Home - Omgevingswet in Brabant - Provincie Noord-Brabant€¦ · Het zijn groene woestijnen waar...

40
LIEFJE, LIEFJE, WAT MOETEN WE NOU DOEN WE KUNNEN ZO NIET VERDER EN OOK NIET TERUG NAAR TOEN ESSAY OPGESTELD VOOR OMGEVINGSLAB 4 OMGEVINGSVISIE NOORD-BRABANT Hank van Tilborg i.s.m. Team Omgevingsvisie 27 juni 2017

Transcript of Home - Omgevingswet in Brabant - Provincie Noord-Brabant€¦ · Het zijn groene woestijnen waar...

  • L I E F J E , L I E F J E , W A T M O E T E N W E

    N O U D O E NW E K U N N E N Z O N I E T

    V E R D E R E N O O K N I E T T E R U G N A A R T O E N

    E S S A Y O P G E S T E L D V O O R O M G E V I N G S L A B 4 O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T

    Hank van Tilborg i.s.m. Team

    Omgevingsvisie 27 juni 2017

  • O M G E V I N G S L A B 4

    L I E F J E , L I E F J E , W A T M O E T E N W E N O U D O E N

    W E K U N N E N Z O N I E T V E R D E R E N O O K N I E T T E R U G N A A R T O E N

    E S S A Y O P G E S T E L D I N H E T K A D E R V A N D E O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T

    E S S A Y O P G E S T E L D I N H E T K A D E R V A N D E ( U I T : ‘ T E R U G N A A R T O E N ’ , G U U S M E E U W I S )

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T4

    Dit essay is opgesteld in het kader van de Omgevingsvisie Noord-Brabant ten behoeve van terugkoppeling aan de Bra-bant Pioniers. Het vormt een opmaat tot de Omgevingsvisie

    die later dit jaar verschijnt. Het essay biedt voeding voor het algemene visiedeel en de sturingsfilosofie die tezamen het hart van de Omgevingsvisie zullen vormen. Het is een persoonlijke reflectie in reactie op de rijke oogst vanuit de de eerste drie Omgevingslabs, de pressure-cooker en de

    ambtelijke focusteams tot nu toe. Dit verhaal is uitdrukkelijk bedoeld om te prikkelen en de geesten los te maken...

    H e t B r a b a n t s e l a n d , h e t l a n d w a a r m ’ n w i e g h e e f t g e s t a a n

    Brabant gaat mij aan het hart. Ik ben er geboren en getogen. Onder-tussen woon ik vanwege mijn werk al jaren elders maar ik ben en blijf een Dongense pee. Het Brabantse land is het land waar mijn wieg heeft gestaan en waar ik volwassen ben geworden. In mijn jeugd heb ik de halve provincie doorkruist. Wekelijks fietste ik dwars door de boswachterij Dorst naar Breda, langs het Wilhelminakanaal naar Til-burg of Oosterhout, of – als ik meer tijd had – naar de Biesbosch. Het was ver voor de tijd van de mobiele telefoon. Ik ging gewoon, mijn ouders hadden geen idee waar ik uithing. Ik verkende het landschap, zoog alles in me op: zag de gewassen opkomen, rook de varkensstal-len, hoorde de vogels. Met mijn eerste vrijer lag ik in menig wei of bosje te rotzooien. Het landschap was van mij.

    Mijn vakantiewerk bracht ik door in een snikhete kas met tomaten en courgettes, of ik legde stro tussen de aardbeienplantjes. Later mocht ik aardbeien plukken. Als ik niet werkte in de zomervakantie lag ik aan het zwembad in ons dorp, of in het buitenbad van de Efteling. Soms zwom ik in het warme water van de Amer dat door de centrale als koelwater werd gebruikt. Wij deden onze kleine dagelijkse boodschappen in Dongen bij de bakker, slager en groenteboer – pas toen ik uit het dorp weg was kwam de Albert Heijn. De SRV-man reed elke week door onze straat.

  • 5O M G E V I N G S L A B 4

    Schoenen haalden we bij een ouwerwetse schoenenzaak in het dorp. Maar voor dansles ging ik naar Oosterhout, kleding kochten we in Tilburg, uit ging ik in Breda – of andersom. Met m’n vader ging ik af en toe naar de voetbal in Tilburg (‘Willem II, kampioen’). Voor het schaatsen op een buitenbaan moesten we naar Eindhoven. We gingen langs bij familie in Tilburg of Best of bij vrienden van mijn ouders in Berkel-Enschot of Sint-Michielsgestel. Brabant was mijn domein en thuis. Heel af en toe, hooguit eens in de paar jaar, gingen we een dag-je naar Amsterdam. Verder kwam ik eigenlijk niet in ‘de Randstad’.

    M o z a ï e k l a n d s c h a pMijn vader werkte in Tilburg, mijn moeder pendelde tussen Dongen en Oosterhout. Allebei gingen ze met de auto naar hun werk. Ik realiseerde het me destijds als kind natuurlijk niet maar Brabant was ook toen al een samenhangend netwerk van dorpen, steden en buitengebied, als een grote lappendeken. We gebruikten Brabant als ‘tapijtmetropool’, ‘nevelstad’ of ‘mo-zaïeklandschap’. Ver voor deze begrippen overigens bestonden. Ik weet eigenlijk niet beter.

    ‘Tapijtmetropool’, fragment uit de kaart van Willem-Jan Neutelings (1989-1990)

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T6

    T i s w aMijn gevoel bij Brabant is altijd dubbel geweest en dat is nog steeds zo. Pas vanuit mijn latere studie en vakontwikkeling kan ik dit wat preciezer duiden. Brabant is een bijzonder vat vol uitersten. Er zijn eigenlijk 2 soorten Brabant. Het is maar net hoe je kijkt.

    A g g e m a r l e u t h e tIk hou van Brabant vanwege de gezelligheid en saamhorigheid, het samen doen, het sterk ontwikkelde sociaal netwerk. Brabant kent een hecht verenigingsleven met talrijke sportclubs en carnavalsve-renigingen, een groot netwerk van buurtbussen, enzovoorts – dat is iets om te koesteren, zo bleek ook herhaaldelijk in de gesprekken met de Brabant Pioniers. En als er Brabanders in een gemengd gezelschap zijn zit het haast altijd wel goed met de sfeer en de gezelligheid. Je pikt ze er meestal zo uit, het zijn vaak de gangmakers. Brabanders zijn gemoedelijke mensen, niet de moeilijkste met een positieve grondhouding. In Brabant is het glas haast altijd half vol en maar zelden half leeg.

    A g g e d e n k t d e s g o e dIk ben ook gek op Brabant vanwege de grote hoeveelheid energie, de vele ambachtelijke bedrijvigheid, de kracht en ondernemerslust van het MKB, de sterke familiebedrijven, innovatie, veerkracht. Brabant ontwikkelt zich, is een dynamische provincie, gericht op vooruitgang, verandering. Dat biedt grote kansen. Het is een basishouding die het mogelijk maakt om met de veranderende maatschappelijke opgaves mee te bewegen. Na mijn vertrek hebben de moderne – in mijn jeugd als lelijk en ongezellig weggezette - steden Tilburg en Eindhoven zichzelf herontdekt, zijn als het ware geëmancipeerd. Ze hebben hard gewerkt aan hun imago en aantrekkelijkheid. Er is gericht geïnves-teerd in het aanbod aan woningen en voorzieningen, de aantrek-kelijkheid van de centra, de bereikbaarheid, de aantrekkingskracht op bedrijven, enzovoorts. Er is actief gewerkt aan de city-branding. En met succes. Grootste succesnummer is wel de Brainportregio Eindhoven, die ondertussen leading is in diverse lijstjes. De Philips high-tech campus, ASML, de Dutch Design Week zijn sterke merken

  • 7O M G E V I N G S L A B 4

    geworden… Naast de brains viert ook de traditionele maakindus-trie zoals de schoenenindustrie hoogtij. Vakmanschap is hier nog meesterschap, maar in een eigentijds jasje. Eindhoven en Tilburg zijn hip. Brabant is cool. Dat is de ene manier van naar Brabant kijken.

    W e z u l l u h w e l k i j k e n , d a n k e n n u h w e n o g z i e n

    Tegelijkertijd is er ook een ander Brabant, met zorgelijke ontwikke-lingen. De ons-kent-ons mentaliteit heeft een keerzijde. In Brabant worden vanuit de cultuur van gemoedelijkheid en gezelligheid vaak scherpe keuzes vermeden, wat leidt tot een houding van ‘pappen en nathouden’. Dat heeft een sterke kant maar kan ook verlammend werken. Het is soms namelijk onmogelijk om de kool èn de geit te sparen. Op bepaalde terreinen is de rek er simpelweg uit en moeten harde keuzes worden gemaakt, bijvoorbeeld waar het gaat om de zorg voor een gezonde bodem, schoon drinkwater, robuuste natuur of een klimaatbestendig watersysteem. Niet alleen voor onze gezondheid nu maar zeker ook voor later.

