HET STEUNHART, VERPLEEGKUNDIGE AANDACHTSPUNTEN

13
HET STEUNHART, VERPLEEGKUNDIGE AANDACHTSPUNTEN Y. De Block, Universitair Ziekenhuis Gent, Gent Door een tekort aan donoren wordt steeds vaker een steunhart geïmplanteerd ter overbrugging naar een harttransplantatie. Dit gebeurt bij patiënten voor wie het wachten op een geschikte hartdonor te lang duurt of die medicamenteus niet geoptimaliseerd kunnen worden [1-3]. Verbetering aan het steunhartontwerp en de vooruitgang in de chirurgische en medicamenteuze behandeling zorgen ervoor dat steunhartpatiënten een goede kwaliteit van leven hebben en in staat zijn om terug te keren naar huis en zelfs in sommige gevallen terug te gaan werken [3]. In dit artikel leest u hoe een steunhart werkt, wat de mogelijke complicaties zijn na een steunhartimplantatie en welke procedures in het UZ Gent worden gevolgd bij de behandeling en verzorging van de patiënt van opname tot de verdere opvolging na ontslag. Wat is een steunhart? De medische naam voor een steunhart is Ventricular Assist Device ofwel VAD. Ventricular wil zeggen met betrekking tot de ventrikels, de kamers van het hart. Assist Device betekent ondersteunings- apparaat. Ondersteunt het apparaat uitsluitend de linker hartkamer dan komt er een letter voor de afkorting en spreekt me van een LVAD: een linker ventricular assist device [2]. In de praktijk wordt er meestal een linker steunhart geplaatst. Een rechter steunhart, ter ondersteuning van de rechter hartkamer, wordt zelden geïmplanteerd. We spreken in dit artikel dan ook enkel over de implantatie van een linker steunhart. Een steunhart is een pomp die in de borstkas op het hart wordt geplaatst en een verbinding vormt tussen de linker hartkamer en de grote lichaamsslagader (aorta). Het verschil tussen een steunhart en een harttransplantatie is dat die laatste het eigen hart vervangt, terwijl een steunhart naast het eigen hart functioneert. Met een steunhart blijft het hart zoveel mogelijk een eigen bijdrage leveren [2]. Het hoofddoel van een steunhart is het falende hart ontlasten en te helpen in de bloedvoorziening van de vitale organen zodat falen van de nieren en lever wordt voorkomen of hersteld [3-5]. Door het herstellen van de bloedsomloop hebben patiënten minder last van hartfalensymptomen en kunnen ze een groot deel van hun dagelijkse activiteiten hervatten. Het steunhart wordt in België tot op vandaag alleen ter beschikking gesteld aan patiënten die een harttransplantatie moeten ondergaan, ter overbrugging van de wachttijd. Patiënten waarbij een steunhart wordt geïmplanteerd worden dan ook automatisch op de wachtlijst voor harttransplantatie geplaatst.

Transcript of HET STEUNHART, VERPLEEGKUNDIGE AANDACHTSPUNTEN

HET STEUNHART, VERPLEEGKUNDIGE AANDACHTSPUNTEN

Y. De Block, Universitair Ziekenhuis Gent, Gent

Door een tekort aan donoren wordt steeds vaker een steunhart geïmplanteerd ter overbrugging naar

een harttransplantatie. Dit gebeurt bij patiënten voor wie het wachten op een geschikte hartdonor te

lang duurt of die medicamenteus niet geoptimaliseerd kunnen worden [1-3].

Verbetering aan het steunhartontwerp en de vooruitgang in de chirurgische en medicamenteuze

behandeling zorgen ervoor dat steunhartpatiënten een goede kwaliteit van leven hebben en in staat

zijn om terug te keren naar huis en zelfs in sommige gevallen terug te gaan werken [3].

In dit artikel leest u hoe een steunhart werkt, wat de mogelijke complicaties zijn na een

steunhartimplantatie en welke procedures in het UZ Gent worden gevolgd bij de behandeling en

verzorging van de patiënt van opname tot de verdere opvolging na ontslag.

Wat is een steunhart?

De medische naam voor een steunhart is Ventricular Assist Device ofwel VAD. Ventricular wil zeggen

met betrekking tot de ventrikels, de kamers van het hart. Assist Device betekent ondersteunings-

apparaat.

