Een voorproefje...

12

description

Ontdek ook de 1ste Fairtrade Bestseller!

Transcript of Een voorproefje...

Page 1: Een voorproefje...
Page 2: Een voorproefje...

De Nacht dat de

Sterren Dansten

Shantah

1

Page 3: Een voorproefje...

Proloog

‘Soms gebeuren er van die dingen die onmogelijk lijken, dingen waar we met ons gezonde verstand niet bij kunnen.’ Mijn stem klinkt vreemd.Hoe ga ik mensen uitleggen wat ik bedoel? Zal iemand het begrijpen?

Monique Larsson, de Zweedse kinderpsychologe bij wie we op bezoek zijn, kijkt me indringend aan. Het lijkt of ze iedere lettergreep die ik uitspreek in zich opzuigt. Haar hoofd beweegt op en neer wanneerik iets zeg waarin ze zich herkent; met een intense blik staart ze in mijn ogen. Alsof ze recht in mijn ziel probeert te kijken.

‘En hoelang geleden is dit je overkomen?’Ik wil haar antwoorden, maar Esther is me voor. ‘Zo’n drie maanden

geleden’, antwoordt ze, ‘en vorige maand zijn we teruggegaan. Met z’n drieën. Om het “Zonnefeest” te vieren.’

Half in gedachten knikt Monique opnieuw, terwijl ze haar laptop vande salontafel pakt en ‘m op haar schoot openklapt. Ze reageert niet op Esther’s antwoord. Alsof ze het niet echt heeft gehoord.

‘Ik begrijp wat je bedoelt’, zegt ze dan zachtjes. Het lijkt of haar stem door de ruimte zweeft. Dan kijkt ze me weer aan. ‘Ik ken het gevoel. Ook ik heb iets meegemaakt. Een onmogelijkheid. Tenminste voor veel mensen. Maar voordat ik mijn verhaal vertel, wil ik graag eerst jouw verhaal horen.’ En weer kijkt ze me indringend aan.

Plotseling lijkt Monique zich te herinneren dat Esther ook nog in de kamer zit en ze draait zich in haar richting. ‘Sorry? Vorige maand zijn jullie teruggegaan? Bijzonder. Ik ben reuze benieuwd. Vertel, en begin bij het begin, we hebben alle tijd.’

8

Page 4: Een voorproefje...

Hoofdstuk 4

21 september 1145

Ik ben hier niet geboren. Ik werd geboren in een land dat niet meer bestaat. In een volk dat - zoals mijn vader me al zo vaak verteld heeft - uitgeroeid werd omdat ze in het Licht, het goede, geloofden. Volgens mijn vader een waar gebeurd verhaal, en die man heeft nog nooit één woord gelogen in zijn leven.

Maar goed, ik ben ‘een blondje’, zoals jullie me zouden noemen en dat is heel ongewoon in Occitanië. Sterker nog, voor zover ik weet ben ik de enige vrouw met blond haar in ons hele land. Mijn moeder was ook blond en volgens mijn vader hadden veel van de vrouwen van ons volk blond haar.

Vijfentwintig jaar geleden zijn we verhuisd. Zo'n zes maanden voordat we verhuisden, hadden mijn ouders gehoord over de andersdenkenden uit Occitanië toen de burchtheer - die nog geen twintigwas - met een gezelschap door ons land reisde. Ze waren op reis geweestnaar Palestina.

Door de verhalen die mijn vader gehoord had over de ‘andersdenkenden’ was hij zo benieuwd geworden, dat hij besloten had ze op te zoeken. Maar dat was eenvoudiger gezegd dan gedaan. Het kostte hem maar liefst zes dagen westwaarts reizen voordat hij ze in de omgeving van de vernielde basilica van Lihnidos, aan de oevers van het meer van Ochrid, had ontmoet. Van verre waren er mensen toegestroomd en aan de oever was het dan ook erg druk geweest. Ochridis volgens mijn vader de mooiste stad op aarde. Het is ‘de stad van het Licht’.

Terwijl hij zich moeizaam door de menigte heen werkte, had de burchtheer hem opgemerkt - hij was geïntrigeerd geweest door mijn vaders ene oog - en was naar hem toe gelopen. Mijn vader heeft zichzelftoen voorgesteld als ‘de Koning’ uit het land der blinden.