    M e e i e t s i n o e w e k o p z i t t e nIk heb het Brabants landschap in de loop der jaren fors zien veran-deren. Ik kom er nog geregeld omdat mijn ouders er nog wonen, net als mijn broer. Ik zie steeds meer felgroene grazige weiden die al vroeg in het jaar de eerste maaibeurt krijgen en eindeloze voeder-maisvelden. Het zijn groene woestijnen waar buiten de gewassen zelf nauwelijks plek is voor ander leven. De insectenpopulaties lopen hierdoor sterk terug. De kwekerijen zijn sterk gegroeid, net als de stallen, loodsen en voe- dersilo’s. Het landschap wordt steeds industriëler gebruikt. Sommige boerenbedrijven worden op afstand bestuurd door boeren die nooit op het land komen. Ondertussen hebben steeds meer mensen last van de veranderingen, soms zelfs letterlijk als het gaat om gezondheidsk-lachten. Andere zien de ontwikkelingen met lede ogen aan en hebben last van ‘landschapspijn’1. De veranderingen gaan voor hen te snel en grijpen te diep in. De boer raakt z’n centrale plek in de samenleving langzaam kwijt en wordt soms zelfs met de nek aangekeken als gevolg van de overlast op het milieu en de gezondheid.

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T8

    Zo is half april van dit jaar in de gemeente Bladel de verantwoor-delijke wethouder met gezondheid in haar portefeuille opgestapt vanwege de steeds groter wordende frictie tussen de groeiende var- kensstapel en de volksgezondheid. Dit alles zorgt voor spanningen.

    Veel met name jonge boeren willen wel overstappen op andere en minder intensieve landbouwvormen maar zitten gevangen in het systeem, hebben vaak simpelweg de financiële mogelijkheden niet. Het is een lang en kostbaar proces om over te stappen op biologische bedrijfsvoering. Daar staat tegenover dat de maatschappij langzaam wel klaar lijkt voor een overstap: de bio-boeren kunnen de snel groeiende vraag naar biologische landbouwproducten niet aan.2

    A g g e g o i t , k r i e d u m v a n e i g e s t e r u g i n o u g e z e e c h t

    De agrarische bodem is op veel plaatsen uitgeput als gevolg van de roofbouw die er jarenlang op plaats gevonden heeft door de inten-sieve landbouw. De kwaliteit is slecht als gevolg van de eutrofiëring, vervuiling en verdichting door zwaar landbouwmaterieel. Het bodemleven loopt hierdoor terug, net als het organische stofge-halte, waardoor de capaciteit om water vast te houden ook terugloopt wat weer negatieve gevolgen heeft bij zware piekbuien. Gevolg is tevens dat de bodem minder opbrengt, waardoor er juist weer meer (kunst)mest nodig is, enzovoorts. Het systeem bijt zichzelf stilaan in de staart. Daarbij komt dat de mest het grondwater en daarmee de kwaliteit van het drinkwater bedreigt.3 Het kan zo niet verder.

    ‘Wethouder is woest over verdubbeling veestapel en stapt op’, uit: Trouw (19 april)

  • 9O M G E V I N G S L A B 4

    Veel natuurgebieden zijn verdroogd en vermest als gevolg van de intensieve landbouw met een verarming van de natuur tot gevolg. De biodiversiteit holt volgens experts achteruit, behalve in beschermde natuurgebieden behorend tot het Brabants Natuur Netwerk waar de teruggang wel langzamer gaat (maar nog steeds van een teruggang sprake is). Ook de waterkwaliteit is op bepaalde plaatsen echt ondermaats. Daar worden de doelen van de Kaderrichtlijn Water niet gehaald. Het is echt tijd voor actie. Het onlangs door GS gepresenteerde samen-hangend pakket van maatregelen voor een zorgvuldige en schone veehouderij markeert een belangrijke stap in deze.4 Een volgende stap kan zijn ook actief te gaan sturen op vermindering van de om-vang van de veestapel in Brabant.

    “ A A N D E T A F E L V A N ‘ K L I M A A T Z E K E R ’

    W E R D A A N G E G E V E N D A T N I E T L A N G E R

    ‘ E C O N O M I E ’ M A A R ‘ E C O L O G I E ’ L E I D E N D

    M O E T Z I J N . R U S T E N N A T U U R B E L E V I N G

    W O R D E N V O L G E N S H E N S T E E D S B E L A N -

    G R I J K E R . D A T P A S T B I J D E O P B R E N G S T

    V A N H E T 1 E O M G E V I N G S L A B D A T J E W E L -

    V A A R T N I E T A L L E E N A L S E C O N O M I S C H E

    W A A R D E M O E T U I T D R U K K E N .” U I T : V E R -

    S L A G O M G E V I N G S L A B # 3 , 2 2 M E I 2 0 1 7

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T10

    W a n e n b o e r n i e k e n t , d è v r i t i e n i e

    Wat ook om actie schreeuwt is de opgave van de energietransitie. Er zijn internationaal en nationaal doelen geformuleerd op het terrein van milieu- en klimaatbeleid die grote inspanning vragen. Als Bra-bant in 2030 en 2050 aan deze energiedoelen wil voldoen gaat dat veel betekenen voor de omgeving. Het Brabants landschap van dorpen, steden en buitengebieden gaat nog ingrijpender veranderen van-wege de impact van opwekking, transport en opslag van duurzame/hernieuwbare energie. De technische ontwikkelingen en innovaties gaan snel waarmee de exacte impact ongewis is en in de loop der jaren pas zal blijken. Dit vraagt om flexibiliteit, om adaptief plannen. Wel duidelijk is dat we zullen moeten wennen aan zichtbare, lokale opwekking van energie als gevolg van het afscheid nemen van fossiele brandstoffen. Maar de maatschappelijke acceptatie zal met de jaren toenemen. Zoals men ooit met argusogen keek naar de komst van de eerste stoomtreinen, zo zullen we zonder twijfel ook wennen aan de gevolgen van de energietransitie. Pas later ging men stoomtreinen zien als teken van vooruitgang. Jonge mensen kijken nu al heel anders aan tegen de ‘horizonvervuil-ing’ van windmolens of de ontsierende werking van zonneparken. Plus, om met de scheidend Rijksadviseur Eric Luiten te spreken: ‘de schijnbaar nadelige landschappelijke effecten van windturbines en zonnevelden worden schromelijk overdreven. Het zijn immers tijdelijke, reversibele constructies zonder blijvend effect op de ruimtelijke structuur; incident, een kommaatje in de longue-duré van het landschap’.5 Dit is des te schrijnend omdat de ernst van de irreversibele bodemdaling van het Nederlandse laagveen of – meer op Brabant geënt - de verdroging, vermesting en uitputting van de bodem, volstrekt niet de aandacht krijgt die het al decennia verdient.

    K w a o l i t e i t v a n d e n b o v e n s t e n p l a a n k !

    Brabant is van oudsher een verstedelijkt landschap, waar het planol-ogische onderscheid tussen stad en land eigenlijk niet opgaat. Het is een landschap waar in gewoond, gewerkt, gereisd en gerecreëerd, geproduceerd en geconsumeerd wordt; op sommige plekken wat

  • 11O M G E V I N G S L A B 4

    dichter op elkaar, op andere plekken wat dunbevolkter. In die zin is de toenemende verstedelijking an sich geen probleem, een gegeven haast, eigen aan de provincie. Het levert echter wel opgaves op, op het gebied van mobiliteit, lucht, bodem & water, klimaat, enzovoorts. En ook het groen staat onder druk. Terwijl de beleving van het land-schap dat de dorpen en steden verbindt en kleurt juist essentieel is voor het functioneren van Brabant. Het beschouwen van Brabant als ‘mozaïekmetropool’ moet geen vrijbrief zijn om alles zo maar te verstedelijken in de zin van volbouwen. Als dat het effect is, is het begrip verkeerd gekozen.Brabant moet juist trots zijn op de grote en kleine regionale verschil-len en deze koesteren. De rood wit geblokte Brabantse vlag, symbool voor de kenmerkende afwisseling van kernen en buitengebied, nauw samenhangend, maar elk met een eigen kleur, moet geen vaal en verwassen stuk roze textiel worden. Brabant gaat voor kwaliteit. Verandering is eigen aan Brabant, zeker, maar niet overal tegelijk, niet overal op dezelfde manier en ook niet overal in hetzelfde tempo.

    “ R E S P E C T E E R E N B E N U T D I V E R S I T E I T,

    W A N T B R A B A N D E R S Z I J N N I E T I D E N T I E K .”

    U I T : V E R S L A G O M G E V I N G S L A B # 1 , 2 3

    F E B R U A R I 2 0 1 7

    T e g e n d e n d r a o d i n g a a nMet al deze opgaves is duidelijk dat het anders moet. We kunnen zo niet verder, maar we hoeven echt niet terug in de tijd. We gaan het anders doen in Brabant, tegendraads, maar vanuit het ‘eigene’ van Brabant en stapje voor stapje. Grote ambities moeten niet geschuwd worden. Het werken aan kwaliteit vergt immers ambitie. Maar dit moet ons niet afschrikken en een reden zijn het niet aan te durven onder het mom van ‘dat gaan we toch niet halen’.

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T12

    Voor fatalisme is nu geen plaats met de grote opgaves waar we voor staan. Dat past gelukkig ook helemaal niet bij het even energieke als innovatieve Brabant. We gaan het gewoon doen, samen.

