Het onzichtbare geluk van andere mensen

17
Manu Joseph Het onzichtbare geluk van andere mensen Uit het Engels vertaald door Harry Pallemans Uitgeverij Podium Amsterdam

description

Manu Joseph

Transcript of Het onzichtbare geluk van andere mensen

Manu Joseph

Het onzichtbare geluk van andere mensen

Uit het Engels vertaald door Harry Pallemans

Uitgeverij PodiumAmsterdam

9789057595486.indd 3 10-01-13 12:46

7

1

Het gezin van underdogs

Ousep Chacko is volgens Mariamma Chacko zo’n man die aan het eind van een verhaal dood moet. Maar hij weet dat ze hier ook weleens aan twijfelt, vooral ’s morgens. Hij zit zoals gewoon-lijk aan zijn houten bureau een grote stapel striptekeningen te bekijken en probeert het enige raadsel op te lossen dat haar inte-resseert. Hij vraagt niet om koffie, maar zij brengt hem die even-goed en zet het glas met enig venijn op het bureau neer om hem aan de schande van gisteravond te herinneren. Ze gooit het raam open, schudt zijn asbak leeg en ordent de kranten op de tafel. En wanneer hij ten slotte zwijgend naar zijn werk vertrekt, staat ze in de hal te kijken hoe hij de trap af gaat.

Op de speelplaats beneden, harde bruine grond met pluk-jes gras, loopt Ousep met snelle korte passen naar het hek. Hij ziet de andere mannen, de goede echtgenoten en goede vaders, hun zwarte schoenen gepoetst, nette overhemden nu al klam in de vochtige lucht. Ze lopen naar de scooterstalling met omgekeerde helmen waarin hun belachelijk kleine vege-tarische lunchpakketje ligt. Er komen nog meer mannen uit de trappenhuizen van Blok A, een sober wit gebouw van drie verdiepingen. Hun verzorgde, rooskleurige vrouwen met hun katoenen sari ’s aan verschijnen nu op de balkons om hen uit te zwaaien. Ze prevelen gebeden, lachen naar andere vrouwen, gluren met één oog in hun eigen bloesjes.

9789057595486.indd 7 10-01-13 12:46

8

De mannen groeten Ousep nooit. Ze wenden zich af, of vein-zen belangstelling voor de grond, of vegen hun bril schoon. Maar onderling is er veel sympathie. Ze zijn een genootschap en kunnen door alleen de keel te schrapen al communiceren.

‘Gorbatsjov,’ zegt een tengere man.‘Gorbatsjov,’ zegt de ander.Na aldus de analyse van het belangrijkste nieuws in The Hin-

du te hebben voltooid, namelijk de verkiezing van Michail Gor-batsjov tot eerste president van de Sovjet-Unie, lopen ze naar hun scooter. In Madras is een scooter de belofte van een man dat hij ’s avonds niet dronken thuiskomt. Serieuze journalisten als Ousep Chacko beschouwen het als een belediging om op een scooter gezien te worden, maar de meesten van deze man-nen werken bij een bank. Ze hebben nu hun stuur vast en staan er sloom bij. Dan ineens trappen ze, alsof de motor van schrik tot leven moet komen. Ze trappen een heleboel keren, sommi-gen lijken zelfs te stuiteren. Uiteindelijk brullen de motoren en rijden ze weg, een voor een, en ze zitten helemaal op het punt-je van hun zadel, alsof dat goedkoper is. ’s Avonds om zes uur zullen ze langs dezelfde route terugkomen met jasmijnbloemen die hun vrouwen in hun pasgewassen haar zullen doen, zodat er een geur in het huis wordt verspreid die de geslachtsdrift prik-kelt en de schoonvaders die bij hen inwonen onrustig maakt, de oude mannen die zo naar vlees hunkeren dat ze kinderen betas-ten, volwassen mannen betasten, stiekem met hun dijen heen en weer gaan als ze naar vrouwentennis op tv kijken.

Bij het hek staat de frêle bewaker in een lachwekkend semi-militair tenue dat opbolt in de wind, en hij brengt zijn vijand een ingehouden groet. Ousep knikt zonder te kijken. Dat le-vert altijd respect van de bewaker op. Ousep werpt een snelle blik op de balkons met de vrouwen, die net doen of ze niet naar hem keken. Zijn eigen balkon op de derde verdieping is leeg.

