Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la...

89
Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Academiejaar 2009-2010 Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettre (1920-1994) Promotor: Prof. dr. Ronald Commers Verhandeling ingediend tot het behalen van de graad van master in de moraalwetenschappen door Tom De Waegenaere.

Transcript of Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la...

Page 1: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Academiejaar 2009-2010

Harald Ofstad als wereld-ethicus

avant la lettre

(1920-1994)

Promotor: Prof. dr. Ronald Commers Verhandeling ingediend tot het behalen van de graad van master in de moraalwetenschappen door Tom De Waegenaere.

Page 2: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte
Page 3: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Academiejaar 2009-2010

Harald Ofstad als wereld-ethicus

avant la lettre

Promotor: Prof. dr. Ronald Commers Verhandeling ingediend tot het

behalen van de graad van master in de moraalwetenschappen door Tom De Waegenaere.

Page 4: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Voor Luc Dewulf en de familie Mulier

Page 5: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Inhoudstafel

Dankwoord ........................................................................................................................... viii

0. Introductie ............................................................................................................... 1

1. Het leven en werk van Harald Ofstad ........................................................... 4

2. Overzicht en bespreking van ‘ Inquiry into the freedom of decision’

en ‘The functions of the moral philosophy’ ................................................... 8

2.1. Inleiding van ‘An Inquiry into the Freedom of Desicion’ ........................ 8

2.1.1. Vrijheid als afwezigheid van dwang .................................................................. 11

2.1.2. Vrijheid als indeterminisme ............................................................................... 12

2.1.3. Vrijheid als zelf-expressie .................................................................................. 15

2.1.4. Vrijheid als rationaliteit of deugdelijkheid ......................................................... 18

2.1.5. Vrijheid als macht .............................................................................................. 19

2.1.6. Vrijheid in relatie met verantwoordelijkheid en plicht ...................................... 21

2.1.7. Ofstads morele visie ........................................................................................... 24

2.1.8. Nabespreking ...................................................................................................... 26

2.2. Inleiding van ‘The functions of moral philosophy’ .................................. 28

2.2.1. Inhoudsweergave ................................................................................................ 28

2.2.2. Nabespreking ...................................................................................................... 31

Page 6: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

3. Overzicht en bespreking van de eerste dertien hoofdstukken uit ‘Our

contempt for weakness’ ...................................................................................... 33

3.1. Woorden-met-zin ................................................................................................ 34

Nationalisme 34

Biologische etnocentrisme 35

Darwinisme 36

Minachting voor zwakte 38

Gender 38

Leiderschap en hiërarchie 39

Verantwoordelijkheid 40

Anti-wetenschap 41

Agressie 42

Dichtooom denken 43

Afstandelijkheid en verbloeming 43

Sentimentaliteit 45

De redder 46

Idealisme 46

Moraliteit en moreel verval 47

Conflicten 48

Fascisme 50

3.2. Nabespreking ........................................................................................................ 51

Page 7: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

4. Harald Ofstad als global-ethicus avant la lettre ...................................... 52

4.1. Bespreking van woorden-met-zin uit het veertiende hoofdstuk ‘Nazi

Norms and Values – and Our Own’ ............................................................... 52

Oorlog en geweld 52

Kapitalisme 54

Internationale verhoudingen 58

Democratie en z'n minderheden 59

Gender 63

Discriminatie van de minderheden 64

Fascistische tendensen 66

Internationale controle 66

Wereld-ethische visie 67

4.2. Ofstad als wereld-ethicus avant la lettre..................................................... 68

Besluit ..................................................................................................................................... 75

Bibliografie ........................................................................................................................... 77

Page 8: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

viii

Dankwoord

Ik heb niet de behoefte om uitsluitend mensen te bedanken die me hebben bijgestaan om mijn

thesis te verwezenlijken. Het is voor mij opportuun om alle mensen te bedanken die hebben

bijgedragen aan mijn droom en doel, het behalen van een graad als master in de

moraalwetenschappen. Het was een lastige weg, met veel vallen en opstaan. Soms had ik het

geluk aan mijn zijde, andere malen had ik dan weer tegenslag. Zonder de steun van vele

mensen was ik niet zo ver geraakt. Niet allen onder hen kan ik vermelden, maar ik wil alvast

mijn familie, studiegenoten en cafévrienden bedanken, voor de vele steun die ik gekregen heb

van hen.

Grote dank gaat uit naar mijn ouders, Luc De Waegenaere en Kaatje Devlieger, voor de

financiële steun die ik gekregen heb. Mijn ouders hebben de schitterende taak vervuld om me

nooit onder druk te zetten tijdens het verloop van mijn studie en me de volledige vrijheid te

gunnen die ik nodig had.

Daarnaast zijn de volgende mensen mij een enorme steun geweest om mijn studie niet op te

geven en om door te blijven bijten: Wouter Mulier en Ann-Sophie Serroen, Frans Mulier en

Carine Delaere, Luc Dewulf, Piet Deblauwe, Mike Priem, Shari Galle, Sander Delaere, Bram

Crevits, Eva Morre, Heleen Andriessen, Jessica Knaeps, Klaas Vandommele, Jeroen

Braekeveld, Maarten Lemey, Brecht Debrouwere, Annalivia Bekaert, Kelly Beck, Toon Beel,

Annelies Beeuwsaert, Jozef Bogaert, Davy Casteleyn, Carlos Casteleyn, Charlotte Boydens,

Stijn Deblauwe, Vanessa Dermaut, Evelyne Dehaene en Jürgen Standaert, Ruth Derycke,

Dieter Bearelle, Dries Couckhuyt, Romy Guilini, Wouter Helsen, Arne Seynaeve, Jasper

Vanherzeele, Jeroen Vermiesch, Bjarne Leenaerts, Stijn Deblauwe, Matthieu Vernimmen,

Sebastian Piron, Nele Degraer, Johan Desmet, Evy Bauwens, Stijn Raepsaet, Mathieu

Berteloot, Nele Toebat, Jan Matthijs en Mène Meuris, Loes Palmans, Patrick Clarysse, Bart

D’artois, Koen Quaghebeur, Reinhald Bruneel, Saskia Descheppere, Mieke Santy, Mieke

Deregt, Sofie Vandecasteele, Johan Steen, Charlot Vande Kerckhove, Heide-Linde

Vanderbracht, Dafnee Verschaeve, Lieselotte Vanneste, Lara Vanroyen, Ward Verstraete,

Wim Waelkens, Zander Vliegen, Anneleen Callewaert, Corinne Lambert, Peter Roose, Heidi

Verstraete, Kurt Taveirne, Johan Derycke, Trees Deschout, Georges Breemeersch, Dave

Willems, Jannick Demanet, Jan Verbeeren, dr. Veerle Provoost en prof. dr. Gie van den

Berghe. Heel wat van hen ben ik ook dankbaar omdat ze me geholpen hebben met het

Page 9: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

ix

verwezenlijken van papers, door het geven van bijlessen of bij het vormen van ideeën via de

gesprekken die ik met hen had.

Uit de academische wereld wil ik alle professoren bedanken die me op een constructieve en

kritische manier iets hebben bijgebracht en natuurlijk ook Prof. dr. Ronald Commers, mijn

promotor.

Speciale dank gaat uit naar Camille Aussems, die twee jaar aan mijn zijde stond tijdens het

verloop van mijn studie.

Page 10: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

1

0. Introductie

Global ethics of wereld-ethiek houdt zich o.a. bezig met (morele) vraagstukken die vertrekken

vanuit de sociale verantwoordelijkheid van transnationale ondernemingen en vanuit globale

ecologische verantwoordelijkheden. Daarnaast houdt wereld-ethiek zich ook bezig met cross-

culturele benaderingen van bepaalde morele kwesties (Commers, Vandekerckhove, &

Verlinden, 2008).

Aan global ethics zijn een aantal dimensies verbonden, schrijft Gould. De eerste dimensie

betreft morele vraagstukken die verbonden zijn aan globalisering1. Het leeuwendeel van deze

problemen heeft betrekking op sociale verantwoordelijkheden van transnationale

ondernemingen, op mondiale ecologische verantwoordelijkheden en op globale

rechtvaardigheden. Concrete vragen kunnen hier betrekking hebben op de onrechtvaardige

verdeling van middelen tussen verschillende natiestaten, maar evengoed kan het gaan over de

gevolgen die het kapitalisme met zich meebrengt (Gould, 2008, p. 14).

Een tweede dimensie van global ethics houdt zich bezig met diverse culturen en het contact

tussen die culturen. Wat moeten we doen als een bepaalde groep mensen niet akkoord gaat

met een bepaalde norm? Welke houding moeten we aannemen om met botsende normen om

te gaan (Gould, 2008, pp. 18-19)? Deze dimensie behandelt voornamelijk het cross-culturele

aspect.

1 Globalisering is een moeilijk te omschrijven begrip. Het is eigenlijk een proces van wereldwijde interactie tussen mensen, bedrijven, regeringen en culturen gedreven door de informatie- en communicatietechnologie en door investeringen en internationale handel. We zullen de belangrijkste aspecten van globalisering hieronder even op een rijtje zetten. Globalisering bevordert een toenemende mobiliteit van mensen: luchtverkeer bijvoorbeeld is nog nooit in de geschiedenis zo belangrijk geweest. Niet alleen mensen reizen de hele wereld rond, ook informatie en communicatie steken vlotjes de grenzen over. En het is mogelijk om door middel van computers te praten met mensen uit bijna elk land ter wereld. Het internet speelt hierin natuurlijk de grootste rol. Bedrijven worden bovendien ook niet meer gekoppeld aan één bepaald land maar hebben vestigingen en fabrieken in de hele wereld. Internationale allianties tussen bedrijven komen meer en meer voor (denk bijvoorbeeld aan de telecommunicatie- en voedselindustrie). Allerlei producten van allerlei merken zijn te koop over bijna heel de wereld. Deze liberalisering van de handel is dus een wezenlijk onderdeel van de betekenis van globalisering, voor sommigen zelfs de enige. Op cultureel vlak is onze westerse cultuur (denk maar aan muziekculturen, jongerenculturen, mode,...) terug te vinden in alle uithoeken van de wereld, maar ook omgekeerd komen niet-westerse culturen in alle vormen terug in de westerse wereld (denk maar aan de talrijke ‘exotische’ restaurantjes, wereldmuziekfestivals,...). Culturele uitwisseling in alle richtingen is dus ook een wezenlijk aspect van globalisering. Kortom, globalisering houdt in dat de wereld klein geworden is, sommigen zeggen zelfs dat de wereld een dorp is (RECHT-vaardig, menswaardig: Globalisering, n.d.).

Page 11: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

2

In de derde dimensie houdt men zich vooral bezig met thema’s die betrekking hebben op het

wereldburgerschap; zo vormen beslissingen waarbij grensoverschrijdende belangen spelen

een onderdeel van deze dimensie. Mensenrechten spelen hierin eveneens een belangrijke rol.

Ze bevatten burger- en politieke rechten, maar ook sociale- en economische rechten. Met

mensenrechten moet in deze verschillende vormen rekening gehouden worden, zowel op

individueel vlak als in een sociale context (Gould, 2008, pp. 13-26).

Uit deze drie dimensies kan men verschillende concrete thema’s en vragen afleiden:

verschillen tussen Noord en Zuid, armoede, gezondheid, duurzaamheid,… . Wat is het Westen

verplicht aan het arme Zuiden? Hoe kan men zorgen voor een eerlijker handel? (About global

ethics, n.d.)? In welke mate domineert technologie onze manier van leven en denken? Op

welke manier gaan we het best om met migratie, andere religies en etniciteit? Op welke

manier en op welk niveau regelen we het integratiebeleid?

Door de komst van het internet en andere technologische middelen is de wereld van de

communicatie steeds directer geworden. Deze positieve technologische ontwikkelingen

hebben de kloof tussen arm en rijk niet verkleind. De laatste decennia en voornamelijk de

laatste jaren zijn er een aantal ‘nieuwe’ problemen opgedoken in de wereld: de stijgende

milieuvervuiling, de opwarming van de aarde, de achteruitgang van de biodiversiteit. Volgens

Beck zijn dit kwesties die iedereen aanbelangen, omdat deze problemen geen landsgrenzen

kennen en een effect hebben op alles en iedereen in de wereld (Beck, 1997).

Gelukkig is er sinds een aantal decennia steeds meer het bewustzijn dat we zorg moeten

dragen voor onze omgeving. Dit bewustzijn toont zich echter vooral op het theoretische

niveau en minder op het handelingsniveau. Er wordt veel wetenschappelijk onderzoek

verricht naar ecologische problemen en er gaat meer aandacht uit naar groene

energievoorziening en mobiliteit. De man in de straat hinkt jammer genoeg achterop en velen

geloven niet in de groene thema’s en problemen.

Zoals we kunnen afleiden uit het bovenstaande is wereld-ethiek een breed veld. Dit

proefschrift heeft de bedoeling in te gaan op de filosofie en erfenis van Harald Ofstad (1920-

1994) en daarbij de link te leggen met de wereld-ethiek. De belangrijkste werken van deze

Noorse filosoof zijn ‘The Functions of Moral Philosophy’, ‘An Inquiry into the Freedom of

Decision’ en ‘Our Contempt for Weakness’.

Page 12: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

3

Het eerste werk behandelt de mogelijke functies die de moraalfilosofie heeft en buigt zich

over de vraag hoe ze verder zou moeten ontwikkeld worden.

‘An Inquiry into the Freedom of Decision’ handelt over vrije wil en determinisme. Het is een

analytisch en complex werk waarin duidelijk gemaakt wordt dat je weinig tot niets kan

aanvangen met een concept als de ‘vrije wil’. ‘Wil’ is een abstract woord, waarbij er

verschillende interpretaties kunnen gelden; Ofstad verkiest te spreken van

‘beslissingsvrijheid’.

Het derde en meest importante werk, waarover het belangrijkste deel van mijn thesis zal

handelen, is ‘Our Contempt for Weakness’, dat de normen en waarden van de nazi’s onder de

loep neemt. In het laatste hoofdstuk van het boek, voor dit proefschrift het belangrijkste

hoofdstuk, maakt hij de vergelijking tussen de nazinormen en -waarden en onze waarden en

normen. Het bevat een uitgebreide maatschappijkritiek die getuigt van een wereld-ethische

visie.

‘Our Contempt for Weakness’ werd in 1971 gepubliceerd in het Noors; enkele jaren laten

werd het uitgegeven in andere Scandinavische talen, en in 1989 werd het in een bewerkte

versie uitgegeven in het Engels.

In het onderstaande wil ik duidelijk maken dat Ofstad een wereld-ethicus avant la lettre was.

Hij uit zijn kijk en kritiek op de maatschappij, hij analyseert en bekritiseert de gangbare

normen en waarden in onze samenleving. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat

Ofstad een Noor was. In dit proefschrift is het daarom ook logisch dat de voorbeelden die

gegeven worden betrekking hebben op Scandinavië en dan voornamelijk Noorwegen. Het is

ook de bedoeling na te gaan of deze kritiek nog actueel is.

In hoofdstuk 1 wordt Harald Ofstad gesitueerd; hoofdstuk 2 bespreekt zijn twee andere

hoofdwerken; ‘Our Contempt for Weakness’ komt in hoofdstuk 3 aan bod; hoofdstuk 4 moet

aantonen dat Harald Ofstad een wereld-ethicus avant la lettre was.

Page 13: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

4

1. Het leven en werk van Harald Ofstad

Harald Ofstad werd geboren als Harald Frithjof Seiersted Ofstad te Bergen op 13 oktober

1920. Hij stierf 74 jaar later op 5 oktober 1994 te Olso. Zijn vader heette Einar Ofstad Adolf

en was politie-inspecteur, zijn moeder heette Martha Ofstad. Harald Ofstad trouwde in 1945

met Erna Magnussen. Zijn vrouw behaalde een graad in de literatuurwetenschappen. Ofstad

vond het belangrijk om binnen het huwelijk en op professioneel vlak een goede

samenwerking te hebben met zijn vrouw (Gylseth, n.d.).

Ofstad geldt als één van de meest vooraanstaande Noorse filosofen van de tweede helft van de

20ste eeuw. Het grootste deel van zijn leven heeft hij doorgebracht in Zweden, waar hij aan de

universiteit van Stockholm werkte. Hij heeft zijn sporen verdiend als schrijver, onderzoeker

en opiniemaker, waarbij hij vaak deelnam aan maatschappelijke debatten (Gylseth, n.d.).

Aanvankelijk had Ofstad een juridische carrière voor ogen. Zijn studie rechten had hij

beëindigd in 1945, maar kort daarna behaalde hij ook een graad in de wijsbegeerte. WO II

heeft op Ofstad een sterke indruk nagelaten. Zijn filosofische ideeën werden er sterk door

bepaald. Dit leidde tot een aantal publicaties omtrent autoritaire persoonlijkheden. Ofstad

voelde een sterke drang om zich als begaafd persoon in het maatschappelijke debat te

mengen, als intellectueel wou hij zijn verantwoordelijkheid niet uit de weg gaan (Gylseth,

n.d.).

Na WO II werd Ofstad lid van de ‘zijdefronten’, een organisatie die ijverde voor een mildere

juridische rechtspraak. De Noor was ook nog lid van de ‘Bergengroep’, samen met Arild

Haaland (Gylseth, n.d.). Een laatste groep waartoe Ofstad zich verbond was de Oslo-groep,

een groepering die gestart werd bij de aanstelling van Arne Naess2, die er ook de oprichter

van was, aan de universiteit van Oslo. Na de oorlog maakte de Oslo-groep er werk van om

verschillende monografieën te publiceren, onder de titel “Filosofiske Problemer”. Laura

Grimm, Frithjof Fluge, Wickström-Nielsen, Ludvig Lövestad, Vilhelm Aubert, Herman

Tønnessen, Arne Trovik, Arild Haaland en Stein Rokkan maakten er deel van uit. De groep

had een breed perspectief; allen waren ze geboeid door filosofie maar ze hadden elk hun eigen

2 Arne Naess overleed in 2009 op 96-jarige leeftijd. Bij zijn aanstelling als professor aan de universiteit van Oslo was hij slechts 27 jaar oud. Hij was een ‘groene’ filosoof. Zijn bekendheid heeft hij vooral verworven met de publicatie van Deep Ecology (Commers, 2009)

Page 14: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

5

onderzoeksveld. Deze onderzoeksvelden varieerden van politieke filosofie, rechtsfilosofie,

logica tot psychologie. Twee van de leden sneuvelden tijdens de oorlog. (Ofstad, 1951).

Ludvig Lövestad werd doodgefolterd, omdat hij de verblijfplaats van Arne Naess verzweeg.

Wickström-Nielsen stierf tijdens een parachutesprong toen hij van Engeland kwam. Lövestad

en Wickström-Nielsen waren beide goede vrienden van Arne Naess (Stadler, 2010, p. 20).

Ofstad was een leerling van Arne Naess. Zijn persoonlijkheid verschilde nogal sterk van die

van zijn leermeester. Ofstad, die vaak participeerde aan debatten, was opvliegend en

ongewoon direct. De meeste indruk maakte Ofstad tijdens een televisiedebat met Thorkild

Hansen. Hansen had net het boek ‘Het proces tegen Hamsun’3 uit. Ofstad ging frontaal in de

aanval en zei dat Hansen te veel sympathie had voor Hamsun. Deze discussie was toen één

van de meest opzienbarende in de Noorse televisiegeschiedenis. Het publiek was enorm

verdeeld; velen meenden dat Ofstad terecht kritiek uitte op Hansen, terwijl anderen zeer

negatief waren ten opzichte van Ofstad (Gylseth, n.d.).

Ofstad heeft twee jaar doorgebracht in Amerika, aan de universiteit van Yale (1947-1949).

Daarna ging hij aan de slag aan de universiteit van Oslo (1949-1954). In die tijd deed Ofstad,

samen met twee collega’s, onderzoek naar hoe psychologische, sociale en economische

factoren nationalistische waarden veroorzaken binnen een bevolkingsgroep. Dit leidde tot de

publicatie van ’Nationalism. A Study of Identifications with People and Power’ (Gylseth,

n.d.). In diezelfde Yale-periode schrijft Ofstad een werk over de objectiviteit van norm- en

waardeoordelen, ‘Objectivity of Norms and Value-Judgments According to Recent

Scandinavian Philosophy’. Het werk werd, nadat het in 1948 in Yale werd gemaakt door

Ofstad, voorgesteld in de Philosophy Club in Berkeley en zou een jaar na datum nog eens

gepresenteerd worden in de Harvard Philosophy Club in Harvard. Het is een analytisch werk

dat opgebouwd is rond de visie van drie verschillende strekkingen op de objectiviteit van de

norm- en waardeoordelen. Hij bespreekt de visies van de Uppsala-groep, Alf Ross en Arne

Naess (Ofstad, 1951).

In 1954 had Ofstad de mogelijkheid om hoogleraar te worden aan de universiteit van Bergen;

hij werkte er heel even, maar uiteindelijk koos hij voor het hoogleraarschap aan de universiteit

van Stockholm, om er praktische filosofie te doceren. De keuze voor Zweden i.p.v.

3 Hamsun heeft in 1920 de Nobelprijs voor Literatuur gewonnen. Hij raakte echter in diskrediet door zijn vermeende collaboratie (Pimbrils, 2009).

Page 15: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

6

Noorwegen kwam er omdat hij Zweden meer stimulerend vond. Ofstad liet zich vanaf toen

vaak opmerken in publieke debatten. Hij werkte van 1955 tot 1987 aan de universiteit, met

uitzondering van de jaren 1963 en 1974. Toen was hij gastprofessor aan de universiteit van

Berkeley (Gylseth, n.d.).

‘The Functions of Moral Philosophy’ werd gepubliceerd in 1958. Het maakte een duidelijke

schets van hoe de moraalfilosofie er op dat moment uitzag en van welke richting de

moraalfilosofie moest inslaan; de ondertitel, ‘A plea for an integration of philosophical

analysis and empirical research’, is hierover alvast duidelijk. Het werk heeft dezelfde inslag

als de ‘Pluralistische grondslagen van de moraalwetenschap’ van Leo Apostel. Beide auteurs

hebben elkaar gekend. De versie waarmee hier gewerkt wordt, is een kopie van een versie die

destijds door Ofstad aan Apostel werd cadeau gedaan. Ofstad voegde er het opschrift ‘with

the compliants of the author’ aan toe.

Ofstads grootste filosofisch analytisch werk, ‘An Inquiry into the Freedom of Decision’,

dateert van 1961. Hier raakt hij het thema van de ‘vrije wil’ aan. Hij heeft het o.a. over de

macht van het individu.

In 1971 schrijft Ofstad Our contempt for weakness, een boek dat handelt over de normen en

waarden van de nazi’s (Gylseth, n.d.). Het grootste deel van het boek fixeert zich op de

minachting van zwakkeren. Daarnaast heeft Ofstad het ook nog over de eigen normen en

waarden.

In 1974 is Harald Ofstad één van de ondertekenaars van een brief aan Tito, de toenmalige

president van Joegoslavië. In deze brief wordt er een oproep gedaan aan de president om een

toleranter beleid te voeren en meer academische vrijheid te verlenen. De wetenschapsmensen

noemen zich in deze brief bezorgd over het feit dat repressieve maatregelen genomen worden

tegen een aantal academici en tegen de academische vrijheid. Ze gaan in tegen een wet

waarbij de Servische Republiek het zelfbestuur van universiteiten beknot en waarbij het

parlement academici op basis van politieke gronden, kan schorsen. Naast kritiek op het beleid

van Tito is er ook waardering voor zijn beleid, zo maakt men duidelijk dat men Tito’s

inspanningen voor de bevrijding van het Joegoslavische volk op prijs stelt. Andere bekende

academici-ondertekenaars waren Alfred Ayer, Noam Chomsky, Jürgen Haberman, Chaïm

Perelman en Paul Ricoeur (Ayer, Perelman, Cohen, Follesdal, & Hintikka, 1975).

Page 16: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

7

Ofstads laatste boek, ‘Vi kan ändra världen’4, wordt gepubliceerd in 1987. Het is niet vertaald

naar het Engels en gaat opnieuw over de verhouding tussen macht en zwakte: de westerse

democratie wordt grotendeels beheerst door geld en egoïsme, maar - het boek heeft een

positieve inslag - hij gaat ervan uit dat we de wereld opnieuw kunnen veranderen in een

positieve richting (Gylseth, n.d.).

Daarnaast heeft Ofstad nog een aantal boeken gepubliceerd die niet vertaald zijn naar het

Engels, maar enkel in Scandinavische talen verschenen zijn.

In 1987 ging Ofstad met pensioen. Dit was voor hem en zijn vrouw het moment om terug te

verhuizen naar het Noorse Bergen, waar hij tot aan zijn dood in 1994 woonde (Gylseth, n.d.).

4 Vrij vertaald als: We kunnen de wereld veranderen.

Page 17: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

8

2. Overzicht en bespreking van ‘ Inquiry into the

freedom of decision’ en ‘The functions of the moral

philosophy’

2.1. Inleiding van ‘An Inquiry into the Freedom of

Desicion’

Ofstad gaat in zijn boek ‘An Inquiry into the Freedom of Decision’ van start door te

verduidelijken waarop beslissingsvrijheid precies slaat.

Een mogelijke interpretatie, die men vaak gebruikt, is er één waarbij men beslissingsvrijheid

ziet als beslissingsmacht. Beslissingsmacht heeft men altijd in meer of mindere mate, maar

kan men nooit volledig hebben. Beslissingsmacht is afhankelijk van de situatie en van de

persoon. Sociale en psychologische factoren spelen hierin een grote rol. Men kan hierbij

denken aan factoren zoals inkomen, opleiding,… . Daarnaast is het ook belangrijk om

indachtig te zijn dat, wanneer iemand kiest voor een bepaalde normatieve positie omtrent

beslissingsvrijheid, dit ook consequenties heeft voor de gevolgen van die beslissing (Ofstad,

1960). Zo zal een determinist op een andere manier over schuld en verantwoordelijkheid

spreken dan een indeterminist. Een determinist zal sneller kijken naar de context en zal op

zoek gaan naar oorzakelijke relaties waarom iemand een bepaalde beslissing genomen heeft.

Een indeterminist gaat dieper in op de daad en kijkt veel minder of niet naar de randfactoren

van een persoon.

