijke risico’s en kosten .....................................................................

D. Meerwaarden bij de realisatie van vaste activa ..................................................................................................................................

E. Andere uitzonderlijke opbrengsten (toel. XIV, A) ............................................................................................................................

VIII. Uitzonderlijke kosten ............................................................................................................................................................................................... (–)

A. Uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op

immateriele en materiele vaste activa ..........................................................................................................................................................

B. Waardeverminderingen op financiele vaste activa ..........................................................................................................................

C. Voorzieningen voor uitzonderlijke risico’s en kosten (toevoegingen +, bestedingen –) ................................

D. Minderwaarden bij de realisatie van vaste activa ............................................................................................................................

E. Andere uitzonderlijke kosten (toel. XIV, B) ............................................................................................................................................

F. Als herstructureringskosten geactiveerde uitzonderlijke kosten .................................................................................. (–)

IX. Winst van het boekjaar voor belasting ..................................................................................................................................................... (+)

Verlies van het boekjaar voor belasting .................................................................................................................................................. (–)

IXbis. A. Onttrekking aan de uitgestelde belastingen ................................................................................................................... (+)

B. Overboeking naar de uitgestelde belastingen ................................................................................................................ (–)

X. Belastingen op het resultaat ........................................................................................................................................................................ (–)(+)

A. Belastingen (toel. XV) ........................................................................................................................................................................................ (–)

B. Regularisering van belastingen en terugneming van voorzieningen voor belastingen ..................................

XI. Winst van het boekjaar .......................................................................................................................................................................................... (+)

Verlies van het boekjaar ...................................................................................................................................................................................... (–)

XII. Onttrekking aan de belastingvrije reserves ....................................................................................................................................... (+)

Overboeking naar de belastingvrije reserves .................................................................................................................................... (–)

XIII. Te bestemmen winst van het boekjaar ................................................................................................................................................... (+)

Te verwerken verlies van het boekjaar ................................................................................................................................................... (–)

HANDBOEK BOEKHOUDEN

16

Page 17: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

2.3.2.2 Scontrovorm

RESULTATENREKENING

(in scontrovorm)

KOSTEN OPBRENGSTEN

II. Bedrijfskosten .................................................................

A. Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen

1. Inkopen .........................................................................

2. Wijziging in de voorraad (toename –,

afname +) ....................................................................

B. Diensten en diverse goederen ...........................

C. Bezoldigingen, sociale lasten en pen-

sioenen (toel. XII, C2) ................................................

D. Afschrijvingen en waardeverminderingen

op oprichtingskosten, op immateriele en

materiele vaste activa ................................................

E. Waardeverminderingen op voorraden,

bestellingen in uitvoering en handelsvor-

deringen (toevoegingen +, terugnemingen

–) (toel. XII, D) .................................................................

F. Voorzieningen voor risico’s en kosten

(toevoegingen +, bestedingen en terugne-

mingen –) (toel. XII, C3 en E) ............................

G. Andere bedrijfskosten (toel. XII, F)

H. Als herstructureringskosten geactiveerde

bedrijfskosten ........................................................... (–)

I. Bedrijfsopbrengsten ..................................................

A. Omzet (toel. XII, A) ....................................................

B. Wijziging in de voorraad goederen in

bewerking en gereed product en in de

bestellingen in uitvoering (toename +,

afname –) ..............................................................................

C. Geproduceerde vaste activa ................................

D. Andere bedrijfsopbrengsten (toel. XII, B)

V. Financiele kosten .........................................................

A. Kosten van schulden (toel. XIII, B en C) .

B. Waardeverminderingen op andere vlot-

tende activa dan bedoeld onder II. E

(toevoegingen +, terugnemingen –) (toel.

XIII, D) ....................................................................................

C. Andere financiele kosten (toel. XIII, E) .....

IV. Financiele opbrengsten ..........................................

A. Opbrengsten uit financiele vaste activa ....

B. Opbrengsten uit vlottende activa ...................

C. Andere financiele opbrengsten (toel. XIII,

A) ................................................................................................

VIII. Uitzonderlijke kosten .............................................

A. Uitzonderlijke afschrijvingen en waarde-

verminderingen op oprichtingskosten, op

immateriele en materiele vaste activa ........

B. Waardeverminderingen op financiele

vaste activa .........................................................................

C. Voorzieningen voor uitzonderlijke risico’s

en kosten (toevoegingen +, bestedingen –

) .....................................................................................................

D. Minderwaarden bij de realisatie van vaste

activa ........................................................................................

E. Andere uitzonderlijke kosten (toel. XIV,

B) .................................................................................................

F. Als herstructureringskosten geactiveerde

uitzonderlijke kosten .......................................... (–)

VII. Uitzonderlijke opbrengsten ..............................

A. Terugneming van afschrijvingen en van

waardeverminderingen op immateriele en

materiele vaste activa ................................................

B. Terugneming van waardeverminderingen

op financiele vaste activa .......................................

C. Terugneming van voorzieningen voor

uitzonderlijke risico’s en kosten ......................

D. Meerwaarden bij de realisatie van vaste

activa ........................................................................................

E. Andere uitzonderlijke opbrengsten (toel.

XIV, A) ...................................................................................

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 17

Page 18: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

IX bis. B. Overboeking naar de uitgestelde

belastingen ..........................................................

IXbis. A. Onttrekking aan de uitgestelde

belastingen ..........................................................

X. A. Belastingen (toel. XV) ........................................... X. B. Regularisering van belastingen en terug-

neming van voorzieningen voor belas-

tingen ....................................................................................

XI. Winst van het boekjaar ....................................... XI. Verlies van het boekjaar ....................................

TOTAAL TOTAAL

XII. Overboeking naar de belastingvrije

reserves ................................................................................

XII. Onttrekking aan de belastingvrije

reserves ................................................................................

XIII. Te bestemmen winst van het boekjaar .. XIII. Te verwerken verlies van het boekjaar .

RESULTAATVERWERKING

A. Te bestemmen winstsaldo ..................................................................................................................................................................................................

Te verwerken verliessaldo ........................................................................................................................................................................................ (–)

1. Te bestemmen winst van het boekjaar .............................................................................................................................................................

Te verwerken verlies van het boekjaar ................................................................................................................................................... (–)

2. Overgedragen winst van het vorige boekjaar ............................................................................................................................................

Overgedragen verlies van het vorige boekjaar ................................................................................................................................ (–)

B. Onttrekking aan het eigen vermogen .....................................................................................................................................................................

1. aan het kapitaal en aan de uitgiftepremies ..................................................................................................................................................

2. aan de reserves ......................................................................................................................................................................................................................

C. Toevoeging aan het eigen vermogen .............................................................................................................................................................. (–)

1. aan het kapitaal en aan de uitgiftepremies ..................................................................................................................................................