Hij loopt naar het einde van de straat, in het volle zicht van

9789057595486.indd 8 10-01-13 12:46

9

alle balkons van de vier identieke gebouwen aan Balaji Lane, voor de ogen van alle huisvrouwen en roerloze oude spoken, die met open mond kijken. Ousep loopt ’s ochtends snel, zijn rechterpink uitgestoken alsof hij een signaal wil opvangen. Door de andere toegangshekken komen nog meer scooters. Sommige berijders staren hem aan alsof het veiliger is om oog-contact met hem te hebben als ze een helm dragen, wat in ze-kere zin ook zo is. Er verdwijnen vrouwen van de balkons met de laatste restjes gebed in hun mond, er verschijnen vrouwen op de balkons met vele dingen aan hun hoofd. Wanneer ze hem zien, blijft hun blik even op hem rusten om tijd te maken voor een snelle veroordeling. Alles in aanmerking genomen, alles wat er heeft plaatsgevonden en hoe hij is, valt het te begrijpen dat de mensen hem aanstaren, maar hij heeft er een hekel aan. Ze zouden misschien moeten lachen als ze het hoorden, maar eigenlijk is Ousep Chacko een man die niet wil opvallen, die lijdt onder de blikken die men op hem werpt. Maar het is nu eenmaal het lot van schuchtere mensen dat de dingen die ze vrezen meestal ook gebeuren.

Nu is het zo dat je in dit smalle teerstraatje algauw de aan-dacht trekt. Het ligt de hele dag te wachten om opgeschrikt te worden door iets wat ook maar enigszins vreemd is. Zoals een verdwaalde werkende vrouw met het revolutionaire mouw loze topje aan, die hier in dezelfde categorie valt als een geschei-den vrouw. Een man met een paardenstaart. Een meisje uit het noorden van India met een spijkerbroek aan die zo strak zit dat je tussen haar benen door kunt kijken. Het is alsof zul-ke verschijningen een teken zijn dat de toekomst, die elders al is aangekomen, nu deze stad verkent. Dit is het laatste ver-zet van een tijdperk, de laatste keer dat je iets over een straat in Madras kunt zeggen en het nog klopt. Mannen zijn admi-nistrateur, moeders zijn huisvrouw. En alle beha ’s zijn wit. Half Britse meisjes die in bloemetjesjurken lopen, zijn Maria.

9789057595486.indd 9 10-01-13 12:46

10

Zo zouden de mensen in Balaji Lane zich vele jaren later deze tijd herinneren. En terugdenkend aan die dagen zouden ze zich ook gniffelend het katholieke gezin uit Kerala herinneren, de koekoeken tussen de kraaien: de verachtelijke man die Ousep Chacko heette, zijn vastgelopen vrouw die al haar begrijpelijke grieven met haar kale muren deelde, en hun zoon Thoma, die zo slecht in wiskunde was. Wat is er van hen geworden, hebben ze het lange leven volgehouden, hebben ze het gered?

En Unni zouden ze zich natuurlijk herinneren. Unni Chacko zouden ze nooit vergeten. ‘Weet je Unni nog?’ zouden ze zeg-gen. ‘Zijn ze er ooit achter gekomen waarom hij dat toen heeft gedaan? Waarom deed Unni Chacko wat hij deed?’ Niemand zou dat wat Unni had gedaan ooit benoemen. Het is zo’n angst-aanjagend woord in elke taal.

Ousep wil niet zo vroeg al aan zijn zoon denken, in elk geval niet voor het eerste interview van de dag. Als zijn gedachten die kant uit gaan, zou hij weer in alle bekende vallen verstrikt raken en zich weer duizend keer dezelfde tergende vragen stel-len. Hij wil aan iets anders denken, iets onbeduidends. Maar Unni Chacko bouwt zich al op in Ouseps hoofd, staart zijn va-der aan vanaf een zelfportret. Wat Ousep ziet is een jongen met doordringende nauwe ogen, een breed voorhoofd en een bos dik haar. Een zeventienjarige striptekenaar, een uitzonderlij-ke striptekenaar, maar te jong om te aanvaarden dat subtiliteit niet altijd middelmatigheid maskeert. Zoals de meeste stripte-kenaars is het een zwijgzame jongen, en als hij iets zegt, is het niet zo grappig. Meestal is hij ontzettend kortaf, zelfs tegen zijn moeder, van wie hij om overdreven redenen houdt – de enige manier waarop een zoon van zijn moeder kan houden.