Ofstads boek richt zich op twee doelstellingen. Ten eerste wil hij duidelijkheid scheppen

omtrent beslissingsvrijheid en ten tweede wil hij uitzoeken of we al dan niet

beslissingsvrijheid hebben. Ofstad bouwt zijn werk op vanuit een analyse van de zin ‘(de

persoon) P beslist vrij in situatie S’. Uit deze zin kunnen er oneindig veel mogelijke analyses

voortkomen. Wat echter nog belangrijker is volgens Ofstad is dat we het idee verlaten dat er

slecht één mogelijk gebruik van ‘beslissingsvrijheid’ is. Ofstad heeft als voortreffelijk

analyticus de doelstelling om de communicatie tussen filosofen te bevorderen en hun inzicht

omtrent het onderwerp te verbeteren (Ofstad, 1960, p. 1). Ofstad wijst de traditionele aanpak

van de hand:

Page 18: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

9

De auteur in kwestie zal negeren wat anderen hebben voorgesteld als

‘beslissingsvrijheid’ of ‘vrije wil’. Hij zal zijn eigen definitie kiezen en zal

duidelijk maken dat dat de enige, echte manier is om te spreken over

‘beslissingsvrijheid’ of ‘vrije wil’. Filosofen en auteurs die het anders

gedefinieerd hebben, hebben de zaak fout geïnterpreteerd. De auteur prijst

zijn eigen definitie en gaat ervan uit dat enkel zijn definitie de

mogelijkheid biedt om de wereld te redden van een morele ramp. (Ofstad,

1960, p. 2).5

Ofstad hecht veel belang aan de keuze van de termen die hij gebruikt. Hij heeft het niet zo

voor de term ‘wil’, die dan al dan niet vrij is. Sommigen beweren dat het beter is om te

spreken over een ‘vrij persoon’, een ‘vrije geest’,... anderen zien vrijheid dan weer als een

openbare handeling, of beperken hun analyse tot de ‘vrijheid van keuze’. Er is heel wat

verwarring omtrent dit onderwerp, zo is er geen consensus over het begrip ‘vrijheid’ en over

het subject waarop die zogenaamde ‘vrijheid’ dan wel moet toegepast worden (Ofstad, 1960,

pp. 3-15). De Noor wijst klaar en duidelijk het begrip ‘wil’ van de hand. Deze term leidt ons,

volgens Ofstad, naar de veronderstelling van het bestaan van iets zoals de ‘wil’, een gegeven

waaraan hij zich niet wil en niet hoeft bloot te stellen. Indien ‘beslissingsvrijheid’ of

‘handelingsvrijheid’ genomen wordt als uitgangspunt, dan is het mogelijk betere metafysische

discussies aan te gaan dan wanneer we de term ‘wil’ gebruiken. Uiteindelijk kiest Ofstad voor

de term ‘beslissingsvrijheid’ en niet voor ‘handelingsvrijheid’ omdat die laatste oorzakelijk

bepaald wordt door onze beslissingen. Op die manier weet men duidelijk waarover men het

heeft (Ofstad, 1960, pp. 13-15). Ofstad maakt duidelijk op welke manier iemand een

beslissing kan nemen:

Wanneer men zegt dat iemand een beslissing neemt dan bedoelt men (1)

dat hij al gestart is met een aantal gedragingen in het voordeel van iets of

dat (2) hij al beslist heeft, zonder enige twijfel, om een bepaalde handeling

uit te voeren. De laatste mogelijkheid (3) bestaat erin dat iemand een

oordeel velt over wat men moet doen in een bepaalde situatie na de

verschillende alternatieven te hebben overwogen (Ofstad, 1960, p. 15).6

5 Vrij vertaald 6 Vrij vertaald

Page 19: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

10

Daarnaast geeft Ofstad nog enkele voorwaarden waaraan een beslissing moet voldoen. Ten

eerste moet de persoon zich bewust zijn van minstens twee verschillende alternatieven. Ten

tweede moet er een bepaalde graad van deliberatie zijn. Ten derde moet iemand tot een

beslissing komen en een bepaald alternatief volgen. Voor heel wat filosofen zijn deze drie

voorwaarden voldoende, maar Ofstad voegt er nog een vierde voorwaarde aan toe: er moet

een bepaalde graad van motivatie zijn voor het gekozen alternatief. De voorwaarden van een

beslissing zijn volgens Ofstad niet feilloos; er zijn een aantal mensen die vinden dat er een

meer precieze definitie had mogen gegeven worden (Ofstad, 1960, pp. 15-17). Het begrip

‘motivatie’ zorgt voor de meeste problemen, omdat dit een subjectief en relatief begrip is dat

moeilijk aantoonbaar of vergelijkbaar is.

Ofstad onderscheidt zes verschillende families van vrijheid voor zijn analyse (Ofstad, 1960,

pp. 32-35):

1. Vrijheid als afwezigheid van dwang

(P’s beslissing in S is niet het onderwerp van dwang)

2. Vrijheid als indeterminisme

(P’s beslissing in S is niet gedetermineerd)

3. Vrijheid als zelf-expressie

(P’s beslissing in S is een uiting van zelf-expressie)

4. Vrijheid als rationaliteit

(P’s beslissing in S is een rationele beslissing)

5. Vrijheid als deugd

(P, in S, beslist zoals hij behoort te doen)

6. Vrijheid als macht

(P, in S, had het in zijn macht om anders te beslissen)

Geen enkel type staat op punt en moet beschouwd worden als een vertrekpunt voor verdere

analyse. Elk hebben ze hun individuele eigenschappen maar er zijn ook gemeenschappelijke

eigenschappen.

Ofstad is niet de enige noch de eerste die een analyse gemaakt hij heeft van enkele families

van vrijheid. Zijn voorganger Harald Höffding vermeldt in zijn ‘Ethik’ eveneens zes

verschillende betekenissen van de ‘vrijheid van wilsbeschikking’, namelijk: (1) oorzakelijke

vrijheid; (2) vrijheid van externe dwang; (3) vrijheid van interne dwang; (4) macht, kracht en

Page 20: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

11

bekwaamheid; (5) keuzevrijheid; (6) wilsbeschikking vanuit morele motieven (Commers,

2005-2006, p. 18). Ofstad verwijst in zijn werk meerdere malen naar Höffding en het kan dan

ook goed zijn dat hij daar zijn inspiratie haalde.

2.1.1. Vrijheid als afwezigheid van dwang

Er zijn, volgens Ofstad, twee soorten dwang te onderscheiden. Enerzijds heb je fysieke

dwang, anderzijds heb je psychische dwang. Fysieke dwang laat de beslissingsvrijheid

ongemoeid maar tast wel de handelingsvrijheid aan (Ofstad, 1960).

Ofstad formuleert een aantal voorwaarden waaraan moet voldaan worden om te kunnen

spreken van (psychische) dwang, schrijft Ofstad. Ten eerste is het zo dat de actor kan kiezen

uit verschillende alternatieven, die allen onaangename gevolgen hebben. Zo bekeken zijn vele

beslissingen onder invloed van dwang. Het andere extreem heeft plaats wanneer iemand een

ander bedreigt en de laatste een beslissing moet nemen die tegen zijn fundamentele waarden

ingaat. Wanneer iemand zich niet bewust is van een bepaalde dreiging kan men concluderen

dat de persoon in kwestie zijn beslissing niet genomen heeft onder dwang, maar er kan wel

gezegd worden dat zijn beslissing niet in volledige vrijheid werd genomen aangezien de

persoon in kwestie zich niet bewust is van de verschillende determinanten die zijn beslissing

beïnvloed hebben. Daarnaast is het mogelijk dat iemand een gedwongen beslissing moet

nemen, maar dat de gedwongen beslissing exact dezelfde is als zijn oorspronkelijke

beslissing. Er is als laatste de mogelijkheid om de dreiging naast je neer te leggen en je te

houden aan je oorspronkelijk beslissing. In dit geval is het zo dat de beslissing in vrijheid

wordt genomen maar dat de persoon zelf bedreigd wordt (Ofstad, 1960, pp. 38-40).

Ook beloningen kunnen een vorm van dwang zijn. Ofstad geeft het voorbeeld waarbij hij

honderd kroon geeft aan een armoezaaier om zijn hoofd kaal te laten scheren. Hierbij zou men

kunnen spreken van psychische dwang. Wanneer hij dit echter zou doen bij een gewone

vrouw, dan zou men dit enkel ‘dwang’ noemen wanneer ze gek genoeg zou zijn om haar

hoofd kaal te laten scheren (Ofstad, 1960, p. 39). Ofstad toont duidelijk aan dat contexten zeer

belangrijk zijn. Iemand die over veel geld en middelen beschikt zal zich veel minder laten

meeslepen in bepaalde illegale praktijken zoals chantage, omkoping,… Veel slachtoffers van

omkoperij zijn namelijk mensen die het geld goed kunnen gebruiken en daardoor in een

zwakke positie zitten. Doordat ze nood hebben aan geld, is de ‘druk’ of ‘dwang’ groot om het

niet af te wijzen.

Page 21: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

12

Ofstad erkent dat er moeilijkheden zijn met het subjectieve karakter van psychische dwang.

Wat voor de één een ernstige dreiging is, is voor de ander een klein obstakel. In feite geldt dit

bezwaar ook voor fysieke dwang (Ofstad, 1960, pp. 38-41).

Ofstad besluit dit hoofdstuk door te zeggen dat het onmogelijk is algemene bepalingen voor te

stellen waarbij iemand al dan niet vrij is in de zin zoals we het hierboven hebben bedoeld. Of

iemand al dan niet vrij is, hangt af van de specifieke context (Ofstad, 1960, p. 41). Die

specifieke context is onoverzienbaar. Zo moet men rekening houden met de persoonlijkheid,

met de omgeving, met de interactie van de persoon en zijn omgeving,… Er kunnen eindeloos

veel factoren aangegeven worden om een situatie te analyseren. Uiteindelijk is het wel

interessant om een poging te doen tot het creëren van een analyse, maar men moet beseffen

dat het, door de specifieke context, onmogelijk is om te generaliseren naar andere contexten.

2.1.2. Vrijheid als indeterminisme

Zoals het een goed analyticus betaamt, verklaart Ofstad de termen determinisme en

indeterminisme. Een gebruikelijke interpretatie van determinisme is volgens Ofstad: “Iedere

gebeurtenis, in het universum, is gerelateerd aan andere gebeurtenissen door natuurwetten

(Ofstad, 1960, p. 45).”7 Volgens Christoph Herrmann, hoogleraar algemene psychologie aan

de Carl Von Ossietzky-universiteit in Oldenburg, betekent determinisme dat elke gebeurtenis

oorzakelijk voorafgegaan wordt door een andere gebeurtenis. In theorie is het dus mogelijk

om, wanneer iemand de actuele toestand van een systeem kent, alle toekomstige

gebeurtenissen te voorspellen. De realiteit is echter anders; er zijn zodanig veel factoren waar

iemand rekening moet mee houden, dat de situatie zodanig complex is dat een voorspelling

onmogelijk wordt (Herrmann, 2010).

Binnenin het determinisme vallen er nog verschillende onderscheiden te maken, aldus Ofstad.

Zo zijn er een a priori en een empirische benadering. Aanhangers van de eerste benadering

zijn W.D. Ross en Kant. In de a priori benadering gaat men ervan uit dat de deterministische

these a priori waar is. De empirische benadering houdt in dat het bewijs dat geleverd wordt

voor de deterministische these van inductieve aard is. Telkens wanneer er een bepaalde

gebeurtenis plaatsvindt, die in verband gebracht kan worden met een algemene wet, is er een

gedeeltelijke bevestiging van de deterministische these (Ofstad, 1960, pp. 46-47).

7 Vrij vertaald

Page 22: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

13

Evenmin als het determinisme heeft het indeterminisme 8 een eenduidig gebruik. Ofstad deelt

ook indeterminisme in in een a priori en empirisch benadering. Indeterminisme wordt vaak

gebruikt om statistische relaties te ontkennen en aan te duiden dat sommigen zaken in het

universum gebaseerd zijn op pure willekeur. Volgens Ofstad is het zo dat iets nooit volledig

deterministisch of indeterministisch is. Een gematigd determinist zal toegeven dat er een

bepaalde mate van onzekerheid is voor wat betreft onze voorspelling of verklaring van

beslissingen, terwijl een gematigd indeterminist ook zal toegeven dat het goed is te erkennen

dat er enige ‘determinatie’ is in onze beslissingen. Wat vooral belangrijk is voor een

determinist, is trachten aan te duiden wat nu precies de graad van bepaling is voor iemand zijn

beslissingen en voor een indeterminist om aan te duiden in welke mate iemand zijn beslissing

niet-bepaald en dus vrij is (Ofstad, 1960, pp. 47-48).

Een vraag die gesteld kan worden is hoe en waardoor een beslissing precies bepaald wordt.

Ofstad maakt duidelijk dat het vaak een oversimplistische en foute veronderstelling is dat een

beslissing door één motief wordt ingegeven. Een beslissing wordt niet ingegeven door één

factor, maar door een set van verschillende factoren. Het is belangrijk dat men zich realiseert

dat die factoren in een bepaalde verhouding tot elkaar staan en niet in dezelfde mate

doorwegen bij een bepaalde beslissing; er is dus steeds een specifieke configuratie bij iedere

beslissing. Iedere configuratie is uniek. Onder andere door die uniciteit is het onmogelijk om

te weten hoe een bepaalde beslissing precies tot stand kwam. Dit wil niet zeggen dat een

andere configuratie niet kan leiden tot eenzelfde beslissing (Ofstad, 1960, pp. 49-51). Er zijn

een hele boel determinanten die een rol spelen wanneer er een beslissing moet gemaakt

worden. Een aantal determinanten spelen een rechtstreekse rol, maar de meeste determinanten

spelen een indirecte rol. Ze variëren in de waarde die ze hebben voor een bepaalde beslissing.

Daarnaast zijn sommige determinanten tastbaar, andere dan weer abstract; sommige

determinanten vormen een proces, andere komen maar eenmalig voor in een mensenleven.

Over welke determinanten hebben we het nu precies? Dit kan heel erg variëren, maar om te

beginnen kunnen we al een onderscheid maken tussen determinanten die

omgevingsgerelateerd en determinanten die biologisch gerelateerd zijn. De samenstelling van

de genen kan ervoor zorgen dat er bijvoorbeeld een impulsieve beslissing genomen wordt.

Men moet bovendien de interactie tussen nature en nurture indachtig zijn. Beide hebben een

8 Met indeterminisme bedoelt men de ‘onbepaaldheid’ van iets of iemand (Willemsen, 1992, p. 212) .

Page 23: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

14

invloed op elkaar; zijn erg complex en men kan moeilijk een exhaustieve lijst samenstellen

met alle inwerkende factoren op die nature en nurture.

In de eerste jaren na de geboorte heeft het gezin de belangrijkste invloed op een kind, aldus

Blomme. Kinderen leren via het gezin hun basisvaardigheden (Blomme, 2006, p. 192). Ze

leren eten en drinken, hun eerste woordjes worden aangeleerd door moeder en/of vader, ze

leren stappen,… . Ze leren niet alleen actief maar ook passief. Zo nemen ze gewoonten en

normen over vanuit hun omgeving. Naast het gezin zijn er nog o.a. het onderwijs, de peer

group, de media, de overheid, religie,… Al die invloeden leiden tot de

persoonlijkheidsvorming van het kind (Blomme, 2006). Deze omgevingsinvloeden maken

ook deel uit van een ruimere omgeving, een regio, land, werelddeel, cultuur,… De

ontwikkelingskansen die iemand heeft zijn sterk afhankelijk van deze ruimere omgeving.

Naast de bovenstaande zaken (onderwijs, gezin,…) waaraan men blootgesteld wordt in de

opvoeding, zijn er ook een aantal unieke gebeurtenissen die een invloed hebben. Zo kan het

zijn dat iemand een bepaalde beslissing neemt doordat hij een traumatische ervaring heeft

gehad, zoals een overlijden of een ongeval. Dit hoeft niet uitsluitend negatief te zijn;

evengoed kan het zijn dat een bepaalde reis, ontmoeting, van doorslaggevend belang is. Eén

specifieke gebeurtenis kan ervoor zorgen dat je voor de rest van je leven ‘getekend’ bent om

een bepaalde beslissing in één of andere richting te nemen. In tegenstelling tot het bestuderen

van de invloed van media, peer group, overheid,… is het voor unieke gebeurtenissen veel

moeilijker om een analyse op te maken. Het is haast onbegonnen werk om een studie te

maken over unieke gebeurtenissen en hoe die een impact hebben op beslissingen. De impact

van unieke gebeurtenissen kan enkel duidelijk gemaakt worden in casestudies. Een

(inter)nationaal trauma, zoals 11/09, behoort niet tot deze unieke gebeurtenissen. Voor vele

mensen is dit deel van het collectief geheugen en dus niet exclusief uniek. Unieke

gebeurtenissen die een mens kunnen ‘tekenen’ zijn per definitie persoonlijke gebeurtenissen.

Om het met een voorbeeld te duiden: een 16-jarige kan, doordat hij geconfronteerd wordt met

een trauma, zijn godsbeeld overboord gooien en zich jaren later op de studie

moraalwetenschappen storten. Het trauma heeft dan een denkpatroon in gang gezet dat hij

voor de rest van zijn dagen zal gebruiken.

De relatie tussen de determinanten en een beslissing kan in sterkte uitgedrukt worden, oppert

Ofstad. Wanneer een bepaalde beslissing in 100% van de gevallen gerelateerd is aan een

aantal factoren in het universum, dan spreekt men van een universele relatie. Wanneer een

bepaalde beslissing aan een frequentie van 80% van de gevallen gekoppeld kan worden aan

Page 24: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

15

haar determinanten spreekt men van een statistische relatie. Wanneer de kansen om tot een

bepaalde beslissing te komen gelijk verdeeld zijn, spreekt men van een willekeurige relatie

tussen determinant en beslissing (Ofstad, 1960, pp. 60-61).

Ofstad gaat er duidelijk van uit dat een beslissing gedetermineerd is. Alleen is het belangrijk

om te onderzoeken waardoor ze gedetermineerd is en of die determinatie ook een ‘vrije’

beslissing in de weg staat. Ofstad is geen man van extreme posities, zoals we al eerder konden

vaststellen. Hij maakt een onderscheid tussen heteronome en autonome determinatie.

Heteronome determinatie betekent dat geen enkel organisme kan verklaard worden door enkel

naar het organisme zelf te zien. Het organisme is deel van een omgeving en kan niet opgevat

worden als een geïsoleerd organisme. Daartegenover staat dat het ook onmogelijk is om iets

volledig vanuit zijn omgeving te verklaren (Ofstad, 1960, p. 95).

Ofstad geeft nog drie bezwaren van indeterministen tegen determinisme: 1. determinisme kan

niet waar zijn, omdat men dan niet kan spreken van morele verantwoordelijkheid; 2. als

determinisme waar is, kan een mens niet vrij zijn en kan hij onmogelijk als actief worden

gezien; 3. als determinisme waar is, dan liggen een aantal zaken niet binnen de

mogelijkheden van een mens (Ofstad, 1960, p. 97). Ofstad gaat er dan wel van uit dat heel wat

zaken onmogelijk volledig bepaald kunnen zijn, toch laat hij in zijn analyse blijken dat er ook

sprake is van determinisme. Hij zweeft tussen determinisme en indeterminisme en laat de

strikte scheiding, terecht, aan zich voorbij gaan.

Het is de plicht van iedere filosoof om dit extreme onderscheid te verlaten en om een

grondige analyse op te maken van welke factoren iemand al dan niet beïnvloeden en aan

welke voorwaarden iemand moet voldoen om ‘vrij’ te zijn. Het is evenwel onmogelijk om alle

factoren in rekening te brengen, omdat men geconfronteerd wordt met tal van unieke

determinanten.

2.1.3. Vrijheid als zelf-expressie

Een derde vorm van vrijheid kan, volgens Ofstad, gevonden worden in zelf-expressie. Wat

betekent het nu precies om een beslissing te nemen die een uitdrukking is van zelf-expressie?

Hij onderscheidt een aantal vormen van zelf-expressie. Ten eerste heeft hij het over feit dat

Page 25: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

16

iemands ‘zelf’ kan fungeren als een oorzaak van een beslissing in een bepaalde richting, dat

m.a.w. het ‘zelf’ geldt als iets dat het resultaat bepaalt. Ten tweede kan zelf-expressie doelen

op het feit dat iemands ‘zelf’ gereflecteerd wordt in zijn beslissing; die beslissing wordt dan

aangeduid als ‘typisch’ voor iemands persoonlijkheid. Die beslissing wordt in vergelijkbare

situaties dan frequent genomen door iemand en toont zo de uniciteit van diens karakter aan.

Ten derde kan een beslissing van een persoon ook begrepen worden als een deel van het ‘zelf’

van die persoon. Tenslotte kan een beslissing ook louter in overeenstemming zijn met iemand

zijn moreel systeem (Ofstad, 1960, pp. 100-105).

Er zijn een aantal mogelijke interpretaties van het ‘zelf’, schrijft Ofstad. Het ‘zelf’ kan doelen

op een persoon die een aantal specifieke eigenschappen heeft. Anderen hebben het dan weer

over het bewustzijn waarover ieder mens beschikt. Een derde mogelijkheid is dat het ‘zelf’ als

een complex geheel van hedendaagse en intergerelateerde gebeurtenissen is die samen een

mentale geschiedenis vormen. Ofstad haalt met Russel iemand aan die een vierde piste

vertegenwoordigt. Die beweert dat het ‘zelf’ of het ‘ik’ niet noodzakelijk zijn voor een

beschrijving van het universum. Overbodig is het gebruik van het ‘ik’ of het ‘zelf’ volgens

Ofstad alleszins niet, aangezien we die vaak gebruiken in onze taal (Ofstad, 1960, pp. 118-

119). Indien we ze systematisch zouden vervangen, zouden er veel moeilijkheden optreden in

de communicatie en zou men het onnodig moeilijk maken.

Een beslissing wordt, zoals al eerder gezegd, beïnvloed door verschillende omstandigheden.

Genen en omgeving spelen alvast een grote rol in de bepaling van een beslissing. Zelf-

expressie is de uiting van iemands karakter. Mocht karakter oorzakelijk bepaald zijn, dan is

het volgens Ofstad een product en niets dat in zichzelf is. Hij gebruikt de zin ‘ons karakter is

het product van erfelijkheid en omgeving’ als voorbeeld om zijn stelling te toetsen. Dit

veronderstelt volgens hem dat we iets creëren uit een bepaalde samenstelling, net zoals we

chocolade zouden maken door een mengsel van cacao, suiker, melk,… . Een dergelijke

simplistische omschrijving zou impliceren dat het mogelijk is om onze persoonlijkheid te

beschrijven aan de hand van de omschrijvingen van erfelijkheid en omgeving. Ofstad is zeer

duidelijk en keurt deze veronderstelling volledig af; karakter is niet het product van

erfelijkheid en omgeving, maar wel het resultaat van de interactie tussen erfelijkheid,

omgeving en karakter. Sociaalpsychologische ondervindingen maken duidelijk dat mensen

hun waarden, karakter, doelstellingen, verworvenheden,… gedeeltelijk bepaald zijn door

toevallige omstandigheden of door factoren waarop ze weinig invloed kunnen hebben, zoals

erfelijkheid. Omgekeerd geldt echter ook dat mensen moeten erkennen dat hun

Page 26: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

17

tekortkomingen, evenals hun talenten, gedeeltelijk bepaald zijn door hun eigen beslissingen

die ze in het verleden genomen hebben. Het is onverantwoord en wetenschappelijk fout om

tekortkomingen alleen maar toe te schrijven aan erfelijkheid of toevallige factoren (Ofstad,

1960, pp. 109-110).

Sommigen mensen gaan in de metafysica hun heil zoeken om te concluderen dat karakter

niets anders is dan het gevolg van onze eigen keuzes. Hier verlaten ze de empirische weg en

gaan ze de transempirische weg op. Volgens deze transempirische strekking is het zo dat

karakter iets is dat onafhankelijk is van onderzoek en wetenschap. Een extreme vorm, zegt

Ofstad, is te vinden in het purusa-concept in de Indiase filosofie. Hier wordt ‘het zelf’

omschreven als iets dat onmogelijk vatbaar kan zijn voor wetenschap. Het kan dus noch

bevestigd noch ontkend worden. Volgens Ofstad is dit geen redelijke stelling aangezien dit

dan ook losgekoppeld wordt van zaken die onze gedachten en handelingen motiveren en

stimuleren (Ofstad, 1960, pp. 110-111).

Naast het purusa-concept breekt Ofstad ook de visie van Sartre af. Sartre gaat ervan uit dat

ons karakter gevormd is door onze eigen vrije beslissingen. Sartre negeert het brede veld

waaruit menselijke beslissingen ontstaan. Hij houdt maar rekening met één factor en vergeet

er vele andere. Hij stelt dat een mens zichzelf maakt en dat hij zich dus bewust is van hetgeen

hij van zichzelf maakt. “Bedoelt Sartre dan ook dat iemand die een lafaard is geworden als het

resultaat van zijn eigen vrije beslissingen, deze beslissingen heeft genomen met kennis van

het latere resultaat (Ofstad, 1960, p. 112)?”9 Indien dit het geval is, dan vervalt Sartre in het

absurde; indien hij het niet zo bedoelt, dan is het fout om zaken te formuleren zoals ‘de mens

maakt zichzelf’(Ofstad, 1960). Sartres idee is helemaal fout, louter en alleen al omdat we veel

zaken niet zelf in handen hebben. Zo kunnen we niet om onze genenstructuur heen, die we bij

onze geboorte meekrijgen. Daarnaast kunnen we ook niet kiezen aan welke opvoeding we

onderhevig zijn, moeder en vader vallen nu eenmaal niet te kiezen, en de opvoeding al zeker

niet (Ofstad, 1960, pp. 111-113).

9 vrij vertaald.

Page 27: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

18

2.1.4. Vrijheid als rationaliteit of deugdelijkheid

Hoewel in het begin ‘vrijheid als rationaliteit’ en ‘vrijheid als deugdelijkheid’ apart werden

vermeld, bespreekt Ofstad ze samen.

Iemand geldt als rationeel wanneer hij of zij in een keuzesituatie de alternatieven overweegt

en de consequenties die ermee gepaard gaan. Wanneer men een beslissing neemt na studie

van de alternatieven, dan kan de beslissing als ‘vrij’ beschouwd worden. De persoon die de

overweging maakt, moet dus wel enige inspanning leveren indien hij zijn beslissing grondig

wil nemen. Dat hij die inspanning geleverd heeft, wil evenwel nog niet zeggen dat zijn

inschatting correct is. Een beslissing heeft vaak sociale gevolgen maar die zijn niet de enige

factor die tot een beslissing leidt. Een beslissing moet steeds te rijmen vallen met iemands

karakter, moreel systeem en motieven (Ofstad, 1960, pp. 141-144).

Vrijheid heeft te maken met het feit dat iemand zich bewust is van de determinanten die zijn

beslissing kunnen bepalen, legt Ofstad uit. Niet weinig mensen laten zich misleiden en denken

dat ze rekening houden met de veronderstelde determinanten. Ofstad komt met een voorbeeld

op de proppen van een vrouw die weigert haar schoonmoeder te bezoeken, samen met haar

kinderen. De vrouw geeft als reden op dat ze niet wil dat haar kinderen haar schoonmoeder

storen. Een andere reden kan echter zijn dat ze het haar schoonmoeder niet gunt om plezier te

halen uit het bezoek van haar kinderen. Haar beslissing is dus onvrij omdat ze zich niet

bewust is van de ware reden (Ofstad, 1960, p. 143).

Een beslissing kan ook vrij zijn in die zin dat iemand beslist in overeenstemming met zijn

normen- en waardensysteem, vervolgt Ofstad. Indien een beslissing maximaal overeenstemt

met het moreel systeem, dan kan men die beslissing zien als ‘vrij’. Dat wil nog niet zeggen

dat die beslissing als rationeel of deugdelijk beschouwd kan worden (Ofstad, 1960, p. 144).

Een mogelijke kindermoordenaar die beslist een kind om het leven te brengen, is dus vrij, in

die zin dat hij doet wat hij wil; of de handeling/beslissing als rationeel en deugdelijk kan

beschouwd worden is een ander paar mouwen. Ofstad laat de bespreking van rationele

beslissingen aan zich voorbijgaan. Het is een te breed veld, dat volgens hem niet binnen het

kader van zijn boek valt. Hij zegt wel dat een doel of beslissing binnen een realistisch kader

moet passen om rationeel te zijn (Ofstad, 1960).

Page 28: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

2.1.5. Vrijheid als macht

Een persoonlijke beslissing is het resultaat van een bepaalde structuur van factoren of

determinanten, waar de persoon zelf dan nog eens deel van uitmaakt

beschrijving van deze determinanten vanuit wetenschappelijk oogpunt leidt tot een

perspectief dat toelaat een aantal bevindingen op te doen, die men als subject van een

mogelijke beslissing niet zou herkennen. Een beschrijving enkel vanuit het subject heeft

natuurlijk waarde, maar zal niet alle determinanten blootleggen. Wanneer iemand zich bij

nader inzien toch bewust wordt van een aantal

tot een nieuwe of andere beslissing leiden

Ofstad geeft een reeks van factoren op die een beslissing kunnen beïnvloeden of veranderen:

biologische factoren, omgevingsfactoren, drijfveren, gevoelens en verlangens, overtuigingen

en verwachtingen, aandachtspunten, geleverde i

normensysteem. De onderstaande afbeelding laat zien dat iedere factor direct kan inspelen op

de beslissing. De afzonderlijke factoren kunnen bovendien een (in)directe invloed hebben op

elkaar. De stippellijnen geven a

1960, p. 157).

