Hoe Zelfstandig Werken Organiseren?

1
Zelfstandig werken: kort overzicht (Tekst: Sipke Faber, ontleend aan: Draaiboek zelfstandig werken, STEVIN, Voorhout, 2000) Organisatie: twee of drie keer in de week is er een z.w.-les van ongeveer 45. Instructietafel gebruiken. In dit overzicht is het z.w. gekoppeld aan een reguliere les, waarbij de zelfstandige verwerking wordt aange- vuld met extra opdrachten. Deze extra opdrachten kunnen ontleend zijn aan het vakgebied, de methode, dat dan aan de orde is, maar het kunnen ook heel andere opdrachten zijn, of werken aan de weektaak. Een z.w.-les bestaat vaak uit de volgende elementen: 1. Introductie of kring Leerlingen motiveren en erbij betrekken. Terugblikken op de vorige les of thema (anker). Dan huidige les- inhoud of het thema aankondigen en introduceren. (Voor zover van toepassing. Is er géén nieuwe leerin- houd, ga dan direct naar 4). 2. Instructie De inhoud en oefeningen die bij de lesinhoud horen uitleggen, voordoen. Leerlingen er actief bij betrekken. Leerprincipes uitleggen en laten doen door de leerlingen. Kleuters: activiteiten in hoeken en aan tafels aan- kondigen. Leerlingen die het al snappen kunnen meteen door met z.w. Anderen krijgen verlengde instruc- tie . Het verdient de voorkeur om bij een z.w.-les géén nieuwe leerstof te introduceren, tenzij het vanwege de planning niet anders kan. 3. Begeleide inoefening (voor wie dat nodig hebben) Het onder begeleiding oefenen van de leerkracht oefenen met de oefenstof in het werkboek of met werk- schrift n.a.v. de zojuist behandelde leerstof. Als het lukt overstappen op z.w. 4. Z.w. aankondigen 1. De regels voor gedrag en organisatie tijdens z.w. eventueel kort herhalen. Schrijf ze van te voren op het bord, evt. in pictogrammen (kleuters), of gebruik een planbord. 2. De leerkracht vertelt kort en zakelijk wat er gedaan moet worden. 3. De opdrachten en de uitloopopdrachten of keuzewerkjes staan ook op het bord. 4. Aankondigen wie er aan de instructietafel worden verwacht (evt. lijstje namen op het bord). Bordje op rood 5. Zelfstandige werken (+ uitloopopdrachten). 1. Zelfstandig werken aan verwerkingsopdrachten die de methode aanreikt (of activiteiten in hoeken en aan tafels (kleuters). 2. Als dat klaar is aanvullende opdrachten (uitloopopdrachten). 3. Ondertussen geeft de leerkracht aan de instructietafel extra hulp aan leerlingen die dat nodig hebben. Dit op basis van een weekplan/groepsplan. 6. Onderbreken voor een rondje door de klas of dringende vragen oplossen Het stopbord blijft op rood staan. Als het z.w. in een klas goed loopt hoeft de ronde door de klas pas na 20 plaats te vinden. Soms is er helemaal geen ronde nodig! 7. Afronden en terugblikken Alles wordt ingeleverd en opgeruimd. Er volgt een terugblik hoe is het gegaan . De leerkracht geeft concre- te feedback aan leerlingen en aan de groep als geheel. Er kunnen vragen over het werk worden gesteld. De helpkaartjes kunnen worden besproken. Kleuters kunnen laten zien wat ze hebben gespeeld of ge- werkt. Regels tijdens z.w. 1. De bekende regels voor toiletbezoek, punten slijpen, materialen pakken en opruimen e.d. 2. Tijdens het z.w., als het bord op rood staat, mag je niets aan de leerkracht vragen. 3. Je mag elkaar ook niet storen. Als er gepraat wordt doe je dat heel zachtjes. Je mag alleen praten over de op- dracht of de activiteit waarmee je bezig bent. Je loopt niet onnodig door de klas. 4. Problemen probeer je zelf op te lossen. Je kan dit doen als je het even niet weet: o Lees de vraag of de opdracht nog eens goed. o Blader terug in je boek om te kijken hoe het ook weer ging. o Sla de vraag of opdracht over en ga door met de volgende. o Vraag het aan iemand in de buurt (niet door de klas gaan lopen). o Leg een hulpkaartje neer. 5. Geef suggesties wat leerlingen kunnen doen die niet gestoord willen worden. Bijv. een rood blokje neerleggen, het tafeltje omdraaien of op een rustiger plaats gaan zitten. Geef aan waar.

description

Een praktisch en beknopt overzicht van het efficiënt organiseren van zelfstandig werken. Geen ingewikkelde projecten of lange cursussen nodig. Meteen aan de slag.

