Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik...

23
dr. F. Basten en dr. M. Coenders Lectoraat Wendbaar vakmanschap concept februari 2018 Handleiding Analyse van narratieve data

Transcript of Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik...

Page 1: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

dr. F. Basten en dr. M. CoendersLectoraat Wendbaar vakmanschapconcept februari 2018

Handleiding Analyse van narratieve data

Page 2: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

Inhoudsopgave

Vooraf 3 Stap 0: transcripties en/of bestaande documenten beschikbaar maken 5 Stap 1: Holistische lezing 6 Stap 2: Categoriale lezing of fragmenteren 7 Stap 3: Voorlopige betrouwbaarheid vaststellen 9 Stap 4: Coderen 11 Stap 5: Definitieve betrouwbaarheid vaststellen 13 Stap 6: Patronen vinden 15 Tot slot 21

Ten geleide Deze handleiding Analyse van narratieve data hoort bij de Manual Legacy en Narratief Onderzoek (dr. F. Basten en dr. M. Coenders, Lectoraat Wendbaar vakmanschap, Juni 2017). We adviseren daarom eerst die manual te lezen om een goed beeld te krijgen van narratief onderzoek en de werkelijkheidsopvatting die daar onder ligt. In de onderhavige handleiding leggen we stap voor stap uit hoe je van een veelheid aan individuele verhalen kunt komen tot gezamenlijk vertelde verhalen. Bij deze handleiding horen een voorbeelddatabase en een instructievideo.

Page 3: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

2

Vooraf Deze handleiding gaat over het analyseren van narratieve data; het vertrekpunt is dus dat je al data hebt, bijvoorbeeld beleidsdocumenten en transcripties (een transcriptie is een uitgeschreven gesprek, bijvoorbeeld een interview). Je kunt data van beleidsdocumenten en interviews overigens in een en dezelfde database kwijt. Dat geeft je een mooie gelegenheid om te vergelijken wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen beleid en persoonlijke ervaringen. Analyseren van narratieve data gaat in een aantal stappen:

0. transcripties en/of bestaande documenten beschikbaar maken; 1. holistische lezing; 2. categoriale lezing of fragmenteren; 3. voorlopige betrouwbaarheid vaststellen; 4. coderen; 5. definitieve betrouwbaarheid vaststellen; 6. patronen zoeken.

In dit document wordt een voorbeeldtekst gebruikt uit een onderzoek naar wijkbewoners. Het doel was om te ontdekken welke aanknopingspunten er waren voor samenwerking met instanties, zoals de wooncorporatie en welzijnsstichting. De tekst van de interviewer staat tussen vierkante haken en geanonimiseerde namen staan tussen gehoekte haken. Alle uitspraken staan gewoon achter elkaar, dus zonder enters. De transcriptie ziet er als volgt uit:

[Ehm hoe lang woon jij al in de buurt?] Ik woon op 1 juli woon ik zevenentwintig jaar in de <naam>straat. [Dat is al een hele tijd.] Een hele tijd. Ik kwam er eigenlijk wonen voor twee jaar als eh zeg maar eh tussenstop naar een andere woning. Ik had in die tijd nogal een eh financieel debacle. Mijn zaak over de kop enzovoorts. Maar ik ben daar zo eh ik voelde me daar zo thuis, dat ik mijn hart eraan verpand heb, ik wil er ook niet meer weg. [Waar eh kun je dat uitleggen? Hoe komt het, waar eh waar heb jij je hart aan verpand?] Eh … zeker zevenentwintig jaar geleden aan de bewoners eh hele eh … fijne mensen bij ons in de straat. Gewoon eh gewoon beschaafde fijne mensen. Eh ja, ik kan dat eigenlijk niet uitleggen, ik kan dat eigenlijk beter uitleggen als ik in de stad rondrijd of ik kom en ik kom richting de <naam>singel, het laatste stuk voor de <naam>weg, dan krijg ik altijd het gevoel; gelukkig ik ben weer thuis. Dat is mijn gevoel en ik kan niet uitleggen waardoor dat komt. [Heb je daar ervaringen mee? Eh dat het fijn is om daar te wonen.] … [Je zegt het eh de mensen spreken me aan.] Ja, de mensen spreken me aan. Het is zijn gewoon blank ehm ja, zeg maar, ruwe bolsters blanke pit bij veel, he. Eh ja, ik weet het niet, ik eh ik voel me er thuis. Ik kan dat ook niet uitleggen. Ik heb in veel plaatsen gewoond, ik heb ook in het buitenland gewoond. Eh ik … ik kan wel zeggen dat ik mij eh snel mensen contact maken, snel ergens thuis voel. Maar ik weet niet, het is mijn thuis geworden en ik kan ook niet uitleggen waarom. Ik eh ik voel me daar op mijn gemak en eh ja ik terwijl ik echt weet dat ik daar dus niet eh eigenlijk geworteld ben. Ik ben ook helemaal niet kom ik officieel uit <stad>. Ik ben in 1956 in <stad> komen wonen, maar ik zie <stad> als mijn thuishaven. En eh sinds 27 jaar woon ik dan in de <wijk> en eh ik heb me ook verdiept in de geschiedenis van de <wijk> en ik ben er eigenlijk trots op dat ik in zo’n stukje historische stad mag wonen van <stad>. [Ja, leuk, leuk.] Ja. [Zitten er ook andere kanten aan?] Eh in welke zin bedoel jij andere kanten? [Dat je zegt van nou, het is heel leuk om daar te wonen, ik voel me daar thuis, maar zitten er ook mindere kanten aan het wonen?] Eh nou mindere kanten, ik vind dat het eh dat mag nooit uitgesproken worden, want dat is eh not done. Maar ik vind het inplaatsingsbeleid eh in de dingen in in de wijk eh in bijvoorbeeld in <mijn straat>, want daar spreek ik dus nu over, en dan het blok <wijk>, ik vind daardoor het inplaatsingsbeleid dat de eh de straten verloederd zijn. Het verloedert. [Ja?] En dat vind ik dus wel negatief. Maar ik ben … [Maar heb je daar zelf eh zeg maar concrete ervaringen mee?] Ik heb wel concrete ervaringen. En dat is bijvoorbeeld geluidsoverlast, vooral in de zomer. Omdat er bij ons eh een cluster met Antillianen woont die het eh leuk vinden om vooral in de zomer allerlei feestjes te organiseren, want daar is dan schijnbaar eh elke veertien dagen wel iemand jarig. En eh ja eh die hebben nogal een eh een luide roep. Ik denk dat het komt omdat ze daar eh in de Cariben over de eilanden moeten schreeuwen, dus ze gillen nogal over straat naar elkaar. Ze bellen niet aan. En dat is wel eens storend, ja. Zeker eh als je op bed ligt en de muziek gaat om twaalf uur nog een

