'Heel Nederland' van Rik Zaal, voorproefje Noord-Holland

4
13 Amsterdam Hoewel Amsterdam in de Middeleeuwen is ontstaan, is het nooit een typisch middeleeuwse stad geweest. Geen koning heeft er ooit hof gehouden, geen kerkelijke instantie was er ooit de baas, en van feodale verhoudingen was nooit sprake. Vanaf het begin was Amsterdam een moderne stad met zelf- standige en vaak eigenwijze burgers. Gezag van bovenaf was de Amsterdamse burger een gruwel, en dat is tot op de dag van vandaag zo gebleven. In tijden dat de stadhouders van het huis Oranje-Nassau koninklijke neigingen kregen, verzette Amsterdam zich met hand en tand tegen dit streven. Zo waren de kooplieden- regenten van de stad woedend op Frederik Hendrik (1584- 1647), die zich niet alleen omringde met een hofhouding van koninklijke allure, maar zich ook hevig verzette tegen een vrede met Spanje. De man die ‘de stedendwinger’ werd ge- noemd, hield wel van een potje oorlog en wilde maar al te graag de steden veroveren die nog in Spaanse handen wa- ren. Antwerpen bijvoorbeeld. Amsterdam was er sterk op te- gen dat de voormalige Vlaamse concurrent weer een bloeien- de havenstad zou worden en bovendien was oorlog voor een handelsstad als Amsterdam contraproductief; bij een status- quo en een ordelijke situatie had de stad veel meer baat. De stadhouder stond nog met één been in de Middeleeuwen, een tijdperk waarin macht voortkwam uit oorlog, terwijl Amster- dam al eeuwen bezig was te bewijzen dat macht ook het ge- volg kon zijn van vrije handel. Na de dood van Frederik Hendrik in 1647 en na de voor Amsterdam gunstige Vrede van Münster in 1648 bleven de spanningen tussen Amsterdam en het Oranjehuis bestaan. Stadhouder Willem ii (1626-1650), de zoon van Frederik Hendrik, droomde ervan alsnog de Zuidelijke Nederlanden inclusief Antwerpen te veroveren en was woedend op Am- sterdam en de andere Hollandse steden omdat die zijn du- re huurleger voor de helft wilden afdanken. De prins trok in 1650 met dit leger op naar Amsterdam om de stad en daar- door heel Holland met geweld zijn wil op te leggen. Door al- lerlei omstandigheden mislukte de actie, waarna beide partij- en een compromis sloten. Sinds die tijd is het wankele even- wicht tussen de Oranjes en de stad blijven bestaan. Er geldt een ongeschreven afspraak dat beide partijen nooit meer tot het uiterste zullen gaan. Het werd in Amsterdam dan ook als een affront gezien dat prinses Beatrix in 1966 absoluut in Amsterdam wilde trou- wen. Dat die trouwerij met veel rumoer van boze burgers werd omgeven, inclusief de legendarische rookbom, lag voor