    D è s v u s t e w a i t w e g !De toekomst is helemaal niet ver weg. De toekomst is nu. Door de oogharen kijkend naar de verschillende provinciale agenda’s en beleidsprogramma’s en luisterend naar de Brabant Pioniers en Om-gevingslabs tekent zich een aantal ‘vindingen’ af die als richtingaan-wijzers kunnen worden gehanteerd voor het nieuwe Brabant. Hier is niet alles mee gezegd, zeker niet. Er zijn meerdere uitdagingen. Maar het is de kunst om als provincie juist die uitdagingen te formuleren en aan te pakken die gekoppeld zijn aan de rol van de provincie in ons democratisch bestel (ten opzichte van de andere publieke partijen) en die zaken op te pakken waar niemand anders zich om bekommert (publiek dan wel privaat), ofwel de niet onderhandelbare waarden in ons aller belang. Zo redenerend komen de volgende 6 leidende prin- cipes voor de Brabantse Omgevingsvisie ‘bovendrijven’:

    1. Brabant kiest niet langer voor schaalvergroting maar voor omgevingskwaliteit. Groei is geen doel op zich. Brabant gaat voor anders en beter in plaats van meer en verder, kwaliteit in

    plaats van kwantiteit, circulair in plaats van lineair…

    2. Het landschap, met name de bodem & waterlaag, wordt leidend voor de inrichting en daarmee de omgevingskwaliteit

    en zo het (economisch) vestigingsklimaat verrijkend en de concurrentiepositie vergrotend.

    3. Brabant wordt het wijste jongetje van de klas, een top kennis- en innovatieregio op het gebied van circulariteit,

    klimaatadaptatie, de energietransitie en verduurzaming van landbouw en mobiliteit. Als het ergens kan dan is het in Bra-

    bant met al die knappe koppen in de Brainport-regio.

    4. Brabant kiest voor groene ontwikkeling (gestoeld op een integraal omgevings-, milieu- en klimaatbeleid) als criterium ten dienste van de leefbaarheid en als (banen)motor van de

    economie.

  • 13O M G E V I N G S L A B 4

    5. De (elektrische) fiets, OV en nieuwe vervoersvormen krijgen voorrang boven de (doorontwikkelde) auto. De auto

    wordt niet weggepest maar zal wel op zijn dominante positie inleveren aan de fiets (zeker op de zogenaamde ‘first and last

    mile’), het vernieuwende OV en nieuwe mobiliteitsvormen voor de bereikbaarheid. Brabant behoort gelukkig tot de top in

    ‘Smart mobility’ dus heeft de troefkaarten in handen.

    6. Een radicale omslag is nodig in de Brabantse landbouw. Zonder dat zijn gestelde doelen op het gebied van gezond-heid, bodem, water en biodiversiteit maar bijvoorbeeld ook

    het vestigingsklimaat, simpelweg onhaalbaar.

    T i s n u o f t e n o o i De komst van de Omgevingsvisie biedt de uitgelezen kans om de hiervoor genoemde opgaven in onderlinge samenhang aan te pakken. Natuurlijk: deze opgaves staan op het provinciaal netvlies en er wordt al aan gewerkt, zeker, maar de opgaves worden nu veelal te sterk sectoraal aangepakt. Sommige sectorale doelen sporen onderling, wijzen dezelfde kant op. Zo is beperking en verduurzaming van de energie eveneens essentieel voor het behalen van de klimaatdoelstellingen. En natuur is ook gebaat bij het terugdringen van klimaatverandering. Klimaat-verandering heeft immers grote invloed op natuur (biodiversiteit). In een van de Omgevingslabs is bijvoorbeeld de suggesties gedaan voor ‘natuurringen’ met groen en water rondom steden: goed voor recre-atie en goed voor de klimaatadaptatie.In bepaalde gevallen schuurt het echter onderling, loopt de aanpak uiteen of past niet 1 op 1 op elkaar. Zo kan de aanleg van de ener-gie-infrastructuur in het kader van de energietransitie ten koste gaan van landschapsschoon, natuurwaarde, het grondwater of erfgoed als hier onvoldoende rekening mee gehouden wordt. Een ander voor-beeld gaat over de spanning tussen enerzijds de gestelde klimaat-, en milieu- en gezondheidsdoelen (onder meer op het gebied van de biodiversiteit en de waterkwaliteit) en de vervuilende landbouwvor-men. Daarnaast worden kansen op wederzijdse versterking gemist en synergiekansen door koppelingen tussen beleidsvelden nu niet of onvoldoende verzilverd. Beide kan Brabant zich niet permitteren.

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T14

    Met de introductie van de Omgevingsvisie in het kader van het nieuwe stelsel van de Omgevingswet bestaat de uitgelezen kans de opgaves geïntegreerd aan te pakken: de wet bundelt de regels over ruimte & landschap, wonen, bedrijvigheid, infrastructuur, cultureel erfgoed, milieu, natuur, bodem, lucht en water. De Omgevingsvisie moet een samenhangende visie op strategisch niveau zijn, niet simpelweg de optelsom van beleidsvisies voor de diverse domeinen. In de geest van de nieuwe wet wordt met de provinciale Omgevings-visie expliciet – volkomen terecht – ingezet op een omslag van een sectorale naar een integrale benadering, waarin ‘het initiatief’ en dus mens en plek centraal staan (een gebiedsgerichte benadering). Dit vergt echter wel wat van de provincie als organisatie en haar manier van werken. De provincie moet van een sectoraal aftoetsende organisatie naar een organisatie die doorlopend in dialoog met haar omgeving is en initiatieven faciliteert en ondersteunt – meer gericht dus op wat mag wel en minder op wat mag niet. Daarover zo meer.

    K i e k , ( d a s w a ‘ k b e d o e l ) !

    Naast minder en overzichtelijker regels is het de bedoeling dat de nieuwe Omgevingsvisie ook meer ruimte voor initiatieven biedt met als kernbegrippen lokaal maatwerk en vertrouwen. Doel is de fysieke leefomgeving doelmatig te beheren, gebruiken en ontwikkelen om er maatschappelijke behoeften mee te vervullen. Tegelijkertijd staat de Omgevingsvisie naast het bieden van ruimte voor ontwikkeling, óók uitdrukkelijk voor het beschermen, het bieden van waarborgen voor kwaliteit. De visie moet zorgen voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit bereiken en in stand houden. De Omgevingswet bepaalt uitdrukkelijk dat gevolgen voor de leefomgeving ook gevolgen voor de mens omvat. Een van de doelen van de wet is het beschermen van de veiligheid en de gezondheid van de mens en zijn omgevingskwaliteit. Het gaat bij de Omgevingsvisie voor Noord-Brabant kortom om het bereiken van een goede balans tussen beschermen enerzijds en ontwikkelen anderzijds. Ik kom hier zo op terug bij de beschrij- ving van het ‘Wiel van Brabant’. Want hoe bereik je zo’n balans in de praktijk die goeddeels gedomineerd wordt door sectorale beleidsvelden en programma’s en een werkelijkheid waarin de pro-vincie vooral acteert aan de ‘linkerkant’ van het NSOB-model? Het

  • 15O M G E V I N G S L A B 4

    vergt een provincie die niet alleen presterend handelt, of handelt vanuit rechtmatigheid, maar een provincie die ook netwerkt en meer responsief handelt. Ofwel een provincie die in staat is te wisselen van rol en gericht is op verbinding van belangen, ieders eigen belang en het gezamenlijk belang ofwel het publiek belang (ons aller belang).

    “ W A T Z I J N D E B E L A N G R I J K S T E D I N G E N

    D I E W E M O E T E N D O E N O M D E K L I M A A T-

    D O E L E N ( 5 0 % E N E R G I E N E U T R A A L I N 2 0 3 0 ,

    1 0 0 % I N 2 0 5 0 ) T E H A L E N ? S T I M U L E E R ,

    G E E F R U I M T E E N S T E L G R E N Z E N ( E N B E -

    L O O N ! ) .“ U I T : V E R S L A G O M G E V I N G S L A B

    # 1 , 2 3 F E B R U A R I 2 0 1 7

    NSOB-model, uit: ‘Sedimentatie in sturing’, Nederlandse School voor het Openbaar bestuur (2015).