Vrijheid als macht is voor Ofstad de belangrijkste van de zes verschillende analyses. Het is

een analyse die het moet hebben van een geïndividualiseerde aanpak. Een grondige analyse

Vrijheid als macht

Een persoonlijke beslissing is het resultaat van een bepaalde structuur van factoren of

determinanten, waar de persoon zelf dan nog eens deel van uitmaakt, aldus Ofstad

determinanten vanuit wetenschappelijk oogpunt leidt tot een

perspectief dat toelaat een aantal bevindingen op te doen, die men als subject van een

mogelijke beslissing niet zou herkennen. Een beschrijving enkel vanuit het subject heeft

maar zal niet alle determinanten blootleggen. Wanneer iemand zich bij

nader inzien toch bewust wordt van een aantal - aanvankelijk vergeten - factoren dan kan dat

tot een nieuwe of andere beslissing leiden (Ofstad, 1960, pp. 156-157).

Ofstad geeft een reeks van factoren op die een beslissing kunnen beïnvloeden of veranderen:

biologische factoren, omgevingsfactoren, drijfveren, gevoelens en verlangens, overtuigingen

en verwachtingen, aandachtspunten, geleverde inspanning om te beslissen, waarden

normensysteem. De onderstaande afbeelding laat zien dat iedere factor direct kan inspelen op

de beslissing. De afzonderlijke factoren kunnen bovendien een (in)directe invloed hebben op

elkaar. De stippellijnen geven aan dat er nog andere factoren in het spel kunnen zijn

beslissings

(Ofstad, 1960, p. 157)

Vrijheid als macht is voor Ofstad de belangrijkste van de zes verschillende analyses. Het is

een analyse die het moet hebben van een geïndividualiseerde aanpak. Een grondige analyse

19

Een persoonlijke beslissing is het resultaat van een bepaalde structuur van factoren of

, aldus Ofstad. Een

determinanten vanuit wetenschappelijk oogpunt leidt tot een

perspectief dat toelaat een aantal bevindingen op te doen, die men als subject van een

mogelijke beslissing niet zou herkennen. Een beschrijving enkel vanuit het subject heeft

maar zal niet alle determinanten blootleggen. Wanneer iemand zich bij

factoren dan kan dat

Ofstad geeft een reeks van factoren op die een beslissing kunnen beïnvloeden of veranderen:

biologische factoren, omgevingsfactoren, drijfveren, gevoelens en verlangens, overtuigingen

nspanning om te beslissen, waarden- en

normensysteem. De onderstaande afbeelding laat zien dat iedere factor direct kan inspelen op

de beslissing. De afzonderlijke factoren kunnen bovendien een (in)directe invloed hebben op

an dat er nog andere factoren in het spel kunnen zijn (Ofstad,

Figuur 1:

beslissingsinvloeden:

(Ofstad, 1960, p. 157)

Vrijheid als macht is voor Ofstad de belangrijkste van de zes verschillende analyses. Het is

een analyse die het moet hebben van een geïndividualiseerde aanpak. Een grondige analyse

Page 29: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

20

van vrijheid als macht vereist dat we goed weten met welke determinanten we daarbij te

maken hebben. Wat één iemand kan verwezenlijken is niet zomaar wat een ander kan

realiseren. Daarnaast is niet alleen de persoonsafhankelijkheid belangrijk maar ook de

situatieafhankelijkheid; wat iemand kan in de ene situatie kan hij daarom niet zomaar in een

andere situatie (Ofstad, 1960, p. 192).

Hoe makkelijk is het voor ons om een beslissing te nemen? Is beslissen even eenvoudig als

het vertonen van een grimas? Zo goed als iedereen is in staat om te leren hoe je moet lopen op

handen en voeten, schrijft Ofstad. Wanneer iemand aanvankelijk een beslissing neemt in de

ene richting, is het dan mogelijk hem aan te leren hoe je een beslissing moet nemen in de

tegenovergestelde richting (Ofstad, 1960, p. 196)?

Een beslissing kan laag of hoog geïntegreerd10 zijn. Bij een laag geïntegreerde beslissing

hebben we veel macht over onze wil, volgens de visie van Augustinus. Een beslissing gaat

dan namelijk gepaard met weinig innerlijke weerstand en is herzienbaar (Ofstad, 1960, p.

196).

Een hoog geïntegreerde beslissing kan eveneens stabiel zijn, aldus de Noor. Zo’n type

beslissing kan gemakkelijk gemaakt worden wanneer ze tot stand is gekomen uit ons ‘zelf’ en

niet stuit op innerlijk verzet. Zo’n beslissing moet overeenstemmen met het grootse deel van

iemands persoonlijkheid en waardensysteem. Ondanks het feit dat een hoog geïntegreerde

beslissing snel genomen kan worden, is het niet evident om ze te veranderen. Het ligt dus niet

altijd in onze macht om een beslissing te nemen die hoog geïntegreerd is en die ingaat tegen

onze waarden (Ofstad, 1960, pp. 196-200).

Om te weten of iemand in staat is een bepaalde beslissing te nemen, is het belangrijk weet te

hebben van zijn motivaties, percepties, kennis, ethische normen en waarden. Het is

onmogelijk om een algemene, voor alle personen geldende, uitspraak te doen met betrekking

tot de macht van het beslissen (Ofstad, 1960, p. 207). Er werd al eerder vermeld dat het

belangrijk is om iedere situatie of persoon apart te beoordelen.

Beslissingsmacht en verantwoordelijkheid liggen nauw bij elkaar. Velen gaan ervan uit dat

wie geen beslissingsmacht heeft evenmin verantwoordelijkheid hoeft op te nemen. Om te

10 Een hoog geïntegreerde beslissing is een beslissing die geworteld is in de beslisser zijn moreel systeem en die ondersteund wordt door dieperliggende neigingen van iemands persoonlijkheid. Dit zijn vaak stabiele beslissingen. Een laag geïntegreerde beslissing is een beslissing die door een minimum aan cognitieve-motivationele elementen ondersteund wordt (Ofstad, 1960, p. 18).

Page 30: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

21

weten of iemand verantwoordelijkheid draagt voor een beslissing is het daarom belangrijk om

te kijken naar de individuele case. Jammer genoeg, aldus Ofstad, wordt dit soort onderzoek

weinig uitgevoerd. Integendeel, er is een tendens om te standaardiseren wat al dan niet binnen

onze beslissingsmacht ligt. Deze tendens vertoont zich op verschillende vlakken. Heel wat

filosofen en leken houden zich bezig met de vraag hoe mensen zouden beslissen, indien

bepaalde factoren met betrekking tot de wil anders waren geweest. Men benadrukt deze

factoren, eerder dan te kijken naar het belang van de percepties of overtuigingen. Met het

gebruik van statistieken proberen ze hun stelling te staven. Ofstad pleit ervoor om morele

beslissingen te verklaren vanuit het perspectief van het individu en niet aan de hand van

standaarden (Ofstad, 1960, pp. 207-208). Hij gaat als volgt verder:

In verband met dit, wordt er vaak verondersteld dat het morele systeem van

de actor gelijkaardig is aan het onze. We hebben allen in dezelfde mate

ongeveer hetzelfde morele bewustzijn. De zondaar weet, eveneens als de

deugdzame persoon, wat het verschil is tussen goed en slecht; het verschil is

dat de eerste het foute gewoon wil (Ofstad, 1960, p. 208).11

Men legt teveel de nadruk op het feit dat iemand in een gelijkaardige situatie wel correct heeft

beslist of gehandeld. Ieder normaal mens zou dus moeten handelen volgens de standaard. Wie

dit niet doet, heeft het enkel aan zichzelf te danken. De cruciale vraag: ‘had deze persoon het,

in deze situatie, wel degelijk in zijn macht om anders te handelen?’, wordt hierbij achterwege

gelaten. Om te weten of iemand al dan niet bij machte was om een bepaalde beslissing te

nemen, moet men een individuele benadering hanteren (Ofstad, 1960, p. 209).

2.1.6. Vrijheid in relatie met verantwoordelijkheid en plicht

Nu we de zes verschillende analysefamilies van Ofstad besproken hebben, is het interessant

om te bekijken hoe Ofstad vrijheid ziet in relatie met verantwoordelijkheid en plicht.

Iemand die een positie inneemt omtrent vrije wil, neemt impliciet ook een morele positie in.

Wanneer iemand beweert “de wil is vrij”, dan bedoelt hij dat de mens vrij is in die zin dat hij

verantwoordelijkheid heeft en plichten moet vervullen (Ofstad, 1960, p. 245).

11 Vrij vertaald

Page 31: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

22

Wanneer iemand het oneens is met een bepaalde stelling rond vrije wil, dan zit dit vaak dieper

geworteld en zijn er meerdere onenigheden op andere vlakken. Ofstad duidt met een aantal

voorbeelden aan welke soorten onenigheden er zich kunnen voordoen. Het is zo dat mensen

het soms schijnbaar oneens zijn met elkaar, doordat ze bijvoorbeeld de term

‘beslissingsvrijheid’ op verschillende manieren gebruiken. In de meeste gevallen bereikt men

dan wel een consensus doordat men zich verder verduidelijkt. Indien iemand niet capabel is

om zich te verduidelijken, bijvoorbeeld doordat hij verbaal niet sterk genoeg is om zich

correct uit te drukken, zal men niet tot een consensus kunnen komen. Een andere reden

waarom mensen het met elkaar oneens kunnen zijn, ligt in het feit dat mensen geen consensus

vinden op het empirische vlak. Hierbij hanteren verscheidene personen dezelfde definitie van

‘beslissingsvrijheid’, maar is men het niet eens op het toepassingsniveau; er is

onduidelijkheid tussen de verschillende partijen omtrent het al of niet hebben van

beslissingsvrijheid in een concrete situatie. Tenslotte merkt Ofstad op dat er tevens

onenigheid kan zijn omtrent het morele subject. Mensen zijn het dan oneens over het al of niet

bestaan van een vrije beslissing; men raakt het niet eens over de vraag onder welke

voorwaarden morele verantwoordelijkheid valt (Ofstad, 1960, pp. 246-252).

Een definitie van ‘vrije wil’ of ‘beslissingsvrijheid’ is vaak moreel geladen. Doordat men een

bepaalde definitie gebruikt, bakent men ook het veld af waarbinnen de definitie ligt (Ofstad,

1960, p. 252). Verklarend tewerk gaan is dus steeds een must wanneer men dit soort

discussies aangaat, ook al is men het oneens met iemand. Zoniet raakt men in de knoop en

zullen er weinig constructieve zaken besproken worden.

Binnen de moraalfilosofie heeft de discussie omtrent plicht en vrijheid zich vooral toegespitst

op wat ‘moet’ en wat ‘kan’, aldus Ofstad. De relatie tussen ‘plicht’ en ‘vrijheid’ kan niet

verduidelijkt worden door enkel een analyse van ‘moeten’ te maken. Er is nood aan een

analyse die verder gaat dan te verklaren wat de betekenis is van ‘moeten’ en die een moreel

systeem probeert te karakteriseren (Ofstad, 1960, p. 282).

Ofstad geeft een aantal karakteristieken van een moreel systeem. Deze karakteristieken

bepalen dan de mate waarin iemand de plicht voelt of de macht heeft een bepaalde norm te

vervullen, in dat moreel systeem (Ofstad, 1960, pp. 284-285).

De eerste karakteristiek is de graad van rigiditeit. Hoe hoger de graad van rigiditeit, hoe meer

beslissingsmacht iemand heeft. Een norm zoals ‘doe wat je wil’, die een kleine mate van

rigiditeit heeft, veronderstelt weinig beslissingsmacht (Ofstad, 1960, p. 285).

Page 32: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

23

Een tweede karakteristiek, die de mate van vereiste macht bepaalt, is het tijdsperspectief. Het

tijdsperspectief is de hoeveelheid tijd die iemand heeft om te voldoen aan een bepaalde eis.

Hoe korter het tijdsperspectief, hoe meer de veronderstelde verandering van die aard moet

zijn dat ze kneedbaar is. Indien men veel tijd heeft, dan kan men ruim de tijd nemen om een

beslissing te nemen, ook als dit een moeilijke beslissing is (Ofstad, 1960, p. 286).

Een derde karakteristiek is de graad van internalisering. Wanneer we bevolen worden om een

bepaald resultaat te halen, dan is er een lage graad van internalisering. Wanneer we de keuze

hebben om te doen wat we willen, dan hebben we wel een hoge mate van internalisering

(Ofstad, 1960, p. 286).

Een vierde karakteristiek is het aspiratieniveau. Een norm die ons beveelt om een bepaald

resultaat te halen, om een bepaalde handeling uit te voeren, of te denken op een bepaalde

manier, heeft een hoog aspiratieniveau. Een norm die bepaalt om te proberen een bepaalde

handeling uit te voeren, heeft een laag aspiratieniveau. Deze norm heeft zo z’n gevolgen voor

de mate van macht. Wanneer een bepaalde norm ons oplegt om een bepaalde handeling uit te

voeren, dan moeten we daar de macht toe hebben. Wanneer we echter opgelegd worden om te

proberen een bepaalde actie uit te voeren, dan is de macht om te proberen al ruim voldoende

(Ofstad, 1960, p. 286).

Een voorlaatste norm heeft betrekking op de mate van integratie. Wanneer iemand woorden

van dankbaarheid uit omdat hij de norm ‘je moet dankbaar zijn’ vervult, dan kan dat vervuld

worden door een laag geïntegreerde beslissing, doordat enkel verondersteld wordt dat men de

zin uitspreekt. Het is dus heel eenvoudig om dit soort normen in te willigen (Ofstad, 1960, pp.

286-287).

Een zesde en laatste karakteristiek is de normdruk. Een norm kan betekenen dat we iets zullen

of moeten doen op de één of andere manier, het is onze plicht om het te doen. Een norm kan

evengoed een adviserende aard hebben. Wanneer dit het geval is, dan is de normdruk laag.

Hoe groter de normdruk, hoe meer voorzichtigheid er aan de dag gelegd moet worden

wanneer deze norm wordt toegepast (Ofstad, 1960, p. 287).

Ofstad heeft het niet voor het fatalisme. Hij zegt dat het fatalisme fout is omdat menselijke

keuzes dan voorbestemd zijn. Het resultaat van de keuze zal steeds hetzelfde zijn aangezien

het niet uitmaakt wat de actor nu precies doet. Het kan niet kloppen dat elke beslissing

volledig gedetermineerd is door omgevingsfactoren of door onze primaire driften. Mentale

processen zouden namelijk overbodig zijn mocht dit het geval zijn. Het is niet mogelijk om

een beslissing te voorspellen zonder kennis te hebben van iemands moreel systeem of andere

Page 33: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

24

determinerende factoren. In deze interpretatie is het zo dat iedere overweging overbodig is,

want geen enkele overweging kan vat hebben op het resultaat (Ofstad, 1960, p. 289).

2.1.7. Ofstads morele visie

In het laatste hoofdstuk van het boek presenteert Ofstad zijn moreel systeem en hoe dit zich

verhoudt tot vrijheid en verantwoordelijkheid.

Ofstad maakt een onderscheid tussen een descriptieve en een normatieve interpretatie van

verantwoordelijkheid. ‘P’s intentie om x te doen is een noodzakelijke voorwaarde voor de

gebeurtenis x’. Dit is een voorbeeld van een descriptieve interpretatie. Ze is van empirische

aard en kan waar of vals zijn. Verantwoordelijkheid is, volgens Ofstad, in deze descriptief

(Ofstad, 1960, pp. 296-297).

De zin: ‘P moet berispt worden omdat hij x heeft gedaan’, geeft een normatieve interpretatie

weer, volgens de Noor. Een ander voorbeeld is: ‘het is moreel fout wat P heeft gedaan’. In

beide voorbeelden is er sprake van morele beoordeling. In het eerste geval is deze morele

beoordeling van afkeurende aard. In het tweede geval heeft de morele beoordeling betrekking

op de graad van schuld die iemand heeft. Het grote verschil tussen schuld en afkeuring is dat

het eerstgenoemde iets zegt over de morele status van de beslisser maar niets over de manier

waarop we dan wel moeten handelen; afkeuring daarentegen zegt dan iets meer over ‘hoe’ we

met iemand moeten omgaan, maar niets over de morele status van de persoon (Ofstad, 1960,

pp. 296-297).

Ofstad heeft als taak om de, volgens zijn moreel systeem, noodzakelijke en voldoende

voorwaarden te formuleren die het gebruik van afkeuring en schuld verantwoorden. Iemand

kan in hoge graad schuldig zijn wanneer hij in een grote mate de intentie had om kwaad te

doen, terwijl iemand in een lage graad schuldig kan zijn wanneer hij verwachtte dat zijn

handeling geen kwade gevolgen zouden gehad hebben (Ofstad, 1960, pp. 297-298). “Wat

betreft schuld denk ik niet in dichotome termen. Ik verkies eerder een vergelijkingsconcept:

een persoon kan in meerdere of mindere mate schuldig zijn aan iets wat hij gedaan heeft

(Ofstad, 1960, p. 298).” 12 Een andere beslissende factor om te bepalen of iemand schuldig is,

is het geloof dat iemand heeft in zijn of haar handeling. Voor Ofstad is niet de actuele macht

van belang, maar het geloof over die macht. Indien iemand dus maximaal schuldig is, moet hij

geloven dat hij de volledige macht heeft over zijn handeling of beslissing. In die optiek is het

12 Vrij vertaald

Page 34: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

25

dus mogelijk dat een machteloos man schuldig kan zijn aan zijn daad, zolang hij er maar

geloof hecht aan zijn macht (Ofstad, 1960, pp. 298-299).

Men moet empirisch afwegen of iemand maximale schuld heeft voor een bepaalde beslissing,

aldus Ofstad. Hij vindt echter dat er nog nooit een persoon geweest is, of zal zijn, die voor een

beslissing de volledige schuld krijgt. Wanneer iemand schuldig geacht wordt, dan is er vaak

afkeuring van andere mensen. Voor Ofstad is het zo dat afkeuring alleen maar van toepassing

mag zijn wanneer ze positieve gevolgen heeft (Ofstad, 1960, p. 299).

De hamvraag is: kan een mens ooit vrij zijn?

Ofstad beweert dat een vrij mens aan de volgende drie voorwaarden moet voldoen:

(1) Iemands moreel systeem is gericht op waarden zoals liefde, tolerantie

en menselijke waardigheid, (2) hij is zich bewust van zijn moreel systeem,

zijn motivatie en zijn keuzesituatie is zodanig dat hij in staat is om uit te

zoeken welke handelingen het best overeenstemmen met zijn systeem, en

(3) hij is sterk en van ganser harte geneigd om te beslissen in de richting

van de handeling waarvan hij gelooft dat het de beste is, zodanig dat hij

geen enkele inspanning hoeft te doen om zijn beslissing te nemen (Ofstad,

1960, pp. 305-306).13

Ofstad beschouwt het als een intrinsieke waarde om een vrij persoon te zijn (Ofstad, 1960, p.

306).

De eerste voorwaarde is belangrijk, omdat ze geldt als een minimumconditie; ze is echter

speelbaar en kan op allerlei manier ingevuld worden (Ofstad, 1960, p. 306).

De tweede voorwaarde is belangrijk omdat een kleinere mate van bewustzijn een grotere mate

van onvrijheid impliceert (Ofstad, 1960, p. 306).

De derde voorwaarde is een speciale voorwaarde, aangezien je aan de eerste twee kan voldoen

zonder aan de derde te voldoen (Ofstad, 1960, p. 306).

Ofstad voegt eraan toe dat de graad waarin deze voorwaarden zich kunnen vervullen

afhankelijk is van persoonlijke en sociale factoren. Vrije personen kunnen enkel bestaan in

een vrije samenleving. Deze omschrijving is nauw verwant met de traditie van de Griekse

filosofie. In de Griekse filosofie is een vrij persoon iemand die niet onderhevig is aan

13 Vrij vertaald

Page 35: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

26

innerlijke dwang. De beslissingen die hij neemt drukken zijn persoonlijkheid uit en zijn

rationeel en deugdzaam (Ofstad, 1960, p. 306).

2.1.8. Nabespreking

Ofstads analyse geldt als een verruiming voor het debat rond ‘vrije wil en determinisme’. De

Noor verlaat het traditionele onderscheid en hanteert een genuanceerde visie. In zijn analyse

opteert hij voor het concept ‘vrijheid van beslissing’ in plaats van ‘(vrije) wil’, omdat dit een

meer concrete en duidelijkere invulling is. ‘Wil’ is een abstract begrip en dus zeer vaag.

Iedereen kan zich iets voorstellen bij een beslissing, wat niet kan gezegd worden van ‘wil’.

Wanneer een filosofische discussie stroef verloopt, heeft dit al eens te maken met het feit dat

men niet weet waarover men aan het spreken is. Het is evident dat mensen verschillen van

mening, maar dit mag enkel op basis van wetenschappelijke of ideologische verschillen en

niet op basis van verwarring. Een grondige discussie is pas mogelijk wanneer iedereen zijn

positie kan verduidelijken en uitleggen (Goldstein, 1964, p. 189).

Iedere persoon of wetenschapper die geïnteresseerd is in ‘vrije wil’ zou het boek van Ofstad

moeten lezen. Het is een alternatieve benadering en het doorstaat de tand des tijds.

Ofstad kan niet ondergebracht worden in één of andere extreme onderverdeling, hij is noch

determinist noch indeterminist, hij is beide. Voor Ofstad is het belangrijk dat ‘schuld’ en

‘verantwoordelijkheid’ in een context geplaatst worden. Niemand is ooit volledig schuldig of

verantwoordelijk voor een bepaalde beslissing of handeling.

In vergelijking met ‘Our contempt for weakness’ is het boek wel in minder eenvoudige taal

geschreven; dit komt voornamelijk door het thema, dat een stuk complexer is dan dat van

‘Our contempt for weakness’.

Er zijn heel wat concrete zaken die samenhangen met het debat rond ‘vrije wil’. De bijdrage

van Ofstad kan interessant zijn voor rechters en jury’s die moeten oordelen of iemand al dan

niet verantwoordelijk of schuldig geacht mag worden voor een bepaalde daad. Veel

rechtbanken, o.a. diegene waar misdaden bepleit worden, gaan namelijk uit van een strikte

scheiding tussen schuld en onschuld. Doordat men te weinig nuance legt, wordt de misdadiger

vaak te zwaar bestraft. Men zou bepaalde misdaden meer kunnen doorgronden indien men, in

de lijn van Ofstad, een analyse maakt van allerlei factoren die op iemands leven een impact

hebben. Op die manier kan men uitmaken of iemand verantwoordelijk is. Het blijft natuurlijk

Page 36: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

27

wel een subjectieve maatstaf, er bestaan geen standaarden, maar die is nog steeds beter dan

het strikte onderscheid tussen schuld en onschuld. Gerechtspsychiaters, rechters en jury’s die

een zaak zoals die van Jimmy Hemeleers - die als tiener twee vrienden met wie hij samen in

een instelling zat heeft vermoord - behandeld hebben, zouden meer aandacht moeten hebben

voor het misbruik en de verwaarlozing die hij als kind heeft ondergaan. Er moet niet

getwijfeld worden aan de daden zelf, maar de aandacht moet uitgaan naar het waarom en de

dieper gewortelde redenen van de moorden. Dertig jaar cel kreeg Jimmy op zijn

assisenproces. Opname in de psychiatrie zou een betere oplossing geweest zijn voor deze

totaal ontwrichte jongeman.

Page 37: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

28

2.2. Inleiding van ‘The functions of moral philosophy’

In 1958 wordt het werk ‘The functions of moral philosophy’ uitgegeven. Het is een pleidooi

om empirisch onderzoek en analytische filosofie te integreren. Ofstad voelt de noodzaak aan

om een nieuwe schwung te geven aan de moraalfilosofie (Ofstad, 1958). Leo Apostel deelde

het gevoel van Ofstad, toen hij zeven jaar later zijn ‘Pluralistische grondslagen van de

moraalwetenschap’ schreef.

2.2.1. Inhoudsweergave

Moraalfilosofie is voor Ofstad een vreemd veld. Dit komt o.a. doordat er geen eensgezindheid

is over de natuur van de moraalfilosofie. Het resultaat van deze onenigheid is dat er een

gebrek is aan normatieve moraalfilosofie en een overvloed aan geschriften over hoe

moraalfilosofie moet benaderd worden (Ofstad, 1958, p. 7).

Ofstad heeft de bedoeling om de moraalfilosofie te heroriënteren en duidelijk te maken waar

deze nu precies op gericht moet zijn. Zijn werk geldt als een suggestie en aanvangspunt voor

nieuwe benaderingen en onderzoeksvelden binnen de moraalfilosofie (Ofstad, 1958, p. 7).

De Griekse filosofie bestond niet uit één enkele discipline, schrijft Ofstad. Socrates, Plato,

Aristoteles en Stoa waren niet alleen moraalfilosofen, zij waren ook psychologen, sociologen

en politieke wetenschappers. Ze hielden zich bezig met uiteenlopende problemen en

beperkten zich niet tot bepaalde disciplines. Hun doelstelling was om antwoorden te zoeken

op vragen, zoals: ‘Hoe moet we leven, zodanig dat we het goede nastreven?’. Ze werden

geconfronteerd zowel met empirische als met analytische problemen. Later van tijd is men er

pas toe gekomen om deze beide vormen op te splitsen; daarmee splitste men ook de

wetenschap op in diverse onderdelen (Ofstad, 1958, pp. 9-10).

Ofstad gaat verder door te stellen dat, mochten we alle kwesties van de Griekse filosofen

filteren op wat vandaag de dag binnen één of andere wetenschapstak buiten de filosofie valt,

we enkel nog kwesties zouden overhouden die betrekking hebben op normen- en

waardeoordelen en op moreel taalgebruik. Een probleem voor veel filosofen is dat we op een

wetenschappelijke manier niet kunnen oordelen over normen- en waardeoordelen, omdat

zulke uitspraken niet waar of vals kunnen zijn. Er rest enkel hetgeen betrekking heeft op

Page 38: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

29

moreel taalgebruik. Deze strekking heeft grote delen van de Anglo-Amerikaanse en

Scandinavische moraalfilosofie gedomineerd en volgens Ofstad is het nuttig ze te

onderwerpen aan een evaluatie. Er is een hecht verband tussen het morele taalgebruik en

logica en semantiek, maar het verband tussen psychologie en sociale wetenschappen is zo

goed als verdwenen. Ofstad zegt dat het veld vooral beheerst wordt door één soort van

specialisten. Daarom pleit hij ook voor een koerswijziging binnen de moraalfilosofie. Er moet

in de toekomst voor gezorgd worden dat er gecoördineerd onderzoek plaatsvindt en geen

onderzoek dat geleid wordt door geïsoleerde gevallen. De opleiding van moraalfilosofen moet

veranderd worden zodanig dat moraalfilosofen bekwaam zijn om samen te werken, in één

team, met logici, semantici, psychologen en sociale wetenschappers. Indien dit het geval is

zullen ze een wijde en gevarieerde kennis kunnen hanteren in verschillende onderzoeksvelden

(Ofstad, 1958, pp. 10-11).

Ofstad bespreekt een aantal zaken waar moraalfilosofen tot heden mee bezig geweest zijn. Per

veld merkt hij een aantal zaken op en vult hij ze aan met eigen ideeën en voorstellen, die een

versterking zouden moeten zijn voor de moraalfilosofie als wetenschap. De velden zijn, o.a.:

• Methodologische vraagstukken:

We weten niet precies hoe moraalfilosofen hier precies tewerk gaan, zegt Ofstad. Het is

belangrijk om duidelijk te maken hoe moraalfilosofen én andere wetenschappers tewerk gaan

tijdens onderzoek. Er zijn verschillende onderzoeksmethodes mogelijk, afhankelijk van het

soort onderzoek dat men voert. Ofstad wil meer aandacht voor de precisering van

onderzoeksmethodes en de onderzoeksproblemen waarop ze van toepassing zijn (Ofstad,

1958, pp. 13-14).

