Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d...

36
Health Academy Radboudue B2MGZK6 A2 Beweging en stroming Datum 29 januari 2020 Toetsafname 13:00- 15:00 uur Deze toetsset kunt u na afloop meenemen. Het gebruik van een standaardrekenmachine (type casio fx-82MS) is toegestaan. ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE: Deze toets bestaat uit 80 meerkeuzevragen. De beschikbare tijd voor de gehele toets is 2 uur. Controleer of uw toetsset compleet is. Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer. Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste. U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het betreffende alternatief te omcirkelen in uw toetsset Wanneer u alle vragen heeft beantwoord dient u uw antwoorden zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier. Gebruik daarvoor een zwarte of blauwe pen. Corrigeer fouten door een kruisje door het foutieve antwoord te zetten. Als u een vraag open wilt laten vult u het hokje boven het vraagteken "?" in. De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsset Meer dan één ingevuld antwoord per vraag wordt als blanco geïnterpreteerd. Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier. Het gebruik van andere audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt. Op uw tafel mogen uw ID-bewijs en los schrijfmateriaal liggen. Etuis moeten van tafel. Als u uw antwoordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan de toets niet correct verwerkt worden. Vraag de surveillant in dergelijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier. De vragen worden als volgt gescoord: antw d oor en: 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F t OU open -1 0 Punten - 1/2 0 Punten - 1/3 0 Punten - 1/4 0 Punten Lever na afloop het antwoordformulier in. Indien u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets. LET OP: ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIER! VEEL SUCCES! Commjorm. 9-1-2020

Transcript of Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d...

Page 1: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

Health Academy

Radboudurne

B2MGZK6 A2 Beweging en stroming Datum 29 januari 2020

Toetsafname 13:00- 15:00 uur

Deze toetsset kunt u na afloop meenemen.

Het gebruik van een standaardrekenmachine (type casio fx-82MS) is toegestaan.

ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE:

• Deze toets bestaat uit 80 meerkeuzevragen. • De beschikbare tijd voor de gehele toets is 2 uur. • Controleer of uw toetsset compleet is. • Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer. • Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste. • U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het betreffende alternatief te

omcirkelen in uw toetsset • Wanneer u alle vragen heeft beantwoord dient u uw antwoorden zorgvuldig over te brengen op

het antwoordformulier. Gebruik daarvoor een zwarte of blauwe pen. Corrigeer fouten door een kruisje door het foutieve antwoord te zetten.

• Als u een vraag open wilt laten vult u het hokje boven het vraagteken "?" in. • De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve

antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsset • Meer dan één ingevuld antwoord per vraag wordt als blanco geïnterpreteerd. • Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier. • Het gebruik van andere audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan. Mocht u

dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt. • Op uw tafel mogen uw ID-bewijs en los schrijfmateriaal liggen. Etuis moeten van tafel. • Als u uw antwoordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan de toets

niet correct verwerkt worden. Vraag de surveillant in dergelijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier.

De vragen worden als volgt gescoord:

an tw d oor en: 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag

G d oe 1 1 1 1

F t OU open -1 0 Punten - 1/2 0 Punten - 1/3 0 Punten - 1/4 0 Punten

Lever na afloop het antwoordformulier in. Indien u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets.

LET OP: ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIER!

VEEL SUCCES!

Commjorm. 9-1-2020

Page 2: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 1

Kennis van de structuur van een eiwit is belangrijk voor inzicht in zijn functie en verstoringen daarvan. Van wat voor soort eiwit is in bovenstaande figuur de driedimensionale structuur weergegeven? 1. Integraal membraaneiwit 2. Membraan-geassocieerd cytoskeletcomponent. 3. Membraangebonden enzym.

Pagina 1 van 35

Page 3: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 2 Nucleïnezuur-polymerases vormen een klasse van enzymen die zorgen voor het kopiëren van het erfelijk materiaal tijdens replicatie en/of voor de synthese van transcripten tijdens transcriptie. Uit de wetenschappelijke naamgeving voor individuele leden van deze enzymklasse blijkt zowel de template-afhankelijkheid als het synthesepmduct van het betreffende enzym. Welk type enzym is verantwoordelijk voor de aanmaak van het molecuul in de figuur?

Amino acid attachment site

1. Een DNA-afhankelijk DNA polymerase. 2. Een DNA-afhankelijk RNA polymerase. 3. Een RNA-afhankelijk DNA polymerase. 4. Een RNA-afhankelijk RNA polymerase.

Pagina 2 van 35

Page 4: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 3

De moleculaire drijfveren van kankercellen kunnen veelal met mutaties in oncogenen en/of tumorsuppressor-genen worden verklaard. Tumorsuppressor-genen zijn vooral betrokken bij de controle van . . . 1. celdifferentiatie. 2. celdood via necrose. 3. celproliferatie.

Vraag 4

Tijdens de zwangerschap geeft het gebruik van sommige medicijnen een verhoogde kans op een kind met een open ruggetje, doordat de neurale buis niet goed sluit. Bij hoeveel weken na bevruchting geeft het gebruik van het medicijn geen verhoogde kans op een open ruggetje? 1. één week. 2. drie weken. 3. vijf weken.