Page 4: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

3

standje harder en dan om half drie is ie pas afgelopen, dat kan eh een keer en dat kan nog twee keer in een jaar, maar dan als het toch meerdere keren is, is dat storend, ja. Maar ja goed, dat gaat ook weer voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet, want iedereen is dronken of eh nou ja, zo wij het zeggen in de buurt; van het padje. En daar eh leen ik me niet voor eh als alleenstaande vrouw. Ehm ja, ik heb ook in het verleden is er eh nog wel problemen geweest met eh voetballende kinderen en eh nou ja goed, dat is nu opgelost. Maar als jij dan heel de tijd eh ja, zeg maar eh afgebekt wordt en weet ik, als je vriendelijk wat verzoekt of eh aandacht ervoor vraagt, ja dan ben ik een persoon die niet dan negeer ik mensen, dan zeg ik er niks meer tegen. Het enige wat ik wel heb gedaan is natuurlijk verschillende keren met de wijkagent erover gehad en die zegt dan, je moet bellen naar het meldpunt, bellen bellen bellen en dan kom je na twee jaar erachter dat je van je minimaal veertien meldingen eh dat er maar drie geregistreerd staan. En dan heb je natuurlijk zoiets als je als voorzitter van een wijkraad mensen moet motiveren om dingen te melden bij het politieapparaat en die lachen jou dan allemaal uit, want de politie doet niets. En je zegt, die mensen werken hard en je moet melden en dan kom je er zelf achter dat de meldingen door de meldkamer niet geregistreerd worden. Ja, dan kan ik moeilijk andere mensen nog motiveren om naar het meldpunt te bellen. En dat vind ik wel storend. Maar dat is niet alleen wijkgericht, dat is namelijk landelijk. Schijnbaar. En eh als ik dan met een eh bewoner uit <een andere straat> spreek, die zegt ja, ik bel het meldpunt want eh er ligt een of andere Fransman helemaal eh in coma in zijn auto te slapen en dan wordt er alleen maar gevraagd, wordt hebt u daar last van. Nee, maar hij staat wel bij mij voor de deur en als er eens iets gebeurt met die mijnheer nou, dan eh zeggen ze nou, laat maar lekker slapen, morgen is ie zal ie wel vertrokken zijn. Ja, dat zijn geen antwoorden en dat vind ik minder. [Dan voel je je niet serieus genomen?] … Nou, ik word wel serieus genomen, maar ik denk dat om het te zeggen eh om het maar letterlijk te zeggen, zo’n muts op zo’n meldkamer, de mensen die dus melden niet serieus nemen. [Ja.] En dan heb ik het niet over het politieapparaat op zich, want die zullen het misschien wel serieus nemen. Maar de mensen die dus de melding aannemen die nemen het niet serieus, in mijn ogen. [Je zei net al dat je voorzitter bent van de wijkraad.] Ja. [Wat wat doe je dan zoal zo’n hele dag?] Nou, toen ik werd gevraagd als voorzitter van de wijkraad eh begreep ik wel dat het natuurlijk geen huis tuin en keukenvereniging is, want eh daar komt veel bij kijken. Maar eh er komt eigenlijk nog meer bij kijken als menig mens eh voorstelt. Eh je hebt natuurlijk eh als eh er reces is, eh dan eh is het natuurlijk niet zo druk, maar je hebt zoveel dingen in de buurt die aandacht nodig hebben, dat je daar toch eh achter de schermen heel druk mee bezig bent. Een van mijn grote items is het <naam>plein. En eh dat is eh geld voor gereserveerd, maar ik hoop dus dat dit jaar ook echt de schop de grond in gaat, want anders dan word ik toch een beetje vals misschien. Als dat na vijfentwintig zesentwintig jaar nog niet gebeurt. [Wat is dat? Het <naam>plein.] Het <naam>plein is het plein eh voor de oude <school>. Eh dat ligt na eh tussen de <naam>weg en de eh <naam>straat. En dat is een plein waar van alles gebeurt wat god verboden heeft. En eh vooral ‘s nachts. Eh het is er nou het is niet eens verloederd, het is gewoon een een een een een gettoplein haha. En eh dat moet dringend eh een eh ja, heringericht worden dat het eh een fris en fruitig plein wordt. Waar dus ook door de buurtbewoners en ook de legale ondernemers gebruik van gemaakt kan worden. [Ja. Je zegt de legale ondernemers?] Omdat er op de <naam>weg ook en dat eh ja de <naam>weg is natuurlijk half <de ene wijk> en half <de andere wijk>, daarom werken wij ook nauw samen met <die andere wijk> voor een eh heleboel zaken. Ja, en dat is eh als we nog even wachten is dat een vrijzone waar van alles en nog wat eh kan gebeuren. Daar zijn eh winkels eh die eh ja, dat zijn eh … ja, daar gebeuren dingen die gewoon niet deugen. En dan wordt er gauw gewezen naar een eh een eh een blowshop waar jij geen last van hebt en er wordt gewezen naar dit. Maar het is bijvoorbeeld een belhuis, een Smartshop. Rond de nieuwe <naam>weg zitten ook Smartshops. Nou, denk niet dat die kunnen leven van een eh een ponypack die ze verkopen en een eh en een pijpje, he. Eh daar gebeuren andere dingen, maar ja, die zie je niet, daar kunnen ze geen eh hand op leggen. Maar ze gebeuren wel en die trekken natuurlijk ook bepaalde personen aan. [Ja. Heb je daar last van?] Ik persoonlijk zie het niet meer. Of als ik het zie denk ik och, daar is weer zo’n type. Maar ik ben ook iemand dat je iemand niet kunt beoordelen of veroordelen alleen maar op zijn uiterlijk of zijn gedrag. He, want eh jij kunt wel met de vinger wijzen, maar dan kun je het misschien helemaal verkeerd hebben. Ik moet dan echt iemand hebben dat ik het letterlijk en figuurlijk helemaal gezien heb dat het ook gebeurt, maar je kunt wel eh … eh ja, hoe zal ik zeggen. Je kunt wel eh als je dus eh bepaalde dingen ziet, dan kun je wel raden wat er gebeurt. [Ja.] Alleen je bent er zo aan gewend eerlijk gezegd, dat je het niet meer zo opvallend is als als je iemand buiten de buurt. Als jij mensen hebt die dus de stad binnenrijden, dat zijn passanten en eh die zien dat eh met hele andere ogen als iemand die daar woont en daar dagelijks mee geconfronteerd wordt. [Ja.]