• Studies die verband houden met moreel gedrag:

Binnen onderzoek naar moreel gedrag zijn er twee soorten studies te onderscheiden: studies

van het non-verbale gedrag en studies die betrekking hebben op morele taal en argumentatie.

Dit gebied wordt vooral gedomineerd door de sociale wetenschappen. Het is belangrijk dat

men een nauwe band probeert te hebben met de moraalfilosofie. Zo vindt Ofstad dat het

materiaal dat verzameld wordt voor de studie van het morele taalgebruik, meer

gesystematiseerd moet worden. Zelden worden er criteria gebruikt om het materiaal te

selecteren. Verschillende onderzoekers benadrukken te weinig wat ze nu precies willen

aanduiden en welk bewijs er al dan niet relevant is. Een ander probleem dat Ofstad aankaart is

Page 39: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

30

het feit dat men zich veel te vaak concentreert op geïsoleerde woorden en uitdrukkingen. Het

zou beter zijn mocht men ze zien als onderdeel van een moreel systeem. Volgens Ofstad is het

zo dat het moreel taalgebruik veel breder is dan we aanvankelijk denken. Het moreel

taalgebruik is niet enkel beperkt tot ‘goed’, ‘slecht’,… . Ofstad wil de nadruk leggen op de

manier waarop mensen argumenteren en dit koppelen aan de verschillende morele systemen

waarin mensen zich begeven (Ofstad, 1958, pp. 14-15).

• Analyses van morele systemen:

Wanneer men morele systemen analyseert, zou men zich beter moeten richten op het

analyseren en het bekritiseren van concepten en beweringen van een moreel systeem. Op die

manier kan men komen tot een logische structuur van het moreel systeem. Ofstad ziet ook een

mogelijkheid om morele systemen te construeren die samengaan met een bepaalde set van

morele uitspraken. Bepaalde uitspraken kunnen dan gekoppeld worden aan een moreel

systeem. Het kan bijvoorbeeld zijn dat bepaalde beweringen of uitspraken kunnen gekaderd

worden binnen verschillende morele systemen. Op die manier kan men dieper ingaan op de

verschillen tussen de morele systemen (Ofstad, 1958, pp. 23-24).

• Studies over normatieve of evaluatieve zaken.

Ofstad maakt een onderscheid tussen dogmatische en argumentatieve normatieve of

evaluatieve ethiek. De eerste vorm refereert naar beweringen die te maken hebben met

normatieve of evaluatieve kwesties zonder dat men argumenten geeft. Het betreft hier pure

speculatie en moet volgens Ofstad buiten de filosofie geplaatst worden, omdat het een niet

nuttige vorm van speculatie is. De tweede vorm heeft betrekking op het feit dat iemand een

bepaalde normatieve uitspraak onderbouwt of er een aantal argumenten voor geeft. Dit

onderdeel kan eventueel vallen binnen de toegepaste ethiek. Indien we deze zaken meer

aandacht geven kunnen we ons meer richten op menselijke problemen (Ofstad, 1958, pp. 24-

25).

Normatieve en evaluatieve ethiek, net als meta-ethiek, moet de toetsing met de sociale

realiteit aangaan; dit kan gebeuren via toegepaste ethiek. Ofstad introduceert hiervoor

strategy-research. Bij strategy-research wordt een bepaalde persoonlijke of sociale

keuzesituatie van naderbij bekeken. Men gaat op zoek naar de gevolgen van de mogelijke

alternatieven en gaat die in verband brengen met een aantal normen en waarden. Men gaat dus

kijken welke waarden het meest aanleunen bij een bepaalde keuze. Dit soort onderzoek kan

belangrijk zijn om de volgende redenen: ten eerste is er het sociale en persoonlijke belang en

Page 40: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

31

ten tweede kan het een aantrekkelijke oefening zijn voor studenten moraalfilosofie omdat het

verband houdt met zowel normatieve als met metafysische kwesties (Ofstad, 1958, pp. 25-

26).

De voorstellen die Ofstad doet zijn legio en het is niet de essentie van dit werk om alle

voorstellen hier grondig te bespreken. Ofstad z’n werk leunt nauw aan bij het werk

‘Wereldbeelden’ van Apostel en Van der Veken. Apostel en Van der Veken waren samen lid

van de vzw Worldviews, deze vzw is nog steeds actief. Worldviews is een vzw die een aantal

wetenschappers met een andere invalshoek samenbrengt. De vzw heeft als doelstelling

tegemoet te komen aan de fragmentering van onze wereld (Apostel & Van der Veken, 1991).

Hun doel is om op zoek te gaan naar nieuwe (wetenschappelijk) integraties (Worldviews,

2004). Net als Ofstad, geven Apostel en Van der Veken een heleboel voorstellen tot

onderzoek o.a. naar: unitaire theorieën, cybernetica, typologieën van wereldbeelden,

waardesystemen, determinisme of indeterminisme, algemene antropologie, psychiatrie…

(Apostel & Van der Veken, 1991).

Voor Ofstad komt het erop neer dat moraalfilosofie verschillende invalshoeken zoals sociale

psychologie, sociale antropologie, economie, politieke wetenschappen, recht, psychologie,…

moet pogen te integreren. Moraalfilosofie kan en mag zich niet exclusief onderscheiden van

andere wetenschappen. De moraalfilosofie houdt verband met vele problemen uit de

verschillende invalshoeken. De methoden om deze problemen aan te pakken zijn van

speculatieve, analytische of empirische aard, afhankelijk van de natuur van het probleem. In

een aantal gevallen zijn er typische problemen die enkel betrekking hebben tot

moraalfilosofie. Andere problemen hebben dan weer een gemeenschappelijke basis met onder

andere de psychologie en de sociale wetenschappen. Moraalfilosofie zou meer moeten

genieten van de wetenschappelijke rijkdom van de andere disciplines (Ofstad, 1958, pp. 38-

39).

2.2.2. Nabespreking

Ofstads werk was voor eind 1950 een vooruitstrevend werk. Het is bedoeld als voorstel tot

een interdisciplinaire moraalfilosofie. De studie van het moreel taalgebruik staat voorop, maar

moet worden gevoerd vanuit een brede invalshoek. Er moet meer aandacht uitgaan naar de

Page 41: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

32

normen en waarden van morele systemen. Waardeoordelen en overtuigingen vormen een

belangrijk deel van de moraalfilosofie, aldus Ofstad. Voor Apostel in zijn ‘Pluralistische

grondslagen van de moraalwetenschap’ is dit eveneens een belangrijk thema. Apostel is

voorstander van een ethica die als belangrijkste taak heeft de werkelijke morele overtuigingen

rond ons te beschrijven. Daarnaast hecht hij ook belang aan het beschrijven en vergelijken van

verschillende waardesystemen van verscheidene culturen (Apostel, 2003). Voor Kruithof is de

doelstelling van de moraalwetenschap om te beschrijven wat er in moreel opzicht gebeurd is

of gebeurt. Wanneer deze taak volbracht is, moet men zich bezighouden met het

systematiseren van de descriptie van de morele werkelijkheid. Als derde stap is het de

bedoeling om de ethische verschijnselen te verklaren; hier pikt men in op zaken zoals

causaliteit, determinisme,… . Tenslotte is het de bedoeling dat de moraalwetenschap zich, na

de drie vorige stappen, toelegt op de evaluatie en de normering van het gebeuren (Kruithof,

1984).

Apostel heeft een andere visie dan Ofstad voor wat betreft de taak van de moraalfilosofie of

moraalwetenschap:

… de moraalwetenschap die wel beschrijvend te werk gaat, heeft niet een

zuiver beschrijvend doel. Ze wil tot een bepaalde beslissing, tot een

bepaalde daad kunnen leiden door een besluit over wat goed of slecht is,

over wat moet of niet mag (Apostel, 2003, p. 103).

Apostels visie gaat dus uit van een moraalwetenschap die in de toekomst van prescriptieve

aard moet zijn, wat niet direct het geval is bij Ofstad. Daarbij stelt Apostel stelt dat het niet

evident is om tot een praktisch besluit te komen; dit is slechts mogelijk indien we alle

aspecten hebben bestudeerd en beschreven (Apostel, 2003). Ofstad pleit vooral voor het

onderzoek naar evaluatieve en normatieve beweringen.

Ofstad gaat dus minder ver dan hetgeen Apostel voorstelt. Het is een werk met een frisse visie

op de moraalfilosofie, zoals die destijds bij de Grieken werd beleefd. Een geïntegreerde

wetenschap, dat is wat de moraalfilosofie moet zijn en wat de moraalwetenschap nu is of

poogt te zijn

Page 42: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

33

3. Overzicht en bespreking van de eerste dertien

hoofdstukken uit ‘Our contempt for weakness’

‘Our contempt for weakness’ is een boek dat hoofdzakelijk handelt over de normen en

waarden van de nazi’s. Volgens Ofstad is de essentie van het nazisme niet het antisemitisme.

De kwintessens is de minachting van zwakte, waarbij de sterkeren over de zwakkeren

heersen. Er werd in het nazisme een sterke onderverdeling gemaakt tussen de ‘sterkeren’ en

‘zwakkeren’. De nazidoctrine was een bepaalde levensfilosofie met een bepaalde set van

waarden en normen en percepties van de realiteit (Ofstad, 1989, p. 5).

Het is Ofstads bedoeling om een analyse te geven van de ‘Weltanschauung’ van de nazi’s.

Hij bekijkt van naderbij hoe de nazi’s zich identificeerden en kijkt naar wat de drijfveer was

voor hun handelingen. Wat was de aanleiding voor het plegen van de vele misdaden die de

nazi’s hebben gepleegd (Ofstad, 1989, pp. 15-16)? Ofstad laat in zijn boek duidelijk de

historische context achterwege, geeft dit ook toe en verklaart daarover dat het boek deze

bedoeling niet heeft. Dit kan echter een aanleiding zijn om het boek niet serieus te nemen. De

Grote Depressie was toen één van de belangrijkste oorzaken van de opkomst van het nazisme.

Het belang van de analyse van Ofstad bestaat erin dat we er met deze analyse kunnen voor

zorgen dat de geschiedenis zich niet herhaalt. Ofstad ziet het nazisme als een fenomeen dat

mogelijks herhaald wordt, omdat het nu eenmaal van menselijke aard is (Ofstad, 1989, pp. 16-

17). Ofstad zijn studie…

… is een poging tot het analyseren van de meest essentiële karaktertrekken

van het nazisme als een algemeen menselijk fenomeen – een fenomeen die

zich vandaag de dag, of in de toekomst ook kan manifesteren, en tussen

andere groepen dan diegene gedurende de jaren 1933-1945 (Ofstad, 1989, p.

17).14

Ofstad geeft in het begin van zijn boek een aantal krachtlijnen op die het fundament vormen

van zijn boek. Ten eerste beschouwt het nazisme de wereld als een strijdtoneel: de zwakke

mensen komen om en zouden moeten omkomen, terwijl de sterken overleven en dit ook

14 Vrij vertaald

Page 43: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

34

moeten doen. Om deze strijd te kunnen aangaan moet het Arische ras zich verenigen onder

het Duitse leiderschap. Het Duitse Rijk moet er één zijn van verbondenheid, een autoritaire

staat, die dissidenten weert. Omdat kritiek de staat ondermijnt, moet die stilgezwegen worden.

Om dezelfde reden moet men ook democratische controle en electorale procedures afschaffen.

Het ultieme doel moet een fighting spirit zijn. De leider moet er één zijn die dit ultieme doel

uitdrukt en hij moet de mogelijkheid hebben om te beschikken over onbeperkte macht. De

nadruk moet gelegd worden op de militaire kracht van de staat en het resultaat van een oorlog

zal duidelijk maken wie over de wereld zal mogen heersen (Ofstad, 1989, pp. 18-19).

3.1. Woorden-met-zin

Nationalisme.

Ofstad maakt een analyse van een aantal vooraanstaande componenten die binnen de nazi-

ideologie belangrijk zijn. De eerste component die hij onder de loep neemt en die hier

besproken wordt is het nationalisme. Nationalisme speelt een belangrijke rol binnen de nazi-

ideologie. Nationalisme heeft een dubbelzinnige betekenis en kan op verschillende manieren

geïnterpreteerd worden. Het is dus belangrijk om ons af te vragen wat het Duitse nazisme met

‘nationalisme’ bedoelde (Ofstad, 1989, p. 21)?

Ofstad onderscheidt twee hoofdvormen van nationalisme.

Ten eerste is er het mensgeoriënteerd nationalisme, waarbij men een gemeenschapsgevoel

heeft, een ‘wij-gevoel’ dat mensen van dezelfde nationaliteit delen. Het is niet per se een

exclusieve vorm van nationalisme, men kan zich identificeren met andere of grotere groepen.

De tweede vorm van nationalisme is het symboolgeoriënteerd nationalisme. Het zwaartepunt

ligt hierbij bij de instituten die op symbolisch, cultureel, economisch, politiek en militair vlak

een rol spelen. Onder de tweede vorm van nationalisme valt ook het machtgeoriënteerd

nationalisme. In deze vorm van nationalisme is het zo dat de organen en symbolen

uitdrukking geven aan de nationale macht en autoriteit. De militaire staat, discipline,

gehoorzaamheid en alles wat nationale kracht vertolkt wordt hier hoog in het vaandel

gedragen. Agressienationalisme is de laatste vorm van nationalisme die nauw bij het

machtsgeoriënteerde nationalisme aansluit. De essentie van deze vorm van nationalisme is de

veronachtzaming van andere landen. Dit kan zich in verschillende vormen manifesteren zoals

het kleineren van andere staten, het uiten van bedreigingen en het gebruik van geweld. Deze

vorm van nationalisme is niet per se symboolgeoriënteerd. Een bezet land kan evolueren naar

Page 44: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

35

deze vorm van nationalisme indien het zich wil bevrijden en de welvaart van zijn burgers wil

verbeteren (Ofstad, 1989, pp. 21-23).

Het nationalisme dat Hitler predikte was alvast al sterk anti-internationaal, aldus Ofstad. Zijn

nationalisme heeft geen betrekking op individuen. Publieke beelden en monumenten zijn veel

belangrijker dan private aangelegenheden. Hitler gebruikt vaak de termen, ‘macht’, ‘status’ en

‘superioriteit’ i.v.m. Duitsland. Het nazi-nationalime is machtsgeoriënteerd, het stelt niet de

bevrijding van het volk voorop maar eerder een ‘Deutschland über alles’ (Ofstad, 1989, pp.

23-24).

Nationalisme van machtsgeoriënteerde aard is niet uniek voor het nazisme. Volgens Ofstad is

het zo dat het nazi-nationalisme wel een unieke band heeft met een pseudo-wetenschappelijke

raciale doctrine. Joden werden algemeen uitgesloten uit de gemeenschap, zelfs als ze de

Duitse nationaliteit hadden; Ariërs waren dan weer welkom zelfs al waren ze niet van Duitse

afkomst. Ofstad beschrijft een aantal hoofdelementen van het nazisme en gaat dieper in op

diens ideeën omtrent racisme. Ten eerste zijn er verschillende rassen. Het verschil tussen die

rassen is van biologische aard, het is te wijten aan de samenstelling van het bloed. Er is een

‘Arisch’ en een ‘Joods’ bloedtype. Daarnaast hebben verschillende rassen ook verschillende

soorten karaktertrekken. Ariërs zijn vitaal, zelfzeker en bedrijvig, Joden zijn aarzelend, zwak

en onzeker. Ten derde worden rassen ook onderverdeeld qua waarde. Het Arische en Noord-

Europese ras wordt gezien als de top van de hiërarchie. Deze rassen zijn uitverkoren door de

natuur om te regeren over alle andere rassen. Tenslotte is het zo dat de waarde van het

Arische ras vermeerdert naarmate het ‘puurder’ wordt. Men moet de ‘puurheid’ van het

Arische ras veilig stellen, dit is de ware taak van de staat. Joden zijn voor Hitler vergif en ze

zijn de drijvende kracht achter democratie, socialisme, pacifisme,… . De waarde van deze

zaken is maximaal negatief. Ze moeten verdelgd worden net zoals we ongedierte verdelgen

(Ofstad, 1989, pp. 26-28).

Biologisch etnocentrisme.

Mein Kampf is, naar Ofstads aanvoelen, doortrokken van het geloof dat Ariërs en Joden

biologische entiteiten zijn. Het is de natuur die de afbakening maakt tussen de verschillende

rassen en hen op een gepaste manier rangschikt. De bijdrage van de nazi’s bestaat erin om de

moed te hebben om scrupules overboord te gooien en de weg van de natuur te volgen. Op een

dieperliggend niveau heeft het nazisme twee doelstellingen: (a) het vernietigen van de

zwakkeren en (b) het verslaan van de ‘sterkste uitdager’. Deze twee doelstellingen hebben

beide een heel verschillende vorm betreffende het bewijs van ‘sterkte’. Het is heel eenvoudig

Page 45: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

36

om als bullebak de zwakste van de klas uit te kiezen en hem een mep te verkopen; het

verkopen van een mep aan de sterkste van klas is iets heel anders. Doelstelling (a) is een laffe

doelstelling die een grote kans op slagen heeft, terwijl doelstelling (b) eerder uitdagend en

onzeker van uitkomst is. Het feit dat Hitler er een doelstelling van maakte om zwakkeren uit

te roeien was het gevolg van de minachting voor zwakte (Ofstad, 1989, pp. 28-31).

De bewoordingen die Hitler en andere nazi’s gebruikten getuigden van etnocentrisme15, aldus

Ofstad. Er wordt telkenmale een onderscheid gemaakt tussen ‘wij’ en ‘zij’. ‘Wij’ zijn

diegenen waarmee iemand zich identificeert. ‘Zij’ zijn diegenen waarvan ‘wij’ ervaren dat ze

verschillend zijn en waarover ‘wij’ dominant zijn. Onze houding is er een die moet geacht

worden. De mensen en groepen die men in het nazisme aanspreekt als ‘zij’ zijn Joden,

Russen, Socialisten, Communisten,… . Onder het naziregime had niemand zijn

‘lidmaatschap’ van de wij- of zij-groep in eigen handen. Het was afhankelijk van ras of bloed,

tot welke categorie je behoorde (Ofstad, 1989, pp. 31-31). Het onderscheid tussen ‘wij’ en

‘zij’ wordt vandaag nog steeds gebruikt, maar speelt zich op andere breuklijnen af. Zo

spreekt men in België over ‘allochtonen’ en ‘autochtonen’, over ‘Vlamingen’ en ‘Walen’. Een

aantal strekkingen in onze samenleving - op regionaal, nationaal en internationaal vlak -

hanteren nog steeds bepaalde onderscheiden in hun discours. Dit doet men onder andere om

zich te onderscheiden, wat op zich nog niet zo fout is, maar ook om een dominante positie te

accentueren en de andere te stigmatiseren. De manier waarop men over iemand praat hangt

sterk samen met hoe iemand zich identificeert.

Darwinisme.

Ofstad schrijft dat Hitler zijn mosterd haalde bij Darwin. De strijd naar macht hangt samen

met de perceptie dat de wereld een plaats is waar dieren, individuen, naties,… proberen om

hun rivalen te verslaan. Het is een eeuwige strijd tussen de ‘zwakkeren’ en de ‘sterkeren’.

Sterkte en zwakte worden bepaald door een aantal criteria (Ofstad, 1989, pp. 37-38).

Wie in staat is om iemand te verslaan kan als ‘sterk’ beschouwd worden. Dit is een belangrijk

criterium volgens Hitler om zich te kunnen identificeren met ‘macht’. Daarnaast is er nog het

criterium dat iemands nationaliteit ook bepaalt of iemand al dan niet sterk is. Als derde

criterium binnen het nazisme geldt het ras. Het laatste criterium waarmee het nazisme zich

identificeert is de ‘natuurlijke sterkte’ van iemand. De sterksten zijn diegenen met de sterkste

armen of de best uitgeruste luchtmacht. Volgens Hitler zijn deze vier criteria niet

15 “etnocentrisch <bn.> 0.1. bewust van de eigen etnische identiteit (van Sterkenburg, 1994, p. 276).”

Page 46: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

37

onafhankelijk van elkaar. Deze vier criteria zijn volgens het nazisme niet direct in conflict met

elkaar. Er zijn echter wel latente conflicten aanwezig (Ofstad, 1989, pp. 36-37). Ofstad legt

het volgende conflict bloot:

Veronderstel dat het nazisme zou kunnen triomferen met de hulp van

zogenaamde niet-Arische troepen, wat is dan het meest belangrijk: de

raciale doctrine of de militaire overwinning (Ofstad, 1989, p. 37)?16

Zoals daarnet gezegd was Hitler geïnspireerd door Darwin, schrijft de Noor. Dat de wereld

een strijdtoneel is en dat de sterkste moet en zal overheersen is een idee die men bij Darwin

terugvindt. De ‘struggle for existence’ is een belangrijk thema in Darwins ‘The Origin of

Species’. Hierbij is het zo dat de fitste het meest aangepast is en de mogelijkheid heeft om zijn

capaciteiten door te geven aan zijn nakomelingen. De strijd tussen soortgenoten is de meest

hevige strijd, omdat zij hetzelfde voedsel en dezelfde omgeving delen en blootgesteld worden

aan dezelfde gevaren. Wie de beste kwalitatieve voordelen heeft zal het meest kans hebben op

voorplanting (Ofstad, 1989, pp. 37-38).

Het geloof in de natuur was voor Hilter van groot belang, maar de natuur moest

aangemoedigd worden om haar doelen te verwezenlijken, aldus Ofstad. Hitler ziet zichzelf als

iemand die het programma van de natuur moet verwezenlijken, hij wil corrigeren waar nodig.

Zo wil hij het vals humanisme uit de wereld helpen en wil hij een einde maken aan de sociale

hulpprogramma’s die miserabele wezens in leven houden, hij wil op het elan verder gaan

waarop de Spartanen tewerk gingen. Indien we niet veranderen van houding zijn we, volgens

Hitler, op weg om het menselijk ras te vernietigen. De nazi’s hadden het niet echt voor sociale

zekerheid. De NSDAP streefde naar het verminderen van werkloosheidsuitkeringen,

pensioenen, invaliditeitsuitkeringen,… (Ofstad, 1989, pp. 39-40).

Ofstad beweert dat Hitler aanspraak maakt op natuurwetten omdat hij geen

verantwoordelijkheid wil nemen. De natuurlijke selectie die nazi’s nastreven is niets anders

dan propaganda voor een naziselectie. Het is een handelingsplan dat ervoor moet zorgen dat

de Germanen en de Ariërs overheersen en dat Joden en andere ‘zwakkeren’ uitgeroeid

worden. De rol die de nazi’s moeten vervullen is het begrijpen van wat de natuur wil en

ervoor zorgen dat de vooruitgang van de natuur niet belemmerd wordt (Ofstad, 1989, p. 41).

16 Vrij vertaald

Page 47: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

38

Minachting voor zwakte.

Ofstad schrijft dat wie zich identificeert met macht niet per se een minachting voor zwakte

heeft, net zoals iemand die zich met de ‘sterken’ identificeert ook niet per se de ‘zwakkeren’

veracht. Dit is echter niet de houding die de nazi’s hebben ten opzichte van zwakte. Zwakte is

voor de nazi’s sowieso negatief. Zwakte is als een plaag en moet dus geëlimineerd worden.

Inferieure groepen, niet-Ariërs en niet-Germanen zijn niet in staat om anderen te domineren,

dus zijn ze zwak. Zwakte in het nazisme hangt niet af van nut. Zwakkeren zouden als slaaf

kunnen gebruikt worden, maar daar is het de nazi’s niet om te doen. De nazi’s zijn enkel uit

op een soort van overwinningsroes. Doordat ze zwakkeren overwinnen krijgen ze de smaak te

pakken om nog verder te gaan. Dit zou enig nut kunnen hebben, maar daar is het volgens

Ofstad wederom niet om te doen. De wil om te domineren is binnen het nazisme enorm van

belang. Wie de wereld wil domineren moet winnen van de sterkste; indien dat mislukt behoort

men, volgens de nazi-ideologie, zelf tot de zwakkeren. Op die manier is het voor de nazi’s

mogelijk om zelf als zwakkere beschouwd te worden. Ofstad trekt het besluit dat indien

Duitsland de oorlog zou gewonnen hebben, de strijd om meer macht nooit zou opgehouden

hebben, althans niet zolang Hitler leider was. Er zou een constante drijfveer geweest zijn tot

het uitroeien en onderdrukken van de ‘zwakkeren’. Het winnen van de oorlog zou over de

ganse wereld de nazi-ideologie hebben versterkt (Ofstad, 1989, pp. 44-46).

Gender.

De nazi’s, aldus Ofstad, maken een sterk onderscheid tussen geslachten. De mannen zijn

volgens de nazi’s het sterke geslacht. Zij moeten veel fysieke kracht hebben, wilskrachtig

zijn, vechtlust tonen,… . Daarnaast mogen zij ook niet sentimenteel zijn en moeten zij

anderen commanderen. De vrouwen staan ten dienste van de mannen, zijn zwak en

emotioneel. De taak van de vrouw houdt in dat ze haar kinderen opvoedt en dat ze de

behoeften van de mannen helpt inlossen. Doordat Duitsland soldaten nodig heeft is het van

belang zoveel mogelijk jongens te laten geboren worden; in dit opzicht zijn vrouwen dus van

nationaal belang. Vrouwen worden op die manier behandeld als instrumenten en blijken geen

intrinsieke waarde te hebben. Mannen mogen op geen enkele manier diepgaand emotioneel

contact hebben met vrouwen, ze zijn totaal vreemd aan de leefwereld van de mannen. Mannen

kunnen goed opschieten met elkaar in organisaties zoals de S.S. Daar kunnen ze

kameraadschap en hun loyaliteit aan de leider beleven (Ofstad, 1989, pp. 47-48).

Page 48: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

39

Aan welke voorwaarden moest de ideale mens voldoen volgens de nazi’s? De ideale mens,

naar nazinormen, was alvast niet iemand die zich vrij en onafhankelijk ontwikkelde. De ideale

man voor de nazi was iemand die sterk en gespierd was; bovendien moest die nog van het

Arische ras zijn. De ideale man moest groot zijn van gestalte en blonde haren hebben. Zijn

karakter moest van staal zijn en doorheen zijn militaire dienst moest hij de zachte kantjes van

zijn jeugd kwijt zien te raken. Intelligentie was van secundair belang, wat voorop stond was

gehoorzaamheid en hij moest instructies van zijn superieuren altijd volgen. De ideale man

moest moedig zijn en het besef hebben dat een gezonde sterke man belangrijker is dan een

verstandige zwakkeling; hij moest weten dat het Arische ras van superieur belang was. Het

moest een eer zijn voor dit type mens om te kunnen sterven voor het vaderland (Ofstad, 1989,

pp. 114-115).

Voor de ideale vrouwelijke nazi was het belangrijk dat ze eveneens gehoorzaam was aan de

leider en de nazi-ideologie, maar in tegenstelling tot haar mannelijke collega moest ze lief,

gehoorzaam en lyrisch zijn en daarnaast de intentie hebben om haar kinderen op te voeden als

goede nazi’s (Ofstad, 1989, p. 115).

Der Gegentypus was dan weer diegene die alle tegenovergestelde eigenschappen vertoonde

als die van de ideale mens. Dit waren liberalen, marxisten, Joden, zwakkeren,… . Dit soort

mensen had een groot gebrek aan realiteitszin. De mentale vermogens van de Gegentypus

waren zwaar aangetast (Ofstad, 1989, pp. 115-117).

