oriënterend onderzoek varianten vaste mest voorziening ...
-
Upload
hoangthuan -
Category
Documents
-
view
217 -
download
0
Transcript of oriënterend onderzoek varianten vaste mest voorziening ...
ORIËNTEREND ONDERZOEK
VARIANTEN VASTE MEST VOORZIENING
WEIDEVOGELRESERVAAT HOEKSMEER
JPMA Rapportnummer: 20090901
Opdrachtgever: Terreinbeherende organisaties in Fryslân en Groningen,
p/a It Fryske Gea – Postbus 3, 9244 ZN Beetsterzwaag
Auteur: Ing. Bob Jonge Poerink
Foto’s: Ruurd Jelle van der Leij (www.pbase.com/ruurdjellevanderleij) en auteur
Zuurdijk, november 2009
© Niets uit deze rapportage mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Jonge Poerink Milieuadvies Disclaimer: de inhoud van dit document is met uiterste zorg samengesteld. Desondanks wordt de informatie in dit document echter aangeboden zonder enige garantie of waarborg ten aanzien van haar deugdelijkheid en geschiktheid voor een bepaald doel of anderszins. Jonge Poerink Milieuadvies sluit alle aansprakelijkheid uit voor enigerlei directe of indirecte schade, van welke aard dan ook, die voortvloeit uit of in enig opzicht verband houdt met het gebruik van dit document.
JPMA JPMA JPMA JPMA ---- Hoofdweg 46 Hoofdweg 46 Hoofdweg 46 Hoofdweg 46 ---- 9966 VC Zuurdijk 9966 VC Zuurdijk 9966 VC Zuurdijk 9966 VC Zuurdijk –––– teltelteltel.... 0595059505950595----571170 571170 571170 571170 –––– www.jpma.nlwww.jpma.nlwww.jpma.nlwww.jpma.nl ---- [email protected]@[email protected]@jpma.nl
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
1
Inhoudsopgave
1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 2
2. GEBIEDSBESCHRIJVING .................................................................................................................... 3
2.1 Algemeen ................................................................................................................................. 3
2.2 Weidevogels ............................................................................................................................ 5
3. BESCHRIJVING MELKVEEBEDRIJF PACHTER STOL ............................................................................ 7
3.1 Algemeen ................................................................................................................................ 7
3.2 Organische mest ...................................................................................................................... 8
4. VARIANTEN VASTE MEST VOORZIENING ....................................................................................... 12
4. VARIANTEN VASTE MEST VOORZIENING ....................................................................................... 12
4.1 Beschrijving varianten vaste mest voorziening ..................................................................... 12
4.1.1 Potstal voor melkkoeien en jongvee ............................................................................. 12
4.1.2 Potstal voor jongvee en droge koeien ........................................................................... 12
4.1.3 Sleuvenvloer of rubbermatten met mestschuif ............................................................ 13
4.1.4 Mestscheiding ............................................................................................................... 14
4.1.5 Aanvoer vaste mest derden .......................................................................................... 15
4.1.6 Samenvatting evaluatie ................................................................................................. 15
4.2 Kostenschatting ..................................................................................................................... 17
4.2.1. Investeringen ....................................................................................................................... 17
4.2.2. Jaarlijkse kosten grondstoffen en loonwerk ....................................................................... 17
4.2.3 Samenvatting investeringen en jaarlijkse meerkosten ........................................................ 19
4.3 Mengvormen met (beperkt) gebruik van drijfmest ................................................................ 19
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ................................................................................................. 21
Bijlagen Bijlage 1. Brochure ruige mest voor weidevogels. Productie, kwaliteit en gebruik
Bijlage 2. Artikel V-focus, juni 2006, Natuurstrooisel goed alternatief voor graanstro in potstal
Bijlage 3. Artikel Veeteelt-vlees, januari 2006, Hellingstal kritisch bekeken
Bijlage 4. Documentatie JOZ uitmestsystemen
Bijlage 5. Artikel Boerderij – rundveehouderij, Minder stro, minder werk en schonere koe
Bijlage 6. Keydollar Separator, scheiding van dikke en dunne fractie in mest
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
2
1. INLEIDING
Het weidevogelreservaat Hoeksmeer heeft in de afgelopen 5 jaar een opvallend goede ontwikkeling
doorgemaakt. Sinds 2005 laten alle in het gebied aanwezige soorten weidevogels een duidelijke groei
van het aantal broedparen zien.
Natuurmonumenten heeft zich tot doel gesteld om het aantal broedparen van de grutto door te
laten groeien van circa 15 paar tot circa 50 paar. Om dit doel te bereiken zijn een aantal
beheersmaatregelen nodig, waaronder het stimuleren van het bodemleven door middel van het
gebruik van vaste stalmest in plaats van drijfmest. Op dit moment wordt in de Hoeksmeer nog
voornamelijk drijfmest toegepast. Vaste mest heeft in verhouding tot drijfmest een hoger gehalte
organische stof en lagere gehalten ammoniak. Door deze eigenschappen heeft vaste stalmest een
positief effect op het bodemleven (zie bijlage 1). Het bodemleven speelt een vitale rol als
voedselbron voor weidevogels.
Het pachtcontract van de voornaamste pachter in de Hoeksmeer, melkveehouder Gerhard Stol , zal
eind 2009 aflopen. Dit is voor Natuurmonumenten aanleiding om onder andere de eisen met
betrekking tot het gebruik van vaste stalmest in de Hoeksmeer aan te passen. De omschakeling van
drijfmest naar vaste mest is een ingrijpende en kostbare verandering in de bedrijfsvoering van
pachter Stol.
Aangezien er meerdere mogelijke varianten zijn om een omschakeling van drijfmest naar vaste mest
op verantwoorde wijze te realiseren, heeft Natuurmonumenten aan Jonge Poerink Milieuadvies
gevraagd om de verschillende varianten op een rij te zetten en te evalueren.
In verband met het verkennend karakter van dit rapport is nader onderzoek bij de uitwerking van
specifieke gevallen noodzakelijk. Alle in deze rapportage genoemde kosten zijn globaal en indicatief
bedoeld; er kunnen geen rechten aan worden ontleend.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van dit rapport is een korte beschrijving van het gebied en de daarin voorkomende
weidevogels gegeven. Vervolgens is in hoofdstuk 3 het melkveebedrijf van pachter Stol en in het
bijzonder de bemesting beschreven. In hoofdstuk 4 worden de verschillende mogelijke varianten
besproken en geëvalueerd. Tenslotte zijn in hoofdstuk 5 de conclusies en aanbevelingen opgenomen.
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
3
2. GEBIEDSBESCHRIJVING
2.1 Algemeen
De Hoeksmeer ligt ten zuidwesten van Garrelsweer in de provincie Groningen. De ligging is
weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1. Luchtfoto Hoeksmeer; de rode pijl geeft de ligging van het bedrijf van Gerhard Stol aan.
De Hoeksmeer bestaat voor het grootste deel uit soortenrijk weidevogelgrasland. Daarnaast is er een
oude kreekloop en een ondiep meer met droogvallende oeverlanden binnen het gebied aanwezig.