Ondersteunt het apparaat uitsluitend de linker hartkamer dan komt er een letter voor de afkorting en

spreekt me van een LVAD: een linker ventricular assist device [2]. In de praktijk wordt er meestal een

linker steunhart geplaatst. Een rechter steunhart, ter ondersteuning van de rechter hartkamer, wordt

zelden geïmplanteerd. We spreken in dit artikel dan ook enkel over de implantatie van een linker

steunhart.

Een steunhart is een pomp die in de borstkas op het hart wordt geplaatst en een verbinding vormt

tussen de linker hartkamer en de grote lichaamsslagader (aorta).

Het verschil tussen een steunhart en een harttransplantatie is dat die laatste het eigen hart vervangt,

terwijl een steunhart naast het eigen hart functioneert. Met een steunhart blijft het hart zoveel mogelijk

een eigen bijdrage leveren [2].

Het hoofddoel van een steunhart is het falende hart ontlasten en te helpen in de bloedvoorziening van

de vitale organen zodat falen van de nieren en lever wordt voorkomen of hersteld [3-5]. Door het

herstellen van de bloedsomloop hebben patiënten minder last van hartfalensymptomen en kunnen ze

een groot deel van hun dagelijkse activiteiten hervatten.

Het steunhart wordt in België tot op vandaag alleen ter beschikking gesteld aan patiënten die een

harttransplantatie moeten ondergaan, ter overbrugging van de wachttijd. Patiënten waarbij een

steunhart wordt geïmplanteerd worden dan ook automatisch op de wachtlijst voor harttransplantatie

geplaatst.

In sommige landen mag een steunhart geplaatst worden als alternatief voor een harttransplantatie, de

zogenaamde ‘destination therapy’. Deze patiënten krijgen geen harttransplantatie en worden

levenslang behandeld met het steunhart [6-7].

Een steunhart, voor wie?

De ervaring die wereldwijd is opgebouwd met mechanische ondersteuning van het hart heeft geleerd

dat patiëntselectie een heel belangrijke factor is in de resultaten van de steunhartbehandeling. Het

dilemma bij deze selectie van patiënten voor een steunhartimplantatie is de scheiding tussen

patiënten die enerzijds “te ziek” zijn om baat te hebben bij een behandeling met een steunhart en

patiënten die anderzijds relatief “te goed” zijn voor deze behandeling [6].

Iemand komt in aanmerking voor een steunhart als men in een eindstadium van een hartziekte

verkeert met ernstige klachten en een slechte levensverwachting en waarbij alle behandelopties zijn

bekeken of toegepast [8].

Omdat het steunhart momenteel alleen vergoed wordt als brug naar transplantatie, vindt er eerst een

evaluatie plaats voor harttransplantatie. De zorgverleners die verantwoordelijk zijn voor het

harttransplantatieprogramma maken een zorgvuldige afweging tussen alle factoren die de kans op

succes verhogen dan wel verkleinen, alvorens tot een behandelingsadvies te komen [1].

Het harttransplantatieteam bekijkt ook of de plaatsing van een steunhart mogelijk is. Belangrijke

factoren hierbij zijn de rechterkamerfunctie, aortaklepfunctie en de longdruk, infecties,

stollingsstoornissen en de voedingstoestand van de patiënt. Er wordt ook bekeken of de patiënt

psychisch in staat is om met het steunhart te leven.

Visuele en auditieve beperkingen kunnen ook een obstakel vormen in de verzorging van het

steunhart, tenzij er sprake is van een vrijwel continue aanwezigheid van een mantelzorger [1,8].

Steunharttypes

Vele verschillende mechanische steunharten werden reeds ontwikkeld om het falende hart te

ondersteunen. De eerste generatie steunharten was pulsatiel, dat wil zeggen met een boven- en een

onderdruk (systolisch-diastolisch) en hadden kunstkleppen om ervoor te zorgen dat het bloed in 1

richting stroomde. Deze pulsatiele steunharten worden vandaag niet meer gebruikt [3,6,9].

De huidige generatie steunharten laten het bloed continu circuleren door het gebruik van een

inwendige motor. Deze ‘continue flow’-steunharten veroorzaken een continue bloedstroom zonder

polsgolf, ze zijn dus niet-pulsatiel [10]. De belangrijkste voordelen van deze continue-flow pomp is dat

deze kleiner, stiller en gemakkelijker te implanteren is dan de pulsatiele pompen. De continue flow

pomp gaat ook langer mee dan de eerste generatie pompen [3,6,9].

