Health Academy Radboudumc - IFMSA-NL · Health Academy Radboudumc Bloktoets Datum Aanvang 50205...

18
Health Academy Radboudumc Bloktoets Datum Aanvang 50205 Zintuigen en Huid 18 december 2015 10.00 uur Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE: Dit tentamen bestaat uit 84 meerkeuzevragen. De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur. Controleer of uw tentamenset compleet is. Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer. Bij iedere vraag is slechts een alternatief het juiste of het beste. U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het betreffende alternatief te omcirkelen. Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u aile alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u een of meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag wei beantwoorden. Wanneer u het tentamen beeindigd hebt, dient u uw antwoorden (dus de omcirkelde CIJFERs) zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier, gebruik daarvoor een zwarte of b/auwe pen. Corrigeer fouten door een kruisje door het foutieve antwoord te zetten. Als u een vraag wilt open Iaten vult u het hokje boven het vraagteken "?"in. De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsboekje. Meer dan een ingevuld antwoord per vraag wordt als blanco ge"interpreteerd. Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier. Het gebruik van aile audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan, tenzij expliciet vermeld elders op dit voorblad. Macht u dergelijke apparatuur tach gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt. Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaalliggen. Etui's moeten van tafel. Als u uw antwoordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan het niet correct worden verwerkt. Vraag de surveillant in derge/ijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier! lndien u dit verzuimt zijn de gevolgen daarvan voor uw rekening. De vragen worden als volgt gescoord: d G F antwoor en: oed out open 2 keuze-vraag 1 -1 0 Punten 3 keuze-vraag 1 -Y, 0 Punten 4 keuze-vraag 1 - 1/3 0 Punten 5 keuze-vraag 1 -Y.. 0 Pun ten Lever na afloop het antwoordformulier m. lndien u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets. LETOP !! ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIER! VEEL SUCCES! Voorb/ad_MC.doc/ 26-1 1-20/5

Transcript of Health Academy Radboudumc - IFMSA-NL · Health Academy Radboudumc Bloktoets Datum Aanvang 50205...

Health Academy

Radboudumc

Bloktoets Datum Aanvang

50205 Zintuigen en Huid 18 december 2015 10.00 uur

Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen

ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE:

• Dit tentamen bestaat uit 84 meerkeuzevragen. • De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur. • Controleer of uw tentamenset compleet is. • Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer. • Bij iedere vraag is slechts een alternatief het juiste of het beste. • U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het CIJFER voor het betreffende alternatief te

omcirkelen. • Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u aile alternatieven, na

zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u een of meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag wei beantwoorden.

• Wanneer u het tentamen beeindigd hebt, dient u uw antwoorden (dus de omcirkelde CIJFERs) zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier, gebruik daarvoor een zwarte of b/auwe pen. Corrigeer fouten door een kruisje door het foutieve antwoord te zetten.

• Als u een vraag wilt open Iaten vult u het hokje boven het vraagteken "?"in. • De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve

antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsboekje. • Meer dan een ingevuld antwoord per vraag wordt als blanco ge"interpreteerd. • Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier. • Het gebruik van aile audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan, tenzij expliciet

vermeld elders op dit voorblad. Macht u dergelijke apparatuur tach gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt. Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaalliggen. Etui's moeten van tafel.

• Als u uw antwoordformulier vlekt, vouwt, beschadigt of de invulinstructies negeert kan het niet correct worden verwerkt. Vraag de surveillant in derge/ijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier! lndien u dit verzuimt zijn de gevolgen daarvan voor uw rekening.

De vragen worden als volgt gescoord: d G F antwoor en: oed out open

2 keuze-vraag 1 -1 0 Punten 3 keuze-vraag 1 -Y, 0 Punten 4 keuze-vraag 1 - 1/3 0 Punten 5 keuze-vraag 1 -Y.. 0 Pun ten

Lever na afloop het antwoordformulier m. lndien u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets.

LETOP !!

ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIER!

VEEL SUCCES!

Voorb/ad_MC.doc/26-1 1-20/5

Bloktoets Zintuigen en Huid 50205 2015-2016

Vraag 1. De huid bestaat uit de epidermis, de dermis en de subcutis. In welke van de onderstaande lagen van de epidermis bevinden zich de kernloze cellen? Oat is het stratum: 1. basale; ·~ corneum;

3. spinosum.