2. aan de wettelijke reserve ..............................................................................................................................................................................................

3. aan de overige reserves ..................................................................................................................................................................................................

D. Over te dragen resultaat

1. Over te dragen winst ................................................................................................................................................................................................ (–)

2. Over te dragen verlies .....................................................................................................................................................................................................

E. Tussenkomst van de vennoten in het verlies ..................................................................................................................................................

F. Uit te keren winst ................................................................................................................................................................................................................ (–)

1. Vergoeding van het kapitaal .....................................................................................................................................................................................

2. Bestuurders of zaakvoerders .....................................................................................................................................................................................

3. Andere rechthebbenden .................................................................................................................................................................................................

Vooraleer de schema’s van de balans, resultatenrekening en resultaatverwerking kunnen worden ingevuld,

moet echter eerst nog de impact van alle ondernemingstransacties in de boekhouding worden geregistreerd.

HANDBOEK BOEKHOUDEN

18

Page 19: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

3 BASISELEMENTEN VAN HET REGISTRATIEPROCES

3.1 Algemene principes

Zoals uit de analyse van de verrichtingen (zie 3.2) duidelijk zal blijken, hebben de diverse ondememingsge-

beurtenissen ofwel een impact op de balans alleen, ofwel een impact op de balans en de resultatenrekening.

De resultatenrekening is een staat die de opbrengsten en kosten van de periode weergeeft en waaruit men een

resultaat bekomt dat minstens eenmaal per jaar moet worden verwerkt (dit is: overbrengen naar de balans als

weergave van bronnen en aanwendingen van vermogen op een bepaald moment).

Voor de verwerking van het resultaat moet men het beschouwen als een ‘vermogensvermeerdering’ (opbreng-

sten overtreffen kosten) of ‘vermogensvermindering’ (kosten overtreffen opbrengsten). De opbrengsten en

kosten beınvloeden dus tijdelijk het eigen vermogen van de onderneming.

Samengevat kan dit als volgt worden voorgesteld:

verrichtingen

elementen uit de balans

elementen uit de resultatenrekening

éénmaal per jaar worden ze ”bestemd"

De basisgelijkheid

Activa = schulden + voorzieningen en uitgestelde belastingen + eigen vermogen

kan dan in principe gedurende het boekjaar ook geschreven worden als:

Activa = schulden + voorzieningen en uitgestelde belastingen + eigen vermogen+ opbrensten– kosten

Op het einde van het boekjaar wordt het resultaat dan definitief verdeeld, namelijk:

Activa = schulden + voorzieningen en uitgestelde belastingen + eigen vermogen

+ opbrengsten– kosten

wat dan de definitieve eindbalans geeft waarvoor opnieuw geldt:

Activa = schulden + voorzieningen en uitgestelde belastingen + eigen vermogen

Vanuit deze visie zullen we nu in de volgende paragraaf de ondernemingsverrichtingen analyseren en regi-

streren. Het gaat hier slechts om een eerste kennismaking met de diverse transacties van een onderneming,

verder in het boek worden ze gedetailleerder besproken.

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 19

Page 20: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

3.2 Analyse van de verrichtingen

Erikson groothandel heeft per 1 januari 20N volgende balans:

Activa Passiva

Vaste activa Eigen vermogen

Winkelinrichting 500 000,00 500 000,00 Kapitaal 744 000,00 744 000,00

Vlottende activa Schulden

Handelsgoederen 240 000,00 Leningen 120 000,00

Klanten 72 000,00 Leveranciers 190 000,00 310 000,00

Bank 121 000,00

Kas 121 000,00 554 000,00

Totaal activa 1 054 000,00 Totaal passiva 1 054 000,00

Dit kunnen we als volgt weergeven:

Activa

Winkelinrichting + Handelsgoederen + Klanten + Bank + Kas

500 000,00 + 240 000,00 + 72 000,00 + 121 000,00 + 121 000,00

= Schulden + Eigen vermogen

Leningen + Leveranciers Kapitaal

+

120 000,00 + 190 000,00 744 000,00

Verrichting 1: Een klant betaalt zijn schuld van 40 000,00 EUR door storting op onze bankrekening. De bank zal

stijgen met 40 000,00 EUR en de vordering zal dalen met 40 000,00 EUR.

Dus: vermeerdering actief (A%) = vermindering actief (A&)

De basisvergelijking wordt dus:

Activa

Winkelinrichting + Handelsgoederen + Klanten + Bank + Kas

500 000,00 + 240 000,00 + 72 000,00 + 121 000,00 + 121 000,00

– 40 000,00 + 40 000,00

+ 32 000,00 + 161 000,00

= Schulden + Eigen vermogen

Leningen + Leveranciers Kapitaal

+

120 000,00 + 190 000,00 744 000,00

Verrichting 2: Erikson betaalt een leveranciersschuld van 80 000,00 EUR via overschrijving. De bank en de leve-

ranciersschuld dalen beide met 80 000,00 EUR.

Dus: vermindering actief (A&) = vermindering passief (= P&)

HANDBOEK BOEKHOUDEN

20

Page 21: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

De basisvergelijking wordt nu:

Activa

Winkelinrichting + Handelsgoederen + Klanten + Bank + Kas

500 000,00 + 240 000,00 + 32 000,00 + 161 000,00 121 000,00

– 80 000,00

+ 81 000,00

= Schulden + Eigen vermogen

Leningen + Leveranciers Kapitaal

120 000,00 + 190 000,00 744 000,00

– 80 000,00 +

+ 110 000,00

Verrichting 3: Erikson vindt dat hij over meer eigen vermogen moet beschikken en stort zijn prive-patrimo-

nium, 200 000,00 EUR, in de ondernemingskas.

De kas stijgt met 200 000,00 EUR en het kapitaal stijgt eveneens met 200 000,00 EUR.

Dus: stijging actief (A%) = stijging passief (P%)

De basisvergelijking wordt nu:

Activa

Winkelinrichting + Handelsgoederen + Klanten + Bank + Kas

500 000,00 + 240 000,00 + 32 000,00 + 81 000,00 121 000,00

+ 200 000,00

+ 321 000,00

= Schulden + Eigen vermogen

Leningen + Leveranciers Kapitaal

120 000,00 + 110 000,00 744 000,00

+ 200 000,00

+ 944 000,00

Verrichting 4: Erikson sluit met de leningsverstrekker een overeenkomst af waardoor de schuld wordt omgezet

in kapitaal. Vanaf nu zullen ze als partners in de zaak werken.

Leningen dalen met 120 000,00 EUR; het kapitaal stijgt met 120 000,00 EUR.