De Hoeksmeer heeft een oppervlakte van circa 130 hectare en is geheel in eigendom van
Natuurmonumenten. Het beheer van het weidevogelgrasland is uitbesteed aan melkveehouder Stol,
die geëngageerd bezig is met weidevogels.
De bodem in het gebied bestaat uit klei op veen. Het waterpeil staat in het broedseizoen op circa 1,8
– 2,0m beneden NAP.
Uit analyses van bodemmonsters die in 2005 door BLGG zijn genomen blijkt dat het organische stof
gehalte met 10 – 12 % aan de lage kant is. Ook de gemeten verhouding tussen organische stof en
stikstof (C/N verhouding) was in de bodemmonsters laag. Verder bestaat de indruk dat de zode is
verdicht. Dit zijn aanwijzingen dat de toevoer van organische stof in de Hoeksmeer onvoldoende is.
Door het gebruik van vaste stalmest zou de toevoer van organische stof kunnen worden verbeterd.
Daarmee zou het bodemleven kunnen worden gestimuleerd. Het bodemleven kan vervolgens weer
voor een betere structuur van de bodem zorgen.
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
4
Figuur 2.2. Kaart van de Hoeksmeer. Het gele gebied is in eigendom bij Natuurmonumenten.
Het zwart omrande gebied is als weidevogelreservaat verpacht aan Gerhard Stol.
Figuur 2.3. Landschap Hoeksmeer
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
5
2.2 Weidevogels
Hoeksmeer is een belangrijk weidevogelgebied dat de potentie heeft om bij een doelmatig beheer
uit te groeien tot een zeer rijk weidevogelgebied. In tabel 2.1 is een overzicht gegeven van het aantal
broedparen dat in de jaren 2005 - 2009 in het gebied is geteld (bron: Vereniging
Natuurmonumenten).
Tabel 2.1 Getelde aantal broedparen van weidevogels (BMP-methode)
Vogelsoort Getelde aantal broedparen
2005* 2006* 2007 2008 2009
Grutto
6 12 17 16 15
Kievit
10 18 44 34 22
Tureluur
1-2 4 9 7 5
Scholekster
2 2 2 1 2
Kluut
0 0 2 0 15
Gele kwikstaart
0 3 0 0 2
Graspieper
0 1 1 1 1
Veldleeuwerik
0 1 4 2 2
Witte kwikstaart
0 0 4 1 0
Bergeend
1 1 4 2 2
Krakeend
2 6 14 5 4
Kuifeend
0 6 11 0 2
Slobeend
0 1 5 3 2
Wintertaling
0 1 3 1 3
Zomertaling
0 2 2 2 2
*Aantallen exclusief de delen van Hoeksmeer die destijds nog in beheer waren bij Staatsbosbeheer
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
6
Ten opzichte van 2005 laten alle soorten weidevogels een duidelijke toename van het aantal
broedparen zien. Opvallend is de groei van het aantal broedparen van de Grutto van 6 broedparen in
2005 (exclusief de delen van de Hoeksmeer die destijds in beheer waren bij Staatsbosbeheer) naar
circa 15 – 20 broedparen in de periode 2007-2009. Binnen het cluster Appingedam – Hoeksmeer is
het grootste concentratie broedparen van de Grutto in de Hoeksmeer aanwezig. Voor dit cluster
vormt de Hoeksmeer dan ook een relatief belangrijk kerngebied.
Behalve als broedgebied voor weidevogels is Hoeksmeer van belang voor doortrekkende steltlopers
en als overwinteringsgebied voor eenden en ganzen.
Figuur 2.4. De Grutto is met circa 15-20 broedparen vertegenwoordigd in Hoeksmeer;
Natuurmonumenten heeft zich tot doel gesteld om dit aantal te laten toenemen tot circa 50
broedparen.
© Foto: Ruurd-Jelle van der Leij
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
7
3. BESCHRIJVING MELKVEEBEDRIJF PACHTER STOL
3.1 Algemeen
Gerhard Stol is sinds 2003 pachter van weidevogelreservaat in de Hoeksmeer. Destijds is Stol nieuw
op het bedrijf gekomen nadat het 5 jaar leeg had gestaan. De mogelijkheid tot pachten van de
belendende natuurgrond was van groot belang bij de keuze om zich te vestigen bij de Hoeksmeer.
Het huidige pachtcontract heeft een looptijd van 6 jaar en duurt tot 31 december 2009. Gerhard Stol
is lid van Agrarische Natuurvereniging “Meervogel”.
In tabel 3.1 is een overzicht gegeven van de gronden die in eigendom zijn en gepacht worden door
Gerhard Stol.
Tabel 3.1. Overzicht gronden in eigendom en pacht bij Gerhard Stol
Omschrijving gronden Eigendom/pacht Aantal hectares
Weidevogelgrasland Hoeksmeer Pacht van NM 64
Overig natuurterrein Hoeksmeer Pacht van NM (jaarcontract) 8
Grasland direct ten W. Hoeksmeer Eigendom 22
Grasland op >10 km afstand Hoeksmeer Eigendom 9
Het bedrijf van Stol is een melkveehouderij met ongeveer 100 melkkoeien. De huidige melkproductie
ligt gemiddeld op 8000 kg melk/koe per jaar. In figuur 3.1 is een foto van het bedrijf van Stol
weergegeven.
Figuur 3.1. De melkveehouderij van Stol.
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
8
In tabel 3.2 is een overzicht gegeven van de gemiddelde samenstelling van de veestapel op het
melkveebedrijf van Gerhard Stol .
Tabel 3.2. Samenstelling veestapel Gerhard Stol (gemiddeld)
Graasdier/staldier Gemiddeld aantal
Melkkoe 8000 kg/jaar 85
Melkkoe 8000 kg/jaar droog 15
Jongvee jonger dan 1 jaar 30
Jongvee ouder dan 1 jaar 35
3.2 Organische mest
De huidige drijfmestproductie die kan worden uitgereden, ligt rond de 3000 m3. Vaste mest is niet
aanwezig, uitsluitend een kleine hoeveelheid afkomstig uit kalverhokken, gemengd met restanten
kuilvoer en voerresten. Op de 9 hectare, die Stol op afstand van de Hoeksmeer bezit, wordt mest van
naburige agrariërs aangevoerd. Het gaat hierbij om circa 600 m3 drijfmest. Op deze percelen vindt
geen beweiding plaats.
In tabel 3.3 is een overzicht gegeven van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke
mest op het bedrijf van Stol. De 9 hectare die Stol op meer dan 10 km afstand van de Hoeksmeer
bezit is in deze tabel niet meegenomen.
Tabel 3.3. Plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat Stol – Hoeksmeer jaar 2009 (De 9 hectare die in
bezit is van Gerhard Stol, maar op afstand van de Hoeksmeer ligt, is niet meegerekend!)