‘Bent u een koning?’ De burchtheer had verbaasd geklonken. Hij begreep er niets van.

54

Page 5: Een voorproefje...

‘Mijn Heer, in het land waar ik vandaan kom, zijn bij alle mannen deogen uitgestoken. In mijn land is de man met één oog als een koning,’ had mijn vader hem beleefd geantwoord en de burchtheer - die al vaker gruwelverhalen had gehoord - kon zijn oren niet geloven toen mijn vader hem vertelde over onze oorlog. Die vreselijke oorlog; toen de kerkvan Constantinopel ons volk had verslagen, en als straf bij alle mannen de ogen had uitgestoken. Vrijwel alle mannen waren kort daarna overleden aan de verwondingen en infecties. Mijn vader had het overleefd.

Die twee spraken urenlang met elkaar, lopend langs de oever van het meer. En later die avond hebben ze - terwijl ze over het prachtige meer uitkeken - een forel boven een vuur geroosterd. Volgens mijn vader was het een bijzondere forel. Mijn vader heeft hem de Ochridforel genoemd.

De burchtheer begreep uiteraard snel dat mijn vader ook een ‘andersdenkende’ is en met jeugdige trots en enthousiasme vertelde hij over Occitanië; het land van de andersdenkenden. En toen ze als broers afscheid namen, vroeg hij mijn vader hier te komen wonen.

Bij thuiskomst stond het voor mijn vader vast: wij zouden gaan verhuizen. Meteen begonnen mijn ouders met de voorbereiding op de lange reis en de weken erna verkochten ze al onze bezittingen. En toen alles verkocht was en ze afscheid hadden genomen van onze vrienden, werd de verhuizing een feit.

Maar zoals ik je al vertelde, was het een lange, vermoeiende reis. Vroeg in het voorjaar vertrokken we, maar pas laat in de herfst arriveerden we hier. En al die maanden hebben we door het land van de kerk gereisd.

Mijn vader heeft me vaak verteld over de reacties die we kregen tijdens onze reis. De bevolking was bang voor ons. Een angst die gebaseerd was op vooroordelen. Maandenlang hebben we onder de blotehemel geslapen, terwijl er schuren dichtbij waren. In de stromende regen, tot op onze botten verkleumd, hebben we onder de bomen geslapen, omdat de bevolking dacht dat we dieven waren; omdat ze dachten dat we slecht waren. Ze wisten niet beter, hun denken was generaties lang beïnvloed. Pas in Noord-Italië vonden we voor het eerst onderdak, maar het was te laat. Mijn moeder was door de lange, slopende reis totaal verzwakt.

55

Page 6: Een voorproefje...

De laatste weken hadden we al vaak gestopt, zodat ze kon rusten, maar het mocht niet baten. Toen we eindelijk de burchttoren boven de boomtoppen zagen uitsteken, had ze al dagenlang hoge koorts en nog geen week later is ze hier - we woonden toen tijdelijk in de herberg - overleden.

‘Lieve Shantah, ze heeft de stad gezien. Je moeder heeft gezien waar wij kwamen te wonen, en ze zag dat het goed was,’ heeft mijn vader altijd gezegd, en inderdaad, zo was het. Mijn moeder had gezien dat het goed was en wist dat ze niet meer hoefde te vechten. Ze kon het leven loslaten.

Mijn beelden van haar zijn - omdat ik nog zo jong was - helaas totaalverdwenen, maar mijn vader vertelt me nog vaak verhalen over haar. Nog steeds stralen zijn ogen als hij haar naam uitspreekt; Sophia Alaïs. De vrouw die de wijsheid bezat.

Dat was dus vijfentwintig jaar geleden. Ik ben mijn ouders zo dankbaar dat we verhuisd zijn. We hebben ons leven in Occitanië ervoorterug gekregen.

