Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij...

53
Verzekering overlijdensrisico Eindrapport datum 17-12-2014 auteur(s) Jorna Leenheer Boukje Cuelenaere Millie Elsen Joris Mulder versie 2.2 classificatie Standaard

Transcript of Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij...

Page 1: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico

Eindrapport

datum 17-12-2014

auteur(s) Jorna Leenheer

Boukje Cuelenaere

Millie Elsen

Joris Mulder

versie 2.2

classificatie Standaard

Page 2: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

© CentERdata, Tilburg, 2014

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Page 3: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 1/51

Inhoudsopgave

1 Inleiding .........................................................................................3 1.1 Aanleiding en onderzoeksvraag ................................................................ 3 1.2 Achtergrond Anw .................................................................................... 4 1.3 Methodologie ......................................................................................... 5

1.3.1 Deelonderzoek aanbodzijde markt ...................................................... 5 1.3.2 Deelonderzoek vraagzijde markt ......................................................... 5 1.3.3 Deelonderzoek nabestaanden ............................................................. 5

1.4 Opbouw rapport plus leeswijzer ................................................................ 5

2 Aanbod van overlijdensverzekeringen en levensproducten met

nabestaandenvoorzieningen ...................................................................6 2.1 Overlijdensrisicoverzekeringen in de derde pijler ........................................ 7

2.1.1 Typering en categorisatie van producten .............................................. 7 2.1.2 Premies en voorwaarden ................................................................... 9 Premies ..................................................................................................... 9 Gezondheidstoestand ................................................................................. 11 2.1.3 Acceptatie en uitsluiting ................................................................... 12 2.1.4 Marktontwikkelingen ........................................................................ 12

2.2 Andere levensverzekeringen in de derde pijler ..........................................14 2.3 Nabestaandenregelingen in de tweede pijler .............................................15 2.4 Relatie tussen de pijlers bezien vanuit de aanbodzijde................................17

3 De markt voor overlijdensrisicoverzekeringen en levensproducten met

nabestaandenvoorzieningen ................................................................. 19 3.1 Afsluiting van overlijdensrisicoverzekeringen in Nederland: totaalbeeld ........19

3.1.1 Aantal gesloten faciliteiten ................................................................ 19 3.1.2 Specificaties van afgesloten verzekeringen .......................................... 21 3.1.3 Wijze en redenen van sluiten van verzekering ..................................... 24

3.2 Kennis van en recht op voorzieningen in de eerste en tweede pijler .............26 3.2.1 Kennis van Anw .............................................................................. 26 3.2.2 Kennis van nabestaandenpensioen ..................................................... 28 3.2.3 De positie van zelfstandigen .............................................................. 28

3.3 Interactie tussen pijlers: een verklarend model voor verzekering in de derde

pijler 29 3.3.1 Het onderzoeksmodel ....................................................................... 29 3.3.2 Schattingsresultaten ........................................................................ 31

4 Financiële ervaringen van nabestaanden ........................................... 35 4.1 Inkomensbronnen uit de drie pijlers .........................................................35

4.1.1 Algemene nabestaandenwet .............................................................. 35 4.1.2 Voorzieningen uit de tweede pijler ..................................................... 36 4.1.3 Voorzieningen uit de derde pijler ....................................................... 37

4.2 De inkomens- en arbeidspositie van nabestaanden ....................................39 4.2.1 Arbeidspositie ................................................................................. 39 4.2.2 Inkomenspositie .............................................................................. 40

4.3 Ervaringen wanneer terugkijkend ............................................................40

5 Samenvatting en synthese .............................................................. 42 5.1 Mogelijkheden tot verzekering in de tweede en derde pijler ........................42 5.2 De markt voor overlijdensrisicoverzekeringen: consumentenkeuzes,

consumentenkennis en relatie tussen de pijlers ..................................................43

Page 4: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 2/51

5.3 De financiële gevolgen van het overlijden van een partner: de positie van

nabestaanden ................................................................................................44 5.4 Relatie tussen de pijlers: aandachtspunten ...............................................46

A Onderzoeksverantwoording ............................................................. 48 A.1 Onderzoeksverantwoording eerste deelonderzoek ......................................48

Lijst geïnterviewde personen ....................................................................... 48 A.2 Onderzoeksverantwoording tweede deelonderzoek ....................................48

A.2.1 Het LISS Panel ................................................................................ 48 A.2.2 Steekproefkader en respons .............................................................. 49 A.2.3 Foutieve gegevens en outliers (uitbijters)............................................ 50

A.3 Onderzoeksverantwoording derde deelonderzoek ......................................50

Page 5: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 3/51

1 Inleiding

1.1 Aanleiding en onderzoeksvraag

Het overlijden van een naaste is allereerst een emotionele gebeurtenis, maar treft

nabestaanden vaak ook financieel. Om voor bepaalde groepen het wegvallen van

inkomen op te vangen bestaat vanuit de overheid de Algemene nabestaandenwet (de

Anw). De Anw is in het verleden al ter discussie gesteld, onder meer omdat deze geen

(directe) prikkel geeft tot arbeidsparticipatie terwijl dit wel in de geest is van veel sociale

verzekeringen1.

Binnen dit onderzoek is de centrale vraag in hoeverre het verzekeren van

overlijdensrisico al niet voor een groot deel wordt opgepakt (of kan worden opgepakt)

binnen de private verzekeringsmarkt (de zogenaamde derde pijler) in combinatie met

nabestaandenregelingen binnen pensioenregelingen (de tweede pijler). Mogelijk zal het

functioneren van de derde pijler gedeeltelijk worden beïnvloed door regelingen in de

tweede en de eerste pijler. Een uitkering voor nabestaanden vanuit de overheid kan

ertoe leiden dat huishoudens minder snel geneigd zijn om zich privaat te verzekeren voor

financiële gevolgen van het overlijden voor de partner en/of kinderen.

Maar dit is niet het complete verhaal. De kans dat een persoon komt te overlijden voor

de AOW-gerechtigde leeftijd is niet heel groot en de situatie is überhaupt dusdanig

precair dat het aannemelijk is dat veel mensen hier liever niet mee bezig zijn en/of

aandacht aan besteden. De vraag is mede daarom of mensen altijd goed op de hoogte

zijn van de verzekering bij overlijden. Onvolledige kennis over verzekering bij overlijden

kan zowel tot over- als tot onderontwikkeling van de derde pijler lijden. Daarnaast is een

overlijdensverzekering in sommige gevallen min of meer verplicht bij het sluiten van een

hypotheek op twee inkomens. Ook dit zal een weerslag hebben op de huidige

ontwikkeling van de derde pijler.

Dit onderzoek heeft als doel om inzicht te geven in de huidige situatie op de private

verzekeringsmarkt, zowel aan de aanbod- als vraagzijde van de markt, waarbij ook

behoefte is aan inzicht in de relatie tussen de pijlers.

De centrale onderzoeksvraag die in dit rapport wordt beantwoord is als volgt

geformuleerd:

Welke mogelijkheden bestaan er in de private verzekeringsmarkt om overlijdensrisico te

verzekeren en in hoeverre en waarom sluiten mensen een dergelijke verzekering af.

Welke samenhang bestaat er met voorzieningen en ontwikkelingen in de eerste pijler

(m.n. Anw) en tweede pijler (m.n. nabestaandenpensioen via collectieve regelingen bij

pensioenfondsen en verzekeraars)?

1 Ojen, Q.H.J.M. van, m.m.v. J.W. van Egmond, P. Molenaar-Cox en B. Cuelenaere, (2011). Rouw

en werk. Explorerend onderzoek naar re-integratie van nabestaanden. Den Haag: ministerie van SZW.

Page 6: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 4/51

Het onderzoek bestaat uit drie deelonderzoeken:

(A) Onderzoek naar het aanbod van overlijdensrisicoverzekeringen en andere

levensproducten met een nabestaandenvoorziening;

(B) Onderzoek naar de vraag naar verzekeringen om het overlijdensrisico van een

partner af te dekken en het verzekeringsgedrag vast te stellen;

(C) Onderzoek naar de financiële situatie van nabestaanden na overlijden van de partner.

1.2 Achtergrond Anw

Deze paragraaf geeft een korte beschrijving van de hoofdpunten van de Algemene

nabestaandenwet (Anw).

Rechthebbenden

Partner-nabestaanden komen in aanmerking voor Anw en zijn als rechthebbenden aan te

merken als zij aan een van de drie onderstaande criteria voldoen:

- De nabestaande verzorgt een of meer kinderen onder de 18 jaar

- De nabestaande is voor minstens 45% arbeidsongeschikt

- De nabestaande is voor 1950 geboren

Nabestaanden geboren voor 1950 zijn rechthebbend ook als zij geen minderjarige

kinderen hebben of niet arbeidsongeschikt zijn. Dit hangt samen met een versobering

van de Anw in juli 1996, waarbij voor bestaande rechthebbenden en

weduwen/weduwnaars geboren voor 1950 een overgangsregeling is getroffen. Daarnaast

bestaat er een wezenuitkering voor minderjarigen en voor meerderjarigen die studeren

of zorgtaken voor andere wezen hebben.

Uitkering en voorwaarden voor uitkering

De Anw-uitkering bedraagt in 2014 maximaal €1.148,26 bruto per maand voor

nabestaanden zonder minderjarige kinderen en € 1.426,89 bruto voor nabestaanden met

een of meer minderjarige kinderen. Voor het bepalen van de uitkering worden inkomen

uit loondienst, winst uit eigen bedrijf en inkomsten uit (vervroegd) pensioen gedeeltelijk

in mindering gebracht. Daarbij geldt dat de eerste €747,60 van het inkomen niet wordt

meegeteld, boven dit bedrag wordt het inkomen voor twee derde van de

nabestaandenuitkering afgetrokken. Bij een bruto-inkomen van € 2.445,24 per maand of

hoger ontvangt men geen Anw-uitkering meer (bij mensen met minderjarige kinderen is

dit € 2.863,19). Inkomsten uit nabestaandenpensioen, een lijfrente, rente- en

dividendinkomsten en spaartegoeden leiden niet tot aftrek. De inkomsten uit andere

uitkeringen, zoals WW, WAO, WIA en ZW worden volledig op de Anw-uitkering in

mindering gebracht.

Gebruikers

Het aantal personen dat aanspraak maakt op de Anw daalt gestaag. Zo lag het in 2011

op 93.000, in 2012 op 81.200 en in 2013 68.500. Daarbij zijn vrouwen en de

leeftijdsgroep tussen 55 en 65 jaar sterk oververtegenwoordigd2. Medio 2012 werd 82%

van de Anw-uitkeringen verstrekt aan een vrouw en 63% aan een persoon in de

leeftijdsklasse van 55-65 jaar.

2 Beleidsdoorlichting artikel 9 Begroting SZW: Nabestaanden, Algemene Nabestaandenwet, februari 2013

Page 7: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 5/51

1.3 Methodologie

1.3.1 Deelonderzoek aanbodzijde markt

De aanbodzijde is in kaart gebracht door een combinatie van desk research en acht

interviews met relevante actoren. Er zijn daarbij twee interviews gehouden met

specialisten op het gebied van (levens)verzekeringen, vier interviews met

verzekeringstussenpersonen en twee interviews met grote verzekeraars. Een lijst van

geïnterviewde personen en een literatuurlijst is opgenomen in Appendix A.1.

1.3.2 Deelonderzoek vraagzijde markt

Dit deelonderzoek maakt gebruik van gegevens uit een vragenlijst die tussen 1-15

september 2014 is gehouden onder een representatieve groep Nederlanders in het LISS

Panel(zie Appendix A.2 voor meer informatie over het LISS Panel). De steekproef bestaat

uit 2300 respondenten tussen 25 en 65 jaar die samenwonen (al dan niet gehuwd) met

een partner. De steekproef bevat zowel personen die gegeven hun inkomenspositie en

gezinssituatie recht zouden hebben op een Anw-uitkering in geval hun partner overlijdt

(mensen met kinderen onder 18 jaar, personen geboren voor 1950 en mensen die voor

meer dan 45% arbeidsongeschikt zijn) als ook de groep die dat niet zou hebben. Het

deelonderzoek geeft daarmee een totaalbeeld van de markt en er kunnen vergelijkingen

worden gemaakt tussen de verzekeringspositie van mensen met en zonder (potentieel)

recht op Anw-uitkering bij overlijden van hun partner.

1.3.3 Deelonderzoek nabestaanden

Dit deelonderzoek is gebaseerd op 15 diepte-interviews gehouden onder een gevarieerde

groep van nabestaanden. Deze nabestaanden zijn deelnemers aan het LISS panel.

Omdat er over hen reeds informatie aanwezig is over het ontvangen van een Anw-

uitkering, leeftijd, gezinssamenstelling, arbeidsongeschiktheid en arbeidspositie, was het

mogelijk een zo gevarieerd mogelijke steekproef van nabestaanden te benaderen (Zie

Appendix A.3). De interviews gaan in op de inkomenspositie van de nabestaanden en de

relatieve omvang van het inkomen uit ieder van de drie pijlers, alsmede de

arbeidspositie. Daarnaast wordt ingegaan op ervaringen van de nabestaanden met de

verschillende verzekeringen en voorzieningen.

1.4 Opbouw rapport plus leeswijzer

De rest van dit rapport is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 tot en met 4 worden

achtereenvolgens de resultaten besproken van de verschillende deelonderzoeken.

Hoofdstuk 5 bevat een samenvatting en synthese.

Page 8: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 6/51

2 Aanbod van overlijdensverzekeringen en

levensproducten met nabestaandenvoorzieningen

Binnen het aanbod van de private verzekeringsmarkt (de zogenaamde derde pijler)

kunnen levensverzekeringen voorzien in een financiële voorziening na overlijden van de

partner. Daarbij wordt ten behoeve van dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen:

1) overlijdensrisicoverzekering

2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking.

Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten, de bijbehorende premie

alsmede relevante marktontwikkelingen zullen respectievelijk in 2.1

(overlijdensrisicoverzekeringen) en 2.2 (overige levensverzekeringen) worden besproken.

Daarnaast is het mogelijk om een uitvaartverzekering te sluiten, een verzekering bedoeld

voor het betalen en verzorgen van de uitvaart bij overlijden. Gezien de beperkte

polisomvang van dit product (de gemiddelde poliswaarde van gesloten

uitvaartverzekeringen in 2013 was € 6.192)4, blijft dit type verzekeringen verder buiten

beschouwing.

Naast de verzekeringen in de derde pijler, bouwen veel werknemers in de tweede pijler

pensioen op dat voorziet in een nabestaandenpensioen. Op hoofdlijnen worden de

regelingen in de tweede pijler besproken in 2.3. Ten slotte wordt de relatie tussen de

pijlers zoals bezien vanuit de aanbodzijde besproken in 2.4. Het hoofdstuk bevat

noodzakelijkerwijs enig verzekeringsjargon; om de leesbaarheid te vergroten zijn in Box

2.1 verschillende enkele kernbegrippen kort uiteengezet.

Box 2.1: Verkorte uitleg achtergrondbegrippen

Overlijdensrisicoverzekering: Een overlijdensrisicoverzekering keert een vooraf

afgesproken bedrag uit indien de verzekerde voor een bepaalde datum overlijdt. Dit

bedrag stelt de nabestaanden, meestal de achterblijvende partner, in staat om de

hypotheek (gedeeltelijk) af te lossen en/of in het onderhoud te voorzien.

Levensverzekering (bij leven): Een levensverzekering keert op of vanaf een

vastgesteld moment in de toekomst eenmalig een geldbedrag uit (kapitaalverzekering)

of periodiek een geldbedrag uit (lijfrenteverzekering). Deze verzekering wordt vaak

gesloten als aanvulling of vervanging van het pensioen in de tweede pijler. In sommige

(maar niet alle) gevallen keert deze verzekering bij overlijden ook uit aan nabestaanden.

Levensverzekeringen zijn fiscaal gefacilieerd.

Let op! Overlijdensrisicoverzekeringen zijn ook als vorm van levensverzekering aan te

merken. Vanwege de hoge mate van relevantie wordt deze verzekering separaat

benoemd en behandeld. Om de terminologie helder te houden wordt in dit rapport

gesproken van overlijdensrisicoverzekeringen (keren uit als iemand overlijdt) en

3 De benaming van de producten kan iets afwijken van de exacte benaming in de Wet Financieel Toezicht; gekozen is voor de benaming die naar verzekeringstussenpersonen en eindconsumenten

het meest gebruikelijk is. 4 Als de waarde van de uitvaartverzekering minder is dan € 6.859, dan hoeft over deze waarde geen vermogensbelasting te worden betaald; de gemiddelde poliswaarde ligt - niet verrassend - in dezelfde orde van grootte.

Page 9: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 7/51

(overige) levensverzekeringen (keren uit gedurende een periode van iemands leven,

eventueel aangevuld met een nabestaandenfaciliteit).

Lijfrente: Een lijfrente is een bedrag dat periodiek aan een bepaalde begunstigde wordt

uitbetaald. Dit bedrag wordt doorgaans uitbetaald uit een levensverzekering of meer

specifiek een lijfrenteverzekering.

Lijfrente clausule: Een lijfrenteverzekering is verzekeringstechnisch niets anders dan

een kapitaalverzekering plus een lijfrenteclausule. De lijfrenteclausule houdt in dat het

vrijgekomen kapitaal wordt omgezet in een lijfrente.

Bancaire lijfrente: Een bancaire lijfrente is een product dat bij een bank wordt

afgesloten en in veel opzichten lijkt op een lijfrenteverzekering bij een verzekeraar. Een

bancaire lijfrente is een vorm van banksparen, een fiscaal gefacilieerde vorm van sparen.

In tegenstelling tot een lijfrenteverzekering keert een bancaire lijfrente altijd uit aan

nabestaanden.

N.B. Een meer complete uitleg van de begrippen wordt in de hoofdtekst gegeven, deze box is enkel

ingevoegd om het lezen te vergemakkelijken en geeft dus een zeer beknopte omschrijving van de

begrippen.

2.1 Overlijdensrisicoverzekeringen in de derde pijler

2.1.1 Typering en categorisatie van producten

Het basisidee van een overlijdensrisicoverzekering is als volgt:

- Persoon X sluit een verzekering voor het geval persoon Y komt te overlijden

gedurende een bepaalde periode (looptijd verzekering) en voor een bepaald

bedrag;

- Persoon X betaalt maandelijks een premie;

- Als persoon Y komt te overlijden, keert de verzekering uit aan persoon X (door de

constructie dat X de premie betaalt, blijft de uitkering buiten de erfenis van Y)

- Persoon X moet aannemelijk maken dat er een relatie bestaat met Y (kan naast

echtgenoot bijv. ook zakenpartner, kind, ander familielid zijn)

In de praktijk zijn X en Y veelal partners en zullen zij gezamenlijk besluiten om een

overlijdensrisicoverzekering te sluiten en premie te betalen. Waar het dus op neerkomt

dat een overlijdensrisicoverzekering wordt gesloten door een persoon om de begunstigde

(meestal de achtergebleven partner) financieel te voorzien indien hij/zij komt te

overlijden. De achterblijvende partner (de begunstigde) kan met het uitgekeerde bedrag

bijvoorbeeld een huis aflossen (de begunstigde kan dan ook de kredietverstrekker zijn)

of het gebruiken voor levensonderhoud. Dat kan tweezijdig (X verzekert voor het

overlijden van Y en Y verzekert voor het overlijden van X), maar dat hoeft niet en ook

kan de ene verzekering voor een ander verzekerd bedrag worden gesloten dan de

andere. Als men tweezijdig verzekert, bestaat er de optie om een kruislingse verzekering

te sluiten die iets goedkoper is dan twee losse verzekeringen. Een kruislingse verzekering

keert slechts één keer uit (bij het overlijden van de eerste partner) en bij het overleden

van de tweede partner gaat geen uitkering meer naar de nabestaanden (kinderen).