De twee meest gebruikte steunharttypes op dit moment zijn de HeartMate-II (Thoratec Corp) en de

HeartWare HVAD (HeartWare International) [6].

Onderdelen van een steunhart

Er zijn 3 grote inwendige onderdelen aan een steunhart: de instroombuis, de uitstroombuis en de

pomp zelf. De instroombuis is aangesloten op het punt van de linker hartkamer (de apex) langs waar

het bloed van het hart wordt afgevoerd; de uitstroombuis brengt het bloed naar de grote

lichaamsslagader (aorta) [3]. De pomp bestaat uit een schroef die snel ronddraait en wordt

aangedreven door een elektromotor (zie figuur 1). Door de snelheid van het draaien van de schroef

wordt bloed uit de linker hartkamer gezogen en richting de grote lichaamsslagader gebracht [4].

3

1

2

Figuur 1: 1= instroombuis ter hoogte van linker hartkamer; 2=pomp;

3=uitstroombuis in de grote lichaamsslagader [11]

Een drijflijn die de stroomkabels bevat, verlaat het lichaam via de huid. Meestal verlaat deze drijflijn

het lichaam aan de linkerzijde van de buik. De drijflijn verbindt de inwendige pomp met het uitwendige

besturingssysteem [3].

Het besturingssysteem stuurt de pomp aan. Op het scherm van het besturingssysteem is te zien of de

pomp goed werkt, hoeveel bloed er per minuut wordt rondgepompt, wat de rotorsnelheid is en welk

vermogen (Watt) er geleverd wordt. Het besturingssysteem waarschuwt ook als er een probleem is

[12].

Het vermogen voor de inwendige motor wordt geleverd door 2 batterijen die de patiënt op zijn lichaam

draagt (zie figuur 2). De twee batterijen voorzien ongeveer 12 tot 14 uur energie. De batterijen worden

via de oplaadmodule opgeladen. Dankzij de batterijen is het mogelijk het dagelijkse leven weer op te

pakken en volledig mobiel te zijn. ’s Nachts wordt het besturingssysteem verbonden met een

apparaat dat op het stroomnet zit zodat de patiënt kan slapen met een constante toevoer van stroom

[4-5].

Figuur 2: Drijflijn, besturingssysteem en batterijen [13-14]

Links type Heartmate II – Rechts type Heartware HVAD

De implantatie van een steunhart

Vlak voor de operatie

Een steunhart wordt het best geïmplanteerd in een geplande (electieve) situatie. Een dringende

implantatie van een steunhart geeft minder goede resultaten qua complicaties en overleving.

Bij een geplande opname voor een steunhartimplantatie wordt de patiënt opgenomen op

hartbewaking. De preoperatieve voorbereiding bestaat er vooral in zoveel mogelijk overtollig vocht te

ontrekken en de hartfunctie te ondersteunen met inotropica.

De kinesitherapeut leert de patiënt ademhalingsoefeningen aan en probeert de mobiliteit van de

patiënt te onderhouden.

De operatie zelf

De implantatie van een steunhart is een openhartoperatie, waarbij een incisie in de borstkas wordt

gemaakt, en neemt ongeveer 6 uur in beslag [5]. Het steunhart wordt geïmplanteerd nadat de patiënt

op de hart-longmachine werd geplaatst [3].

Er wordt een stuk hartweefsel uit de punt van de linkerhartkamer gesneden waarin de instroombuis

vastgenaaid wordt (zie figuur 3). Ook in de grote lichaamsslagader wordt een opening gemaakt

waarin de uitstroombuis kan bevestigd worden.

Figuur 3: Maken van een opening in de punt van de linker hartkamer (apex) [15] Afhankelijk van het type steunhart wordt de pomp geplaatst onder het middenrif in de buikholte, type

Heartmate II, of in het hartzakje, type HeartWare HVAD.

Er wordt een opening gemaakt in de buik van de huid waarlangs de drijflijn naar buiten komt.

Na de operatie op Intensieve Zorgen

De tijd die op Intensieve Zorgen (IZ) Hartchirurgie wordt doorgebracht is verschillend van patiënt tot

patiënt maar duurt gemiddeld tussen de 5 en 10 dagen. Tijdens deze opname op IZ wordt er vooral

gekeken naar het optimaliseren van de werking van het steunhart en naar het herstel van de nier-,

lever- en longfunctie.