Dat is wat Ousep ziet, verder weet hij heel weinig van zijn zoon. Het is geen schande om dat te erkennen. Welke misvat-tingen ouders ook hebben, in wezen kennen ze hun kinderen niet. Bij Ousep is dat alleen maar een graadje erger dan bij an-

9789057595486.indd 10 10-01-13 12:46

11

dere vaders. Maar hij heeft wel nauwkeurig elke centimeter van de drieënzestig cartoons en strips van Unni bekeken die in huis liggen, de meeste in een grote houten koffer. Vierenzestig als Ousep een raadselachtige strip meetelt die hij bij toeval in han-den heeft gekregen en voor Mariamma heeft verborgen. Wat niet eenvoudig is in dat huis. Hij heeft hem in de radio ver-stopt. Om hem tevoorschijn te halen, moet hij telkens de ach-terplaat losschroeven.

Ergens in Unni ’s cartoons en strips ligt de alles verklarende aanwijzing. Dat is wat Ousep gelooft. Verder valt er eigenlijk niets meer te geloven.

Unni ’s werk bestaat voor het merendeel uit strips van meer-dere bladzijden, verhalen die verteld worden in gedetailleerde zwart-wittekeningen met hier en daar ineens een likje water-verf. Er is geen thema dat overal in terugkomt, en er zijn geen duistere verhalen over superhelden zoals je zou verwachten. Maar om de een of andere reden zijn er naar verhouding veel strips waarin het zoeken van de mens naar de zin van het leven op de hak wordt genomen.

In de strip die De absolute waarheid heet, zweeft er door de verre ruimte een onbeschreven witte envelop die om onbeken-de werelden heen cirkelt en uiteindelijk koers zet naar de Aarde. Bij het binnengaan van de aardse dampkring verbrandt de en-velop en komt er een nieuwe witte envelop tevoorschijn. Daar staat ‘De Absolute Waarheid’ op geschreven. Hij zweeft naar be-neden en valt op een uitgestrekte akker. Een boer met onbloot bovenlijf raapt de envelop op, maakt hem open, haalt er een vel papier uit. Hij leest wat er staat en begint onbedaarlijk te la-chen. Hij geeft hem aan zijn vrouw, die ook begint te lachen. De boer geeft De Absolute Waarheid aan zijn buurman, die zijn buik vasthoudt en schaterend over zijn koolveld rolt. De brief gaat van hand tot hand, huis naar huis, dorp naar dorp, stad naar stad, de hele wereld over, en overal lachen de mensen zich

9789057595486.indd 11 10-01-13 12:46

12

rot om de langverwachte ontdekking van de absolute waarheid.In Verlichting zit een wijze in een pij op een besneeuwde

bergtop te mediteren. Jaargetijden veranderen, stormen trek-ken voorbij, maar niets brengt hem uit zijn evenwicht. Hij krijgt een enorme erectie, maar de man is onverstoorbaar, zich niet bewust van wat er met hem en om hem heen gebeurt. Er komen bergbeklimmers met de vlag van hun land, die teleur-gesteld weer vertrekken als ze zien dat er al iemand op de top zit. De wijze wordt heel oud, zijn baard wordt wit. Uiteindelijk verschijnt er een stralenkrans achter hem. Hij heeft de verlich-ting bereikt. Hij doet zijn ogen open en lijkt totaal verbijsterd. Hij schreeuwt: ‘Shit, ik zit in een strip.’

Unni ’s  strips hebben heel weinig dialoog, en door het ont-breken van tekst heeft zijn werk iets sombers, iets abstracts, met name in een van zijn meest ambitieuze verhalen, Beatles, overstekend, dat eenentwintig bladzijden beslaat. Het begint met een rode kever die aan één kant van een brede zwarte weg staat. De kever zegt: ‘Ik wil naar de overkant.’ En hij begint de weg over te steken. Dan schakelt de strip over naar de Beatles die met z’n vieren op allerlei plaatsen in de wereld optreden, met befaamde monumenten op de achtergrond. Overal waar ze komen, zijn er massa ’s uitzinnige mensen. Op een bepaald punt in de strip wordt de vraag gesteld: Waarom is Ringo Starr niet zo beroemd als de drie andere Beatles? Bij de vraag staat een tekening van de Beatles tijdens een optreden. Onder aan de bladzijde komt het antwoord: Omdat hij altijd zat. Zou dat waar kunnen zijn? In de loop van het verhaal blijken de Beatles lang-zamerhand ontevreden en ongelukkig te worden. Ze komen naar India en maken kennis met heilige mannen, die altijd in een yogahouding zitten. De Beatles gaan mediteren, dragen In-diase kleren, wringen zich in uitzonderlijke yogabochten, be-spelen klassieke Indiase instrumenten, poepen op rivieroevers. Maar dan raken ze de weg weer kwijt en worden ongelukkig.