Page 10: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 8/51

In 2013 werden 195.333 overlijdensrisicoverzekeringen5 gesloten (al dan niet in

combinatie met hypotheek), het gemiddeld verzekerde bedrag bedroeg € 127.596 (Bron:

Centrum voor Verzekeringsstatistiek). Er zijn geen actuele getallen beschikbaar vanuit

het Centrum voor Verzekeringsstatistiek over de totale portefeuille (alle lopende

verzekeringen), er is enkel informatie over nieuwe productie beschikbaar, we baseren

ons daarvoor op informatie uit de afgenomen vragenlijst (Hoofdstuk 3).

Eenmalige versus periodieke uitkering

Meestal keert de overlijdensrisicoverzekering bij overlijden eenmalig een bedrag uit. In

het geval de verzekering in combinatie met een hypotheek is gesloten dan is dit eigenlijk

vrijwel altijd zo. Het is echter ook mogelijk om een verzekering te sluiten die bij

overlijden periodiek maandelijks gaat uitkeren gedurende een bepaalde periode (of tot

het bereiken van een bepaalde leeftijd). In dat geval biedt de verzekering een

maandelijkse voorziening aan de nabestaande om in zijn dagelijkse onderhoud te

voorzien. Verzekeringstechnisch is de overlijdensrisicoverzekering identiek, maar in het

geval van periodieke uitkeringen combineert men de overlijdensrisicoverzekering met

een lijfrenteclausule.

Gelijkblijvende versus dalende uitkering

De verzekering kan worden afgesloten voor een constant bedrag gedurende de looptijd of

voor een lineair of annuïtair dalend bedrag. Dalende verzekeringen komen soms voor bij

hypotheken zodat de hoogte van de dekking afhankelijk is van de restschuld.

Tussenpersonen geven aan dat de verschillen in premies tussen gelijkblijvend en dalend

dusdanig klein zijn, dat zij vaak toch adviseren om een verzekering met gelijkblijvende

dekking af te sluiten. Bij een dalende dekking kan gekozen worden voor een lineaire of

een annuïtaire daling.

Verzekering in combinatie met een hypotheek

In veel gevallen sluiten mensen een overlijdensrisicoverzekering in combinatie met een

hypotheek. Men sluit in dat geval een overlijdensrisicoverzekering voor de looptijd van de

hypotheek (doorgaans 30 jaar), waarbij de verzekering uitkeert als een van de partners

overlijdt. Deze verzekering is bedoeld om de hypotheeklasten van de achtergebleven

partner (gedeeltelijk) te dragen en is veelal een voorwaarde om een hypotheek te

krijgen. Het is zinvol om onderscheid te maken tussen overlijdensrisicoverzekeringen die

zijn gesloten in combinatie met een hypotheek (en eenmalig uitkeren) en

overlijdensrisicoverzekeringen die zijn gesloten om in het financieel inkomen van de

nabestaanden te voorzien in het geval van overlijden (en meestal periodiek gaan

uitkeren).

Vanuit beschikbare marktcijfers is niet te identificeren hoeveel procent van de

overlijdensrisicoverzekeringen worden afgesloten in combinatie met een hypotheek. Dit

komt vooral doordat verzekeraars in veel gevallen een losse overlijdensrisicoverzekering

sluiten, waarbij de hypotheek zelf elders is ondergebracht. Verzekeringstussenpersonen

geven aan dat ongeveer driekwart van de overlijdensrisicoverzekeringen die zij sluiten in

combinatie met een hypotheek is, voor een kwart geldt dit niet. In hoofdstuk 3

bespreken we de resultaten van de enquête over dit onderwerp.

5 Meer precies: risicoverzekeringen en hypotheek gerelateerde verzekeringen

Page 11: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 9/51

Opties

Er zijn een groot aantal opties waarmee de risicoverzekering uitgebreid kan worden,

zoals premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en/of een kinderverzekering.

Tussenpersonen geven aan dat mensen meestal andere manieren hebben waarop zij

deze risico’s dekken (denk aan uitvaartverzekering, zelf sparen, etc.), waardoor in het

overgrote deel van de gevallen gewoon de basisverzekering afgesloten wordt.

2.1.2 Premies en voorwaarden

Premies

De hoogte van de premie is afhankelijk van de volgende aspecten:

- Hoogte van het verzekerde bedrag (hoeveel keert de verzekering uit)

- Looptijd van de verzekering

- Leeftijd bij afsluiten

- Gezondheidstoestand

Vroeger werden verschillende premies gehanteerd voor mannen en vrouwen (vanwege

verschillende sterftetabellen) maar na een uitspraak van het Europese Hof (maart 2011)

is dit sinds december 2012 niet meer toegestaan.

De relatie tussen leeftijd, looptijd en premiehoogte zal hieronder verder uiteengezet

worden. Een veel gesloten overlijdensrisicoverzekering is er een met een constante

dekking waarbij de premie gedurende de looptijd constant is. Omdat de premie voor een

gesloten overlijdensrisicoverzekering constant blijft gedurende de looptijd, betaalt een

persoon die een verzekering met een langere looptijd sluit in de eerste jaren eigenlijk te

veel premie (zijn sterfkans is heel laag) en wanneer hij ouder is juist te weinig (want zijn

sterfkans neemt toe terwijl de premie constant blijft). De premie die in de beginjaren te

veel wordt betaald, wordt premiereserve genoemd. Dit wordt in Figuur 2.1 geïllustreerd

met een voorbeeld. Het betreft een verzekering voor een (gezond) persoon van 30 jaar

die een verzekering sluit met een looptijd van 35 jaar en een verzekerd bedrag van

€200.000. De premie voor deze verzekering ligt tussen €15 en €20 per maand

gedurende de hele looptijd. Daarnaast geeft de figuur aan wat de premie zou zijn als

iemand (steeds) verzekeringen met een looptijd van een jaar zou af sluiten. Op deze

manier is te zien dat de gemiddelde premie in de beginjaren hoger is dan de jaarlijkse

premie, maar dat dit omslaat tussen 40- en 45- jarige leeftijd.

Page 12: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 10/51

Figuur 2.1 Maandelijkse premie voor 30-jarige verzekering versus eenjarige

verzekering

Constante premie gebaseerd op verzekering gesloten op 30-jarige leeftijd met een looptijd van 30

jaar voor een verzekerd bedrag van €200.000

Bron: premieberekeningen via www.Independer.nl, bewerking CentERdata6

Premies zijn sterk afhankelijk van de leeftijd van een verzekerde op het moment van

afsluiten. Voor mensen tussen 20-35 jaar is de premie bij afsluiten laag, maar deze stijgt

sterk als de leeftijd toeneemt. Onderstaand voorbeeld (Figuur 2.2) laat zien hoe hoog de

maandelijkse premie is als iemand € 200.000 verzekert voor 20 jaar voor verschillende

leeftijden. Daarbij is te zien dat een verzekering gesloten door een jongere heel

goedkoop is (bij 25 jaar onder € 10 per maand), maar dat de te betalen premie voor

personen vanaf 40 jaar behoorlijk stijgt.

Men zou kunnen beargumenteren dat de looptijd van een verzekering in de meeste

gevallen ook kan afnemen met de leeftijd; om dit te illustreren is ook de situatie

weergegeven van een verzekering met een looptijd tot de verzekerde de leeftijd van 65

jaar heeft bereikt. In dat geval is de premiestijging minder sterk, maar het patroon is

identiek. Dit alles houdt in dat het voor jonge stellen relatief goedkoop is om een

overlijdensrisicoverzekering te sluiten, maar dat dit voor stellen die wat ouder zijn erg

duur kan gaan worden. Een van de geïnterviewden geeft aan dat veel mensen ZZP-er

worden boven de leeftijd van 40 jaar; op dat moment begint juist de premie op te lopen

en sluiten ZZP-ers wellicht geen overlijdensrisicoverzekering terwijl het juist voor

zelfstandigen relevant is om een dergelijke verzekering te sluiten.

6 De premieberekeningen zijn gemaakt door steeds het gemiddelde te nemen van de drie aanbiedingen met de beste prijs-kwaliteitsverhouding volgens de website; door wijzigingen in premiehoogte zijn de exacte bedragen niet (meer) exact te repliceren.

Page 13: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 11/51

Figuur 2.2 Maandelijkse premie voor een overlijdensrisicoverzekering van

€200.000 gesloten naar leeftijd van afsluiten en voor verschillende looptijden

Bron: premieberekeningen via www.Independer.nl, bewerking CentERdata

Er is tot zover vanuit gegaan dat de premie constant is gedurende de looptijd van de

verzekering, maar dit is niet noodzakelijkerwijs zo. De markt biedt in toenemende mate

verzekeringen aan met een korte looptijd (5 jaar of korter) die na afloop steeds verlengd

kunnen worden of verzekeringen die geen constante maar een zogenaamde realistische

premie vragen. Bij dergelijke variabele premies wordt geen premiereserve opgebouwd en

loopt de premie (sterk) op als iemand ouder wordt.

Gezondheidstoestand

Daarnaast is de gezondheidstoestand van de verzekerde mede bepalend voor de

acceptatie en de premiebepaling. Belangrijke kenmerken van gezondheid zijn het al dan

niet roken en de BMI, deze kenmerken hebben veelal direct een weerslag op de hoogte

van de premie. Tot een bepaald bedrag volstaat het veelal om een gezondheidsverklaring

in te vullen. Een aanvullende medische keuring wordt in dat geval enkel uitgevoerd als

de antwoorden op de gezondheidsverklaring daar aanleiding toe geven. Vanaf een

bepaald verzekerd bedrag kan een verzekeraar standaard (a) een medische keuring, (b)

medische keuring + bloedtest, (c) internist screening eisen. De bedragen waarbij dit

vereist is verschillen tussen aanbieders (bijv. medische keuring soms bij bedragen vanaf

€250.000, soms pas bij bedragen vanaf €500.000). De Wet medische keuringen regelt

welke vragen de verzekeraar mag stellen, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen

verzekeringen onder en boven de zogenaamde vragengrens. Als het verzekerd bedrag

boven de vastgestelde vragengrens uitkomt, dan mogen verzekeraars meer vragen

stellen dan wanneer dat niet het geval is, bijvoorbeeld over erfelijke aandoeningen in de

familie.

Verzekeraars hebben eigen acceptatierichtlijnen en mogen mensen weigeren. In de

meeste gevallen is er echter geen sprake van weigering maar wel van een premieopslag,

bijv. als men rookt of een verhoogd BMI heeft wordt de premie ongeveer 2 keer zo hoog.

Een van de verzekeraars geeft aan dat de verschillen in premies tussen verzekeraars

voor gezonde mensen is terug te voeren naar de mate van acceptatie. Een verzekeraar

Page 14: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 12/51

die een hoog percentage van de aanvragen voor de basispremie (zonder opslag)

verzekert, zal een wat hogere premie hanteren dan een verzekeraar die al eerder een

premieopslag gaat berekenen. Wanneer iemands gezondheid gedurende de looptijd

verbetert moet er eerst voldoende bewijs zijn dat de nieuwe situatie ook stabiel is

voordat de premie omlaag gaat. Wanneer men bijvoorbeeld veel gewicht verliest, moet

men zich minimaal een jaar lang bij de dokter laten wegen, als bewijs.

2.1.3 Acceptatie en uitsluiting

Verzekeraars en tussenpersonen geven aan dat het percentage personen dat

onverzekerbaar is, heel laag ligt. Er bestaan verschillen tussen verzekeraars, bij de grote

verzekeraars lijkt ongeveer 90% tegen het basistarief te worden geaccepteerd (zonder

premieopslag). Het kan wel zo zijn dat de premie sterk oploopt als er

gezondheidsbeperkingen zijn. Als een reguliere verzekeraar moeite heeft iemand te

verzekeren, kan toenadering worden gezocht tot “de Hoop” (dehoopleven.nl), uiteraard

tegen hogere premies. De Hoop is een gespecialiseerde herverzekeringsmaatschappij,

opgericht door verzekeringsmaatschappijen, met als maatschappelijk doel om

levensverzekeringen voor zo veel mogelijk mensen toegankelijk te maken. De Hoop

accepteert 96% van de aanvragen; gegeven dat ongeveer 90% van de aanvragen

sowieso al door de verzekeringsmaatschappijen zijn geaccepteerd, dan zou dat inhouden

dat ongeveer 0,4% van het totaal aantal aanvragen uiteindelijk wordt geweigerd.

Wij concluderen dan ook dat praktisch gezien vrijwel iedereen verzekerbaar is, maar dat

economisch gezien het treffen van een overlijdensrisicovoorziening in gevallen van

slechte gezondheid of hoge leeftijd mogelijk onhaalbaar wordt vanwege hoge premies.

De afhandeling van de verzekering stuit over het algemeen niet op moeilijkheden (er

wordt doorgaans uitgekeerd). Uitzonderingen zijn als de verzekering nog niet lang

geleden is afgesloten en er waarschijnlijk sprake is van een onjuist ingevulde

gezondheidsverklaring. Dan wordt er vrij diepgravend onderzoek gedaan met behulp van

medische dossiers. Daarnaast wordt er in geval van zelfmoord en euthanasie kritisch

gekeken. Zowel verzekeraars als tussenpersonen geven echter aan dat uitbetaling

nagenoeg nooit een probleem is (zelfs na aanvullend onderzoek).

2.1.4 Marktontwikkelingen

Er is een groot aantal verzekeraars actief op de markt voor

overlijdensrisicoverzekeringen, voor een gemiddelde verzekering kan dit oplopen tot

tientallen verschillende mogelijke verzekeraars. Het Verbond van Verzekeraars

rapporteert dat er 37 Verzekeraars levensverzekeringen aanbieden in geld en 25 in

beleggingseenheden (Verzekerd van Cijfers, 2014). Buitenlandse aanbieders spelen geen

grote rol binnen de markt. De meeste banken beschikken niet over een

verzekeringsvergunning voor levensverzekeringen en mogen daarom geen

overlijdensrisicoverzekeringen aanbieden (ze mogen geen biometrische risico’s

verzekeren).

Page 15: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 13/51

Vanwege de Wet banksparen7 uit 2008 is de productie van veel levensverzekeringen

sterk gedaald (zie Paragraaf 2.2), de overlijdensrisicoverzekering is voor verzekeraars

weer relatief belangrijker geworden. De premies staan flink onder druk en zijn de

afgelopen jaren substantieel gedaald, onder meer vanwege het toenemend gebruik van

het internet. Voor een overlijdensrisicoverzekering voor een gezond persoon van 30 jaar

blijkt een van de geïnterviewde tussenpersonen via 38 verschillende aanbieders een

verzekering te kunnen sluiten. De maandelijkse premie (verzekerd bedrag €200.000,

looptijd 30 jaar) varieert van €12,18 tot €38,78 tussen de aanbieders. Daarnaast zijn er

nog twee aanbiedingen met een nog veel lagere premie, maar deze verschillen sterk in

voorwaarden. Omdat de voorwaarden van deze producten niet altijd als gunstig worden

gezien, wordt over deze producten niet altijd geadviseerd. Slechts een aantal aanbieders

(ca. 10) zijn erg actief in de concurrentiestrijd en daardoor zijn de premieverschillen

tussen aanbieders juist groter geworden.

De concurrentie wordt enigszins getemperd doordat overlijdensrisicoverzekeringen met

langere looptijd eigenlijk nooit worden overgesloten. Immers, de premie die dan wordt

gerekend zal hoger liggen vanwege de hogere leeftijd, terwijl de premiereserve niet kan

worden meegenomen. Er is dus wel sprake van heftige concurrentie wat betreft de

nieuwe productie, maar niet aangaande de opgebouwde verzekeringsportefeuilles bij

verzekeraars (die in tegenstelling tot hypotheken wel vaak worden overgesloten).

Verzekeringen kunnen via een tussenpersoon of via direct writing (direct bij de

verzekeraar) worden gesloten. De tussenpersoon is in veel gevallen een

assurantieadviseur, maar het kan ook gaan om een bemiddelaar, zoals Independer die

via internet opereert. Daarnaast biedt een aantal verzekeraars zoals Centraal Beheer en

OHRA direct aan klanten (direct writers), dit gaat bijna volledig via het internet.

Verzekeringen via internet kunnen dus zowel via het direct writing kanaal als via het

tussenkanaal worden gesloten (internet is geen distributiekanaal, maar een

distributiemedium). Ruim twee derde van de levensverzekeringen (individueel en

collectief tezamen) worden via het tussenkanaal gesloten (in 2011 69%; Verzekerd van

Cijfers, 2013).

Vanaf januari 2014 is een provisieverbod van kracht. De beloning van adviseurs en van

directe aanbieders mag door het provisieverbod niet meer in de prijs van het product

zitten. Ook mogen adviseurs voor deze producten geen vergoeding (provisie) meer

ontvangen van de aanbieder en ook zijn beloningen in natura (bijv. een golftoernooi) niet

meer toegestaan. Wel mag de verzekeraar de tussenpersonen informeren over

bijvoorbeeld gewijzigde productvoorwaarden. Door de inwerkingtreding van het

provisieverbod betalen klanten adviseurs en directe aanbieders rechtstreeks voor advies

en het afsluiten van verzekeringsproducten. Voor de inwerkingtreding van het

provisieverbod betaalden klanten deze kosten via de prijs van het product. Het

provisieverbod heeft een daling van premies tot gevolg gehad, maar daar tegenover

staat dat een klant wel direct een bedrag betaalt aan de tussenpersoon voor advies,

bemiddeling en in sommige gevallen afsluitkosten. Zo vraagt de Independer €195 voor

bemiddeling en de Consumentenbond €180-€280. Bij een direct writer zijn de

7 De Wet Banksparen maakt het mogelijk dat ook banken fiscaal gunstige levens- en pensioenproducten mogen sluiten, waar voorheen enkel verzekeraars dat mochten.

Page 16: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 14/51

afsluitkosten heel laag. Vraagt men advies bij een verzekeringstussenpersoon dan is men

substantieel meer kwijt omdat er ook daadwerkelijk advies wordt gegeven.

Het bestaan van het provisieverbod kan een drempel opwerpen om een financieel

adviesgesprek aan te gaan bij tussenpersonen. Juist een tussenpersoon kan de

mogelijkheid en relevantie van een overlijdenrisicoverzekering onder de aandacht

brengen bij mensen. Verzekeraars ervaren dat er als gevolg van het provisieverbod

minder verzekeringen zonder hypotheek worden gesloten. Om het bewustzijn te

verhogen geeft een van de geïnterviewde verzekeraars aan nu ook meer direct

campagne te voeren richting eindconsument. Het doel van deze campagne is om

consumenten meer bewust te maken van de financiële risico’s bij het overlijden van de

partner en de mogelijkheden om deze risico’s af te dekken.