description

'Heel Nederland' van Rik Zaal, voorproefje Noord-Holland

Transcript of 'Heel Nederland' van Rik Zaal, voorproefje Noord-Holland

13

Amsterdam

Hoewel Amsterdam in de Middeleeuwen is ontstaan, is het nooit een typisch middeleeuwse stad geweest. Geen koning heeft er ooit hof gehouden, geen kerkelijke instantie was er ooit de baas, en van feodale verhoudingen was nooit sprake. Vanaf het begin was Amsterdam een moderne stad met zelf-standige en vaak eigenwijze burgers. Gezag van bovenaf was de Amsterdamse burger een gruwel, en dat is tot op de dag van vandaag zo gebleven. In tijden dat de stadhouders van het huis Oranje-Nassau koninklijke neigingen kregen, verzette Amsterdam zich met hand en tand tegen dit streven. Zo waren de kooplieden-regenten van de stad woedend op Frederik Hendrik (1584-1647), die zich niet alleen omringde met een hofhouding van koninklijke allure, maar zich ook hevig verzette tegen een vrede met Spanje. De man die ‘de stedendwinger’ werd ge-noemd, hield wel van een potje oorlog en wilde maar al te graag de steden veroveren die nog in Spaanse handen wa-ren. Antwerpen bijvoorbeeld. Amsterdam was er sterk op te-gen dat de voormalige Vlaamse concurrent weer een bloeien-de havenstad zou worden en bovendien was oorlog voor een handelsstad als Amsterdam contraproductief; bij een status-quo en een ordelijke situatie had de stad veel meer baat. De stadhouder stond nog met één been in de Middeleeuwen, een tijdperk waarin macht voortkwam uit oorlog, terwijl Amster-dam al eeuwen bezig was te bewijzen dat macht ook het ge-volg kon zijn van vrije handel. Na de dood van Frederik Hendrik in 1647 en na de voor Amsterdam gunstige Vrede van Münster in 1648 bleven de spanningen tussen Amsterdam en het Oranjehuis bestaan. Stadhouder Willem ii (1626-1650), de zoon van Frederik Hendrik, droomde ervan alsnog de Zuidelijke Nederlanden inclusief Antwerpen te veroveren en was woedend op Am-sterdam en de andere Hollandse steden omdat die zijn du-re huurleger voor de helft wilden afdanken. De prins trok in 1650 met dit leger op naar Amsterdam om de stad en daar-door heel Holland met geweld zijn wil op te leggen. Door al-lerlei omstandigheden mislukte de actie, waarna beide partij-en een compromis sloten. Sinds die tijd is het wankele even-wicht tussen de Oranjes en de stad blijven bestaan. Er geldt een ongeschreven afspraak dat beide partijen nooit meer tot het uiterste zullen gaan. Het werd in Amsterdam dan ook als een aff ront gezien dat prinses Beatrix in 1966 absoluut in Amsterdam wilde trou-wen. Dat die trouwerij met veel rumoer van boze burgers werd omgeven, inclusief de legendarische rookbom, lag voor

14 In Den Haag waren er in de loop der tijd vele bestuur-ders die een hekel hadden aan Amsterdam. Zo bijvoor-beeld Johan Rudolph Thor-becke (1798-1872), de li-berale grondlegger van de Nederlandse parlementaire democratie. In een tijd waarin Amsterdam economisch het hoofd nauwelijks boven wa-ter kon houden (het midden van de negentiende eeuw) en het landsbestuur de hoofd-stad niet te hulp kwam, con-stateerde hij in Amsterdam een gebrek aan vitaliteit ‘in materieele en zoo menige an-dere werkzaamheid’. En met een tot cliché geworden te-genstelling vervolgde hij dat er in Rotterdam tenminste hard gewerkt werkt, terwijl er in Amsterdam niet veel meer gebeurde dan specu-leren op de beurs. Als minis-ter van Binnenlandse Zaken lukte het hem de bouw van het Amsterdamse Centraal Station te doen plaatsheb-ben op de plek waar het zich nog altijd bevindt: aan het IJ, pal voor de stad, een locatie die vrijwel alle Amsterdamse deskundigen en belangheb-benden in die tijd rampzalig vonden.

de hand. Dat Beatrix na haar kroning in 1980 op de Dam op gefluit werd onthaald, hoorde ook bij die moeilijke verhou-ding tussen de Amsterdamse burgerij en het Oranjehuis. Niet alleen omdat koningen in de ogen van de Amsterdammers geen praatjes moeten hebben, maar ook omdat de Oranjes als vertegenwoordigers worden gezien van het centrale, Haagse gezag, dat zich ook niet al te luid in Amsterdam moet laten gelden, zo is de communis opinio.*

Moeite met van boven opgelegd gezag treffen we in heel Ne-derland aan, maar het lijkt erop dat de hekel aan regenten, be-stuurders en politieagenten en de neiging tot een lichte vorm van anarchie in Amsterdam sterker zijn dan in de rest van het land. En er zijn meer Nederlandse eigenschappen die in Am-sterdam in een uitvergrote vorm merkbaar zijn. Assertiviteit en arrogantie bijvoorbeeld, vaak in de vorm van een gedrag dat in Amsterdam graag bijdehand wordt genoemd. Amster-dam is niet heel veel anders dan de rest van Nederland (in tegenstelling tot Parijs, dat een andere wereld lijkt in verge-lijking met de rest van Frankrijk), maar alles is er in sterkere mate aanwezig. De zelfgenoegzaamheid van de Nederlander, het idee dat er uiteindelijk toch geen land ter wereld is waar het zo goed voor elkaar is als in Nederland, uit zich in Amsterdam in de vorm van een rustige zelfverzekerdheid. Het is voor de Am-sterdammer als het ware vanzelfsprekend dat hij in de bes-te stad van de wereld woont. Tegelijk klaagt hij zich, net als de andere Nederlanders, een ongeluk. Hij doet dat met nog meer overgave, met een vorm van humor die in Amsterdam ‘typisch Amsterdams’ wordt genoemd en met gogme, een van oorsprong joods begrip dat in hedendaags Amsterdams staat voor streetwise en bijdehand. De Amsterdammer is de vlees-geworden kankeraar. Geen wonder dat op de Amsterdamse stadsradio, die in 1974 begon, een Klaaglijn werd geopend, een programma waarin Amsterdammers op van alles en nog wat konden kankeren, daartoe in staat gesteld door presenta-tor Peter van Ingen. Het programma is samen met de stads-radio overgenomen door rtv Noord-Holland en wordt daar, nu gepresenteerd door Hanneke Groenteman, nog altijd uit-gezonden.