Page 5: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

4

Stap 0: transcripties en/of bestaande documenten beschikbaar maken In onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen reactieve en non-reactieve data. Reactieve data zijn data die mensen speciaal voor jouw onderzoek produceren; ze reageren als het ware op jouw onderzoeksvraag, dus deze data zouden er niet zijn als jij die vraag niet had gesteld. Voorbeelden zijn interviews en dag- of logboeken. Non-reactieve data zijn data die er ook wel zouden zijn als jij je vraag niet stelde. Het gaat dan om bestaande teksten die buiten jouw onderzoek, en niet in reactie op jouw vraag geproduceerd zijn. Sla elke transcriptie apart op in een word-bestand of met andere tekstverwerkerssoftware onder de naam van de respondent of een eigen uniek nummer, en eventueel de datum van het interview, bijvoorbeeld “Floor Basten - 13 oktober 2017.docx” of “respondent 3 - 13 oktober 2017.docx”. Ook dag- of logboeken sla je digitaal op onder de naam van de respondent. De tekst die in deze handleiding gebruikt wordt, is een voorbeeld van een verbatim transcriptie, dat wil zeggen dat het gesproken woord zo nauwkeurig mogelijk is weergegeven, inclusief alle aarzelingen zoals “ehm”, stopwoordjes als “zeg maar”, valse starten en onderbrekingen. Je kunt ervoor kiezen om in plaats hiervan extensief te transcriberen, dat wil zeggen: verbatim maar zonder de aarzelingen en stopwoordjes. In de weergave van citaten in je resultatenhoofdstukken, kun je om de leesbaarheid te vergroten een lichte redactie plegen. Ter illustratie:

• Verbatim: [Ehm hoe lang woon jij al in de buurt?] Ik woon op 1 juli woon ik zevenentwintig jaar in de <naam>straat. [Dat is al een hele tijd.] Een hele tijd. Ik kwam er eigenlijk wonen voor twee jaar als eh zeg maar eh tussenstop naar een andere woning.

• Extensief: [Hoe lang woon jij al in de buurt?] Ik woon op 1 juli zevenentwintig jaar in de <naam>straat. [Dat is al een hele tijd.] Een hele tijd. Ik kwam er eigenlijk wonen voor twee jaar, als tussenstop naar een andere woning.

• Citaat in je resultatenhoofdstuk: “Ik woon op 1 juli zevenentwintig jaar in de <naam>straat. Een hele tijd. Ik kwam er eigenlijk wonen voor twee jaar, als tussenstop naar een andere woning.” (N.B. Zoals je ziet, moet je aanhalingstekens gebruiken bij het citeren, dan weet de lezer dat niet jij degene bent die dit zegt, maar dat een ander dat was.)

Als je non-reactieve data, dus bestaande teksten zoals beleidsdocumenten, brochures, vergadernotulen en webteksten gaat analyseren, dan kun je deze het beste vooraf digitaal in Word of met andere tekstverwerkerssoftware opslaan. Elk document sla je op in een apart bestand met de naam van het oorspronkelijke document of een code daarvoor. Als je verschillende documenten gebruikt, kun je zo gemakkelijk achterhalen uit welke bron je data komen. De voorbeeldtekst hierboven wordt ook gebruikt in het format voor de voorbeelddatabase die je voor je eigen onderzoek kunt gebruiken. Hij staat in het format op het tweede tabblad, genaamd “voorbeeld”. Het eerste tabblad is leeg en kun je vullen met je eigen data. Voordat het zover is, heb je eerst een aantal stappen te zetten om tot een analysekader te komen, een set van codes waarmee je je teksten gaat labelen. In een open, ongestructureerde dataverzameling weet je nog niet goed welke codes het gaan worden. In een meer gestructureerde aanpak is dat wel het geval door de discipline in je verzameling; deze komt bijvoorbeeld voort uit je conceptuele kader, waar je een aantal thema’s uit haalt waar je gericht naar gaat vragen. Omdat we uitgaan van dataverzameling in elk geval ten dele in gesprekken, zul je meestal een bepaalde openheid in je codeset nodig houden.