2.2 Andere levensverzekeringen in de derde pijler

Behalve via een overlijdensrisicoverzekering, kan een nabestaande ook geld ontvangen

vanuit een (andersoortige) levensverzekering die de overleden partner had gesloten.

Hierbij wordt vooral op levensverzekeringen gedoeld die uitkeren wanneer de verzekerde

de pensioengerechtigde leeftijd bereikt (of enkele jaren daarvoor); deze worden dan ook

vaak afgesloten als aanvulling op, of vervanging van het tweede pijler pensioen

(zelfstandigen, werknemers zonder pensioenregeling). Bij vroegtijdig overlijden is er in

sommige gevallen voorzien in een uitkering aan de nabestaanden, vergelijkbaar met

nabestaandenpensioen. Deze component maakt deze producten dus ook relevant voor de

huidige studie. Daarbij onderscheiden we twee typen verzekeringen:

- Kapitaalverzekering (keert eenmalig uit)

- Lijfrente (keert periodiek uit)

Op 1 januari 2008 is de Wet Banksparen ingevoerd. Waar tot die tijd verzekeraars het

alleenrecht hadden om fiscaal gefacilieerde (pensioen)producten aan bieden, zijn banken

en beleggingsinstellingen nu ook tot deze markt toegelaten. Er bestaan daarom nu ook

bancaire lijfrentes. Deze hebben een enorme vlucht genomen en hebben de markt

grotendeels overgenomen van de verzekeraars. Verzekeraars zijn grotendeels

teruggeworpen tot waar ze van oorsprong goed in zijn, het verzekeren van biometrische

risico’s (denk aan overlijdensrisicoverzekeringen). Een groot verschil tussen banksparen

en levensverzekeringen ligt in de periode gedurende welke de uitkering plaatsvindt. Bij

levensverzekeringen is dit in veel gevallen levenslang, waarbij de verzekeraar het risico

draagt dat iemand pas op (zeer) hoge leeftijd kan overlijden en uitkeringen in dat geval

lang doorlopen. Bij bancaire lijfrente staat de duur van de uitkering vast en stopt

wanneer het opgebouwde spaartegoed in totaliteit is uitgekeerd. De deelnemer draagt

daarbij zelf het risico dat hij wellicht heel oud wordt en de uitkeringen dus mogelijk voor

overlijden al stoppen.

Verder bestaat er een verschil wat betreft nabestaandenuitkeringen tussen bancaire

lijfrentes en levensverzekeringen bij een verzekeraar. Lijfrentes/levensverzekeringen

keren alleen uit aan nabestaanden als er een aparte verzekering is gesloten, een

zogenaamde contraverzekering (of overlijdensdekking). Als men die niet heeft gesloten,

vervalt het kapitaal aan de verzekeraar bij overlijden. Men kan overigens een verzekering

voor het hele bedrag sluiten, maar het kan ook voor bijvoorbeeld 70% (conform de

Page 17: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 15/51

meeste pensioenregelingen). Indien er een kapitaalverzekering is gesloten waarbij een

lijfrenteclausule is gesloten (plus contraverzekering), dan dient de nabestaande ook een

lijfrente af te sluiten met het vrijgekomen kapitaal indien en nadat de partner is

overleden. Met andere woorden, het uitgekeerde bedrag moet dan periodiek worden

uitgekeerd en niet eenmalig. Daarbij hanteren verzekeraars een minimale uitkeringsduur

(het hoeft dus niet een levenslange lijfrente te zijn). Nabestaanden hebben een jaar de

tijd om hun keuze voor een lijfrente te maken nadat hun partner is overleden.

De bancaire lijfrente werkt iets anders dan een lijfrente bij een verzekeraar, aangezien

banken nooit biometrische risico’s mogen verzekeren. Wat er in wezen gebeurt, is dat de

bank het gespaarde vermogen in een vast aantal termijnen uitkeert (onafhankelijk of

iemand nog leeft of niet). Op het moment dat de begunstigde overlijdt, dan gaan de

betalingen gewoon door maar worden die uitgekeerd aan de erfgenamen. Op het

moment dat een bancair kapitaal (een geblokkeerde spaarrekening) vrijkomt, kan

iemand besluiten hiervan een lijfrente bij een verzekeraar te kopen.

2.3 Nabestaandenregelingen in de tweede pijler

Deze paragraaf geeft een beknopt overzicht van nabestaandenpensioen in de tweede

pijler en de belangrijkste verschillen tussen regelingen. Nabestaandenpensioen omvat

zowel partnerpensioen als wezenpensioen; binnen dit onderzoek wordt verder niet

ingegaan op wezenpensioen en zullen de termen nabestaandenpensioen en

partnerpensioen door elkaar worden gebruikt. Als iemand in loondienst werkt, bouwt hij

in de meeste gevallen verplicht pensioen op via een pensioenfonds of

pensioenverzekeraar8. Vrijwel alle pensioenregelingen voorzien in een

nabestaandenregeling: als de partner komt te overlijden, dan is voorzien in een uitkering

voor de achterblijvende partner. Uit het pensioenreglement blijkt of en zo ja, onder welke

voorwaarden ook ongehuwd samenwonenden worden aangemerkt als partners. Er kan

een onderscheid worden gemaakt tussen het overlijden voor de pensioengerechtigde

leeftijd en daarna. Het partnerpensioen bedraagt een bepaald percentage van het

ouderdomspensioen. Bij overlijden tijdens deelneming wordt het partnerpensioen vaak

afgeleid van het bereikbaar ouderdomspensioen. Daarbij moet bedacht worden dat het

ouderdomspensioen (en daarmee ook het partnerpensioen) alleen is opgebouwd over het

pensioengevend inkomen boven de franchise. De (minimale) franchise is dat deel van het

inkomen waarvoor de AOW al voorziet in het pensioeninkomen. Voor mensen met laag of

middelhoog inkomen is het opgebouwde pensioen daarom niet zo hoog, waarmee ook het

nabestaandenpensioen neerkomt op slechts een beperkt bedrag per maand.

Pensioenregelingen kennen een partnerpensioen op opbouwbasis of op risicobasis of een

combinatie van beide soorten.

Partnerpensioen op opbouwbasis: wanneer de partner nog in dienst is bij overlijden, dan

keert de pensioenuitvoerder een bepaald percentage uit van wat de deelnemer zou

hebben gekregen als hij tot de pensioengerechtigde leeftijd in dienst zou zijn gebleven.

Als het overlijden plaatsvindt na uitdiensttreding (en er geen verdere pensioenopbouw

plaatsvindt), dan keert de pensioenuitvoerder het partnerpensioen uit dat tot

uitdiensttreding is opgebouwd.

8 Een meer generieke term is pensioenuitvoerder, deze omvat pensioenfondsen, pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen.

Page 18: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 16/51

Partnerpensioen op risicobasis: de pensioenuitvoerder keert alleen een partnerpensioen

uit als de deelnemer nog in dienst is. Bij uitdiensttreding vervalt het partnerpensioen en

keert de pensioenuitvoerder bij overlijden daarna niets uit aan de achterblijvende

partner. Dat is anders als de deelnemer bij einde deelneming heeft gekozen voor

omzetting van een deel van zijn ouderdomspensioen in partnerpensioen (“uitruil”).

De fiscale wet- en regelgeving over aanvullende pensioenen, het Witteveenkader is hier

van belang. Het Witteveenkader geeft de grenzen waaraan een pensioenregeling moet

voldoen om fiscaal gefacilieerd te worden (d.w.z. pensioenpremie en pensioenaanspraak

zijn onbelast, pensioenuitkering is belast, ook wel bekend als de omkeerregel). Recent is

wetgeving binnen het Witteveenkader aangenomen waardoor de onbelaste

pensioenopbouw verder beperkt wordt. Deze wijzigingen leiden niet alleen tot verlaging

van de pensioenopbouw (zowel voor ouderdomspensioen als voor partnerpensioen),

maar kunnen ook nog wel eens een wijziging van het karakter van het partnerpensioen

(van opbouw naar risico of andersom) tot gevolg hebben. Verder wordt vanaf 2015 de

pensioensopbouw bij €100.000 afgetopt, dit heeft ook een verlaging van het

partnerpensioen tot gevolg.

Anw-compensatie en Anw-hiaat producten

Sommige pensioenregelingen (zowel pensioenfondsen als pensioenverzekeraars) bieden

een financiële aanvulling op de wettelijke Anw-uitkering of als compensatie voor

nabestaanden die geen of een gedeeltelijke Anw-uitkering ontvangen na het overlijden

van de partner (Anw compensatie of Anw-hiaat verzekering). Het Anw-hiaat product

keert uit bij overlijden aan de partner als aanvulling op de Anw-uitkering of als

compensatie indien de partner geen of slechts een gedeeltelijke Anw-uitkering ontvangt.

Mensen die dus geen jonge kinderen hebben, of zelf veel verdienen, komen bijvoorbeeld

in aanmerking omdat zij geen (of weinig) Anw ontvangen.

Daarbij zijn er verschillende mogelijkheden. Allereerst kan er een collectieve regeling

bestaan, waarbij de partner van de deelnemer in aanmerking kan komen voor een Anw-

compensatie. Voorbeelden daarvan zijn de regelingen van het ABP en het pensioenfonds

Zorg en Welzijn. De aanvulling is echter niet altijd 100% (dat wil zeggen: vult niet altijd

aan tot de maximale hoogte van de Anw-uitkering) en is ook afhankelijk van het moment

van instromen in het pensioenfonds. Daarnaast zijn er pensioenfondsen en verzekeraars

die de Anw-hiaatverzekering als vrijwillige module binnen de collectieve pensioenregeling

aanbieden. De werkgever kan ervoor kiezen deze module af te nemen en de mogelijkheid

van een Anw-hiaatverzekering aan te bieden aan zijn werknemers. De werknemer maakt

de keuze voor wel/niet deelnemen aan deze module. Voorbeelden hiervan zijn het

Metaalelektro pensioenfonds en het Philips pensioenfonds. Belangrijk om op te merken

dat verzekeringsaanvragen in de tweede pijler altijd worden geaccepteerd en er ook geen

gezondheidsverklaring hoeft te worden ingevuld. Daarnaast bestaan er

pensioenregelingen die geen Anw-hiaatverzekering kennen en dan is het mogelijk dit

binnen de derde pijler te regelen. Er bestaat geen goed overzicht van het gebruik van de

vrijwillige Anw-hiaatverzekering, maar geïnterviewden gaven aan dat ze voor zo ver hun

informatie reikt weinig gebruikt worden. Overigens eindigt het recht op de Anw-

hiaatuitkering op het moment dat het recht op Anw ook zou eindigen, namelijk op het

moment van AOW-leeftijd. In sommige gevallen eindigt het Anw-hiaatpensioen voordien

in het geval van hertrouwen of samenwonen.

Page 19: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 17/51

Overigens kan de formele partnerdefinitie verschillen voor het pensioenfonds dat de Anw

hiaatregeling uitvoert en voor de SVB die de Anw uitvoert. Zo is het voor de Anw

voldoende dat men kan aantonen een huishouden te delen als partners, waar

pensioenfondsen vaak engere definities kunnen hanteren. Zo kan voor ongehuwd

samenwonenden een samenlevingscontract vereist zijn (inclusief aanmelding bij het

pensioenfonds) of een andere notariële akte9.

Een algeheel overzicht van de verschillende pensioenarrangementen en welke regeling

een pensioenfonds of een werkgever heeft afgesloten is niet voorhanden. Daarbij is de

situatie dusdanig complex en het pensioenbewustzijn van Nederlanders dusdanig laag

dat volgens de geïnterviewden niet valt te verwachten dat de pensioendeelnemers dit zelf

goed weten10.

De uitvoering van de nabestaandenpensioenen in de tweede pijler verloopt over het

algemeen goed. Een probleem dat wel eens voorkomt is dat de ongehuwde partner (met

wie de overledene samenwoonde) niet is gemeld bij de pensioenuitvoerder in geval van

een bepaald partnersysteem. In dat geval heeft de partner geen recht op

nabestaandenpensioen. Met een beroep op de hardheidsclausule kan dit alsnog verzekerd

zijn. Overigens is het nabestaandenpensioen veelal niet verzekerd wanneer iemand na de

pensioengerechtigde leeftijd trouwt of gaat samenwonen.

2.4 Relatie tussen de pijlers bezien vanuit de aanbodzijde

Vanuit de interviews zijn er een aantal relevante bevindingen gedaan over de relatie

tussen de drie pijlers, het onderzoek van de vraagzijde van de markt (Hoofdstuk 3) zal

hier kwantitatief meer inzicht in geven.

De relatie tussen de eerste en derde pijler lijkt om verschillende redenen zwak. Allereerst

valt op dat bij verzekeringstussenpersonen de kennis van de Anw zeer beperkt is. Bij het

maken van een financiële planning houdt ook niet iedere tussenpersoon rekening met het

bestaan van Anw. Voor personen die overlijdensrisicoverzekeringen via internet afsluiten

valt op dat de sites de Anw niet of nagenoeg niet noemen bij richtlijnen voor het

vaststellen van het te verzekeren bedrag. Daarnaast geven verzekeraars aan dat er

nagenoeg geen verandering is geweest in de markt nadat de Anw in 1996 werd

versoberd, dit geldt zowel voor het gevoerde productbeleid als het aantal gesloten

verzekeringen. Zij verwachten ook niet dat een eventuele verdere versobering van Anw

de markt sterk zal doen groeien.

Wat betreft de relatie tussen de tweede en derde pijler zijn er twee opmerkingen te

maken. Zelfstandigen bouwen in veel gevallen geen pensioen op via de tweede pijler en

juist (een deel van) deze groep sluit daarom overlijdensrisicoverzekeringen of lijfrentes

af: een directe link tussen tweede en derde pijler. Maar daarbij moet wel opgemerkt dat

het treffen van dergelijke voorzieningen bij startende ondernemers niet altijd voldoende

aandacht heeft en ook kan een dergelijke faciliteit zeker voor oudere starters of oudere

9 Zie ook Tineke de Jonge (2008). De inkomenspositie van achterblijvers. Sociale Verzekeringsbank. 10 Prast, Henriette en Arthur van Soest (2014). Pensioenbewustzijn, Netspar Panel Papers.

Page 20: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 18/51

zelfstandigen (denk aan arbeidsongeschiktheidsverzekering) kostbaar zijn. Overigens

bouwen sommige zelfstandigen wel een pensioenvoorziening in de tweede pijler op. Het

gaat om zelfstandigen die vallen onder werkingssfeer van een beroepspensioenfonds

(bijv. artsen, notarissen, loodsen) en daarnaast verplichten sommige

bedrijfstakpensioenfondsen ook zelfstandigen om deel te nemen aan het pensioenfonds

(bijv. Bedrijfstakpensioenfonds Schilders). Voor mensen die wel pensioen in de tweede

pijler opbouwen is het pensioenbewustzijn beperkt en ook blijkt men zeer beperkt in

staat om pensioenbeslissingen adequaat te maken. Deze beperkte rationaliteit geldt niet

alleen voor de tweede pijler, maar ook voor de eerste en derde pijler (mensen hebben

beperkte kennis hierover, zoals ook zal blijken in Hoofdstuk 3). Vanuit de aanbodkant

vallen Anw-hiaatverzekeringen aangeboden door pensioenverzekeraars en dus ook

pensioenfondsen te noemen, er is echter geen volledig beeld van de afname van dit

product.

Page 21: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 19/51

3 De markt voor overlijdensrisicoverzekeringen en

levensproducten met nabestaandenvoorzieningen

In de periode 1-15 september 2014 is een vragenlijst afgenomen onder 2300 leden van

het LISS Panel. Het ging daarbij om personen tussen 25 en 65 jaar die samenwonen met

een partner (al dan niet gehuwd). De vragenlijst ging in de eerste plaats over de

financiële verzekeringen en voorzieningen die mensen hebben gesloten in de derde pijler

om de financiële gevolgen van het overlijden van de partner te kunnen opvangen.

Daarnaast zijn er vragen gesteld over de kennis en voorzieningen in de eerste en tweede

pijler.

De gemiddelde leeftijd van de geïnterviewden is 47,3 jaar, waarbij 15,5% tussen 25 en

34 jaar, 24,6% tussen 35 en 44 jaar, 28,3% tussen 45 en 54 jaar en 31,6% tussen 55

en 64 jaar. 47,2% van de geïnterviewden is man (en 52,8% vrouw). Verder is 37,8%

hoger opgeleid (HBO+) en 24,0% laagopgeleid zonder startkwalificatie (maximaal

VMBO)11. Voor meer informatie over de samenstelling van de steekproef en de vragenlijst

wordt verwezen naar Bijlage A.2.

3.1 Afsluiting van overlijdensrisicoverzekeringen in Nederland:

totaalbeeld

3.1.1 Aantal gesloten faciliteiten

De respondenten is gevraagd een overzicht te geven van de door hen of hun partner

gesloten verzekeringen die in een financiële voorziening zullen voorzien indien de partner

overlijdt. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen:

1. overlijdensrisicoverzekering gesloten op het leven van de partner als

nabestaandenvoorziening

2. (andersoortige) levensverzekering gesloten door de partner met een

nabestaandenvoorziening

3. overlijdensrisicoverzekering gesloten op het leven van de partner in combinatie

met een hypotheek

Na een eerste inventarisatie van de data vallen twee zaken meteen op:

- De meeste mensen zijn niet volledig op de hoogte van de gesloten verzekeringen.

De meeste mensen weten wel of ze al dan niet een verzekering hebben (hoewel

ook hier een groep aangeeft het niet te weten), maar wat betreft

productspecificaties (looptijd, premie, e.d.) is de kennis vrij beperkt.

- Sommige respondenten lijken moeite te hebben om het onderscheid te maken

tussen de overlijdensrisicoverzekering als nabestaandenvoorziening en de

overlijdensrisicoverzekering in combinatie met de hypotheek (af te leiden uit

responspatronen, maar ook uit open opmerkingen die respondenten maken). Voor

28 casussen zijn er daarom aanpassingen gemaakt, zie bijlage A.2.

11 Van de Nederlandse bevolking tussen 25 en 65 jaar was in 2013 23,8% laag opgeleid, 42,3% middelhoogopgeleid en 33,9% hoog opgeleid (Bron: CBS Statline)

Page 22: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 20/51

Tabel 3.1 geeft een overzicht van de afgesloten verzekeringen door Nederlanders tussen

25 en 65 jaar met een partner.