Vraag 2. De huid bestaat uit de epidermis, de dermis en de subcutis. Welke van de onderstaande lagen van de epidermis bevat in de normale gezonde huid de meeste cellagen? Oat is het stratum: /{ basale; 2. corneum;

-~ spinosum.

Vraag 3. Bij de beschrijving van het klinisch onderzoek van de huid maakt de arts gebruik van efflorescenties. Squamae of schilfering kan verder gespecificeerd worden. Zo is pityriasiforme schilfering: 1. geel, vettig, wasachtig;

'(gj klein, zemelachtig, poederachtig.

Vraag 4. Bij de beschrijving van het klinisch onderzoek van de huid maakt de arts gebruik van efflorescenties. Zo is een vesikel of een vesicula een zichtbare holte gevuld met helder vocht met een doorsnede van:

-G) < 1 em; 2. > 1 em.

Vraag 5. Het klinisch beeld van de verschillende huidaandoeningen kan erg typisch zijn. Zo wordt psoriasis guttata gekenmerkt door erythemateuze papels met soms Iichte schilfering. Deze zijn meestal gelokaliseerd op de volgende voorkeursplaatsen: 1. de handpalmen en voetzolen; /.de lichaamsplooien, zoals axillair, inguinaal en submammair; {3) de romp en de extremiteiten.

1

Vraag 6. Sommige huidziekten worden gecompliceerd door een secundaire bacteriele infectie. Deze complicatie ziet men het meest bij: 1. atopisch eczeem;

• 2. psoriasis vulgaris.

Vraag 7 Welke topische therapie is ge·indiceerd bij een vrouwelijke patient van middelbare leeftijd, met een psoriasis vulgaris gelokaliseerd in de plooien (axillair en inguinaal): een maal daags, 3 dagen per week: ~ klasse 1-corticostero"id creme;

· (2) klasse 2-corticostero"id creme; 3. klasse 3-corticostero"id creme.

Vraag 8. Jeuk zonder zichtbare afwijkingen (pruritus) kan verschillende oorzaken hebben. Een ezelsbruggetje is het woord 'huidpasta'. De 's' staat daarin voor: 1. scabies;

(V senilitas. = o~dcN'\

Vraag 9. De keuze van behandeling bij de verschillende dermatosen hangt onder andere af van de vochtigheidsgraad van de aandoening (nattend/droog). Een eczeem in een chronische fase behandelt men met een: 1. creme;

@ zalf.

Vraag 10. Het klinisch beeld van acne onderscheidt zich van rosacea onder andere door de lokalisatie. Welke aandoening komt voor in het gelaat, op de borst, de rug en de schouders? 6) acne vulgaris; 2. rosacea.

Vraag 11. De stelling: 'chronische immunosuppressie ver/aagt het risico op huidkanker' is: 1. juist;

(2) onjuist.

Vraag 12 De prognose bij een melanoom hangt met name af van de:

(D Breslowdikte; 2. grootte van het melanoom.

2

Vraag 13. Een seborrho"ische dermatitis in het gelaat bij een volwassen vrouw wordt behandeld met: 1. ketoconazol creme; ~ sc-Nf ...... ,.,.Q.\S 1

- ® metronidazol creme.

Vraag 14. De meest voorkomende vorm van een huidmaligniteit is: 1. actinische keratose;

(i) basaalcelcarcinoom; 3. Morbus Bowen.

Vraag 15. Ortho-ergisch contacteczeem ontstaat door stoffen die de huid beschadigen door G) direct inwerking; 2. indirecte inwerking.

Vraag 16. Een plaveiselcelcarcinoom is een van de veel voorkomende maligne huidtumoren. Deze tumor is qua klinisch beeld het lastigst te onderscheiden van een: 1. basaalcelcarcinoom;

(2) keratoacanthoom.

Vraag 17. De stelling 'chronische polymorfe lichteruptie komt vooral voor in gebieden met wisselende aanwezigheid van zonlicht' is:

- G) juist; ....:>j f'.)oc''""''f.'.P;IO·•" Q •. iC..