‘Paul, zoals ik je al verteld heb, ben ik de afgelopen drie maanden op reis geweest. Dat heb ik gedaan omdat het bij ons regel is dat iedereen één of meerdere keren in zijn of haar leven een reis maakt om anderen tevertellen over onze levensinzichten. Voor mij was dit de eerste reis, terwijl Raymond, de zoon van de burchtheer, die maar een jaar ouder is dan ik, al twee keer zo’n reis gemaakt heeft. Je begrijpt dat het de hoogste tijd was dat ik ook mijn reis zou maken.’

De laatste avond voordat ik vertrok herinner ik me nog goed. Er waren in de middag en avond veel vrienden langs geweest die afscheid kwamen nemen. Simon en Beatrice hadden zelfs speciaal voor mijn afscheid amandelspijsbrood gebakken. Het brood dat ze normaal gesproken alleen tijdens het Zonnefeest bakken.

Nadat iedereen vertrokken was, zat ik met mijn vader bij het buitenvuur en hebben we over mijn reisplannen gepraat. Ondertussen aten we het zalige brood gezamenlijk op. Toen heeft hij me iets gezegd waar ik de afgelopen maanden vaak aan teruggedacht heb. ‘Shantah, ik voel je enthousiasme. Je wilt bij anderen de ogen openen. Maar ik hoop dat deze reis ook jouw ogen verder zal openen.’

56

Page 7: Een voorproefje...

Sprakeloos en verbaasd had ik hem aangekeken. Dat is bijzonder, want sprakeloos zul je me zelden aantreffen. Half in gedachten had hij me aangekeken en geglimlacht.

‘Shantah, hoe kan ik je dit uitleggen? Als jij niet weet wat water is enik vertel je wat het is, zul je het dan weten?’

Een ogenblik had hij me vragend aangekeken, waarna hij zijn eigen vraag beantwoordde. ‘Nee! Dat is het namelijk. Pas als je zelf water ziet,voelt en proeft, zul je beseffen wat het is. Je zult het zelf moeten ervarenom te kunnen beseffen; ik hoop dus dat je veel mag ervaren.'

--

Nog nooit eerder ben ik zo lang weggeweest, maar eindelijk ben ik weerthuis. Ik was maar net op tijd, de stadspoorten worden achter mijn rug gesloten, maar ik ben binnen.

De avond is gevallen. Het is een warme, zwoele avond en terwijl ik over het marktplein loop kijk ik om me heen. Alles lijkt nog precies hetzelfde als toen ik vertrok. Niets lijkt veranderd, maar toch voelt de stad zo anders. Hoe kan dat? Dan besef ik dat niet de stad, maar ik veranderd ben.

Een paar honden en kippen lopen nog over het plein op zoek naar iets eetbaars, maar voor de rest is het uitgestorven. Er is geen koopman meer te bekennen.

Het is nog warm en van alle huizen zijn de deuren en luiken geopend, waardoor het licht naar buiten stroomt. Het voelt heerlijk om eindelijk weer thuis te zijn. Eindelijk ruik ik weer die typische geur, zoals alleen onze stad ruikt.

Halverwege het marktplein stop ik. Van waar ik sta kun je de twee straatjes zien. Die twee nauwe straatjes die kronkelend hun weg naar boven zoeken. De ene links en de andere rechts van de steile rots waaropde burcht gebouwd is. Het rechter straatje leidt je langs de bakkerij van Simon en Beatrice en de herberg van Pierre, die vlak bij de burcht is gebouwd.

Wij wonen in het linker straatje, in het derde huis aan de linkerkant, tegen de stadsmuur aangebouwd. In de richting van ons huis lopend, zie ik mensen rond ons buitenvuur zitten.

57

Page 8: Een voorproefje...

Het begint gelukkig wat af te koelen. Een koele bries waait door de stad en ik voel een lichte tinteling terwijl ik de stemmen nu duidelijk kan horen. In het duister ziet niemand me aankomen en mijn vader springt op van blijdschap als ik plotseling voor hem sta.

Maar ik ben kapot van de lange reis en nadat ik een kom wijn gedronken heb, wil ik maar één ding. En dat is slapen.