Tabel 3.1: Afgesloten verzekeringen die uitkeren wanneer partner overlijdt

(personen tussen 25 en 65 jaar samenwonend met een partner) Overlijdensrisico-

verzekering Levens- Verzekering

Overlijdensrisico-verzekering i.c.m. hypotheek

Ja Nee Weet het niet

16,3% 71,9% 11,8%

19,1% 68,0% 13,0%

46,4% 47,4% 6,3%

Totaal N

100% 2300

100% 2300

100% 2300

N.B. Het is mogelijk dat een persoon meer dan een van de drie verzekeringen naast

elkaar heeft gesloten, zie verder Tabel 3.2

Daaruit blijkt dat ruim 15% van de respondenten aangeeft een

overlijdensrisicoverzekering te hebben gesloten en bijna 20% een levensverzekering met

nabestaandendekking. Omdat ruim 10% niet weet of deze verzekering al dan niet is

gesloten, is een realistische schatting dat tussen 16,3-18,2% een

overlijdensrisicoverzekering heeft gesloten en tussen 19,1% en 21,6% een

levensverzekering12. Daarnaast heeft bijna de helft van de stellen (naar schatting tussen

46,4% en 49,3%) een overlijdensrisicoverzekering in combinatie met een hypotheek;

uitgedrukt als percentage van het aantal respondenten met een hypotheek ligt dit

percentage zelfs op ruim 60%. Tegelijkertijd valt op dat bijna 95% van de respondenten

weet of zij een dergelijke verzekering hebben gesloten, duidelijk hoger dan bij de andere

type verzekeringen. Indien een respondent aangeeft een bepaalde verzekering gesloten

te hebben, is ook gevraagd of er nog een tweede verzekering is gesloten van hetzelfde

type. Daarbij rapporteren 2,1% van de respondenten een tweede

overlijdensrisicoverzekering, 1,7% een tweede levensverzekering en 3,1% een tweede

overlijdensrisicoverzekering in combinatie met de hypotheek. Vanwege de lage aantallen

zullen tweede verzekeringen verder buiten beschouwing worden gelaten.

Tabel 3.2 geeft een overzicht van de drie typen afgesloten verzekeringen in combinatie

met elkaar, waaruit is af te leiden in hoeverre stellen zich al dan niet verzekeren in de

derde pijler. Daaruit blijkt allereerst dat de grootste groep, namelijk 41,0% van de

respondenten, bestaat uit mensen die geen van de drie verzekeringen hebben gesloten

of daar in ieder geval niet van op de hoogte zijn (in de tabel: derde kolom, vijfde rij). Dat

houdt tegelijkertijd in dat 59% wel minimaal één verzekering heeft met een

nabestaandendekking.

Een tweede groep mensen (29,0%) heeft een overlijdensrisicoverzekering in combinatie

met een hypotheek, maar geen andere overlijdensrisicoverzekering of levensverzekering

(in de tabel: tweede kolom, vijfde rij).

Ten slotte heeft 30% een overlijdensrisicoverzekering als nabestaandenvoorziening en/of

een levensverzekering; daarvan heeft ongeveer de helft ook nog een

overlijdensrisicoverzekering in combinatie met een hypotheek (in de tabel: vergelijk

kolommen een en twee voor rij een tot en met drie).

12 Voor de berekening van de bovengrens gaan we ervan uit dat het percentage verzekerden in de categorie “weet het niet” gelijk is als voor de rest van de steekproef; dus voor overlijdensrisicoverzekering is de bovengrens 16,3%+(16,3%*11,8%)=18,2%

Page 23: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 21/51

Tabel 3.2: Combinaties van afgesloten nabestaandenvoorzieningen

(personen tussen 25 en 65 jaar levend met een partner) Totaal ORV_hyp Geen ORV_hyp

Totaal 100% 46,4% 53,6%

ORV_zhyp, geen LV 10,9% 6,3% 4,6%

LV, geen ORV_zhyp 13,7% 7,7% 6,0%

LV & ORV_zhyp 5,4% 3,4% 2,0%

Geen LV, geen ORV_zhyp 70,0% 29,0% 41,0%

ORV_hyp: Overlijdensrisicoverzekering in combinatie met hypotheek

ORV_zhyp: Overlijdensrisicoverzekering zonder hypotheek LV: Andere levensverzekering (geen overlijdensrisicoverzekering)

N.B. Enkel respondenten die weten of een bepaalde verzekering is gesloten, zijn meegenomen in de analyse.

Niet alle mensen zijn volledig op de hoogte van de verzekeringen die zij gesloten hebben.

Een overgrote meerderheid (79,7%) weet van alle drie de typen verzekeringen of men

een dergelijke verzekering heeft gesloten (Tabel 3.3). Ongeveer een op vijf respondenten

(20,3%) geeft aan van minimaal een verzekeringsproduct niet te weten of zij het al dan

niet gesloten hebben. In de meeste gevallen weet men dan van één verzekeringsproduct

niet of men het heeft of niet (12,0%), meestal de levensverzekering. 2,5% van de

respondenten weet van geen enkel product of men het al dan niet gesloten heeft.

Tabel 3.3: Mate waarin men weet of men verzekeringen al dan niet afgesloten

heeft Percentage

Niet op de hoogte 2,5%

Van één product op de hoogte 5,8% Van twee producten op de hoogte 12,0% Van drie producten op de hoogte 79,7%

100%

3.1.2 Specificaties van afgesloten verzekeringen

Onderstaande tabellen bevatten informatie over de productspecificaties van de gesloten

verzekeringen, te weten verzekerd bedrag, looptijd, moment van afsluiten, premie en

type dekking. Tabel 3.4 laat zien dat het totaal verzekerd bedrag bij

overlijdensrisicoverzekeringen met hypotheek gemiddeld het hoogst is (€ 116.818)

waarbij drie kwart van de polissen een verzekerd bedrag van €70.000 of meer heeft.

Voor zelfstandige overlijdensrisicoverzekeringen ligt het gemiddeld verzekerd bedrag op

€ 86.463 en voor levensverzekeringen op € 66.114. De spreiding in het verzekerde

bedrag is vrij groot, zoals blijkt uit de kwartielen. Zo heeft 25% van de

overlijdensrisicoverzekeringen een verzekerd bedrag van €24.000 of lager, maar

anderzijds dekt 25% van de verzekeringen een bedrag van €135.000 of meer.

Voor het merendeel van de mensen is het totaal verzekerde bedrag echter onbekend,

meer precies voor 67,6% van de overlijdensrisicoverzekeringen, voor 64,4% van de

levensverzekeringen en 54,5% van de overlijdensrisicoverzekeringen in combinatie met

een hypotheek. Voor 44,8% van de respondenten geldt dat men het verzekerde bedrag

van alle gesloten verzekeringen kan noemen, in 55,2% van de gevallen kan of wil men

van een van de gesloten verzekeringen niet aangeven wat het totale verzekerd bedrag is.

Page 24: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 22/51

Tabel 3.4: Verzekerd bedrag van gesloten verzekeringen

(Enkel verzekeringen waarvan verzekerd bedrag bij respondent bekend is) Overlijdensrisico-

verzekering Levens- Verzekering

Overlijdensrisico-verzekering i.c.m. hypotheek

Gemiddeld (standaarddeviatie)

€86.463 (87.543,6)

€66.114 (75.410,5)

€116.818 (70.238,3)

Kwartielen: Q1 Q2 (Mediaan) Q3

€24.000 €52.000 €135.000

€19.500 €47.189 €90.379

€70.000 €100.000 €150.000

Totaal N

100% 121

100% 156

100% 484

De gemiddelde looptijd van de gesloten verzekeringen is respectievelijk 24,4 jaar voor

overlijdensrisicoverzekeringen als nabestaandenvoorziening, 27,5 jaar voor

levensverzekeringen en 26,9 jaar voor levensverzekeringen in combinatie met een

hypotheek (Tabel 3.5). Voor alle verzekeringen geldt dat een looptijd van 30 jaar het

meest voorkomt, gevolgd door een verzekering met een looptijd van 20 jaar. Voor

overlijdensrisicoverzekeringen met hypotheek is de looptijd zelfs in bijna twee derde van

de gevallen 30 jaar (65,9%). De looptijd van de overlijdensrisicoverzekering en de

levensverzekering is voor de meeste verzekerden echter onbekend (respectievelijk voor

54,0% en 47,8%). Voor overlijdensrisicoverzekeringen inclusief hypotheek ligt dit

percentage veel lager (18,3%), waarschijnlijk omdat respondenten ook konden aangeven

dat hun verzekering net zo lang liep als de hypotheek (54,0%) zonder verdere

specificatie.

Tabel 3.5: Looptijd van de gesloten verzekering

(Enkel verzekeringen waarvan looptijd bij respondent bekend is) Overlijdensrisico-

verzekering Levens- Verzekering

Overlijdensrisico-verzekering i.c.m. hypotheek

Gemiddeld (standaarddeviatie)

24,43 (9,88)

27,54 (7,32)

26,92 (6,20)

20 jaar 30 jaar Overige

11,6% 42,4% 46,0%

10,5% 48,0% 41,5%

11,8% 65,9% 22,3%

Tabel 3.6 laat zien in welk jaar de huidige verzekeringen zijn gesloten en toont daarbij

dat de gemiddelde leeftijd bij afsluiten tussen 30 en 35 jaar ligt. Daarbij ligt de

gemiddelde leeftijd bij afsluiten het hoogst bij de overlijdensrisicoverzekering zonder

hypotheek (34,9 jaar). Levensverzekeringen zijn relatief vaak in de periode 1990-1999

afgesloten.

Page 25: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 23/51

Tabel 3.6: Moment van afsluiten van de gesloten verzekering

(Enkel verzekeringen waarvan moment van afsluiten bij respondent bekend is) Overlijdensrisico-

verzekering Levens- Verzekering

Overlijdensrisico-verzekering i.c.m. hypotheek

Jaar van afsluiten voor 1990

1990-1999 2000-2009 2010-2014

13,5%

21,3% 35,7% 29,5%

21,1%

39,0% 31,6% 9,4%

9,0%

26,3% 41,1% 23,6%

Leeftijd bij afsluiten Gemiddeld (standaarddeviatie)

34,9 jaar (10,1)

32,1 jaar (9,5)

33,2 jaar (7,6)

Tabel 3.7 toont dat de gemiddelde premie het hoogst ligt bij de

overlijdensrisicoverzekering in combinatie met een hypotheek (€100,15), gevolgd door

levensverzekering (€77,75) en zelfstandige overlijdensrisicoverzekering (€52,30). Daarbij

is het opvallend dat het totaal verzekerd bedrag bij de levensverzekering juist lager lag

dan bij de zelfstandige overlijdensrisicoverzekering (Tabel 3.4). De kwartielen laten zien

dat er aanzienlijke spreiding is in de hoogte van de maandelijkse premie (net als bij het

totaal verzekerd bedrag), zo ligt bij de overlijdensrisicoverzekering in een kwart van de

gevallen de premie onder €14 per maand en bij een kwart van de gevallen juist boven

€72. Overigens geldt ook hier weer dat het premiebedrag in ruim 50% van de gevallen

onbekend is bij de verzekerden (respectievelijk 54,6%, 59,2% en 58,8%).

Tabel 3.7: Betaalde premie van gesloten verzekeringen

(Enkel verzekeringen waarvan looptijd bij respondent bekend is) Overlijdensrisico-

verzekering Levens- Verzekering

Overlijdensrisico-verzekering i.c.m. hypotheek

Gemiddeld, per maand (standaarddeviatie)

€52,30 (67,36)

€77,75 (77,30)

€100,15 (105,73)

Kwartielen: Q1 Q2 (Mediaan)

Q3

€14 €30,50

€72

€28 €54

€100

€25 €67,30

€139

N 170 179 440

Tabel 3.8 geeft informatie over het type dekking van de verzekering. Hieruit blijkt dat de

overgrote meerderheid van de verzekeringen wordt gesloten met een gelijkblijvende

dekking (voor respectievelijk 81,4%, 90,9%, en 82,0% van de polissen). Bij de

overlijdensrisicoverzekering komt daarna lineair dalende dekking het meest voor, voor

overlijdensrisicoverzekeringen in combinatie met hypotheek is dit de annuïtair dalende

dekking.

Tabel 3.8: Type dekking gesloten verzekeringen

Overlijdensrisico-verzekering

Levens- Verzekering

Overlijdensrisico-verzekering

i.c.m. hypotheek

Gelijkblijvend Lineair dalend Annuïtair dalend

Weet het niet

46,8% 7,0% 3,7%

42,5%

81,4% 12,1% 6,5%

38,7% 2,1% 1,8%

57,4%

90,9% 4,8% 4,3%

45,6% 5,0% 5,1%

44,4%

82,0% 8,9% 9,1%

Totaal N

100% 374

100% 215

100% 439

100 187

100% 1.067

100% 593

Page 26: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 24/51

3.1.3 Wijze en redenen van sluiten van verzekering

Bij ongeveer een kwart van de overlijdensrisicoverzekeringen wordt een medische

keuring geëist, bij sluiting, voor overlijdensrisicoverzekeringen is dit (11,2%) en voor

levensverzekeringen (13,8%) (Tabel 3.9). Het gevonden verschil heeft mogelijk te

maken met het hoger verzekerd bedrag bij overlijdensrisicoverzekeringen met

hypotheek, in welk geval er vaker tot medische keuring wordt overgegaan. Verder blijkt

ongeveer twee derde van de overlijdensrisicoverzekeringen zonder (63,7%) en met

hypotheek (67,9%) via het fysieke tussenpersonenkanaal te zijn afgesloten, voor

levensverzekeringen ongeveer drie op vier. Daarnaast is regelmatig via het direct writing

kanaal afgesloten. Belangrijk is om op te merken dat het hier om de lopende

verzekeringen gaat en dat de verhouding voor nieuw gesloten verzekeringen anders kan

liggen, juist omdat het internet steeds belangrijker wordt.

Tabel 3.9: Medische keuring en manier van afsluiten van de gesloten

verzekering Overlijdensrisico-

verzekering Levens- Verzekering

Overlijdensrisico-verzekering i.c.m. hypotheek

Medische keuring

Ja Nee Onbekend

11,2% 83,1% 5,7%

13,8% 82,2% 4,0%

25,0% 69,2% 5,8%

Wijze van afsluiten

Via een tussenpersoon

Direct bij verzekeraar Zelf via website van

tussenpersoon

63,7%

33,1% 3,2%

76,1%

22,6% 1,4%

67,9%

31,2% 0,9%

Figuur 3.1 geeft inzicht in de motieven van consumenten om een overlijdensrisico- of

levensverzekering te sluiten. Hieruit blijkt dat de meeste consumenten een verzekering

sluiten op advies van de verzekeringsadviseur of hypotheekadviseur en niet uit eigen

beweging. Daarnaast zijn verandering in gezinssituatie of een overlijden in de eigen

omgeving voor sommige stellen aanleiding om een verzekering te sluiten. Advies van het

pensioenfonds, pensioensituatie van de partner en tweede huwelijk (met ook implicaties

voor voorzieningen in de tweede pijler) zijn zelden reden tot het sluiten een verzekering.

Page 27: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 25/51

Figuur 3.1 Redenen om verzekering te sluiten

N.B. Meer dan een antwoord mogelijk

Aan consumenten die geen op zichzelf staande overlijdensrisicoverzekering of

levensverzekering hebben (70% van de respondenten, zie Tabel 3.2) is gevraagd wat de

achtergrond daarvan is (Tabel 3.10). De belangrijkste reden is dat men er nog niet over

heeft nagedacht (29,4%), gevolgd door mensen die aangeven om met eigen inkomen en

spaargeld te kunnen opvangen (27,0%) of nauwelijks inkomensverlies zouden hebben in

geval van overlijden van de partner (10,6%). Het nabestaandenpensioen en de Anw

(eerste en tweede pijler) worden door ruim 10% van de mensen genoemd. Bij andere

reden wordt regelmatig genoemd dat de overlijdensrisicoverzekering gesloten bij de

hypotheek voldoende inkomensdekking geeft.

Verder is er nog een groep van 5,6% (2,2% van de totale respons) voor wie de

verzekering niet goed toegankelijk is. Ongeveer 0,6% zegt te zijn geweigerd, dat staat

gelijk aan 0,4% van de totale bevolking (70%*0,6%), hetgeen exact overeen komt met

de inschatting gemaakt in Hoofdstuk 2. Daarnaast vindt 5,1% de premie te hoog, dat

komt neer op ongeveer 2% van de bevolking.

Page 28: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 26/51

Tabel 3.10 Belangrijkste reden dat geen overlijdensrisico- of levensverzekering

is gesloten Reden Perc.

Ik heb er nooit over nagedacht 29,4%

Ik vind het niet nodig om een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten,

omdat ik het inkomensverlies bij het overlijden van mijn partner voor-

namelijk met mijn eigen inkomen, spaargeld of anderszins kan opvangen

27,0%

Ik vind het niet nodig om een overlijdensrisicoverzekering of andere

levensverzekering af te sluiten, omdat ik geen of nauwelijks inkomensverlies

heb bij het overlijden van mijn partner

10,6%

Ik vind het niet nodig om een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten,

omdat ik het inkomensverlies bij het overlijden van mijn partner

voornamelijk met Anw en/of nabestaandenpensioen kan opvangen

10,5%

Ik vind het niet nodig om een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten,

omdat ik dan (meer) ga werken waardoor ik het inkomensverlies kan

opvangen

1,8%

Ik vind de premie te hoog 5,0%

Ik ben geweigerd door de verzekering 0,6%

Andere reden 15,0%

3.2 Kennis van en recht op voorzieningen in de eerste en tweede

pijler

3.2.1 Kennis van Anw

Om inzicht te krijgen in de interactie tussen de drie pijlers is gevraagd naar de kennis en

verwachtingen die respondenten hebben over de Anw. Door kennis en recht op pensioen

in de eerste en tweede pijler mee te nemen als verklarende variabelen in een model voor

verzekering in de derde pijler is na te gaan in hoeverre er een relatie bestaat tussen de

drie pijlers. Tabellen 3.11-3.13 geven inzicht in dit kennisniveau. Ongeveer drie kwart

van de respondenten weet van het bestaan van de Anw, een kwart geeft aan er nog

nooit van gehoord te hebben (Tabel 3.11). Waar een ruime meerderheid op de hoogte is

van het bestaan van de Anw (75,1%), blijkt de specifieke kennis met betrekking tot de

voorwaarden om een Anw-uitkering te krijgen beperkt. Daarbij geeft 71,4% van de

respondenten aan niet te weten wat de voorwaarden zijn om in aanmerking te komen

voor een nabestaandenuitkering uit de Anw, 23,3% weet enigszins wat de voorwaarden

zijn en 5,4% geeft aan precies te weten wat de voorwaarden zijn. Om te toetsen of deze

gepercipieerde kennis strookt met de werkelijke kennis zijn er twee specifieke

kennisvragen gesteld (“Als u in aanmerking zou komen voor een nabestaandenuitkering

uit de Algemene nabestaandenwet, tot wanneer zou u daar volgens u daar dan recht op

hebben?” en “Wat denkt u dat het effect is van inkomen uit werk op de hoogte van de

Anw-uitkering?”). Slechts 5,0% heeft beide vragen correct beantwoord, terwijl ruim twee

derde van de respondenten op geen van beide vragen een correct antwoordt. De respons

op de kennisvragen is weergegeven in Tabel 3.11. Tabel 3.12 laat zien dat lang niet alle

mensen die aangeven op de hoogte te zijn van de voorwaarden van de Anw dit ook

daadwerkelijk zijn. Zo heeft slechts 16,9% van de respondenten die zegt de voorwaarden

Page 29: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 27/51

precies te kennen beide kennisvragen correct beantwoordt en 44,4% beantwoordt geen

van beide kennisvragen correct.