2. onjuist. '

Vraag 18. Psoriasis vulgaris is een chronische huidziekte die genetisch is bepaald. De bewering dat de ziekte kan worden geactiveerd dan we/ verergerd door zowel bepaalde ~neesmiddelen, hormona/e factoren als infecties, is:

.. (!) juist; 2. onjuist.

Vraag 19. Een 64 jarige vrouw klaagt over nachtelijke pijn in het rechter been. De pijn vermindert als zij het been laat afhangen uit bed. Dit past anamnestisch bij: G) arterieHe insufficientie; 2. veneuze insufficientie.

3

Vraag 20. Welke van de hieronder genoemde huidafwijkingen geeft het laagste risico op ~etastasering? \.!) basaalcelcarcinoom; 2. lentigo maligna; ~ ~~C\.noorn 3. plaveiselcelcarcinoom.

Vraag 21. Een patient blijkt bij de visusbepaling van een oog niet in staat om de optotypen van een visuskaart, op een afstand van 6 meter, correct te benoemen. De patient is wei in staat om correct vingers te tellen op een afstand van 5 meter. De visus is dan: 1. 1/60; ® 5/60; 3. 1/300; '\ hO..f"\~~~l('jQ 4. 5/300. ) .J

Vraag 22. Een 30-jarige vrouw heeft zowel voor veraf zien als voor lezen een bril van +3.0 dioptrie (beiderzijds) nodig. De refractieafwijking van deze vrouw heet:

-(j) astigmatisms; - 2. hypermetropie; .,;oe{ ~e..-,~

3. myopie; -'"\ oic ~;.,1?,..1':\\ K presbyopie. :- ouc:U!tlo""

Vraag 23. Gebruik van contactlenzen verhoogt de kans op microbiele keratitis. De keratitis­incidentie is het laagst bij gebruikers van: (j) harde contactlenzen; 2. nachtlenzen; 3. zachte contactlenzen.

Vraag 24. Bij een patient wordt een homonieme hemianopsie vastgesteld. De meest waarschijnlijke oorzaak is een laesie van:

CD de nervus opticus; 2. de retina; 3. de tractus opticus; 4. het chiasma opticum.

4

r~. o () I I ,

Vraag 25. Voor de definitie van blindheid en slechtziendheid wordt in Nederland de WHO­classificatie gebruikt, waarbij (A) de optimaal gecorrigeerde visus van het beste oog en (B) het resterende gezichtsveld de parameters zijn. Voor de definitie van slechtziendheid geldt: 1. A is kleiner dan 0,3 en B is kleiner dan 30°; ~ A is kleiner dan 0,3 of B is kleiner dan 30°; .3-:- A is kleiner dan 0,5 en B is kleiner dan 50°; 4': A is kleiner dan 0,5 of B is kleiner dan 50°.

Vraag 26. Ogen worden gesloten door contractie van de m. orbicularis oculi. Deze spier wordt ge·innerveerd door een bepaalde hersenzenuw. Oat is de nervus: 1 . facial is;

.2': oculomotorius; -) op.gr'\ 3. trigeminus; @ trochlearis.

Vraag 27. Een 30-jarige vrouw heeft sinds enkele weken een toenemende proptosis (exoftalmie) ODS; tevens is er retractie van de bovenoogleden, conjunctivale hyperemie, beperking van de oogbewegingen en diplopie. De meest waarschijnlijke diagnose is: 1. syndroom van Marfan; 2. syndroom van Sjogren; 3. ziekte van Bechterew; -\ ce~.J..Ino.:t:.,~eoh 4. ziekte van Graves. _...

Vraag 28. Ten behoeve van het fundoscopisch onderzoek worden pupilverwijdende oogdruppels (mydriatica) gebruikt. Het maximale pupilverwijdende effect wordt verkregen door twee soorten mydriatica te combineren: "'

_K. sympathicolytica en parasympathicolytica; Sf.J~f ' Fr.~n'f ---z.- sympathicolytica en parasympathicomimetica;

-® sympathicomimetica en parasympathicolytica; ~ sympathicomimetica en parasympathicomimetica.