Vraag 5

Een 32-jarige vrouw heeft sinds een jaar last van ernstige astmaklachten. Zij ervaart als gevolg hiervan grote beperkingen in haar dagelijks leven. Zij heeft van alles geprobeerd om de klachten te verminderen maar niets helpt. Inmiddels heeft zij er geen vertrouwen meer in dat zij haar klachten kan beïnvloeden. Bij deze vrouw is er sprake van ... 1 . negatieve zelfeffectiviteit 2. secundaire appraisal. 3. selectieve aandacht.

Vraag 6 Tijdens een ontstekingsreactie komen verschillende stoffen vrij, neemt de permeabiliteit van de bloedvatwand toe en ontstaat er lokaal oedeem. Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak voor dit oedeem? Dat is een toename in de

1. colloïd osmotische druk in de capillairen. 2. colloïd osmotische druk in het interstitium. 3. hydrostatische druk in de capillairen. 4. hydrostatische druk in het interstitium.

Pagina 3 van 35

Page 5: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 7

Het stofje ouabaïne is een specifieke remmer van de Na+-K+-ATPase pomp. Stel dat de epitheelcellen van de darmwand met ouabaïne behandeld worden. Wat zal als gevolg hiervan gebeuren met de concentratie glucose in deze epitheelcellen? Deze zal . . . 1. afnemen. 2. gelijk blijven. 3. toenemen.

Vraag 8

Het enzym fosfofructokinase (PFK) is een sleutelenzym in de glycolyse. Wat is het effect van een toename van de concentratie AMP op de activiteit van PFK? 1. Een afname. 2. Een toename.

Vraag 9

De effectieve filtratiedruk wordt bepaald door de drijvende hydrostatische druk en de tegenwerkende colloïd-osmotische druk. Als men albumine aan een infuus toevoegt, kan men de effectieve filtratiedruk beïnvloeden. Wat is het effect van deze toevoeging ter plaatse van de overgang van de glomerulus naar het kapsel van Bowman? 1. Colloïd osmotische druk is gedaald. 2. Colloïd osmotische druk is gestegen. 3. Hydrostatische druk is gedaald. 4. Hydrostatische druk is gestegen.

Vraag 1 0

In de hypothalamus worden 'releasing hormones' gemaakt. Een aantal 'releasing hormones' is ook in synthetische vorm beschikbaar voor diagnostiek. Bij overproductie van groeihormoon, leidend tot acromegalie, wordt heel soms de TRH-test verricht. Welke hypofysaire as is normaliter het werkingsdomein van TRH? 1. Hypofyse-bijnier-as. 2. Hypofyse-gonaden-as. 3. Hypofyse-schildklier-as.

Pagina 4 van 35

Page 6: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 1 1

Alle lymfevloeistof uit de buik, het bekken en de benen wordt samengebracht in een groot verzamelbekken, de cistema chyli. Op welke hoogte bevindt zich de cistema chyli? 1. L 1 2. L3 3. T10

Vraag 1 2

Hemofagocytisch lymfohystiocytose (HLH) is een ernstig ziektebeeld dat gekenmerkt wordt door overmatige immuunactivatie. Patiënten met HLH hebben echter ook vaker last van virale infecties. Dit kan verklaard worden door het onderliggende defect. Welke cellen hebben bij patiënten met HLH een deficiënte functie? 1. 8-cellen. 2. NK-cellen. 3. T-helpercellen.

Vraag 1 3

Steatose is in de westerse wereld een veel voorkomende lever-aandoening. Door een ongezonde voeding en leefstijl raakt de vetstofwisseling in het lichaam verstoord en hoopt het vet zich op in de buikorganen, waaronder de lever. Wat is de meest waarschijnlijke reactie wanneer de hepatocyten zich niet meer kunnen aanpassen aan de blijvende schadeprikkel? 1. Atrofie. 2. Hypertrofie. 3. Inflammatie. 4. Metaplasie.

Pagina 5 van 35

Page 7: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 1 4

Oncospheres havc.h. penetr mt t ma l wan. and ettcubt to musoul ture

e . ·

e c n

Onoospheres develop toto cystice(ct in mu$Cie

beoome mfected bv •nges tng vegetabon coot&m n.ated by eggs Of gr vod proglotbds

A= lofeet S Ac Olagnostte Stag

Humans iofected by mgestlng raw Of undercool\oo mfodl!d meat

'; ;Q' ,/;'//// /////--

Kenmerkend voor parasitaire infecties is dat het organisme verschillende stadia doorloopt, vaak in verschillende gastheren of onder verschillende omstandigheden. Hierboven is de levenscyclus van een parasitaire levenscyclus schematisch weergegeven. Om welk organisme gaat het hier? 1. Giardia lamblia, de verwekker van giardiasis. 2. Plasmodium species, de verwekker van malaria. 3. Salmonella species, de verwekker van salmonellose. 4. Taenia species, veroorzaakt lintworminfectie.