Tabel 3.11: Kennis van Anw

Totaal Rechthebbenden: Kind onder 18 jaar, geboren voor 1950 of arbeidsongeschikt

Feitelijk recht: Rechthebbenden als ook rekening wordt gehouden met inkomen13

Ja Nee Ja Nee

Heeft gehoord van de Anw: Ja Nee

75,1% 24,9%

73,5% 26,5%

76,3% 23,7%

70,8% 29,2%

76,8% 23,2%

Denkt te weten wat de

voorwaarden zijn om in aanmerking te komen:

Ja, precies Ja, enigszins Nee, niet

5,4% 23,3% 71,4%

3,7% 20,0% 76,3%

6,7% 25,8% 67,5%

3,5% 19,4% 77,1%

6,1% 24,8% 69,1%

Kennisvragen over Anw: Beide incorrect Eén correct Beide correct

68,9% 26,2% 5,0%

65,3% 28,2% 6,5%

71,6% 24,6% 3,8%

65,9% 28,0% 6,1%

70,1% 25,5% 4,5%

N 2300 1006 1294 654 1646

Tabel 3.12: Kennisvragen over Anw Als u in aanmerking zou komen voor een nabestaandenuitkering uit de Algemene

nabestaandenwet, tot wanneer zou u daar volgens u daar dan recht op hebben?14

5 jaar Tot het jongste kind 18 jaar is* Tot de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt* Levenslang Ik weet het (echt) niet

1,6% 17,4% 26,4% 6,3% 48,4%

Wat denkt u dat het effect is van inkomen uit werk op de hoogte van de Anw-uitkering?

Geen effect op hoogte uitkering Inkomen uit werk wordt gedeeltelijk gekort op uitkering* Inkomen uit werk wordt volledig gekort op uitkering

Ik weet het (echt) niet

14,0% 18,6% 14,6%

52,8%

* Correct antwoord

Tabel 3.13: Gepercipieerde en werkelijke kennis van Anw Kennisvragen over Anw:

Geen correct Eén correct Beide correct

Denkt te weten wat de voorwaarden zijn om in aanmerking te komen: Ja, precies

Ja, enigszins Nee, niet

44,4%

50,3% 76,8%

38,7%

40,4% 20,6%

16,9%

9,4% 2,6%

Totaal 68,9% 26,2% 5,0%

Tabel 3.14 geeft inzicht in de verwachtingen over het ontvangen van een Anw-uitkering

bij het overlijden van de partner. De tabel geeft deze informatie zowel voor de gehele

steekproef als voor de personen die recht hebben op Anw op basis van hun geboortejaar,

de leeftijd van het jongste kind en arbeidsongeschiktheid (tweede kolom) en die feitelijk

in aanmerking komen voor Anw als ook rekening wordt gehouden met het

13 Rechthebbenden met een totaal inkomen van € 2.445,24 per maand of hoger ontvangen geen

Anw-uitkering meer (bij mensen met minderjarige kinderen is dit € 2.863,19). 14 Het correcte antwoord is hier afhankelijk van de leeftijd van de respondent (geboren voor 1950 of erna) en van arbeidsongeschiktheid, in totaal heeft 17,5% de vraag correct beantwoord.

Page 30: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 28/51

arbeidsinkomen. Ongeveer een kwart van de respondenten denkt een Anw-uitkering te

zullen ontvangen, ruim een derde denkt geen Anw-uitkering te zullen ontvangen en ruim

een derde weet het niet. Lang niet iedereen die recht heeft op Anw is zich hier ook van

bewust, zoals weergegeven in de tweede en derde kolom. Anderzijds, denkt 19,4% van

de mensen recht op Anw te zullen hebben als hun partner overlijdt, terwijl ze dat niet

hebben (zie paragraaf 3.3).

Tabel 3.14: Verwachtingen omtrent het ontvangen van Anw bij overlijden

partner Totaal Rechthebbenden:

Kind onder 18 jaar, geboren voor 1950 of

arbeidsongeschikt

Feitelijk recht: Rechthebbende als ook rekening wordt gehouden

met inkomen

Denkt Anw te zullen ontvangen:

Ja Nee Weet het niet

26,4% 37,2% 36,4%

35,4% 25,9% 38,7%

48,5% 19,9% 36,4%

N 2300 1006 654

3.2.2 Kennis van nabestaandenpensioen

De overgrote meerderheid van de respondenten (78,6%) kent het fenomeen

partnerpensioen, dat wil zeggen men weet dat in geval van overlijden van de partner er

recht bestaat op nabestaandenpensioen als onderdeel van pensioenregelingen (Tabel

3.15). Bij mensen van wie de partner op dit moment is aangesloten bij een

pensioenfonds of pensioenverzekeraar ligt dit percentage zelfs nog iets hoger (85,0%).

Ruim de helft van de respondenten denkt partnerpensioen te zullen ontvangen na

overlijden van de partner, voor mensen wiens partner op dit moment aangesloten is bij

een pensioenfonds is dit 70,3% (terwijl dit feitelijk vrijwel 100% is ).

Tabel 3.15: Kennis en verwachtingen omtrent partnerpensioen Totaal Partner aangesloten bij pensioenfonds/

-regeling in tweede pijler

Heeft gehoord van partnerpensioen:

Ja Nee

78,6% 21,4%

85,0% 15,0%

Denkt partnerpensioen te

zullen ontvangen:

Ja Nee Weet het niet

56,0% 20,7% 23,3%

70,3% 12,4% 17,3%

N 2300 1537

3.2.3 De positie van zelfstandigen

Van 8,6% van de respondenten werkt de partner als vrije beroepsbeoefenaar, freelancer

of zelfstandige. Deze groep zal veelal geen of weinig pensioen opbouwen of hebben

opgebouwd in de tweede pijler en daarom is juist voor deze groep de verzekeringspositie

in de derde pijler relevant. Tabel 3.16 geeft een overzicht van de gesloten verzekeringen

voor mensen wiens partner zelfstandige is en daarnaast voor mensen met een partner in

loondienst en een partner zonder betaald werk. Hieruit blijkt dat personen van wie de

partner als zelfstandige werkt zich vaker verzekeren dan wanneer de partner geen

Page 31: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 29/51

betaald werk verricht. In vergelijking met personen die in loondienst werken, hebben

zelfstandigen vaker een levensverzekering gesloten (25,3% versus 21,4%) maar iets

minder vaak een overlijdensrisicoverzekering (17,7% versus 18,1%) en duidelijk minder

vaak een overlijdensrisicoverzekering in combinatie met een hypotheek (39,9% versus

55,4%). Ruim de helft van de personen met een partner die zelfstandige is heeft een

voorziening in de derde pijler gesloten (56,6%). Daarentegen heeft 43,4% dus geen

enkele voorziening in de derde pijler gesloten die uitkeert aan de partner bij overlijden,

tegen 41,0% gemiddeld.

Tabel 3.16: Gesloten verzekeringen die uitkeren wanneer partner overlijdt naar

arbeidspositie van de partner Arbeidspositie

Partner:

Overlijdensrisico-

verzekering

Levens-

verzekering

Overlijdensrisico-

verzekering i.c.m. hypotheek

Zelfstandige (8,6%)

Ja Nee Weet het niet

17,7% 73,2% 9,1%

25,3% 61,1% 13,6%

39,9% 51,0% 9,1%

Totaal 100% 100% 100%

N 198 198 198

In loondienst

(61,3%)

Ja

Nee Weet het niet

18,1%

68,7% 13,2%

21,4%

64,2% 14,4%

55,4%

37,9% 6,7%

Totaal 100% 100% 100%

N 1409 1409 1409

Verricht geen betaald werk*

(30,1%)

Ja Nee

Weet het niet

12,2% 78,1%

9,8%

12,6% 77,6%

9,8%

29,9% 65,5%

6,0%

Totaal 100% 100% 100%

N 693 693 693

* Deze groep bevat onder meer mensen die studeren, werkloos zijn, arbeidsongeschikt zijn, vrijwilligerswerk doen of huisvrouw/man zijn.

3.3 Interactie tussen pijlers: een verklarend model voor verzekering

in de derde pijler

3.3.1 Het onderzoeksmodel

In deze paragraaf worden enkele modellen geschat die inzicht geven in de vraag welke

factoren beïnvloeden of iemand verzekerd is in de derde pijler en voor welk bedrag.

Daarbij inventariseren we drie verschillende aspecten van verzekering in de derde pijler

(drie te verklaren variabelen of afhankelijke variabelen), namelijk:

- Is iemand verzekerd in de derde pijler (ja/nee)

- Is iemand verzekerd in de derde pijler excl. overlijdensrisicoverzekering in

combinatie met hypotheek (ja/nee)

- Wat is de hoogte van het verzekerd bedrag (continue variabelen)

Er worden aldus drie econometrische modellen geschat. Deze modellen schatten in

hoeverre verzekering in de derde pijler afhankelijk is van:

- Persoonskenmerken

- Persoonskenmerken van de partner

- Huishoudkenmerken

- Financiële geletterdheid en vaardigheid

Page 32: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 30/51

- Gepercipieerd en feitelijk recht op Anw

- Gepercipieerd en feitelijk recht op partnerpensioen

Door kennis en recht op pensioen in de eerste en tweede pijler mee te nemen als

verklarende variabelen is na te gaan in hoeverre er een relatie bestaat tussen de drie

pijlers.

Grafisch wordt een en ander weergegeven in Figuur 3.2. In box 3.1 wordt enige

econometrische achtergrond gegeven bij de te schatten modellen.

Figuur 3.2 Onderzoeksmodel

Box 3.1 Econometrische actergrond bij te schatten modellen

De te verklaren variabelen zijn verzekering in de derde pijler en de modellen zullen

nagaan in hoeverre deze kunnen worden verklaard uit de variabelen die in de linkerzijde

van de figuur staan. De ja/nee variabele zijn dichotoom en worden met een logit-model

geanalyseerd. Het totale verzekerde bedrag is een continue variabele, waarbij gebruik

moeten worden gemaakt van een OLS regressie-model. Omdat het totaal verzekerd

bedrag linksscheef is verdeeld, wordt gewerkt met een logaritmische transformatie.

De interpretatie van de uitkomsten is als volgt. Als een coëfficiënt positief (negatief) is

dan betekent dat de kans op verzekering toeneemt (afneemt) of het totale verzekerde

bedrag groter (lager) is. Daarnaast is er ook een standaardfout voor de coëfficiënt

gerapporteerd (s.e.). Op basis van de coëfficiënt en de standaardfout is het

significantieniveau te bepalen. Een * houdt in dat met 95% zekerheid is te stellen dat de

coëfficiënt afwijkt van de waarde 0 en de variabele dus van invloed is op de beslissing

van de consument (bij ** gaat het om 99% zekerheid). Alleen coëfficiënten met een of

meer sterren mogen we verder interpreteren. Als coëfficiënten een significantieniveau

Page 33: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 31/51

(betrouwbaarheid) lager dan 95% hebben (en dus geen * in de tabel), dan houdt dat in

dat er statistisch gezien te weinig bewijs is om te mogen stellen de dat coëfficiënt afwijkt

van nul. In dat geval gaan we er daarom niet vanuit dat dat bijbehorende variabelen van

invloed is op de verzekeringsbeslissing.

3.3.2 Schattingsresultaten

In Tabel 3.17 worden de schattingsresultaten van de drie geschatte schatten modellen

weergegeven15. De resultaten worden vervolgens besproken.

Tabel 3.17: Schattingsresultaten

Verzekerd in 3e pijler (dichotoom)

Verzekerd in 3e pijler excl. verzekeringen i.c.m.

hypotheek (dichotoom)

Hoogte van het verzekerde bedrag

(indien verzekerd in 3e pijler) (log)

coëff. Se coëff. Se coëff. se

Persoonskenmerken Geslacht (man=1, vrouw=0) -0,149 0,15 -0,075 0,14 0,027 0,09 Leeftijd -0,013 0,01 -0,006 0,01 -0,016 0,01* Hoog opgeleid (HBO+) -0,160 0,13 -0,363 0,12 ** -0,006 0,08 Middelhoog opgeleid (ref) (ref) (ref) Laag opgeleid (geen MBO) 0,143 0,15 -0,108 0,13 -0,144 0,09 Werk

Werkt in loondienst 0,212 0,14 0,164 0,13 0,005 0,09 Is zelfstandige -0,060 0,26 0,344 0,21 0,006 0,15

Beide niet (ref) (ref) (ref) (ref) Inkomen (/1000) -0,002 0,04 -0,021 0,04 0,078 0,002 **

Kenmerken van de partner Leeftijd -0,003 0,01 0,022 0,01 -0,009 0,008

Werk Werkt in loondienst 0,527 0,14 ** 0,426 0,14 ** 0,138 0,09 Is zelfstandige 0,407 0,23 0,624 0,21 ** 0,258 0,15 Beide niet (ref) (ref) (ref) (ref) (ref) (ref) Inkomen -0,010 0,04 0,011 0,03 0,072 0,090 **

Huishoudkenmerken Kind(eren) onder 18 0,559 0,16 ** 0,184 0,15 0,077 0,09 Hypotheek 2,541 0,14 ** 0,880 0,14 ** 1,50 0,13 **

Financiële geletterdheid en planning

Financiële geletterdheid -0,043 0,06 -0,102 0,06 0,055 0,04

Financiële vaardigheid -0,034 0,02 -0,038 0,02 -0,008 0,01

Recht op Anw Geen recht x geen perc. recht (ref) (ref) (ref) (ref) (ref) (ref) Geen recht x perc.recht 0,653 0,17 ** 0,385 0,14 ** 0,001 0,08 Recht x perc. recht 0,504 0,26 * 0,305 0,20 -0,010 0,12

Recht x geen perc. recht -0,134 0,19 -0,149 0,18 0,051 0,11

Recht op partnerpensioen Geen recht x geen perc. recht (ref) (ref) (ref) (ref) (ref) (ref) Geen recht x perc.recht 1,284 0,44 ** 0,197 0,41 0,153 0,28 Recht x perc. recht 0,726 0,20 ** 0,363 0,20 -0,091 0,13 Recht x geen perc. recht 0,285 0,20 0,268 0,20 -0,211 0,14

** p < 0,01; * p < 0,05

15 Model 1 heeft een Pseudo R2 van 0,25, Model 2 heeft een Pseudo R2 van 0,05, Model 3 heeft een

R2 van 0,39.

Page 34: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 32/51

Persoonskenmerken en kenmerken van de partner

Er bestaan geen verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft verzekering in de

derde pijler (voor geen van de modellen significante coëfficiënten voor de variabele

geslacht). Verder is de kans dat men verzekerd is in de derde pijler niet afhankelijk van

de leeftijd van de respondent of van diens partner. Wel geldt voor verzekerde personen

in de derde pijler dat het verzekerd bedrag lager ligt voor oudere mensen dan voor

jongeren (negatieve coëfficiënt variabele leeftijd). Wat betreft opleiding zijn de effecten

niet sterk. Er wordt geen effect gevonden voor de keuze om zich in de derde pijler te

verzekeren (Model 1) of het verzekerd bedrag (Model 3). Wel zijn hoog opgeleiden

(HBO+) minder vaak in de derde pijler verzekerd als de overlijdensrisicoverzekeringen

met hypotheek buiten beschouwing worden gelaten (Model 2).

De eigen arbeidspositie is niet van invloed op de keuze om al dan niet te verzekeren in

de derde pijler, wel is de arbeidspositie van de partner een relevante factor. Daarbij geldt

dat mensen van wie de partner in loondienst werkt, vaker verzekerd in de derde pijler

dan mensen zonder betaald werk (maar voor zelfstandigen geldt dit niet). Als enkel

verzekeringen zonder hypotheek worden beschouwd, dan zien we wel dat zelfstandigen

zich iets vaker verzekeren. Dit is in lijn met de bevindingen in Paragraaf 3.2 die al

aangaven dat zelfstandigen vaker dan mensen in loondienst een levensverzekering

sluiten, maar niet vaker een overlijdensrisicoverzekering. Voor de hoogte van het

verzekerd bedrag is de arbeidspositie niet relevant. De hoogte van het verzekerd bedrag

hangt wel significant samen met inkomensniveau van de verzekerde en diens partner,

huishoudens met een hoog inkomen verzekeren zich gemiddeld voor een hoger bedrag.

Huishoudkenmerken

Huishoudens met een hypotheek zijn vaker verzekerd in de derde pijler, gegeven het

grote aantal overlijdensrisicoverzekeringen dat in combinatie met de hypotheek wordt

gesloten is dit voor de hand liggend. Personen met een hypotheek hebben echter ook

vaker een overlijdensrisicoverzekering of levensverzekering die niet samenhangt met de

hypotheek (Model 2). Huishoudens met minderjarige kinderen zijn vaker verzekerd in de

derde pijler, dit sluit aan bij de bevinding dat verandering in de gezinssituatie soms

aanleiding is om een verzekering te sluiten. Het hebben van kinderen heeft geen invloed

op het totaal verzekerd bedrag.

Financiële geletterdheid en vaardigheden

Er bestaat geen relatie tussen financiële geletterdheid en financiële vaardigheden en de

verzekering in de derde pijler. Met andere woorden het is niet zo dat laag financieel

geletterde mensen en mensen met weinig financiële vaardigheden minder goed

verzekerd zijn dan gemiddeld. Opleiding en financiële educatie spelen dus zeer beperkte

rol.

Relatie tussen de eerste en de derde pijler

De relatie tussen de eerste en derde pijler is onderzocht door te beschouwen of mensen

denken dat zij recht hebben op Anw als hun partner overlijdt (gepercipieerd recht op

Page 35: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 33/51

Anw) en of zij daadwerkelijk recht hebben op Anw16. Door beide kenmerken te kruisen

ontstaan er vier groepen:

Groep 1: Respondenten die denken geen recht te hebben op Anw en dat ook

feitelijk niet hebben (1290 respondenten, 56,1% van totaal)

Groep 2: Respondenten die denken recht te hebben op Anw maar dat feitelijk niet

hebben (356 respondenten, 15,5% van totaal)

Groep 3: Respondenten die denken recht te hebben op Anw en dat ook

daadwerkelijk hebben (252 respondenten, 11,0% van totaal)

Groep 4: Respondenten die denken geen recht te hebben op Anw, maar dat

feitelijk wel hebben (402 respondenten, 17,5% van totaal)

Uit de modelschattingen blijken verschillen tussen de vier groepen in hun

verzekeringsgedrag. Mensen die denken dat ze recht hebben op Anw indien hun partner

overlijdt maar dat in feite niet hebben, zijn het vaakst verzekerd in de derde pijler (dat

wil zeggen: een verzekering die uitkeert als hun partner overlijdt). Dit is opvallend,

aangezien juist de misperceptie over hun Anw-recht zou kunnen leiden tot

onderverzekering. Mensen die recht hebben op Anw maar denken dit niet te hebben,

verzekeren zich het minst vaak. Een mogelijke verklaring voor deze opmerkelijke

bevindingen is een “bewustzijnseffect”. Mensen die bewust bezig zijn met de

mogelijkheid van overlijden van hun partner zijn vaker op de hoogte van de Anw (en

denken soms ten onrechte er aanspraak op te kunnen maken), maar zetten door hun

bewustzijn mogelijk ook eerder de stap om zich in de derde pijler te verzekeren. Groep 2

denkt dus recht te hebben op Anw, maar kiest ervoor zich daarnaast ook te verzekeren in

de derde pijler (mogelijk omdat ze de Anw-uierkering te laag vinden). Groep 4 is zich

niet bewust van een mogelijk Anw-recht en verzekert zich ook niet in derde pijler. Er

wordt geen relatie gevonden tussen gepercipieerd en feitelijk recht op Anw en de hoogte

van het verzekerd bedrag in de derde pijler (Model 3).