De ochtend is aangebroken. Ik heb zalig geslapen op mijn eigen matras. Mijn vader heeft het huis al verlaten.Terwijl ik me afvraag waar hij kan zijn, herinner ik me vaag dat hij gisterenavond gezegd heeft dat hij vanochtend naar de akker wilde gaan.Ik kijk naar buiten, de eerste zonnestralen verwarmen voorzichtig de houten luiken. Het zal vandaag ongetwijfeld opnieuw een prachtige, warme dag worden.

Omdat het nog koel is, besluit ik een wandeling naar de akker te maken; het is er ideaal voor. Misschien dat ik daarna wel naar de rivier loop om te gaan zwemmen.

Nadat ik bij Simon - Beatrice was er niet - twee olijvenbroden heb gehaald, loop ik over het marktplein. Er staan jammer genoeg pas een paar kooplui, en loop verder naar de stadspoorten. Ik neem het pad naar de akkers in de riviervallei en loop de heuvel af. Hoewel het nog vroeg is, wemelt het al van de vlinders. Even blijf ik staan om een prachtige rood-oranje te bewonderen, die op het blad van een zuringplant zit. Vlinders hebben iets mysterieus. Ze beginnen als rups, maar uiteindelijkfladderen ze als prachtige vlinders. Als geen ander dier lijken ze te genieten van hun korte leven. Wat had Sophia me verteld? Ze wist het zo mooi te zeggen.

'Shantah, iedere vlinder moet worstelen om uit zijn cocon te kunnen kruipen, maar zonder die worsteling zou hij nooit het genot van het vliegen kunnen ervaren. Dat is toch waar iedere vlinder naar verlangt? En zo is het ook met ons.’

Ik kreeg haast een lachstuip toen ik haar aankeek. Zo overtuigd en demonstratief als ze daar had gestaan.

‘Mooi gezegd, maar hoezo geldt dat ook voor ons? Kun jij dan de mensen leren te fladderen?’ Lachend had ik het haar gevraagd en

58

Page 9: Een voorproefje...

plechtig maakte ik drie lichte buigingen voor haar, zoals we bij de wijzen doen als die ons inzicht geven.

‘Oh, moet ik jou dat uitleggen? Jij fladdert naar iedere bloem die je kunt vinden,’ had ze lachend geantwoord. ‘De mens wordt, net als de rups, niet geboren in een cocon. Bij ons zijn het de draadjes van de roomse kerk en de maatschappij die als een cocon om ons heen worden gesponnen.’

Mijn vader vergelijkt ons ook vaak met de natuur en als ik verder loop zie ik hem al zwaaien. Trots staat hij naast zijn planten. Met zijn kromme rug, die de laatste maanden weer iets krommer lijkt te zijn geworden. Mijn vader is net als een vlinder die zich in dit leven uit zijn cocon geworsteld heeft.

Nadat ik hem een compliment heb gegeven over zijn planten, komt hij naast me op een rotsblok zitten en delen we het brood.

’Ja, mooi he?’ Zijn stem klinkt trots, terwijl hij met zijn hand een blad streelt. Ik zie dat zijn vingers de afgelopen maanden nog strammer zijn geworden.

‘Shantah, over een paar weken, als ze bloeien, zullen ze nog veel mooier zijn. Als je goed kijkt, zie je de bloemknoppen al zitten.’

Als hij me aankijkt, zie ik dat de groeven in zijn gezicht ook dieper lijken. Maar zijn ogen stralen nog even helder als toen ik als klein meisje aan zijn lippen had gehangen. ‘Onze ogen reflecteren onze ziel,’ zei hij altijd.

‘Lieverd, ben je er nog?’ Quasi bezorgd kijkt hij me aan, dan vervolgd hij zijn verhaal.

‘Vanaf dat ogenblik zul je hun goddelijke aroma tot ver in de riviervallei kunnen ruiken. Het zal de mensen bedwelmen. Zelfs tot de Romeinse brug zul je ze kunnen ruiken.'

Ik schiet in de lach. ‘Pa, ik weet het. Ieder jaar rond deze tijd vertel je me hetzelfde en zie ik je opbloeien. Net als die planten van je.’ Hij knikt, een ogenblik in zijn gedachten verzonken. ‘Even iets anders,’ zegthij. ‘Heb je Blanche al gezien?’