Pagina 6 van 35

Page 8: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 15

Een antitumor-immuunrespons kan worden versterkt door chemotherapie. Deze versterking is gebaseerd op . . . 1. activatie van T -cellen in de tumor. 2. destructie van de bloedvaten in de tumor. 3. herkenning van tumorcellen door T-cellen. 4. het vrijkomen van antigenen uit de tumor.

Vraag 16

Een meisje van 15 jaar bezoekt het spreekuur van een arts omdat ze nog geen puberteitsantwikkeling heeft. Ze heeft een Tannerstadium van A 1 M1 P1. Je hebt bloedonderzoek verricht en een FSH van 50 E/1 gevonden (normaalwaarden 1.8-29 E/1). Welk aanvullend onderzoek is nu de meest doelmatige vervolgstap? 1. Een chromosomenonderzoek. 2. Een echo van het abdomen (eierstokken). 3. Een LHRH test. 4. Een MRI van het cerebrum (hypofyse). 5. Een oestradiol bepaling.

Pagina 7 van 35

Page 9: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 1 7

Hierboven zie je een sagittale MRI van het bekken van een man, met in wit de letters A tlm D. Wat is afgebeeld bij A? 1. blaas 2. colon sigmoideum 3. prostaat 4. symphysis pubis

Vraag 1 8

Welk hormoon kun je in de luteale fase van de menstruatiecyclus bepalen om in te schatten of er een adequate ovulatie heeft plaatsgevonden? 1. FSH 2. lnhibine 3. Oestrogenen 4. Progesteron

Pagina 8 van 35

Page 10: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 1 9 .

Een 53-jarige man ondergaat een stamceltransplantatie. Dit is een intensieve en zware behandeling waarvoor hij een aantal maanden wordt opgenomen in het ziekenhuis. Hij is aan het zoeken naar een manier om hiermee om te gaan. Hij heeft een groot sociaal netwerk, drie jong volwassen kinderen en een verantwoordelijke baan. Gezien de levensfase waarin hij verkeert is het het meest aannemelijk dat hij zich zorgen maakt over . . . 1. hoe hij zijn werk weer kan voortzetten. 2. wat andere mensen van hem vinden.

Vraag 20 Hypercalciëmie komt voor bij tumoren met botmetastasen. Welk mechanisme ligt hieraan ten grondslag? 1. Verhoogde activiteit van osteoclasten. 2. Verlaagde afgifte van PTH-related protein. 3. Verminderde terugresorptie van calcium in de nier.

Vraag 21

Tussen de P-golf en het QRS-complex heeft het ECG de waarde 0. Wat geldt op dat moment voor de myocardcellen in de atria en in de ventrikels? De cellen . . . 1. In de atria en in de ventrikels zijn allemaal gedepolariseerd. 2. In de atria en in de ventrikels zijn allemaal in rust. 3. In de atria zijn gedepolariseerd en die in de ventrikels zijn in rust. 4. In de atria zijn in rust en die in de ventrikels zijn gedepolariseerd.

Pagina 9 van 35

Page 11: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 22

Hierboven is te zien dat de vorm van het QRS-complex flink verschilt tussen de afleidingen; in V1 bijvoorbeeld is het bijna helemaal negatief, in V3 bifasisch, en in V6 bijna helemaal positief. Hoe komt dat? 1. De oriëntatie van het activatiefront verandert gedurende de depolarisatie van de

ventrikels. 2. Het moment waarop de activatie aankomt bij de elektrodes is verschillend bij

verschillende afleidingen. 3. Niet alle elektrodes zitten even dicht bij het hart.

Vraag 23 Je wordt door een pijl geraakt die in het gif ouabaïne is gedoopt. Je weet dat ouabaïne de activiteit van de Na+ -K+ -ATPase pomp in cellen blokkeert. Wat doet het gif met de neuronen en spiercellen in jouw lichaam? 1. De cellen beginnen sterk te depolariseren omdat de iongradiënten van natrium en

kalium lager worden. 2. De cellen kunnen geen actiepotentialen meer opwekken omdat de cellen geen

natrium en kalium meer in de cellen kunnen pompen. 3. Door de geblokkeerde pomp verliezen de cellen veel natrium en kalium en

beginnen ze sterk te depolariseren.

Pagina 10 van 35

Page 12: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 24

2

0

3

AP

Bovenstaand figuur geeft het verloop van de membraanpotentiaal van pacemakercellen weer, die een spontane, trage respons vertonen. Dit verloop wordt voornamelijk bepaald door het open- en dichtgaan van kalium- en calciumkanalen. In welke fasen staan de kaliumkanalen open? 1. FaseO 2. Fase 3 3. Fase 4 4. Fase TMP

Pagina 11 van 35

Page 13: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 25

A

Op bovenstaande transversale CT-scan van het hoofd met contrastvloeistof in de vaten is een bloeding te zien. Tussen welke weefsels zit de bloeding afgebeeld bij A op deze scan? Dit is tussen de/het . . . 1. Arachnoidea en pia mater. 2. Dura en arachnoidea mater. 3. Periost en dura mater.