Leiderschap en hiërarchie.

Om een stevige Duitse natie uit te bouwen en om toekomstige oorlogen te kunnen winnen,

was het voor Hitler voornaam om een Duitse natie te creëren in overeenstemming met de

Pruisische idealen, meent Ofstad. Net zoals de Pruisische manschappen de

vertegenwoordigers waren van de generaal z’n wil, zo moest het Duitse volk de

vertegenwoordiger worden van Hitlers wil. Hitler was een autoritair leider, het Duitse volk

moest zijn leider op een onvoorwaardelijk manier gehoorzamen. De leider van het Duitse volk

drukt niet noodzakelijkerwijze de wil van het volk uit, hij staat boven het volk, als een

mythisch wezen. Het leiderschap is opgebouwd als een soort piramide. De leider aan de top

moet geen verantwoording afleggen aan een hogere autoriteit maar eist wel

onvoorwaardelijke gehoorzaamheid van de rest. Zijn directe onderdanen moeten hem volledig

trouw zijn, maar ze hebben wel de vrijheid om met ondergeschikten om te gaan. Onderaan de

piramide hebben mensen geen enkele macht, het enige waar ze zich moeten aan houden is de

onvoorwaardelijke plicht van gehoorzaamheid. Die gehoorzaamheid was niet verbonden aan

Page 49: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

40

bepaalde regels of ideeën. Alle gehoorzaamheid ging uit naar Hitler, de eed die het leger

moest afleggen was er één rechtstreeks aan Hitler. Hitler had een enorme handelingsvrijheid,

hij was de ultieme leider van allerlei instellingen, had de macht over het beleid en kon

beslissen in welke richting dit uitging. Hitler was als het ware een God, zijn handelingen en

beslissingen werden steeds op goedkeuring onthaald (Ofstad, 1989, pp. 50-52).

Verantwoordelijkheid.

Binnen het nazisme was de term ‘verantwoordelijkheid’ een leeg begrip, beweert Ofstad.

Niemand had echt individuele verantwoordelijkheid, behalve Hitler. Men moest blindelings

doen wat Hitler vroeg. Verantwoordelijkheid was enkel nog van toepassing op iemand die

ongehoorzaam was aan Hitler. Doordat er geen of nauwelijks verantwoordelijkheid was, werd

er een afstand gecreëerd met de werkelijkheid. Diegenen die in de hoogste mate het beleid

moesten bepalen en de grootste autoriteit hadden, hadden minst van allen contact met de

realiteit. Ze kwamen niet in contact met de gevolgen van hun beslissingen. Er was een

dichotomie tussen het nemen van beslissingen en het contact met de werkelijkheid. Daarbij

was er een minimum aan toetsing tussen de menselijke werkelijkheid en de hoogste

beslissingsorganen. Ofstad stelt zich de vraag of dit ook niet zo is in andere politieke

systemen. Zou de Amerikaanse president nog veel bommen hebben gedropt op het

Vietnamese volk indien hij zelf in het vliegtuig zat of kon kijken naar de vele verkoolde

lichamen (Ofstad, 1989, pp. 55-56)? Deze vraag heeft dan wel betrekking op de

Vietnamoorlog van een aantal decennia geleden, ze is nog steeds actueel. Dat minister Pieter

De Crem op bezoek gaat naar Afghanistan om zijn manschappen te begroeten, is niet

hetzelfde als onderhevig zijn aan een permanent gevaar en de risico’s die de soldaten ter

plekke boven de hoofden hangen. Met een bezoek kan minister De Crem zich niet bewust zijn

van alle risico’s en gevaren die de soldaten moeten ondergaan.

Morele onverschilligheid is een ziekte, waaraan vele politici lijden. Vele beleidsmakers en

politici verliezen het contact met de werkelijkheid, door de macht van het geld. Dat politici en

ministers goed geld verdienen is redelijk normaal, maar dat een aantal politici zich nog eens

rijkelijk laten betalen om in allerlei commissies te zetelen is een oud zeer. Het verlies van het

contact met de werkelijkheid geldt niet alleen voor politici maar kan evengoed op gaan voor

rijkelijk betaalde topsporters of bedrijfsleiders.

De wil van de leider was in het nazisme onfeilbaar, dit in tegenstelling tot de wil van het volk,

schrijft Ofstad. Dissidenten werden, op z’n zachtst uitgedrukt, niet getolereerd. Binnen het

Page 50: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

41

nazisme moest het volk de leider volgen en zich neerleggen bij de keuze van de leider. Wat de

leider zei was waarheid voor het volk (Ofstad, 1989).

Anti-wetenschap.

Ofstad bemerkt dat Hitler zichzelf, de Duitse natie en zijn ras als superieur beschouwt

tegenover de rest van de wereld. Een visie die men kan kaderen binnen het anti-objectivisme,

dat op zich dan weer onderdeel is van een groter geheel, namelijk het anti-intellectualisme.

Deze strekking heeft betrekking op de afkeuring van de rede en het vrij wetenschappelijk

onderzoek. Anti-objectivisme is een vorm van anti-rationalisme. Er zijn echter verschillende

anti-rationalistische strekkingen te onderscheiden. ‘Normatief’ anti-rationalisme is een

strekking waarbij men claimt dat rationeel handelen van ondergeschikt belang zou moeten

zijn in vergelijking met zaken zoals instinct, wil, bloed en ras. ‘Psychologisch’ anti-

rationalisme daarentegen is dan weer een strekking waarbij psychologische theorieën een

relatief klein belang toeschrijven aan het rationele gedrag van een individu of een groep

wanneer men gedrag poogt te verklaren. De nazi’s gebruikten beide vormen van anti-

rationalisme. Een voorbeeld daarvan is het feit dat moed een groter belang had dan het nemen

van correcte beslissingen. Bij het nemen van politieke beslissingen speelde de rede niet zo’n

belangrijke rol, het was vooral het gevoel dat van groot belang was. Dit kan men zien als

normatief anti-rationalisme. In het psychologisch anti-rationalisme worden wil en ras als

belangrijke factoren beschouwd om gedrag te verklaren. Wie zich laat leiden door anti-

rationalisme wordt geconfronteerd met een aantal anti-wetenschappelijke zaken. Ten eerste is

het via deze weg onmogelijk om te komen tot wetenschappelijke objectiviteit en waardenvrij

onderzoek, aangezien deze benadering hoofdzakelijk gedomineerd wordt door zaken als ras.

Ten tweede is er de devaluering van gewone onderzoeken, gepaard gaande met de positieve

waardering van onderzoeken omtrent de samenleving die ten goede zijn van het nazisme. Ten

derde is er de denigrerende houding ten opzichte van de wetenschappelijke problem-solving

methode, die inhoudt dat men zich bezighoudt met het verzamelen van data en

achtergrondinformatie voordat men een positie inneemt (Ofstad, 1989, pp. 64-68).

Van anti-intellectualisme is het maar een kleine stap richting occultisme17, beweert de Noor.

Die stap wordt gezet wanneer het verschil tussen wetenschappelijk verifieerbare zaken en

onverifieerbare verklaringen als ridicuul wordt gezien. Iedere absurde theorie wordt dan

ernstig genomen. Sommigen beweren dat het nazisme een wetenschappelijke onderbouw had,

17 “Occultisme <het ~; -tistisch; -tist> 0.1. leer van het occulte, van de magie, het spiritisme enz.. (van Sterkenburg, 1994, p. 657)”

Page 51: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

42

omdat het een toepassing was van een biologische theorie, geneeskunde en natuurwetenschap

en dat het de bedoeling had om te evolueren richting een volwaardige wetenschap. Ondanks

het feit dat men experimenten deed op gevangenen is dit een foute visie. De nazi-ideologie

was antiwetenschappelijk, antirationeel en beïnvloed door occulte filsofie. Kennis en wijsheid

waren verre van belangrijk voor de nazi’s, wil en moed daarentegen waren het hoogste goed.

De nazi’s waren vol van het ‘activisme’. Dit wordt gekenmerkt door de verachting van

kritische en rationele overwegingen enerzijds, door een overwaardering van intuïtie, passie en

instinct anderzijds. Een handeling is in dit opzicht niet waardevol vanwege haar gevolgen

maar vanwege het feit dat het een heldhaftige, opofferende of gehoorzame handeling is.

Volgens Ofstad is het zo dat niet alle handelingen als intrinsiek waardevol kunnen beschouwd

worden. Wanneer iemand Joden probeert te redden uit de handen van de nazi’s, dan heeft dit

geen enkel nut voor de nazi’s en is het voor hen dus ook niet intrinsiek waardevol. Een

handeling moet dus intrinsiek waardevol zijn en moet daarnaast ook nog een bepaald nut

hebben (Ofstad, 1989, pp. 68-71).

Fysieke sterkte wordt binnen het nazisme enorm gewaardeerd. Mannen die vitaal, sterk en

machtig waren konden ingezet worden om geweld te plegen. Activisme werkt daarbij de

identificatie met sterkeren in de hand en versterkt de gevoelens van minachting van zwakte

(Ofstad, 1989, pp. 70-71).

Agressie.

Fysieke sterkte, activisme, vitaliteit kunnen binnen het nazisme gelinkt worden aan geweld en

agressie, aldus Ofstad. Geweld en agressie waren schering en inslag bij de nazi’s. Er werd

geweld gebruikt tegenover politieke tegenstanders en tegenover inferieure rassen. Geweld en

brutaliteit waren vaak dé oplossing voor de nazi’s. Het was de geprefereerde oplossing voor

alle conflicten en de enige realistische methode om met de zwakkeren en de minderwaardigen

om te gaan. Het gaf uiting aan hun waardensysteem en drukte de dominantie en de

heerschappij van de nazi’s uit. Daarnaast was het belangrijk voor de bevrijding van de nazi’s

van het humanistisch en christelijk bewustzijn. (Ofstad, 1989, p. 73)

Dichotoom denken.

Communisten, pacifisten, democraten en andere vijanden waren al even slecht als de Joden,

het waren allen schepsels van de duivel, schrijft Ofstad. Duitsers waren dan weer een

incarnatie van het ideale en gaven fysieke uitdrukking aan goddelijkheid. Nazi’s maakten een

sterk onderscheid tussen wat wel en wat niet tot hen behoorde. Er was de tendens om alles in

Page 52: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

43

de wereld uit te drukken in extremen. Vele zaken werden dichotoom onderscheiden. Dit

zwart-wit denken maakte alle mogelijke schakeringen onmogelijk. Nooit ofte nimmer kon een

individu aan twee zaken voldoen, men kon niet goed én slecht zijn. Het was of het één of het

ander en dat over de volledige lijn. Hetzelfde gold voor ideeën, een idee was positief of

negatief, nooit kon het beide zijn, steeds waren ideeën in hun volledigheid negatief of positief.

Afweging en relativering kwamen bij de nazi’s niet of nauwelijks voor. Dit was ook de reden

waarom de vijand met allerlei negatieve kenmerken werd opgezadeld en waarom de Duitsers

de goddelijkheid zelf waren. Er was geen introspectieve zelfbevraging aanwezig bij de nazi’s,

alle moeilijke analytische vragen werden vermeden. Geen reden tot twijfel, geen reden tot

nuance. Er zijn enkel polariteiten zoals het goede en het kwade. Een andere tendens binnen

het nazisme was de projectie van de eigen agressie naar anderen toe. Daardoor konden ze

anderen beschuldigen van allerlei misdaden, terwijl ze zelf naar voren kwamen als witte

ridders. Volgens Hitler was het zo dat de ‘ware’ Duitser geen negatieve kenmerken had.

Nazisme was agressief ten opzichte van Joden, maar dat hadden die vooral aan zichzelf te

danken. Zij waren verantwoordelijk voor het feit dat anderen haatdragend waren ten opzichte

van hen. Alles wat negatief was kwam van buitenaf. Het waren de andere landen die

Duitsland wilden domineren, Hitler’s houding was een nobele houding die de verdediging van

het land voorstond (Ofstad, 1989, pp. 75-78).

Afstandelijkheid en verbloeming.

Ofstad schrijft dat wrede personen, zoals Hitler, zelden een nauw contact hebben met de

realiteit. Ze nemen zelf afstand van hun handeling en ideeën. Ze laten niet alleen het moorden

over aan andere mensen, maar ook in hun denken, emoties en manier van spreken nemen ze

afstand van de realiteit. Hitler is een extreem voorbeeld van hoe iemand ervoor zorgt dat

anderen zijn ideeën tot uitvoering brengen. Daarnaast is hij ook een uitzondering omdat hij

heel levendig beschrijft hoe hij zijn vijanden om het leven wil brengen (Ofstad, 1989, pp. 80-

81).

Een andere tendens binnen het nazisme is dat men een aantal zaken verbloemt. Men probeert

gebruik te maken van een bepaalde taal, waardoor de publieke opinie de harde realiteit als een

fluwelen realiteit ziet. Men had een voorkeur voor een taalgebruik waarbij men vredig sprak

en waarbij de spreker zoveel mogelijk afstand probeerde te nemen van de werkelijkheid. Het

meest gekende voorbeeld is waarschijnlijk de ‘Endlösung’, waarmee men eigenlijk de

uitroeiing van de Joden bedoelde. Door op deze manier te spreken, trekt de spreker een grens

op tussen zichzelf en de realiteit. ‘Mein Kampf’ is volgens Ofstad één groot cliché. Het is een

Page 53: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

44

idealisering van Hitlers brutale strijd om de macht. De schrijfstijl van Hitler is van sobere

aard. Dat verandert echter wanneer hij het heeft over de nazi-idealen, de strijd die ze moeten

voeren en de opofferingen die ze zich moeten getroosten. Daarnaast idealiseert hij zijn

afkomst en vaderland. Deze idealisering heeft te maken met de relatie die hij tot deze zaken

heeft. Verbloemend spreken zorgt ervoor dat de werkelijkheid meer aanvaardbaar is. Men

sprak niet van het vermoorden van mensen, maar van het elimineren van zwakkeren. Dit

zorgde voor een minder sterke aversie. De idealisering van vaderland en idealen kan men ook

toepassen binnen het kader van de conventionele moraal. Indien men zou gezegd hebben “alle

Joden moeten uitgeroeid worden” dan was dit waarschijnlijk op veel weerstand onthaald

geweest. ‘Endlösung’ daarentegen is makkelijker te aanvaarden. Ofstad geeft een aantal

voorbeelden van verbloemingen: ‘Opferwilligkeit’ was een term die werd gekozen om aan te

duiden dat iemand de wil heeft om te sterven voor Hitler en zijn plan. ‘Verantwortungsfreude’

refereert naar de bekwaamheid om ‘vijanden van het volk’ met het volle bewustzijn te

vermoorden. Er werden ‘veiligheidsmaatregelen’ genomen waarbij iemand werd opgesloten

in een concentratie kamp. De SS en SD18 spraken nooit van het vermoorden van mensen,

maar spraken van “speciale acties”, “exclusieve behandelingen”, “selectie”, ”zuivering” ,

”vervollediging” ,… . Zo ging het ook voor termen als genocide, uitroeiingskampen,…

(Ofstad, 1989, pp. 81-84). Deze techniek bestaat nog steeds. Ik denk hierbij aan het recente

voorbeeld van de NVA, een Vlaams-nationalistische partij die tot voor kort altijd gepleit heeft

voor een Vlaams-nationale staat. Sinds 2010 gaat de partij, naar eigen zeggen, niet meer voor

een Vlaams-nationale staat maar pleit ze voor een confederaal model, waarbij het zwaartepunt

bij de deelstaten ligt. De woorden ‘onafhankelijk Vlaanderen’ werden niet meer in de mond

genomen en dit werd beloond door de kiezer. De aard van het beestje zal dan wel nog steeds

dezelfde zijn, het beestje is uiterlijk gezien wat veranderd.

Verder schrijft Ofstad dat Hitler emotioneel gehandicapt was. Tot deze stelling komt hij als

hij het gekozen taalgebruik van naderbij bekijkt. Hitler verkeerde in de onmogelijkheid om de

volledige impact te overzien van de situatie waarin hij mensen liet verkeren (Ofstad, 1989).

Sentimentaliteit.

Naast het feit dat Hitler een brutale vlegel was, was hij ook sentimenteel. Ooit heeft Hitler

geweend om zijn kanarie die gestorven was, aldus Ofstad. Brutaliteit wordt vaak gelinkt aan

sentiment. Beiden hebben gemeenschappelijk dat ze verband houden met denken en voelen in

18 Inlichtingendienst van nazi-Duitsland

Page 54: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

45

termen van stereotypen. Bij Hitler is er een onevenwicht aanwezig tussen het object dat de

emotie versterkt en de sterkte van de emotie. Het valt moeilijk te begrijpen dat hij weent over

een kanarie terwijl hij bij het leed en de dood van duizenden mensen onverschillig blijft

(Ofstad, 1989, pp. 84-85). Contexten en verbondenheid spelen natuurlijk wel een rol, soms

zullen mensen gewoon emoties tonen omdat ze ‘verplicht’ zijn deze te tonen. Dat Hitler niet

rouwig is om het leed dat hij anderen aandoet, heeft er dus waarschijnlijk ook mee te maken

dat hij dat leed niet van dichtbij beleeft.

We moeten onszelf ook de vraag stellen of onze samenleving niet dezelfde ziekte heeft als het

nazisme. Dit kan vreemd klinken, maar onze betrokkenheid ten opzichte van het leed in de

wereld is niet echt intens. Wanneer ergens ter wereld mensen getroffen worden door een

aardbeving, dan haalt dit enkele dagen het nieuws, waarna het voor lange tijd of voor altijd uit

de aandacht verdwijnt. Indien ons favoriete huisdier komt te overlijden, gaan daar veel meer

emoties mee gepaard. Betrokkenheid speelt daarin een grote rol, maar het is ook een bepaalde

vorm van apathie voor de wereld om ons heen. Het verschil met Hitler is dat hij een directe

bijdrage heeft geleverd tot de dood van vele Joden. Toch is er nog dat andere leed in de

wereld, waar wij ook toe bijdragen: de armoede die er is in de derde wereld, de honger, de

ziektes. Onze rijkdom is gegenereerd middels vele vormen van uitbuiting in de derde wereld.

Zijn wij daar rouwig om? Geklaag of een roep om verandering zijn alvast maar zelden te

horen. Onze drang naar vernieuwing en welvaart is zodanig groot dat wij andere continenten

voor dood achter laten.

Er is ook nog onze milieuvervuilende voedselproductie, die ervoor zorgt dat er bij mensen in

de derde wereld geen brood meer op de plank komt. Er is een grote kans dat in de

hondenbrokken van onze lieve trouwe viervoeter voedsel zit dat afkomstig is uit de derde

wereld. Dat voedsel, dat geoogst wordt op de verkochte gronden van arme boeren, werd

vroeger gebruikt om families en dorpen mee te eten te geven.

Wat met de opwarming van de aarde? De westerse wereld zal er alvast het best tegen

gewapend zijn. Of wat te denken van het feit dat we (overbodig) voedsel aan dumpingprijzen

afzetten op de Afrikaanse markt, waardoor er geen ruimte meer is voor het lokale voedsel. We

zijn er allen schuldig aan; de vraag of we er iets aan kunnen en zullen doen, is een ander paar

mouwen. Er was onverschilligheid bij Hitler ten aanzien van zijn slachtoffers, vandaag is er

onverschilligheid ten aanzien van de slachtoffers die de westerse wereld maakt. Onze

samenleving kan dus evenzeer als brutaal en sentimenteel beschouwd worden.

Page 55: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

46

De redder.

Hitler zag zichzelf als de redder des vaderlands, aldus Ofstad. Hij vond zichzelf een

uitzonderlijk man, die gekozen werd ter bevrijding van Duitsland. Hitler spreekt over zichzelf

alsof hij de zoon is van Duitland. Hij is niet alleen het resultaat van God maar hij is tevens

geboren met uitzonderlijke talenten. De Führer was als het ware de Messias, gezonden door

de ‘voorzienigheid’. Hij was het die het volk zou vrijmaken van allerlei kwalen zoals

decadentie, zwakheid, perversiteit. Er was veel moreel verval. De natie verkeerde in moeilijke

tijden en stond vlakbij een ineenstorting, doordat de natuurwetten niet meer gerespecteerd

werden. Dat Hitler van zichzelf geloofde dat hij de Messias was, heeft er volgens Ofstad mee

te maken dat hij leed aan grootheidswaanzin in de medische betekenis. Ofstad zegt over zich

zelf dat hij geen arts is, maar stelt vast dat het zelfvertrouwen van Hitler steeg naarmate zijn

politieke succes toenam. Hij zag zichzelf als een verheven persoon die de wetten en

beperkingen van gewone mensen oversteeg. Hun kennis was beperkt ten opzichte van zijn

totale kennis. Hitler was feilloos en twijfelde nooit aan zijn eigen stellingname. Dit is

natuurlijk bijzonder, want Hitler had niet echt constructieve politieke ideeën, hij had geen

grondig economisch herstelprogramma voor zijn land. De ‘politieke analyses’ die hij maakte

waren steeds beperkt tot thema’s zoals moraliteit, wil, verantwoordelijkheid,… (Ofstad, 1989,

p. 88).

Idealisme.

Het nazisme claimde van bij het begin een idealistische beweging te zijn en hielden er

verschillende idealen op na, zegt Ofstad. Men investeerde op grote schaal in propaganda om

dit aan iedereen duidelijk te maken. Idealisme betekende voor Hilter onder andere dat iemand

zijn individuele mogelijkheden opofferde voor de gemeenschap en zijn verwanten. Indien een

individu ideaal wilde zijn, dan moest het zijn persoonlijke mening onderdrukken om het

‘goede’ voor het volk te kunnen verwezenlijken. Het volk waarover Hilter sprak, moest dan

wel het Duitse volk zijn (Ofstad, 1989, pp. 92-93).

Het tweede ideaal was dat de samenleving de ‘onnatuurlijke’ manier van leven verliet en

terug de richting insloeg van de ‘wetten van de natuur’. Hij wilde fundamentele

veranderingen. De wereld moest opnieuw raciaal-biologisch gefundeerd zijn. Het was niet per

se zijn doelstelling om betere huizen voor de Duitsers te hebben, een grotere economische

gelijkheid, betere opleidingen of betere rustoorden. Hitler lag niet wakker van sociale

welvaart, zijn enige grote doel was Deutschland über alles. Zijn idealisme was dus volledig

geconcentreerd op etniciteit en nationalisme (Ofstad, 1989, pp. 94-95).

Page 56: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

47

Moraliteit en moreel verval.

Ofstad haalt het onderscheid aan tussen immoreel en niet-moreel zijn. Immoraliteit kadert nog

steeds binnen de morele sfeer. Iemand die immoreel is kent nog het onderscheid tussen goed

en kwaad, juist en fout,… maar kiest telkens voor het verkeerde alternatief. Iemand die niet-

moreel is, leeft niet met het onderscheid tussen goed en kwaad, hij gaat aan deze opdeling

voorbij (Ofstad, 1989, p. 105).

Ofstad stelt zich de vraag tot welke categorie het nazisme behoort. Ofstad meent dat Hitler in

Mein Kampf geregeld gebruik maakt van morele termen. Hij heeft het onder andere over

‘morele plicht’, ‘moreel recht’ en over de natuur en functies van morele concepten. In die

optiek bekeken is het fout om het nazisme te zien als immoreel. Daarbij komt dat tijdens de

Neurenbergprocessen bleek dat vele nazi’s last hadden van schuldgevoelens. Daartegenover

staat dat het voor een nazi goed was om onverschillig te staan ten opzichte van het leed van de

Joden en andere ‘minderwaardigen’. Ofstad concludeert dat de nazi-ideologie past binnenin

een morele sfeer, met de uitzondering van een aantal krankzinnige nazi’s. De nazi’s waren

zich bewust van het feit dat hun slachtoffers pijn ervoeren (Ofstad, 1989, p. 105).

In het nazisme kwamen vele elementen voor die binnen de conventionele moraal gekaderd

kunnen worden, aldus Ofstad. Zo was er ruimte voor gehoorzaamheid, trouw, opoffering,… .

Hitler gebruikte de conventionele moraal als lokaas om de massa in de verleiding te brengen

van het nazisme; zo kon hij verzekeren dat hij voor dezelfde idealen en doelen ging als vele

mensen. Er was veel moreel verval in de samenleving en dit kwam onder andere doordat de

religie haar belangrijke rol in de samenleving verloren had. Het nazisme wou het moreel en

sociaal verval tegengaan en deed dit door de religie terug een belangrijkere plaats in de

samenleving te geven. Zo kon men eveneens het respect voor autoriteit aanscherpen en meer

gehoorzaamheid creëren. Dit had als wezenlijk doel het moreel relativisme tegen te gaan

(Ofstad, 1989, pp. 110-112).

Een andere factor die het moreel en sociaal verval van Duitsland in de hand werkte was het

liberalisme. Ofstad meent dat het liberalisme de idee ondersteunt dat iemand zijn persoonlijke

vrijheid aanwendt om kritisch na te denken zodanig dat men zijn eigen ideeën vormt omtrent

goed en kwaad met betrekking tot politiek, moraliteit,… . De jongeren waren hun geloof in

autoriteit kwijtgeraakt door het liberalisme. Normen en waarden waren afhankelijk geworden

van persoon tot persoon, men had ook geen absolute antwoorden meer op morele en politieke

vragen (Ofstad, 1989, p. 112).

Page 57: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

48

Ondanks het feit dat Hitler onverschillig was ten opzichte van ‘minderwaardige’ mensen en

het feit dat hij tegen alle vormen van humanistische moraal gekant was, beschikte hij ook over

een moraal. Hitler deelde alle fundamenten van zijn moraal met de nazi-ideologie. Welk

onderdeel van zijn moraal het meest van belang was hing af van de situatie waarin hij, op

politiek vlak, verkeerde. In de beginfase van zijn politieke carrière was het voor Hitler van

belang dat hij zo handelde dat hij zijn positie binnen de partij zo snel mogelijk versterkte.

Daarna, wanneer Hitler zijn positie binnen de NSDAP versterkt had, was het de bedoeling dat

hij de partij zo sterk mogelijk naar voor liet komen in Duitsland. Toen dat voor mekaar was,

restte Hitler enkel nog de positie van Nazi-Duitsland en het Arische ras zo sterk mogelijk te

maken ten opzichte van andere staten en rassen, om zo de natuur te kunnen helpen met het

uitroeien van de ‘zwakkeren’ en ‘minderwaardigen’ (Ofstad, 1989, pp. 120-121).

Conflicten.

Binnen de nazi-ideologie zijn er een aantal conflicten aanwezig. Er is onder andere het

conflict met het liberalisme. Enerzijds was het liberalisme de grootste vijand van het nazisme.

De achteruitgang van Duitsland had te maken met het democratisch bestel dat politieke en

morele vrijheid had geïntroduceerd. Dit leidde op zich dan weer tot vrijheid van

meningsuiting, vrijheid van media en andere zaken die de zwakte van Duitsland in de hand

werkten. Anderzijds ondersteunde het liberalisme ook een aantal zaken binnen het nazisme.

Het moest mogelijk zijn om zaken te doen op een uitgebreid en vrij niveau. Op het

internationale vlak ondersteunde Hitler een economie die ‘fair’ en ‘natuurlijk’ verliep en

waarbij er een strijd was die niet onderhevig was aan externe krachten (Ofstad, 1989, pp. 154-

155).

Binnen het nazisme is er ook het conflict tussen de raciale doctrine en het nationalisme.

Volgens de raciale doctrine is het zo dat Ariërs over de wereld moeten heersen en dat alle

Ariërs gelijk zijn, omdat ze allemaal hetzelfde pure bloed hebben. Het nazisme was daarnaast

ook extreem nationalistisch van aard, wat dan weer betekende dat alleen Duitsers de wereld

konden overheersen. Dit heeft tot gevolg gehad dat niet-Duitse Ariërs nooit werden

beschouwd als gelijk met de Duitse Ariërs (Ofstad, 1989, p. 155).