9789057595486.indd 12 10-01-13 12:46

13

Ze gaan terug naar Engeland, naar hun oude leven. En op een dag steken ze een weg over, lopen ze over een zebrapad. Ter-wijl dit allemaal plaatsvond, heeft de rode kever zijn hachelijke tocht over dezelfde weg afgelegd en is ternauwernood aan de gewelddadige dood onder de wielen van langsrazende voertui-gen ontsnapt. Op het laatste plaatje van de strip is de rode ke-ver de weg overgestoken en aangekomen op de stoep, die er precies zo uitziet als het trottoir waarvandaan hij zijn zware reis heeft ondernomen. Triomfantelijk zegt hij: ‘Ik ben aan de overkant.’

Ousep is ineens terug uit de wereld van de strip omdat hij aan iets onaangenaams wordt herinnerd, iets wat een klein beetje lijkt op de kneuterige angst voor het leven van een plantenetend dier, maar hij weet eigenlijk niet waarom hij daaraan moet den-ken. Dan begrijpt hij wat de reden is. De aanblik van drie school-jongens, drie pubers die net een hek door komen en nu zijn kant op lopen. Een van hen heeft gewijde as op zijn voorhoofd, in drie rechte lijnen gesmeerd alsof er een fiets over hem heen is gere-den. Ze hebben hun schooluniform aan: witte overhemden die nu al bijna uit hun kakibroeken hangen. Ze lopen niet rechtop, ze stralen geen energie uit, geen vreugde. De jongens staren hem met nadruk aan, hij staart zonder minachting terug.

De domste beschrijving van de jeugd is dat die opstandig is. In werkelijkheid is het een verbond van lafaards. Dat geldt overal ter wereld, maar de angst van de pubers in Balaji Lane slaat alles. Deze jongens zijn doodsbang voor alles: voor het le-ven, voor hun toekomst, dat vrienden het beter doen dan zij, dat ze van hun fiets vallen, voor grote vrachtwagens en forse mannen, en voor mooie vrouwen. Alleen voor differentiaal- en integraalrekenen zijn ze niet bang.

Ze waren misschien een beetje anders geworden als ze niet zo waren opgehouden door de lange, martelende voorbereiding

9789057595486.indd 13 10-01-13 12:46

14

op één technisch toelatingsexamen. De dag dat ze geboren werden en de diagnose was dat ze een penis hadden, stond hun lot vast: dat ze ooit het Joint Entrance Exam zouden moeten doen, het centraal toelatingsexamen voor de Indian Institutes of Technology. Het moeilijkste examen ter wereld, volgens hun vaders. Een op de honderd zou slagen. Het is meer dan twin-tig jaar geleden dat iemand uit de straat het heeft gehaald. Hun vaders zeggen letterlijk elke dag tegen hen, soms met een le-ren riem in de hand, dat alleen het jee hun leven zal bepalen, omdat ze via die weg uiteindelijk met een volledige beurs naar Amerika kunnen. In een straat waar elke jongen weet dat zijn toekomst van één meerkeuzetoets afhangt, is het toepasselijk dat de vier identieke gebouwen hier A, B, C en D heten.

Als de drie jongens langs Ousep lopen, hoort hij een van hen vragen: ‘Tan 2x is gelijk aan?’ Triomfantelijk antwoorden de twee anderen tegelijkertijd: ‘Twee tan x gedeeld door (één min tan kwadraat x).’

De jongen ziet dat Ousep op hem af komt lopen en wendt het ge-zicht af, als een gekwetste geliefde die absoluut geen verzoening wil. Sai Shankaran, algemeen als een goede vriend van Unni be-schouwd, wacht elke morgen bij de Liberty-halte op zijn bus. De laatste paar weken is Ousep hier bijna elke ochtend heen gegaan om te drammen. Sai beweert dat hij alles heeft verteld wat hij weet en niets meer te zeggen heeft. Maar Ousep gelooft dat niet, hij wil hem breken. Dat zou niet zo moeilijk moeten zijn. Sai was zeventien toen zijn vader hem ten overstaan van zijn vrien-den een klap gaf omdat hij zat te kaarten. Hij is nu twintig, maar wekt nog steeds de indruk van een jongen die je als oudere man klappen kunt geven.