Dus: daling passief (P&) = stijging passief (P%)

met als basisvergelijking:

Activa

Winkelinrichting + Handelsgoederen + Klanten + Bank + Kas

500 000,00 + 240 000,00 + 32 000,00 + 81 000,00 321 000,00

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 21

Page 22: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

= Schulden + Eigen vermogen

Leningen + Leveranciers Kapitaal

120 000,00 + 110 000,00 944 000,00

– 120 000,00 + + 120 000,00

0,00 1 064 000,00

Verrichting 5: Erikson betaalt via de bank de maandelijkse huur van zijn winkelpand: 1 000,00 EUR.

Hier maakt de onderneming een bedrijfskost (‘daling’ van het eigen vermogen) tegen een vermindering van

de bank.

Dus: daling actief (A&) = stijging kosten (K%)

De basisvergelijking is nu:

Activa

Winkelinrichting + Handelsgoederen + Klanten + Bank + Kas

500 000,00 + 240 000,00 + 32 000,00 + + 81 000,00 321 000,00

– 1 000,00

+ 80 000,00

= Schulden + Eigen vermogen

Leveranciers Kapitaal

110 000,00 + 1 064 000,00

– Kosten

1 000,00 (Diensten)

Verrichting 6: Erikson kocht gedurende de boekingsperiode van leverancier Fransen diverse goederen aan voor

25 000,00 EUR, te verhogen met 21 % BTW. De schuld aan Fransen is op 30 dagen te betalen, nl. 30 250,00 EUR.

De aankoop wordt beschouwd als een bedrijfskost van de onderneming; de BTW op aankopen is terugvorder-

baar van de BTW-administratie en er ontstaat een schuld aan de leveranciers.

Dus: stijging van de kosten (K%)

stijging van de vorderingen (A%) = stijging van de schuld (P%)

De basisvergelijking is nu:

Activa

Winkelinrichting + Handelsgoederen + Klanten + BTW-vordering + Bank + Kas

500 000,00 + 240 000,00 + 32 000,00 + 0,00 + 80 000,00 + 321 000,00

+ 5 250,00

+ 5 250,00

= Schulden + Eigen vermogen

Leveranciers Kapitaal

110 000,00 1 064 000,00

+ 30 250,00 + – Kosten

140 250,00 1 000,00 (Diensten)

25 000,00 (Aankopen)

HANDBOEK BOEKHOUDEN

22

Page 23: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Verrichting 7: In totaal werden tijdens de boekingsperiode voor 500 000 EUR goederen verkocht, te verhogen

met 21 % BTW of 105 000,00 EUR. Daarvan is contant betaald in kas: 140 000,00 EUR. Het restant,

465 000,00 EUR, zijn vorderingen op klanten. De verkoop wordt beschouwd als een opbrengst. De BTW op

verkopen is een schuld aan de BTW-administratie. De kas en de vorderingen stijgen.

Dus: stijging kas (A%)

stijging vorderingen (A%) =stijging van de schuld (P%)

stijging van de opbrengsten (O%)

De basisvergelijking wordt nu:

Activa

Winkelinrichting + Handelsgoederen + Klanten + BTW-vordering + Bank + Kas

500 000,00 + 240 000,00 + 32 000,00 + 5 250,00 + 80 000,00 + 321 000,00

465 000,00 + 140 000,00

497 000,00 + 461 000,00

= Schulden + Eigen vermogen

Leveranciers + Schuld BTW

+

Kapitaal

140 250,00 + 0,00 1 064 000,00

105 000,00 – Kosten

1 000,00 (Diensten)

105 000,00 25 000,00 (Aankopen)

26 000,00

+ Opbrengsten

500 000,00 (Omzet)

Verrichting 8: Erikson maakt de inventaris op en constateert dat er in zijn magazijnen nog slechts voor

40 000,00 EUR aankoopwaarde handelsgoederen in voorraad is. Er is dus een voorraaddaling van

240 000,00 EUR – 40 000,00 EUR = 200 000,00 EUR. Deze goederen zijn dus blijkbaar verdwenen, wat een kost

aan voorraadwijziging betekent.

Dus: daling voorraad (A&) = stijging kost (K%)

Waaruit de basisvergelijking volgt:

Activa

Winkelinrichting + Handelsgoederen + Klanten + BTW-vordering + Bank + Kas

500 000,00 + 240 000,00 + 497 000,00 + 5 250,00 + 80 000,00 + 461 000,00

– 200 000,00

+ 40 000,00

= Schulden + Eigen vermogen

Leveranciers + Schuld BTW

+

Kapitaal

140 250,00 105 000,00 1 064 000,00

– Kosten

1 000,00 (Diensten)

25 000,00 (Aankopen)

200 000,00 (Voorraadwijzigingen)

226 000,00

+ Opbrengsten

500 000,00 (Omzet)

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 23

Page 24: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Verrichting 9: Een tweede element van de inventaris is de afschrijving op de winkelinrichting, nl. 20 % op

500 000,00 EUR, hetzij 100 000,00 EUR. Daardoor daalt de winkelinrichting boekhoudkundig met

100 000,00 EUR, terwijl er een kost ontstaat van 100 000,00 EUR.

Dus: daling actief (A&) = stijging kost (K%)

Waaruit de basisvergelijking volgt:

Activa

Winkelinrichting + Handelsgoederen + Klanten + BTW-vordering + Bank + Kas

500 000,00 + 40 000,00 + 497 000,00 + 5 250,00 + 80 000,00 + 461 000,00

– 100 000,00

+ 400 000,00

= Schulden + Eigen vermogen

Leveranciers + Schuld BTW

+

Kapitaal

140 250,00 + 105 000,00 1 064 000,00

– Kosten

1 000,00 (Diensten)

25 000,00 (Aankopen)

200 000,00 (Voorraadwijzigingen)

100 000,00 (Afschrijving)

326 000,00

+ Opbrengsten

500 000,00 (Omzet)

Verrichting 10: Bij het afsluiten van de boekhoudperiode berekent Erikson groothandel dat de gerealiseerde winst

174 000,00 EUR bedraagt (500 000 EUR opbrengsten – 326 000 EUR kosten). De geraamde belastingen hierop

bedragen 49 755,00 EUR. Hierdoor ontstaat een schuld en een kost voor hetzelfde bedrag.

Dus: stijging passief (P %) = stijging kost (K %)

met als basisvergelijking:

Activa

Winkelinrichting + Handelsgoederen + Klanten + BTW-vordering + Bank + Kas

400 000,00 + 40 000,00 + 497 000,00 + 5 250,00 + 80 000,00 + 461 000,00

= Schulden + Eigen vermogen

Leveranciers + BTW-schuld + Belastingschuld

+

Kapitaal

140 250,00 + 105 000,00 + 0,00 1 064 000,00

+ 49 755,00 – Kosten

1 000,00 (Diensten)

+ 49 755,00 25 000,00 (Aankopen)

200 000,00 (Voorraadwijzigingen)

100 000,00 (Afschrijving)

49 755,00 (Belastingen)

375 755,00

+ Opbrengsten

500 000,00 (Omzet)

HANDBOEK BOEKHOUDEN

24

Page 25: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Indien Erikson groothandel nu de balans en resultatenrekening zou opmaken, dan verkrijgt hij volgende situatie.