Relatie tussen de eerste en de tweede pijler

Als proxy voor het recht op nabestaandenpensioen in de tweede pijler is de huidige

situatie aangenomen, is de partner op dit moment deelnemer in een een pensioenfonds

of pensioenverzekering. Daarbij worden 4 groepen onderscheiden:

Groep 1: Respondenten die denken geen recht te hebben op partnerpensioen en

dat ook feitelijk niet hebben (263 respondenten, 11,4% van totaal)

Groep 2: Respondenten die denken recht te hebben op partnerpensioen maar dat

feitelijk niet hebben (44 respondenten, 1,9% van totaal)

Groep 3: Respondenten die denken recht te hebben op partnerpensioen en dat

ook daadwerkelijk hebben (1245 respondenten, 54,1% van totaal)

Groep 4: Respondenten die denken geen recht te hebben op partnerpensioen,

maar dat feitelijk wel hebben (748 respondenten, 32,5% van totaal)

Uit de modelschattingen blijken verschillen tussen de vier groepen in hun

verzekeringsgedrag. Mensen die denken recht te hebben op partnerpensioen in geval van

overlijden van de partner, zijn vaker verzekerd in de derde pijler dan die mensen die

16 Om dit vast te stellen is ook rekening gehouden met het huidige inkomen van de respondent; aan respondenten is namelijk gevraagd of ze Anw denken te gaan ontvangen bij gelijkblijvende arbeidspositie.

Page 36: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 34/51

denken geen recht te hebben op partnerpensioen. Daarbij geldt iets soortgelijks als voor

de eerste pijler: de groep mensen die denkt recht te hebben op pensioen uit de tweede

pijler maar dat feitelijk waarschijnlijk niet heeft, is het vaakste verzekerd in de derde

pijler (opgemerkt zij dat dit een zeer kleine groep is). Ook hier zou een bewustzijnseffect

een rol kunnen spelen, waarbij mensen die bewust bezig zijn met hun pensioen ook tot

het inzicht kunnen komen dat zij in aanvulling op het tweede pijler pensioen een

voorziening in de derde pijler willen treffen.

Page 37: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 35/51

4 Financiële ervaringen van nabestaanden

In de periode 4-12 september 2014 zijn 15 telefonische diepte-interviews gehouden met

nabestaanden, meer specifiek met personen jonger dan 65 jaar die hun partner verloren.

De interviews gingen voornamelijk in op de financiële consequenties en financiële

ervaringen en beslissingen die nabestaanden hadden na het overlijden van hun partner.

Zo goed mogelijk is geprobeerd een gespreide steekproef samen te stellen van

nabestaanden om zo alle facetten in beeld te krijgen. Voor meer informatie over

samenstelling van de steekproef en procedure wordt verwezen naar Bijlage A.2.

De leeftijd van de geïnterviewden op het moment van overlijden van de partner lag

tussen 28 en 63 jaar, met een gemiddelde van 46,3 jaar. Het overlijden van de partner

vond plaats tussen 1995 en 2014. Bij de jongere stellen was het overlijden in de meeste

gevallen plotseling (bijv. een hartstilstand), bij de ouderen kwam een langduriger

ziekbed vaker voor. De oorzaak voor overlijden waren heel divers, variërend van

hartstilstand, kanker, een immuunziekte, ALS, tot alcoholisme en zelfs moord.

Er werden 10 vrouwen en 5 mannen geïnterviewd. Van de geïnterviewden had ruim de

helft (8 personen) minderjarige kinderen op het moment van overlijden van de partner.

Daarbij ontvingen 9 van de geïnterviewden na het overlijden van hun partner Anw.

Daarvan zijn er zes die dat hebben vanwege het feit dat zij minderjarige kinderen

hebben, een vanwege arbeidsongeschiktheid (plus minderjarig kind) en twee omdat zij

voor 1950 zijn geboren. De geïnterviewde die arbeidsongeschikt is, had ten tijden van

het overlijden van haar partner nog een minderjarig kind, maar inmiddels niet meer.

Onder de negen Anw-ers zijn 5 vrouwen en 4 mannen.

4.1 Inkomensbronnen uit de drie pijlers

4.1.1 Algemene nabestaandenwet

Van de 15 geïnterviewden ontving de meerderheid (9 personen) een uitkering uit de Anw

in de periode na het overlijden van de partner17. Vrijwel alle nabestaanden waren na het

overlijden wel op de hoogte geraakt van de Anw. Een aantal had meteen door dat zij niet

aan de voorwaarden voldeden en dienden geen aanvraag in, een aantal anderen deed

dat wel en kreeg alsnog te horen dat ze geen recht hadden op een Anw-uitkering. Een

geïnterviewde diende niet in en bleek er achteraf toch wel recht op te hebben. Deze

persoon kreeg na anderhalf jaar alsnog Anw en met terugwerkende kracht werd de

gemiste uitkering uitbetaald. Van degenen die een afwijzing kregen op hun aanvraag,

was bij de meesten geen bitterheid of onvrede te bemerken. Enkel mensen die wat ouder

waren gaven aan dat het verschil tussen geboren zijn net voor 1 januari 1950 of erna wel

erg groot is en dat dit voor de financiële situatie grote consequenties heeft. Over de

uitvoering van de Anw zijn de meesten alleszins tevreden. Slechts een persoon gaf aan

na afloop een correctie te hebben ontvangen en een deel van de uitkering te hebben

17 Aan deze verhouding moeten geen conclusies worden verbonden, aangezien bij het samenstellen van de steekproef bewust is nagestreefd om minimaal de helft van de interviews te hebben met nabestaanden met Anw.

Page 38: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 36/51

moeten terugbetalen (vanwege hogere looninkomsten); de persoon gaf aan dat dit

buiten de eigen schuld was, maar desalniettemin toch gewoon betaald te hebben.

Van de geïnterviewden met minderjarige kinderen is er slechts een die geen Anw

ontvangt vanwege een te hoog inkomen. Van de negen mensen die Anw ontvingen na

het overlijden, ontvangen 7 personen dat nog steeds. Bij de persoon die het niet meer

ontvangen, is hernieuwd samenwonen en meerderjarig worden van het jongste kind de

reden.

Van de 9 geïnterviewden die Anw ontvingen, kregen er vier geen volledige uitkering

vanwege looninkomsten uit arbeid. Ongeveer de helft van de geïnterviewden die na het

overlijden van de partner een ANW-uitkering ontvingen, werken dus naast hun uitkering

(Zie verder 4.2.1 arbeidspositie).

De meeste nabestaanden wisten (voordat hun partner overleed) wel dat er zoiets

bestond als Anw, maar de precieze voorwaarden waren de meesten niet bekend. Dit is

conform de bevindingen onder stellen (hoofdstuk 3).

4.1.2 Voorzieningen uit de tweede pijler

Vrijwel alle geïnterviewden ontvingen nabestaandenpensioen vanuit een of meerdere

pensioenregelingen van de partner. Daarbij valt op dat de hoogte van het bedrag sterk

varieert. Waar het voor de een slechts enkele tientjes betreft, is het voor de ander een

bedrag van €1.500 of meer per maand. De helft ontvangt €300 of minder per maand.

Een deel van de nabestaanden viel het pensioen qua hoogte sterk tegen, maar er waren

ook personen die zeer positief verrast waren. In het geval een dienstverband lange tijd

geleden was verbroken (bijvoorbeeld vrouwen die na enkele jaren werken het

arbeidsproces verlieten), was de achterblijvende partner zich soms zelfs niet bewust van

het bestaan van een nabestaandenpensioen. Slechts een deel had zich er voorafgaand

aan het overlijden van de partner in verdiept, maar meestal pas gedurende het ziekbed

van de partner als hier sprake van was. De meeste nabestaanden hadden wel het besef

dat er een recht op nabestaandenpensioen bestond in geval van overlijden van de

partner, maar hadden daarbij geen beeld van de hoogte van het pensioen.

De grote verschillen in de hoogte van het nabestaandenpensioen tussen de

nabestaanden hangen allereerst samen met inkomensverschillen: bij een hoger loon

wordt meer pensioen opgebouwd. Een tweede factor is de betreffende pensioenregeling

waaronder pensioen is opgebouwd. Bij personen bij wie het pensioen achteraf blijkt

tegen te vallen is er in veel gevallen sprake van een verbroken dienstverband (starten

eigen bedrijf, arbeidsongeschikt geworden) of wisselend dienstverband (met opbouw bij

verschillende fondsen/verzekeraars). Soms kan hierdoor het nabestaandenpensioen lager

zijn dan men verwachtte. Ook het bestaan van een ex-partner (tweede huwelijk) heeft

een negatieve impact op de hoogte van het ontvangen nabestaandenpensioen, vanwege

gedeelde rechten. Een voorbeeld dat we aantroffen was een geïnterviewde wiens partner

bij meer dan vijf pensioenfondsen had opgebouwd, waarbij de ex-partner ook nog recht

op een deel van het pensioen had; wat resulteerde was een lappendeken van kleine

rechten.

Page 39: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 37/51

Pensioenfondsen en –verzekeraars nemen doorgaans contact op met de partner van de

overleden deelnemer. Wij troffen nauwelijks situaties aan waarbij de nabestaanden pas

laat of niet over het tweede pijlerpensioen konden beschikken. Bij een geïnterviewde

kwam er pas na ruim twee jaar pensioen vrij uit een buitenlandse pensioenregeling

(partner had in buitenland gewerkt), waarvan de geïnterviewde geen weet had. Ook in

dit geval was het pensioenfonds actief op zoek gegaan naar nabestaanden nadat het

overlijden van de pensioendeelnemer bekend was geworden.

Wat een aantal keer voorkwam in zowel de tweede als derde pijler is dat de

pensioenverzekeraar of het pensioenfonds aanbood om het pensioen of de lijfrente om te

zetten in een eenmalige uitkering. Als de nabestaande daarmee akkoord ging werd

hem/haar eenmalig een geldbedrag uitgekeerd, maar vervielen daarmee alle rechten op

uitkeringen in de toekomst. Verschillende nabestaanden maakte gebruik van een

dergelijk aanbod; waar de een dit als een “goede deal” beschouwde, verklaarde een

ander er spijt van te hebben (omdat het geld inmiddels op was). Hoewel dergelijke

aanbiedingen enkel bij kleine polissen worden gedaan18, moet er wel rekening mee

worden gehouden dat sommige nabestaanden te maken hebben met veel verschillende

kleine polissen of niets anders hebben dan een klein nabestaandenpensioen. Er kan zo

een situatie ontstaan waarin het nabestaandenpensioen niet voor een continue

inkomensaanvulling zorgt.

Één nabestaande ontvangt een uitkering vanuit een Anw-hiaat verzekering die haar

partner had gesloten. Deze verzekering was heel bewust gesloten, omdat de respondent

lichamelijke problemen had waardoor ze niet kon werken maar nooit formeel afgekeurd

was. Deze nabestaande loopt tegen het voor haar grote probleem aan dat deze

verzekering stopt wanneer zij 65 jaar is, terwijl ze dan nog geen recht heeft op een

AOW-uitkering. Doordat de private verzekering zich niet aanpaste aan de veranderde

pensioengerechtigde leeftijd (zoals sociale verzekeringen als de Anw wel doen), valt er

voor deze persoon een groot financieel gat dat moeilijk te dichten valt. Op het moment

dat de AOW-leeftijd werd verhoogd, kenden lopende uitkeringen op grond van private

verzekeringen veelal een contractuele eindleeftijd van 65 jaar. De premies en

reserveringen waren op die eindleeftijd gebaseerd. In die gevallen kan door de hogere

AOW-leeftijd een inkomensgat ontstaan. Wanneer de nabestaande een uitkering heeft

vanuit een Anw-hiaat verzekering op 1 januari 2013 en deze loopt af op 65-jarige leeftijd

in de periode tussen 1 januari 2013 en 31 december 2018 dan komt deze nabestaande

mogelijk in aanmerking voor de overbruggingsuitkering AOW. Deze uitkering voorziet in

een overbruggingsuitkering tussen de 65e verjaardag tot de dag waarop de AOW ingaat.

Hiervoor gelden een aantal voorwaarden zoals een inkomens- en vermogenstoets.

4.1.3 Voorzieningen uit de derde pijler

De meerderheid van de nabestaanden (9 van 15) hadden een voorziening in de derde

pijler waaruit na overlijden van de partner geld werd ontvangen. De financiële omvang

van de uitkering varieert echter zeer sterk. Sommige nabestaanden ontvangen geld uit

een kapitaalverzekering waarbij ze aangeven dat dit amper voldoende was om de

18 Pensioenuitvoerders hebben het recht om kleine pensioenen af te kopen. Met een klein pensioen

wordt een pensioen bedoeld dat minder bedraagt dan de wettelijke afkoopgrens. Deze grens wordt jaarlijks vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en bedraagt voor het jaar 2014 €458,06 bruto per jaar.

Page 40: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 38/51

uitvaart te bekostigen, anderen kunnen hiermee in één klap de hele hypotheek aflossen.

Over de afhandeling zijn de nabestaanden vrijwel altijd tevreden. Bij een persoon blijkt

de verzekering echter niet uit te keren na het overlijden van de partner. Het gaat om een

nabestaande wiens partner is vermoord, terwijl de verzekering minder dan een jaar

geleden was gesloten.

Bij nadere uitsplitsing van het type verzekering (overlijdensrisicoverzekering met

hypotheek, overlijdensrisicoverzekering zonder hypotheek, en andere levensverzekering)

blijkt dat een overlijdensrisicoverzekering gesloten in combinatie met een hypotheek het

meest voorkomt. Het uitgekeerde bedrag werd echter niet altijd gebruikt om de

hypotheek af te lossen. Zo geeft een aantal personen aan dat de hypotheek inmiddels al

was afgelost of dat het huis inmiddels is verkocht maar dat verzekering nog doorliep. Bij

enkele anderen is er sprake van oververzekering, in de zin dat men meer verzekerde dan

voor de hypotheekverstrekker vereist was. Het verzekerd bedrag is bij dit type

verzekeringen doorgaans €50.000 of meer en de verzekering keert in een keer uit.

Daarnaast hebben twee nabestaanden een overlijdensrisicoverzekering gehad los van

een hypotheek en deze keert bij beiden periodiek uit. De geïnterviewden zijn in veruit de

meeste gevallen (maar niet altijd) op de hoogte geweest van de verzekering.

Daarnaast waren er vier mensen die geld ontvingen vanuit een andere levensverzekering

(lijfrente of kapitaalverzekering). Het beeld is hier duidelijk anders dan bij de

overlijdensrisicoverzekeringen. Niet iedereen wist dat deze verzekeringen waren

gesloten, het uitgekeerde bedrag was niet altijd conform de verwachtingen en

verzekerden hebben soms beleggingsverliezen gelopen waardoor men een deel van het

ingelegde bedrag is kwijtgeraakt. Het uitgekeerde bedrag ligt ook substantieel lager dan

bij de overlijdensrisicoverzekeringen. Het gaat bij twee van de vier nabestaanden om een

eenmalige uitkering (maximaal €10.000) en bij de andere twee om een periodieke

uitkering gedurende vijf jaar na overlijden.

De redenen om een voorziening in de derde pijler te sluiten zijn divers. De verplichting

vanuit de hypotheekverstrekker is een eerste en belangrijke. Er zijn echter wel mensen

die ook dan zelf bewust nadachten over hoeveel ze willen verzekeren, of ze tweezijdig

willen verzekeren, e.d. Daarnaast worden verzekeringen ook soms uit gewoonte gesloten

(“zoiets hoor je te hebben”) of omdat het hen werd aangeboden (vaak in geval van

levensverzekeringen). Sommige nabestaanden wisten echt niet waarom en wanneer het

product was gesloten, zeker als de keuze bij de partner had gelegen. Niemand heeft nog

geprobeerd iets af te sluiten nadat de partner ziek was. We zijn ook geen situaties tegen

gekomen waarbij een verzekering werd geweigerd of waarbij een premiestijging van

toepassing was.

Een belangrijke bevinding voor de regelingen uit de derde pijler is dat het verhogen van

de AOW-leeftijd grote gevolgen kan hebben voor nabestaanden die financieel afhankelijk

zijn van een dergelijke voorziening. De gesloten producten (lijfrente, Anw-hiaat,

overlijdensrisicoverzekering) zijn vaak zo samengesteld dat zij meestal minder (of niet

meer) uitkeren als de leeftijd van 65 jaar is bereikt. Daarbij is het idee dat dan de AOW-

gerechtigde leeftijd werd bereikt. Het gat wat voor deze mensen ontstaat (op dit moment

maximaal twee jaar), brengt hen in sommige gevallen in grote problemen. Het Verbond

heeft indertijd wel aan verzekeraars geadviseerd om hierover te adviseren en mogelijke

Page 41: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 39/51

acties aan te dragen, maar het niet zeker of dat bij de betreffende geïnterviewden is

gebeurd.

Een andere bevinding is dat verzekeringsmaatschappijen aan nabestaanden aanbieden

om kleine lijfrentes en pensioenen in één keer te laten uitkeren. Dit werd reeds in 4.1.2

bij de tweede pijler besproken.

4.2 De inkomens- en arbeidspositie van nabestaanden

4.2.1 Arbeidspositie

Qua arbeidssituatie geldt dat het merendeel van de nabestaanden gewoon blijft doen wat

men al deed voordat de partner overleed: voltijd werken, in deeltijd werken, dan wel niet

werken. Slechts een enkeling vergroot de deeltijdfactor van de deeltijdbaan. Mensen die

voltijds werken blijven dat veelal ook doen. Een uitzondering daarop zijn drie

geïnterviewde mannen die alleen achter blijven met minderjarige kinderen, zij zijn

(tijdelijk) teruggegaan naar een kortere werkweek vanwege zorgtaken. Ook is er een

nabestaande (zonder Anw) die financieel goed achterblijft (uitkeringen uit tweede en

derde pijler) en mede daarom een carrièreswitch maakt en een nieuwe opleiding gaat

doen. Daarnaast treffen we twee personen aan die minder zijn gaan werken, omdat ze

zich dat na het overlijden van de partner konden veroorloven. Alles overziend, zijn er 9

personen die na overlijden van partner ongeveer hetzelfde bleven doen en 6 personen

die minder zijn gaan werken of zijn gestopt met werken.

Voor nabestaanden met jonge kinderen zijn de kosten van kinderopvang een terugkerend

onderwerp. Wij hebben geen nabestaanden aangetroffen die het opvoeden van

minderjarige kinderen combineerden met een voltijdsbaan. Kinderopvangkosten leggen

een zwaar beslag op het inkomen van veel nabestaanden met jonge kinderen. Aangezien

twee derde van de inkomsten worden gekort op de Anw (boven €747,60) en er daar

bovenop nog kinderopvangkosten kunnen bestaan, wordt door de respondenten ervaren

dat men er financieel niet altijd (veel) op vooruit gaat ten opzichte van een situatie van

Anw zonder deeltijdbaan. Ook als men meer gaat werken (grotere deeltijdfactor), gaat

het inkomen omhoog maar de opvangkosten ook, terwijl het percentage dat men

terugkrijgt middels kinderopvangtoeslag afneemt; men ervaart er dan op achteruit te

gaan. Lang niet alle nabestaanden met kinderen die werken maken een puur financiële

afweging. Sommigen geven aan zichzelf veel te jong te vinden om niet weer verder te

gaan (en in de Anw blijven). Anderen maken juist bewust de keuze om minder of niet

meer te werken, omwille van de zorg voor de kinderen (“die al een van hun ouders kwijt

zijn”). Sommige mensen met oudere kinderen hebben (inmiddels) geen of minder

opvang nodig en willen dan weer (meer) gaan werken.