De rode loper – van het cs naar het Weteringcircuit

Een eerste wandeling door Amsterdam zou over de zoge-naamde rode loper kunnen gaan, de bijna rechte route die vanaf het Centraal Station over het Damrak, het Rokin, de Vijzelstraat en de Vijzelgracht naar het Weteringcircuit gaat en daar uitkomt bij de Singelgracht, tot het midden van de negentiende eeuw de grens van de stad. Het is geen mooie wandeling, maar onderweg, met af en toe een zijpad, komen we wel veel bezienswaardigs tegen. Het begint al met het Centraal Station zelf, het als zestiende-eeuws kasteel ver-klede bouwwerk van architect P. J. H. Cuypers (1827-1921), dat tussen 1881 en 1889 verrees op een kunstmatig eiland in het IJ. Met zijn voorgevel van meer dan driehonderd meter

15Op het Stationsplein aan het water staat sinds 1911 het Noord-Zuid Hollandsch Kof-fiehuis, vanwaar ooit bootjes naar de overkant van het IJ voeren om passagiers naar de Waterlandse tram te brengen. Het is onder de naam Smits Koffiehuis nu een eet- en drinkgelegenheid. Bovendien biedt het gebouw onderdak aan de Amsterdamse vvv. De kerk die schuin tegenover het station aan de Prins Hendrik-kade staat, is de Sint-Nico-laaskerk. Hij is in dezelfde tijd gebouwd als het station, naar een ontwerp van A. C. Bleys (1842-1912) in een neo-renaissancistische stijl. Door de torens aan weerszijden van de gevel en vooral door de achthoekige koepelto-ren heeft de architect, die op het bureau van Cuypers had gewerkt, maar daar na een conflict was vertrokken, het gebouw een barok silhouet gegeven.

Servetten van De Roode Leeuw deden dienst als nood-verband en witte vlag tijdens een dramatische gebeurtenis die zich afspeelde op 7 mei 1945. Twee dagen na de capi-tulatie van Duitsland hadden zich honderden mensen op de Dam verzameld om de Cana-dese bevrijders te verwelko-men, die in aantocht zouden zijn. Plotseling werd er vanuit het nog steeds door de Duit-sers bezette gebouw van de

sloot het stationsgebouw de binnenstad af van het water, wat volgens velen een grote stedenbouwkundige vergissing was, maar wat volgens de Haagse regering en een meerderheid van de Amsterdamse gemeenteraad zorgde voor een luisterrijke toegangspoort naar de hoofdstad. Cuypers, die enige jaren daarvoor het Rijksmuseum had gebouwd naar een ontwerp dat zeer op dat van het station lijkt en volgens de opdrachtgever eveneens voldeed aan de voor-waarde van een ‘oud-Hollandsche stijl’, ontstak in toorn toen hij merkte dat de ingenieurs van de spoorwegen achter zijn ontwerp een kap van 45 meter breed en 23 meter hoog had-den gepland. Omdat Cuypers daarover niets te vertellen had, is die prachtige gietijzeren overkapping, de essentie van een modern station volgens de constructeurs van die tijd, er toch gekomen. In 1923 is daar een tweede overkapping aan toege-voegd en rond 2015 zal een derde kap gereedkomen, die dient voor het nieuwe busstation aan de kant van het IJ. Want sinds het eind van de vorige eeuw wordt er gerestau-reerd en verbouwd onder leiding van het bureau Benthem Crouwel, dat tegelijkertijd ook werkt aan de stations van Den Haag (Centraal), Rotterdam en Utrecht. De bedoeling is dat het Amsterdamse stationseiland voor alle reizigers overzichte-lijker en aangenamer wordt, en als we op de tekeningen afgaan gaat het er in ieder geval minder chaotisch en onvriendelijk uitzien dan Amsterdam de laatste decennia van de vorige eeuw gewend was. Onder de grond komt nog een station van de Noord-Zuidlijn, de nieuwe metroverbinding tussen Amster-dam-Noord en de Amsterdamse Zuidas, het nieuwe zakencen-trum van de stad. Die lijn moet ook rond 2015 klaar zijn.*