Erikson groothandel

Balans per ...

Activa Passiva

Vaste activa Eigen vermogen

Winkelinrichting 400 000,00 400 000,00 Kapitaal 1 064 000,00

Te bestemmen resultaat 124 245,00 1 188 245,00

Vlottende activa Schulden

Handelsgoederen 40 000,00 Leveranciersschuld 140 250,00

Klanten 497 000,00 BTW-schuld 105 000,00

BTW-vordering 5 250,00 Belastingschuld 49 755,00 295 005,00

Bank 80 000,00

Kas 461 000,00 1 083 250,00

Totaal activa 1 483 250,00 Totaal passiva 1 483 250,00

Het te bestemmen resultaat vloeit voort uit de resultatenrekening nl.:

Bedrijfsopbrengsten

Omzet 500 000,00 500 000,00

Bedrijfskosten

Aankopen 25 000,00

Voorraadwijzigingen 200 000,00

Diensten 1 000,00

Afschrijvingen 100 000,00 326 000,00

Bedrijfswinst 174 000,00

Belastingen 49 755,00 49 755,00

Winst van het jaar na belastingen 124 245,00

Dit is echter een voorlopige jaarrekening, omdat de balans en resultatenrekening steeds moeten worden opge-

steld na winstbestemming.

Verrichting 11: Erikson groothandel beslist de winst als volgt te verdelen:

Uit te keren aan de aandeelhouders: 80 000,00 EUR

Over te dragen winst: 44 245,00 EUR

Er ontstaat een schuld van 80 000,00 EUR aan de aandeelhouders en een verhoging van de eigen middelen,

tegenover de verdeling van het resultaat, nl. Uitkeringen kapitaal en Winstoverdracht.

Dus: stijging schuld (P%)

stijging eigen vermogen (P%) = annulatie van K en O

Waaruit volgende basisvergelijking volgt:

Activa

Winkelinrichting + Handelsgoederen + Klanten + BTW-vordering + Bank + Kas

400 000,00 + 40 000,00 + 497 000,00 + 5 250,00 + 80 000,00 + 461 000,00

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 25

Page 26: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

= schulden

Leveranciers + Schuld BTW + Belastingschuld + Schuld aan

aandeelhouders

140 250,00 + 105 000,00 + 49 755,00 + 0,00

+ 80 000,00

+ 80 000,00

+ Eigen vermogen

Kapitaal

1 064 000,00

+ Overgedragen winst

44 245,00 )– Kosten

375 755,00

+ Opbrengsten

500 000,00

Bestemming

– 124 245,00

Geannuleerd

Verrichting 12: Opmaken van de definitieve jaarrekening.

Opmerking:

Voor alle rubrieken van de jaarrekening opgesteld volgens het wettelijk volledig of verkort schema waarvoor

in de omschrijving van de code niet uitdrukkelijk aan ‘Aantal’ (rechten, aandelen, werknemers, uren, ...) of

‘Personeelsbestand’ wordt gerefereerd (zie toelichting en sociale balans), moeten de bedragen worden uitge-

drukt:

– in duizenden EUR, zonder decimalen, in geval van een volledig schema;

– in eenheden EUR, zonder decimalen, in geval van een verkort schema.

Erikson groothandel

Balans per ...

Activa Passiva

Vaste activa Eigen vermogen

III. Materiele vaste activa I. Kapitaal

B. Installaties, machines en uitrusting 400 A. Geplaatst kapitaal 1 064

V. Overgedragen winst 44

Vlottende activa Schulden

VI. Voorraden

A.4. Handelsgoederen 40

IX. Schulden op ten hoogste een

jaar

C. Handelsschulden

VII. Vorderingen op ten hoogste een jaar 1. Leveranciers 140

A. Handelsvorderingen (klanten) 497 E. Schulden m.b.t. belastingen

B. Overige vorderingen (BTW) 5 1. Belastingen 155

IX. Liquide middelen 541 F. Overige schulden 80

Totaal activa 1 483 Totaal passiva 1 483

HANDBOEK BOEKHOUDEN

26

Page 27: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Resultatenrekening

periode ..... tot .....

(Staffelvorm)

I. Bedrijfsopbrengsten

A. Omzet 500

II. Bedrijfskosten

A. Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen

1. Inkopen 25

2. Wijziging in de voorraad (toename +, afname –) 200

B. Diensten en diverse goederen 1

D. Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriele

en materiele vaste activa 100

III. Bedrijfswinst 174

X. Belastingen op het resultaat

A. Belastingen 50

XI. Winst van het boekjaar 124

XIII. Te bestemmen winst van het boekjaar 124

Resultaatverwerking

A. Te bestemmen winstsaldo

1. Te bestemmen winst van het boekjaar 124

D. Over te dragen resultaat

1. Over te dragen winst 44

F. Uit te keren winst

1. Vergoeding van het kapitaal 80

3.3 Beoordeling van de methode

Uit bovenstaande analyse van een aantal type-verrichtingen blijkt duidelijk dat iedere verrichting minstens

twee elementen doet veranderen (vandaar: ‘dubbel’ boekhouden).

Het fundamenteel evenwicht

Activa = Schulden + Voorzieningenen en uitgestelde belastingen + Eigen vermogen

+ Opbrengsten

– Kosten

blijft echter steeds behouden, het is dan ook het intrinsiek kenmerk van het dubbel boekhouden.

De hierboven toegepaste methode (ook wel de ‘balansmethodebalansmethode’ genoemd) garandeert steeds volledige infor-

matie over de impact van de veranderingen op de balans en resultatenrekening en over de nieuwe toestand

die er het gevolg van is, maar ze is ook relatief omslachtig en tijdrovend. Bij iedere verrichting maakt men een

nieuwe voorlopige balans en resultatenrekening op, terwijl slechts een aantal elementen verandert.

Deze methode zal in de praktijk dan ook niet in deze vorm voorkomen. Toch illustreert ze zeer duidelijk de

essentie van een boekhoudkundige registratie.

Het is ook niet ondenkbaar dat men bij een automatische informatieverwerking een systeem kan ontwikkelen

waarbij de elementen van de jaarrekening bij iedere verrichting gewijzigd worden en men op gewenste tijd-

stippen een print-out van de balans en resultatenrekening kan bekomen.

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 27

Page 28: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

3.4 Grootboek en enig dagboek (journaal)

3.4.1 Algemeen

Het is duidelijk dat de onderneming niet na elke verrichting informatie over de balans en resultatenrekening

nodig heeft. We moeten dus naar een systeem zoeken waarin we de gegevens eerst in een bepaalde (voorlo-

pige) vorm opslaan, om ze achteraf definitief te verwerken in een balans en resultatenrekening.