Voor mensen zonder arbeidsverleden of een lange onderbreking blijkt het moeilijk om

weer aan de slag te gaan. Sommige niet-werkenden hebben wel pogingen gedaan, maar

zeker als men wat ouder is blijkt het moeilijk (ook al heeft men wel een langdurig

arbeidsverleden). Een geïnterviewde geeft aan de regelgeving niet goed doordacht te

vinden, omdat de Anw ineens stopt als het jongste kind 18 jaar is, maar er niet echt is

nagedacht aan re-integratie. We zijn geen nabestaanden tegengekomen die gebruik

hebben gemaakt van re-integratie vanuit de overheid.

Page 42: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 40/51

Van de 9 Anw-ers die geïnterviewd zijn, werkt ongeveer de helft. Wat opvalt, is dat

sommige Anw-ers (bijna) voltijds werken en toch nog Anw ontvangen. Er zijn dus

nabestaanden die niet uit de Anw komen, omdat ze aan hun inkomensgrens zitten. De

inkomensgrens voor de Anw ligt op ongeveer €2.400 bruto per maand, hetgeen ongeveer

gelijk is aan een modaal inkomen.

4.2.2 Inkomenspositie

De verandering in inkomen verschilt sterk tussen nabestaanden. Samenvattend geeft

ongeveer een derde aan er financieel op achteruit te zijn gegaan, is voor een derde de

situatie ongeveer gelijk en geeft een derde aan erop vooruit te zijn gegaan. Of men al

dan niet Anw ontvangt is daarbij geen bepalende factor. Veel eerder gaat het erom welke

bedragen er vrij komen via de tweede en derde pijler. Een combinatie van Anw met een

hoge uitkering uit de tweede en derde pijler kan tot een sterke stijging in het inkomen

leiden. Maar iemand zonder een tweede en derde pijler pensioen ervaart bijna altijd een

inkomensachteruitgang die niet kan worden gecompenseerd door Anw of meer werken.

Het kunnen blijven wonen in het huidige huis is voor veel nabestaanden een belangrijk

thema. Nabestaanden geven aan dat het moeten verhuizen na je partner te hebben

verloren, de situatie aanzienlijk ingrijpender maakt. Sommige nabestaanden vragen zich

daarom niet zozeer af of ze rond kunnen komen, als wel of ze in hun huidige huis kunnen

blijven wonen. Zeker voor nabestaanden die in een koophuis wonen en de hypotheek

soms al (vrijwel) volledig is afbetaald, speelt dit sterk.

4.3 Ervaringen wanneer terugkijkend

Lang niet ieder stel was vooraf bezig met de financiële gevolgen van mogelijk overlijden

van een van twee. Samenvattend kunnen we stellen dat we drie stellen aantroffen die

bewust bezig zijn geweest met financiële gevolgen van overlijden van een van de

partners en het al dan niet sluiten van voorzieningen. Bij twee stellen is slechts een van

de partners er bewust mee bezig geweest (waarbij de ander niet goed op de hoogte was)

en bij de overige tien kunnen we stellen dat ze er niet of beperkt mee bezig zijn geweest.

In sommige gevallen zijn er wel wat zaken op een rijtje gezet toen een van de partners

ziek was, maar op dat moment werd er eigenlijk nog door niemand financiële

beslissingen gemaakt of voorzieningen getroffen.

Voor de tien stellen die zich niet heel bewust bezig hielden met een mogelijk overlijden

valt op dat bij hen veelal het financiële totaaloverzicht ontbreekt en dat men geen

volledig inzicht heeft in de hoogte van ieder van de voorzieningen in eerste, tweede en

derde pijler. In de eerste plaats kwamen wij regelmatig tegen dat een van de

geïnterviewde een van de drie pijlers over het hoofd had gezien. Zo was deze

nabestaande zich er niet van bewust dat hij naast nabestaandenpensioen en

overlijdensrisicoverzekering ook recht had op Anw (waardoor hij er financieel veel beter

voor bleek te staan dan gedacht). Ook kwam het regelmatig voor dat iemand geen

kennis had van het bestaan van nabestaandenpensioen (bijvoorbeeld als de partner

inmiddels niet meer werkte) of dat nooit duidelijk werd waar een bepaalde

levensverzekering vandaan kwam.

Page 43: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 41/51

Waar mensen wel wisten dat er voorzieningen waren, wist men niet hoe hoog de te

ontvangen uitkeringen en bedragen zouden zijn. Van de hoogte en voorwaarden van de

Anw hadden de meeste mensen geen kennis. Dat geldt vooral voor jongere

nabestaanden, ouderen hebben soms al informatie via kennissen of familie die Anw

ontvangen. De kennis van het nabestaandenpensioen is zeer beperkt, sommige

nabestaanden maken hier ook kritische inschattingsfouten. Zo gaat een nabestaande uit

van het bedrag dat haar echtgenoot zou ontvangen, maar daarbij ging ze uit van het

pensioen inclusief de AOW (waar een jongere nabestaande geen recht op heeft).

Sommige mensen hebben een ruw idee van nabestaandenvoorzieningen en -uitkeringen

dat totaal niet strookt met het inkomen dat ze daadwerkelijk krijgen. Dit kan zowel veel

hoger als veel lager uitvallen (de afwijking kan soms honderden euro’s zijn). In het geval

van de derde pijler bestaat in de overlijdensrisicoverzekering het beste inzicht; waar men

recht op heeft wat betreft levensverzekeringen is in veel gevallen niet echt helder voor

geïnterviewden.

Terugkijkend geven verschillende geïnterviewden aan dat ze achteraf gezien hun zaken

beter op een rijtje hadden moeten zetten. Een aantal geeft aan in dat geval

waarschijnlijk toch (ook) een overlijdensrisicoverzekering te hebben gesloten. Een

persoon geeft aan dat het wel verstandig is om een overlijdensrisicoverzekering te

sluiten, maar dat dit met een gezin toch een extra kostenpost is en dit gewoonweg niet

altijd financieel mogelijk is. Een nabestaande geeft aan dat met het Uniform

Pensioenoverzicht (UPO) zaken veel inzichtelijker zijn geworden wat betreft de tweede

pijler, maar dat dat vroeger nog niet zo was. Een andere nabestaande betoogt dat het

hebben van twee loopbanen in wezen ook een vorm is van nabestaandenverzekering, op

die manier kan de achterblijvende partner zich altijd wel weer redden.

Aan nabestaanden is ook gevraagd hoe zij de nasleep van het overlijden van hun partner

hebben ervaren. Daarbij geven veel nabestaanden aan dat er plotseling heel veel

geregeld moet worden. Denk aan zaken als stoppen van verzekeringen, wijzigen van

gemeentelijke belastingen, aanpassen voorschot water en elektriciteit. Een nabestaande

raadt anderen aan hier goed op te letten, omdat hiermee veel geld kan worden bespaard.

Daarnaast zijn er geïnterviewden die met meer complexe aangelegenheden worden

geconfronteerd, zoals ontmantelen van een bedrijf of een rechtszaak. Sommigen geven

aan in de periode na het overlijden van hun partner heel scherp te zijn geweest (de rouw

kwam daarna), maar anderen zijn op dat moment overmand door alles wat moet worden

geregeld en besloten. Verschillende mensen hebben hulp gehad bij het afhandelen van

zaken. Soms is dat via professionele dienstverlening (financiële planner,

verzekeringspersoon), maar in andere gevallen ook mensen uit de sociale omgeving

(familie, kennis, collega, buren, kerk). Een persoon geeft aan dat ze achteraf meer

ondersteuning nodig had, maar daar niet op tijd om heeft gevraagd. Een ander (man,

twee jonge kinderen) geeft aan veel hulp te hebben gehad van de thuiszorg (waar zijn

vrouw eerder werkte) en dat het zinvol is om een professional te hebben die controleert

of alles in huis goed verloopt en ondersteuning biedt bij nieuwe vaardigheden.

Samenvattend zijn veel nabestaanden prima in staat om zelf en met hulp van de naaste

omgeving alles op de rit te krijgen, maar er zijn ook mensen die behoefte hebben aan

meer praktische ondersteuning.

Page 44: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 42/51

5 Samenvatting en synthese

In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van het onderzoek, dit gebeurt

hoofdzakelijk per deelonderzoek. Ten slotte volgen er een aantal aandachtspunten wat

betreft de relatie tussen de drie pijlers.

Voor meer uitleg van de gehanteerde verzekeringstermen zie Box 2.1.

5.1 Mogelijkheden tot verzekering in de tweede en derde pijler

Er bestaat een competitieve markt voor overlijdensrisicoverzekeringen met een groot

aantal aanbieders en voldoende prijsconcurrentie. Overlijdensrisicoverzekeringen kunnen

worden gesloten met eenmalige uitkering bij overlijden, maar ook met periodieke

uitkering gedurende een bepaalde periode (of tot het bereiken van een bepaalde leeftijd).

Het eerste type wordt vaak gesloten in combinatie met een hypotheek en het tweede

type leent zich beter voor een nabestaandenvoorziening. De premies zijn sterk

afhankelijk van de leeftijd bij sluiten en de looptijd van de verzekering. Dit komt omdat

de sterftekans toeneemt met de leeftijd. Daarnaast spelen medische kenmerken in

toenemende mate een rol bij het vaststellen van de hoogte van de premie, bijvoorbeeld

of men rookt of een verhoogd BMI heeft.

Een andere mogelijkheid om nabestaanden financieel goed achter te laten is het sluiten

van een andersoortige levensverzekering met nabestaandendekking. Uit de interviews

blijkt dat de markt voor levensverzekeringen in de laatste jaren sterk is veranderd door

de mogelijkheid van banksparen. Op dit moment wordt de markt voor lijfrentes

gedomineerd door bancaire lijfrentes. Bancaire lijfrentes keren altijd uit aan

nabestaanden, maar de duur is beperkt (de duur van de periode ligt vast, uitbetaling kan

ophouden voor overlijden). Lijfrentes bij een verzekeraar enkel als er een aanvullende

verzekering is gesloten (een zogenaamde contraverzekering), daar staat tegenover dat

de uitkering levenslang is.

Bij het sluiten van een overlijdensrisicoverzekering of andere levensverzekering dient een

gezondheidsverklaring te worden ingevuld. Afhankelijk hiervan en van de hoogte van het

verzekerd bedrag wordt een medische keuring uitgevoerd. Voor aanvragen met een

verhoogd medisch risico is herverzekering bij “De Hoop” mogelijk, waardoor

levensverzekeringen zo goed mogelijk toegankelijk worden gemaakt. Uiteindelijk blijken

naar schatting 0,4% van de aanvragen te worden geweigerd. Daarbij dient opgemerkt te

worden dat mensen met medische klachten soms al niet (meer) overwegen om een

aanvraag te doen.

Veel verzekeringen worden via een verzekeringsadviseur gesloten, maar in toenemende

mate gebeurt dit ook via tussenpersonen op het internet (zoals de Independer) en direct

writing (rechtstreeks bij verzekeraar). Op dit moment is ongeveer twee derde van de

lopende overlijdensrisicoverzekeringen en levensverzekeringen via het fysieke

tussenkanaal gesloten, maar voor nieuwe productie ligt dit waarschijnlijk lager.

Verzekeraars hebben zich met hun marketing lange tijd vooral op het tussenkanaal

gericht. Met het provisieverbod en het toenemend belang van het internetkanaal worden

Page 45: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 43/51

marketing op de eindconsument belangrijker. Deze marketing is in ontwikkeling met als

belangrijke doelstelling om bij eindconsumenten bewustzijn te creëren voor financiële

gevolgen van overlijden voor of van de partner.

Als iemand in loondienst werkt, bouwt hij in de meeste gevallen verplicht pensioen op via

een pensioenfonds of pensioenverzekeraar. Vrijwel alle pensioenregelingen voorzien in

een nabestaandenregeling: als de partner komt te overlijden, dan is voorzien in een

financiële regeling voor de achterblijvende partner. Bij overlijden tijdens deelneming

wordt het partnerpensioen vaak afgeleid van het bereikbaar ouderdomspensioen.

Pensioenregelingen met partnerpensioen op opbouwbasis keren ook uit als de partner uit

dienst is (geen pensioen meer opbouwt), bij pensioenregelingen op risicobasis vervalt het

partnerpensioen als men uit dienst treedt, tenzij er een omzetting plaatsvindt van een

deel van het ouderdomspensioen.

Er zijn verschillende redenen waarom een nabestaandenregeling soms niet heel veel

inkomen genereert voor de nabestaanden:

- Laag of middelhoog inkomen dat weinig boven de franchise uitkomt.

- Verschillende partners (scheiding en hertrouwen)

- In geval van uitdiensttreding waarbij men daarna niet tot een andere

pensioenregeling toetreedt (bijv. zelfstandigen). Bij pensioenopbouw op

risicobasis vervalt het recht op partnerpensioen, bij partnerpensioen op

opbouwbasis geldt dat enkel de jaren waarin is opgebouwd nog mee tellen voor

het vaststellen van de hoogte van het partnerpensioen.

5.2 De markt voor overlijdensrisicoverzekeringen:

consumentenkeuzes, consumentenkennis en relatie tussen de

pijlers

Ongeveer 60% van de mensen samenwonend met een partner tussen 25 en 65 jaar

heeft een voorziening in de derde pijler die uitkeert als de partner overlijdt. Een

overlijdensrisicoverzekering in combinatie met een hypotheek komt het meeste voor,

ongeveer de helft van de stellen tussen 25 en 65 jaar heeft een dergelijke verzekering.

Verder heeft 30% van de stellen een zelfstandige levensverzekering of een

levensverzekering met overlijdensdekking. Ruim 40% van de stellen heeft geen enkele

nabestaandenvoorziening in de derde pijler. In algemene zin valt op dat consumenten

meestal wel weten of ze bepaalde verzekeringen hebben gesloten, maar in veel gevallen

niet goed weten wat ze hebben gesloten in termen van productspecificaties.

Het verzekerd bedrag ligt het hoogste voor overlijdensrisicoverzekeringen in combinatie

met een hypotheek, gemiddeld op €116.818 en voor drie kwart van de polissen ligt het

bedrag op €70.000 of meer. Het verzekerde bedrag voor zelfstandige

overlijdensrisicoverzekeringen ligt op €86.000, voor levensverzekeringen op €66.000. De

variatie in de hoogte van het verzekerd bedrag is vrij groot. Bij 80-90% van de polissen

is er sprake van een constante dekking gedurende de looptijd. De looptijd van

verzekeringen is in de meeste gevallen 30 jaar, de gemiddelde looptijd ligt rond 25 jaar.

De gemiddelde leeftijd bij afsluiten van een verzekering ligt tussen 32 en 35 jaar. Voor

een kwart van de overlijdensrisicoverzekeringen zonder hypotheek is een medische

Page 46: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 44/51

keuring vereist, voor levensverzekeringen en overlijdensrisicoverzekeringen in

combinatie met hypotheek ligt dit op ruim 10%.

Het fysieke tussenkanaal, verzekerings- en hypotheekadviseurs, speelt een belangrijke

rol bij het sluiten van overlijdensrisicoverzekeringen en levensverzekeringen. Meer dan

twee derde van de lopende verzekeringen is via het fysieke tussenkanaal gesloten.

Daarnaast spelen tussenpersonen een belangrijke rol als het gaat om het initiëren van

het sluiten van verzekeringen in de derde pijler. Daarnaast zijn mensen met een

hypotheek doorgaans beter verzekerd in de derde pijler, ook als het verzekeringen

betreft die niet direct samenhangen met de hypotheek. Mogelijk spelen

hypotheekadviseurs hier een rol. Juist als men een hypotheek sluit, wordt contact gelegd

met een hypotheekadviseur en ontstaat er dus een klantrelatie.

Daarnaast kunnen veranderingen in de gezinssituatie een aanleiding zijn om een

verzekering in de derde pijler te sluiten; daarbij blijken mensen met kinderen vaker

verzekerd dan mensen zonder kinderen. Ruim een kwart van de personen die niet

verzekerd is, blijkt daar nooit over nagedacht te hebben. Een andere belangrijke reden

om zich niet te verzekeren is dat men inschat het financieel niet nodig te hebben.

Mensen met een hoger inkomen verzekeren zich gemiddeld voor een hoger bedrag dan

lagere inkomensgroepen. De meeste sociaal-demografische kenmerken zoals geslacht,

leeftijd en opleiding spelen nauwelijks een rol bij de beslissing om zich te verzekeren.

Zelfstandigen sluiten niet vaker overlijdensrisicoverzekeringen dan personen in

loondienst. Wel sluiten zij iets vaker een andersoortige levensverzekering, maar het

verschil is niet groot.

De relatie tussen de pijlers is zwak. Dit alles verbaast niet aangezien al werd vastgesteld

dat consumenten niet goed weten voor welk bedrag ze precies zijn verzekerd in de derde

pijler. Daarnaast hebben veel mensen wel van de Anw gehoord, maar weet men niet

precies wat het inhoudt en wat de voorwaarden zijn. Ook verzekeringstussenpersonen

blijken de Anw niet altijd mee te nemen in hun financieel advies, waarbij een rol speelt

dat zij inhoudelijk niet goed op de hoogte zijn van de regeling. Ook heeft de wijziging in

de Anw van 1996 nagenoeg geen invloed gehad op de verzekeringsmarkt. Verder blijkt

het pensioenbewustzijn in Nederlanders vrij laag, ook personen die geen of weinig

tweede pijler pensioen hebben, treffen mede daarom wellicht niet altijd een voorziening

in de derde pijler.

5.3 De financiële gevolgen van het overlijden van een partner: de

positie van nabestaanden

Uit de 15 diepte-interviews onder nabestaanden is gebleken dat vrijwel alle

nabestaanden die recht hebben op Anw dit ook aanvragen na het overlijden van de

partner. De aanvraag en afhandeling van de Anw wordt als prettig ervaren. De meeste

nabestaanden kenden vooraf de Anw als verzekering, maar hadden geen kennis van

voorwaarden en bedragen. Dit is in lijn met de bevindingen in het onderzoek onder

stellen.

De meeste nabestaanden hebben recht op nabestaandenpensioen vanuit de tweede

pijler. De hoogte van het pensioen varieert echter sterk tussen nabestaanden, zoals ook

Page 47: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 45/51

al uit de interviews onder experts naar voren kwam. Dit hangt samen met de hoogte van

het salaris van de overleden partner, de inhoud van de pensioenregeling, onderbrekingen

in het dienstverband, echtscheiding, e.d. Men weet veelal wel dat er een recht op

nabestaandenpensioen bestaat, maar over de hoogte van het te ontvangen bedrag

bestaan sterke mispercepties.

Daarnaast hebben de meeste respondenten recht op een uitkering vanuit een

verzekering in de derde pijler, maar ook hier varieert de hoogte van uitkeringen tussen

nabestaanden sterk (van enkele honderden euro’s tot meer dan €200.000). Een

overlijdensrisicoverzekering in combinatie met een hypotheek komt het meest voor en

levert nabestaanden gemiddeld het meeste op. Nabestaanden zijn meestal wel op de

hoogte van gesloten overlijdensrisicoverzekeringen, maar de kennis van overige gesloten

levensverzekeringen is een stuk slechter. Over de afhandeling van zowel de tweede als

derde pijler voorzieningen is men vrijwel altijd tevreden. Soms bieden verzekeraars aan

om periodieke uitkeringen (zoals lijfrente of pensioen) om te zetten in een eenmalige

uitkering waarbij toekomstige rechten vervallen.