Sai staat daar op zijn slappe manier, jong maar uit de tijd,

9789057595486.indd 14 10-01-13 12:46

15

vlijtig maar niet schrander, een dik stalen horloge om zijn pols, zijn gladde zwarte haar zoals het bij brave jongens zit. Hij oogt als het verleden van een oude man.

Hij is gezakt voor alle technische toelatingsexamens die hij heeft gedaan en scoorde maar negenentachtig procent bij het centraal eindexamen. Dus studeert hij tot zijn grote schande natuurkunde aan een of ander belegen hogeschooltje waar je-zuïtische monniken en blinden heen gaan om Engelse lite-ratuur te studeren. Hij zit nu in zijn laatste jaar, maar omdat hij nog steeds niet aan mislukking gewend is, glijdt hij als een schim door het leven en mijdt waarschijnlijk alle neven en vrienden die naar een technische universiteit gaan. Ooit zal Sai leren weer gelukkig te zijn, hij zal zelfs het idee hebben dat hij niet waardeloos is. Hij weet het nog niet, maar hij gaat het ge-woon redden. Ambitie is het vermogen om ongelukkig te zijn en dat is bij Sai voldoende aanwezig om erdoorheen te komen.

En ooit zal hij in de Verenigde Staten terechtkomen, net als bijna iedereen uit zijn jaar. En op een avond treft hij dan zijn oude vrienden in een vegetarisch restaurant. Als de gespreks-stof opraakt, zal iemand met een zachte glimlach het onder-werp ter sprake brengen: ‘Herinneren jullie je Unni Chacko nog?’ En in de stilte die de naam teweegbrengt, zegt Sai bij zichzelf dat Unni Chacko hem vroeger dan mag hebben uitge-lachen, maar dat hij nu wel heeft gewonnen. En dat Unni lang geleden al heeft verloren.

Sai en Unni samen, dat moet een vreemd gezicht zijn ge-weest. Sai, altijd gespannen, ploeterend, bang dat hij een idioot is en vanaf zijn kindertijd getraind om te geloven dat intelli-gentie zuiver wiskundige aanleg is. Unni, een knappe verschij-ning zonder daar moeite voor te doen, een jongen die met de laksheid van een kunstenaar door het leven gaat. Je kunt je bij-na niet voorstellen dat er liefde of respect voor elkaar was. Dat er echte genegenheid tussen twee mannen kan bestaan is op

9789057595486.indd 15 10-01-13 12:46

16

zich al een sprookje, voornamelijk door die mannen zelf ver-zonnen. Maar Sai en Unni zijn helemaal onmogelijk als vrien-den. De een moet de ander hebben gebruikt.

‘Ik ben er,’ zegt Ousep. Sai ’s hoofd is al afgewend, dus kijkt hij reikhalzend voorbij de horizon om te benadrukken dat hij niet wil praten. ‘Ik hoop dat je van gedachten bent veranderd, Sai. Dat je me nog iets te zeggen hebt.’

Zo gaat het elke morgen. Ousep praat, Sai zwijgt. ‘Ik doe dit met grote tegenzin, Sai, maar ik heb geen keus. Ik weet dat je iets voor me achterhoudt.’

Sai ’s  borst gaat op en neer, hij schuifelt wat en zet met een overdreven gebaar zijn hand boven zijn ogen om het nummer te kunnen ontwaren van de bus die er aankomt. Maar het blijkt zijn bus niet te zijn, en hij trekt een dramatisch gezicht van gro-te ontzetting. Het wemelt in deze stad van de slechte acteurs. Dat schrijven historici nooit over Madras, dat het er barst van de aanstellers. De uitpuilende bus stopt en er komt een zwerm kleine jonge mannetjes uit die te weinig eten hebben gehad en zonder al die gratis inentingen dit punt in het leven niet hadden gehaald. Tientallen bungelen er nog uit de deuren en ramen, sommigen met een broek aan, velen met een omslagdoek om het onderlichaam, een longhi. Twee politieagenten in burger die op de weg hebben staan wachten, halen de stokken tevoorschijn die ze achter hun rug in hun overhemd verstopt hebben gehou-den en beginnen op de benen van de bungelaars te slaan, die zich nu lachend en gillend de bus in proberen te persen.