Type terrein Aantal hectares
Gebruiksnorm dierlijke mest (in kg N/ha)
Kg N totaal dierlijke
mest
Fosfaat-gebruiksnorm
(in kg fosfaat/ha)
Kg fosfaat totaal
Eigen grond 22 250 * 5500 100 2200
Natuurterrein
(weidevogelreservaat)
64 170 10880 70 4480
Natuurterrein
(weidevogelreservaat
jaarcontract 2009)
8 170 1360 560
Totaal (exclusief grond
jaarcontract 2009)
86 16380 6680
*Derogatieregeling van toepassing
In tabel 3.4 is een overzicht gegeven van de standaard mestproductie per dier, zoals vermeld in de
excretietabellen van het Ministerie van LNV. Het gaat hierbij om de jaarlijkse excretie van stikstof en
fosfaat in kilogrammen en om de halfjaarlijkse (periode 1september tot 1 maart) productie van mest
in kubieke meter. Deze waarden dienen als basis om de mestproductie op het bedrijf van Stol door te
rekenen.
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
9
Tabel 3.4. Mestproductie conform excretietabellen Ministerie LNV
Graasdier/Staldier Stalsysteem Excretie per dier per jaar Mestproductie per dier van 1-9 tot 1-3 in m3 Kg stikstof Kg fosfaat
Melkkoe 8000 kg/jr
(incl. droge koeien)
Drijfmest 117 42,9 13,1
Vaste mest 106 42,9 6,6
Jongvee < 1 jaar Drijfmest 32,8 9,3 3,6
Vaste mest 28,0 9,3 1,8
Jongvee > 1 jaar Drijfmest 70,2 24,1 7,7
Vaste mest 60,0 24,1 3,8
In tabel 3.5 is op basis van de standaard excretietabellen van het Ministerie van LNV berekend wat
voor de veestapel van Gerhard Stol de excretie van het huidige stalsysteem met drijfmest is.
Tabel 3.5. Excretie stalsysteem drijfmest
Melkkoe 8000 kg/jaar
Melkkoe droog
Jongvee < 1 jaar
Jongvee >1 jaar
Totaal
Aantal 85 15 30 35 165
Excretie per dier
per jaar in kg
stikstof
117 117 32,8 70,2
Excretie
gesommeerd per
jaar in kg stikstof
9945 1755 984 2457 15141
Excretie per dier
per jaar in kg
fosfaat
42,9 42,9 9,3 24,1
Excretie
gesommeerd per
jaar in kg fosfaat
3647 644 279 844 5414
Drijfmestproductie
per dier van 1-9
tot 1-3 in m3
13,1 13,1 3,6 7,7
Drijfmestproductie
gesommeerd van
1-9 tot 1-3 in m3
1114 197 108 270 1689
Uit tabel 3.5 blijkt dat op basis van de excretietabellen de halfjaarlijkse drijfmestproductie circa 1700
kubieke meter bedraagt. De jaarlijkse productie stikstof uit drijfmest bedraagt circa 15 ton. Voor
fosfaat is de berekende productie uit drijfmest circa 5,5 ton. Aangezien de melkkoeien van Stol in de
zomermaanden ’s nachts op stal staan is de totale jaarlijkse drijfmestproductie hoger. De werkelijke
uitrijdbare productie van drijfmest komt op circa 3000 m3 (informatie Gerhard Stol en Harold de
Raaij, de Heus Voeders B.V.).
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
10
In tabel 3.6 is op basis van de standaard excretietabellen van het Ministerie van LNV berekend wat
voor de veestapel van Gerhard Stol de excretie van een stalsysteem met vaste mest zou zijn.
Tabel 3.6. Excretie stalsysteem vaste mest
Melkkoe 8000 kg/jaar
Melkkoe droog
Jongvee < 1 jaar
Jongvee >1 jaar
Totaal
Aantal 85 15 30 35 165
Excretie per
dier per jaar
in kg stikstof
106 106 28 60
Excretie
gesommeerd
per jaar in kg
stikstof
9010 1590 840 2100 13540
Excretie per
dier per jaar in
kg fosfaat
42,9 42,9 9,3 24,1
Excretie
gesommeerd
per jaar in kg
fosfaat
3647 644 279 844 5414
Vaste
mestproductie
per dier van
1-9 tot 1-3 in
m3
6,6 6,6 1,8 3,8
Vaste
mestproductie
gesommeerd
van 1-9 tot 1-
3 in m3
561 99 54 133 847
Uit tabel 3.6 blijkt dat op basis van de excretietabellen de halfjaarlijkse productie van vaste mest in
totaal circa 850 m3 bedraagt. Wanneer alleen jongvee en droge koeien in een vaste mest stalsysteem
worden gehouden dan is de berekende halfjaarlijkse productie van vaste mest circa 300 m3. De
jaarlijkse productie stikstof uit vaste mest bedraagt circa 13,5 ton. Voor fosfaat is de berekende
productie uit vaste mest circa 5,5 ton.
Plaatsingsruimte voor vaste mest in weidevogelreservaat Hoeksmeer
De bemesting met vaste stalmest op de weidevogelpercelen in de Hoeksmeer zal binnen de
plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat moeten plaatsvinden. In weidevogelreservaat mag
maximaal 170 kg stikstof en 70 kg fosfaat uit dierlijke mest worden opgebracht. Dit is inclusief de
bemesting uit beweiding.
Op de volgende pagina is berekend hoeveel plaatsingsruimte er voor vaste runderstalmest over is na
aftrek van de plaatsingsruimte die wordt gebruikt voor beweiding.
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
11
Uit de bovenstaande berekening blijkt dat er in totaal over de 64 hectare ruimte is voor circa 650 ton
of ruim 700 m3 vaste runderstalmest. Per hectare is er plaatsingsruimte voor ruim 10 ton vaste
mest.
De theoretische plaatsingsruimte voor vaste stalmest in de 64 hectare weidevogelreservaat is als
volgt berekend:
Aantal hectares: 64
Gebruiksruimte voor fosfaat 64 x 70 = 4480 kg fosfaat
Totale fosfaat productie Stol conform excretietabellen LNV 5414 kg/jaar
Bij 180 dagen beweiding, gedurende 12 uur/dag : 0,5 x 0,5 x 5500kg = 1354 kg via beweiding
Bij gelijkmatige beweiding over eigendom en pachtgrond: aandeel gebied natuurmonumenten
64/(22+64) x 1354 = 985 kg fosfaat
Resterende gebruiksruimte voor fosfaat 4480 – 985 = 3495 kg fosfaat uit stalmest of drijfmest
Hoeveelheid vaste mest 3495/5,3 (forfaitair P gehalte vaste mest) = 660 ton vaste mest
Hoeveelheid drijfmest 3495/1,9 (forfaitair P gehalte drijfmest) = 1840 ton drijfmest
Per hectare weidevogelreservaat is er nog plaatsingsruimte voor 660/64 = 10,3 ton vaste mest De dichtheid van vaste mest is circa 900 kg/m3.
10,3 ton is gelijk aan circa 11,5 m3 vaste mest/hectare
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
12
4. VARIANTEN VASTE MEST VOORZIENING
In dit hoofdstuk worden de mogelijke bronnen van vaste mest beschreven en geëvalueerd.