Bij de uitwerking van het voorbeeld bleek dat verrichtingen een impact kunnen hebben op:

– elementen van de activa (balans);

– elementen van de passiva (balans);

– elementen van de kosten (resultatenrekening);

– elementen van de opbrengsten (resultatenrekening).

In de praktijk wordt dan ook voor elk element van de balans en resultatenrekening een rekening opgemaakt.

In boekhoudkundige termen is een rekening een tweezijdige staat (links = debet, rechts = credit) waarop voor het

betrokken element de impact van transacties wordt aangeduid volgens volgende conventie:

Een transactie wordt ingeschreven op de debetzijde van de rekening (= debiteren) wanneer het gaat om een

– toename van een actief element;

– stijging van een kost;

– daling van een passiefelement;

– daling van een opbrengst.

Een inschrijving op de creditzijde van de rekening (= crediteren) heeft de betekenis van een:

– stijging van een passiefelement;

– stijging van een opbrengst;

– daling van een actiefelement;

– daling van een kost.

Bovenstaande kan schematisch als volgt worden voorgesteld:

Debet Element van de activa Credit

stijging daling

Debet Element van de passiva Credit

daling stijging

Debet Element van de kosten Credit

stijging daling

Debet Element van de opbrengsten Credit

daling stijging

We kunnen voor praktisch gebruik de rekening dan als volgt voorstellen:

D naam en nummer van de rekening C

Datum Verklaring Ref. Bedrag Datum Verklaring Ref. Bedrag

HANDBOEK BOEKHOUDEN

28

Page 29: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

of

naam en nummer van de rekening

Datum Verklaring Ref.Bedrag

Debet Credit

Het geheel van alle rekeningen die in een onderneming worden gebruikt, noemt men het grootboek. In eerste

instantie zou men ervoor kunnen kiezen de impact van de diverse ondernemingsverrichtingen rechtstreeks op

de rekeningen in het grootboek te noteren. In de praktijk leidt dit echter tot veel problemen zodat men om de

verrichtingen doelmatig te registreren en te bewaren een dagboek, een journaal gebruikt. In het journaal wordt

per transactie de volledige impact op de elementen van de balans- en resultatenrekening beschreven. Een

dergelijke beschrijving noemt men een journaalpost. De verwerking naar het grootboek gebeurt dan achteraf

op periodieke momenten.

Onderstaand model verduidelijkt de opbouw van een journaalpost.

Journaal blz ...........

Datum Nr. Naam rekening Nummer rekening Debet Credit

................... ........ Te Debiteren rekening(en) ................................................. ...................................

aan Te Crediteren rekening(en) ................................................. ...................................

Omschrijving

Totaal blz. .......... of folio ..........

Overdracht blz. .......... of folio

Over te dragen blz. .......... of folio

3.4.2 Uitwerking

3.4.2.1 Journaal

Praktisch gezien verloopt het verwerkingsproces chronologisch dus als volgt:

Voor de verrichtingen uit het voorbeeld uit 3.2. geeft dit het volgende:

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 29

Page 30: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Journaal folio – 1 –

Datum Nr. Naam rekening Nr. rekening Debet Credit

................... 0 Installaties, machines en uitrusting 23000 500 000,00

Handelsgoederen 34000 240 000,00Handelsdebiteuren 40000 72 000,00Kredietinstellingen: R/C 55000 121 000,00Kassen – contanten 57000 121 000,00

aan Kapitaal 10000 744 000,00Overige schulden 17900 120 000,00Leveranciers 44000 190 000,00

Opening boekingsperiode

................... 1 Kredietinstellingen: R/C 55000 40 000,00aan Handelsdebiteuren 40000 40 000,00

Ontvangst Klant

................... 2 Leveranciers 44000 80 000,00aan Kredietinstellingen: R/C 55000 80 000,00

Betaling leverancier

................... 3 Kassen – contanten 57000 200 000,00aan Kapitaal 10000 200 000,00

Kapitaalverhoging

................... 4 Overige schulden 17900 120 000,00aan Kapitaal 10000 120 000,00

Kapitaalverhoging

................... 5 Huur en huurlasten 61000 1 000,00aan Kredietinstellingen: R/C 55000 1 000,00

Betaling huur

................... 6 Aankopen van handelsgoederen 60400 25 000,00Terug te vorderen BTW 41100 5 250,00

aan Leveranciers 44000 30 250,00Aankoop

................... 7 Kassen – contanten 57000 140 000,00Handelsdebiteuren 40000 465 000,00

aan Verkopen en dienstprestaties 70000 500 000,00Te betalen BTW 45100 105 000,00

Verkoop

................... 8 Voorraadwijziging handelsgoederen 60940 200 000,00aan Handelsgoederen 34000 200 000,00

Inventaris

................... 9 Afschrijvingen op materiele vaste activa 63020 100 000,00aan Geboekte afschrijvingen op installaties,

machines en uitrusting 23009 100 000,00Afschrijving

................... 10 Geraamde Belgische belastingen 67020 49 755,00aan Geraamd bedrag der Belgische

winstbelastingen 45000 49 755,00Schatting belastingschuld

Totaal folio 1 2 480 005,00 2 480 005,00

Over te dragen folio 2 2 480 005,00 2 480 005,00

HANDBOEK BOEKHOUDEN

30

Page 31: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

3.4.2.2 Grootboek

Door de inschrijving in het journaal worden alle verrichtingen boekhoudkundig geregistreerd. Men heeft ook

een controle op de juiste toepassing van de regels van het dubbel boekhouden, per journaalpost moet het

totaal van de gedebiteerde bedragen namelijk gelijk zijn aan het totaal van de gecrediteerde bedragen.

Het journaal geeft echter geen informatie over hoe de balans en resultatenrekening er na de verrichtingen

zullen uitzien. Het grootboek doet dat wel.

De bijwerking in het grootboek gebeurt als volgt:

Ieder element van de activa, passiva, kosten en opbrengsten heeft een eigen rekening. Deze rekening wordt

opgezocht in het grootboek. Per rekening wordt het journaal nagegaan en worden de wijzigingen inge-

schreven.

Ter illustratie worden de verrichtingen uit 3.2 op basis van het journaal (zie 3.4.2.1) ingeschreven in het groot-

boek.

Kapitaal Nr. 10000

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... opening jn 1/0 744 000,00

..................... verhoging kap. jn 1/3 200 000,00

..................... verhoging kap. jn 1/4 120 000,00

Overige schulden Nr. 17900

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... kapitaalverhoging jn 1/4 120 000,00 ..................... opening jn 1/0 120 000,00

Installaties, machines en uitrusting Nr. 23000

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... opening jn 1/0 500 000,00 .....................