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T16

    S c h u p d a v u o l d i n g d e n h e g i nBrabant staat bol van lokale energie en initiatieven. Sommige dingen ontstaan echter niet door lokale initiatieven maar vragen om een overheid die het goede voorbeeld geeft en het voortouw neemt. Wie hoedt anders zaken als bodem, water, bereikbaarheid en milieu? Dit hoeden en beschermen betekent soms wel onvermijdelijk een inperking van lokale energie en initiatieven. Terecht neemt GS een duidelijke positie in ten opzichte van de vervuilende landbouw. Ze wil de emissies uit mest verminderen, door de mest verplicht te laten be-werken voordat deze wordt opgeslagen of aangewend. Mestbewerking op een schaal die groter is dan de individuele veehouderijlocatie vindt zij een industriële activiteit die thuishoort op een bedrijventerrein. En GS wil daarbij dat er in Brabant niet meer mest bewerkt wordt dan het Brabantse mestoverschot. Daartegenover wil GS meer ruimte aan veehouders die excelleren in de transitie van de veehouderij. Aan de ene kant draait de provincie de regels aan (‘de stok’), aan de andere kant wordt goed gedrag beloond (‘de worst’).Voor de energietransitie is eveneens een sterke overheid nodig, de roep om een ‘sterke duurzame’ overheidsarm klinkt steeds duideli-jker en luider, niet alleen vanuit de universitaire wereld6 maar ook vanuit het bedrijfsleven7. Om bijvoorbeeld Brabant van het gas af te krijgen en kansrijke warmtenetwerken te realiseren is lange termijn duidelijkheid en structuurplanning nodig. Het zelfde geldt voor verduurzaming van de vervuilende landbouw, het afstemmen van regionale programma’s op het gebied van bedrijvigheid en woning-bouw, enzovoorts - dit alles vergt echt planning op regionaal niveau. Het begint ermee dat echt duidelijk is waar je met elkaar naar toe wilt. De rol van de provincie is daarin bijzonder – anders dan rijk en gemeenten. Zij heeft anders dan de gemeenten geen of in ieder geval veel minder een eigen, financieel belang bij grondpolitiek en zij kan daarbij acteren op het hogere schaalniveau van de regio’s en dus echt ‘systeemdenken’, wat essentieel is bij sectoren als water, natuur en infrastructuur.Het is niet de bedoeling dat de overheid geen ruimte biedt aan lokaal initiatief en alles beter weet; zoals het ook niet goed is door te slaan naar de andere kant, en alles open en vrij te laten aan het lokale initiatief. Het gaat ook hier om het vinden van de balans, tussen enerzijds het als overheid voordoen, ingrijpen, faciliteren, initiatief nemen (naast afvinken ook aanvonken!) en handhaven vanuit het

  • 17O M G E V I N G S L A B 4

    algemeen belang èn anderzijds ook het loslaten, ruimte laten voor het lokale initiatief, het eigen belang en het zoeken naar onderlinge versterking. Dit vraagt om afwegingen op het juiste schaalniveau, soms op (boven-)provinciaal niveau, soms regionaal, soms lokaal.

    J a t o c h o f n i e d a n ?Belangrijk is dan een helder gezamenlijk doel te hebben, helderheid over waar naar gestreefd wordt. Je zou het adagium ‘(lokale) initi-atieven vanuit de maatschappij zijn leidend’ wel aan willen scherpen/preciseren en ook relateren aan (democratisch) vastgestelde doelen:

    1. initiatieven die bijdragen aan de doelstelling(en) van de provincie zijn leidend en verdienen aandacht, geld en/of

    medewerking van de provincie;

    2. initiatieven die niet bijdragen aan de doelstelling(en) van de provincie maar deze ook niet aantasten/in de weg zitten zijn

    op zich prima en verdienen medewerking;

    3. initiatieven die niet bijdragen aan de doelstelling(en) van de provincie sterker nog deze aantasten, zijn in principe niet

    toelaatbaar en krijgen geen medewerking (‘nee, tenzij...’).

    Zorg hierbij wel voor duidelijke ‘spelregels’ aan de voorkant zodat duidelijk is welke ruimte er is voor lokaal initiatief. Wees helder in wat je voorschrijft/ vastlegt (en waarom), in wat je voordoet/activeert en in wat je vrij/open laat. Dit is afhankelijk van de plek en het onderwerp - je bent niet overal altijd even streng (en werkt dus niet generiek maar gebiedsgericht). Leg daarbij als provincie vast wat je beoogt en waarom, op het niveau van doelen en principes, maar leg niet helemaal vast hoe en wat precies. De theorie van de ‘golden cir-cle’ geïnspireerd op succesvolle innovatieve bedrijven biedt hiervoor handvatten.8 Het betekent voor de Omgevingsvisie dat in de eerste delen (visie op Brabant, sturingsfilosofie, beschrijving algemene randvoorwaarden) dat de ‘why’-vraag centraal staat vanuit de ‘pro-found purpose’, de missie van de provincie, en de bijbehorende niet onderhandelbare waarden. In de doorvertaling in concrete doelen verderop in de Omgevingsvisie toont zich het ‘how’.

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T18

    Pas in de – later op te stellen - separate Omgevingsprogramma’s volgt de exacte uitwerking (het ‘wat’). Deze werkwijze maakt het mogelijk om na verloop van tijd de programma’s aan te passen, na tussentijds evaluaties (‘lerend werken’), terwijl het bovenliggende ‘waarom’ en ‘hoe ongeveer’ onverkort overeind blijven. Om dit succesvol samen te kunnen doen is wel goed georganiseerd samenspel nodig: een ‘partnership’ tussen overheden, markt-partijen, burgers en andere initiatiefnemers (vanuit de eigen rol, kennisinbreng en verantwoordelijkheid en maar altijd op basis van gelijkwaardigheid). Hiervoor is lef nodig; het vraagt om herijking van de rol van de provincie en om anders werken.

    H o e d o e d d e g i j d a , h o e d o e d d e g i j d a , h o e h e d d e g e d a

    g e d o a n ?Het is natuurlijk niet zo dat deze nieuwe manier van werken een compleet radicale omslag vergt. Dat wil zeggen: er wordt in Brabant heus al wel op deze manier gewerkt. Er zijn goede voorbeelden te vinden en dat geeft hoop en een mooie basis om vanuit te vertrekken. Maar dit gebeurt zeker nog niet overal en altijd. Het is dus wel een radicale omslag als deze manier van werken, integraal, gebiedsgeri-cht, vanuit een benadering gericht op het bereiken van maatschap-pelijke meerwaarde, consequent in het handelen van de provincie en haar partners doorklinkt, altijd en overal.

    Puinbreker, Goirle - Van NIMBY naar GebiedsopgaveEen interessante casus bevindt zich in Goirle. De Brabantse gemeente Goirle zit in haar maag met een ingewikkelde ruimtelijke puzzel in het buitengebied aan De Fokmast, een oud laantje dat vanuit de rondweg rond Goirle het natuurgebied Fokmast-Regte Heide in-draait. Door botsende regels, belangen en normen kon de gemeente de stukjes van de puzzel niet leggen. De Proeftuin Omgevingswet bood uitkomst. Aan De Fokmast ligt een puinbreker en -sorteerder die graag wil uitbreiden. Ooit leek dit een perfecte locatie voor het bedrijf, lekker ver weg van de bewoonde wereld. Inmiddels is de natuurbescherming volwassen geworden, maar valt het bedrijf tege-lijkertijd niet meer te verhuizen; niemand wil een puinbreker in zijn achtertuin. Dus hoe nu verder?

  • 19O M G E V I N G S L A B 4

    Het Expertteam, dat Proeftuindeelnemers begeleidt, bood hulp. Wie door de bril van de Omgevingswet kijkt, ziet geen drempels maar mogelijkheden, zo wil de Proeftuinfilosofie. Het Nimby-traject is omgebogen naar een gebiedsopgave. In deze aanpak verdienen bedrijven de ruimte, noodzakelijk voor uitbreiding, door de omgeving een kwaliteitsimpuls te geven. En met meer spelers aan tafel zijn meer doelen te behalen. De natuurbeheerder krijgt een groter en steviger natuurgebied, het puinbedrijf zijn uitbreiding, de naastge-legen manege zijn nieuwe locatie, de bewoners mooiere natuur en de gemeente een ‘bedrijviger’ bedrijventerrein. De truc is dat elke belanghebbende meebeweegt. Ook de provincie moet wat water bij de wijn moeten doen. De gebiedsaanpak werkt alleen als alle belang-hebbenden meeschuiven. De manege moet richting het natuurgebied verschuiven om de gevaarlijke verkeerssituatie op te lossen. Je loopt dan wel tegen de Verordening Ruimte aan die nieuwe bouwblokken voor dit soort bedrijven hier verbiedt. Maar het idee is dat als er op zo veel fronten winst te behalen is, een gedeputeerde op basis van de maatschappelijke problematiek – onder strikte voorwaarden - van de verordening kan afwijken. Een mooi voorbeeld van ‘Nee, tenzij...’.9

    B r a b a n t v e r n i e u w t s a m e nEr leeft een oprechte – en mijns inziens - terechte - ambitie om de Omgevingsvisie samen met de samenleving vorm te geven. Het beter beschermen en benutten van de leefomgeving gaat niet zonder serieuze betrokkenheid van burgers. Maar burgerparticipatie wordt pas écht gerealiseerd als de overheid zich omgekeerd ook meer responsief en participatief naar burgers toont.Nieuwe opgaven als gezondheid of de energietransitie, raken zowel het fysiek als het sociaal domein. Het oppakken van dergelijke opgaven vraagt om een radicaal andere werkwijze. Het fysiek en het sociaal domein snuffelen dan tegenwoordig wel aan elkaar, in de praktijk is het nog zoeken naar de juiste invulling. En binnen het fysiek domein wordt weliswaar een ferme stap gezet richting inte-graal denken binnen nieuwe thema’s, maar inzicht en kennis om het te vertalen naar integrale strategieën staat nog in de kinderschoenen. Het ruimtelijk en sociaal domein zullen moeten investeren in het onderzoeken van nieuwe wegen en verbindingen en in een gezamen-lijke taal om van de integrale aanpak een succes te maken.