De zorg voor steunhartpatiënten op IZ is vergelijkbaar met de zorg voor een patiënt met een andere

openhartoperatie, zoals overbrugging of klepvervanging. De patiënt is namelijk net zoals bij een

andere openhartoperatie aan de hart-longmachine geweest, gekoeld, heeft thoraxdrains en is

geopereerd in een gebied waar bloedverlies per- en postoperatief mogelijk is. Direct na de implantatie

van het steunhart is de patiënt ook gesedeerd en beademd. Het is een openhartoperatiepatiënt met

iets 'extra's’, het steunhart [1].

Tijdens de IZ-fase worden naast de standaardcontroles de pompparameters nauwlettend in de gaten

gehouden. De pomp heeft een bepaald volume nodig om flow te kunnen genereren. Vullen van de

patiënt is meestal noodzakelijk om een goede circulatie te bewerkstelligen. De circulatie wordt

beoordeeld op bijna dezelfde criteria als bij een klassieke openhartoperatiepatiënt. De circulatie kan

beoordeeld worden aan de hand van de hartfrequentie, de drainproductie, de diurese, de centraal

veneuze druk, de perifere temperatuur en de centraal veneuze saturatie [1]. Naast deze parameters

zullen de uitstroomweerstanden, weergegeven op het steunhartscherm, een idee geven over de

werking van het steunhart. Ook de dagelijks uitgevoerde echo van het hart geeft belangrijke

informatie.

Omdat hartfalen zich veelal niet beperkt tot alleen de linkerzijde van het hart, is er extra aandacht en

zorg nodig voor het functioneren van de rechterkamer. Wanneer deze niet in staat is het bloed over

de longen door te pompen door ofwel een slechte samentrekking van de rechter hartkamer ofwel

omwille van verhoogde longdrukken, raakt de linkerkamer niet goed gevuld en krijgt het steunhart te

weinig volume met als gevolg een slechte output. Om het risico op rechterkamerfalen te voorkomen,

wordt bij iedere patiënt peroperatief stikstofbeademing gestart. Dit werkt vasodilaterend op het

longvaatbed, waardoor de rechterkamer veel makkelijker de kleine bloedsomloop kan overbruggen.

Afhankelijk van de conditie van de patiënt kan de stikstofbeademing snel worden afgebouwd of juist

langer worden gehandhaafd. Zodra de stikstoftoediening kan worden gestaakt en de patiënt

hemodynamisch en respiratoir stabiel is, kan hij wakker worden en vlot geëxtubeerd worden [1].

Terug naar de verpleegafdeling

Vanaf IZ gaat de patiënt naar de verpleegafdeling waar met behulp van kinesitherapie de conditie

zoveel mogelijk op peil wordt gebracht. Hier wordt ook geleerd hoe om te gaan met het steunhart,

welke aandachtspunten er zijn met betrekking tot de wondzorg en wat te doen als er een alarm

afgaat.

De thuisverpleegkundige wordt in het ziekenhuis opgeleid omtrent de werking van het steunhart en de

wondzorg. Vier tot vijf weken na de implantatie van het steunhart gaan de meeste mensen naar huis

om daar verder aan te sterken en te bouwen aan een steeds betere conditie.

Opvolging op de steunhartconsultatie

Nadat de patiënt met ontslag gaat, is er intensieve begeleiding in de poliklinische fase. Voor de

patiënten bestaat een continue en laagdrempelige telefonische bereikbaarheid met één van de

zorgverleners in het UZ Gent. Regelmatig zijn er (on)geplande poliklinische bezoeken en klinische

observaties van de patiënt nodig. In het begin gaat de steunhartconsultatie wekelijks door, later om

de 4 tot maximum 6 weken [8].

De steunhartconsultatie bestaat uit een fysisch onderzoek door de steunhartchirurg, een uitlezing van

de werking van het steunhart (alarmen, batterijwerking, …) door de steunhartcoördinator en een

verzorging van de uitgangsplaats van het steunhart door de steunhartverpleegkundige [1,3].

Complicaties met een steunhart

Een steunhartimplantatie is een levensreddende behandeling die ook de kwaliteit van leven bij

mensen met eindstadium hartfalen verbetert. Na de implantatie is de patiënt echter niet vrij van

complicaties. Vroegtijdige problemen na de operatie zijn bloeding in de borstholte en rechter

hartfalen. Problemen die later kunnen optreden zijn bloeding op een andere plaats dan in de

borstholte, infectie, beroerte of falen van de steunhartwerking [3].