4.1 Beschrijving varianten vaste mest voorziening
Als mogelijke bronnen van vaste mest kunnen in aanmerking komen:
- Een potstal voor melkkoeien en jongvee
- Een potstal voor jongvee en droge koeien
- Dichte stalvloeren met mestschuif
- Mestscheiding drijfmest
- Aanvoer vaste mest van derden
4.1.1 Potstal voor melkkoeien en jongvee Bij een volledige potstal, waarbij zowel melkkoeien als jongvee op stro worden gehouden, is er
sprake van een berekende vaste mest productie van circa 850 m3 vaste mest. Deze hoeveelheid
vaste mest overtreft zelfs de maximale voor het weidevogelreservaat benodigde hoeveelheid vaste
mest van circa 700 m3. Indien de melkkoeien in de zomer ’s nachts op stal staan, dan zal er nog meer
vaste mest worden geproduceerd.
Het huidige stalsysteem van Gerhard Stol is niet zodanig dat dit op geschikte wijze is om te bouwen
tot een potstalsysteem. Er zal een volledige nieuwbouw moeten plaatsvinden. Mogelijk dat alleen de
bestaande kelders nog kunnen worden benut voor de opvang van gier. Een dergelijke nieuwbouw is
kostbaar. Naast de stal zelf zijn een aantal andere voorzieningen nodig, zoals een ruime mestplaat,
een overdekte opslag voor stro en een stroverdeler.
Alhoewel er vanuit dierenwelzijn voordelen aan een potstalsysteem zijn verbonden, zijn er voor een
moderne melkveehouderij ook nadelen aan verbonden:
- Het melkvee is in een potstal vaak meer besmeurd met mest, waardoor de hygiëne tijdens
het melken slechter wordt;
- In een potstal is er een grotere kans dat de koeien op elkaars spenen trappen, met als gevolg
verwondingen en ontstekingen;
- Er zijn hoge kosten aan het gebruik van (gehakseld) stro verbonden. Er moet rijkelijk stro
worden gebruikt om vervuiling van melkkoeien te voorkomen. Dagelijks heeft een melkkoe
circa 10 kg stro nodig als strooisel. Droge koeien en jongvee hebben circa 5 kg stro per dag
nodig. Ruw geschat zal jaarlijks bij een volledig potstalsysteem in geval van het bedrijf van
Stol circa 200 ton stro worden verbruikt. Jongvee en droge koeien kunnen eventueel op
natuurmaaisel worden gehouden.
Behalve de jaarlijkse kosten van stroverbruik, moet rekening worden gehouden met jaarlijkse kosten
voor het uitmesten van de potstal en het uitrijden van de vaste mest over het weidevogelreservaat.
4.1.2 Potstal voor jongvee en droge koeien Een potstal uitsluitend voor jongvee en droge koeien zal op basis van de excretietabellen bij een
halfjaarlijkse bezetting circa 300 m3 vaste mest opleveren. Dit is bijna de helft van de hoeveelheid
vaste mest die nodig is voor de 64 hectare weidevogelreservaat. Bij een jaarrond bezetting is dit een
productie van circa 600 m3 vaste mest. Een jaarrond bezetting is echter niet wenselijk omdat dit ten
koste gaat van de beweiding van weidevogelreservaat en dierenwelzijn. Potstallen voor jongvee en
droge koeien zijn de laatste jaren duidelijk in opkomst. Er is sprake van een verhoging van het
dierenwelzijn, terwijl er geen onaanvaardbare hygiëneproblemen aan verbonden zijn.
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
13
Bij Gerhard Stol zou een speciale stal voor jongvee en droge koeien nieuw moeten worden gebouwd.
De huidige stal biedt onvoldoende ruimte om een potstal voor jongvee en droge koeien in te richten.
Een dergelijke stal zou in de vorm van een hellingstal kunnen worden uitgevoerd, waarbij de stalvloer
lichthellend is en de vloeibare fractie uit de mest afstroomt naar een mestput. Het verbruik van stro
is in een hellingstal beperkter (zie bijlage 3). Indien het mogelijk is om deze nieuwbouw aan te laten
sluiten op de bestaande stal dan kunnen kosten worden bespaard op voorzieningen voor de opvang
van deze vloeibare fractie. De vloeibare fractie zou dan namelijk kunnen worden afgevoerd naar de
bestaande drijfmestkelder. Naast de potstal zelf zijn er investeringen noodzakelijk in de vorm van een
(overdekte) mestplaat, een opslag voor stro en een stroverdeler (zie bijlage 5). Behalve deze
investeringen zijn er jaarlijkse kosten voor het uitmesten van de potstal en het uitrijden van de vaste
mest over het weidevogelreservaat.
Het verbruik van stro wordt geschat op circa 50 ton per jaar bij een halfjaarlijkse bezetting. Deze
kostenpost kan mogelijk worden beperkt door het gebruik van natuurmaaisel. Droog natuurmaaisel
van riet en de wat grovere grassoorten kan als vervanger van stro worden gebruikt. Dit levert de
terreinbeherende instantie een besparing op van de stortkosten van het natuurmaaisel en de
agrariër kan beschikken over goedkoop strooisel. Mogelijk dat een dergelijke aanvoer van
natuurstrooisel in de omgeving van de Hoeksmeer te organiseren is. Het verbruik van natuurmaaisel
ligt ongeveer 40% hoger dan bij stro. Dit betekent dat er circa 70 ton droog hooi van natuurmaaisel
nodig is. Bij een productie van circa 5 ton d.s. per hectare zou het natuurmaaisel van ongeveer 15
hectare nodig zijn. Het natuurmaaisel dient net als stro voldoende gehakseld of geklepeld te worden
om goed te kunnen worden verdeeld. In bijlage 2 is aanvullende informatie over natuurstrooisel
opgenomen.
4.1.3 Sleuvenvloer of rubbermatten met mestschuif De huidige roostervloer in de ligboxenstal van Gerhard Stol zou zodanig kunnen worden aangepast
dat de vastere delen niet meer door de roostervloer zakken. Deze vastere delen kunnen vervolgens
door middel van een mestschuif mechanisch worden verwijderd en opgeslagen in een mestopslag.
Voor het aanpassen van de roostervloer kunnen de huidige roosters worden vervangen door een
dichte betonnen vloer met sleuven, of kunnen speciale rubber matten op de huidige roosters
worden gelegd. Nadeel van de betonnen vloeren is dat deze glad kunnen worden, waardoor koeien
vaker uitglijden en zichzelf verwonden. Dit is bij de rubber matten in veel mindere mate het geval.
Voor ieder looppad waar mest wordt afgeschoven zal een mestschuif moeten worden geïnstalleerd.
In bijlage 4 is aanvullende documentatie over de genoemde stalsystemen opgenomen. Bij voldoende
draagkracht van de vloer is het eventueel mogelijk om de mest door middel van een mestschuif aan
de trekker te verwijderen. Volgens Gerhard Stol is de draagkracht van de huidige roosters hiervoor
echter onvoldoende.
Om een vaste mest met voldoende organische stof en structuur te krijgen is het noodzakelijk om stro
of natuurmaaisel door de verzamelde mest te mengen. Dit zou kunnen worden gedaan door
regelmatig stro toe te voegen op de mesthoop. Dit komt ook de compostering en rijping van de mest
ten goede.
Uitgaande van een beweidingsseizoen van een half jaar zou op deze wijze ruw geschat circa 500 m3
vaste mest per jaar kunnen worden geproduceerd. Dit is ongeveer gelijk aan de hoeveelheid vaste
mest die nodig is voor de 64 hectare weidevogelreservaat. Het stroverbruik ligt dan ruw geschat op
circa 50 ton per jaar.