Transcript of Hoe Zelfstandig Werken Organiseren?

Page 1: Hoe Zelfstandig Werken Organiseren?

Zelfstandig werken: kort overzicht (Tekst: Sipke Faber, ontleend aan: Draaiboek zelfstandig werken, STEVIN, Voorhout, 2000)

Organisatie: twee of drie keer in de week is er een z.w.-les van ongeveer 45’. Instructietafel gebruiken. In

dit overzicht is het z.w. gekoppeld aan een reguliere les, waarbij de zelfstandige verwerking wordt aange-

vuld met extra opdrachten. Deze extra opdrachten kunnen ontleend zijn aan het vakgebied, de methode,

dat dan aan de orde is, maar het kunnen ook heel andere opdrachten zijn, of werken aan de weektaak.

Een z.w.-les bestaat vaak uit de volgende elementen:

1. Introductie of kring

Leerlingen motiveren en erbij betrekken. Terugblikken op de vorige les of thema (anker). Dan huidige les-

inhoud of het thema aankondigen en introduceren. (Voor zover van toepassing. Is er géén nieuwe leerin-

houd, ga dan direct naar 4).

2. Instructie

De inhoud en oefeningen die bij de lesinhoud horen uitleggen, voordoen. Leerlingen er actief bij betrekken.

Leerprincipes uitleggen en laten doen door de leerlingen. Kleuters: activiteiten in hoeken en aan tafels aan-

kondigen. Leerlingen die het al snappen kunnen meteen door met z.w. Anderen krijgen verlengde instruc-

tie . Het verdient de voorkeur om bij een z.w.-les géén nieuwe leerstof te introduceren, tenzij het vanwege

de planning niet anders kan.

3. Begeleide inoefening (voor wie dat nodig hebben)

Het onder begeleiding oefenen van de leerkracht oefenen met de oefenstof in het werkboek of met werk-

schrift n.a.v. de zojuist behandelde leerstof. Als het lukt overstappen op z.w.

4. Z.w. aankondigen

1. De regels voor gedrag en organisatie tijdens z.w. eventueel kort herhalen. Schrijf ze van te voren op het

bord, evt. in pictogrammen (kleuters), of gebruik een planbord.

2. De leerkracht vertelt kort en zakelijk wat er gedaan moet worden.

3. De opdrachten en de uitloopopdrachten of keuzewerkjes staan ook op het bord.

4. Aankondigen wie er aan de instructietafel worden verwacht (evt. lijstje namen op het bord).

Bordje op rood

5. Zelfstandige werken (+ uitloopopdrachten).

1. Zelfstandig werken aan verwerkingsopdrachten die de methode aanreikt (of activiteiten in hoeken en

aan tafels (kleuters).

2. Als dat klaar is aanvullende opdrachten (uitloopopdrachten).

3. Ondertussen geeft de leerkracht aan de instructietafel extra hulp aan leerlingen die dat nodig hebben.

Dit op basis van een weekplan/groepsplan.

6. Onderbreken voor een rondje door de klas of dringende vragen oplossen

Het stopbord blijft op rood staan. Als het z.w. in een klas goed loopt hoeft de ronde door de klas pas na 20

plaats te vinden. Soms is er helemaal geen ronde nodig!

7. Afronden en terugblikken

Alles wordt ingeleverd en opgeruimd. Er volgt een terugblik hoe is het gegaan . De leerkracht geeft concre-

te feedback aan leerlingen en aan de groep als geheel. Er kunnen vragen over het werk worden gesteld.

De helpkaartjes kunnen worden besproken. Kleuters kunnen laten zien wat ze hebben gespeeld of ge-

werkt.

Regels tijdens z.w.

1. De bekende regels voor toiletbezoek, punten slijpen, materialen pakken en opruimen e.d.

2. Tijdens het z.w., als het bord op rood staat, mag je niets aan de leerkracht vragen.

3. Je mag elkaar ook niet storen. Als er gepraat wordt doe je dat heel zachtjes. Je mag alleen praten over de op-

dracht of de activiteit waarmee je bezig bent. Je loopt niet onnodig door de klas.

4. Problemen probeer je zelf op te lossen. Je kan dit doen als je het even niet weet:

o Lees de vraag of de opdracht nog eens goed.

o Blader terug in je boek om te kijken hoe het ook weer ging.

o Sla de vraag of opdracht over en ga door met de volgende.

o Vraag het aan iemand in de buurt (niet door de klas gaan lopen).

o Leg een hulpkaartje neer.

5. Geef suggesties wat leerlingen kunnen doen die niet gestoord willen worden. Bijv. een rood blokje neerleggen,

het tafeltje omdraaien of op een rustiger plaats gaan zitten. Geef aan waar.