Page 6: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

5

Stap 1: Holistische lezing Print de eerste drie teksten die je gaat analyseren uit. Kies bij voorkeur heel verschillende teksten, want dat vergemakkelijkt het coderen. Met de holistische lezing ga je namelijk de eerste aanzet van je codeset maken. Kies je drie vergelijkbare teksten uit, dan blijkt later, als je andere teksten gaat gebruiken, waarschijnlijk dat je codeset te eenzijdig is en moet je alsnog nieuwe codes aanmaken en de eerste door jou gecodeerde teksten opnieuw bekijken op de relevantie van deze codes (zie ook stap 4). Je begint de studie van een tekst met een eerste lezing van de hele tekst; daarom heet dit een ‘holistische lezing’ (zoals je hierboven hebt gedaan met het voorbeeld). Hierdoor krijg je een globaal idee van waar het verhaal zoal over gaat. Beleidsdocumenten en andere geschreven teksten hebben vaak een samenvatting die je een eerste idee kan geven, maar dat is een selectie van wat de auteur wil dat je belangrijk vindt. Dit is niet noodzakelijkerwijs ook waar je onderzoeksvraag over gaat. Transcripties van interviews en andere gesproken teksten laten vaak een grillig verloop zien dat een reflectie is van de grilligheid van natuurlijke communicatie. Niet alleen is het wennen om gesproken taal op schrift te zien (zinnen lopen niet af, er worden vaak stopwoordjes gebruikt, mensen vallen elkaar in de rede, et cetera), maar in een gesprek worden onderwerpen vaak niet keurig als afgeronde gehelen afgehandeld (er wordt vooruitgelopen op of terugverwezen naar onderwerpen, er zijn onderbrekingen voor deurbel, telefoon of nieuwe koffie, et cetera). Een eerste, holistische lezing geeft je een idee van het totaalplaatje. Bij een tweede holistische lezing zet je samenvattende woorden in de kantlijn (A) en/of onderstreep of markeer je kernwoorden (B). A: Samenvattende woorden

27 jaar financieel debacle thuisgevoel/hart verpand wil niet meer weg fijne mensen beschaafde mensen kan niet uitleggen thuisgevoel kan niet uitleggen mensen spreken me aan ruwe bolsters blanke pit thuisgevoel kan niet uitleggen op veel plaatsen gewoond snel contact maken thuisgevoel kan niet uitleggen op mijn gemak niet geworteld thuishaven verdiept in geschiedenis trots

[Ehm hoe lang woon jij al in de buurt?] Ik woon op 1 juli woon ik zevenentwintig jaar in de <naam>straat. [Dat is al een hele tijd.] Een hele tijd. Ik kwam er eigenlijk wonen voor twee jaar als eh zeg maar eh tussenstop naar een andere woning. Ik had in die tijd nogal een eh financieel debacle. Mijn zaak over de kop enzovoorts. Maar ik ben daar zo eh ik voelde me daar zo thuis, dat ik mijn hart eraan verpand heb, ik wil er ook niet meer weg. [Waar eh kun je dat uitleggen? Hoe komt het, waar eh waar heb jij je hart aan verpand?] Eh … zeker zevenentwintig jaar geleden aan de bewoners eh hele eh … fijne mensen bij ons in de straat. Gewoon eh gewoon beschaafde fijne mensen. Eh ja, ik kan dat eigenlijk niet uitleggen, ik kan dat eigenlijk beter uitleggen als ik in de stad rondrijd of ik kom en ik kom richting de <naam>singel, het laatste stuk voor de <naam>weg, dan krijg ik altijd het gevoel; gelukkig ik ben weer thuis. Dat is mijn gevoel en ik kan niet uitleggen waardoor dat komt. [Heb je daar ervaringen mee? Eh dat het fijn is om daar te wonen.] … [Je zegt het eh de mensen spreken me aan.] Ja, de mensen spreken me aan. Het is zijn gewoon blank ehm ja, zeg maar, ruwe bolsters blanke pit bij veel, he. Eh ja, ik weet het niet, ik eh ik voel me er thuis. Ik kan dat ook niet uitleggen. Ik heb in veel plaatsen gewoond, ik heb ook in het buitenland gewoond. Eh ik … ik kan wel zeggen dat ik mij eh snel mensen contact maken, snel ergens thuis voel. Maar ik weet niet, het is mijn thuis geworden en ik kan ook niet uitleggen waarom. Ik eh ik voel me daar op mijn gemak en eh ja ik terwijl ik echt weet dat ik daar dus niet eh eigenlijk geworteld ben. Ik ben ook helemaal niet kom ik officieel uit <stad>. Ik ben in 1956 in <stad> komen wonen, maar ik zie <stad> als mijn thuishaven. En eh sinds 27 jaar woon ik dan in de <wijk> en eh ik heb me ook verdiept in de geschiedenis van de <wijk> en ik ben er eigenlijk trots op dat ik in zo’n stukje historische stad mag wonen van <stad>.

B: onderstrepingen of markeringen

[Ehm hoe lang woon jij al in de buurt?] Ik woon op 1 juli woon ik zevenentwintig jaar in de <naam>straat. [Dat is al een hele tijd.] Een hele tijd. Ik kwam er eigenlijk wonen voor twee jaar als eh zeg maar eh tussenstop naar een andere woning. Ik had in die tijd nogal een eh financieel debacle. Mijn zaak over de kop enzovoorts. Maar ik ben daar zo eh ik voelde me daar zo thuis, dat ik mijn hart eraan verpand heb, ik wil er ook niet meer weg.

Page 7: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

6

Stap 2: Categoriale lezing of fragmenteren Na de holistische lezing ga je verder door de tekst onder te verdelen in kleinere eenheden. Dat is de categoriale lezing; die heet zo, omdat je categorieën, kleinere homogene eenheden gaat maken, zogenaamde fragmenten. Bij een categoriale lezing knip je de tekst als het ware in kleine stukken. Zo maak je grote hoeveelheden data hanteerbaar wanneer je een analyse wilt doen over meerdere bronnen (respondenten of auteurs) heen. Het is verstandig om dat pas na een holistische lezing te doen, want dan weet je beter wat bij wat hoort. Werk je op papier, dan kun je de fragmenten in de tekst aangeven door er strepen in te zetten die het ene stukje tekst onderscheiden van het andere, bijvoorbeeld zo:

27 jaar financieel debacle thuisgevoel/hart verpand wil niet meer weg fijne mensen beschaafde mensen kan niet uitleggen thuisgevoel kan niet uitleggen mensen spreken me aan ruwe bolsters blanke pit thuisgevoel kan niet uitleggen op veel plaatsen gewoond snel contact maken thuisgevoel kan niet uitleggen op mijn gemak niet geworteld thuishaven verdiept in geschiedenis trots

[Ehm hoe lang woon jij al in de buurt?] Ik woon op 1 juli woon ik zevenentwintig jaar in de <naam>straat. [Dat is al een hele tijd.] Een hele tijd. | Ik kwam er eigenlijk wonen voor twee jaar als eh zeg maar eh tussenstop naar een andere woning. Ik had in die tijd nogal een eh financieel debacle. Mijn zaak over de kop enzovoorts. | Maar ik ben daar zo eh ik voelde me daar zo thuis, dat ik mijn hart eraan verpand heb, ik wil er ook niet meer weg. | [Waar eh kun je dat uitleggen? Hoe komt het, waar eh waar heb jij je hart aan verpand?] Eh … zeker zevenentwintig jaar geleden aan de bewoners eh hele eh … fijne mensen bij ons in de straat. Gewoon eh gewoon beschaafde fijne mensen. | Eh ja, ik kan dat eigenlijk niet uitleggen, ik kan dat eigenlijk beter uitleggen als ik in de stad rondrijd of ik kom en ik kom richting de <naam>singel, het laatste stuk voor de <naam>weg, dan krijg ik altijd het gevoel; gelukkig ik ben weer thuis. Dat is mijn gevoel en ik kan niet uitleggen waardoor dat komt. | [Heb je daar ervaringen mee? Eh dat het fijn is om daar te wonen.] … [Je zegt het eh de mensen spreken me aan.] Ja, de mensen spreken me aan. Het is zijn gewoon blank ehm ja, zeg maar, ruwe bolsters blanke pit bij veel, he. Eh ja, ik weet het niet, ik eh ik voel me er thuis. Ik kan dat ook niet uitleggen. | Ik heb in veel plaatsen gewoond, ik heb ook in het buitenland gewoond. Eh ik … ik kan wel zeggen dat ik mij eh snel mensen contact maken, snel ergens thuis voel. Maar ik weet niet, het is mijn thuis geworden en ik kan ook niet uitleggen waarom. Ik eh ik voel me daar op mijn gemak en eh ja ik | terwijl ik echt weet dat ik daar dus niet eh eigenlijk geworteld ben. Ik ben ook helemaal niet kom ik officieel uit <stad>. Ik ben in 1956 in <stad> komen wonen, | maar ik zie <stad> als mijn thuishaven. En eh sinds 27 jaar woon ik dan in de <wijk> en | eh ik heb me ook verdiept in de geschiedenis van de <wijk> en ik ben er eigenlijk trots op dat ik in zo’n stukje historische stad mag wonen van <stad>.

Bij latere interviews kun je ditzelfde meteen digitaal doen. Je zet dan geen strepen op papier, maar plaatst een enter, dus zo:

[Ehm hoe lang woon jij al in de buurt?] Ik woon op 1 juli woon ik zevenentwintig jaar in de <naam>straat. [Dat is al een hele tijd.] Een hele tijd. Ik kwam er eigenlijk wonen voor twee jaar als eh zeg maar eh tussenstop naar een andere woning. Ik had in die tijd nogal een eh financieel debacle. Mijn zaak over de kop enzovoorts. Maar ik ben daar zo eh ik voelde me daar zo thuis, dat ik mijn hart eraan verpand heb, ik wil er ook niet meer weg. [Waar eh kun je dat uitleggen? Hoe komt het, waar eh waar heb jij je hart aan verpand?] Eh … zeker zevenentwintig jaar geleden aan de bewoners eh hele eh … fijne mensen bij ons in de straat. Gewoon eh gewoon beschaafde fijne mensen. Eh ja, ik kan dat eigenlijk niet uitleggen, ik kan dat eigenlijk beter uitleggen als ik in de stad rondrijd of ik kom en ik kom richting de <naam>singel, het laatste stuk voor de <naam>weg, dan krijg ik altijd het gevoel; gelukkig ik ben weer thuis. Dat is mijn gevoel en ik kan niet uitleggen waardoor dat komt. [Heb je daar ervaringen mee? Eh dat het fijn is om daar te wonen.] … [Je zegt het eh de mensen spreken me aan.] Ja, de mensen spreken me aan. Het is zijn gewoon blank ehm ja, zeg maar, ruwe bolsters blanke pit bij veel, he. Eh ja, ik weet het niet, ik eh ik voel me er thuis. Ik kan dat ook niet uitleggen.