Naast de aanpassing van de stalvloer en de mestschuiven zijn er investeringen noodzakelijk in de
vorm van een (overdekte) mestplaat, een opslag voor stro en een uitmestsysteem om de mest op de
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
14
mestplaat te stapelen. Behalve deze investeringen zijn er jaarlijkse kosten voor het met een
breedstrooier uitrijden van de vaste mest over het weidevogelreservaat.
4.1.4 Mestscheiding Bij mestscheiding wordt drijfmest gescheiden in een dikke fractie en een dunne fractie. De dikke
fractie van runderdrijfmest lijkt qua samenstelling geschikt voor toepassing als vaste mest in
weidevogelreservaten. In feite is de dikke fractie vergelijkbaar met ruige runderstalmest, met dat
verschil dat er geen stro is toegevoegd. Overwogen zou kunnen worden om tijdens de compostering
van de dikke fractie maaisel of stro toe te voegen om het organische stofgehalte extra te verhogen.
Er zijn nog geen praktische experimenten naar de effecten van gecomposteerde dikke fractie van
runderdrijfmest op het bodemleven uitgevoerd, maar gelet op het hoge organische stof gehalte en
het relatief lage ammoniakgehalte is het aannemelijk dat de dikke fractie het bodemleven extra
stimuleert.
De dunne fractie heeft een relatief hoog stikstofgehalte en een relatief laag fosfaatgehalte. Deze
dunne fractie kan uitstekend op percelen buiten de weidevogelreservaten worden toegepast, waarbij
het als vervanger van kunstmest kan dienst doen. Het grote voordeel van mestscheiding is dat deze
methode met de eigen mest kan worden toegepast, waardoor er geen kans op besmetting door mest
van derden zal plaatsvinden. Daarnaast gaat mestscheiding ook niet ten koste van plaatsingsruimte
voor stikstof en fosfaat, zoals dit bij aanvoer van mest van derden wel het geval is.
Jaarlijks wordt circa 3000 ton uitrijdbare drijfmest op het bedrijf van Stol geproduceerd. Niet al deze
mest komt in aanmerking voor mestscheiding omdat een deel van deze mest is bestemd voor die
percelen die in eigendom zijn bij. Daarom wordt er van uitgegaan dat circa 2000 ton voor
mestscheiding beschikbaar zal zijn. Bij een scheidingsrendement van 20-25%, is de geschatte
opbrengst van de dikke fractie circa 400 tot 500 ton. Door stro of natuurmaaisel toe te voegen kan de
opbrengst nog worden verhoogd en de structuur en het organische stofgehalte worden verbeterd.
Om vergelijkbare eigenschappen als van ruige stalmest te krijgen is naar verwachting een periode
van rijping en omzetten van het dikke fractie/stro mengsel noodzakelijk.
Op dit moment bevindt mestscheiding zich deels nog in een experimenteel stadium. Het rendement
van scheiding verschilt sterk per bedrijf. Dit wordt veroorzaakt door verschillen in de voederstructuur
en verdunning van de drijfmest in de mestkelder ten gevolge van lekwater en grondwater. Daarnaast
vertonen de concentraties van stikstof en fosfaat ook duidelijke verschillen. Hoe dit op het bedrijf
van Stol zal zijn is op voorhand moeilijk te voorspellen. Daarom is het noodzakelijk om eerst op kleine
schaal een proef met mestscheiding op het bedrijf van Stol uit te voeren, voordat er voor
mestscheiding als methode gekozen wordt. Hierbij zal speciale aandacht moeten worden besteed
aan het gehalte fosfaat in de dikke fractie. Als de fosfaatgehalten erg hoog liggen in de dikke fractie
dan is de hoeveelheid dikke fractie die er per hectare mag worden opgebracht slechts beperkt.
Daarnaast bestaat het risico van een overbemesting met fosfaat wat weer kan leiden tot verruiging
met pitrus. Door de fosfaatbindende eigenschappen van de bovengrond in de Hoeksmeer zijn de
effecten van overbemesting met fosfaat naar verwachting beperkt.
Een aandachtspunt is verder de mogelijke ophoping van kalium ten gevolge van mestscheiding. Hoge
kaliumbemesting verhoogt namelijk het risico op kopziekte bij rundvee. Daarnaast moet er buiten
het weidevogelreservaat voldoende plaatsingsruimte beschikbaar zijn voor de dunne fractie. Hierbij
kan worden gedacht aan:
- Een deel van de dunne fractie zou specifiek kunnen worden gebruikt (als
kunstmestvervanger) op de gronden van Stol buiten de 64 hectare weidevogelreservaat;
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
15
- Een deel zou kunnen worden gebruikt in het weidevogelreservaat na de eerste snede. Dit
gaat echter wel ten koste van de, toch al beperkte, plaatsingsruimte voor vaste stalmest in
het reservaat;
- afvoer naar derden.
Er zijn verschillende typen mestscheiders, variërend in prijs van 20.000 € tot circa 45000 €. De
goedkoopste modellen zijn, op basis van de huidige ervaringen, voldoende geschikt voor het
scheiden van mest ten behoeve van de bemesting van weidevogelreservaat. Het
scheidingsrendement hoeft voor de vaste mest ten behoeve van weidevogelreservaat namelijk niet
heel hoog te zijn. In bijlage 6 is documentatie over de Keydollar tri rod mestscheider opgenomen.
Er is naast de mestscheider, een investering nodig in de vorm van een overdekte mestplaat waar de
dikke fractie kan worden opgeslagen. Omdat de huidige mestkelder in vijf compartimenten is
verdeeld kan de dunne fractie gescheiden worden teruggepompt in een van tevoren leeggepompt
compartiment of worden opgeslagen in de 700 m3 mestsilo die nu al op het bedrijf van Stol aanwezig
is. Als mestscheiding jaarlijks herhaald wordt toegepast, dan kan dit een vergunningplichtige
activiteit zijn. In sommige gemeenten volstaat een melding aan het bevoegd gezag.
4.1.5 Aanvoer vaste mest derden Ruige runderstalmest zou kunnen worden aangevoerd van derden. Dit gaat echter wel ten koste van
de plaatsingsruimte voor dierlijke mest van Stol. Mocht daardoor de plaatsingsruimte van Gerhard
Stol worden overschreden dan zal Stol drijfmest van zijn bedrijf moeten afvoeren. Aanvoer van vaste
mest en gelijktijdige afvoer van drijfmest is dermate kostbaar dat dit eigenlijk geen optie is.
Daarnaast zijn deze mesttransporten milieubelastend en niet duurzaam.