Bloeding

De implantatie van een steunhart vereist hoge dosissen bloedverdunning terwijl de patiënt aan de

hart-longmachine gekoppeld is. Dit gegeven, samen met het feit dat de er een incisie gemaakt wordt

in de borstholte en de buik en dat patiënten vaak in een slechte voedingstoestand zijn op het ogenblik

van de operatie, verhoogt het risico op vroegtijdige bloeding. Bij de meeste patiënten kan dit onder

controle gehouden worden door het afbouwen van de bloedverdunning en een transfusie van

bloedproducten. Soms moet men terugkeren naar het operatiekwartier om de bloeding onder controle

te krijgen [3].

Na het ontslag uit het ziekenhuis hebben patiënten een toegenomen risico op maag- en

darmbloedingen en op bloeding in de neus. Er zijn verschillende factoren die hier toe bijdragen: de

bloedverdunnende medicatie, niet-pulsatiele bloedstroom waardoor er een misvorming ontstaat van

de bloedvaten in de darm en steunhartgerelateerde veranderingen in de stollingsfactoren [3,16].

Rechter hartfalen

De meeste patiënten met vergevorderd hartfalen hebben voornamelijk een sterk verzwakte hartspier

ter hoogte van de linkerzijde van het hart. Daarom wordt in de meeste gevallen een linker ventrikel

steunhart geplaatst. Vaak wordt er echter ook een verzwakking van de rechter hartkamer gezien

waardoor er een risico is voor het ontwikkelen van rechter hartfalen na de steunhartoperatie. Acuut

rechter hartfalen treedt op bij 20 tot 25% van de patiënten. Dit gebeurt meestal op IZ, kort na de

steunhartimplantatie [16].

Tekenen van rechter hartfalen zijn gezwollen benen en buik, uitzetting van de nekaders en

vochtopstapeling in de longen. Rechter hartfalen kan meestal onder controle worden gebracht door

intraveneuze toediening van plasmedicatie en medicatie die de longdrukken verlaagt [3].

Hoge bloeddruk

Een groot deel van de patiënten ontwikkelt hoge bloeddruk na de steunhartimplantatie. Dit kan een

impact hebben op de duurzaamheid van de steunhartwerking en verhoogt het risico op beroerte. De

bloeddruk heeft een directe impact op de pompsnelheid en de ‘flow’. Wanneer een patiënt een hoge

bloeddruk heeft, moet dit onmiddellijk behandeld worden met bloeddrukverlagende medicatie [3].

Bloedklonter

Na een steunhartimplantatie is men klontergevoeliger omwille van het contact van het bloed met

lichaamsvreemd materiaal. Deze klonters kunnen een slechte werking van het steunhart veroorzaken

en kunnen via de pomp ook in de bloedsomloop terecht komen wat dan een beroerte kan

veroorzaken. Bloedverdunnende medicatie is dan ook een belangrijk onderdeel van de behandeling.

Het niveau van de bloedverdunning wordt regelmatig gecontroleerd door het testen van de

International Normalize Ratio (INR), parameter voor de mate van bloedverdunning, in het bloed [3].

Infectie

Infectie van de uitgangsplaats van de drijflijn wordt behandeld met antibiotica en dagelijkse wondzorg.

De meeste drijflijninfecties kunnen niet genezen maar kunnen wel onderdrukt worden tot aan de

transplantatie. Zoals bij vele infecties is preventie het belangrijkst. Dit houdt in dat de uitgangsplaats

op een hygiënische manier gereinigd wordt en de drijflijn gestabiliseerd wordt zodat er geen

rechtstreekse tractie kan op komen. Ook het opleiden van de patiënt en de familie om tijdig signalen

van infectie te herkennen en het ziekenhuis te verwittigen, speelt een belangrijke rol in het voorkomen

van een ernstige infectie [3].

Ritmestoornissen

Ventriculaire ritmestoornissen komen vaak voor bij steunhartpatiënten, voornamelijk bij die patiënten

met ischemisch hartlijden. Hoewel levensbedreigende ritmestoornissen zoals onder andere

ventrikelfibrillatie verrassend goed verdragen worden door steunhartpatiënten, kan dit leiden tot een

minder goede werking van het steunhart en een hemodynamische weerslag hebben. Deze

ritmestoornissen moeten dan ook gecorrigeerd worden door defibrillatie [1, 8].