Vraag 26 Een patiënt heeft een verlamming van de rechter hand door een herseninfarct. De motoriek van de hand wordt aangestuurd door een zenuwbaan vanuit de contralaterale motorische cortex van de hersenen. Op welk niveau in het zenuwstelsel kruist deze baan naar de andere zijde? 1. Capsula interna 2. Medulla oblongata 3. Ruggenmerg 4. Thalamus

Pagina 12 van 35

Page 14: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 27

Bestudeer bovenstaande lichtmicroscopische opname van zenuwweefsel. De cel aangeduid door nummer 2 is een . . . 1. bipolair sensibel neuron. 2. ganglionceL 3. multipolair motorneuron. 4. pyramideceL

Pagina 13 van 35

Page 15: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 28

Een neuropatholoog moet op basis van deze lichtmicroscopische opname kunnen bepalen uit welk deel van het lichaam dit weefselbiopt is genomen. Zichtbaar zijn grote cellen die als groep bij elkaar liggen en het valt op dat alle grote cellen worden omgeven door een cirkel van kleine cellen. Welk weefsel wordt hier afgebeeld? Dit is . . . 1. dorsale wortelganglionweefseL 2. hersenweefseL 3. ruggenmergweefseL

Pagina 14 van 35

Page 16: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 29

Bij een 29-jarige vrouw met heftige hoofdpijn wordt op de spoedeisende hulp de diagnose sinustrombose gesteld. Een trombose in één van de cerebrale sinussen kun je vaststellen met een CT- of MR-venografie. Hieronder ziet u een MR-venogram. Welke sinus wordt met de pijl aangegeven?

1 . Sinus rectus. 2. Sinus sagittalis inferior. 3. Sinus sagittalis superior. 4. Sinus transversus.

Vraag 30 Er zijn verschillende soorten polyneuropathiën. Bij een bepaald type polyneuropathie zijn vooral de type IV-vezels, ook wel C-vezels genoemd, aangedaan. Welke klachten en verschijnselen zullen dan ontstaan? 1. Distale autonome stoornissen 2. Distale spierzwakte 3. Proximale fascieuiaties 4. Proximale sensibele stoornissen

Pagina 15 van 35

Page 17: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 31

Het activeren en beoordelen van de spierrekkingsreflexen is een belangrijk onderdeel van het neurologisch onderzoek. Deze reflexen berusten op een reflexboog tussen spier en ruggenmerg. Tot het afferente deel van deze reflexboog behoren onder andere . . . 1. achterstreng en neummusculaire overgang. 2. dorsale ganglion en spier. 3. motorische voorhoorncel en perifere zenuw. 4. spierspoeltjes en perifere zenuw.

Vraag 32 Een herseninfarct leidt tot ischemie van een deel van het hersenweefseL Dit zet een hele cascade aan celbiologische veranderingen in gang, die uiteindelijk kunnen leiden tot necrose. Welk van onderstaande veranderingen treedt als eerste op? 1. Apoptose. 2. Glutamaat-afgifte. 3. Inflammatie. 4. Neurogenese.

Vraag 33 Bij balsporten is het belangrijk om altijd te weten waar de bal is. De visus speelt daarbij een essentiële rol. Het menselijk brein is toegerust met een aantal schakelingen die de visus ondersteunen. Eén van die schakelingen is de vestibule-oculaire reflex. Wat is het doel van de vestibule-oculaire reflex? Dat is . . . 1. adequaat reageren op plotse veranderingen aan de rand van het blikveld door een

sprongsgewijze verandering van kijkrichting. 2. de kijkrichting meebewegen met snel bewegende voorwerpen zodat het beeld

steeds op de fovea van beide ogen blijft vallen. 3. de ogen congruent laten bewegen bij naderende objecten, zodat het beeld nog

steeds op de fovea van beide ogen valt. 4. tijdens draaien van het hoofd, de ogen in tegengestelde richting laten draaien zodat

het zicht stabiel blijft.

Pagina 16 van 35

Page 18: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 34

De n. tibialis is een perifere zenuw die afferente en efferente vezels bevat. In onderstaande figuur ziet u een schets van de EMG activiteit in de kuitspier m. gastrocnemius die u mag verwachten in reactie op één elektrische prikkelpuls van deze gemengde zenuw in knieholte. De reactie bestaat uit twee delen: de M-respons en de H-respons.

H

... },.f ---�- ;111 J�--Re spons I __.....-�\ / ___ �

C.v Tolt) �/ \ I

./ _____.

tijd (ms)

Wat veroorzaakt de M-respons (1e piek)? 1. Activatie van alfa motorische neuronen in het ruggenmerg. 2. Activatie van neuronen in de motorische hersenschors. 3. Prikkeling van alfa motorische vezels in de n. tibialis. 4. Prikkeling van la-afferente vezels in de n. tibialis.

Vraag 35 Een 45-jarige man met neurologische uitval heeft onder andere visus-problemen. Hij ziet wel met beide ogen maar mist het rechter deel van zijn blikveld. Welk deel van het visuele systeem is bij hem meest waarschijnlijk beschadigd? Dit is . . . 1. het chiasma opticum. 2. de linker tractus opticus. 3. de rechter nervus opticus. 4. de rechter retina.