In de mestboekhouding van Gerhard Stol is, op basis van forfaitaire (standaard) waarden van mest,
nog ruimte voor 1426 kilogram fosfaat uit dierlijke mest. Deze ruimte zou kunnen worden opgevuld
met de aanvoer van vaste mest van derden zonder dat ook nog eens drijfmest hoeft te worden
afgevoerd . Dit zou een hoeveelheid vaste mest van circa 270 ton kunnen opleveren. Dit is ongeveer
de helft van de hoeveelheid vaste mest die nodig is voor de 64 hectare weidevogelreservaat. Indien
de 8 hectare weidevogelreservaat die in 2009 onder een jaarcontract viel wordt meegerekend dan
kan zelfs circa 380 ton vaste mest worden aangevoerd. Voor de aanvoer van vaste mest van derden
zijn geen extra investeringen noodzakelijk. Wel zijn er jaarlijks terugkerende kosten voor de aanvoer
en het uitrijden van de vaste mest.
Een nadeel van de aanvoer van vaste mest van derden is dat er insleep van vreemde mest zal
plaatsvinden. Dit zou besmetting met Paratuberculose en Salmonellose kunnen veroorzaken.
Daarnaast is er kans op ongewenste verspreiding van onkruidzaden. Een ander nadeel van aanvoer
van vaste mest is dat het aanbod van ruige stalmest van rundvee vaak beperkt is. Eventueel kan
paardenmest (van paarden die op stro worden gehouden!) als alternatief nemen. Voordeel van
paardenmest is, naast de betere beschikbaarheid, dat er geen kans is op Paratuberculose en minder
kans op Salmonellose. Nadeel van paardenmest is dat het vaak hogere gehalten
ontwormingsmiddelen bevat dan ruige stalmest van rundvee. Dit kan een negatief effect op het
bodemleven hebben.
4.1.6 Samenvatting evaluatie In tabel 4.1. zijn de verschillende varianten voor de verbetering van de vastemestvoorziening in de
Hoeksmeer samengevat, wat betreft de geschatte opbrengst van vaste mest en het geschatte
stroverbruik.
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
16
Tabel 4.1. Samenvatting opbrengst vaste mest en stroverbruik bij de verschillende varianten
Bron van vaste mest Geschatte opbrengst vaste mest in m3
Geschat verbruik stro in ton
Potstal voor melkkoeien en jongvee
(gedurende een half jaar per jaar in
gebruik)
850 200
Potstal voor jongvee en droge koeien
(gedurende een half jaar per jaar in
gebruik)
300 50
Mestschuif (in deel van) huidige stal Ruwe schatting: 500 Ruwe schatting : 50
Mestscheiding
(Uitgaande van 2000 ton drijfmest en
20 - 25 % opbrengst dikke fractie)
400-500 0 – circa 50
Aanvoer van vaste mest derden
(opvullen plaatsingsruimte voor
fosfaat)
270 0
In tabel 4.2 zijn de belangrijkste voor- en nadelen van de verschillende varianten van vaste mest
voorziening samengevat.
Tabel 4.2 Voor- en nadelen van de verschillende varianten van vaste mest voorziening
Bron van vaste mest Voordelen Nadelen
Potstal voor melkkoeien en
jongvee (gedurende een half
jaar per jaar in gebruik)
- grote hoeveelheid stalmest
- verbetering dierenwelzijn
- volledige nieuwbouw
- vervuiling van melkvee
- grotere kans op
spenentrappen
- hoog stroverbruik
- kans op boterzuur
Potstal voor jongvee en droge
koeien
(gedurende een half jaar per jaar
in gebruik)
- geen hygiëneproblemen zoals
bij potstal melkvee
- aansluiting op bestaande
stalsysteem mogelijk
- beperkt stroverbruik
- gebruik natuurmaaisel i.p.v.
stro mogelijk
- voor droge koeien:
kans op
spenentrappen
Mestschuif (in deel van) huidige
stal
- geen hygiëneproblemen zoals
bij potstal melkvee
- aanpassing van huidige
stalsysteem mogelijk
- beperkt stroverbruik
- gebruik natuurmaaisel i.p.v.
stro mogelijk
- kans op uitglijden op
sleuvenvloer (beton)
Mestscheiding
- eigen mest
- geen aanpassing van
stalsysteem noodzakelijk
- beperkt stroverbruik
- gebruik natuurmaaisel i.p.v.
stro mogelijk
- nog in experimentele
fase
- risico overbemesting
met fosfaat
- kopziekte door
overbemesting kalium
Aanvoer van vaste mest derden
(opvullen plaatsingsruimte voor
fosfaat)
- geen investeringen noodzakelijk
- neemt extra plaatsingsruimte
voor stikstof en fosfaat in
- kans op insleep
ziektekiemen/ onkruid
- beperkt aanbod
- geen controle over
kwaliteit vaste mest
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
17
Voor alle genoemde varianten geldt dat dit alleen binnen de kaders van de milieu- en mestwetgeving
kan plaatsvinden. Dit kan betekenen dat een deel van de genoemde alternatieven bij de verdere
uitwerking vergunningstechnische problemen opleveren. Dergelijke aspecten zijn expliciet niet
binnen deze evaluatie meegenomen, aangezien dit in overleg met de vergunningverlener zal moeten
plaatsvinden.
4.2 Kostenschatting
4.2.1. Investeringen In tabel 4.3 is een schatting van de investeringskosten gemaakt voor de verschillende varianten.
Deze schatting is uitsluitend indicatief bedoeld om een ordegrootte van de te verwachten
investeringen aan te geven. De uiteindelijke kosten zullen in sterke mate worden bepaald door de
wijze van uitvoering en de prijzen in de bouw op het moment van aanbesteding. In de afgelopen
jaren zijn de bouwkosten zeer sterk gestegen, maar ten gevolge van de recessie is er juist de laatste
tijd een daling van de bouwkosten te zien geweest.
In de kostenschatting zijn kosten voor sloopwerkzaamheden, afvoer van puin, grondwerkzaamheden
en eventuele aansluitingen op bestaande bebouwing niet meegenomen.
Tabel 4.3. Schatting kosten investeringen. Alle bedragen afgerond in € en exclusief BTW, indicatief
bedoeld. Kosten voor sloopwerkzaamheden, afvoer van puin, grondwerkzaamheden en eventuele
aansluitingen op bestaande bebouwing zijn niet meegenomen.
Kostenpost Eenheids-prijs in €
(indicatief)
Varianten van vaste mest voorziening
Potstal Koeien en jongvee
Potstal Droge
koeien en jongvee
Dichte vloer en
mestschuif
Mestscheiding Aanvoer Mest
derden
Bouw potstal
Vlak zonder
kelder
250/m2
(1)
375000 - - - -
Bouw potstal
hellingvloer
350/m2
(1)
- 100000 - - -
Dichte stalvloer
(Betonnen
Sleuvenvloer of
Rubbermat
100/m2
(1)
- - 50000 - -
Uitmestsysteem - - 25000 (2) - -
Opslag stro
Kapschuur
200/ton
(1)
40000 15000 15000 0-15000 -
Strohakselaar 7000/stuk
(3)
7000 7000 7000 7000
Stroverdeler 20000/stuk
(3)
20000 20000 - - -
Mestplaat
(incl.