Falen van het steunhart

Met de eerste generatie steunharten was het falen van het steunhart een belangrijke oorzaak van

heropnames en zelfs overlijden van de patiënt. De nieuwe generatie steunharten toont gelukkig een

verbeterde duurzaamheid. Een slechte werking van kabels, besturingssysteem en batterijen komt nog

altijd voor maar deze problemen zijn gering, worden aangeduid door alarmen en zijn gemakkelijker op

te lossen. Zeer zelden moet een steunhart volledig vervangen worden [3].

Beperkingen

Leven met een steunhart geeft een aantal beperkingen.

Zo mag de patiënt de eerste weken na de implantatie geen auto besturen. Er zijn echter geen

wettelijke richtlijnen hieromtrent. De verantwoordelijke arts bekijkt de medische toestand van de

patiënt. Eens de arts de patiënt in staat acht om veilig te kunnen rijden, wordt een

rijvaardigheidsattest uitgeschreven [3].

De patiënt mag niet zwemmen en niet in bad wegens het gevaar voor elektrocutie. Douchen is wel

mogelijk van zodra de uitgangsplaats van de drijflijn goed genezen is en het infectiegevaar

grotendeels verdwenen is. Vanuit het ziekenhuis wordt een speciale douchetas ter beschikking

gesteld waarin het besturingssysteem en de batterijen op een veilige, waterdichte manier kunnen

verpakt worden [3,5]. De patiënt krijgt een opleiding over het gebruik van de douchetas. Deze

opleiding vindt meestal plaats anderhalve maand na ontslag uit het ziekenhuis. De periode

voorafgaand deze opleiding mag de patiënt niet douchen [3].

Een steunhartpatiënt mag niet hardlopen of springen want sterke schokken kunnen irritatie en/of

bloedingen van weefsel rondom het steunhart veroorzaken.

Aangezien steunhartpatiënten op de wachtlijst voor harttransplantatie staan, moeten ze er voor

zorgen dat ze tijdig in het ziekenhuis geraken wanneer er een donorhart beschikbaar is. Dit houdt in

dat de vakantiemogelijkheden beperkt zijn tot bestemmingen op minder dan 2 uur rijden van het

ziekenhuis. Wanneer ze op vakantie gaan moeten ze steeds de transplantcoördinator verwittigen.

Aandachtspunten na steunhartimplantatie

Observatie van een patiënt met een steunhart

De beoordeling van een patiënt met een steunhart start met een eenvoudig onderzoek. Als de patiënt

wakker is, alert is en er goed uitziet dan zal het steunhart zeker werken [16].

Traditionele manieren om de hemodynamische status te beoordelen zijn moeilijk uit te voeren bij

steunhartpatiënten. Doordat het steunhart een continue doorstroming verzorgt, heeft een drager van

een steunhart geen voelbare polsslag meer; de pulserende beweging door het ‘kloppen’ van het hart

is afwezig [5]. Het hartritme kan gemeten worden via een elektrocardiogram (ECG).

Ook het meten van een bloeddruk is vaak niet mogelijk omwille van de aanwezigheid van de

continue-flow. Indien de bloeddruk toch meetbaar is, kan dit een indicatie zijn om de

bloeddrukverlagende behandeling op te drijven. De bloeddrukmeting moet gebeuren met een

elektrische bloeddrukmeter want met een manuele bloeddrukmeter lukt dit niet.

Wanneer de patiënt er shockerig uitziet, geeft het controleren van de capillaire refill informatie over de

werking van het steunhart. Als de refill heel traag verloopt dan kan dit wijzen op een slechte werking

van het steunhart [16].

Beweging

Vlot mobiliseren kan longproblemen en spierverval helpen voorkomen. De kinesitherapeut is hier al

vanaf het eerste begin intensief bij betrokken. Omdat het lichaam vaak nog moet wennen aan de

nieuwe hemodynamiek en moet herstellen van de grote operatie in combinatie met de dikwijls slechte

conditie na langdurig hartfalen of zeer ernstig ziek zijn, wordt het mobiliseren rustig opgebouwd. Van

rechtop zitten in bed via bengelen op de rand van het bed naar mobiliseren in de stoel [1,3].

Na ontslag uit het ziekenhuis starten de meeste patiënten in een hartrevalidatieprogramma. Dit

hartrevalidatieprogramma geeft ondersteuning bij het hervatten van lichaamsbeweging en helpt ook

bij het opbouwen van zelfvertrouwen [15].