Een derde conflict is dat tussen oorzaken van historische gebeurtenissen en individueel

succes. Een overwinning of sociaal succes werd enkel toegeschreven aan de wil van het ras,

de natie of het individu. Anderzijds waren biologische factoren, zoals de aard van het ras, van

doorslaggevend belang. In die optiek bekeken is het zo dat zelfs de sterkste wil geen schijn

van een kans had wanneer iemand behoorde tot het ‘foute’ ras. Er zijn dus twee tegengestelde

Page 58: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

49

zaken aanwezig: enerzijds was het mogelijk om maximale handelingsvrijheid te verkrijgen via

de wil, anderzijds was het onmogelijk om iets teweeg te brengen omdat iedereen tot een

bepaald ras behoort (Ofstad, 1989, pp. 155-156).

Een vierde conflict is dat tussen fatalisme en verantwoordelijkheid. Het nazisme legt

gedeeltelijk de nadruk op individuele verantwoordelijkheid, terwijl het anderzijds ook het

accent legt op de voortbestemdheid van de natuur die als gevolg heeft dat men via evolutie

uiteindelijk komt tot de overwinning van het Arische ras over alle andere rassen (Ofstad,

1989, p. 156).

Een ander conflict binnen het nazisme is dat tussen orde en wanorde. De leuze Ordnung muss

sein is welbekend binnen het nazisme en daarbuiten. Het politieke apparaat van Hitler was

niet al te ordentelijk. Hitler stelde geen duidelijke grenzen in de top van de partij. Op die

manier probeerde Hitler alle macht in handen te houden. Er was geen stabiliteit aanwezig om

een onafhankelijke bureaucratie te organiseren. Ordnung muss sein is een oproep aan de

bevolking om die zover te krijgen dat ze gehoorzamen aan de bestaande regels en hiërarchie

(Ofstad, 1989, p. 156).

Een laatste conflict binnen het nazisme is het conflict tussen militaire overwinning en de

uitroeiing van de zwakkeren. Beiden zaken waren van groot belang voor het nazisme. De

militaire overwinning zou grootser geweest zijn indien men zou gestopt zijn met de uitroeiing

van de zwakkeren en die mensen de mogelijkheid zou gegeven hebben deel te nemen aan de

oorlog. De uitroeiing van de zwakkeren zorgde ervoor dat men niet volledig over alle militaire

capaciteiten kon beschikken (Ofstad, 1989, p. 157).

Ofstad merkt nog op dat het voor een mens niet moeilijk is om te leven met een aantal

conflicten. Iedereen heeft wel te maken met tegengestelde belangen, waarden, normen,

prioriteiten,… . Doorheen de tijd veranderen vele mensen van mening, wat ervoor zorgt dat er

nog meer conflicteren tot stand kunnen komen (Ofstad, 1989, pp. 158-159).

Fascisme.

Ofstad geeft een aantal kenmerken op waaraan een regime moet voldoen om als fascistisch te

kunnen doorgaan. De belangrijkste van deze elementen worden gedeeld met het nazisme. Een

eerste kenmerk is dat de staat of de groep die een bepaalde politieke entiteit vertegenwoordigt,

zich superieur moet voelen tegenover andere groepen. Die superioriteit wordt vastgelegd in

verschillende criteria. Binnen het nazisme was ras één van die criteria. Andere criteria die

superioriteit kunnen bepalen zijn nationaliteit, religie, politieke overtuiging, macht,… .

Binnen het nazisme is het raciale het meest doorslaggevend. Daarbij voelt de dominante groep

Page 59: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

50

zich de meerdere van de inferieure groep. Zij beslissen wat er met de zwakkeren moet

gebeuren. De dominante groep beslist ook op welke manier hij geweld gebruikt tegenover de

minderheid. Geweld is een belangrijk middel omdat het de macht van de dominante groep in

stand houdt en tevens de zwakke positie van de inferieure groep in stand houdt. Geweld kan

gaan van het actief uitmoorden tot het uithongeren van de zwakkeren. De elite houdt daarbij

geen rekening meer met morele normen, goed en kwaad spelen geen rol meer. De sterkste

heeft het recht om te heersen (Ofstad, 1989, pp. 159-161).

De combinatie van deze factoren is de kern van het fascisme en het nazisme. De

aanwezigheid van één factor is geen reden om te concluderen dat een regime fascistisch is. Zo

kan een straatbende gebruik maken van geweld zonder dat ze daarbij als fascistisch geldt. Het

kan bijvoorbeeld zijn dat geweld gebruikt wordt met als doel meer rechtvaardigheid en

gelijkheid na te streven De factoren kunnen ook in meer of mindere mate aanwezig zijn

binnen een bepaald regime. De sterke aanwezigheid van één van deze factoren kan ervoor

zorgen dat andere factoren ook versterkt of beter uitgebouwd worden (Ofstad, 1989, p. 162).

In de rand van de kernfactoren is er ook een grijze zone, die ervoor kan zorgen dat men

evolueert richting de kernfactoren. Ofstad geeft een opsomming van deze grijze zone:

verafgoding van de leider, chauvinisme, macht-georiënteerd nationalisme, racisme, anti-

rationalisme, anti-intellectualisme,… . Indien deze elementen in een bepaalde mate aanwezig

zijn, kan er meer nood ontstaan aan de bovenvermelde kernfactoren van het fascisme (Ofstad,

1989, p. 162).

Fascisme kan in verschillende vormen voorkomen. Zo heb je een koude, quasi-rationele vorm

en een anti-intellectuele vorm. Het Duitse nazisme was van het anti-intellectuele type.

Belangrijk daarin was het emotionele enthousiasme van het volk, dat aangewakkerd werd

door veel massaontmoetingen, propaganda en indoctrinatie. Het gezond verstand vormde het

grootste gevaar voor het Duitse nazisme. Fascisme veronderstelt evenwel niet per se deze

vorm van anti-intellectualisme. Volgens Ofstad kan het gebeuren dat toekomstige fascistische

regimes niet noodzakelijk naar het voorbeeld van het nazisme zullen handelen. De elite kan

mogelijks meer onafhankelijk van een dictator handelen, dan het geval was binnen het

nazisme. Politiek zal daarbij meer bedreven worden vanuit verborgen controlekamers, met

behulp van computers en geleid door een aantal loyale uitverkorenen. Een sterke politiemacht

zal als taak hebben sabotage te voorkomen. De elite kan het publiek warm maken voor het

fascisme door utopische idealen te introduceren, eerder dan door speeches te houden en

militaire parades te organiseren. Een ander verschil kan zijn dat men de bevolking meer

vrijheid van denken geeft. Kritisch denken zou dan wel kunnen, maar emoties, ideeën en

Page 60: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

51

geschriften zouden niets teweeg brengen binnen het regime. Wanneer men mensen de indruk

geeft dat kritisch denken mogelijk is, dan is dat vooral om een sfeer te scheppen waarbij

mensen het gevoel hebben dat ze in een vrije democratie leven (Ofstad, 1989, pp. 163-164).

3.2. Nabespreking

Ofstads analyse van de nazi-ideologie en de minachting voor zwakte is geschreven op een

heldere manier. Het taalgebruik is eenvoudiger, dan dat van de andere werken. Het is een

leesbaarder werk. De reden hiervoor zal wellicht liggen in het feit dat de thematiek van een

andere aard is dan bij de technisch academische oefeningen die Ofstad maakte met ‘The

functions of the moral philosophy’ en ‘An Inquiry into the Freedom of Decision’.

Ofstad verklaart de centrale thema’s en basiselementen van de nazi’s. Veel van deze

elementen hebben overlappende kenmerken, waardoor bij de lezer de indruk van herhaling

kan ontstaan.

Page 61: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

52

4. Harald Ofstad als global-ethicus avant la lettre

Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. Het eerste deel bespreekt en analyseert de woorden-met-

zin uit het veertiende hoofdstuk ‘Nazi Norms and Values – and Our Own’. In het tweede deel

wordt de these verdedigd dat Ofstad een global-ethicus avant la lettre is.

4.1. Bespreking van woorden-met-zin uit het veertiende

hoofdstuk ‘Nazi Norms and Values – and Our Own’

Zoals vermeld in hoofdstuk 1 heeft Harald Ofstad ‘Our Contempt for Weakness’ gepubliceerd

in 1971 in een eerste versie in het Noors. De jaren 1970 zijn de jaren waarin de wereld verder

evolueert naar een geglobaliseerde wereld. Er is steeds meer internationale handel en er

ontstaan meer multinationals die een groter aandeel en belang hebben in de wereld- en in de

lokale economie. Daarmee gepaard gaand komt er vanaf het begin van de jaren zeventig ook

een internationale stroom van informatie en kapitaal op gang. Producten worden steeds meer

in verschillende landen en continenten gemaakt. De nationale politiek verliest meer en meer

haar invloed op de economie (Vanhaute, 2005-2006). Het is bijvoorbeeld voor vele landen

problematisch om belastingen te heffen op multinationals. Via vestigingen in verschillende

landen en continenten gaan ze op zoek naar een manier om hun winsten in te schrijven in het

land dat het grootste fiscaal voordeel biedt, om zo hun winst zo groot mogelijk te houden. Een

ander probleem dat de laatste decennia de kop heeft opgestoken is de controle op allerlei

internetwebsites. Doordat het internet een virtuele wereld is, is het moeilijk hiervoor

dwingende maatregelen te creëren. Zo heeft de Belgische overheid alle moeite van de wereld

(gehad) om verschillende goksites te controleren en te beboeten, doordat deze websites van

buitenlandse makelij zijn.

Oorlog en geweld.

Ofstad start z’n laatste hoofdstuk met de vraag wat het verschil is tussen de nazidoctrine en

onze eigen westerse levensstijl. Het antwoord daarop is afhankelijk van de invalshoek van

waaruit men het bekijkt. Indien we vanuit Hitlers positie kijken, dan zien we dat voor hem de

Duitsers superieure en hardwerkende mensen waren. Hitler voelde zich tekort gedaan door de

Page 62: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

53

buurlanden en zag een samenzwering van de buurlanden om Duitsland te overheersen. Hitler

voelde de noodzaak om een oorlog te beginnen. De bedoeling was zijn land te geven waar het

recht op had (Ofstad, 1989, pp. 165-166).

In tijden van oorlog is het vaak het geval dat morele scrupules achterwege worden gelaten,

om de nationale bevolking zo goed mogelijk te kunnen beschermen, aldus Ofstad. Vaak is het

zo dat wanneer iemand een land bedreigt, het er niet meer toe doet wat nu precies moreel

goed of slecht is. Deze houding is nog steeds gangbaar in de wereld van vandaag. Ofstad haalt

de Amerikaanse politicoloog Morgenthau aan om zijn stelling kracht bij te zetten. Die

beweert dat wanneer een land bedreigd is, het verplicht is om alles in het werk te stellen om

zich te verdedigen, zoniet pleegt het eigenlijk zelfdoding. Een land is dus verplicht te strijden

voor de eigen belangen, ook als dit het doden van de vijand tot gevolg heeft. Hoeveel

vijanden er gedood worden doet niet ter zake, evenmin als de manier waarop dit gebeurt. Een

staat hoeft zich niet te verantwoorden voor het doden van de vijand (Ofstad, 1989, pp. 167-

168).

Wat is een voldoende reden om een oorlog te starten? Welke belangen spelen een rol? In

welke mate speelt het nationaal belang een rol in de beslissing om een oorlog te starten? Het

is moeilijk te bepalen wanneer een reden voldoende is om oorlog te voeren (Ofstad, 1989). Zo

kunnen we ons vragen stellen bij de reden waarom de V.S. een oorlog begonnen is in Irak en

Afghanistan. Had de V.S. de bedoeling om de lokale bevolking te bevrijden van de

onderdrukking? Was het om hun hegemonie in stand te houden? Speelden er economische

belangen?

Er is weinig verschil tussen het geweld dat de nazi’s hebben gebruikt en dat van de

geallieerden, aldus Ofstad. Integendeel, de nucleaire wapens die we gebruikt hebben kunnen

veel sneller mensen uitroeien dan de vernietigingskampen van de nazi’s. Op het morele vlak

is er geen verschil tussen onze normen en die van de nazi’s. De meeste mensen lijken te

aanvaarden dat, wanneer er oorlog is, alles toegelaten is. De westerse mogendheden hebben

de vernietiging van Dresden, Hiroshima en Nagasaki ondersteund. Buitensporig geweld

tijdens oorlogen is van alle tijden. Een interview van een soldaat in het boek, maakt duidelijk

tot welke vreselijke praktijken de Amerikaanse soldaten in staat waren tijdens de

Vietnamoorlog. De soldaten hebben mannen, vrouwen en kinderen genadeloos vermoord,

gewoon omdat ze het bevel kregen dit te doen. De ene maal kregen mensen de kogel, op

andere momenten werden ze in een ravijn geduwd (Ofstad, 1989, pp. 170-173). De toestanden

die in het verleden plaatsvonden in Abu Ghraib en Guantanomo Bay getuigen eveneens van

het nihile onderscheid tussen de Amerikanen en nazi’s. Gevangenen werden er misbruikt,

Page 63: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

54

gemanipuleerd, verkracht en onder verschrikkelijke omstandigheden ondervraagd. Een

verschil tussen de nazi’s en de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog is dat Hitler alles

toeliet om de belangen van Duitsland te verdedigen, aldus Ofstad. De geallieerden stelden

alles in het werk om zich te verdedigen tegen de agressie van de nazi’s, terwijl de nazi’s er

een opdracht van maakten om mensen uit te roeien op basis van het feit dat ze ‘zwak’ of

‘inferieur’ waren. Verder terug in de tijd zien we dat de blanke ontdekkingsreizigers zichzelf

eveneens beschouwden als een elite, met het recht de lokale indiaanse bevolking brutaal te

behandelen. De geschiedenis levert nog tal van voorbeelden waarbij een bevolking een brutale

behandeling ondergaat van een bezetter: de Amerikanen in Vietnam, Cambodja, Laos en

Nicaragua, de Sovjets in Afghanistan (Ofstad, 1989, pp. 173-174).

Kapitalisme.

Volgens sommige Marxisten is het zo dat het nazisme – evenals het fascisme – de laatste fase

is van het kapitalisme, aldus Ofstad. Het nazisme is een poging van het kapitalisme om ervoor

te zorgen dat men een economisch dominante positie heeft en behoudt, via imperialistische

expansie. Het verband tussen kapitalisme en nazisme geldt maar in beperkte mate. Anderzijds

is het zo dat economisch sterkeren steevast de zwakkeren domineren, het is een algemeen

gegeven. Supermarkten dringen zich zodanig op dat de kleine kruidenierswinkels tot sluiting

gedwongen worden; grote internationale kartels domineren de wereldmarkt en multinationals

overheersen kleine bedrijfjes. De grote bedrijven dicteren de wet aan hun kleine concurrenten.

Hierdoor gaan de kleine bedrijven bankroet en worden ze van de kaart geveegd. Wie over het

grootste kapitaal beschikt en zich niet geremd voelt door scrupules, heeft de beste kans om

zijn concurrenten uit de markt te bonjouren. Voor regeringen is het soms belangrijk de

concurrentiestrijd binnen de perken te houden, maar doordat vele landen zichzelf zien als een

bedrijf moeten ze een zo groot mogelijk bruto nationaal product nastreven. Overheden moeten

ervoor zorgen dat er een zo goed mogelijke relatie is met de bedrijven (Ofstad, 1989, p. 178).

Ofstad uit scherpe kritiek op het kapitalisme. De situatie is de laatste jaren niet verbeterd,

integendeel. Ofstad zou de situatie van de laatste jaren zwaar bekritiseerd hebben. We denken

hierbij aan de Amerikaanse kredietcrisis van 2007, die aan de basis lag van een financiële

crisis die uiteindelijk een mondiale economische crisis teweeg bracht. In België raakten

daardoor veel mensen (tijdelijk) werkloos. Een aantal banken speculeerden met het geld van

spaarders, die daardoor hun geld dreigden te verliezen. Banken als het toenmalige Fortis,

KBC en Dexia maakten zich hieraan schuldig. Fortis, dat vele rommelkredieten had en zich

dan nog eens verslikte in de overname door ABN Amro, kwam het zwaarst in de problemen.

Page 64: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

55

Er waren te weinig eigen middelen om de banken financieel gezond te houden en dus moesten

verschillende regeringen bijspringen om te vermijden dat de situatie verder zou escaleren. De

kapitaalsinjecties die de overheden gaven aan de banken in moeilijkheden gebeurden met geld

van de belastingbetaler. Op die manier werden banken gered met het geld van de brave en

‘gewone’ fabrieksarbeider/belastingsbetaler die zijn hele leven lang hard werkt. Dezelfde

banken, die geen euro over hebben voor dezelfde brave fabrieksarbeider, begonnen al snel

opnieuw met bonussen en premies te zwaaien voor hun managers en personeel, eens de meest

kritieke situatie voorbij was. Mocht Ofstad dit meegemaakt hebben, hij zou al snel in de pen

gekropen zijn en zijn kritiek op de gang van zaken niet gespaard hebben.

Voor het kapitalisme telt niet de maximale werkgelegenheid maar staat economische

efficiëntie het meest voorop, schrijft Ofstad. Indien de bedrijfsleider, door mensen te ontslaan

en die te vervangen door machines, meer winst kan genereren dan zal die dat ook doen.

Mocht hij dit niet doen dan zou hij op termijn weggeconcurreerd worden. De moderne

technologie heeft geleid tot een automatisatie die grote werkloosheid tot gevolg heeft. Alleen

de rijken kunnen deze investeringen doorvoeren en op lange termijn leidt dit tot een

monopolisering (Ofstad, 1989, p. 179). Tegenwoordig is het zo dat er op economisch en

arbeidsvlak flink wat verschuivingen zijn. Bedrijven zoeken steeds meer landen op die aan

betere (lees: rendabeler) voorwaarden kunnen produceren. Zo zijn landen als China en India

voor vele bedrijven aantrekkelijk wegens de lage loonlast; bovendien hecht de overheid in

deze landen ook minder belang aan het milieu.

Ofstad stelt dat we de controle over de technologische ontwikkeling verloren hebben. De

technologie is zodanig gevorderd dat ze er niet alleen voor zorgt dat we ons werk verliezen

maar dat ze ook ons leven in gevaar kan brengen. Ofstad blijft evenwel positief en zegt dat het

met de nodige wilskracht mogelijk moet zijn om verandering teweeg te brengen. Het enige

probleem is dat onze wilskracht versplinterd is. Ondanks het feit dat nagenoeg iedereen pleit

voor verandering, hebben veel mensen verschillende belangen en voordelen die samenhangen

met die technologie (Ofstad, 1989, p. 179). Het is niet eenvoudig om te pleiten voor een

alternatieve aanpak, aangezien veel mensen met hun job, gezin, inkomen,… aan de

technologie vasthangen. Zal er iemand zijn die zijn job in de automobielindustrie opgeeft

omdat die industrie over het algemeen zeer vervuilend is? Goede alternatieven zoals wind- en

zonne-energie vergen dure investeringen en hebben ook een aantal nadelen. Klachten over

slagschaduw en geluidsoverlast zijn frequent bij windmolens.

Page 65: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

56

Er is nog een lange weg te gaan, maar er is verbetering merkbaar. Veel mensen zijn tegen

kernenergie, omdat die grote potentiële gevaren met zich meebrengt, zegt Ofstad. Ondanks

het feit dat veel mensen tegen zijn, zijn velen afhankelijk van diezelfde vorm van energie-

opwekking. Niemand wil een vervuild meer, maar we willen wel een sterke industrie die niet

teveel belast is wordt door allerlei milieutaksen en dure recycleer- en filterprocedures. Het

grootste probleem is dat de technologische voortrekkers vooral oog blijken te hebben voor de

voordelen van de technologische ontwikkelingen. Hun opleiding en beroep zorgen ervoor dat

velen van hen blind zijn voor de negatieve gevolgen, wat ook geldt voor aandeelhouders en

andere investeerders (Ofstad, 1989, p. 179). De belangen zijn dus verdeeld. Het is belangrijk

om hieraan te verhelpen en onze belangen tot een collectief geheel te maken. Ulrich Beck

spreekt in zijn boek ‘De wereld als risicomaatschappij’ over gedeelde verantwoordelijkheid

op continentaal of mondiaal niveau. De milieurisico’s waar we aan blootgesteld zijn, kan

niemand ontlopen, het zijn risico’s zonder grenzen. Beck spreekt in zijn boek eerder van

‘georganiseerde onverantwoordelijkheid’. Er is een symbolische normalisering aan de gang en

die werkt de vernietiging van vele stukken kostbare natuur in de hand (Beck, 1997).

Uit Nederlands onderzoek blijkt dat de investering die de overheid doet inzake ‘groene’

wagens weinig uithaalt. Ondanks de goede bedoelingen missen de inspanningen hun doel.

Subsidies en premies voor het kopen en het produceren van ‘groene’ wagens zijn in. De

wagens die beschouwd worden als ‘groene’ wagens, verbruiken officieel veel minder en

hebben een kleinere CO2-uitstoot. In werkelijkheid is dit niet het geval. Autofabrikanten

misbruiken de financiële injecties van de overheid voor de productie van ‘groene’ wagens

(Muylaert, 2010). Dit is een duidelijk voorbeeld waar techneuten-met-belangen alleen oog

hebben voor de eigen voordelen, zoals Ofstad bedoelde.

Ook ecocheques, een ander overheidsinitiatief voor een groenere wereld, hebben te maken

met groeipijnen. De ecocheque is in het leven geroepen als crisismaatregel en tegelijkertijd

om de consument bewuster te doen consumeren. Evenals de subsidiëring van de ‘groene’

wagen mist de ecocheque zijn doel. Het is mogelijk om zo goed als alle producten te kopen

met ecocheques. De lijst van ecoproducten wordt niet gevolgd (Hermans, 2010). Een

jammerlijke zaak, maar voor commercieel ingestelde mensen niet meer dan logisch. Indien

men een bepaald product niet wil verkopen voor ecocheques gaat de consument naar de

concurrentie.

Page 66: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

57

Ofstad hekelt dus onze manier van leven. Technologie heeft een belangrijke plaats binnen

onze Westerse samenleving. Zowat alles wat binnen handbereik is, is ontwikkeld door

technologen. Kritische bezwaren worden vaak weggewuifd. Mensen zijn onder de indruk van

de expertise die mensen uit de technologische wereld aan de dag leggen. Volgens Ofstad zijn

onze dagen geteld indien we niet snel de doelstellingen van technologie en kapitalisme

wijzigen (Ofstad, 1989, pp. 179-180).

Begin de jaren zeventig begonnen oliebedrijven in Noorwegen te boren naar olie, stelt Ofstad

vast. De regering was daar samen met de scheepvaart en de industriële wereld van nabij bij

betrokken. Er was echter nooit een debat omtrent de voor- en nadelen van deze

betrokkenheid. Heeft Noorwegen er voordeel bij om dit toe te laten? Zal Noorwegen hierdoor

rijker worden? Is een rijk Noorwegen ook een goed Noorwegen? Allemaal vragen die niet

gesteld werden. Een andere belangrijke vraag is hoeveel ongevallen en doden er nodig zijn

voor de Noorse regering de gang van zaken in vraag begint te stellen (Ofstad, 1989, p. 180).

Ofstad deelt z’n kritiek op het kapitalisme met Ronald Commers. Die laatste onderscheidt

twee vormen van economieopvattingen. Deze ideeën staan lijnrecht tegenover elkaar.

Enerzijds heb je de beperkte economieopvatting: deze legt de nadruk op de prijstheorie,

kosten-baten-analyse, groei van BNP, winstmarges, rentabiliteit van ondernemingen,

openbare uitgaven en ‘vrije markt’. Anderzijds is er nog de algemene economieopvatting die

de nadruk legt op alternatief denken en put uit de psychologie, de ecologie, de biologie, met

de klemtoon psychische gezondheid, sociaal conflict-onderdrukking, dialoog,

milieuconservatie en milieu-evenwichten. Commers besluit dat we in onze

consumptiecultuuur te vaak toegeven aan de beperkte economie waardoor we de algemene

economie aan onze laars lappen (Commers, 2005-2006, pp. 7-8).

Met de menselijke kost wordt nauwelijks rekening gehouden. Dit was in het verleden zo en

het is er vooralsnog niet op verbeterd. De laatste jaren is men wel gestart met een aantal

initiatieven om aan menselijke en ecologische noodzaken tegemoet te komen. Er zijn onder

andere het Global Compact en de International Framework Agreement (IFA). Global

Compact is een initiatief van de toenmalige VN secretaris-generaal Kofi Annan om bedrijven,

multinationals,… bewust te maken van ecologische en menselijke belangen. Het bevat tien

principes, van mensenrechten en corruptiebestrijding tot milieuzorg en

arbeidsomstandigheden, waarop ieder bedrijf kan intekenen. De International Framework

Agreement zijn akkoorden die vakbonden en werkgevers met elkaar kunnen afsluiten om de

arbeidsomstandigheden te verbeteren. Een IFA heeft meer daadkracht omdat het door

Page 67: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

58

vakbonden kan afgedwongen worden, terwijl wie intekent op Global Compact aan geen

enkele controle van een onafhankelijke instantie onderhevig is. Het rapport dat jaarlijks

verschijnt, is er één vanuit het bedrijf zelf.

Een IFA is natuurlijk ook niet dé oplossing. Zo zijn er in Bangladesh tal van onderbetaalde

arbeiders, mannen en vrouwen, die in armoedige omstandigheden moeten (over)leven.

Mensen sterven in de fabrieken wegens instortingen en branden. Ze werken voor ketens als

H&M, C&A, Zara, Tommy Hilfiger, Levi Strauss en Carrefour; ze maken onze kleren. Het

internationaal vakverbond eist een loonsverhoging maar staat hierin machteloos, omdat vele

politici belang hebben bij een goede export. De westerse bedrijven spelen de landen tegen

elkaar uit en dreigen ermee te verhuizen als een land het minimumloon verhoogt. Het absurde

aan de zaak is dat de westerse consument een loonsverdubbeling van de onderbetaalde

arbeiders in Azië nauwelijks zou voelen. Indien het loon verdubbeld wordt, dan kost een T-

shirt hier 21 euro in plaats van 20 euro. Een mogelijke oplossing bestaat er in om bewust te

kopen. Zo is het belangrijk te blijven vragen in de winkel naar de afkomst van de kleren en de

omstandigheden waarin ze gemaakt worden (Baumers, 2010).

Internationale verhoudingen.

Ofstad is hard voor de politieke verhouding tussen Noorwegen en de Verenigde Staten.

Noorwegen had veel geluk dat de V.S. tijdens de Tweede Wereldoorlog te hulp schoot in de

strijd tegen Duitsland. Na de oorlog echter was het beter geweest mocht Noorwegen zijn

bondgenoot de rug toegekeerd hebben en zich meer bezig gehouden hebben met andere

zwakkere en onderdrukte landen. Dat Noorwegen zo’n goede verhouding heeft met de

Verenigde Staten komt enkel doordat het één van de militair en economisch grootste en

machtigste landen is. Er is te veel respect van Noorwegen voor de Verenigde Staten, er is van

een kritische houding tegenover de V.S. geen sprake. Ofstad vergelijkt de positie van de V.S.

met die van God. We houden van God omdat hij almachtig en alwetend is, en hij kan ons

reduceren tot niets indien hij dat zou willen (Ofstad, 1989, pp. 181-182). Deze situatie is ook

vergelijkbaar met die van andere Europese landen. België heeft zich decennia lang, tot 1999,

gedragen als de schoothond van de V.S. Onder impuls van de paarsgroene regering van

premier Verhofstadt, kwam er een einde aan de jarenlange slaafse houding van België. Om

niet te vergaan in roestige verhoudingen is een kritische houding tegenover de internationale

contacten van een land uiterst belangrijk.

Page 68: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

59

Democratie en z’n minderheden.