Pagina 17 van 35

Page 19: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 36

Bovenstaande afbeelding illustreert de uitvoering van de test van de tricepsreflex. De arts slaat daarbij met een reflexhamer op de tricepspees. Welke receptor speelt de hoofdrol bij deze reflex? 1. Gammareceptoren in het ruggenmerg. 2. Golgipeeslichaampjes. 3. Nociceptoren in pees. 4. Spierspoelen in de triceps.

Vraag 37 De specifieke vorm van onze oorschelpen heeft een belangrijke functie bij de waarneming van signalen. Deze vorm helpt om . . . 1. geluiden in het horizontale vlak te kunnen detecteren. 2. in lawaai spraak beter te verstaan. 3. signalen in het verticale vlak te kunnen lokaliseren. 4. verschillende spraakklanken te kunnen onderscheiden.

Pagina 18 van 35

Page 20: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 38

De pijl bij letter A in de figuur hierboven wijst naar de colliculus superior, een kern in het mesencephalon. Wat is de functie van deze kern? Deze kern is een schakelcentrum dat . . . 1 . de blikrichting stuurt naar bepaalde visuele stimuli. 2. een rol speelt in de accomodatiereflex. 3. een rol speelt in de pupilreflex.

Vraag 39

Bovenstaande figuur toont een dwarsdoorsnede door het ruggenmerg met vier genummerde laesies. Welke laesie resulteert in ipsilaterale uitval van de propriocepsis? 1. Laesie 1 2. Laesie 2

3. Laesie 3 4. Laesie 4

Pagina 19 van 35

Page 21: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 40

Bovenstaande afbeelding toont een lichtmicroscopische opname van spierweefsel. Welk type spierweefsel is hier zichtbaar? 1 . Glad spierweefsel. 2. HartspierweefseL 3. SkeletspierweefseL

Pagina 20 van 35

Page 22: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 41

(a)

Muscle fiber ACh \\---Axon terminal of

somatic motor neuron

• • •• • •

. : .· . .. . • • • Ca2+ • •

. . . . . : . .

.. : .· . . • •

• •• •

Action potential--+

� . . "'

Sarcoplasmic reticulum

De spier-contractiecyclus in de skeletspiercel is een proces van verschillende stappen. Stap 1 en stap 2 van de spier-contractiecyclus staan in deze figuur beschreven. Wat is de eerstvolgende stap in de spier-contractiecyclus? 1. Actine filamenten glijden langs de myosine filamenten. Dit zorgt voor verkorting van

elke sarcomeer. 2. Calcium bindt aan het troponine-tropomyosine complex, waarna myosine koppen

kunnen binden aan actine. 3. De membraan van het sarcoplasmatisch reticulum wordt geactiveerd. Dit resulteert

in calcium release in het cytoplasma. 4. Een nieuw ATP molecuul zorgt voor release van myosine-koppen waardoor de

myosine-koppen het actine loslaten.

Vraag 42 In het bovenbeen zijn vier spiergroepen te onderscheiden. Welk van de onderstaande spiergroepen bevat een spier die bijdraagt aan flexie in de heup? 1. Abductor-groep. 2. Extensor-groep. 3. Flexor-groep. 4. Gluteus-groep.

Pagina 21 van 35

Page 23: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

82MGZ K6 A2

Vraag 43

In het gewrichtskapsel zijn vaak ligamenten te onderscheiden. Welk van de onderstaande ligamenten is een onderdeel van het gewrichtskapsel van de knie? 1. Lig. collaterale radiale. 2. Lig. collaterale tibiale. 3. Lig. cruciaturn posterius.

Vraag 44

Bij een 22-jarige man is door een diepe steekwond in de bilstreek de m. gluteus medius uitgevallen. Welke van de onderstaande beweging is hierdoor het meest lastig uit te voeren? 1. Abductie heup 2. Adductie heup 3. Extensie heup 4. Flexie heup

Vraag 45 Een slijmbeursontsteking van de bursa subacromialis komt vaak voor. Aan de onderkant van deze bursa bevindt zich de pees van een spier. Welke spier is dit? 1. m. infraspinatus 2. m. subscapularis 3. m. supraspinatus 4. m. teres minor

Vraag 46 Jicht is één van de vormen van kristal-artritis, en geeft meestal aanvallen van mono­artritis. Wat is hiervan de oorzaak? Dat is een probleem in de uitscheiding van urinezuur als afbraakproduct van .. . 1. aminozuren. 2. nucleïnezuren. 3. vetzuren.

Vraag 47 Reumatoïde artritis leidt, indien onbehandeld tot gewrichtsschade. Op welke plaats begint het ontstekingsproces? In het . . . 1 . gewrichtskapsel. 2. kraakbeen. 3. subchondrale bot. 4. synovium.

Pagina 22 van 35

Page 24: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 48

Bij de meeste auto-immuun-aandoeningen is nog niet bekend door welke prikkel de auto-immuunreactie in gang gezet wordt. Bij één van de onderstaande aandoeningen weten we dat een micro-organisme de reactie op gang kan brengen door kruisimmuniteit Voor welke van de onderstaande aandoeningen is dit het geval? 1. Reactieve artritis. 2. Reumatoïde artritis. 3. Spondylitis ankylopoetica.

Vraag 49

200

.5 E ...