Vraag 29. Gebruik van drugs heeft invloed op de grootte van de pupillen. Pupilverwijding (mydriasis) wordt gezien bij gebruik van: 1. amfetamine;

_Jilf hero"ine; 3. morfine.

5

Vraag 30. De oogbol heeft zes uitwendige oogspieren waarmee het oog in aile mogelijke richtingen kan bewegen. Uitgaande van de primaire blikrichting, zijn elevatie, adductie, en intorsie de bewegingsmogelijkheden van de: 1. m. obliquus inferior; a.s 01 01

Y. m. obliquus superior; iet ..3':" m. rectus inferior; i vt') ~L ~..£.--11---:::---t-~~-;~ fUl . · (P . . > RJ .. I vd @) m. rectus superior.

o"£. OS (!v > R I (;),.\ Vraag 31. Om bij een kind met strabismus de refractie te kunnen meten moet eerst het accommodatievermogen van de ogen worden uitgeschakeld. De oogdruppels waarmee dat kan warder) bereikt bevatten: 1. sympathicolytica; L .) con ~,.'If' '9q;~ ''"'\ <.1l 2. sympathicomimetica; ® parasympathicolytica; 4. parasympathicomimetica.

Vraag 32. Bij een parese van de m. obliquus superior ontstaat er een afwijking van de oogstand. Hierbij staat het aangedane oog ten opzichte van het niet-aangedane oog: 1. hager en iets naar binnen;

Q> hager en iets naar buiten; 3. lager en iets naar binnen; 4. lager en iets naar buiten.

Vraag 33. Bij jonge kinderen kan de refractiefout van de ogen objectief en nauwkeurig worden onderzocht als aan een bepaalde voorwaarde wordt voldaan. Die voorwaarde is de

~ toepassing van: 1 . cyclopie;

.. 2. cycloplegie; 3. cyclotorsie; 4. cyclotropie.

Vraag 34. Bij een acute n. oculomotoriusparese (N. Ill) kan er wei of geen anisocorie bestaan. Bij aanwezigheid van anisocorie is de meest waarschijnlijke oorzaak van de oculomotoriuslaesie:

(j) compressie door tumor of aneurysma; 2. vasculair-ischemische neuropathie.

6

Vraag 35. Een 22-jarige vrouw presenteert zich met een zeer pijnlijk en rood rechter oog en visusdaling. Patiente gebruikte zachte contactlenzen en had er vaak mee gezwommen. Bij onderzoek was de visus OD 6/12 en toonde de cornea een groot J.LQgvormig infiltraat. De meest waarschijnlijke oorzaak is keratitis OD door:

• \1.Jacanthamoebe; """'~ ' t.A-Ili.,9 ,2: herpesvirus; .....t, -\Q..;t(_ \Jo r rn.:i_e 3. pseudomonas aeruginosa; 4. schimmelinfectie.

Vraag 36. Een 75-jarige man, die al 30 jaar aileen een leesbril gebruikt, blijkt zijn leesbril de laatste tijd steeds minder nodig te hebben. Als bij deze man recent cataract van

J beide ogen is vastgesteld, dan is het meest waarschijnlijke type cataract: 1 . corticaal cataract; 2. nucleair cataract;

• 3. polair cataract; 4. posterior subcapsulair cataract.

Vraag 37. Voor cataract zijn diverse operatietechnieken mogelijk. In de meeste gevallen is de uitvoering van de cataractverwijdering: 1. met kapsel (intracapsulair), met kunstlensimplantatie; .r met kapsel (intracapsulair), zonder kunstlensimplantatie;

· ® zonder kapsel ( extracapsulair), met kunstlensimplantatie; 4:"' zonder kapsel (extracapsulair), zonder kunstlensimplantatie.

Vraag 38. De aanwezigheid van vaatnieuwvorming op de iris wordt rubeosis iridis genoemd. Rubeosis iridis ontstaat door: 1. chronische keratitis; 2. gevorderd cataract; ]. hoge intraoculaire druk; W ischemie van de retina.

Vraag 39. Bij een retinopathie worden harde en zachte exsudaten onderscheiden. Zachte

(\ exsudaten zijn afkomstig uit beschadigde retinale: 1 1. arterien;

2. axonen; • 3. capillairen;

4. venen.