‘Blanche?’ Ik ben op mijn hoede.Blanche woont - samen met haar zoon Alain - op zo’n anderhalf uur

lopen, op een open plek diep in het bos. Meestal komt ze twee keer per week naar de stad om haar geitenkaas, knoflook, kirbelli en paddenstoelen te verkopen. Soms blijft ze overnachten. Ze is ongeveer

59

Page 10: Een voorproefje...

Hoofdstuk 13

De digitale klok in mijn Peugeot 307 springt op 11:17 als we de E9 achter ons laten en de périphérique extérieur oprijden in de richting van het vliegveld. Over acht minuten zal daar vlucht KL 1303 landen.

Hoewel we inmiddels al meer dan vierentwintig uur onderweg zijn, voel ik me nog redelijk fit, maar het is erg druk op de weg en het regent pijpenstelen.

Gisterochtend zijn we vanuit een dorpje dat op zo’n honderd kilometer hier vandaan ligt, vertrokken en gisteravond, toen we eindelijkde Nederlandse grens passeerden, hebben we besloten om ons gevoel te volgen en terug te rijden. Ik weet het, het klinkt ongeloofwaardig, absurd en belachelijk, maar het is de waarheid.

Het grootste gedeelte van de nacht heeft Esther snurkend naast me gelegen en anderhalf uur geleden, in de omgeving van Montauban, heb ik haar wakker gemaakt. Bij een wegrestaurant hebben we snel een ontbijt genomen.

‘Dus?’ Zonder van haar spiegeltje op te kijken stelt ze de vraag, terwijl ze haar make-up bijwerkt. Ik wil haar antwoorden, maar een idiote Franse vrachtautochauffeur verandert plotseling van rijbaan. Ik moet hard remmen om niet tegen hem op te klappen.

‘God, wat is dat voor een idioot. Die klootzak let niet eens op waar hij rijdt,’ zeg ik verontwaardigd. Verbaasd kijkt ze me aan. ‘Toe maar. Ook goedemorgen, Paul Janssen,’ zegt ze zo opgewekt mogelijk. ‘Die “klootzak” had trouwens allang zijn richtingaanwijzer aanstaan, maar die had je kennelijk nog niet gezien. Ik denk dat de vermoeidheid toeslaat. Zal ik zo rijden?’

‘Ja, graag, ik denk dat ik er inderdaad doorheen zit.’ Vluchtig bekijk ik mijn grauwe gezicht in de achteruitkijkspiegel, terwijl ik over mijn stoppelbaard voel. ‘Maar wat bedoelde je met “dus”?’

Even kijkt ze me vragend aan. ‘Oh, ja. Paul, ik heb nog niet alles meegekregen van wat er afgelopen nacht allemaal gebeurd is,’ antwoordt ze. ‘Wat ik wel heb begrepen, is dat Diana hier straks zal landen. Maar hoe heb je dat in godsnaam vannacht allemaal weten te regelen?’

190

Page 11: Een voorproefje...

Door de lange reis die achter ons ligt, ben ik het besef van de tijd volledig kwijt geraakt. Ik probeer me te herinneren wanneer Esther afgelopen nacht in slaap is gedommeld. ‘Was jij nog wakker toen ik gisteravond voor de eerste keer met Diana belde?’ vraag ik, maar tegelijk herinner ik me weer dat we na afloop van dat telefoongesprek nog met elkaar hebben gesproken.

‘Je bedoelt toen jij haar vertelde dat je besloten had om terug te rijden naar Zuid-Frankrijk? En toen ze je voor gek verklaarde en kwaadde hoorn op de telefoon gooide?' vraagt ze en kijkt me met prachtige ogen aan.

‘Inderdaad. Je ziet er trouwens beeldschoon uit,’ zeg ik en voel weer die verdomde aandrang opkomen. 'Dat zal waarschijnlijk rond half elf zijn geweest. Daarna hebben wij nog wat over het symposium gepraat en ben je volgens mij al vrij snel in slaap gevallen.’ Ze knikt.