overkapping)
170/m3
(1)
150000 40000 100000 70000 -
Mestscheider
- - - 20000
(4)
-
Totaal (afgerond)
600000 200000 200000 100000 0
(1) bron Stalontwerp Allcad V.O.F., Abbega
(2) bron JOZ b.v., Westwoud
(3) bron fouragehandel Tjoelker, Leek
(4) bron Bos Benelux bv
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
18
4.2.2. Jaarlijkse kosten grondstoffen en loonwerk In tabel 4.4 is een schatting van de jaarlijkse kosten van grondstoffen en loonwerk gemaakt voor de
verschillende varianten. Tevens zijn de te verwachten besparingen op strooisel in de ligboxen en het
uitrijden van drijfmest aangegeven. Deze schatting is uitsluitend indicatief bedoeld om een
ordegrootte van de te verwachten kosten aan te geven. Tabel 4.4. Schatting van de belangrijkste jaarlijkse kosten en besparingen voor grondstoffen
en loonwerk. Alle bedragen afgerond in € en indicatief bedoeld
Kostenpost/ besparingspost
Eenheids-prijs In €
Varianten van vaste mest voorziening
Potstal Koeien en jongvee
Potstal Droge
koeien en jongvee
Dichte vloer en
mestschuif
Mestscheiding Aanvoer mest
derden
Stro 100/ton* 20000 5000 5000 0-5000 -
Uitmesten stal 2/m3 1700 600 - - -
Stroomverbruik
Mestschuif /
mestscheider
- - p.m. p.m. -
Kosten mengen
en omzetten
stro/vaste mest
4/m3 3400 1200 2000 2000 1000
(indien
nodig)
Aanvoer
Vaste mest
10-15/m3** - - - - 2500-3750
Uitrijden
stalmest met
breedstrooier
5/m3 4250 1500 2500 2500 1250
Besparing op
uitrijden
drijfmest
2/m3 5000 - 1500 - 3000 - 1000 - -
Besparing op
strooisel in ligbox
2000 - 500 - - - -
Totaal (afgerond)
22500 6000 6500 3500 -8500 5000 - 6000
Totaal (afgerond) bij gebruik natuurmaaisel
2500 1000 1500 3500 5000 - 6000
* bron Fouragehandel Tjoelker, Leek (de prijs van stro kan sterk variëren; prijs gebaseerd op tarwestro niveau
september 2009)
** bron Mesttransportbedrijf Salomons B.V. Mariënberg
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
19
4.2.3 Samenvatting investeringen en jaarlijkse meerkosten In tabel 4.5 zijn de geschatte investeringskosten en geschatte jaarlijkse meerkosten voor
grondstoffen en loonwerk samengevat.
Tabel 4.5. Overzicht van de geschatte opbrengst vaste mest, de geschatte investeringskosten en de
geschatte jaarlijkse kosten van de verschillende varianten van vastemestvoorziening (alle kosten
indicatief bedoeld).
Bron van vaste mest Geschatte opbrengst vaste mest
in m3
Geschatte investeringskosten
in €
Geschatte jaarlijkse
meerkosten grondstoffen en
loonwerk in €
(stro als strooisel)
Geschatte jaarlijkse
meerkosten grondstoffen en
loonwerk in €
(natuurmaaisel als strooisel)
Potstal voor melkkoeien
en jongvee (gedurende
een half jaar per jaar in
gebruik)
850 600000 22500 2500
Potstal voor jongvee en
droge koeien
(gedurende een half jaar
per jaar in gebruik)
300 200000 6000 1000
Dichte vloer en
mestschuif (in deel van)
huidige stal
Ruwe schatting:
500
200000 6500 1500
Mestscheiding
(Uitgaande van circa 2000
ton drijfmest en 20 - 25 %
opbrengst dikke fractie)
400-500 100000 8500 3500
Aanvoer van vaste mest
derden (opvullen
plaatsingsruimte voor
fosfaat)
270 0 5000-6000 5000 - 6000
4.3 Mengvormen met (beperkt) gebruik van drijfmest
De overstap van drijfmest naar vaste stalmest is voor het bodemleven het meest optimaal. Financieel
en bedrijfstechnisch gezien is een volledige overstap naar vaste stalmest mogelijk niet haalbaar.
Daarom wordt kort ingegaan op de mogelijkheden om de bemestingssituatie voor weidevogels te
verbeteren zonder drijfmest geheel uit te bannen. Er moet dan worden gedacht aan mengvormen
waarbij deels nog met drijfmest wordt gewerkt, deels met vaste stalmest en deels met onbemeste
randen.
Beperkt gebruik van drijfmest op een deel van het oppervlak van de Hoeksmeer.
Als vuistregel kan hierbij een maximum van 20 % (circa 13 ha) van het oppervlak van de Hoeksmeer
worden gehanteerd. Eventueel kan een roulatie plaatsvinden,waarbij percelen eens in de 4-5 jaar
wel met drijfmest worden bemest. Het is wel van belang dat dergelijke bemesting niet gelijk te
intensief zal plaatsvinden. Hoe hoger de drijfmestgift des te sterker de eventuele negatieve effecten
van drijfmest op het bodemleven kunnen zijn.
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
20
Het inrichten van verschraalde randen waar niet of zeer beperkt wordt bemest.
Randen die niet worden bemest kunnen van groot belang zijn voor opgroeiende kuikens. Het
voedselaanbod voor kuikens is in dergelijke randen groter, onder andere door de aanwezigheid van
bloeiende kruiden. Er zijn elders al goede resultaten geboekt met de aanleg van randen. Zo heeft
bijvoorbeeld melkveehouder Hessel Agema uit Kollumerpomp uitstekende resultaten hiermee
bereikt (zie www.skalsumernatuurbeheer.nl).
Als vuistregel kan bij de aanleg van randen een percentage van circa 10 % van het totaal oppervlak
van het weidevogelreservaat worden aangehouden. In de Hoeksmeer zou dan ongeveer 6 hectare
aan randen als zodanig kunnen worden ingericht. Bij een breedte van circa 5 m betekent dit dat er
maar liefst 12 kilometer aan randen zou kunnen worden gerealiseerd. Al met al gaat dit niet ten
koste van de plaatsingsruimte van Stol. Wel is er sprake van een verminderde grasopbrengst en
extra moeite om de randen na vertrek van de weidevogels alsnog te maaien.
Uitgaande van 10 % schrale randen en de eerder genoemde 20 % drijfmest kan de benodigde
hoeveelheid stalmest daarmee met 30 % worden beperkt in vergelijking met een totale overstap
naar drijfmest. Hiermee komt de totale behoefte aan vaste mest op circa 450 m3 in plaats van 700
m3.
Variatie type mest over het jaar
Verder is nog variatie in de tijd mogelijk, waarbij in het vroege voorjaar wordt volstaan met
gemiddeld circa 5 m3 vaste mest per hectare, wat na de eerste snede wordt aangevuld met circa 10
ton drijfmest of dunne fractie. Bij een dergelijk bemestingsregime is circa 300 m3 vaste stalmest per
jaar nodig. Aangezien dit bemestingsregime niet helemaal optimaal is, zou ter compensatie het
onbemeste randenbeheer op circa 10% van het gebied kunnen worden ingesteld.
De verdeling van vaste mest, drijfmest en onbemeste randen zou zorgvuldig moeten plaatsvinden.
Vaste mest en onbemeste randen kunnen het beste worden gecombineerd met kuikenland. Het
gebruik van vaste mest geeft namelijk een minder snelle groei van het gras dan wanneer dezelfde
hoeveelheid stikstof in de vorm van drijfmest zou worden opgebracht. Een overmatige lengte van het
gras maakt grasland minder geschikt als kuikenland.