K 160 � • � ! i � 120 t: 11!1

! •

80 0 10 20 30 40

V02, mL/kg per min

Een bouwvakker heeft tijdens een inspanningstest een V02max van 38 mi 02/kg/min behaald (zie bovenstaande grafiek). In rust heeft deze persoon een hartfrequentie van 75 min-1. Tijdens een werkdag wordt zijn hartfrequentie gemonitord. Hieruit komt een gemiddelde hartfrequentie over zijn werkdag van 128 min-1. Bereken de gemiddelde absolute belasting tijdens zijn werkdag. Deze ligt het dichtste bij .. . 1. 48% 2. 59% 3. 69%

Pagina 23 van 35

Page 25: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 50

Een proefpersoon met een rustmetabolisme van 0,3 L per minuut doet een fietstest Aan het einde van de fietstest verbruikt hij 5,1 liter 02 per minuut. Dit is puur op basis van koolhydraatverbranding (1 L zuurstof leidt tot 340 J/s). De netto mechanische efficiëntie van deze proefpersoon is 21%. Het wattage aan het eind van de fietstest ligt het dichtste bij . . . 1. 343 W. 2. 364 W. 3. 1289 W. 4. 1370 W.

Vraag 51

Twee collega's die exact hetzelfde werk verzetten in dezelfde tijd, laten testen wat de energetische belasting van hun werk is. De ene collega is een goed getrainde amateur duursp<?rter van 28 jaar. De andere collega is 53 jaar en sport helemaal niet. Hoe verhouden de absolute en de relatieve belastingen van deze twee collega's zich tot elkaar? 1. De absolute belasting van de collega van 28 jaar oud is kleiner, de relatieve

belasting van deze collega's is gelijk. 2. De absolute belasting van deze collega's is gelijk, maar de relatieve belasting van

de collega van 28 jaar oud is kleiner dan van de collega van 53 jaar. 3. Zowel de absolute als de relatieve belasting van beide collega's zijn even groot. 4. Zowel de absolute belasting als de relatieve belasting van de collega van 28 jaar

oud zijn kleiner dan die van de collega van 53 jaar.

Vraag 52 Een 18-jarige man is gescout door een eredivisievoetbalclub en krijgt het aanbod om daar te komen trainen. Hij besluit het aanbod aan te nemen en zal van drie keer in de week naar dagelijkse trainingen gaan. Op het moment dat hij begint met de extra trainingen in vergelijking met daarvoor, is de belastbaarheid'van de man . . . 1. gedaald. 2. gelijk. 3. gestegen.

Pagina 24 van 35

Page 26: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 53

Tijdens een experiment wordt een femur belast tot de nek van het femur is gebroken. Hieronder ziet u de faalcurve van het femur.

9000

_.....,

z "0 6000 rtl 0

_J

3000

1 2 3 4 5 6

Displacement (mrn)

In welk deel van de curve begint rl)icroschade met name op te treden? 1. A 2. B 3. c 4. D

Vraag 54 De wet van Wolff beschrijft het remodelleren van bot. Welk van de onderstaande verschijnselen kan verklaard worden door de wet van Wolff? 1. Botafname door oestrogeen in de menopauze. 2. De botmassa van kinderen neemt toe door buitenspelen. 3. Toename van botdichtheid door gebruik van bisfosfonaten.

Pagina 25 van 35

Page 27: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 55

Het figuur hieronder toont een MRI-scan met echotijd 10 ms en repetitietijd 300 ms.

Hoe verandert in een nieuwe opname met dezelfde echotijd en een repetitietijd van 1 000 ms de intensiteit van de weergave van de lever? 1. Die blijft gelijk. 2. Die wordt hoger. 3. Die wordt lager.

Pagina 26 van 35

Page 28: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 56

De tabel hieronder geeft van een aantal weefsels de T1 ('overeindkomtijd') en T2 ('uitwaaiertijd').

Weefsel p(%) T1 (ms) T2 (ms) witte hersenstof 72 500 90 grijze hersenstof 83 600 100 hersenvocht 100 2000 1000 hersenoedeem 86 1000 150 lever 65 500 40 nier 60 650 60 spier 85 900 50 geox. bloed 100 1500 50 gedeox. bloed 100 1500 200 vet 60 200 80 bot 25 >104 <1

Om een opname te maken waarin goed contrast te zien is tussen geoxideerd en gedeoxideerd bloed kan het best gekozen wordt voor . . . 1. TE=1 0 ms en TR=1500 ms. 2. TE=1 000 ms en TR=4000 ms. 3. TE=120 ms en TR=4000 ms.

Vraag 57 De figuur hieronder toont een duplex-opname van een slagader.

In deze afbeelding is links een meer heterogeen kleurpallet te zien dan rechts. Dit komt doordat het bloed aan de rechterkant . . . 1. langzamer stroomt dan aan de linkerkant. 2. meer laminair stroomt dan aan de linkerkant. 3. turbulenter stroomt dan aan de linkerkant.