Geboekte afschrijvingen op installaties, machines en uitrusting Nr. 23009

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... afschrijving jn 1/9 100 000,00

Handelsgoederen Nr. 34000

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... opening jn 1/0 240 000,00 ..................... inventaris jn 1/8 200 000,00

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 31

Page 32: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Handelsdebiteuren Nr. 40000

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... opening jn 1/0 72 000,00 ..................... ontvangst jn 1/1 40 000,00

..................... verkoop jn 1/7 465 000,00

Terug te vorderen BTW Nr. 41100

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... aankopen jn 1/6 5 250,00

Leveranciers Nr. 44000

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... betaling jn 1/2 80 000,00 ..................... opening jn 1/0 190 000,00

..................... aankopen jn 1/6 30 250,00

Te betalen BTW Nr. 45100

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... verkopen jn 1/7 105 000,00

Geraamd bedrag der Belgische winstbelastingen Nr. 45000

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... schatting jn 1/10 49 755,00

Kredietinstellingen: R/C Nr. 55000

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... opening jn 1/0 121 000,00 ..................... betaling

leveranciers

jn 1/2 80 000,00

..................... storting jn 1/1 40 000,00 ..................... betaling huur jn 1/5 1 000,00

HANDBOEK BOEKHOUDEN

32

Page 33: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Kassen - contanten Nr. 57000

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... opening jn 1/0 121 000,00

storting jn 1/3 200 000,00

contantverkoop jn 1/7 140 000,00

Aankopen van handelsgoederen Nr. 60400

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... aankopen jn 1/6 25 000,00

Voorraadwijzigingen handelsgoederen Nr. 60940

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... inventaris jn 1/8 200 000,00

Huur en huurlasten Nr. 61000

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... betaling jn 1/5 1 000,00

Afschrijvingen op materiele vaste activa Nr. 63020

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... inventaris jn 1/9 100 000,00

Geraamde Belgische belastingen Nr. 67020

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... inventaris jn 1/10 49 755,00

Verkopen en dienstprestaties Nr. 70000

Datum Verklaring Ref. Debet Datum Verklaring Ref. Credit

..................... verkoop jn 1/7 500 000,00

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 33

Page 34: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

3.4.2.3 Voorlopige proef- en saldibalans

Nadat de rekeningen in het grootboek zijn aangepast aan het journaal, worden de registraties in het grootboek

per rekening samengevat in een voorlopige proef- en saldibalans. Een proef- en saldibalans is een technisch

hulpmiddel (overzicht) dat de gegevens van het grootboek samenvat in een:

- Proefbalans: een lijst van alle rekeningen waarbij per rekening het debet- en credittotaal gemaakt werd.

- Saldibalans: een lijst van alle rekeningen waarbij per rekening het debet- of creditsaldo werd bepaald. Een

rekening heeft een:. debetsaldo (DS) wanneer totaal debet > totaal credit;. creditsaldo (CS) wanneer totaal credit > totaal debet.

Toegepast op het voorbeeld geeft dit:

Proef- en saldibalans Datum ..............

Rekeningnr. Benaming

Proefbalans Saldibalans

Debet Credit DS CS

10000 Kapitaal – 1 064 000,00 – 1 064 000,00

17900 Overige schulden 120 000,00 120 000,00 – –

23000 Installaties, machines en uitrusting 500 000,00 – 500 000,00 –

23009 Geboekte afschrijvingen op

installaties, machines en uitrusting – 100 000,00 – 100 000,00

34000 Handelsgoederen 240 000,00 200 000,00 40 000,00 –

40000 Handelsdebiteuren 537 000,00 40 000,00 497 000,00 –

41100 Terug te vorderen BTW 5 250,00 – 5 250,00 –

44000 Leveranciers 80 000,00 220 250,00 – 140 250,00

45100 Te betalen BTW – 105 000,00 – 105 000,00

45000 Geraamd bedrag der Belgische

winstbelastingen – 49 755,00 – 49 755,00

55000 Kredietinstellingen: R/C 161 000,00 81 000,00 80 000,00 –

57000 Kassen – contanten 461 000,00 – 461 000,00 –

Totaal Klasse 1 t.e.m. 5 2 104 250,00 1 980 005,00 1 583 250,00 1 459 005,00

60400 Aankopen van handelsgoederen 25 000,00 – 25 000,00 –

60940 Voorraadwijzigingen

handelsgoederen 200 000,00 – 200 000,00 –

61000 Huur en huurlasten 1 000,00 – 1 000,00 –

63020 Afschrijvingen op materiele vaste

activa 100 000,00 – 100 000,00 –

67020 Geraamde Belgische belastingen 49 755,00 – 49 755,00 –

70000 Verkopen en dienstprestaties – 500 000,00 – 500 000,00

Totaal Klasse 6 en 7 375 755,00 500 000,00 375 755,00 500 000,00

Totaal 2 480 005,00 2 480 005,00 1 959 005,00 1 959 005,00

HANDBOEK BOEKHOUDEN

34

Page 35: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Deze (voorlopige) proef- en saldibalans kan worden gebruikt voor:. Accuratessecontrole op de juiste verwerkingAccuratessecontrole op de juiste verwerking

(debet = credit proefbalans) = (debet = credit journaal)

(debet = credit saldibalans). Resultaatbepaling:Resultaatbepaling:

Eerste mogelijkheid: via het totaal van klasse l tot en met klasse 5 van de saldibalans

debet: 1 583 250,00

credit: 1 459 005,00

winst: 124 245,00

Indien het verschil tussen debettotaal en credittotaal positief is, is er winst (er is bij het eind van de boek-

houdperiode immers meer vermogen aangewend dan er bij het begin beschikbaar was, er is dus intern

vermogen gegenereerd: winst).

Indien het verschil tussen debettotaal en credittotaal negatief is, is er verlies (er is bij het eind van de boek-

houdperiode immers minder vermogen aangewend dan er bij het begin beschikbaar was, er is dus intern

vermogen opgebruikt: verlies).

Tweede mogelijkheid: via het totaal van klasse 6 en klasse 7 van de saldibalans

debet: 375 755,00

credit: 500 000,00

winst: 124 245,00

Indien het verschil tussen debettotaal en credittotaal negatief is, is er winst (meer opbrengsten dan kosten).

Indien het verschil tussen debettotaal en credittotaal positief is, is er verlies (meer kosten dan opbrengsten).

Als eenmaal het resultaat bepaald is, zal men op het einde van het boekjaar een beslissing nemen omtrent de

verdeling ervan. Deze resultaatbestemming wordt geboekt in het journaal en overgebracht in het grootboek,

waarna een nieuwe, definitieve proef- en saldibalans wordt opgemaakt waaruit men de balans, de resultaten-

rekening en de resultaatverwerking afleidt.