Page 8: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

7

Het maken van fragmenten kan best lastig zijn, want hoe bepaal je nu wat het begin en eind van een stukje tekst is, wat het dus een betekenisvolle eenheid maakt? Je kunt hierbij twee routes kiezen in je onderzoek, afhankelijk van je onderzoeksvraag. Als je een onderzoeksvraag hebt die wat afgebakend is, dan kun je eerst de begrippen uit je onderzoeksvraag in de theorie gaan opzoeken. Stel bijvoorbeeld dat je vraag is: wat bepaalt het woongenot van mensen uit wijk X? Je kunt dan eerst in de theorie gaan zoeken naar factoren die voor woongenot zorgen, zoals buren, veiligheid, het uiterlijk van de wijk, de voorzieningen (school, winkels, …) die er zijn, et cetera. Je hebt dan houvast aan je onderzoeksvraag en de concepten daaruit, die je met je studie van de theorie verder hebt uitgediept en verrijkt. Als je die uit theorie geïnspireerde concepten leidend laat zijn, dan is sprake van deductie: je kijkt naar je data door een bril die gevormd is door de theorie en je beoordeelt steeds of en hoe je data daarin passen. Je kunt ook een onderzoeksvraag kiezen die wat minder afgebakend is, bijvoorbeeld: hoe ervaren de mensen uit wijk X het wonen in hun wijk? Je gaat dan niet bij voorbaat uit van alleen woongenot, maar ook mogelijke woonellende, of misschien zelfs wel woonneutraliteit; je laat het dus meer aan de bewoners zelf over hoe ze hun wonen beschrijven en welke positieve, negatieve of neutrale dingen ze daarover zeggen. Laat je volgens de eerste route de theorie leidend zijn, op de tweede route volg je de uitspraken zelf en probeer je daaruit concepten af te leiden. Je hebt dan houvast aan je eigen samenvattende woorden en onderstrepingen of markeringen. Als je die leidend laat zijn, dan is sprake van inductie: je probeert zonder die bril naar je data te kijken en daaruit te abstraheren. Zuivere deductie is in een praktijkonderzoek niet haalbaar; je bronnen houden zich immers niet aan de theorie (als ze die al kennen) en hebben zo hun eigen logica. Zuivere inductie is evenmin haalbaar, want geen mens gaat theorieloos door het leven (en je kunt wat je uit je theorie hebt geleerd niet ongedaan maken). In praktijk zul je dus vaak een combinatie maken van deductie en inductie. Door deductie blijf je dicht bij je theorie en dus je onderzoeksvraag, door inductie blijf je dicht bij je data en dus de bedoelingen en ervaringen van je bronnen. Vanaf de volgende stap ga je werken in een database. We hebben gekozen voor Excel, omdat deze software op de meeste pc’s standaard geleverd wordt en dus geen extra kosten met zich meebrengt. Bovendien zijn veel mensen bekend met Excel. Voor wie dat niet is, is Excel zo eenvoudig, dat deze handleiding en bijbehorende instructievideo volstaan voor het kunnen analyseren van narratieve data. Vergelijkbare software van bijvoorbeeld OpenOffice en Libra werkt op redelijk dezelfde manier, hooguit zitten de knoppen op een andere plek op de menubalk. Het staat je uiteraard vrij om andere software te kiezen, bijvoorbeeld Atlas.ti of QDA. Nadelen hiervan zijn dat er kosten en trainingstijd mee gemoeid zijn. Natuurlijk mag je hiervoor kiezen, je dient dan wel zelf ondersteuning bij het gebruik ervan te regelen.

Page 9: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

8

Stap 3: Voorlopige betrouwbaarheid vaststellen Stel je voor dat het al dagen op rij een heerlijke 27○ is. Alleen, de ene dag geeft je thermometer 23○ aan, de volgende dag 27○ en de dag daarop weer 24,5○. Een thermometer is een meetinstrument. Als het bij gelijke temperatuur verschillende metingen weergeeft, dan zeggen we dat het een onbetrouwbaar instrument is. We kunnen er niet op vertrouwen dat het goed meet wat er in de werkelijkheid aan de hand is. In onderzoek werk je ook met instrumenten. Het aanbrengen van de streepjes of enters lijkt op wat een thermometer doet, namelijk grenzen aangeven; tussen het ene en het andere stukje tekst of tussen de ene en de andere warmtegraad lijkt hetzelfde. Toch is er een verschil: de grens tussen 27○ en 28○ is altijd even groot, namelijk 1○. Dat is ook zo als de thermometer stuk is. Hierdoor zeggen we dat een graad een objectieve meeteenheid is. Een betrouwbaar instrument geeft dan een objectieve weergave van de werkelijkheid. De menselijke ervaring is anders dan een temperatuur. Gradaties in blijdschap of verdriet zijn nooit, zoals dat bij graden is, een contant verschil van plus of min 1. Niet alleen is de ervaring tussen mensen verschillend (de een wordt blij van het vinden van een mooie vogelveer, de ander niet echt), maar ook binnen een en dezelfde mens kunnen ervaringen verschillen (de ene dag raap je blij die vogelveer op, de andere dag laat je een net zo mooie liggen). Mensen vertellen over hun ervaringen in de vorm van verhalen. In narratief onderzoek werk je met die verhalen, en dat zijn dus subjectieve eenheden. Zelf ben je ook een mens. Jouw eigen subjectiviteit speelt dus een rol in narratief onderzoek, en dat begint in de analyse al met fragmenteren. Zelf hebben we bovenstaand stuk van het interview opgedeeld in zes fragmenten, maar misschien zou jij het als één fragment beschouwen of nog verder of juist minder vaak opgedeeld hebben. Wat leidend is, is je onderzoeksvraag. Vaak is het analyseproces niet een kwestie van eerst lezen, dan fragmenteren en dan pas coderen. Veel vaker zul je een tekst meerdere keren lezen en schuiven met de fragmenten op basis van de codes die je ontwikkelt. Dat is zeker het geval wanneer je niet één tekst van één bron analyseert, maar meerdere teksten van meerdere bronnen. Het analyseproces is daarmee een interactief proces, dat wil zeggen: als analist ga je een interactie aan met de tekst(en). Je bent als het ware zelf het onderzoeksinstrument. Dat betekent dat je jezelf als instrument moet ijken om te kijken of je steeds op dezelfde manier analyseert. Je moet jezelf constant zien te houden. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, want als je iets op televisie ziet of je hoort iets interessants in een gesprek, dan kan het voorkomen dat je anders tegen je data gaat aankijken. Daarom is het verstandig om een aantal van je teksten, bijvoorbeeld die eerste drie die je geprint hebt, voor te leggen aan iemand anders, bijvoorbeeld een critical friend van je studie, die met jouw onderzoeksvraag in het achterhoofd de teksten ook fragmenteert en van voorlopige codes voorziet. Miles en Huberman (1994) noemen dit check-coding: zijn twee analisten het met elkaar eens over hoe groot een te coderen fragment is en wat de voorlopige code kan zijn? Zo kun je een aantal teksten vergelijken en bekijken of jullie dezelfde grenzen aanleggen en dezelfde kernwoorden eruit halen, en dus vaststellen of je systematisch, dus steeds op dezelfde manier fragmenteert en codeert. Dat verhoogt de betrouwbaarheid (en dus de interne validiteit) van je onderzoek. Tussenstap: de database vullen Heb je in de eerste drie interviews de fragmenten en voorlopige codes vastgesteld, dan kun je verder gaan werken in de database en de codes die je intuïtief in de kantlijn hebt gezet verder gaan systematiseren. Voeg eerst in de drie eerste interviews de enters toe op de plekken waar je op papier de fragmentstrepen hebt gezet. Steeds als je zo een transcriptie helemaal gefragmenteerd hebt, selecteer je de gehele tekst via ‘select all’ (control + a), en kopieer (control + c) en plak (control + v) je hem vervolgens naar kolom C van het Excel-bestand. In kolom A vul je dan steeds het respondentnummer in (voor respondent 1 is dat dus steeds een 1). Als je non-reactieve data gebruikt, geef je die in kolom A een letter (voor document A is dat dus steeds een A). In kolom B vul je fragmentnummers in (1, 2, 3, …). Zorg dat je in een apart bestand je bronnen aan de nummers koppelt, zodat je weet wie respondent 1 en wat document A is.