Ook al wordt een actieve levensstijl aangemoedigd, zware inspanningen waarbij men veel kracht

moet gebruiken of contactsporten worden afgeraden. Hierdoor zou er schade aan het steunhart

kunnen ontstaan [3].

Voeding

Door hun chronische ziekte en herhaaldelijke heropnames zijn patiënten met hartfalen vaak

ondervoed op het ogenblik van de steunhartimplantatie. Een slechte voedingstoestand kan de

wondheling vertragen en het risico op infectie verhogen. Het is daarom belangrijk dat een diëtiste

deze patiënten tijdens de opname, en soms daarna, strikt opvolgt en suggesties geeft aan de patiënt

in verband met de calorie-inname [3,8].

Vochtinname

Hartfalenpatiënten krijgen meestal een vochtbeperking van 1500ml per dag. Na een steunhart-

implantatie wijzigt dit beleid sterk. Steunhartpatiënten moeten over het algemeen 3 liter per dag

drinken. Een goede vulling van de patiënt is noodzakelijk om een goede werking van het steunhart te

garanderen. Een steunhart kan alleen het volume wegpompen dat aangeboden wordt en is hierdoor

zeer preloadafhankelijk.

Een te laag volume zal leiden tot een lage cardiale output, lage gemiddelde bloeddruk en een slechte

flow in het steunhart. De behandeling bestaat in het toedienen van vocht [16].

De optimale vullingsstatus wordt bepaald aan de hand van klinische observaties (diurese,

aanwezigheid van oedemen, vullingsdrukken en dergelijke), labowaarden en diagnostische

onderzoeken (echo hart, RX thorax).

Zelfzorg

Tijdens de opname zijn de verpleegkundigen, artsen en de steunhartcoördinator verantwoordelijk voor

de zorg en de goede werking van het steunhart. Naar het ontslag toe krijgen de patiënt en zijn familie

meer verantwoordelijkheid over deze zorg, dit onder supervisie van een hulpverlener. Eens de patiënt

terug thuis is, ligt de verantwoordelijkheid in zijn handen. De patiënt moet aandacht hebben voor het

onderhoud van de steunharttoebehoren, het correct klaarzetten en innemen van de medicatie, het

observeren van tekenen van infectie, het opvolgen van de vitale parameters en steunhartdata en

controleren of de batterijen naar behoren werken.

Een thuisverpleegkundige wordt opgeleid voor de wondzorg aan de uitgangsplaats van de drijflijn en

zal in de thuissituatie deze zorg op zich nemen [3].

Hartmassage / Defibrillatie

Hartmassage is zelden nodig bij mensen met een steunhart en is zelfs levensgevaarlijk. Door de

hartmassage kunnen de canules in de punt van het hart en de grote lichaamsslagader afscheuren

waardoor herstel van de bloedsomloop niet meer mogelijk is en de patiënt komt te overlijden.

Defibrillatie mag wel. Een groot aantal steunhartpatiënten is ook drager van een ICD (Implanteerbare

Cardioverter Defibrillator).

Verzorging van de uitgangsplaats

Er zijn op dit moment geen internationale richtlijnen die de beste behandeling voor de verzorging van

de uitgangsplaats van de drijflijn omschrijven. De verzorging kan variëren tussen de verschillende

centra. Toch moeten enkele punten in overweging worden genomen:

- Dagelijkse verzorging van de uitgangsplaats wordt aanbevolen de eerste weken na de

implantatie. Later kan de verzorging om de 2 dagen plaats vinden

- Het gebruik van een kleurloos antiseptisch reinigingsmiddel

- De uitgangsplaats moet altijd schoon en droog gehouden worden

- Het fixeren van de drijflijn bevordert de ingroei en minimaliseert de kans op het ontstaan van

beschadigingen die tot infectie kunnen leiden. Trekken aan of bewegen van de drijflijn kan het

genezingsproces vertragen.

- Bij de verzorging is het belangrijk altijd te letten op kleur, vochtafscheiding, geur en zwelling

van of nabij de wond en veranderingen ten opzichte van de vorige dagen te registreren.

[1,3,8]

Kwaliteit van leven met een steunhart: wat te verwachten?