Pagina 27 van 35

Page 29: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 58

Op beeldvorming middels echografie kan een vochthoudende laesie goed van een solide laesie worden onderscheiden doordat een vochthoudende laesie een . . . 1. uniforme akoestische impedantie heeft. 2. verhoogde akoestische impedantie heeft. 3. verlaagde akoestische impedantie heeft.

Vraag 59

Hieronder is de M-mode echo-opname van het hart weergegeven.

Wat geeft de verticale groene stippellijn in deze opname weer? 1. De diameter van het linker ventrikel. 2. De grootte van de opening tussen de aortakleppen. 3. De stroomsnelheid van het bloed in de aorta.

Vraag 60 Een 17 -jarige vrouw hyperventileert dusdanig dat zij flauwvalt. Welke chemoreceptoren spelen de belangrijkste rol in het weer normaliseren van de ademregulatie en het bijkomen van de vrouw nadat ze is flauwgevallen? Dit zijn de . . . 1. centrale chemoreceptoren. 2. perifere chemoreceptoren.

Pagina 28 van 35

Page 30: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 61

I P, � ; �:, + c� r'f 'ftl! :tj· ·�· Ij :t: l.t:: l'lt' . t�J � • "t I j lî' L '.f tiJ �t;;+ :!:' � -j � :I t � r E f - I 1 � _,

'1 !"" - - •tl :'1'" � -� � -: f-.:+: R': . 91 ...... j:i . . •:t:: ' ·:: 3l'i r-.>+. . �· .•. - tt t; ltt' -:;:: .1 r=; - . �-r I - .;:

Het vierde QRS-complex in bovenstaande ritmestrook is verbreed. Er is hier sprake van een . . . 1. atriale escape slag. 2. premature atriaal complex. 3. premature ventriculair complex. 4. ventriculaire escape slag.

Vraag 62

' 0,2 seconde

Bovenstaande ritmestrook is gemaakt bij een 55-jarige vrouw. Wat is de duur van de PR-interval? Deze ligt het dichtst bij . . . 1. 100 ms 2. 180 ms 3. 240 ms 4. 300 ms

Pagina 29 van 35

Page 31: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 63

Een 82-jarige vrouw heeft last van aanvalsgewijze hartkloppingen. De hartfrequentie op de monitor is 134/min. De pols, aan de a. radialis gemeten, is onregelmatig en heeft een frequentie van 98/min. Wat is de meest waarschijnlijke verklaring voor dit verschil? Er is sprake van . . . 1. atrium extrasystolie. 2. atriumfibrilleren. 3. atriumflutter met een 2: 1 AV-block. 4. atriumtachycardie met een 2: 1 AV-block.

Vraag 64

Hierboven is een thoraxfoto afgebeeld van een 18-jarige man die regelmatig gecontroleerd wordt op de polikliniek voor aangeboren hartafwijkingen. Hij heeft milde cardiale afwijkingen. Wat is er zichtbaar in afleiding I van het standaard elektrocardiogram als dat volgens de reguliere procedure gemaakt wordt? De P-top is . . . 1. negatief en het QRS complex is negatief. 2. negatief en het QRS-complex is positief. 3. positief en het QRS-complex is negatief. 4. positief en het QRS-complex is positief.

Pagina 30 van 35

Page 32: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

·_ Vraag 65

De efficiëntie van de uitwisseling van zuurstof is deels afhankelijk van de partiële zuurstofdruk. Op welke plek heerst, onder normale, fysiologische omstandigheden, de laagste partiële koolstofdioxide druk? In de . . . 1. alveoli. 2. buitenlucht. 3. pulmonale arteriën. 4. pulmonale venen. 5. weefselcapillairen.

Vraag 66

100

90 c :.0 80 _Q Ol 0 70 E (]) J:: 0 60 c 0

� 50 :::J (ij 40 Vl

N 0 30 ë (]) u (jj 20

a.

10

20 100 Resting cell Alveoli

P02 (mm Hg)

Binnen het gastransport van zuurstof geeft de zuurstofdissociatiecurve een belangrijke relatie weer tussen zuurstofsaturatie en partiële zuurstofdruk (zie bovenstaande figuur). Onder verschillende omstandigheden kan de zuurstofdissociatiecurve zoals weergegeven in de figuur gaan verschuiven. 's Nachts hebben de meeste weefsels een lagere zuurstofconsumptie. Bij zo'n lage zuurstofconsumptie in de weefsels zal bovenstaande figuur verschuiven naar . . . 1. beneden. 2. boven. 3. links. 4. rechts.

Pagina 31 van 35

Page 33: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 67

Een hoge LOL-cholesterol waarde brengt gezondheidsrisico's met zich mee. Deze waarde kan verlaagd worden door . . . 1. apolipoproteine A-1 te verlagen. 2. de LOL-receptor te remmen. 3. HMG-CoA reductase te remmen. 4. pre-� HOL te verlagen.

Vraag 68

Er zijn verschillende sterke risicofactoren voor het krijgen van atherosclerotische hart­en vaatziekten. Wat is ongeveer de odds ratio voor atherosclerotische cardiovasculaire ziekte in aanwezigheid van de risicofactor roken? Die ligt het dichtst bij . . . 1. 0,7 2. 1 3. 1,3 4. 3 5. 7

Vraag 69 De kans op ruptuur van een atherosclerotische plaque is afhankelijk van meerdere histologische kenmerken. Welk kenmerk is geassocieerd met een hogere kans op ruptuur? 1. De aanwezigheid van veel collageen. 2. De aanwezigheid van veel macrofagen. 3. Een dikke 'fibrous cap'. 4. Een kleine 'necrotic core'.