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T20

    Voor veel opgaven ligt de oplossing bovendien op het regionale schaalniveau. Neem thema’s als de energietransitie, mobiliteit en de woningmarkt: allemaal opgaven met een bovenlokale dynamiek. Regionaal samenwerken lijkt weer helemaal terug op de agenda. Maar de Omgevingswet biedt hiervoor geen specifiek instrumentarium. Het komt dus aan op de wil van lokale overheden om agenda’s en investeringen op elkaar af te stemmen.10

    Het heikele punt van de nieuwe wet en daarmee ook van de Brabantse Omgevingsvisie is het vinden van een goede balans tussen aan de en kant flexibiliteit en aan de andere kant rechtszekerheid. De wet is een vertaling van de gewenste participatiesamenleving en decentralisa-tie, en heeft zijn wortels in een neoliberale sturingsfilosofie, waarin meer ruimte bieden voor (markt)initiatief en zelfsturing centraal staat. De veranderende dynamiek in de samenleving en economie con-fronteert steden, regio’s en provincies echter steeds vaker met nieuwe, complexe maatschappelijke en ruimtelijke opgaven. Denk aan regionaal overaanbod van kantoren en woningen, de toegang van bewoners tot werk en wonen, de groei van initiatieven en de platformeconomie, die met name in grote steden steeds vaker leidt tot conflicten - denk aan de discussie rondom airbnb vanwege niet alleen de overlast die het met zich meebrengt maar tevens de extra stijgende huizenprijzen.

    De Omgevingswet lijkt te stoelen op van een volledig participerende samenleving en het eenzijdige dogma van de faciliterende overheid, wat natuurlijk naïef is. Het Sociaal en Cultureel Planbureau wees onlangs al fijntjes op de grenzen van burgerparticipatie en burgerbe-trokkenheid in het nieuwe omgevingsbestel.11

    Participeren gaat namelijk niet vanzelf, ook niet als het in een omgevingsvisie beschreven staat. Er wordt een steeds groter beroep op mensen gedaan om meer te werken, te zorgen en allerlei taken te combineren, en nu ook ten aanzien van de leefomgeving. Niet iedereen heeft de tijd, kennis en middelen om dit te doen. Provincie en lokale overheden zullen daarom in een meer weerbarstige praktijk een eigen invulling moeten geven aan gezag en bewaking van de democratische besluitvorming.Daarbij hebben zoals gezegd transities zoals de energietransitie simpelweg ook regie nodig.

  • 21O M G E V I N G S L A B 4

    “ D A A R B I J M O E T O O K R E K E N I N G G E H O U D -

    E N W O R D E N M E T M E N S E N D I E W E L I S W A A R

    V A N A L L E S M O E T E N V A N D E O V E R H E I D ,

    Z O A L S D I G I T A A L I N F O R M A T I E V E R W E R K -

    E N , M A A R H E T N I E T K U N N E N . H E T S P R E K -

    E N V A N D E T A A L V A N D E B U R G E R S , I N

    P L A A T S V A N ‘ D R O G E B E L E I D S T A A L’ I S

    D A A R B I J O O K B E L A N G R I J K ” U I T : V E R S L A G

    O M G E V I N G S L A B # 3 , 2 2 M E I 2 0 1 7

    Soms om ze in goede banen te leiden, soms om ze juist aan te jagen. Er zijn dus nog grote vraagstukken waar overheden in aanloop naar de nieuwe wet en de provinciale en gemeentelijke Omgevingsvisies voor staan. Daar is inzicht in de nieuwe en integrale opgaven voor nodig. Het ruimtelijk domein als verbindende en verbeeldende discipline is hiervoor het ideale speelveld. Het opstellen van de omgevingsvisie is een kans om lokaal en regionaal vorm te geven aan een nieuwe planologie en stedenbouw gericht op het verbinden. Let wel: dat vraagt om leren, pionieren en investeren in het verwerven van kennis.12

    H e t w i e l v a n B r a b a n tVanuit deze gedachte van ‘verbinden’ wordt hier het principe van het wiel geïntroduceerd. De Brabantse Omgevingsvisie staat in onze visie voor het samen bewust en gericht werken aan omgevingsk-waliteit vanuit één gedeelde ‘profound purpose’13 die drie nauw samenhangende dimensies kent die op elkaar in werken: we doen het Circulair, we doen het Samen, en we zijn en blijven Sterk.

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T22

    1. Brabant = Duurzaam: We doen het Circulair: we putten onze omgeving en de ondergrond niet uit maar houden en

    brengen deze op peil voor onszelf, de ander en toekomstige Brabanders.

    2. Brabant = Inclusief: We doen het Samen: samen wonen, samen werken en ondernemen, samen recreëren en bewegen

    met kansen voor iedereen in een in sociaal opzicht level playing field.

    3. Brabant = Top: We zijn en blijven Sterk: het ontwikkelen van een top kennisregio met bijbehorend vestigingsklimaat vergt aanhaking op grote internationale netwerken (A4 en A2 cor-ridor) èn daarnaast aandacht voor ‘het kleine’ en de ‘zachte waarden’. Het ‘grote’ en het ‘kleine’ bestaan naast elkaar in

    het Brabants mozaïek.

    lobbyen

    subsidiëren

    aanjagen (katalysator)

    hand

    have

    n

    stimulerenuitvo

    eren

    toetse

    n

    faci

    liter

    en

    initi

    ëren

    Circulair Brabant = duurzaam

    Sterk

    Braba

    nt =

    topSam

    en Brabant = inclusief

    Steeds Beter

    omgevingskwaliteit centraal stellen en stap-voor-stap de lat steeds hoger leggen:

    van normen naar een steeds hogere basiskwaliteit (gezondheid, veiligheid, milieu)

    Het Blijft Gehecht

    luisteren naar de ondergrond, het collectief geheugen en het landschap-

    pelijk systeem klinkt in alles door: maar ook niet ineens alles anders

    Steeds Slimmer

    transities als kwaliteitsimpuls zien voor het werken aan de leefomgeving: niet als technische oplossing van een probleem

    maar waardecreatie als criteriumde initiatiefnemer

    centraal

    gebiedsgericht werken:

    het afwegingswiel

    Het afwegingswiel van Brabant

  • 23O M G E V I N G S L A B 4

    Deze begrippen zijn zorgvuldig gekozen (maar niet heilig natuurlijk en in te wisselen voor een beter voorstel). Dit begrippentrio appel-leert aan verwante begrippen als de bekende duurzaamheidstrits People-Planet-Profit (of beter nog: People-Planet-Prosperity). Maar ook de begrippentrits Menselijk kapitaal, Natuurlijk kapitaal en Economisch kapitaal (de Telos driehoek) is hierin te herkennen. En de hier geïntroduceerde begrippen liggen in het verlengde van de focusopgaven (Verbonden-Klimaatzeker-Welvarend) maar zijn wel wat breder bedoeld; Circulair is meer dan klimaatbestendig, zoals Sterk ook uitdrukkelijk breder bedoeld is dan welvarend alleen.

    Zo wordt met circulair wordt niet enkel circulariteit bedoeld als basis voor een zorgvuldig en duurzaam landbouwbeleid, afvalstoffenbeleid of waterbeleid. Het gaat bijvoorbeeld ook om circulaire economie. Het belangrijkste van de circulaire economie is de economische kringloop dematerialiseren: met minder grondstoffen meer spullen kunnen gebruiken, meer waarde organiseren. En dat levert dan weer een duurzamere samenleving op die ook voor toekomstige generaties nog leefbaar is. Juist hierin kan Brabant met haar slimme high-tech en sterke maakindustrie koploper in worden.

    “ H O E M A A K J E A F W E G I N G E N I N B A L A N S

    I N P E O P L E , P L A N E T, P R O F I T ? O M B U I G E N

    V A N H E T I N D I V I D U E E L B E L A N G N A A R E E N

    G E D E E L D B E L A N G ( E E N I N D I V I D U E E L B E -

    L A N G I N D E C O N T E X T V A N E E N G E M E E N -

    S C H A P P E L I J K B E L A N G .” U I T : V E R S L A G

    O M G E V I N G S L A B # 1 , 2 3 F E B R U A R I 2 0 1 7

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T24

    “ Z O M A A K T E D E G R O E P V A N D E F O C U S -

    O P G A V E ‘ B R A B A N T W E L V A R E N D ’ , E E N

    K R A N T E N B E R I C H T O V E R D E O V E R S T A P

    V A N ‘ B R A B A N T A L S S L I M M E R E G I O ’ N A A R

    ‘ B R A B A N T A L S W I J Z E R E G I O ’ , W A A R B I J

    B R A B A N T W E L V A R E N D I S D O O R O O K R E K -

    E N I N G T E H O U D E N M E T H E T K L I M A A T E N

    M E T E E N V E R B O N D E N S A M E N L E V I N G .”

    U I T : V E R S L A G O M G E V I N G S L A B # 2 , 3 0

    M A A R T 2 0 1 7

    In de circulaire economie kunnen we dus meer waarde ontlenen aan de materialen die we gebruiken en dus meer welvaart creëren door minder te maken. Doordat we minder hoeven te maken, hebben we ook minder ‘maakbanen’ nodig. Maar daar komen bijvoorbeeld repa-ratiebanen en logistieke banen voor in de plaats - deels andere banen dus. Wat we dan over houden is alleen een verdelingsprobleem. Immers, we hebben de welvaart al. Dat is de belofte van de circulaire economie: meer (of even veel) welvaart met minder materiaal en een rustiger, aangenamer leven.