7

Vraag 40. Bij een bevolkingsonderzoek wordt de intraoculaire druk (IOD) gemeten. De gemiddelde intraoculaire druk in de normale populatie is:

% 10 em H20; 2. 10 mm Hg;

...a-:· 16 em H20; -@) 16 mm Hg.

Vraag 41. Licht dat op het netvlies binnen komt, valt het eerst op de: 1. bipolaire cellen; (6). horizontale cellen; ~ ~.-~t.:)ulte~ a< receptor cellen; r; rrl 4. vezels naar de optische zenuw.

1 ( I I

Vraag 42. Bij atrofie van de rechter abducens oogspier is het volgende te verwachten:

A:'"" astigmatisme; • (2) convergentie; 3. dubbelzien; ,.>v. nystagmus.

Vraag 43. Een persoon die lijdt aan deuteronopie heeft een tekort aan:

... y blauwe kegeltjes; 2. groene kegeltjes;

• (1) rode kegeltjes; A':'. staafjes.

Vraag 44. Als een patient een bilaterale stembandparalyse heeft, kan hij: K. gewoon praten em gewoon ademen; 2. slecht ademen; 3. slecht ademen en slecht praten;

· @) slecht praten .

Vraag 45. Een microlaryngoscopie is een procedure waarbij een patient onder algehele anesthesie wordt behandeld. Een afwijking op de stemband wordt middels een starre laryngoscoop en micro-instrumentarium verwijderd . De bewering dat 'deze

<") behandeling zowel gei'ndiceerd is bij een patient met een stembandpoliep, een stembandcyste als ook bij een patient met een laryngeaal web', is :

• 1. juist; 2. onjuist.

8

Vraag 46. Bewering: Met de calorisatie test bij het evenwichtsonderzoek wordt de functie van het linker en rechter evenwichtsorgaan tegelijkertijd getest. Deze bewering is: 1. juist;

-<f) onjuist.

Vraag 47. De symptomen van de ziekte van Mt=miere bestaan uit de volgende: (Kies het meest complete antwoord). K drukgevoel dat aanvalsgewijs optreedt, perceptief gehoorverlies en instabiliteit; 2. gehoorverlies, tinnitus en vertigo waarbij de aanvallen minuten duren;

-@ gehoorverlies, tinnitus en vertigo waarbij de aanvallen uren duren. l't"'l\n-we,-.,

Vraag 48. De gehoorbeenketen bevindt zich in het middenoor. Welk gehoorbeentje is verbonden met het binnenoor? 1. Incus; 2. Malleus;

® Stapes.

Vraag 49. Welke van de volgende aandoeningen gaat naast gehoorverlies meestal ook gepaard met een totale uitval van het evenwichtsorgaan?

X Autosomaal overervend gehoorverlies; 2. De ziekte van Mt=miere; ~ Otosclerose; Y.Postmeningitis doofheid.

Vraag 50. Bij een cerumenprop, otitis media purulenta of serosa, een cholesteatoom of otoscle­rose verwacht je een:

....1': negatieve proef van Rinne aan be ide zijdes; Q) negatieve proef van Rinne aan de aangedane zijde; Y. positieve proef van Rinne aan beide zijdes; 4. positieve proef van Rinne aan de aangedane zijde.

Vraag 51. Bij kinderen met een otitis media acuta die kort na het begin van de klachten een loopoor hebben ontwikkeld kan door behandeling met een oraal antibioticum een snellere verlichting van pijn en koorts verkregen worden. Deze bewering is: 1. juist;

- (2). onjuist. . .,

~~('l'>f'~ ICM -,P:. J; .

9

Vraag 52. Onderstaande figuur toont een zogenaamd isofonendiagram voor een gemiddelde proefpersoon.

t 120 '""' I'" "' "" I "' "'I,. I'" "' * '"""'""' "' ,." 1•"' ,.,,. "''"' t '" '"

120. foqn

..-.. _J 1;. I i

2 ft · I I

53 100 al

l I f I l I

.. .. , - - - .. ... - -~ .. ""' - ,.. .. - - "' - - - ... :, I I

""0 . . ._. 80 0

... .. .. ... , .. .. .. .. ,. • .. . "' ... .. • • • .. .. "t .. - .. - ... • .. c_~ ""' • ,.. .. .. • "II .. ... ... .. ...