De commotie gaat voorbij en even is het relatief stil. Alleen langsrazende voertuigen en hun claxons. ‘Ik heb gisteren iets gehoord,’ zegt Ousep. ‘Jij bent met Unni en Somen Pillai naar een non gegaan die een levenslange zwijggelofte heeft afgelegd. Dat heb je me niet verteld. Kijk, dat bedoel ik nou. Sommige dingen heb je mij niet verteld. Waarom niet, Sai? Waarom heb je dat niet gezegd?’ Sai zegt niets, zoals verwacht, en rekt de

9789057595486.indd 16 10-01-13 12:46

17

hals weer uit. ‘Waarom zouden drie jongens naar een non gaan die niet praat?’ vraagt Ousep. ‘Zeg iets, praat met me. Ik ga morgen naar haar toe. Wat moet ik haar vragen?’

Het stoïcijnse zwijgen van Sai is een slimme tactiek. Ousep raakt inderdaad gefrustreerd en voelt zich te kijk staan. Of ziet Ousep dingen die er niet zijn? Misschien is het geen tactiek, misschien heeft de jongen echt alles verteld wat hem belang-rijk leek.

‘Goed, dan zeg je niets, Sai. Zeg dan alleen hoe ik in con-tact kan komen met Somen Pillai. Breng me naar Somen Pillai. Meer vraag ik niet. Somen Pillai.’

Er verschijnt een blik van enorme opluchting op Sai ’s  ge-zicht. Eindelijk is zijn bus er. Hij vraagt Ousep zonder enige sympathie wat hij al eerder heeft gevraagd: ‘Waarom bent u nu weer aan het graven? Wat is er gebeurd?’

‘Er is niets gebeurd.’‘Ze zeggen dat u iets hebt ontdekt. Dat u daarom al zijn klas-

genoten weer lastigvalt.’‘Ze weten niet waar ze het over hebben.’‘Ik heb gehoord dat u iedereen weer probeert te spreken.’‘Dat is zo.’‘Waarom doet u dit nu? Waarom juist nu? Drie jaar later.

Waarom?’Waarom nu? Waarom juist nu? Die vraag krijgt Ousep elke

dag van mensen.‘Geef het toch op,’ zegt Sai. ‘Ga door met uw leven. Dat is al-

les wat ik kan zeggen.’Sai worstelt zich door lagen klamme lijven op de treeplank

heen de bus in. Hij zal zich veilig tussen de mannen in wrin-gen, te allen tijde zijn hand op zijn portefeuille houden en er vooral voor zorgen dat hij niet tegen de vrouwen aan komt, want hij is precies het soort ongevaarlijk watje dat de dames in de bus uitzoeken om te slaan en te stompen en met de punt van

9789057595486.indd 17 10-01-13 12:46

18

hun bloemetjesparaplu te prikken uit wraak voor alle keren dat ze zijn betast en geknepen, dat het elastiek van hun onderbroek is uitgerekt en als een katapult weer losgelaten door de vliegen-de brigades studenten die juist met dat doel de propvolle bus-sen in stappen.

Er is een strip zonder titel van Unni over zo’n brigade, waar-in je kunt zien hoe ze te werk gaan en hoe leuk ze het vinden. De strip eindigt in de verre toekomst van de groep van vijf jon-gens. Het zijn allemaal keurige mannen die ’s avonds naar hun liefhebbende traditionele vrouw en twee aanhankelijke kinde-ren gaan.

Als Sai ’s bus weg is, staat alleen een jonge vrouw met haar dochtertje nog op de halte. De vrouw en het meisje hebben een geel gezicht van de kurkuma die ze gisteravond hebben ge-bruikt om hun huid lichter te maken. De dochter speelt een spelletje. Ze tikt op de billen van haar moeder en rent dan gie-chelend weg, komt terug om weer een klapje te geven en een paar meter weg te rennen. Ze doet het steeds opnieuw. De moe-der staat hoopvol de kant uit te kijken waar haar bus vandaan moet komen. Er verschijnt een man, die achter de vrouw gaat staan. De dochter stopt nu met haar spelletje en begint met de wikkel van een chocoladereep te spelen die ze op de grond heeft gevonden. De man klopt zachtjes op het achterwerk van de vrouw. Zij denkt dat het haar dochter is, dus ze reageert niet. De man doet het nog eens en kijkt de andere kant op. Hij streelt haar met korte tussenpozen en laat zijn hand daar ten slotte lig-gen. Ousep slaat het tafereel gade zonder er iets van te vinden, zonder verontwaardiging. De hand van een man op de kont van een vrouw, die nu gaapt en een beetje rondkijkt.