    C i r c u l a i r > S a m e n > S t e r k > Het is belangrijk te stellen dat het een niet zonder het ander kan; de 3 dimensies zitten aan elkaar vast, zijn sterk verweven. Zo is bijvoor-beeld een goede omgevingskwaliteit key voor een goed (economisch) vestigingsklimaat. Brabant is alleen maar top als de economische sectoren (agrofood, logistics, creatieve maakindustrie, high tech, enzovoorts) ook top werknemers aan kunnen trekken. Dit vergt naast een passend vestigingsmilieu voor de betreffende bedrijven ook een

  • 25O M G E V I N G S L A B 4

    passend woonmilieu, goede ontspanningsmogelijkheden, slimme infrastructuur en ga zo maar verder, kortom een superieure omge- vingskwaliteit (buiten topvoorzieningen op het gebied van cultuur, educatie en dergelijke). Hiervoor is het werken vanuit de circulaire gedachte (het sluiten van kringlopen van water, energie, voedsel, enzovoorts) cruciaal. Zonder dat geen in economisch opzicht ‘sterk’ Brabant, met doorontwikkeling van bijvoorbeeld de kennisintensieve maakindustrie, high-en lowtech. Andersom geldt dat juist de brains van Brabant en haar kennisinten-sieve en creatieve (maak)industrie nodig zijn om Brabant ook echt circulair, klimaatproof en energie-neutraal te krijgen. Beide kanten van de medaille zijn onlosmakelijk verbonden. Het is onmogelijk om – op de lange duur – ‘sterk’ te zijn zonder circulair te gaan werken en andersom is de sterkte van de topkennis- en innovatieregio keihard nodig om de circulaire ambities om te zetten in daden en de gestelde doelen te behalen. Op vergelijkbare wijze zijn ook ‘Sterk’ en ‘Samen’ respectievelijk ‘Samen’ en Circulair’ vervlochten.

    Het idee van het wiel is dat elke kwestie of initiatief nooit vanuit slechts 1 dimensie, 1-dimensionaal, maar altijd vanuit alle drie de di-mensies wordt bekeken/beoordeeld. Door het wiel te draaien komen vanzelf alle aspecten langs om tot een goede, complete en integrale afweging te komen. De eventuele schuurpunten (waarvoor keuzes nodig zijn of slimme ontwerpoplossingen) of daar waar zaken elkaar juist kunnen versterken, komen ‘al draaiend’ vanzelf bovendrijven.Het afwegingswiel gaat over het bij elkaar brengen van houding, rollen en inhoudelijke ambities. Midden in het wiel staat de initi-atiefnemer, waarmee het allemaal begint en waar het allemaal om draait, in de geest van de nieuwe wet. Let wel: het initiatief centraal is wat anders dan het initiatief is volle-dig leidend laat staan allesbepalend. Het gaat bij omgevingskwaliteit om ieders belang in de zin van het collectief belang (wat niet gelijk is aan ieders individueel belang). Afweging tussen het eigen belang en het publiek belang is dus nodig. Hierover zo meer want de provincie neemt idealiter een bijzondere rol in het omgevingsbeleid in, het lokaal belang overstijgend vanuit het inzicht in functionele systemen (bodem- en watersysteem bijvoorbeeld of de ‘daily urban systems’).Vanuit het midden van het ‘Wiel’ loopt een spiraal, met de verschil-lende rollen die de overheid kan vervullen/ aannemen.

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T26

    Afhankelijk van de casus (aard, locatie, schaal, enzovoorts) neemt de provincie een meer prestatieve en rechtmatige (links) of netwerk-ende en responsieve houding aan (rechts in het NSOB-model).14 Soms is de provincie sturend, soms juist volgend; maar altijd actief. Bij bijvoorbeeld het werken aan de verbetering van het aanhaken van Brabant in het (inter)nationale netwerk, als onderdeel van de ambitie ‘Brabant = Top’, bestaat de rol van de provincie voornamelijk uit lobbyen en ruimte vragen voor experimenten bij het Rijk, terwijl de rol van de provincie in andere gevallen bestaat uit handhaven, stimuleren en soms ook zelf uitvoeren.De rol van de provincie is afhankelijk van de casus en daarmee ook van de andere betrokken actoren. Als een casus voornamelijk op het sociale domein en het lokale niveau zit is het wellicht logisch dat de voortrekkersrol door een derde partij wordt ingevuld (bijvoorbeeld een gemeente, in samenwerking met corporatie, vereniging, burgers of bedrijfsleven) en niet door de provincie.

    D r i e h o u d i n g e nNaast de drie samenhangende dimensies van waaruit de provincie met haar partners overlegd zijn er ook drie houdingen, waarmee het handelen van de provincie doordesemd is:

    1. We doen het Steeds Beter: we stellen omgevingskwaliteit centraal en leggen stap-voor-stap de lat steeds hoger leggen: van een normbena-

    dering (‘niet slechter dan’) naar een steeds hogere basiskwaliteit (op het gebied van gezondheid, veiligheid, milieu);

    2. We doen het Steeds Slimmer: we beschouwen de transitieopgaves waar we voor staan als een kwaliteitsimpuls voor het actief werken aan de leefomgeving: niet als technische oplossing van een probleem sec

    maar met brede waardecreatie als criterium en het organiseren van het experiment gericht op vergroting van het ‘leervermogen’;

    3. Het Blijft Gehecht: we ‘luisteren’ naar het landschap, ofwel: het collec-tief geheugen (ons cultureel erfgoed, materieel en immaterieel) en het

    landschappelijk systeem (bodem & water) klinkt in alles door. Maar ook: we doen niet ineens alles anders; er is een grens aan de hoeveelheid

    veranderingen die mensen kunnen verdragen, anders raken we onthecht en valt de samenleving uit elkaar.

  • 27O M G E V I N G S L A B 4

    “ O R G A N I S E E R B E T R O K K E N H E I D B I J D E B E -

    D O E L I N G I N B R A B A N T ( Z O E K N A A R W I N -

    W I N S I T U A T I E S , M A A K K E N N I S B E S C H I K -

    B A A R , W E R K V A N U I T D E B E D O E L I N G – W A T

    M A G W È L ? ) ” , U I T : V E R S L A G O M G E V I N G S -

    L A B # 1 , 2 3 F E B R U A R I 2 0 1 7

    U r g e n t i eAlhoewel de provincie altijd een rol heeft, zoals hiervoor aangegeven, kan de focus nogal verschillen. Vanuit de transitieopgaven waar we voor gesteld staan, de urgentie daarvan en de bijzondere positie van de provincie als middenbestuur tussen rijk en gemeenten, ligt de absolute focus van de provincie op het op orde krijgen van:- een gezonde bodem & robuust watersysteem (ook in de context van climate proof);- de biodiversiteit;- de energietransitie;- de verduurzaming van de (circulaire) landbouw;- de verduurzaming van de (slimmere) mobiliteit.Hier zou je je als provincie juist op moeten richten en echt het voor-touw in moeten nemen. Hier zijn immers ‘niet-onderhandelbare’ waarden in het geding! Dit betekent natuurlijk niet dat de provincie aan de andere zaken geen aandacht besteed, wel dat zij zich deze zaken in het bijzonder aantrekt en hier een aanjagersrol vervult.Met name de dimensie ‘Brabant Circulair’ behoeft dus extra aandacht en sturing vanuit het perspectief van de provincie – in samenwerking met de Brabantse Waterschappen en andere partners uit de Brabant-se samenleving. Het werken aan een duurzaam ‘systeem’ als basis komt voort uit de volgende logica:• de ondergrond is de meest kwetsbare laag uit het zogenaamde ‘lagenmodel’: het bodem- en watersysteem kent een lange ontwik-kel- en herstelperiode wat extra voorzichtigheid vereist;

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T28

    • de ondergrond is de fysiek meest bepalende laag: water stroomt van hoog naar laag, vechten tegen nattigheid op lage plekken vreet energie en blijft kwetsbaar en gevaarlijk;• de ondergrond is de meest onzichtbare laag: we moeten de vanzelf-sprekendheid voorbij - bewustwording is nodig, bijvoorbeeld door als overheid te communiceren dat je niet langer alles regelt/ontzorgt voor burger en ondernemer. Bij het bovenstaande volgen logischerwijs als afgeleide principes: • gebruik schikt zich naar ondergrond ‘functie volgt peil’;• de vervuiler betaalt: gebruik met een negatieve invloed op hetfunctioneren of kwaliteit van bodem en water betaalt veroorzaakte schade;• niet afwentelen: gebruik en gebruikers die (optimale) benutting vanbodem en water door andere gebruikers en gebruiken in de weg staanmoeten worden aangesproken;• voor het waterbeheer geldt dat inrichting/gebruik maken van fysieke onderlegger boven techniek en beheersbaarheid gaat;dit leidt tot een vernieuwde wisselwerking met de andere lagen uit het ‘lagenmodel’ (de netwerklaag en occupatielaag).

    W e d o e n h e t s a m e n … . E c h t !De komst van de nieuwe Omgevingsvisie vergt dus een andere at-titude, allereerst van de provincie, maar tevens van haar partners. Het initiatief komt centraal te staan, waarbij het de kunst is het individueel belang in de context van het gemeenschappelijk belang te zien. Het is goed als er 1 centraal loket komt voor initiatieven, zodat voor iedereen helder is waar hij/zij moet zijn. En het is nodig dat voor de initiatiefnemer helder is wat hij mag verwachten van de provincie, welke houding, en op welke rol hij kan rekenen. We moeten daarbij gebiedsgericht gaan werken en de verbinding zien te leggen tussen de diverse sectorale opgaves en belangen. Dat betekent nogal wat.