Page 10: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

9

Page 11: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

10

Stap 4: Coderen Je hebt nu een database met tekstfragmenten en een lijst met voorlopige codenamen op basis van de eerste drie interviews, die je op papier hebt gecodeerd. Kijk eerst of je je voorlopige codes op de een of andere manier kunt clusteren en een overkoepelende naam kunt geven. Boeije (2005, p. 99) geeft een zevental controlestappen die horen bij wat zij axiaal coderen noemt:

• “Bepaal of de codes die tot nu toe zijn ontwikkeld de verzamelde gegevens voldoende dekken en creëer nieuwe codes als de nieuw verzamelde data daartoe aanleiding geven.

• Ga bij elk fragment na of het goed gecodeerd is of dat het bij een andere code thuishoort. • Beslis welke codes het meest geschikt zijn als er synoniemen zijn gebruikt. • Maak clusters van codes die bij elkaar horen door hoofdcodes te onderscheiden van

subcodes […] en zoek naar bewijs of indicaties in de gegevens voor de onderverdeling. • Vergelijk de fragmenten die bij een code zijn ondergebracht en kijk of er een voldoende

gedetailleerde beschrijving van de categorie is te geven op basis van die fragmenten. • Splits codes indien nodig, of voeg ze samen. • Blijf nadenken over de gegevens en de codering.”

Uit het voorbeeld hebben we ter illustratie deze voorlopige codes: 27 jaar, financieel debacle, thuisgevoel/hart verpand, wil niet meer weg, fijne mensen, beschaafde mensen, kan niet uitleggen, mensen spreken me aan, ruwe bolsters blanke pit, op veel plaatsen gewoond, snel contact maken, op mijn gemak, niet geworteld, thuishaven, verdiept in geschiedenis, trots. Zie je al woorden die je kunt clusteren tot een thema? Misschien kunnen ‘fijne mensen’, ‘beschaafde mensen’, ‘mensen spreken me aan’ en ‘ruwe bolsters blanke pit’ worden samengevat tot ‘sociale omgeving’; je laat dus even de positieve lading ervan weg (het gaat immers om het thema en dat geeft antwoord op de vraag: wat is het onderwerp?) en vat ‘mensen uit deze wijk’ samen met ‘sociale omgeving’. Probeer, met andere woorden, de lijst met voorlopige codes terug te brengen tot een hanteerbaar aantal van tussen de 15 en 20. Ga nu naar je database. Begin gewoon bovenaan in je dataset en vul vanaf kolom D op de tweede regel je codes in. Als de code op een fragment van toepassing is, plaats je een ‘1’ in het vakje.

Page 12: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

11

Zoals in stap 3 al naar voren kwam, is analyseren eigenlijk het parallel uitvoeren van fragmenteren en coderen. Het is daarom volgens Miles en Huberman (1994) een goed idee om tussentijds je codes aan een kritische blik te blijven onderwerpen. Sommige codes komen alleen voor in het eerste verhaal dat je analyseert en zijn wellicht belangrijk voor de betreffende verteller, maar komen in verhalen van andere vertellers niet meer voor. Andere codes zijn te open en kunnen op elk fragment geplakt worden. In het eerste geval moet je overwegen de code te schrappen, bij een andere code onder te brengen of te laten staan; in het tweede geval kun je kijken of subcodes soelaas kunnen bieden. Soms beginnen codes zich pas als het ware aan je op te dringen tijdens het analyseren van heel veel tekst. Er gaat je dus iets opvallen waar je op het eerste gezicht overheen keek. Dan is het zaak om alle teksten toch nog eens door te nemen op dit zwakke signaal. Komt het bij nader inzien ook bij andere vertellers voor? Dan verdient het dus een eigen code. Je gaat dus van open naar meer gesloten coderen, maar uiteindelijk zal je altijd een zekere mate van openheid in je coderen over moeten houden, bijvoorbeeld omdat nieuwe informatie tot nieuwe codes leidt. Misschien blijkt als alle interviews gecodeerd zijn, dat bijvoorbeeld ‘verdiept in geschiedenis’ slechts een keer voorkomt. Deze code kun je dan schrappen. En misschien blijkt later dat ‘financieel debacle’ beter ‘financieel/materieel’ kan heten. Dat kun je allemaal tussentijds aanpassen. Je hebt nu een aantal thematische codes (geeft antwoord op de vraag: waar gaat dit fragment over?), maar zoals je in het voorbeeld ziet, worden er verschillende partijen ten tonele gevoerd: buren, buitenstaanders, wijkagenten, de verteller zelf natuurlijk (geeft antwoord op de vraag: wie doen er mee in dit verhaal?). Daarnaast roept het gebeuren een reactie op: enthousiasme, iets leuk vinden, iets een bedreiging vinden (geeft antwoord op de vraag: hoe wordt het thema gewaardeerd?). En de verteller maakt ook een onderscheid tussen vroeger en nu, tussen straat, wijk en andere steden. Je kunt dus verschillende typen codes onderscheiden en die zijn vergelijkbaar met de journalistieke vragen van wat, wie, hoe, wanneer en waar. Deze staan ook in de voorbeelddatabase. Wat-codes zijn altijd aan de orde. Je onderzoek gaat immers ergens over, heeft een inhoud. Of en hoe je de andere codes gebruikt, hangt natuurlijk af van je onderzoeksvraag en de data die je naar aanleiding daarvan verzamelt. Soms komt het voor dat de data zelf aanleiding geven voor andere codes, bijvoorbeeld omdat je merkt dat je bronnen wel heeft erg gepolariseerd zijn in een voor- en tegenkamp. Dan kan het interessant zijn om dat analytisch uit te diepen met wie-codes