Het is een moment dat geen betekenis heeft. Het is alsof de afgezaagde poppenkast van het menselijk leven met zijn grote ambities, zijn geschiedenis en wonden en diepe overtuigingen in elkaar is gezakt en de wereld ineens zinloos blijkt te zijn,

9789057595486.indd 18 10-01-13 12:46

19

een planeet die de hypothese van betekenis niet nodig heeft om zijn bestaan te verklaren.

Je hebt pech als je in de nabijheid van een schrijver verkeert, zelfs een mislukt schrijver, door hem gezien wordt, zijn tijdelijk onderwerp bent en in zijn onbetrouwbare geheugen achterblijft. Het is vergelijkbaar met de belediging door een oorlogsfotograaf van een lijk dat langs de weg ligt. Ousep vraagt zich af of strip-tekenaars schrijvers zijn, hij hoopt dat ze een andere manier van denken hebben. Hij spreekt vaak schrijvers en allemaal kijken ze naar hem. Wat zien ze? Een man met zwart-grijs haar dat krul-lend in zijn nek valt en een journalistiek ringbaardje. Dat moet een creatieveling zijn, net als zij. Of zien ze meer, zien ze een man waar de mislukking vanaf druipt, een tragische vader die in het leven van zijn zoon blijft spitten? Moet hij een beetje gebo-gen gaan lopen en enigszins vochtige ogen nastreven, zwak en afhankelijk overkomen, zodat ze niet meer oppassen met wat ze zeggen?

De Vereniging van Amateurstriptekenaars komt eens per maand bijeen in het Madras Christian College, in een deel van een lange gang. Omlijst door het raam aan het eind van de zon-nige gang doet een groepje oude bomen alsof het een dicht, donker bos is. Meestal komen er niet meer dan twintig teke-naars naar deze bijeenkomsten, maar omdat ze gehoord heb-ben dat de vader van Unni Chacko hen wil zien, zijn het er vandaag bijna vijftig; ze zijn van allerlei leeftijden en zitten in een halve cirkel op de grond. Ousep zit tussen hen in, hij heeft het aanbod van een klapstoeltje afgeslagen. Het gezelschap be-vat vijf identieke kale boeddhistische monniken in oranje ge-waden, die eruitzien als reusachtige zuigelingen. En maar twee meisjes, in spijkerbroek en T-shirt, die de anderen overzien

9789057595486.indd 19 10-01-13 12:46

20

met de geamuseerde blik van een nieuwslezer die klaar is met de politieke berichten en nu bekend gaat maken dat de leeuwin in de dierentuin vier gezonde welpen ter wereld heeft gebracht.

Ousep wist niet dat zijn zoon lid van zo’n groep was geweest totdat iemand dat een paar dagen geleden terloops noemde. Unni was maar een paar maanden lid van de vereniging, hij was een van de jongsten die ze ooit hadden toegelaten, maar aan de manier waarop men hier over hem praat, valt af te lei-den dat hij belangrijk was. Bij Ouseps binnenkomst was ieder-een opgestaan en had geapplaudisseerd. Toen de ophef voorbij was en Ousep niet meer vriendelijk hoefde te knikken, stelde de voorzitter van de vereniging hem officieel voor als ‘hoofd-verslaggever van de uni’.

Ousep kan dit niet ontkennen, maar het herinnert hem eraan dat hij nooit aangekondigd zal worden als de grootste schrijver die Kerala ooit heeft voortgebracht. Toen hij jong was, zei ie-dereen dat dit zijn toekomst was. Maar de jaren verstreken en op de een of andere manier kwam zijn grote roman er niet. Hij takelde af in een toestand van rustig geluk. Of geloofde hij ei-genlijk gewoon niet dat hij een magistrale roman kon schrij-ven? Vele jaren geleden, toen Mariamma nog geïnteresseerd in hem was, had ze tegen hem gezegd terwijl ze een postzegel op een envelop plakte: ‘Sterke mensen schrijven slechte verhalen.’ Waarom is die opmerking hem bijgebleven? Noemde ze hem sterk of was het een onbarmhartig oordeel over zijn korte ver-halen? Moest hij in elk geval blij zijn dat ze hem sterk vond, zo sterk dat hij de kwetsbare personages waar lezers zo dol op wa-ren niet kon bedenken?

Ousep zegt tegen de striptekenaars: ‘Ik ben hier niet in de hoop dat jullie het raadsel voor me oplossen’, wat natuurlijk een leugen

9789057595486.indd 20 10-01-13 12:46

21

is. ‘Ik wil jullie herinneringen horen. Ik wil Unni Chacko beter leren kennen, meer niet.’