    D e k u n s t v a n e e n p a n n e t j e s o e p k o k e n

    Hoe is dit nu het simpelste uit te leggen? De Brabantse Omgevings-visie is misschien het beste te beschouwen als de kunst van het gezamenlijk maken van een goede pan soep. En die maken we samen!

  • 29O M G E V I N G S L A B 4

    Dat doen we overigens niet zo maar, willekeurig. Je vindt hier uit- drukkelijk wat van als provincie - maar je vindt niet overal even veel van. De Omgevingsvisie is als een goede pan soep die: 1) lekker moet smaken en ruiken, 2) er goed en lekker uit moet zien en 3) gezond moet zijn en lang houdbaar ook. Zoals de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit oplet dat soep voldoet aan eisen van voedselveilig-heid, zo bepaalt de Provincie voor de fysieke leefomgeving de onder-grens en zorgt dat deze – voor iedereen - veilig, leefbaar en gezond is en aantrekkelijk is en blijft, niet ‘onsmakelijk’ wordt.Soms begint de provincie met koken - de provincie is soms initiatief-nemer - en bepaalt dan wat voor soep het wordt. De provincie zit dan meer aan presterende kant. Maar soms ook begint een ander met koken, en kookt ofwel wat de provincie voorschrijft of bepaalt zelfs de soort soep. En dan verandert de taak en daarmee de rol van de provincie (meer responsief). De provincie stelt in ieder geval heldere spelregels op zodat op voorhand duidelijk is waar de ‘soep’ aan moet voldoen en waar de provincie een bepaalde ‘soep’ voorschrijft en waar niet.

    Circulair

    Ster

    k

    Samen

    Provincie Noord-Brabant richt zich op de basis: een gezonde leefomgeving met een robuust bodem- en watersysteem.

    Gemeenten

    Rijk

    Provincie Noord-Brabant

    Europa

    Corporaties

    Burgers en Verenigingen

    Bedrijfsleven

    Kennis- en Onderwijs Instituten

    Omgevingsvisie Provincie Noord-Brabant

    De omgvingsvisie als de kunst van het samen koken van een ‘goeie pan soep’, met voor eenieder een rol

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T30

    Dit laatste betekent wel dat de provincie dan later niet kan zeggen dat ze daar liever een andere soep had gewild. Deze werkwijze betekent dat moet worden geaccepteerd dat het resultaat niet op voorhand vaststaat. Het is wel goed deze werkwijze regelmatig te evalueren en daarvan te leren, zodat het handelen al doende steeds beter wordt.

    >> De Brabantse Omgevingsvisie staat dus voor een strategie van vastleggen èn loslaten: op de ene plek ben je streng over een bepaalde ontwikkeling of mogelijk initiatief, en leg je meer vast of sluit je zak-en expliciet uit, maar elders kun je veel meer loslaten. Gebiedsgericht handelen dus: in een kroonjuweel van cultureel erfgoed zoals de Zuiderlinie of een natuurparel als De Kampina worden andere eisen gesteld dan elders. Gebiedsgericht betekent ook rekening houden met functionele relaties (‘daily urban systems’) en regionale, land-schappelijke verschillen. Maar altijd ben je hier van tevoren helder en transparant over en doe je dit vanuit een consistente, integrale en gebiedsgerichte visie op de omgevingskwaliteit van Brabant. Het wiel helpt het gesprek daarover gericht en transparant te kunnen voeren.

    “ N A A R E E N Z A A I E N D E O V E R H E I D D I E

    Z O R G T V O O R E E N G O E D E V O E D I N G S B O D E M

    ( M I N D E R R E G E L S , M E E R I N I T I A T I E F, O V E R -

    H E I D I N F A C I L I T E R E N D E / H E L P E N D E R O L ,

    P N B A L S P R O C E S R E G I S S E U R , K E N N I S -

    D E L E R / I N S P I R A T O R / M E D I A T O R , W A A R -

    D E R I N G V O O R E L K A A R T U S S E N P A R T I J E N ,

    D O O R L O P E N D E D I A L O O G ) ! ” U I T : V E R S L A G

    O M G E V I N G S L A B # 1 , 2 3 F E B R U A R I 2 0 1 7

  • 31O M G E V I N G S L A B 4

    E e n c o n c r e e t v o o r b e e l d - d e e n e r g i e t r a n s i t i e

    De energietransitie vraagt om een heldere koers vanuit de provincie. Gaan we diepe geothermie toepassen en daarbij door afsluitende bodempakketten met mogelijk nadelige effecten voor strategische grondwaterreserves? Gaan we inzetten op de grootschalige uitleg van warmtenetwerken of zetten we juist alles op alles voor energieneu-trale of zelfs leverende woningen (die de financiële bodem onder een warmtenetwerk wegslaan)? Gaan we windmolens en zonneparken toestaan in het Brabants Natuur Netwerk? Los van wat het antwoord wordt, de omgevingsvisie zal hierover duidelijkheid moeten scheppen. Ook denkbaar is dat het antwoord later komt, om sommige opties nog open te kunnen houden (volgens het principe van adaptief plannen, langs zogenaamde ‘transitie-paden’). Maar dan zal bij een volgende versie van de Omgevingsvisie hier helderheid over komen, als duidelijk is dat het ene pad dood loopt en een ander pad kansrijker blijkt (bijvoorbeeld door nieuwe technische innovaties). Deze duidelijkheid kan geboden worden door thematisch zaken op hoofdlijnen vast te leggen. In het voorbeeld van de plaatsing van windmolens en zonneparken valt te denken aan een kaart met de volgende legenda:

    • Nee, hier niet…! (en daar hoort dan natuurlijk ook handhaving bij vanuit de provincie);

    • Nee, tenzij… (het op andere urgente terreinen heel veel winst oplevert, ofwel het bijdraagt aan die en die doelstelling en dan nog alleen op die

    en die manier: ‘meerwaardebenadering’/koppelkansen)

    • Ja, mits... (het bijdraagt aan die en die doelstelling en dan ook op die en die manier);

    • Ja, mag... (als het voldoet aan ‘redelijke eisen van’ en het omkeerbaar is en met een financiële bijdrage als een soort ‘verwijderingsbijdrage’,

    enzovoorts);

    • Ja, graag… (zie hiervoor + we doen actief mee als provincie).

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T32

    Afhankelijk van het betreffende gebied geldt niet alleen een ander regime maar ook een andere provinciale rol: van reguleren en handhaven, via faciliteren, naar stimuleren, acteren, tot ‘t voortouw nemen en (voor)doen.

    “ A A N D E T A F E L V A N K L I M A A T Z E K E R I S

    G E Z E G D D A T D E P R O V I N C I E Z O W E L O P

    H E T S Y S T E E M - I N D E K E T E N - A L S O P I N -

    D I V I D U E E L N I V E A U - B I J H E T S T I M U L E R E N

    V A N I N N O V A T I E E N V E R N I E U W I N G - E E N

    B E L A N G R I J K E R O L K A N P A K K E N .”

    U I T : V E R S L A G O M G E V I N G S -

    L A B # 2 , 3 0 M A A R T 2 0 1 7

    Fragment uit het tapijt van Brabant, Atelier Brabantstad IABR (2014)

  • 33O M G E V I N G S L A B 4

    W è s c h u f t d à ? H e t b e l a n g v a n v e r w e v e n

    Tot slot, terug naar het verbinden. Of beter nog, in lijn met de meta-foor van het wandtapijt van Brabant als mozaïekstad: terug naar het ‘werweven’. Deze zomer worden aan diverse werktafels de mogelijke verbindingen tussen de diverse thema’s en opgaves verder onder-zocht. De uitkomst van de werktafels zal de Omgevingsvisie inhoud-elijk gaan kleuren. Het vinden van onderling versterkende verbanden zal de kracht en het succes van de Omgevingsvisie uiteindelijk in hoge mate bepalen.Dit kan het best aan de hand van een voorbeeld kort uitgelegd worden. Neem het voorbeeld van het verweven van de opgave van de energietransitie aan de opgave van het verduurzamen van de landbouw. Zou het niet fantastisch zijn als het invulling geven aan de energie-opgave, in de vorm van de realisatie van windmolens en/of zonneparken , tegelijkertijd een financiële prikkel zou kunnen zijn voor de verduurzaming van de landbouw, van intensief vervuilend naar hetzij intensief maar dan circulair en schoon hetzij kleinschalig, biologisch en onderdeel van een breder palet aan ecosysteemdiensten ter verbreding van het verdienmodel van de boer? Het zou in de Peel of Zuid-Brabant (Reusel-De Mierden) verkend en uitgeprobeerd kunnen worden. De volgende stap zou zijn te verkennen hoe verdere sociaal- maatschappelijke verbreding zou kunnen plaatsvinden, door de voorzieningen een centrale plek te geven in de lokale samenleving en burgers ook financieel mee te laten profiteren, bijvoorbeeld volgens het concept van de ‘dorpsmolen’.15

    Het plaatsen van een windmolen of het realiseren van een zonne-akker wordt in de Omgevingsvisie zo een ‘recht’ dat – in bepaalde gebieden - enkel aangewend mag worden mits gekoppeld aan het aanpakken van een of meerdere van de genoemde urgente opgaves. Met behulp van ontwerpend onderzoek samen met de betreffende gebiedspartijen (publiek en privaat) kan het draagvlak hiervoor getest worden. Zo gaan we echt ‘lerend werken’ en wordt Brabant steeds een stukje slimmer, vanuit het idee van de wijste provincie van Nederland. De wijste ben je ten slotte niet door dat van jezelf te zeggen, maar door het ook echt te tonen in gedrag.