Een gezonde democratie veronderstelt dat er een permanent debat is over de basiswaarden van

de samenleving, aldus Ofstad. Meestal gaat het in deze discussies over de voor- en nadelen

van bepaalde zaken, zonder te verduidelijken wat het precieze doel is. Ofstad geeft het

voorbeeld van het Noorse debat over kernwapens. Het politieke debat werd voornamelijk

gevoerd over de efficiëntie daarvan; slechts enkelingen hebben zich de vraag gesteld of dit te

rijmen viel met de morele waarden. Indien er keuzes moeten gemaakt worden, kijkt men

meestal enkel naar de economische voor- en nadelen, men houdt zelden rekening met de

culturele en sociale voor- en nadelen. Ofstad pleit voor een waardenonderzoek over allerlei

kwesties voordat de bevoegde autoriteiten een beslissing nemen en voordat er een publiek

debat gehouden wordt. Doordat men allerlei fundamentele waarden negeert, komen we ertoe

zaken toe te staan en te ondersteunen waartegen we aanvankelijk gekant zijn. De politieke

manier om moeilijke kwesties aan te pakken getuigt niet van een bewuste aanpak; als gevolg

hiervan komt de macht te liggen bij verschillende private belanghebbenden. Op die manier

kunnen we niet streven naar een andere en betere samenleving (Ofstad, 1989, pp. 183-84).

Technologie verandert onze samenleving drastisch, in die mate dat ze zelfs niet-

technologische zaken verandert, aldus Ofstad. Onze verlangens worden beïnvloed, net als

onze doelstellingen en manier van denken. We denken veel te vaak in technologische termen,

zelfs wanneer we geconfronteerd worden met menselijke problemen. Ons denken is

kortzichtig geworden: als we denken dat een bepaalde zaak kan geproduceerd worden dan

moet dit ook gebeuren. Daarnaast denken we over mensen net hetzelfde als over objecten: ze

moeten nuttig zijn. Deze manier van denken leidt tot een onderwaardering van het emotioneel

contact en het verlies aan interesse voor mensen die niet langer nuttig zijn in onze

samenleving. Deze manier van denken en handelen versterkt onvolwassen en kwalijke

gevoelens, die leiden tot niet-constructieve of zelfs vernietigende oplossingen voor

waardeconflicten, wat op zich dan weer leidt tot cultureel verval (Ofstad, 1989, pp. 184-185).

Decennia lang was er in Vlaanderen de trend om rusthuizen te bouwen om er bejaarden te

plaatsen. Bejaarden werden op die manier in een aparte omgeving geplaatst en onttrokken aan

het voornaamste samenlevingsgebeuren. De laatste jaren is men hiervan afgestapt en zijn er

enkele alternatieven voor een rusthuisopname. Zo probeert men de zelfredzaamheid te

bevorderen door betere ouderenzorg en zijn er de serviceflats waar bejaarden de nodige en

gepaste begeleiding krijgen. Deze trend betekent een maatschappelijke herwaardering voor

onze ouderen. Deze herwaardering heeft Ofstad niet meegemaakt, evenmin als de opkomst

van het internet. Hoewel het internet een bron is van informatie en zeer geschikt voor een

Page 69: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

60

snelle en goede informatie- en communicatieoverdracht, heeft het ook zijn nadelen. Het

internet brengt eveneens cultureel verval met zich mee. De snelheid waarmee we moeten

leven heeft ervoor gezorgd dat vele menselijke relaties zich in stand houden op en via het

internet. Zo is er een bepaalde groep van mensen die steeds vaker achter het scherm

gekluisterd zitten en op zoek gaan naar een partner via het internet. Op zich is daar niets mis

mee, maar deze trend zorgt er wel voor dat mensen minder rechtstreeks met elkaar in contact

komen, wat vervreemding tot gevolg kan hebben. Het internet is nog maar een recente

vinding, maar men moet zich vragen durven stellen over het gebruik ervan en over het effect

ervan op kinderen, die er van jongsaf aan mee opgegroeid zijn. Het internet maar ook de

televisie zijn twee communicatiemiddelen waar reclame een groot speelveld krijgt. Dit zorgt

ervoor dat veel mensen een eenzijdig beeld krijgen van de ‘wereld’. Een kritische toets

ontbreekt vaak, wat Ofstad zou betreurd hebben.

Media hebben een aantal interessante wijzigingen ondergaan. Ze vormen geen deel meer van

een bepaalde zuil, wat een goede zaak is, maar ze hebben nu meer commerciële

verplichtingen, wat een slechte zaak is. Zo zijn er de laatste jaren meer ‘boekskes’ gekomen,

die volgeschreven staan met allerlei sappige verhalen over internationale sterren en bv’s. Deze

trend is ondertussen overgenomen door allerlei gerenommeerde kranten. Kranten als Het

Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws, die beiden duizenden lezers kunnen bekoren, hebben

pagina’s vol artikels over ‘the rich and the famous’, Hollywoodsterren als Paris Hilton en co,

en hun bedprestaties. Dit alles omdat de lezer - het ware interessant mocht men eens zeggen

welke lezer - het ‘wil’. Mocht Ofstad deze trend meegemaakt hebben, dan had hij er zich

hoogstwaarschijnlijk enorm aan gefrustreerd.

De Scandinavische landen proberen zichzelf te verkopen als modeldemocratieën, oppert

Ofstad. Daarbij worden clichés en andere symbolen niet geschuwd en worden het gevoerde

sociaal beleid en de steun aan de Derde Wereld gretig naar voor geschoven. De

marketinginspanningen hebben veel opgebracht en veel mensen houden geen rekening met de

inhoud van deze ‘goedkope verpakking’. Het resultaat is dat we ons veilig en goed beschermd

voelen achter een democratische façade van mythen en symbolen. De mythen zorgen ervoor

dat we de realiteit niet onder ogen zien. Achter de democratische façade ontdekken we een

harde competitieve strijd van kopen en verkopen, om een zo goed mogelijke opleiding, om

een goede en leuke job,… . We hebben een samenleving gecreëerd die mensen die sociaal

succesvol zijn respecteert en die de zwakken veracht. Een samenleving waarin de sterkeren

Page 70: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

61

alle velden domineren en waarin een stijgend aantal mensen als marginalen wordt bekeken

(Ofstad, 1989, pp. 186-187).

Wanneer mensen opgroeien worden ze al snel geconfronteerd met de strijd om te overleven

en om succes. De ene wordt rijk, machtig en geleerd; de ander raakt aan lager wal, is weinig

geschoold en arm. Het feit dat onze samenleving zo in elkaar zit is niet democratisch; dit kan

niet zonder meer fascistisch genoemd worden, maar dat succes gezien wordt als een bewijs

van waarde en sociaal falen als een bewijs van waardeloosheid is wel een fascistische trek.

Succesvolle personen streven hun opportuniteit en kansen na, iedereen zou hun voorbeeld

moeten volgen. De loser heeft het enkel aan zichzelf te danken. Hij heeft zijn kansen vergooid

en zijn talenten begraven in plaats van ze te gebruiken. Ofstad heeft het niet voor gelijke

kansen, hij ziet dit als een mythe (Ofstad, 1989, p. 187). Dit is niet meer dan terecht. In de

politiek wordt dan wel vaak gesproken over gelijke kansen, maar dit is een utopie. Gelijke

kansen bestaan niet, doordat mensen unieke wezens zijn, onderhevig aan een heleboel

factoren, zoals beschreven in ‘Inquiry into the freedom of decision’. Gelijke kansen kan men

enkel proberen na te streven. Zo kan men mensen van een lagere sociale afkomst via sociale

maatregelen helpen aan een betere scholing, woon- en werkomstandigheden. Gelijke kansen

zijn onmogelijk omdat mensen al bij hun geboorte onderhevig zijn aan allerlei verschillen. Er

zijn de genen, waar niemand onderuit kan, en verder bepalen de financiële mogelijkheden, de

scholing, de huisvesting,… van de ouders de ontwikkeling van een mens in sterke mate. Voor

wie dit erkent is het evident dat gelijke kansen niet bestaan.

Wanneer men iemand succesvol noemt, dan heeft men het vaak over iemand die een goed

betaalde job heeft en die relevant werk kan verrichten, aldus Ofstad. Dit geldt enkel voor een

klein aantal mensen. De meeste mensen hebben een minder interessante job die weinig of

geen plezier geeft en bovendien minder goed verloond wordt dan de topjobs (Ofstad, 1989, p.

188).

Sociaal darwinisme is alomtegenwoordig binnen onze sociale evaluaties. Enkel een

overwinning wordt als waardevol beschouwd, verlies wordt als onwaardig gezien. Het

verschil met vroeger is dat we deze sociale selectie minder aanvaarden dan vroeger. We gaan

er nu van uit dat we toch een bepaalde mate van verantwoordelijkheid hebben tegenover

diegenen die het minder goed hebben (Ofstad, 1989, p. 189).

Een belangrijke vraag die Ofstad zich stelt is hoe we moeten omgaan met mensen die onze

samenleving fundamenteel onaanvaardbaar vinden, die niet willen deelnemen aan de

competitie binnen de samenleving? Moeten we hen psychofarmaca geven zodanig dat ze

Page 71: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

62

worden zoals wij (Ofstad, 1989, p. 189)? Ofstad kaart hiermee een interessant punt aan.

Psychofarmaca worden in onze samenleving vaak gegeven aan mensen die ‘niet meer mee

kunnen’. Psychiatrische patiënten die kraken onder de snelheid van de samenleving worden

vaak met psychofarmaca volgestopt omdat hun gedrag deviant is. Te weinig wordt de vraag

gesteld: wie is er nu eigenlijk gek? Economische vooruitgang en ontwikkeling worden als

zeer waardevol aanzien binnen onze samenleving, maar al te vaak vergeet men de menselijke

kant van de zaak. Mensen die op een andere manier willen leven worden meestal als asociaal

bekeken. Daarnaast heeft elke samenleving nog een aantal ‘verstotelingen’ waar zelden om

gegeven wordt: daklozen, zigeuners, vluchtelingen.

Onze manier van leven is vaak afgestompt, de manier waarop we consumeren is beneden alle

peil. Zelden stellen mensen zich vragen naar de herkomst van hun voedsel en weten ze niet

meer hoe het voedsel op hun bord terecht komt. Alles moet tegenwoordig hapklaar zijn om

geconsumeerd te worden. Met de ecologische voetafdruk wordt nagenoeg geen rekening

gehouden.

Een film als ‘Into the wild’ zou Ofstad geapprecieerd hebben. Een prille twintiger, pas

afgestudeerd, geeft al zijn spaargeld aan goede doelen zoals Oxfam. Hij gaat op tocht en leert

te overleven zonder geld. Hij hanteert een primitieve manier van leven. Jagen en vissen

behoren tot zijn dagtaak om te kunnen overleven. Hij is nagenoeg autarkisch. Op deze manier

trekt hij het land door en wil hij uiteindelijk in Alaska overleven (Penn, 2007).

Deze manier van leven, met een kleine ecologische voetafdruk, zou Ofstad alvast ondersteund

hebben. Een sober leven voor iedereen, dat is het ware ideaal. Industrialisatie, automatisatie

en de grote honger naar groei en profijt hebben als gevolg dat er een grote mate van

werkloosheid is, schrijft Ofstad. Het grootste probleem is de jongerenwerkloosheid. Werkloos

zijn wordt als een vernedering aangevoeld. Een werkloze voelt zich een waardeloze

verschoppeling. Het feit dat iemand geen nut heeft binnen de samenleving leidt al snel tot

hopeloosheid, een hopeloosheid die (zelf)destructief gedrag in de hand kan werken. Zolang

ons economisch systeem profijt als het hoogste goed ziet, zal de werkloosheid blijven stijgen.

Dit komt onder andere door de automatisatie van het productieproces (Ofstad, 1989, p. 190).

Democratie als het organiseren van verkiezingen, waarbij de meerderheid regeert, hoeft geen

garantie te zijn tegen fascisme, schrijft Ofstad. Een bevolking kan zo angstig, verward en

slecht geïnformeerd zijn dat ze kiest voor een fascistische regering. Ook binnen een

democratie spelen een aantal invloeden die het beleid kunnen bepalen. Ten eerste is er de

invloed van experten. Experten zijn invloedrijk. Op het eerste gezicht lijken ze onschuldig,

omdat ze verondersteld worden neutraal te zijn. Ze formuleren echter problemen die

Page 72: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

63

beïnvloed zijn door hun eigen waarden, houdingen,… . Hetzelfde geldt voor hun oplossingen.

Vaak is het zelfs zo dat een politicus het moeilijk heeft om het oneens te zijn met een expert,

omdat experten nu eenmaal geacht worden over een grotere kennis van het betreffende

domein te beschikken. Een gevolg is dat de macht komt te liggen bij instituten die het zich

kunnen permitteren om een aantal vernuftige experten aan te werven (Ofstad, 1989, pp. 202-

203). Ulrich Beck beschrijft hetzelfde probleem in zijn boek ‘De Wereld als

risicomaatschappij’. Wetenschappers kiezen zelf de maatstaven waarmee ze willen werken,

omdat ze beschikken over een kennismonopolie. Hierdoor hebben wetenschappers een

belangrijke invloed op de wetgeving. Het gevolg is dat de maatstaven voor gevaar en risico

bepaald worden door wetenschappers. Dit kan betrekking hebben op kernenergie maar gaat

evengoed over economische, sociale,… perspectieven (Beck, 1997). Er is dus een grote mate

van belangenvermenging.

Een andere factor die volgens Ofstad het beleidsproces bepaalt, is de invloed van

bureaucraten. Departementshoofden blijven vaak aan door het succes van verkozenen.

Bureaucraten voeren de beslissingen van politici uit. Wanneer er een nieuwe politieke wind

waait is het voor politici moeilijker om hun beslissingen uit te voeren, doordat de

bureaucraten vaak van een andere politieke kleur zijn en tegenwerking bieden. Het gebeurt

vaak dat niet de feitelijk verkozenen de beslissingen nemen (Ofstad, 1989, p. 204).

Naast de twee voorgaande factoren spelen de politieke partijen eveneens een grote rol.

Tegenwoordig zijn ze uitgebouwd tot machtige partijapparaten. Het zijn de partijen die

mensen vooruitschuiven en die de partijhiërarchie in stand houden. Het bestaan van partijen

heeft steeds meer te maken met het feit dat men op zoek is naar macht en minder bezig met de

uitvoering van het programma (Ofstad, 1989, p. 204).

Een laatste factor die Ofstad vermeldt is de niet-democratische invloed van het militair-

industrieel complex. Dit bepaalt de militaire ontwikkeling van een land, gaande van de vraag

welke wapens er gebruikt moeten worden tot de bepaling van het budget dat naar defensie

moet gaan (Ofstad, 1989, p. 204).

Gender.

Zoals hierboven al gezegd, maakt het nazisme een streng onderscheid tussen geslachten.

Mannen moeten sterk, gevoelloos en dominant zijn, vrouwen moeten passief en gehoorzaam

zijn en moeten ten dienste staan van de mannen. Ofstad vraagt zich af of dit nu anders is.

Vrouwen worden nog steeds onderdrukt. De mannelijke dominantie bestaat nog steeds, maar

manifesteert zich op iets subtielere manieren. De voorbeelden die Ofstad aanhaalt om zijn

Page 73: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

64

these te ondersteunen zijn echter gedateerd. Zo zegt hij dat veel mannen het moeilijk vinden

dat hun vrouw uit werken gaat, dat ze haar eigen financiën beheert,… (Ofstad, 1989, pp. 190-

191). De situatie is ondertussen wel wat veranderd. Veel vrouwen zijn zelfstandiger geworden

en het gebeurt maar in uitzonderlijke gevallen dat een man hier bezwaren tegen heeft. Het

loon van een vrouw is binnen een gezinssituatie ook meer dan noodzakelijk geworden omdat

er meer consumptieverplichtingen zijn dan vroeger. Maar er is nog steeds een verschil tussen

mannen en vrouwen en op veel belangrijke posities in de samenleving zijn mannen nog steeds

oververtegenwoordigd. Vrouwen zijn dan weer op andere posities te vaak vertegenwoordigd.

Denk maar aan de ‘witte’ sector, waar voornamelijk vrouwen werken als verzorgster,

verpleegster,… In het onderwijs zijn vrouwen eveneens oververtegenwoordigd, wat om

uiteenlopende redenen uiteindelijk geen goede zaak is.. In de academische wereld en

bijvoorbeeld binnen de vakgroep ‘wijsbegeerte en moraalwetenschappen’, zijn er nog steeds

weinig vrouwelijke docenten en professoren, hoewel er verbetering merkbaar is. Tenslotte

verdienen vrouwen gemiddeld nog altijd minder dan mannen.

Discriminatie van de minderheden.

Ofstad oppert dat de samenleving investeert in kinderen in de hoop dat ze in de toekomst

zullen opbrengen. Dat de samenleving belang hecht aan kinderen heeft te maken met het feit

dat ze uiteindelijke uitgroeien tot volwaardige burgers. Wanneer de belangen van kinderen

tegenstrijdig zijn aan die van een volwassene, zal de volwassene altijd aan het langste eind

trekken, denk maar aan de verkeersregels (Ofstad, 1989, p. 191). Ondertussen zijn we bijna

veertig jaar verder dan de eerste publicatiedatum van het boek, en de context is wel wat

veranderd. Er zijn kinderrechten die moeten nageleefd worden. Een goede zaak, maar de

laatste jaren is het evenwicht zoek en gaat de balans richting het andere extreem. Kinderen

worden steeds assertiever en dit zorgt ervoor dat leerkrachten hun leerlingen vaak moeilijk in

de hand kunnen houden. Wanneer deze zich misdragen is het dan vaak de schuld van de

leerkracht en ouders gaan vaak mee in dat verhaal van hun kind. Ze gaan in de aanval tegen

de leerkracht en dit zorgt ervoor dat de leerkracht zijn autoriteit verliest.

Migreren is een constante doorheen de wereldgeschiedenis maar in tijden van globalisering is

er een hogere mate van migratie ontstaan. Ofstad schetst de houding van de Noren ten

opzichte van migranten. Gezien het feit dat wij zo vriendelijk zijn om hen te ontvangen, is het

niet meer dan logisch dat ze zich ook aanpassen en dat ze proberen een van ons worden;

daarom moeten ze zo snel mogelijk hun vreemde gebruiken die ons kunnen beledigen

Page 74: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

65

opgeven (Ofstad, 1989, pp. 192-193). Dit is alvast een houding die nog steeds aangenomen

wordt in veel landen in de wereld, ook bij ons. Ofstad vervolgt door te zeggen dat diezelfde

migranten onmogelijk kunnen worden zoals wij. Onze typisch chauvinistische etnocentrische

houding is gebaseerd op een strikte scheiding tussen wij en zij. Wanneer de wij-groep zich

bedreigd voelt in zijn waarden kan dit snel leiden tot geweld (Ofstad, 1989).

Gehandicapten zijn vaak de eerste slachtoffers wanneer de nationale economie wankelt. Dit

komt doordat de samenleving hen ziet als niet voldoende productief, schrijft Ofstad.

Gehandicapten zouden evenwel meer kunnen bijdragen aan de samenleving mochten ze

hiertoe de mogelijkheid krijgen. Hoe komt het dat dit niet zo is? Dit komt, volgens Ofstad,

doordat we sterke vooroordelen hebben ten opzichte van gehandicapten. Ze zijn anders dan

wij, ze hebben niet dezelfde normen als wij wanneer het gaat over prestaties en succes,

uiterlijk of talenten. Sommigen zijn voor ons erg onaantrekkelijk en anderen bezorgen ons

dan weer angst. Die angst zorgt ervoor dat we niet proberen hen beter te leren kennen. We

verstoppen de gehandicapten, in plaats van te kijken naar onze eigen perversiteit. Onze

vooroordelen zorgen ervoor dat wij hen de nodige middelen ontzeggen. Ze zijn niet

volwaardig en niet van nut voor de samenleving. Hierdoor zorgen we ervoor dan hun

mogelijkheden nog verder ingeperkt worden. Onze vooroordelen worden bevestigd als

resultaat van onze vooroordelen. Een belangrijke doelstelling in onze samenleving moet zijn

dat iedereen een gelijke kans op een volwaardig en goed leven heeft. Ofstad vraagt zich af of

gehandicapten niet meer aandacht zouden moeten krijgen en of we ze dus niet een grotere

prioriteit moeten geven. Een genereuze samenleving zou het als een uitdaging beschouwen

om te trachten de beperkingen die gehandicapten hebben op te lossen en te proberen hun

situatie te verbeteren (Ofstad, 1989, pp. 194-195). De manier waarop we met gehandicapten

omgaan is dus een self-fulfilling prophecy. De uitbouw van gehandicaptenvoorzieningen is de

laatste decennia dan wel gestegen, maar in tijden van crisis vallen de meeste investeringen

voor deze mensen het snelst weg. Dit is een typisch voorbeeld van economisch denken.

Ergens wel begrijpelijk als men de samenleving niet verder ten onder wil zien gaan. De

investeringen in de gehandicaptenzorg zijn echter nog steeds ondermaats. Denk maar aan de

vele gebouwen met een slechte toegankelijkheid en een letterlijk hoge drempel voor

rolstoelgebruikers. Op de arbeidsmarkt is er nog steeds een lage vertegenwoordiging van

mensen met een handicap. Industrie en overheid bieden te weinig mensen met een handicap

de kans om (zich op) te werken.

Page 75: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

66

De pleidooien van Ofstad voor een socialere samenleving staan recht tegenover de visie van

Milton Friedman. Friedman is voorstander van een economie die volledig bevrijd is van

dwang en overheidsinmenging, schrijft Ofstad. De sterksten zullen gedijen, terwijl de

zwakkeren volledig zullen verdwijnen. Vraag en aanbod zullen dan volledig op elkaar

afgestemd zijn en alles zal ten voordele zijn van de besten. Na een tijdje zullen de kreten van

de zwakkeren niet meer gehoord worden en zal de ‘natuurlijke’ orde zich uiteindelijk

herstellen. Friedman was dus een aanhanger van de laissez-faire filosofie. Hij werkte als

economisch adviseur voor de militaire junta in Chili. Volgens deze laatste was hij de redder

van de Chileense economie, maar in feite was hij vooral de juiste man voor de rijke elite

(Ofstad, 1989, p. 198).

Fascistische tendensen.

Volgens Ofstad zijn er na de Tweede Wereldoorlog nog steeds een aantal fascistische

tendensen in het Westen. Antisemitisme flakkert terug op, racisme is nog steeds

alomtegenwoordig. Zelfs in landen die door de band genomen democratisch zijn, zijn deze

tendensen aanwezig. Ofstad ergert zich aan de overmacht van militair superieure

grootmachten. Hun superioriteit zorgt ervoor dat ze zich een Big-Brotherrol aanmeten. Ze

geloven dat ze het recht hebben om tussen te komen wanneer het goed uitkomt. Militair

zwakkere naties worden getolereerd zolang ze de grote dominante landen maar niet

tegenwerken. Indien kleinere landen oppositie voeren, riskeren ze onderwerping van de

grotere landen. De supermachten hebben de wil en de mogelijkheden om te domineren op

politiek, economisch en ideologische vlak. Wanneer de arme regio’s vragen om een meer

gelijke verdeling van de middelen, dan zien de supermachten dit als een doorn in het oog en

gebruiken ze maar al te graag geweld. De principes van de nazi-ideologie zijn dus nog

aanwezig. Het verschil met vroeger is dat de blanke, rijkere machten hun dominantie niet

meer expliciet koppelen aan de uitroeiing van mensen (Ofstad, 1989, p. 205).

Internationale controle.

Er is een verhoogde invloed van private economische drukkingsgroepen waarop er geen

enkele nationale controle mogelijk is, aldus Ofstad. Hij ziet dit als een gevaar en vindt dat er

meer internationale controle moeten zijn. Deze economische drukkingsgroepen

vertegenwoordigen wijdverspreide internationale belangen, die soms veraf liggen van onze

democratische idealen. De nationale controlemiddelen voldoen vaak niet meer. Er is een groot

gebrek aan internationale instituten die de economische drukkingsgroepen effectief

Page 76: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

67

controleren. Supermachten willen vrij handelen en willen geen gebruik maken van

internationale organen omdat hun eigen belang anders beknot wordt. Ze willen vrijgesteld

worden van universele regels zodat er geen enkele internationale macht is die het overtreden

van regels afstraft. De Verenigde Naties kunnen er geen enkele staat toe dwingen hun regels

te volgen. Voor Ofstad is het duidelijk dat een aantal naties op dezelfde manier redeneren als

Hitler dat deed. Op het internationaal vlak was de strijd, volgens Hitler, niet gebonden aan

morele regels en de strijd zou niets anders mogen zijn dan een krachtmeting tussen sterkeren

en zwakkeren (Ofstad, 1989, pp. 208-209).

Wereld-ethische visie.

Er is een dichotomie tussen internationale politiek, internationale wetten en morele regels,

oppert Ofstad. Vandaag de dag verandert de wereld richting een internationale gemeenschap,

de oude natiestaat is in verval. Dit zorgt voor botsende principes. Er zijn er twee principes die

het verschil duidelijk maken tussen een nationaal-egoïstische visie en een globaal perspectief.

Volgens het nationale principe is het zo dat naties altijd hun eigen belang moeten nastreven

terwijl het globale principe betekent dat een natie het belang van alle naties moet nastreven.

Het eerste principe komt neer op persoonlijk egoïsme, het tweede streeft universalisme na.

Het nationaal principe kan een solipsistische19 vorm aannemen: alleen mijn natie zal dit

principe gehoorzamen. Het globale principe kan geïnterpreteerd worden op dezelfde manier:

mijn staat zou ten dienste moeten staan van de wereld, onafhankelijk van hoe andere staten

handelen (Ofstad, 1989, pp. 209-210).

We veronderstellen dat het in ieders belang is dat iedere staat het globale principe volgt,

vervolgt Ofstad. Indien staten het globale belang zouden volgen, is er dan geen mogelijkheid

dat er vrijbuiters zijn, die het nationale belang volgen? Ofstad formuleert een antwoord

a.d.h.v. een voorbeeld. Wanneer er een warme zomer is, roept de overheid op om te besparen

op het waterverbruik, bijvoorbeeld bij het besproeien van grasperken. Door middel van een

verbod kan men de situatie verbeteren. Wanneer 90% van de mensen dit verbod naleeft, wordt

er mogelijks genoeg water bespaard om te situatie onder controle te krijgen. Meneer X

berekent dat wanneer meer dan 90% van de mensen zich aan de oproep houdt, hij zijn

grasperk water kan geven. Ofstad spreekt van morele exploitatie wanneer een staat op

dezelfde manier redeneert en het nationaal belang nastreeft. Exploitatie kan zelden lang als

een geheim bewaard worden. Er komen vroeg of laat negatieve reacties. Het gezag van een

19 Solipsime <het ~; -sistisch> 0.1. filosofische leer die stelt dat alleen ons eigen ik en zijn bewustzijnsdaden bestaan (van Sterkenburg, 1994, p. 922).

Page 77: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

68

staat gaat tanen en dit heeft dan al snel gevolgen voor de economie en de macht van die staat.