Opmerking:

Elke rekening die binnen de onderneming wordt gebruikt, heeft een unieke naam en nummer. De logische

ordening van al die rekeningen op basis van het rekeningnummer noemt men het rekeningenstelsel van de

onderneming (zie hoofdstuk 2). Voor de opbouw ervan volgt men steeds het systeem van de bij KB opgelegde

minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel (MAR). Daarin zijn de rekeningen in klassen ingedeeld,

nl.:

klasse 1: Eigen vermogen, voorzieningen en uitgestelde belastingen en schulden op meer dan een jaar

klasse 2: Oprichtingskosten, vaste activa en vorderingen op meer dan een jaar

klasse 3: Voorraden en bestellingen in uitvoering

klasse 4: Vorderingen en schulden op ten hoogste een jaar

klasse 5: Geldbeleggingen en liquide middelen

klasse 6: Kosten

klasse 7: Opbrengsten.

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 35

Page 36: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

3.4.2.4 Samenvatting

Schematisch kunnen de verschillende stappen binnen de boekhoudkundige verwerking dus als volgt worden

weergegeven:

1) analyse van de transacties (dagelijks);

2) journaliseren van de transacties (dagelijks);

3) bijwerken van het grootboek (periodiek);

4) voorlopige proef- en saldibalans opstellen;

5) resultaat bepalen en de bestemming ervan vastleggen;

6) resultaatbestemming journaliseren;

7) grootboek aanpassen;

8) opstellen van de definitieve proef- en saldibalans;

9) balans, resultatenrekening en resultaatverwerking opstellen.

Op die manier is een methodiek uitgewerkt die wel praktisch toepasbaar is.

4 CASE: ‘FIETSEN DE SMET’: BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL

BOEKHOUDEN

Gegeven:

De heer De Smet heeft, na zijn carriere als wielrenner, een onderneming opgestart die fietsen produceert.

‘Fietsen De Smet’ is al snel uitgegroeid tot een internationaal bedrijf dat gespecialiseerd is in mountainbikes,

maar ook dames- en herenfietsen levert.

Wat de activa van ‘Fietsen De Smet’ betreft, weten we het volgende: in het begin van N0 is er een gebouw ter

waarde van 112 500,00 EUR. De waarde van de machines bedraagt 70 000,00 EUR. Er is voor 15 000,00 EUR

fietsen in voorraad. De waarde van de materialen waarmee de fietsen worden gemaakt, bedraagt 12 000,00

EUR. Voor het transporteren van de verkochte goederen wordt een vrachtwagen gebruikt met een waarde

van 22 500,00 EUR. De openstaande tegoeden op klanten bedragen 5 000,00 EUR. Verder is er nog 3 000,00

EUR in kas en 4 000,00 EUR op de rekening-courant bij de bank. De schuld ten opzichte van leveranciers

bedraagt 6 500,00 EUR. In N0 werd er bij de financiele instelling een investeringslening aangegaan voor

100 000,00 EUR. Deze moet pas vanaf N0+2 terugbetaald worden.

Veronderstel dat de volgende verrichtingen in NO gebeuren:

De heer De Smet stort 9 000,00 EUR op de bankrekening van de onderneming om permanent in de onderne-

ming te gebruiken. Door de technologische vooruitgang moeten er nieuwe computers worden aangeschaft.

Deze investering brengt een factuur met zich mee van 4 500,00 EUR + 21 % BTW. Daarnaast moet ook het

kantoormeubilair worden vernieuwd. Daarvoor moet op termijn 5 500,00 EUR + 21 % BTW betaald worden.

Tijdens deze periode worden er voor 51 000,00 EUR + 21 % BTW fietsen verkocht. Er worden grondstoffen

aangekocht voor 8 500,00 EUR + 21 % BTW. Via de bank wordt 6 500,00 EUR aan de leveranciers betaald

ter voldoening van openstaande schulden. Op inventarisdatum blijkt de eindvoorraad afgewerkte fietsen

nog 3 000,00 EUR te bedragen, terwijl de eindvoorraad grondstoffen 8 000,00 EUR waard is. Er wordt

4 500,00 EUR afgeschreven op het gebouw, 7 000,00 EUR op de machines, 5 625,00 EUR op de vrachtwagen,

1 500,00 EUR op de computers en 550,00 EUR op het meubilair.

Gevraagd:

1. Stel de beginbalans op.

2. Boek de beginbalans en de verrichtingen in het journaal en het grootboek.

3. Geef de proef- en saldibalans.

4. Stel de eindbalans op.

HANDBOEK BOEKHOUDEN

36

Page 37: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Oplossing:

1. Beginbalans (in duizend EUR)

Balans per 1 januari N0

ACTIVA PASSIVA

Vaste activa 206 Eigen vermogen 138

III. Materiele vaste activa I. Kapitaal 138A. Terreinen en gebouwen 113B. I., M. en U. 70

C. Meubilair en R.M. 23

Vlottende activa 39 Vreemd vermogen 107

VI. Voorraden en B.I.U. VIII. Schulden op meer dan 1 jaar

A. Voorraden A. Financiele schulden

1. Grond- en hulpstoffen 12 4. Kredietinstellingen 100

3. Gereed product 15 IX. Schulden op ten hoogste 1 jaar

VII. Vorderingen op ten hoogste

1 jaar

C. Handelsschulden

1. Leveranciers 7

A. Handelsvorderingen 5

IX. Liquide middelen 7

Totaal 245 Totaal 245

Totaal actief (245) is gelijk aan totaal passief (245) en totaal passief is de som van vreemd vermogen (107) en

eigen vermogen, zodat eigen vermogen (138) gelijk is aan het verschil van het actieftotaal (245) en het vreemd

vermogen (107).

2. Boeking van de verrichtingen

a. In het journaal

Nr. Naam rekening Nummer rekening Debet Credit

(0) Gebouwen 22100 112 500,00

Installaties, machines en uitrusting 23000 70 000,00

Rollend materieel 24100 22 500,00

Grondstoffen 30000 12 000,00

Gereed product 33000 15 000,00

Handelsdebiteuren 40000 5 000,00

KI: R/C 55000 4 000,00

Kassen 57000 3 000,00

aan Kapitaal 10000 137 500,00

Schulden op rekening 17300 100 000,00

Leveranciers 44000 6 500,00

(1) KI: R/C 55000 9 000,00

aan Kapitaal 10000 9 000,00

(2) Installaties, machines en uitrusting 23000 4 500,00

Terugvorderbare BTW bij aankopen 49948 945,00

aan Leveranciers 44000 5 445,00

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 37

Page 38: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

(3) Meubilair 24000 5 500,00

Terugvorderbare BTW bij aankopen 49948 1 155,00

aan Leveranciers 44000 6 655,00

(4) Handelsdebiteuren 40000 61 710,00

aan Verkopen 70000 51 000,00

Verschuldigde BTW bij verkopen 49942 10 710,00

(5) Aankopen van grondstoffen 60000 8 500,00

Terugvorderbare BTW bij aankopen 49948 1 785,00

aan Leveranciers 44000 10 285,00

(6) Leveranciers 44000 6 500,00

aan KI: R/C 55000 6 500,00

(7) Voorraadwijzigingen van gereed product 71300 12 000,00

aan Voorraad gereed product 33000 12 000,00

(8) Voorraadwijzigingen van grondstoffen 60900 4 000,00

aan Voorraad grondstoffen 30000 4 000,00

(9) Afschrijvingen op materiele vaste activa 63020 19 175,00

aan Geboekte afschrijvingen op gebouwen:

aanschaffingswaarde (–) 22109 4 500,00

Geboekte afschrijvingen op I., M. en U.:

aanschaffingswaarde (–)