‘Dus? Wat is er daarna dan gebeurd?’ vraagt ze opnieuw. ‘Nou, terwijl jij naast me lag te snurken dacht ik na over dat

telefoongesprek en al vrij snel kwam ik tot de conclusie dat Diana gereageerd had zoals iedere echtgenote gedaan zou hebben. Ga jezelf maar na,’ zeg ik en kijk haar zijdelings aan. ‘Stel jezelf eens voor dat manlief voor zijn werk naar Zuid-Frankrijk is gereisd en net als je verwacht dat hij over anderhalf uur eindelijk weer thuis zal zijn, belt hij je op om te zeggen dat hij besloten heeft om terug te rijden naar Zuid-Frankrijk. Hoe zou jij dan reageren?’

Esther schiet in de lach. ‘Klopt helemaal. Ik zou me afvragen of hij ze nog wel allemaal op een rijtje had,’ antwoordt ze lachend. ‘Dat telefoongesprek heb ik dus nog wel gevolgd, maar wat is er daarna dan allemaal gebeurd? Hoe heb je haar zo ver gekregen dat ze over vijf minuten hier zal landen? Ik ken Diana nu meer dan drie jaar en volgens mij zou ze zoiets nooit doen.’

Net als ik wil antwoorden hoor ik de navigatie zeggen dat we bij de volgende afslag de autobaan moeten verlaten. En terwijl ik in mijn achteruitkijkspiegel verregende koplampen zie, flitsen de gebeurtenissenvan de afgelopen nacht weer door mijn hoofd.

‘In feite was de afgelopen nacht ideaal om na te denken. Het was zo rustig op de weg. Esther, wat ik de laatste dagen heb meegemaakt is zo uniek, dat gevoel wilde ik met haar delen. Terwijl je naast me lag te snurken, heb ik haar opnieuw opgebeld en na een lang, heel lang

191

Page 12: Een voorproefje...

gesprek, waarin ik haar alles verteld heb, begreep ze me. Ze zou proberen om een ticket te boeken, zodat ze ook hierheen kan komen. Een uurtje later belde ze me terug. Ze klonk als een kind zo blij, via een 24-uurs reisbureau op Schiphol had ze een ticket naar Toulouse weten teboeken. Haar kennende heeft ze de rest van de nacht haar koffers en de koffers van de kinderen gepakt.’

‘Komen de kinderen dan ook mee?’‘Oh, nee, maak je geen zorgen,’ antwoord ik lachend als ik haar

verschrikte gezicht zie. ‘Ze vertelde me dat ze haar moeder uit bed had gebeld en dat de kinderen bij haar zullen logeren.

Vanochtend heb ik ook al met Frank gebeld en hem het verhaal in hoofdlijnen verteld. Hij begreep me ook. Hij zei zelfs dat hij hetzelfde gedaan zou hebben. Moet je nagaan. Ik had verwacht dat hij vreselijk moeilijk zou doen. Uiteraard heb ik hem wel gezegd dat ik voor spoedgevallen telefonisch bereikbaar zal zijn. Hij wenst ons in ieder geval veel succes met onze speurtocht naar “het geheim”. Moet jij niet de universiteit bellen?’

‘Ja, zal ik zo doen, maar laten we eerst Diana van het vliegveld halen. We moeten er nu vlakbij zijn.’

We parkeren de auto en rennen door de regen naar de ingang van het grote witte gebouw, waar met levensgrote letters Aeroport Toulouse Blagnac op geschreven staat. Dan gaat mijn telefoon. Het is Diana, ze vertelt dat ze net geland is en dat ze, aangezien ze alleen handbagage bij zich heeft, meteen kan doorlopen. Ze klinkt nog steeds als een kind zo blij.

‘Fantastisch. Wij hebben de auto geparkeerd en zijn bij de ingang van het gebouw.’

‘Oké, ik loop wel naar de uitgang, dan zie ik jullie daar.Ik heb je zo gemist lieverd,’ zegt ze er nog snel achteraan. Als we de ontvangsthal inlopen zien we haar al staan. Ze zwaait en

straalt van geluk. Maar als ik haar wil omhelzen, rollen de tranen over haar wangen.

‘Sorry Paul, maar ik ben zo blij je weer te zien. Na je eerste telefoontje was ik me kapot geschrokken. Je klonk zo anders, ik dacht dat je er met Esther vandoor wilde gaan.’

192