De arbeidspositie van nabestaanden is doorgaans dezelfde als men voor het overlijden

van de partner had. Waar sommige nabestaanden minder gaan werken of stoppen,

troffen wij nauwelijks nabestaanden aan die na het overlijden van hun partner meer zijn

gaan werken. Van de geïnterviewde Anw-ers werkte ongeveer de helft. Er zijn daarbij

nabestaanden die vrijwel voltijd werken en daarnaast ook nog Anw ontvangen, omdat zij

een beneden modaal inkomen hebben. De geïnterviewde nabestaanden met jonge

kinderen werken geen van allen voltijds, kinderopvangkosten zijn daar gedeeltelijk debet

aan.

Ongeveer een derde gaat er na overlijden van de partner financieel op achteruit, voor

een derde blijft de situatie per saldo ongeveer gelijk en een derde meldt een vooruitgang

in de financiële situatie. Niet zozeer het al dan niet ontvangen van Anw is hierbij

bepalend, als wel de voorzieningen die men heeft in de tweede en derde pijler. Wel heeft

de grens van 1 januari 1950 grote gevolgen voor nabestaanden die net voor of net na

deze datum geboren zijn – het maakt in veel geval het verschil tussen wel of geen Anw-

uitkering.

De meeste nabestaanden zijn voor het (ziek worden en) overlijden niet bewust bezig

geweest met de financiële gevolgen van het overlijden van de partner. Echter, in het

geval van bewust gesloten regelingen in de derde pijler lopen sommige nabestaanden

aan tegen een financieel gat, omdat hun verzekering is uitgegaan van het bereiken van

de AOW-gerechtige leeftijd bij 65 jaar. Het Verbond van Verzekeraars heeft haar leden in

november 2012 geadviseerd om in ieder geval 60- tot 65-jarige nabestaanden met een

lopende uitkering expliciet en persoonlijk te informeren over het inkomenshiaat door de

AOW-leeftijdsverhoging en welke actie zij hierop zouden kunnen ondernemen. In de

tweede pijler hebben sommige Anw-hiaatregelingen zich aangepast aan de nieuwe AOW-

gerechtigde leeftijd voor nieuwe en soms ook voor bestaande gevallen.

Page 48: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 46/51

5.4 Relatie tussen de pijlers: aandachtspunten

Er is een goed ontwikkelde verzekeringsmarkt voor overlijdensrisicoverzekeringen en

levensverzekeringen. Deze is voor vrijwel iedereen toegankelijk. Wel kunnen premies

toenemen als de sterftekans hoger ligt en ook medische screening wordt steeds

belangrijker. Ongeveer 0,4% van de aanvragen wordt afgewezen ondanks het bestaan

van de herverzekeringsmaatschappij “de Hoop”. Daarnaast blijken mensen in het geval

er medische problemen ontstaan, het sluiten van een overlijdensrisicoverzekering vaak

niet meer te overwegen.

De verzekeringen in de derde pijler (en opties in de tweede pijler) stellen mensen in

staat om een verzekering te sluiten die de Anw nabootst (bijv. een Anw-

hiaatverzekering). Sommige pensioenregelingen bieden standaard een Anw-compensatie

voor mensen die bij overlijden van de partner geen recht hebben op Anw, maar dat is

lang niet altijd zo.

De kennis van regelingen in de eerste en tweede pijler is beperkt zowel onder

consumenten als tussenpersonen. Bij verandering van de Anw valt daarom niet te

verwachten dat mensen sterk reageren door zich beter te verzekeren in de derde pijler.

Tussenpersonen zouden hier een rol kunnen spelen, maar in praktijk blijken niet alle

verzekeringstussenpersonen goed op de hoogte van de voorwaarden van de Anw.

Daarnaast neemt het belang van tussenpersonen af en zal het initiatief tot verzekering

steeds meer bij de eindconsument komen te liggen.

Bewustzijn van de mogelijkheid van overlijden van de partner en de gevolgen daarvan

zijn een kritieke factor bij het sluiten van verzekeringen in de derde pijler. Zelfs als er

mispercepties bestaan over rechten in de eerste en tweede pijler, kan een bewuste

houding ertoe bijdragen dat men eerder geneigd is om een verzekering in de derde pijler

te sluiten. Het hebben van kinderen, ernstige gebeurtenissen in de omgeving, maar ook

het sluiten van een hypotheek kunnen aan een verhoogd bewustzijn bijdragen, zo blijkt

uit de survey onder stellen de interviews met nabestaanden.

Zelfstandigen hebben in veel gevallen minder of geen pensioen in de tweede pijler, maar

dit vertaalt zich nauwelijks in een betere verzekeringspositie in de derde pijler.

Zelfstandigen sluiten iets vaker levensverzekeringen af, maar dat geldt niet voor

overlijdensrisicoverzekeringen.

De Anw-uitkering is voor een bepaalde groep mensen zeer belangrijk om in het eigen

bestaan te kunnen voorzien, voornamelijk wanneer men een laag of geen

arbeidsinkomen heeft (met weinig mogelijkheden tot verandering hierin) in combinatie

met weinig of geen aanvulling vanuit tweede en derde pijler. Daarentegen zijn er ook

mensen die een Anw-uitkering ontvangen die aangeven dat financieel niet echt nodig

hebben vanwege uitkeringen in de tweede en derde pijler.

Werken in combinatie met Anw en kinderen wordt door lang niet alle Anw-ers realistisch

geacht. Aangezien twee derde van het verdiende inkomen wordt afgetrokken van de

uitkering (boven €747,60) en er daarnaast opvangkosten voor kinderen moeten worden

gemaakt kan het zo zijn dat het netto-effect van (meer) werken op het inkomen klein is,

of in ieder geval als klein wordt beschouwd. In algemene zin zien we dat nabestaanden

Page 49: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 47/51

nauwelijks meer gaan werken na het overlijden van de partner, soms geven

nabestaanden aan dat dat financieel eenvoudigweg niet nodig is. Oudere nabestaanden

en mensen die lang uit het arbeidsproces zijn geweest, hebben moeite om überhaupt nog

aan het werk te komen. Ten slotte zij opgemerkt dat (bijna) voltijd werken en het

ontvangen van Anw goed samen kunnen gaan, aangezien de inkomensgrens rond het

modaal inkomen ligt.

Samenvattend:

- Er bestaat een goed ontwikkeld verzekeringsaanbod waar stellen een financiële

voorziening kunnen treffen voor het geval een van de partners vroegtijdig

overlijdt. Ook binnen het bancaire kanaal zijn er in toenemende mate

mogelijkheden. Veel consumenten maken gebruik van deze producten, vaak in

het geval er een hypotheek wordt gesloten. De markt is goed toegankelijk, mede

door het bestaan van herverzekeringsmaatschappij “De Hoop”.

- Stellen zijn beperkt bezig met de financiële consequenties van een mogelijk

vroegtijdig overlijden van de partner. Dit beperkte bewustzijn blijkt uit interviews

onder nabestaanden, maar ook uit het feit dat veel mensen niet goed weten wat

de financiële producten die zij hebben gesloten precies inhouden. Na overlijden

kunnen de financiële consequenties negatiever of juist positiever uitpakken dan

verwacht. Een beter bewustzijn onder consumenten is belangrijk om de markt in

de derde pijler volwaardig tot ontwikkeling te doen komen.

- Mensen hebben beperkt kennis van de Anw en de voorwaarden waaronder zij er

recht op zouden hebben. Een betere kennis van de Anw bij burgers, maar ook bij

adviserende tussenpersonen is gewenst. Indien een versobering van de Anw zou

plaatsvinden, is dit zeker van belang omdat het dan voor sommige stellen

belangrijker wordt om aanvullende voorzieningen te treffen in de derde pijler.

- De Anw biedt financieel een belangrijk vangnet voor mensen met weinig

voorzieningen in de tweede en derde pijler en een beperkte eigen

verdiencapaciteit. Het gaat in dat geval meestal om mensen met weinig

arbeidsverleden, arbeidsongeschiktheid of jonge kinderen (veel zorgtaken). Het

kunnen blijven wonen in de eigen (koop)woning is daarbij een belangrijk thema,

binnen de Anw zijn de mogelijkheden hiertoe beter dan binnen bijvoorbeeld de

Bijstand.

- Veranderingen in de regelgeving, bijvoorbeeld in de pensioengerechtigde leeftijd

of de voorwaarden van de Anw, kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor

mensen die (bewust) aanvullende voorzieningen hebben getroffen in de derde

pijler. Het is raadzaam om in dit geval stakeholders in de derde pijler (maar ook

de tweede pijler) actief te betrekken om te voorkomen dat er mensen met een

onverwacht financieel gat komen te zitten dat zij zelf niet hadden kunnen

voorzien.

Page 50: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 48/51

A Onderzoeksverantwoording

A.1 Onderzoeksverantwoording eerste deelonderzoek

Lijst geïnterviewde personen

- Prof. Dr. Gerry Dietvorst, Hoogleraar Pensioenrecht en (tot voor kort) Senior

Manager Fiscale Zaken Achmea

- Prof. Dr. Theo Nijman, Scientific Director Netspar (Network for Studies of

Pensions, Aging and Retirement) en F. van Lanschot Hoogleraar Beleggingstheorie

- Kees Kamminga, Strategisch Beleidsadviseur Pensioenen, AEGON Verzekeringen

- Leo Rog, beleidsmedewerkerAEGON Verzekeringen

- Frank van Geel, Achmea /Interpolis, afdeling Nieuw leven

- Wouter Dielissen, Verzekeringsadviseur bij Verberkmoes Assurantiën

(Valkenswaard)

- Stijn Kox, Financieel adviseur bij Blox & Verbeek adviseurs (Eersel)

- Debbie Kwanten, Pensioenjurist bij APG, uitvoeringsorganisatie voor onder meer

ABP en bpfBOUW.

A.2 Onderzoeksverantwoording tweede deelonderzoek

A.2.1 Het LISS Panel

Het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences) is een online panel

dat bestaat uit circa 5.000 huishoudens, waarbinnen 8.000 individuen panellid zijn. Het

LISS panel bestaat sinds 2007 en is speciaal gebouwd voor wetenschappelijk,

maatschappelijk en beleidsrelevant onderzoek. Als basis voor de opbouw heeft het

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een aselecte steekproef van (ruim) 10.000

adressen uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) getrokken. Uiteindelijk is 48%

van de oorspronkelijke steekproef bereid gevonden om deel te nemen aan het panel.

Voor een uitgebreide beschrijving van de wervingsprocedure verwijzen we naar

Scherpenzeel (2009)19. Indien een huishouden niet beschikt over een

breedbandverbinding en/of computer, dan krijgt het van CentERdata de benodigde

apparatuur in bruikleen om deel te kunnen nemen aan het panel. Hierdoor worden ook

consumenten bereikt die normaal gesproken niet aan online panels meedoen.20 De

samenstelling en kwaliteit van het panel heeft de voortdurende aandacht van

CentERdata. De representativiteit van het panel is na de opzet onderzocht en de

resultaten daarvan zijn samengevat in Knoef en De Vos (2009)21. Regelmatig verschijnen

nieuwe rapporten over de representativiteit tijdens de loop van het panel, deze zijn te

vinden op http://www.lissdata.nl. Op dit moment geldt het LISS panel als (een van de)

meest respresentatieve panel, waarbij een kernsterkte is dat respondenten zich niet zelf

19 Zie: http://www.lissdata.nl/assets/uploaded/Sample_and_Recruitment.pdf 20 Leenheer, J. en A.C. Scherpenzeel (2013). Does it pay off to include non-internet households in an internet

panel? International Journal of Internet Science, 8(1). 21 Knoef, M.G. en De Vos, K. (2009). Representativeness in online panels: How far can we reach? Working

paper, CentERdata, Tilburg University.

Page 51: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 49/51

kunnen aanmelden voor het panel (dat kan bij vrijwel ieder ander panel wel) maar

worden uitgenodigd. Mede hierdoor bevat het panel doelgroepen die in vrijwel geen enkel

ander online panel goed zijn vertegenwoordigd.

Panelleden vullen iedere maand vragenlijsten in, een groot deel daarvan komt van

wetenschappelijke onderzoekers die hiervoor aanvragen kunnen doen en de data

gebruiken voor wetenschappelijke publicaties. Verder is er binnen het LISS panel 150

minuten per jaar gereserveerd voor betaald onderzoek. Dit onderzoek dient

maatschappelijk relevante onderwerpen te bestrijken. Het door de Opdrachtgever

gevraagde onderzoek past goed in het door CentERdata beoogde betaalde onderzoek.

Panelleden ontvangen een financiële vergoeding voor hun deelname aan de

vragenlijsten. De vergoedingen worden per kwartaal uitgekeerd. Aangezien personen zich

niet spontaan bij het LISS panel kunnen aanmelden, treedt er geen vertekening op door

zelfselectie van mensen die aan vele panels meedoen om geld te verdienen. Het is onze

ervaring dat het aantal afgebroken vragenlijsten sterk wordt verminderd door de belofte

van een uit te keren vergoeding bij volledige invulling van de vragenlijst. Het respons op

de uitgezette vragenlijsten is doorgaans hoog (75% of hoger).

A.2.2 Steekproefkader en respons

Het steekproefkader van het onderzoek bestaat uit alle leden uit het LISS Panel tussen

25 en 65 jaar die samenleven met een partner. De uiteindelijke steekproef bestaat uit

2300 personen. Daarvan geldt voor 1274 respondenten dat zowel zijzelf als hun partner

de vragenlijst hebben ingevuld (637 stellen). De onderstaande tabellen geven een

overzicht van de sociaal-demografische kenmerken van de steekproef.

Geslacht Aantal Perc.

Man Vrouw

1085 1215

47,2% 52,8%

Leeftijd Aantal Perc.

25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar

55-64 jaar

356 566 651

727

15,5% 24,6% 28,3%

31,6%

Opleidingsniveau Aantal Perc.

Basisonderwijs VMBO HAVO/VWO MBO HBO WO

84 465 201 670 594 275

3,7% 20,3% 8,8% 29,3% 26,0% 12,0%

Huishoudomvang Aantal Perc.

Twee personen Drie personen

Vier personen Vijf of meer pers.

1001 397

636 266

43,5 17,3%

27,7% 11,6%

Computerapparatuur Aantal Perc.

Eigen apparatuur 2257 98,1%

Page 52: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 50/51

SIM-PC van CentERdata 43 1,9%

Etniciteit* Aantal Perc.

Autochtoon Eerste generatie, niet-Nederlandse westerse afkomst Eerste generatie, niet-Nederlandse niet-westerse afkomst

Tweede generatie, niet-Nederlandse westerse afkomst Tweede generatie, niet-Nederlandse niet-westerse afkomst Onbekend

1870 88 104

87 26 125

81,3% 3,8% 4,5%

3,8% 1,1% 5,4%

* Voor een deel van de panelleden is deze informatie niet bekend

A.2.3 Foutieve gegevens en outliers (uitbijters)

Aangezien de materie voor respondenten lastig bleek, is niet uit te sluiten dat er soms

foutieve antwoorden zijn gegeven. Alleen indien antwoordpatronen of outliers

overduidelijk samenhangen met fouten, zijn er aanpassingen gemaakt. Het aantal

aanpassingen is zodoende beperkt gebleven. Alle aanpassingen en verwijderingen in de

oorspronkelijke dataset zijn weergegeven in de onderstaande Box.

Box: Verwijderen en aanpassen van foutieve gegevens en outliers

Identieke overlijdensrisicoverzekering met en zonder hypotheek

In de praktijk lijken respondenten beide typen overlijdensrisicoverzekeringen door elkaar

te halen en daardoor soms dubbel in te vullen. Voor 28 respondenten is de situatie

dusdanig duidelijk dat een aanpassing is gemaakt. Indien er twee maal exact hetzelfde

afsluitjaar plus eenzelfde bedrag of premie wordt opgegeven, wordt ervanuit gegaan dat

het om een dubbel gerapporteerde verzekering gaat. Er wordt dan vanuit gegaan dat het

om een overlijdensrisicoverzekering inclusief hypotheek gaat en de zelfstandige

hypotheekverzekering wordt verwijderd uit de data.

Hele hoge waardes van verzekerd bedrag

In het geval het totaal verzekerd bedrag hoger is dan €1.000.000, dan is de waarde op

“missend” te zijn. Het gaat om 5 gevallen. Ofschoon een verzekerd bedrag van

€1.000.000 in theorie zeker wel mogelijk is

Moment van afsluiten

Als iemand de verzekering heeft gesloten voor 18-jarige leeftijd, dan waarde op missing

zetten.

A.3 Onderzoeksverantwoording derde deelonderzoek

In de periode tussen 4-12 september 2014 zijn 15 interviews afgenomen met

nabestaanden. Deze nabestaanden zijn alle deelnemers aan het LISS Panel. De volgende

personen behoorden tot het steekproefkader:

- Personen tussen 25 en 65 jaar die in de afgelopen 6 jaar via Panelbeheer

aangaven hun partner te hebben verloren (omdat het LISS Panel een

huishoudpanel is, moet altijd worden aangegeven hoe het huishouden precies is

samengesteld zodat alle huishoudleden kunnen worden benaderd voor onderzoek)

en

Page 53: Hier komt de titel · 2020. 7. 9. · 2) levensverzekering (lijfrente of kapitaalverzekering) bij leven met overlijdensdekking. Het aanbod van deze producten3 en de aanwezige varianten,

Verzekering overlijdensrisico 51/51

- Personen tussen 25 en 65 jaar die in de meest recente inkomensvragenlijst

aangaven Anw te ontvangen of nabestaandenpensioen (zodoende werden ook

mensen getraceerd die inmiddels weer samenwoonden of bij wie het overlijden

iets langer geleden had plaatsgevonden)

In totaal voldeden 63 mensen aan een of beide criteria. Aan hen is een brief verstuurd

waarin het onderzoek werd gepresenteerd en werd aangekondigd dat de afdeling

Panelbeheer hun in een van de komende dagen zou benaderen voor deelname.

Vervolgens is zo goed mogelijk een spreiding aangebracht tussen mensen met en zonder

minderjarige kinderen en mensen met en zonder Anw met als doel om ieder van de

combinaties zo goed mogelijk vertegenwoordigd te hebben in de uiteindelijke steekproef.

Bij het benaderen van de 63 personen zijn op deze manier gerichte voorkeuzes gemaakt.

Uiteindelijk waren er ruim voldoende personen bereid om deel te nemen en hoefden niet

alle personen uiteindelijk gebeld te worden om tot voldoende respons te komen.

Tabel A.1 Samenstelling steekproef interviews nabestaanden* Anw Geen Anw

Minderjarige kinderen 7 1

Geen minderjarige kinderen 2 5

* Betreft situatie in nasleep van overlijden, niet de huidige situatie

De interviews vonden telefonisch plaats met behulp van een interviewleidraad die

nabestaanden de mogelijkheid gaf hun verhaal vrij te vertellen. De gemiddelde duur van

het interview was circa 30 minuten.