Damrak

Gelijk met de bouw van de Noord-Zuidlijn werkt Amster-dam aan de verfraaiing van het gebied boven het tracé van de metro met de bedoeling vooral op het Damrak en het Rokin een uitnodigende en deftige ‘rode loper’ uit te rollen voor de bezoekers die van het Centraal Station komen. Over hoe dat er rond 2015 uitziet, maken de meeste Amsterdammers zich geen illusies: ook in het begin van de jaren negentig hebben het Damrak en het Rokin een upgrading ondergaan en ze zijn daar eerder slechter dan beter van geworden. Wanneer we van het stationsplein in de richting van de Dam gaan, komen we langs vele goedkope logeer-, eet- en drinkgelegenheden, speelhallen, belwinkels, seksshops, wis-selkantoortjes en souvenirwinkels, die allemaal van de vaak mooie panden een zootje hebben gemaakt, zowel door de in-richting als door de reclame aan de buitenkant. Te midden van deze rotzooi bevindt zich op de nummers 93 en 94, niet ver van de Dam, het klassiek Nederlandse restaurant De Roode Leeuw, waar in een degelijk interieur even degelijke Hol-landse maaltijden worden geserveerd. Het is een van de wei-nige plekken in Nederland waar je gerechten als bloedworst met rode kool en appeltjes, andijviestamppot, hutspot, kapu-cijners ‘met alles erop en eraan’ en hazenpeper kan eten. De kwaliteit is goed, de prijzen zijn aan de hoge kant.*

16 Groote Club, op de hoek van de Kalverstraat, geschoten door leden van de Kriegsmari-ne. Bij het bloedbad vielen 22 doden en meer dan honderd gewonden. Nooit is duidelijk geworden wat de aanleiding was van deze barbaarse actie. De Canadezen arriveerden pas de volgende dag.

Aan de andere kant van het Damrak staat naast wat er nog rest van de middeleeuwse haven (waar nu rondvaartboten af-meren) de Beurs van Berlage, de Koopmansbeurs, die in de loop van de tijd naar zijn ontwerper is gaan heten. H. P. Ber-lage (1856-1934) ontwierp het gebouw, waarvoor een deel van het Damrak werd gedempt, aan het eind van de negentiende eeuw, waarna de opening in 1903 plaatshad. In de architec-tuurgeschiedenis wordt Berlages beurs gezien als het begin van de moderne bouwkunst in Nederland. We zien een over-gang van neostijlen en art nouveau naar zakelijker, rationelere vormen. Gebouwd tegenover het niet lang daarvoor ontwor-pen station van Cuypers, dat een ode was aan de bouwkunst uit de zestiende eeuw, is het beursgebouw Berlages ode aan de moderne tijd.

De beursgangers waren niet blij met het avant-gardistische en naar hun idee socialistische gebouw (een associatie waar-schijnlijk met het gebouw van de bond van diamantbewer-kers, dat Berlage in diezelfde tijd ontworpen had) en lieten niet lang daarna Jos Cuypers (1861-1949), de zoon van de ar-chitect van het station, naast de beurs van Berlage, aan de lan-ge zijde van het Beursplein een nieuwe effectenbeurs bouwen in een historiserende stijl. Deze beurs, die in 1914 gereed-kwam, functioneert nog altijd. Berlages beurs heeft een culturele bestemming gekre-gen. In de grote zaal (de Goederenbeurs) worden onder de prachtige gebogen stalen spanten geregeld tentoonstellin-gen gehouden, de twee kleinere zalen (de Effectenbeurs en de Graanbeurs) zijn in gebruik als concertruimtes en de kan-toren worden verhuurd aan bedrijfjes uit de culturele sector. De prachtige vestibule aan het Beursplein met het wat socia-listisch getinte tegeltableau Verleden, Heden, Toekomst van Jan Toorop, is tegenwoordig een grand café. Het gebouw, dat aan de buitenkant wat verrommeld is, on-der meer door een fietsenstalling, reclame-uitingen en lelijke hekken voor de ingang aan de Damrakzijde, is binnen (waar Berlages ontwerp vaak wonderschoon is) moeilijk te bezichti-

Beurs van Berlage,interieur grote zaal