.> ri I I

f I •

~ I I ;

60

40

20

0

20 50 100 200 500 1k 2k 5k 10k 20k

f(Hz) ~

Welke conclusie kan uit dit diagram getrokken worden? ,.t. Een 3 kHz toon van 25 dB SPL wordt minder luid waargenomen als een 1kHz

toon van 30dB SPL; e.ue.(""\ Y Een 3kHz toon van 30 dB SPL wordt even luid waargenomen als een 150Hz

toon van 30dB SPL; L.,.., 1-,e..M!.~

3. Een 3 kHz toon van 30 dB SPL wordt even luid waargenomen als een 1kHz toon van 30dB SPL· ~...~, ~"i.~+c r

@) Een 3 kHz too~ van 30 dB SPL wordt minder luid waargenomen als een 1kHz toon van 30dB SPL.

Vraag 53. Hans is een jongen van 6 jaar. Wegens recidiverende otitiden werden bij hem enkele maanden geleden trommelvliesbuisjes geplaatst. Nu presenteert hij zich op het spreekuur van de huisarts met een loopoor. Volgens de NHG standaard Otitis media acuta is de aangewezen behandeling: 1. oordruppels met antibioticum en corticostero"ide;

, .. r. oraal antibioticum; - ~ zure oordruppels met corticostero"ide.

10

Vraag 54. Een stembandpoliep kan een oorzaak van heesheid zijn. Bij welke patientengroep komt een stembandpoliep meer voor?

~ Oat is bij: I 1. mannen; • 2. vrouwen.

Vraag 55. Het supraglotticus larynxcarcinoom is een vorm van larynxcarcinoom. Welke klachten ~aan bij dit carcinoom in het begin meestal op de voorgrond:

-(j) globusgevoel en/of een zwelling in de hals; 2. heesheid en pijn bij slikken; -':> 9~0~ 3. hoesten en/of benauwdheid. """"'~ &~

Vraag 56. De prevalentie van gehoorstoornissen bij Nederlandse ouderen {>60 jaar) bedraagt ongeveer:

() 1. 10%; I 2. 35 %; • 3. 50%;

4. 70%.

Vraag 57. Welk symptoom staat bij een neurinoom van de nervus acousticus (brughoektumor) in het begin van de ziekte op de voorgrond? Oat is: 1. ataxie; 2. draaiduizeligheid;

-@> gehoorverlies; 4. oorpijn.

Vraag 58. De huisarts wordt met spoed bij een patient geroepen die een heftige duizeligheidsaanval heeft. Bij lichamelijk onderzoek constateert de huisarts onder meer een horizontale nystagmus die verdwijnt bij fixeren. De huisarts beweert dat

() deze nystagmus een CVA erg waarschijnlijk maakt. I Deze bewering is: .. 1. juist;

2. onjuist.

11

Vraag 59. Een meisje van 17 jaar komt op het spreekuur van de huisarts met lymfeklierzwellingen in de halsregio. Het gegeven dat het meisje thuis een kat heeft maakt de volgende diagnose waarschijnlijker: ~ 1. mononucleosis infectiosa; t.t.o.:tlcr>

Z sarcoidose; · Q) toxoplasmose;

K tuberculose.

Vraag 60. Een ongeruste moeder belt de huisarts over haar zoontje Thijs van 2 jaar. Deze ligt in bed en heeft een temperatuur van 37,3 graden en maakt een benauwde indruk waarbij opvalt dater een hoorbare inademingsbelemmering (inspiratoire stridor) bestaat. Thijs moet vaker typisch hoesten waarbij hij volgens de moeder het geluid van een zeehondje maakt. De huisarts overweegt de diagnose laryngitis subglottica (pseudocroup). Welk van onderstaande gegevens maakt deze diagnose minder waarschijnlijk? K de leeftijd;

· (2) de temperatuur; Xhet hoesten; 4. het feit dat Thijs tot nu toe aile vaccinaties heeft gehad binnen het

rijksvaccinatieprogramma.