Ondanks de mogelijkheid van complicaties met een steunhart, geven de meeste patiënten een

duidelijke verbetering van kwaliteit van leven aan na de implantatie van een steunhart. Met een

normale bloedsomloop in het lichaam verdwijnen de klachten van hartfalen volledig of worden beperkt

tot een leefbaar niveau. Patiënten zijn opnieuw in staat om aangename activiteiten uit te voeren zoals

lichaamsbeweging, vakantie of seks. Voor jongere patiënten is het mogelijk om de schoolactiviteiten

opnieuw te hervatten. In vergelijking met medicatie of pacemakers/defibrillators verbeteren steunharten

de kwaliteit van leven in een veel grotere mate [3].

Functionele capaciteit

Voor de implantatie is maar een klein deel van de patiënten, 14%, in staat om een 6-minuten

wandeltest uit te voeren. De mensen die wel in staat zijn om een wandeltest te doen wandelen

gemiddeld 214 meter op 6 minuten. Zes maanden na de implantatie ziet men een sterke verbetering

in deze afstand, namelijk 372 meter op 6 minuten.

De meeste patiënten omschrijven hun activiteitenniveau voor de implantatie als laag of zeer laag. Na

6 maanden omschrijft 68% van de patiënten hun niveau als gemiddeld, hoog of zeer hoog [9].

Besluit

Door een tekort aan donoren heeft een steunhart een belangrijke plaats ingenomen bij de behandeling

van patiënten met eindstadium hartfalen. Verpleegkundigen zullen in de toekomst dan ook meer

geconfronteerd worden met de zorg voor een steunhartpatiënt. Het is daarom belangrijk dat de

algemene kennis bij verpleegkundigen omtrent een steunhart (de manier van observeren, de

complicaties, de beperkingen en leefregels) vergroot. Aangezien steunhartimplantatie nog in volle

ontwikkeling is, zal het de komende jaren nodig zijn om de kennis regelmatig op te frissen.

Referenties

[1] Cordiaal. Het steunhart als brug naar transplantatie, December 2013, geraadpleegd via

http://www.crossmedianederland.com/userfiles/portfolio/H7S5u7Zwz0AfEUiibOzMd62ew8iTOxN

hZ4aMs8H7.pdf, op 9 september 2015.

[2] www.hartwijzer.nl, geraadpleegd op 6 juli 2015.

[3] Givertz M. Ventricular Assist Devices. Important information for Patients and Families.

Circulation. 2011;124:305-311.

[4] Thoraxcentrum UMCG. Het steunhart (left ventricular assist device), mei 2015, geraadpleegd via

https://www.umcg.nl/SiteCollectionDocuments/Zorg/ZOB/H/Steunhart%20LVAD%20nieuw.pdf,

op 6 juli 2015.

[5] www.LVAD.nl, geraadpleegd op 1 september 2015.

[6] Consensus Werkgroep LVAD. Rapport LVAD werkgroep NVT/NVCC, Augustus 2014,

geraadpleegd via https://www.nvvc.nl/media/richtlijn/171/Rapport_LVAD-DT_versie_aug14.pdf,

op 1 september 2015.

[7] Kirklin J, Naftel D, Pagani F, Kormos R, Stevenson L, Blume E, et al. Sixth Intermacs annual

report: a 10 000-patient database. J Heart Lung Transplant. 2014;33(6):555-564.

[8] Feldman D, Pamboukian S, Teuteberg J, Birks E, Lietz K, Moore S, et al. The 2013 International

Society for heart and lung transplantation guidelines for mechanical circulatory support: executive

summary. J Heart Lung Transplant. 2013;32(2):157-187.

[9] Rogers J, Aaronson K, Boyle A, Russell S, Milano C, Pagani F, et al. Continuous flow left

ventricular assist device improves functional capacity and quality of life of advanced heart failure

patients. J Am Coll Cardiol. 2010;55(17):1826-1834.

[10] Meursing B, Lamfers E. Handboek Hartfalen 2011. Houten: Bohn Stafleu van Loghum 2011.

[11] www.alliedmotion.com, geraadpleegd op 10 september 2015.

[12] Leids universitair medisch centrum. Steunhart/Linker Ventrikel Assist Device, geraardpleegd via

http://www.hartcentrum.nl/behandeling-voor-hartfalen/steunhart/linker-ventrikel-assist-device-

lvad, op 6 juli 2015.

[13] www.heartmatepro.com, geraadpleegd op 11 september 2015.

[14] www.heartware.com, geraadpleegd op 11 september 2015.

[15] www.thoratec.com, geraardpleegd op 6 juli 2015.

[16] Partyka C, Taylor B. Review article: ventricular assist devices in the emergency department.

Emergency Medicine Australasia. 2014;26:104-112.