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T34

    De koppeling van de energietransitie aan de landbouwtransitie en het een inzetten als deel van de oplossing voor het ander – en andersom – is een voorbeeld van een koppelkans. Maar er gloren meer voor-beelden van slimme combinaties aan de horizon. Zo is de ontwikke-ling van de ‘robotisering’ er een die met gemengde gevoelens gade geslagen wordt. Daarnaast speelt het probleem van de verdichting van de bodem als gevolg van zwaar landbouwmaterieel. Ook deze beide opgaves kunnen verbonden worden. Hier tekent zich een prachtige ‘cross-over’ af tussen de voor Brabant belangrijke sec-toren hightech en agrofood, want juist in Brabant – als kennisregio – zitten de brains om de robotisering als kans te zien, als oplossing van een probleem, in plaats van als probleem. Brabant is bij uitstek toegerust om een prominente rol te spelen in de ontwikkeling en fabricage van nieuwe, technisch geavanceerde, interactieve robots door de combi van goede universiteiten, een florerende maakindustrie en een hightechsector van internationale allure. Voor Brabant is de robotica-revolutie een kans, zowel voor de Brabantse economie als voor ons Brabanders zélf: ‘De meeste robots tref je aan in een industriële omgeving. Brabant, met haar maakindustrie, zou weleens de beste papieren in huis kunnen hebben om een Gouden Eeuw tegemoet te gaan. Brabant kan een belangrijke rol spelen in de frontlinie van de wereldwijde robotica-revolutie: de kennis, technologie en ervaring zijn hier immers aanwezig.’ 16

    Ook voor de landbouw biedt robotisering en overigens ook de drone-technologie grote kansen. Door met lichte robots te werken kan verdichting van de bodem voorkomen worden. Daarnaast kan bijvoorbeeld veel preciezer bekeken waar bemesting of bewatering nodig is, wat bedrijfsmatig maar ook milieutechnisch grote voordelen heeft. En zo kunnen meer opgaves en oplossingen in het kader van de Om-gevingsvisie met elkaar verweefd worden. Zoals de verstedelijkings- opgave, die zich overigens grotendeels richt op herontwikkeling van het bestaande stedelijk gebied en de mobiliteitsopgave (hoe houden we Brabant slim bereikbaar). Het realiseren van verbindingen speelt hier heel letterlijk met de verdere verknoping van autonetwerken, ov-netwerken en fietssnelwegen, met bijzondere aandacht voor de overstappunten (hubs) tussen deze systemen. De centrale vraag is hoe dit kan worden gekoppeld aan de verstedelijkingsopgave door dit heel precies op elkaar af te stemmen.

  • 35O M G E V I N G S L A B 4

    “ K U N N E N B E D R I J V E N E R B I J V O O R B E E L D

    N I E T T O E B I J D R A G E N D A T Z E O P E E N

    D U U R Z A M E M A N I E R E N E R G I E O P W E K K E N ,

    W A A R B I J D E O P B R E N G S T D E E L S N A A R D E

    O M G E V I N G G A A T. Z O Z O R G E N W E V O O R

    E E N K L I M A A T Z E K E R , W E L V A R E N D E N V E R -

    B O N D E N B R A B A N T D A T S A M E N V E R N I E U -

    W T. U I T : V E R S L A G O M G E V I N G S L A B # 2 , 3 0

    M A A R T 2 0 1 7

    De kunst van het weven: het tapijt van Brabant, Atelier Brabantstad IABR (2014)

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T36

    Een andere ‘verknopingsopgave’ speelt tussen enerzijds de ambitie om in de steden een forse hoeveelheid groen en water toe te voegen, om de steden klimaatproof te maken, ze voor te bereiden op grote piekbuien en lange periodes van droogte en hitte, en anderzijds de hiervoor genoemde verstedelijkingsopgave die gericht is op het verd-er herontwikkelen en intensiveren van het bestaand stedelijk gebied (wat ook weer een mobiliteitsopgave met zich meebrengt). Op voorhand lijken deze twee opgaves tegengesteld maar juist door te investeren in herontwikkeling kunnen verouderde wijken die nu onvoldoende op de toekomst zijn voorbereid, met te weinig groen en water, worden aangepakt in de strijd tegen het ‘urban heat effect’ en wateroverlast en kunnen deze en passant ook energieneutraal (of beter nog: energieleverend) worden gemaakt.

    Dit allemaal ruimtelijk passend krijgen is wel een ontwerpopgave, zeker, en vergt slim en meervoudig ruimtegebruik inclusief gebruik van de ruimte op gebouwen (‘daklandschap), onder pleinen en straatverhardingen, enzovoorts. Maar het loont: door deze nieuwe water- en groengebieden ook rec-reatieve en ecologische kwaliteiten mee te geven zal dit uiteindelijk niet alleen klimaatrobuustere maar ook ruimtelijk interessantere stedelijke gebieden en dus een waardevollere omgevingskwaliteit opleveren.

    Verweven loont dus. Ga actief op zoek naar de synergie. Treedt uit het eigen domein en vindt die koppelkansen! We weven verder in Brabant. We worden steeds beter, steeds slimmer. Maar, het blijft gehecht... Brabant blijft Brabant.

    Weeft u mee aan het nieuwe Brabant?

    Hank van Tilborg, H+N+S Landschapsarchitecten i.s.m. Team Omgevingsvisie, Provincie Noord-Brabant

  • 37O M G E V I N G S L A B 4

  • E S S A Y O M G E V I N G S V I S I E N O O R D - B R A B A N T38

  • 39O M G E V I N G S L A B 4

    V O E T N O T E N

    1 Naar het boek ‘Landschapspijn: over de toekomst van ons platteland’, auteur Jantien de Boer (2017).

    2 Artikel ‘Bioboeren kunnen de vraag niet aan’, in dagblad Trouw (17 juni

    2017).

    3 Artikel ‘Mest bedreigt drinkwaterwinning’, in dagblad Trouw (24 juni 2017).

    4 ‘Versnelling transitie veehouderij - Samenhangend pakket maatregelen

    voor zorgvuldige veehouderij’, Provincie Noord-Brabant (13 juni 2017).

    5 Uit: ‘10 stellingen over landschap en water’, Eric Luiten (2016).

    6 In een open brief gepubliceerd in onder meer dagblad Trouw roepen

    negentig hoogleraren de Nederlandse politiek op om meer te doen voor

    een groene economie en Nederland zelfs koploper in de nieuwe, groene

    economie te maken, Trouw (24 april 2017).

    7 ‘Roep om een sterke duurzame arm’, dagblad Trouw (16 juni 2017).

    8 ‘Start with Why - how great leaders inspire everyone to take action’, Simon

    Sinek (2011).

    9 Bron: Binnenlands Bestuur (9 juni 2017)

    10 Bron: blog Brechtje van Boxmeer en Jeroen Niemans (30 mei 2017).

    11 ‘Niet buiten de burger rekenen’, SCP (februari 2016).

    12 Bron: blog Brechtje van Boxmeer en Jeroen Niemans (30 mei 2017).

    13 Begrip geleend van Ruud Veltenaar, spreker op het OmgevingslabXL. Een

    diep gevoelde, gewortelde ‘purpose’ helpt bedrijven en mensen het echte

    doel te bepalen en hun toekomst te inspireren. Het is het verschil tussen

    ‘heb je een missie of ben je echt op een missie’?.

    14 ‘Sedimentatie in sturing – system brengen in netwerkend werken door

    meervoudig organiseren, Nederlandse School voor het Openbaar bestuur

    (2015).

    15 ‘Windmolens voor leefbaarheid - De revival van de dorpsmolen’, Martijn

    Messing en Michael Daamen (2016).

    16 BrabantKennis is samen met de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij

    (BOM), BrabantAdvies en Beagle Brabant in deze kwestie gedoken wat onder

    meer heeft geresulteerd in de longread ‘Brabant aan de robot’ (2017).

    17 De vraag om meer groen en blauw in de stad sluit aan bij het onlangs

    uitgebrachte advies van de Gezondheidsraad gericht aan de staatssecretaris

    van Infrastructuur en Milieu: ‘Gezond groen in en om de stad’, advies nr.

    2017/05 (15 juni 2017).

  • Hank van Tilborg, H+N+S Landschapsarchitecten i.s.m. Team Omgevings-visie, Provincie Noord-Brabant Amersfoort / Den Bosch

    27 juni 2017

    Dit essay is opgesteld in het kader van de Omgevingsvisie Noord-Brabant ten behoeve van terugkoppeling aan de Brabant Pioniers. Het vormt een opmaat tot de Omgevingsvisie die later dit jaar verschijnt. Het essay biedt voeding voor het algemene visiedeel en de sturingsfilosofie die tezamen het hart van de Omgevingsvisie zullen vormen. Het is een persoonlijke reflectie in reactie op de rijke oogst vanuit de de eerste drie Omgevingslabs, de pressure-cooker en de ambtelijke focusteams tot nu toe.