Vraag 61. Tumoren van de glandula parotidea zijn meestal benigne. Meestal betreft het een:

J!J. adenolymfoom; 2. oxyfiel adenoom;

.. @ pleomorf adenoom.

Vraag 62. Chronische irritatie of trauma van de mucosa zijn bekende oorzaken van neusbloedingen (epistaxis). Dit betreft dan voornamelijk de categorie: G) anterieure bloedingen; 2. posterieure bloedingen.

12

Vraag 63. De figuur hierboven is een AP (anterieure-posterieure) rontgenopname van de schedel. In de figuur is de contour van een holte omlijnt. In welk botstuk bevindt zich deze holte? Oat is in: ~ de maxilla;

· @ het os ethmoidale; .21': het os frontale; 4. het os sphenoidale.

13

Vraag 64. De sensibiliteit van de slaap wordt verzorgd door den. auriculotemporalis. Dit is een tak van de: 1. n. mandibularis;

" 2. n. maxillaris; 3. n. ophthalmicus.

Vraag 65. De m. orbicularis oris is een mimische spier die rond de mond ligt. Door welke zenuw wordt deze spier ge'innerveerd? 1. n. accessorius;

(i) n. facialis; 3. n. trigeminus.

Vaarg 66. Waar in het menselijke gehoorsysteem worden geluidstrillingen overgedragen aan de endolymfe? Oat is in:

X de sacculus; 2. het Meisner-lichaampje; 3. het orgaan van Corti; ~"~hoeccl ''

-® het ovale venster.

Vraag 67. In welk botstuk ligt het gehoororgaan? Oat is: 1. het os parietale; 2. het os sphenoidale; ® het os temporale.

Vraag 68. Bij kinderen en jong volwassenen kan een zwelling van een of enkele van de tonsillen leiden tot een chronische verstopping van de ademweg door de neus. Welke tonsil(len) is of zijn hierbij gezwollen? 1. Tonsillae linguales;

-@ Tonsillae palatinae; 3. Tonsilla pharyngealis.

Vraag 69. Bij een gehemelte spleet zijn twee structuren niet volledig aan elkaar gegroeid. Deze twee structuren zijn: 1. linker en rechter intermaxillair segment; 2. linker en rechter processus mandibularis;

-0) linker en rechter processus palatinus; 4. linker processus mandibularis en processus maxillaris.

14

Vraag 70. Veel volwassen structuren zijn te herleiden tot een van de 5 kieuwbogen. Welke van de onderstaande combinatie van structuren hoort bij de 1 e kieuwboog? 1. Kauwpieren-nervus trigeminus-hamer (malleus);

.(7) Larynxspieren-nervus glossopharyngeus-deel tongbeen; ':f. Mimische spieren-nervus facialis-stijgbeugel (stapes); 4. Tongspieren-nervus vagus-epiglottis.

Vraag 71 Bewering: Bij het testen op allergie door middel van een plakproef wordt er ook een controle plakker met een histamine oplossing getest. Deze bewering is: 1. juist;

@ onjuist.

Vraag 72. De priktest en de RAST (specifieke lgE bloedtest) zijn in de praktijk beide geschikt voor het aantonen van type 1 allergie. Deze bewering is:

·G) juist; 2. onjuist.

Vraag 73. Latex handschoenen worden gemaakt van het afgetapte sap van de rubberboom wat daarna bewerkt wordt met chemische stoffen. Handeczeem dat ontstaat door gebruik van handschoenen wordt vooral veroorzaakt door: 1 . chemische stoffen waarmee het latexsap is bewerkt; 2 < eiwitdeeltjes in het latexsap;

G> mechanische en fysische irritatie.

Vraag 74. Freek heeft een sterke allergie voor hazelnoot (anafylaxie). Welke andere noot kan hij maar beter ook niet meer eten?

X Pepernoot; -® Pinda;

3. Walnoot.

Vraag 75. Mevrouw Pech reageert anafylactisch tijdens hemicolectomie. De kans is groot dat

~ de allergische reactie werd veroorzaakt door: 1. cefazoline (Kefzol);

• 2. chloorhexidine; 3. latex.