23009 8 500,00

Geboekte afschrijvingen op meubilair:

aanschaffingswaarde (–) 24009 550,00

Geboekte afschrijvingen op rollend

materieel: aanschaffingswaarde (–) 24109 5 625,00

(10) Verschuldigde BTW bij verkopen 49942 10 710,00

aan Terugvorderbare BTW bij aankopen 49948 3 885,00

Te betalen BTW 45100 6 825,00

Totaal folio 1 389 480,00 389 480,00

Over te dragen folio 2 389 480,00 389 480,00

Bij gebrek aan meer gegevens is te betalen BTW (6 825,00) hier het saldo van de verschuldigde BTW bij

verkopen (10 710,00) en de terugvorderbare BTW bij aankopen (945,00 + 1 155,00 + 1 785,00 = 3 885,00).

Meer informatie omtrent BTW is te vinden in hoofdstuk 4.

HANDBOEK BOEKHOUDEN

38

Page 39: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

b. In het grootboek

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 39

Page 40: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

71300Voorraadwijzigingen van gereed product

HANDBOEK BOEKHOUDEN

40

Page 41: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

3. Proef- en saldibalans

Rekening-

nummer Benaming

Proefbalans Saldibalans

Debet Credit DS CS

10000 Kapitaal – 146 500,00 – 146 500,00

17300 KI: schulden op rekening – 100 000,00 – 100 000,00

22100 Gebouwen 112 500,00 – 112 500,00 –

22109 Geboekte afschr. op gebouwen: A.W. (–) – 4 500,00 – 4 500,00

23000 Installaties, machines en uitrusting 74 500,00 – 74 500,00 –

23009 Geboekte afschr. op I., M. en U. (–) – 8 500,00 – 8 500,00

24000 Meubilair 5 500,00 – 5 500,00 –

24009 Geboekte afschr. op meubilair (–) – 550,00 – 550,00

24100 Rollend materieel 22 500,00 – 22 500,00 –

24109 Geboekte afschr. op rollend materieel (–) – 5 625,00 – 5 625,00

30000 Grondstoffen: aanschaffingswaarde 12 000,00 4 000,00 8 000,00 –

33000 Gereed product 15 000,00 12 000,00 3 000,00 –

40000 Handelsdebiteuren 66 710,00 – 66 710,00 –

44000 Leveranciers 6 500,00 28 885,00 – 22 385,00

45100 Te betalen BTW – 6 825,00 – 6 825,00

49942 Verschuldigde BTW bij verkopen 10 710,00 10 710,00 – –

49948 Terugvorderbare BTW bij aankopen 3 885,00 3 885,00 – –

55000 KI: R/C 13 000,00 6 500,00 6 500,00 –

57000 Kassen 3 000,00 – 3 000,00 –

Totaal Klasse 1 t.e.m. 5 345 805,00 338 480,00 302 210,00 294 885,00

60000 Aankopen van grondstoffen 8 500,00 – 8 500,00 –

60900 Voorraadwijzigingen van grondstoffen 4 000,00 – 4 000,00 –

63020 Afschrijvingen op MVA 19 175,00 – 19 175,00 –

70000 Verkopen – 51 000,00 – 51 000,00

71300 Voorraadwijzigingen van gereed product 12 000,00 – 12 000,00 –

Totaal Klasse 6 en 7 43 675,00 51 000,00 43 675,00 51 000,00

TOTAAL 389 480,00 389 480,00 345 885,00 345 885,00

Zoals eerder aangegeven kan de proef- en saldibalans gebruikt worden voor een accuratessecontrole op de

juiste verwerking en voor de resultaatbepaling

. Accuratessecontrole op de juiste verwerking

(debet = credit proefbalans) = (debet = credit journaal)

(389 480,00 = 389 480,00) = (389 480,00 = 389 480,00)

debet = credit saldibalans

345 885,00 = 345 885,00

. Resultaatbepaling

Eerste mogelijkheid: via het totaal van klasse 1 tot en met klasse 5 van de saldibalans

debet = 302 210,00

credit = 294 885,00

winst = 7 325,00

BOEK 3

HOOFDSTUK1 - BASISBEGINSELEN VAN HET DUBBEL BOEKHOUDEN 41

Page 42: Hoofdstuk 1 Basisbeginselen Van Het Dubbelboekhouden

Aangezien het verschil tussen het debettotaal en het credittotaal positief is, heeft de onderneming winst

gemaakt. Vermits er op het einde van het boekjaar meer vermogen aangewend is dan er bij het begin beschik-

baar was, is er immers intern vermogen gegenereerd.

Tweede mogelijkheid: via het totaal van klasse 6 en klasse 7 van de saldibalans

debet = 43 675,00

credit = 51 000,00

winst = 7 325,00

Aangezien het verschil tussen het debettotaal en het credittotaal negatief is, is er winst. Er zijn immers meer

opbrengsten dan kosten.

4. Eindbalans (in duizend EUR)

Balans per 31 december NO

ACTIVA PASSIVA

Vaste activa 196 Eigen vermogen 154

III. Materiele vaste activa I. Kapitaal 147

A. Terreinen en gebouwen 108 V. Overgedragen winst 7

B. I., M. en U. 66

C. Meubilair en rollend

materieel

22

Vlottende activa 87 Vreemd vermogen 129

VI. Voorraden en B.I.U. VIII. Schulden op meer dan 1 jaar

A. Voorraden A. Financiele schulden

1. Grond- en hulpstoffen 8 4. Kredietinstellingen 100

3. Gereed product 3 IX. Schulden op ten hoogste 1 jaar

VII. Vorderingen op ten

hoogste 1 jaar

B. Handelsschulden

1. Leveranciers 22

A. Handelsvorderingen 67 E. Schulden m.b.t. belastingen

Bezoldigingen en sociale

lasten

IX. Liquide middelen (kas + bank) 9 1. Belastingen 7

Totaal 283 Totaal 283

5 OEFENINGEN

Zie Oefeningenreeks 1.

HANDBOEK BOEKHOUDEN

42