Niemand zegt iets, ze staren hem aan; alsof hij een gewonde is. Maar dan gaat het stilzwijgen langzaam over in vreugdevol gemompel en zelfs gelach. Ousep speurt intussen de bijeen-komst af naar de stille types die mogelijk weten wat hij werke-lijk wil weten.

‘Veel ouder dan zijn leeftijd,’ zegt de voorzitter. Het is een grote vent met een enorme buik en een dikke snor. ‘Unni was veel ouder dan zeventien.’ Hij is waarschijnlijk achter in de der-tig en Ousep heeft moeite met het idee dat zijn kind zulke man-nen kende, volwassen mannen, dikke mannen. ‘Unni was niet zo bezig met klassieke superhelden en superschurken,’ zegt de man. ‘Maar hij heeft wel een reeks superhelden gemaakt. Schit-terend werk, schitterend.’

Volgens deze man bezaten Unni ’s superhelden geen vermo-gens waar je iets aan had. Ze konden niet vliegen, ze hadden geen spierballen, ze droegen zelfs geen strakke pakjes. Ze droe-gen een broek en een overhemd, en ze hadden maffe gaven. Styleman kon bijvoorbeeld zijn haar kammen door zijn sche-delhuid te bewegen. Staplerman kon met zijn vingers nieten. Deze helden streden niettemin op heldhaftige wijze tegen al even belachelijke schurken. Ousep kent deze serie niet, die zit niet bij de verzameling die hij thuis heeft. Om de een of andere reden heeft Unni waarschijnlijk een aantal werken vernietigd.

‘Ik herinner me een cartoon van Unni,’ zegt een innemen-de jongen met blozende huid, ‘waarop een oude vrouw tegen haar oude man zegt: “Laten we vanavond uit eten gaan en het over jou, jou en jou hebben.”’ Er klinkt wat gelach, als een kort briesje.

Er valt een broze stilte terwijl ieder voor zich besluit wat hij wil vertellen. Er begint iemand te giechelen. Het is een tengere, verwijfde jongen met een vrolijk gezicht. Hij zegt: ‘Unni had

9789057595486.indd 21 10-01-13 12:46

22

een heel groot probleem. Hij had artistieke bezwaren tegen het symbool van de liefde. Hij vond het er niet als een hart uitzien, maar meer als een rode kont.’ Iedereen lacht, maar algauw ont-staat er een discussie over het rode hart. Sommigen vinden het een mooi symbool, in hun ogen is het even briljant als iets wat een ‘smiley’ heet. Maar anderen zijn het met Unni eens en vin-den het ook op een rode kont lijken. De discussie ontaardt in goedaardig tumult en de vrolijke jongen staat op en dreigt zijn kleren uit te trekken om te demonstreren wat hij bedoelt. Ie-dereen vraagt hem vriendelijk maar dringend om dat niet te doen. Sommige tekenaars werpen nerveuze blikken op Ousep, waarschijnlijk om te zien of ze oneerbiedig of misschien ge-voelloos overkomen. Ousep houdt een sportieve glimlach op zijn gezicht. De vrolijke jongen buigt zich lenig naar voren en steekt zijn kont omhoog. ‘Bekijk het eens van deze kant,’ zegt hij, en zijn lange dunne hand volgt de vorm van zijn billen. ‘Kijk maar, zie je wel, mijn gat is het symbool van de liefde.’

Terwijl de discussie doorgaat, vraagt Ousep fluisterend aan de voorzitter, die naast hem zit, waarom de twee meisjes niets over Unni te zeggen hebben. ‘Zij zijn pas lid geworden toen Unni allang niet meer kwam,’ zegt de voorzitter. ‘Ze kennen hem niet, maar ze hebben wel van hem gehoord. Iedereen heeft van hem gehoord. We praten veel over Unni.’

Voorlopig lijkt het erop dat er geen enkel meisje in Madras is dat Unni goed kent. Wat jammer voor Unni dat hij niet in de ongebreidelde herinnering van een smoorverliefde jonge vrouw voortleeft.

Er zit een jongeman met een volle baard tussen de aanwezi-gen die op de een of andere manier niet betrokken lijkt bij alles wat er gebeurt, maar die wel al een tijdje naar Ousep kijkt. Hij wendt zijn blik af als Ousep oogcontact met hem maakt. ‘Wie is dat?’ vraagt Ousep zacht. ‘Die jongen met die baard en dat T-shirt met die koeienschedel.’

9789057595486.indd 22 10-01-13 12:46