15

Vraag 76. Anja is gestoken door een wesp in haar rechter handrug. Binnen enkele uren zwelt haar hand en onderarm. Ze raakt in paniek en komt met spoed op het spreekuur. Ze ziet klam, bleek en ze is misselijk. U meet een bloeddruk 120/80 mmHg, ze is pieperig benauwd en ze braakt. De aangewezen behandeling is in deze situatie: 1. lntramusculaire injectie van een antihistaminicum; oraal prednison (een

corticostero"id); lokaal koelen; ~ntramusculaire injectie met een Epipen; intraveneus een antihistaminicum;

lokaal koelen; 3. Oraal met een antihistaminicum en een antibioticum; lokaal koelen en een

corticostero"id zalf.

Vraag 77. De tweejarige Olaf heeft al enkele dagen klachten met op de voorgrond hoeste!l en piepen9.~J>e..oauwd.OO.i.d. In huis wordt gerookt en er zijn 5 katten als huisdier. Het meesfwaarschijnlijk worden zijn luchtwegklachten veroorzaakt door een: 1. allergie voor kat epitheel; 1.. ~,el.Qr t.d~o!-.M("'' 2. irritatie door luchtverontreiniging; )

-® virale infectie.

Vraag 78. Na een tekenbeet kan een besmetting met Borrelia burgdorferi optreden. Welke van onderstaande beweringen is waar? 1. Afhankelijk van de regia in Nederland, is 50-75% van de teken besmet met de

Borellia burgdorferi; - [) De kans op besmetting bij de mens wordt verminderd door de teek zo snel

mogelijk te verwijderen; 3. Een erythema migrans bij een patient die zich geen tekenbeet kan herinneren

wordt vrijwel nooit veroorzaakt door besmetting met Borellia burgdorferi.

Vraag 79. Een furunkel is een necrotiserende ontsteking van een structuur in de huid. Vanuit welk huidorgaan ontwikkelt zich een furunkel? 1. Haarfollikel;

• (6:> Talgklier; ,3':' Zweetklier.

Vraag 80. Een impetigo vulgaris is een huidaandoening op basis van een bacteriele infectie. De bacterie die hier in het merendeel der gevallen voor verantwoordelijk is, is: 1 . Betahemolytische streptokok groep A;

-·CZ> Betahemolytische streptokok groep B; .2r. Haemophilus influenzae; 4. Staphylococcus aureus.

16

Vraag 81. Voor de behandeling van bepaalde huidafwijkingen is soms antibiotische therapie aangewezen. Bij welke van onderstaande aandoeningen is antibiotische behandeling niet ge'lndiceerd?

%.acne vulgaris; ~ cellulitis; 3. folliculitis; 4. mollusca contagiosa.

Vraag 82. In dit blok heeft u uw kennis van EBM weer opgefrist. De volgende vraag gaat over de keuze van een onderzoeksdesign. Stel: een onderzoeker wil middels een onderzoek nagaan of er een verband bestaat tussen het ontstaan van een melanoom en de expositie aan zonlicht. ~n onderstaande mogelijkheden is dan het meest geschikte onderzoeksdesign: \!.1 een case-control onderzoek;

- 2. een prospectief observationeel cohort onderzoek; ~een randomised controlled trial (RCT).

Vraag 83. Sommige kenmerken bij de anamnese en lichamelijk onderzoek bij rhinitis klachten onderscheiden een niet allergische oorzaak van een allergische vorm van rhinitis. Welk van de onderstaande kenmerken maakt een allergische vorm van rhinitis meer waarschijnlijk.

(i) blanke kleur van het slijm; Z hoesten als symptoom naast de rhinitis; 3. korte duur van de klachten (periode van < 2 weken);

k nachtelijke klachten van rhinitis.

Vraag 84. Annemarie, 16 jaar, komt op het spreekuur van de huisarts in verband met keelpijn. Bij het lichamelijk onderzoek van de keel wordt gelet op tekenen die een peritonsillair abces waarschijnlijk maken. Welk van de onderstaande symptomen differentieert niet tussen een peritonsillair abces en een tonsillitis acuta? 1. Exsudaat op de tonsillen;

.,2!: Lateralisatie van de uvula; · ® Nauwelijks kunnen openen van de mond.

17