Andere staten vinden het dan vaak gerechtvaardigd om tussen te komen in de interne

aangelegenheden van een staat. Zelfs de grootmachten kunnen zich morele exploitatie niet

echt permitteren omdat ze te lijden zouden hebben onder de negatieve gevolgen. Een staat die

altijd de correcte principes volgt kan onmogelijk de houding negeren van staten die zich niet

aan de afspraken houden. Dit alles staat echter niet in de weg dat de sterkste staat zal pogen

de internationale regels te omzeilen. Om ervoor te zorgen dat staten zich in alle situaties

zullen houden aan de globale principes, is het belangrijk dat ze hun gevoel van baat beleven in

termen van het menselijke ras, eerder dan in termen van de eigen burgers. Hun empathie moet

zodanig ver gaan dat burgers van Washington DC even geschokt zijn door het bombarderen

van Nicaragua als van New York. Dit is natuurlijk een utopisch ideaal, zolang er de notie is

dat nationale belangen gelijk staan aan nationaal egoïsme, in plaats van aan

gemeenschappelijk globale belangen, zal er morele exploitatie zijn. We moeten af van het

morele egoïsme waarbij mensen enkel bekommerd zijn om de ander in zoverre ze dat nadeel

koppelen aan hun eigen nadeel. We moeten de identificatie met het eigen belang vervangen

door die met het globaal belang en handelen volgens globale principes die nog niet eerder

bestonden. Indien we dit doen dan zullen we sneller correct handelen (Ofstad, 1989, pp. 210-

212).

Het pleidooi van Ofstad voor een globale ethiek is heel duidelijk. We moeten af van ons korte

termijn denken en moeten meer handelen volgens universele maatstaven. Politici moeten hier

wel de wil voor hebben, maar dit is verre van evident. Een politicus zal nauwelijks

beslissingen kunnen nemen die tegen de wil van zijn kiezer ingaan. Het kan namelijk zijn

carrière ten gronde brengen. Een partij of politicus die pleit voor het lokaal belang zal nogal

snel de ontgoochelde kiezer kunnen overtuigen. Moedige beslissingen zijn in de Westerse

politieke wereld een delicate zaak. Toch is het belangrijk dat we een globaal bewustzijn

creëren waarbij iedereen zich identificeert met iedereen. We moeten allen wereldburgers

worden. Dat is waar Ofstad voor pleit.

4.2. Ofstad als wereld-ethicus avant la lettre

Nu duidelijk werd gemaakt waar ‘Our Contempt for Weakness’ om gaat en welke thema’s er

werden besproken, is het belangrijk een aantal auteurs, die wereld-ethische artikels

Page 78: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

69

gepubliceerd hebben, aan te halen om zo te kunnen bewijzen dat hun thematiek overeenkomt

met hetgeen Ofstad schreef. Normatieve posities spelen een minder grote rol omdat wereld-

ethici het nu eenmaal oneens kunnen zijn met elkaar. De thematiek speelt wel een grote rol.

We mogen evenwel niet vergeten dat de normatieve positie ook samenhangt met de

thematiek. Om als wereld-ethicus beschouwd te kunnen worden is het nu eenmaal belangrijk

dat men ook een globale visie heeft. De hele wereld, van Oost naar West en van Noord naar

Zuid, moet als gelijk benaderd en behandeld worden. Een louter Europese of Westerse visie is

uit den boze. Wie enkel de belangen van één regio verdedigt kan niet doorgaan voor wereld-

ethicus.

In de inleiding werd al kort aangehaald waar wereld-ethiek om gaat; hier gaan we dieper in op

de drie dimensies van global-ethics van Gould.

De eerste dimensie staat in verhouding met de ethische kwesties die verbonden zijn met

globalisering en met veranderingen in het traditionele veld van de toegepaste ethiek. Dit is een

reeds bestaande visie binnen de filosofie. De nadruk komt hier voornamelijk te liggen op

sociale verantwoordelijkheden van transnationale ondernemingen en op mondiale

rechtvaardigheid. De sociale verantwoordelijkheden van bedrijven zijn heel uiteenlopend,

maar er gaat veel aandacht naar de mensenrechten en de verplichtingen die hiermee verband

houden. Een ander belangrijk thema is het respect voor biodiversiteit en ecologie. Er is onder

andere een benadering waarbij ecologie gezien wordt als onderdeel van de mensenrechten

(Gould, 2008).

De tweede dimensie van globalisering heeft betrekking tot de verschillende en variërende

culturele waarden en entiteiten. In deze benadering worden vragen en kwesties behandeld die

te maken hebben met culturele eigenheid en hoe deze eigenheid te bewaren, rekening

houdend met een aantal liberale principes. Hieronder kunnen we o.a. de naleving van de

mensenrechten ten opzichte van culturele waarden verstaan. Een kritische houding is van

groot belang wanneer men een debat wil aangaan omtrent de normen van een bepaalde

cultuur (Gould, 2008). Binnen deze dimensie kunnen veel zaken gekaderd worden die

betrekking hebben op de discussie tussen universalisme en relativisme.

Het derde aspect van global ethics staat in verband met kosmopolitisme en met de

ontwikkeling van een kosmopolitische ethiek en politiek. Democratische

grensoverschrijdende beslissingen zijn hier van belang. Er wordt ingegaan op de beslissingen

van natiestaten evenals van instellingen die op wereldniveau georganiseerd zijn zoals het

IMF. Er wordt gekeken naar de impact van deze beslissingen op het leven en welzijn van de

mensen. Mensenrechten spelen ook hier een belangrijke rol. Men gaat verder dan de originele

Page 79: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

70

bedoeling van de mensenrechten. Zo bekijkt men, vanuit feministisch perspectief, hoe

mensenrechten kunnen toegepast worden op huishoudelijke situaties. Mensenrechten - niet

alleen burgerrechten en politieke rechten, maar eveneens sociale en economische rechten -

moeten een centrale rol spelen binnen de kosmopolitische politiek, ze moeten goede

standaarden bieden voor staten en transnationale actoren (Gould, 2008).

De informatiesamenleving versterkt meer en meer het geloof dat er in de toekomst één

globale wereld zal zijn, aldus Berthoud. Begin 15de eeuw was er al een aanvang van

globalisering met de ontdekking van De Nieuwe Wereld. Globalisering, zoals we die vandaag

kennen, start vooral met de technologische - en communicatievernieuwingen vanaf de 19de

eeuw, zoals de telegraaf en de treinwegen. Ondertussen zijn er heel wat meer vernieuwingen

ontstaan die de intensieve uitwisseling van geld, middelen, informatie en mensen in de hand

werken. Zo is er een wereldeconomie ontstaan die samenhangt met een internationale

gemeenschap. Deze internationale gemeenschap is niet echt stabiel aangezien er heel wat

onevenwichten zijn op economisch, technologisch, strategisch en militair vlak. Daarbij komt

dat de internationale gemeenschap dan nog eens opgesplitst wordt in het rijke Noorden en het

arme Zuiden. De bestrijding van de armoede is niet eenvoudig doordat er een gebrek is aan

een gemeenschappelijke agenda tussen de beide wereldhelften. Met de komst van de

globalisering zijn er dan wel meer internationale organisaties bijgekomen, maar er is nog

steeds een gebrek aan gemeenschappelijke verantwoordelijkheid bij de staten en globale

instituten. Streven naar één globale wereld is geen makkelijke opdracht gezien het feit dat

bedrijven en multinationals andere belangen hebben dan de internationale gemeenschap.

Multinationals moeten ervoor zorgen dat de wereldmarkt zo vrij mogelijk is, terwijl de

internationale gemeenschap er moet voor zorgen dat de armoede verdwijnt in de wereld.

Beide doelstellingen liggen ver uiteen, ze zijn tegengesteld aan elkaar. Er is de homo

economicus die gedreven is door rationeel eigenbelang en die onverschillig is ten opzichte van

de rest van de wereld, daarnaast is er de menselijke mens die empathie heeft voor de anderen

en die zijn empathie gestalte geeft in altruïstische handelingen. De economische wereld ziet

ontwikkelingshulp als een mogelijkheid om de internationale handel verder uit te bouwen.

Voor hen is hulp bieden aan armere medemensen economisch belangrijk, want later zal deze

armere medemens op de één of andere manier iets moeten teruggeven. Deze perversie die met

het geven van hulp samengaat illustreert de een wereldsysteem dat menselijke relaties baseert

op technologische en economische efficiëntie (Berthoud, 2008, pp. 27-39). De economische

wereld ziet hulp d’office als een kans tot verdere uitbouw van de eigen markt en

Page 80: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

71

groeimogelijkheden. Hulp zou een empathisch, sociaal en solidair gegeven moeten zijn. Dat

dit niet zo is komt doordat de economische wereld zich enkel focust op efficiëntie. Ofstad

heeft hiervoor gewaarschuwd. De technologie krijgt een zodanige impact op ons leven dat we

alles in termen van efficiëntie en nut gaan beschouwen.

Uit de drie dimensies van global ethics, meer specifiek uit de tweede dimensie, blijkt dat

multiculturalisme een grote rol speelt in de wereld-ethiek. Globalisering heeft

cultuurvermenging in de hand gewerkt. Sommigen vinden dit een slechte zaak, anderen zien

dit als een verrijking. Zowel de believers als de non-believers van multiculturalisme zijn het

er echter over eens dat multiculturaliteit of interculturaliteit tot een aantal problemen leidt,

bijvoorbeeld met een aantal tradionele gebruiken zoals vrouwenbesnijdenis, gedwongen

huwelijken, boerka’s,… . In het Westen is er ook vaak een sociale kloof tussen verschillende

culturen. Structuren en instellingen, denk maar aan het onderwijs en de media, zijn vaak

afgesteld op de normen en waarden van de meerderheid. Multiculturalisten, zoals Kukathas en

Parekh, verdedigen een multicultureel samenlevingsmodel waarin voor ‘respect voor elkaar’

voorop staat. Zijn gaan ervan uit dat culturele/religieuze gemeenschappen naast elkaar moeten

kunnen leven en wederzijds respect moeten hebben voor elkaar, zelfs als gebruiken en

tradities ingaan tegen fundamentele waarden zoals de individuele mensenrechten.

Daartegenover staat nog een universalistische en liberale strekking, die het accent legt op

individuele rechten en vrijheden (Coene & Longman, 2005).

Global-ethics of wereld-ethiek is een breed veld. Ronald Commers onderscheidt in het artikel

‘On global ethics as an action-directed research discipline’ verschillende onderwerpen en

thema’s die betrekking hebben op waarden, doelen, normen, regels, principes, rechten,

plichten en toepassingscontexten binnen de wereld-ethiek. Heel wat onderwerpen overlappen

met wat Ofstad aankaart in ‘Our Contempt for Weakness’. De volgende thema’s komen bij

beide auteurs aan bod: zorg, rechtvaardigheid, milieu, bescherming, vrijheid, gender,

wereldburgerschap, armoedebestrijding, gezondheid, verantwoordelijkheid,… (Commers,

2006; Ofstad, 1989).

Nu we hebben besproken waar wereld-ethiek over gaat is het niet moeilijk meer om te

bewijzen dat Ofstad wel degelijk als wereld-ethicus avant la lettre geldt.

Ofstad geeft een gevatte kritiek op de wereldeconomie. De wereldeconomie is het hart van de

globalisering. Een gevolg hiervan is dat technologische en economische efficiëntie een te

Page 81: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

72

grote impact hebben op ons leven. Techneuten kunnen veel te vaak het wereldgebeuren

sturen, met een waardenverloedering tot gevolg. Ofstad ziet een oplossing voor dit probleem

in waardenonderzoek (Ofstad, 1989). Dit zou het bewustzijn van de politiek kunnen

aanscherpen, wat ertoe zou leiden dat er beter en zorgvuldiger met de zaken omgegaan zou

worden. Dit waardenonderzoek zou door onafhankelijke wetenschappers, bij voorkeur

mensen met een wereld-ethisch perspectief, moeten uitgevoerd worden. Vele technologische

evoluties hebben onze manier van leven veranderd maar daarom niet per se verbeterd. Op het

eerste gezicht lijken een aantal technologische veranderingen zoals internet, digitale televisie,

internet, gsm-telefonie, … ons meer comfort te bieden, maar dit gaat soms ten koste van ons

sociaal leven. Deze nieuwe middelen brengen subtiele indoctrinaties teweeg die zorgen voor

een mentaliteitswijziging. Ofstad zou bijvoorbeeld ook kritisch gestaan hebben tegenover het

gebruik van een gsm. Door de gsm worden gemaakte afspraken al sneller vergankelijk en

hebben mensen de idee om altijd en overal bereikbaar te moeten zijn.

Ofstad hekelt de manier waarop geld vergaard wordt. Zo zijn olieboringen niet alleen een zeer

winstgevende zaak, ze zorgen ook voor enorme risico’s (Ofstad, 1989). We moeten niet ver

zoeken om te weten welke risico’s en gevaren olieboringen met zich meebrengen. Een

olieramp, zoals de ontploffing van het olieboorplatform in de Golf van Mexico in 2010, eist

een hoge tol op de vlakken van biodiversiteit, werkgelegenheid, mensenlevens,… . Ofstad

maakt een kritisch onderscheid tussen economische en menselijke ontwikkeling. Dit

onderscheid is alvast belangrijk binnen de wereld-ethiek; het biedt een alternatief voor de

vaak eenzijdige houding van vele economen die zich vaak enkel fixeren op stijgende

wereldmarkten en positieve cijfertjes.

Internationale verhoudingen zijn met de globalisering steeds belangrijker geworden. Door het

feit dat veel landen afhankelijk zijn van elkaar, is het belangrijk goede relatie te onderhouden

met elkaar, en vooral met de grootmachten. Die grootmachten sturen een groot deel van het

wereldgebeuren op economisch vlak. Amerika, Rusland, China en India vormen

tegenwoordig de grootmachten in de wereld. Het probleem is dat deze grootmachten de

mogelijkheid hebben om andere landen of elkaar te boycotten wanneer het ene land het

andere bekritiseert. Er moet constant gedanst worden op een slappe koord en dat zorgt ervoor

dat er niet kritisch gekeken wordt naar die wereldmachten. Ofstad vindt dat er na de Tweede

Wereldoorlog teveel respect is van Noorwegen voor Amerika (Ofstad, 1989). Door het feit dat

Amerika vele Europese landen uit de nood heeft geholpen tijdens en na de Tweede

Wereldoorlog stelden deze landen zich loyaal op ten opzichte van Amerika. Als we Ofstads

denken mogen volgen, dan is het van belang dat deze internationale verhoudingen vaak in

Page 82: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

73

vraag gesteld worden. Ze niet in vraag stellen, leidt ertoe dat een aantal landen de touwtjes

stevig in handen kunnen nemen en de wereld gaan domineren. Wanneer op het internationale

plan beslissingen moeten genomen worden is het daarom van belang om niet uitsluitend te

kijken naar de houding van de grootmachten.

Een ander veranderend gegeven binnen de globalisering is de werkgelegenheid.

Industrialisatie en automatisatie hebben als gevolg dat er een grote werkloosheid wordt

gecreëerd, schrijft Ofstad. De honger naar profijt en economisch voordeel is hierbij de

grootste bepalende factor (Ofstad, 1989). De wereld-ethiek maakt er ook steeds meer een punt

van om werkloosheid en slechte werkomstandigheden aan te kaarten. Dit is meer dan nodig

want sinds de laatste twee decennia, en vooral de laatste tien jaar, zoeken bedrijven steeds

economisch productievere oorden op. Multinationals trekken naar India of China om

goedkoper te kunnen produceren, onder minder strenge sociale voorwaarden. De wereld-

ethiek heeft hier een flinke kluif aan. Er is nood aan alternatieven en de wereld-ethiek kan een

oplossing bieden. International Framework Agreements zijn hier alleszins al een goed begin

voor. Het zijn internationale akkoorden tussen vakbonden en werkgevers om arbeiders te

beschermen en hun arbeidsomstandigheden te verbeteren.

Migratie is een fenomeen dat al heel lang bestaat. Sinds er echter grotere verschillen merkbaar

zijn tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden is er een grote migratiestroom van

zuiderlingen richting het Noorden. Dit is een thema dat best op globaal niveau wordt

aangepakt en niet door één of een aantal landen. Voor de Europese Unie blijkt het evenwel al

onmogelijk om hierover een akkoord te sluiten en een eenduidig beleid te voeren in alle

Europese landen.

Migranten worden vaak als een last en probleem gezien; Ofstad klaagt deze houding aan

(Ofstad, 1989). Een land als België gaat zelfs op zoek naar ‘efficiënte migratie’: mensen

mogen het land in als ze hooggeschoold zijn en kunnen bijdragen aan de samenleving. Zo zijn

er heel wat informatici die uit India naar Europa komen. Het probleem is dan echter dat India

zijn hoogopgeleiden verliest en zich dus minder goed kan ontwikkelen. De enige

mogelijkheid om het ‘migratieprobleem’ aan te pakken is ervoor te zorgen dat iedere regio

zich gelijk ontwikkelt zodat er geen betere of slechtere werelddelen meer zijn. We blijven

echter nog ver van dit doel verwijderd. Zolang Westerse landen en multinationals blijven

profiteren van het arme Zuiden zal er geen verbetering zijn in de situatie.

Page 83: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

74

Om tot een wereld van gelijken te kunnen komen, dus niet een wereld van autochtonen en

allochtonen, moet we dus af van het morele egoïsme. Voor Ofstad is het belangrijk dat

iedereen zich met iedere mens in de wereld kan identificeren. Eigenbelang moeten we

vervangen door globaal belang (Ofstad, 1989).

In een tekst van de Parliament of the World’s Religions, ‘Declaration Towards a Global

Ethic’, wordt er gepleit voor het welzijn van de hele wereld, waarbij er respect is voor alle

gemeenschappen en mensen, dieren, planten en voor het behoud van aarde, lucht en water. Dit

is enkel mogelijk wanneer iedereen zijn volledige verantwoordelijkheid neemt en de ander als

zijn gelijke ziet en met respect behandelt. Ondanks verschillende religieuze en culturele

tradities moet het mogelijk zijn alle vormen van onmenselijkheid de wereld uit te helpen

(Parliament of the World's Religion, 1993). We moeten dus, als we Ofstads idee volgen, alle

nationale principes verlaten en ons enkel concentreren op globale principes, zodanig dat

iedereen handelt in het belang van iedereen. Dit is een idee die volledig te rijmen valt met de

doelstelling van het Parliament of the World’s Religion. Ofstad ziet wel het gevaar van

freeriden maar indien we ons allen verenigen dan kan de freerider afgestraft worden (Ofstad,

1989).

Het Parliament of the World’s Religion én Ofstad pleiten voor een nieuwe wereldhouding,

een verenigde wereld die gestuurd wordt door optimisme en waarbij iedereen zich

identificeert met iedereen, om het met de woorden van Ofstad te zeggen. Beiden zijn het

erover eens dat een betere globale wereld niet gecreëerd wordt door wetten maar zal moeten

voortvloeien uit het bewustzijn dat mensen met zich meedragen in zichzelf en in hun

handelingen.

Ofstad waarschuwt tevens voor een eenzijdige visie op de wereld en relaties waarbij

technologie en efficiëntie overheersen (Ofstad, 1989). Dit is een typisch gegeven voor het

kapitalistische systeem van vandaag, dat niet over de gepaste moraliteit beschikt.

Page 84: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

75

Besluit Ofstad is in onze contreien een ongekende en weinig gelezen filosoof. Het feit dat zijn werken

niet allemaal vertaald zijn in het Engels is daar niet vreemd aan. De drie werken van Ofstad

die in deze scriptie besproken werden, maken duidelijk dat Ofstad een dynamische en

vooruitstrevende filosoof was. ‘An Inquiry into the Freedom of Decision’ is een interessant

maar complex werk over ‘vrije wil’. ‘The Functions of the Moral Philosophy’ pleit voor een

nieuwe en betere benadering binnen de moraalfilosofie; die moet voor Ofstad een

interdisciplinaire wetenschap zijn (Ofstad, 1958). Een moraalfilosofie die goed kan inpikken

op wereld-ethiek want wie aan wereld-ethiek wil doen, moet namelijk over voldoende know-

how vanuit verschillende invalshoeken zoals de economie, sociologie, biologie,... beschikken.

Ofstad’s visie in het boek ‘Our Contempt for Weakness’ laat ons toe te concluderen dat hij

een global- of wereld-ethicus avant la lettre was. In zijn laatste hoofdstuk kaart hij vele

thema’s en problemen aan die binnen de samenleving leven en die hun oorsprong vinden in de

wereldeconomie en in de internationale verhoudingen.

‘Our Contempt for Weakness’ verscheen voor het eerst in 1971 in het Noors, werd later

vertaald naar andere Scandinavische talen en verscheen dan in 1989 uiteindelijk in een

Engelse versie. De thematiek waarop Ofstad in het laatste hoofdstuk werkt, komt sterk

overeen met wat vele wereld-ethici tegenwoordig publiceren. De wereld-ethici en Ofstad

kaarten dezelfde problemen aan: migratie, werkloosheid en arbeidsomstandigheden, armoede,

internationale verhoudingen, gender, multiculturalisme, solidariteit, gehandicapten,… . Ofstad

biedt een aantal uitwegen; hij pleit voor waardenonderzoek en voor de identificatie met

globale principes waarbij het nationale belang, zoals we het nu kennen, verlaten wordt. Ofstad

hecht veel belang aan kosmopolitisme, waarbij iedere mens elke andere als een gelijke voelt

(Ofstad, 1989). Daartoe is het nodig om onze oogkleppen te verwijderen en niet enkel te

denken en te leven in termen van efficiëntie. We moeten ons een kritische positie aanmeten

ten opzichte van het kapitalisme, de houdgreep van de technologische vooruitgang, de

hiërarchie die binnen onze samenleving geldt, de onderdrukking van vrouwen,… . We moeten

ingaan tegen de hebzucht van de economische, politieke en religieuze elite. De samenleving

waarin wij nu leven is er één die de succesvolle mensen in de verf zet en de zwakkeren en

marginalen minacht. De gelijkenis met het nazi-regime is frappant. Hij hekelt onze houding

Page 85: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

76

ten aanzien van migranten en gehandicapten en vindt dat de negatieve zaken die we hen

verwijten voornamelijk een oorzaak hebben in onze eigen vooroordelen.

‘Our Contempt for Weakness’ en meer bepaald het laatste hoofdstuk ervan, kan als een

inleiding gebruikt worden voor wereld-ethiek. Het geeft een goed beeld van waar wereld-

ethiek om draait. De maatschappijkritiek die Ofstad formuleert, is nu waarschijnlijk actueler

dan vroeger. Het kapitalisme heeft zich enkel versterkt, waardoor alles zich nog meer is gaan

uitvergroten. Om maar een voorbeeld te geven: Ofstad maakte kritische kanttekeningen bij

olieboringen in Noorwegen; de ontploffing van het olieboorplatform Deepwater Horizon anno

2010 is hier niet vreemd aan en kostte mensenlevens, hielp de biodiversiteit in de Golf van

Mexico naar de vaantjes en legde de lokale economie stil. Dit alles tot meerdere eer en glorie

van de wereldeconomie.

Page 86: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

77

Bibliografie

Gepubliceerde werken:

About global ethics. (n.d.). Opgeroepen op mei 25, 2010, van Global Ethics van University of

Birmingham: http://www.globalethics.bham.ac.uk/aboutglobalethics.shtml

Apostel, L. (2003). Pluralistische Grondslagen van de Moraalwetenschap. Ethiek &

Maatschappij , 6, 98-144.

Apostel, L., & Van der Veken, J. (1991). Wereldbeelden. Kapellen: Pelckmans.

Ayer, A. J., Perelman, C., Cohen, R. S., Follesdal, D., & Hintikka, J. (1975, Februari 6).

Letter to Tito .

Baumers, K. (2010, Juli 31). Textielarbeiders in Bangladesh staken voor hoger loon. Het

Nieuwsblad, p. 23.

Beck, U. (1997). De wereld als risicomaatschappij. Amsterdam: Uitgeverij De Balie.

Berthoud, G. (2008). Globalization Between Economics and Moralism. In R. M. Commers,

W. Vandekerckhove, & A. Verlinden, Ethics in an Era of Globalization (pp. 27-39).

Hampshire: Ashgate Publishing Limited.

Blomme, W. (2006). De massa in beweging. In C. Devos, De kleermakers en de keizer (pp.

191-245). Gent: Academia Press.

Coene, G., & Longman, C. (2005). Rechten, Representatie en Emancipatie van Vrouwen in

een Multiculturele Samenleving. In G. Coene, & C. Longman, Eigen Emancipatie Eerst (pp.

1-27). Gent: Academia Press.

Page 87: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

78

Commers, R. M. (2009). Arne Naess tribute. Opgeroepen op April 29, 2010, van CEVI

Global Ethics: http://www.cevi-globalethics.ugent.be/index.php?id=10&type=content

Commers, R. M. (2006). On global ethics as an action-directed research discipline.

Opgeroepen op Mei 10, 2010, van Center for Ethics & Value Inquiry : http://www.cevi-

globalethics.ugent.be/index.php?id=25&type=file

Commers, R. M., Vandekerckhove, W., & Verlinden, A. (2008). Ethics in an Era of

Globalization. Hampshire, England: Ashgate Publishing Limited.

Goldstein, L. J. (1964). [untitled]. Philosophy of Science , 31, 189-190.

Gould, C. C. (2008). The New Global Ethics and its Three Faces. In R. M. Commers, W.

Vandekerckhove, & A. Verlinden, Ethics in an Era of Globalization (pp. 13-26). Hampshire:

Ashgate Publishing Limited.

Gylseth, C. H. (n.d.). Harald Ofstad – utdypning. Opgeroepen op November 19, 2009, van

Store Norske Leksikon: http://www.snl.no/.nbl_biografi/Harald_Ofstad/utdypning

Hermans, D. (2010, Januari 7). Bijna alles te koop met ecocheques. Opgeroepen op Januari 7,

2010, van Nieuwsblad.be: http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=9M2KI4AS

Herrmann, C. (2010, Januari-Februari). Gedetermineerd en tot vrij. EOS: Psyche en Brein ,

2010, pp. 45-49.

Kruithof, J. (1984). Vrijheid en Vervreemding. Antwerpen (Berchem): EPO.

Muylaert, J. (2010, Maart 11). Geen enkele auto groen genoeg voor ecopremie. Opgeroepen

op Maart 12, 2010, van Nieuwsblad.be:

http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=GM02NBUHP

Ofstad, H. (1960). An Inquiry into the Freedom of Decision. Oslo: Norwegian Universities

Press.

Page 88: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

79

Ofstad, H. (1951, September). Objectivity of Norms and Value-Judgments to Recent

Scandinavian Philosophy. Philosophy and Phenomenological Research , 42-68.

Ofstad, H. (1989). Our Contempt for Weakness. (C. von Sydow, Vert.) Gothenburg: Almqvist

& Wiksell International.

Ofstad, H. (1958). The Functions of Moral Philosophy. Oslo: Oslo University Press.

Parliament of the World's Religion. (1993, September 4). Declaration Toward a Global Ethic.

Chicago, U.S.A.

Penn, S. (Regisseur). (2007). Into the wild [Film].

Pimbrils. (2009, oktober 28). Knut Hamsun. Opgeroepen op juni 15, 2010, van Wikipedia:

http://nl.wikipedia.org/wiki/Knut_Hamsun

RECHT-vaardig, menswaardig: Globalisering. (n.d.). Opgeroepen op Juni 10, 2010, van vzw

Vormen: http://www.vormen.org/Rechtvaardig/Globalisering.html

van Sterkenburg, P. G. (1994). Van Dale Handwoordenboek van Hedendaags Nederlands (2e

ed.). Utrecht: Van Dale Lexicografie.

Stadler, F. (2010). Arne Naess: Dogmas and Problems of Empiricism. In J. Maninnen, & F.

Stadler, The Vienna Circle in the Nordic Countries (pp. 11-31). Dordrecht: Springer.

Willemsen, H. (1992). Woordenboek Filosofie. Assen: Van Gorcum.

Worldviews. (2004). Opgeroepen op Februari 19, 2010, van Vrije Universiteit Brussel:

http://www.vub.ac.be/CLEA/groups/vzw_worldviews/

Page 89: Harald Ofstad als wereld-ethicus avant la lettrelib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/457/629/RUG01-001457629... · 2011. 2. 19. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

80

Niet-gepubliceerde werken:

Commers, R. M. (2005-2006). Wijsgerige ethiek Deel 6.

Vanhaute, E. (2005-2006). Inleiding tot de Wereldgeschiedenis.