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
21
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Uit het oriënterend onderzoek naar de varianten van vaste mest voorziening voor het
weidevogelreservaat Hoeksmeer kan het volgende worden geconcludeerd:
• In het weidevogelreservaat van de Hoeksmeer is plaatsingsruimte voor ruim 10 ton vaste mest per hectare. Uitgaande van de 64 hectare weidevogelreservaat is totaal circa 650 ton vaste mest nodig.
• Als mogelijke bronnen van vaste mest komen in aanmerking:
o Een potstal voor melkkoeien en jongvee
o Een potstal voor jongvee en droge koeien
o Dichte stalvloeren met mestschuif
o Mestscheiding drijfmest
o Aanvoer vaste mest van derden
Voor bovengenoemde varianten zijn de voor- en nadelen, praktische mogelijkheden,
investeringskosten en jaarlijkse kosten van grondstoffen en loonwerk op een rij gezet.
• Het inrichten van een potstal voor de gehele veestapel levert een zeer grote hoeveelheid
(circa 850 m3) ruige stalmest op. De investeringen voor een dergelijke stal zijn echter zeer
hoog (schatting € 600000). Een groot nadeel van een dergelijk stalsysteem zijn problemen
door onvoldoende hygiëne van de melkkoeien. Om de hygiëneproblemen te beperken is het
noodzakelijk om veel strooisel te gebruiken. Ook hieraan zijn hoge kosten verbonden. De
variant potstal voor melkkoeien en jongvee moet al met al als minder geschikt worden
geclassificeerd.
• Een potstal voor alleen het jongvee en de droogstaande koeien levert circa 300 m3 ruige
stalmest op. De geschatte investeringen voor nieuwbouw en inrichting van een dergelijk
staltype bedragen circa € 200000. De jaarlijkse meerkosten voor grondstoffen en loonwerk
zijn relatief laag (Circa € 6000 bij gebruik stro of circa € 1000 bij gebruik natuurmaaisel als
strooisel). Behalve een iets grotere kans op verwondingen door spenentrappen zijn er
weinig nadelen verbonden aan een dergelijk stalsysteem, terwijl het mestproduct volledig
aan de eisen voor weidevogelbeheer voldoet.
• Wanneer de bestaande stallen worden voorzien van dichte stalvloeren met mestschuif kan
ruw geschat circa 500 m3 vaste mest worden geproduceerd. De investeringen voor
aanpassing van de stal en opslag van mest en stro worden geschat op circa € 200000. De
jaarlijkse meerkosten voor grondstoffen en loonwerk zijn relatief laag (Circa € 6500 bij
gebruik stro of circa € 1500 bij gebruik natuurmaaisel als strooisel). Behalve een iets grotere
kans op verwondingen door uitglijden zijn er weinig nadelen verbonden aan een dergelijk
stalsysteem. Wanneer voldoende stro of natuurmaaisel wordt toegevoegd, kan het
mestproduct aan de eisen voor weidevogelbeheer voldoen. Eventueel kan een dergelijk
systeem worden beperkt tot een deel van de stal.
• Mestscheiding is een relatief nieuwe techniek die volop in ontwikkeling is. Drijfmest wordt
bij deze techniek gescheiden in een dunne en een dikke fractie. De dikke fractie kan als vaste
mest worden toegepast. Mestscheiding op het bedrijf van pachter Stol zou ongeveer 400 tot
500 m3 dikke fractie op kunnen leveren. De geschatte investeringskosten zijn relatief laag en
bedragen circa € 100000. De jaarlijkse meerkosten voor grondstoffen en loonwerk bedragen
circa € 7500 bij gebruik van stro of circa € 1500 bij gebruik van natuurmaaisel. Binnen het
Oriënterend onderzoek vaste mest Hoeksmeer JPMA Rapportnummer 20090901
22
weidevogelbeheer is weinig ervaring met mestscheiding en het gebruik van de dikke fractie
als alternatief voor ruige stalmest. Een groot voordeel van mestscheiding is dat er geen
ingrijpende veranderingen in het stalsysteem hoeven plaats te vinden en dat er geen sprake
is van insleep van bedrijfsvreemde mest. De opbrengst en de gehalten stikstof en fosfaat in
de dikke fractie kunnen per veehouder en scheidingssysteem sterk wisselen. Omdat de dikke
fractie soms veel fosfaat bevat bestaat er het risico op overbemesting met fosfaat of
beperkte toepassingsmogelijkheden van de dikke fractie in weidevogelreservaat.
• Bij aanvoer van vaste mest van derden kan, gelet op de huidige plaatsingsruimte bij pachter
Gerhard Stol, circa 270 m3 worden aangevoerd. Wanneer de 8 hectare die in 2009 via een
jaarcontract aan Stol is verhuurd wordt meegerekend, kan zelfs circa 380 m3 vaste mest
worden aangevoerd. Aanvoer van vaste mest vergt geen hoge investeringen. Uitgaande van
de aanvoer van 270 m3 op jaarbasis zijn de jaarlijkse kosten echter wel hoog, namelijk circa €
5000 – 6000. Grote nadelen van de aanvoer van vaste mest van derden zijn de kans op
insleep van ziekten (Salmonellose en Paratuberculose), het gebrek aan kwaliteitscontrole en
het beperkte marktaanbod van ruige stalmest.
• Het gebruik van natuurmaaisel in plaats van stro kan de jaarlijkse kosten voor grondstoffen
aanzienlijk verlagen. Stro is veelal de hoogste kostenpost. Het gebruik van natuurmaaisel is
daarom het overwegen waard.
• Financieel en bedrijfstechnisch gezien is een volledige overstap naar vaste stalmest misschien
niet haalbaar. Door het gebruik van mengvormen van bemesting is mogelijk een voor
weidevogelbeheer goed acceptabele tussenweg te vinden. Er moet dan worden gedacht aan
mengvormen waarbij deels nog met (lage giften) drijfmest wordt gewerkt, deels met vaste
stalmest en deels met onbemeste randen.
AANBEVELINGEN
• Alvorens wordt gekozen voor een investering in een bepaalde variant of een combinatie van
varianten is het noodzakelijk om deze variant(en) eerst technisch gedetailleerder uit te
werken.
• Er zijn meerdere combinaties van zowel bronnen van vaste mest als bemestingsregimes
mogelijk. Het is aan te bevelen de verschillende combinaties in kaart te brengen en
gebiedsspecifiek uit te werken.
• Omdat het gebruik van natuurmaaisel aanzienlijk kostenbesparingen kan opleveren zou
moeten worden onderzocht waar de dichtstbijzijnde locaties met voldoende natuurmaaisel
liggen.
• Wanneer wordt gekozen voor mestscheiding dan is het noodzakelijk om eerst een proef op
te starten om de geschiktheid van de drijfmest van pachter Stol te onderzoeken.
Aandachtspunten zijn daarnaast het type mestscheider, het mixen van de mest, de opslag
van dunne en dikke fractie, de chemische analyses en de eventuele bewerking van de dikke
fractie.