Vraag 70 Een huisarts ziet op haar spreekuur een 42-jarige man die zijn cholesterol wil laten bepalen omdat er veel hart- en vaatziekten in zijn familie voorkomen. Zij krijgt van het laboratorium de volgende waardes terug: totaal cholesterol 1J_,2_mmol/l, triglycerides 1,0 mmol/1, HOL-e 1,3 mmol/1. Het LDL-c kunt u berekenen met de Friedewald formule. Welke diagnose is bij deze patiënt het meest waarschijnlijk? 1. Familair gecombineerde hyperlipidemie. 2. Familiaire hypercholesterolemie. 3. Familiaire hypertriglyceridemie.

Pagina 32 van 35

Page 34: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ K6 A2

Vraag 71

D m I

50 • inllulin-injt.?ctcd a

1- .Ul � :;(! ..._

:::> c 30 ......

·-

.� _o -f..J 0

-'

0.. 10 .,

-

0

im hom. )

Lipoproteïne Iipase (LPL) maakt vetzuren vrij uit chylomicronen. De activiteit van LPL wordt hormonaal gereguleerd. Bovenstaande grafiek geeft het effect van insuline op de LPL activiteit weer, 3 en 18 uur na injectie van insuline. In welk weefsel is de LPL activiteit bij deze proefdieren gemeten? 1. hart 2. skeletspier 3. vet

Vraag 72 Voor de behandeling van een diep veneuze trombose of longembolie zijn verschillende groepen geneesmiddelen beschikbaar Wat is het primaire doel van de behandeling van een trombose? 1. Fibrinolyse van het stolsel. 2. Rekanalisatie van vaten. 3. Remmen van trombusgroei.

Pagina 33 van 35

Page 35: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 73

Trombocyten scheiden stoffen uit die zowel belangrijk zijn voor de trombocytenfunctie tijdens de primaire hemostase als voor de activatie van stollingseiwitten tijdens de secundaire hemostase. Welk ion is essentieel voor activatie van stollingseiwitten tijdens de secundaire hemostase? 1. Calcium 2. Kalium 3. Natrium

Vraag 74

Op heparine gebaseerde antistollingsmiddelen remmen de stolling. Hun werkingsmechanisme berust op . . . 1. inactivatie van cofactoren. 2. remming van bepaalde stolfactoren. 3. versterking van de werking van anti-trombine.

'1.

Vraag 75 De secundaire hemostase is een samenspel van verschillende stollingsfactoren die elkaar activeren en inhiberen. Welke stof is verantwoordelijk voor de initiatie van de secundaire hemostase bij een verwonding? 1. Fibrine. 2. Tissue factor. 3. Trombine.

Vraag 76

Bij patiënten met een veneuze trombose in een dialysekatheter kan het stolsel worden opgelost door urekinase toe te dienen. Urekinase stimuleert de . . . 1. inactivatie van trombine. 2. omzetting van plasminageen naar plasmine. 3. verwijdering van 'tissue factor'.

Pagina 34 van 35

Page 36: Health Academy Radboudurne - IFMSA · 2 keuze-vraag 3 keuze-vraag 4 keuze-vraag 5 keuze-vraag G d oe 1 1 1 1 F OU t open -1 0 Punten -1/2 0 Punten -1/3 0 Punten -1/4 0 Punten Lever

B2MGZ KG A2

Vraag 77

De leerprincipes worden in onze maatschappij op verschillende manieren ingezet om gedragsverandering te bereiken. Een voorbeeld waarbij gebruik wordt gemaakt van operante conditionering is . . . 1. een campagne waarbij lichaamsbeweging wordt gekoppeld aan aantrekkelijk en

gezond zijn. 2. het verhogen van de belasting op sigaretten.

Vraag 78

Er zijn verschillende soorten preventieve interventies. Op een school wordt door middel van een themaweek aandacht gegeven aan gezonde voeding en voldoende beweging. Hierdoor hoopt de schoolleiding dat er op latere leeftijd minder obesitas zal ontstaan. Dit programma is een vorm van . . . 1. primaire preventie. 2. secundaire preventie. 3. tertiaire preventie.

Vraag 79 Snoep niet bij de kassa van de supermarkt leggen maar meer uit het zicht is een preventieve maatregel tegen obesitas. Welk proces beïnvloedt hierbij het eetgedrag? 1. Modelling. 2. Operante conditionering. 3. Secretie van leptine. 4. Sociale beïnvloeding.

Vraag 80

In augustus 2017 zijn er veel eieren uit de handel genomen omdat deze Fipronil (een luizenbestrijdingsmiddel) bevatten. Deze preventieve maatregel is een voorbeeld van . . . 1. gezondheidsbescherming. 2. gezondheidsbevordering. 3. ziektepreventie.

Pagina 35 van 35