en hoe-codes (welke soort bronnen (nieuwe versus oude buren, bewoners versus gemeente, et cetera) zijn het op welke punten met elkaar eens en oneens). Misschien stuit je op een onopgelost pijnpunt uit het verleden en worden wanneer-codes interessant. Hoe meer open de vragen zijn die je stelt, des te rijker worden de data en des te groter wordt de kans dat je ergens op stuit wat je verrast en waar je niet aan dacht toen je je onderzoeksvraag formuleerde, maar wat wel uitermate relevant is om een goed beeld te krijgen van de diversiteit in wat je bestudeert. Met deze manier van coderen kun je de verfijning en nuancering aanbrengen die recht doet aan wat er leeft. Een nieuwe code maak je door de kolom te selecteren en met de rechtermuisknop ‘invoegen’ aan te klikken.

Op enig moment zul je merken, dat er geen nieuwe codes meer bij komen. Dat is het moment waarop je van open naar gesloten coderen bent overgegaan. Nu kun je ook je collega-analist een eigen database geven met een aantal interviews en de definitieve codeset, maar natuurlijk zonder de door jou met 1-en gevulde cellen; je collega-analist gaat die cellen zelf vullen. Je maakt die cellen leeg door het hele veld te selecteren en op ‘delete’ te klikken. Zorg ervoor dat helder is wat je met je codes bedoelt, bijvoorbeeld door een codeboek en een goede mondelinge instructie.

Page 13: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

12

Stap 5: Definitieve betrouwbaarheid vaststellen Als je alle teksten op deze manier hebt gecodeerd, dan heb je dus vanaf kolom D regel 3 een groot veld met cellen die wel of niet een ‘1’ hebben, het zogenaamde codeveld.

Dit vergemakkelijkt het vaststellen van de definitieve betrouwbaarheid, want nu kun je vrij eenvoudig vergelijken of je op dezelfde manier hebt gecodeerd als je collega-analist. Heeft deze minder interviews dan jij gecodeerd? Selecteer dan eerst in je eigen database de interviews die hij ook heeft geanalyseerd. Zet daarvoor de filter van de respondenten aan (deze filters hoef je niet meer zelf te maken, die zijn al in de voorbeelddatabase toegevoegd) door er met de linker muisknop op te klikken en de betreffende respondentnummers en ‘OK’ aan te klikken (in het voorbeeld is even net gedaan alsof er drie respondenten waren). Zo hebben jullie dezelfde dataset om na te lopen. Selecteer daarvoor allebei in je eigen database het codeveld inclusief ie twee rijen onder het laatste fragment, en klik op het sigma-teken van AutoSom (rechts bovenaan).

Je ziet nu dat in die onderste rij alle totaalscores per code staan.

Page 14: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

13

Deze vergelijken jullie onderling. Zijn er grote afwijkingen in totaalscores, dan kunnen jullie de codes waarop jullie afwijken verder onder de loep nemen. Zet daarvoor de filter van de betreffende code aan. Stel dat jullie, in het voorbeeld, afwijken op de code ‘sociale omgeving’, ga dan met de cursor op de filter van die code staan (in het voorbeeld bij kolom F), klik op de linker muisknop en kies ‘1’ en ‘OK’. Hierdoor krijgen jullie alleen die fragmenten te zien, die op ‘sociale omgeving’ met een ‘1’ gecodeerd zijn. Deze kunnen jullie samen nalopen en na overleg of die ‘1’ er terecht staat of terecht ontbreekt aanpassen. Vergeet niet om steeds weer de filter uit te zetten voordat je een nieuwe filter aanzet. Doe je dat niet, dan blijf je in de selectie van fragmenten over sociale omgeving zitten. Ga weer naar de betreffende filter, klik erop met de linker muisknop, en kies ditmaal ‘Alles selecteren’ en ‘OK’.

Als jullie het in hoge mate (Miles en Huberman (1994) hebben het over: in 90% van de gevallen) eens zijn en de betrouwbaarheid is vastgesteld, wordt het tijd om patronen te gaan zoeken.

Page 15: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

14

Stap 6: Patronen zoeken Je hebt nu een betrouwbaar gecodeerde database en het is tijd voor de laatste stap in de analyse, het zoeken naar patronen. Patronen zijn combinaties van codes over je hele dataset heen; zo kom je van individuele naar gezamenlijke verhalen. Je gaat dus niet zoiets zeggen als zeggen: “twee personen hadden veel woongenot en drie personen geen woongenot”, maar zoiets als: De geschiedenis van <deze wijk>, is dat het gebouwd is als een volkshuisvestingsproject voor asocialen. Zo is dat in de jaren ‘30 ontstaan en dat is ook een soort keuze gaan worden, van: “Als ze ons dan inderdaad niet motten, dan is dit ook gewoon onze wijk en daar komt verder niemand in.” Er zitten ook wel veel verbanden met mensen die vroeger op het woonwagenkamp woonden, dus die mengeling is er weer wel. Het is nooit een wijk geweest waar van de buitenkant tegenaan gekeken werd als een gewone wijk. Nee, het was van: “Daar wonen de asocialen.” Maar ik voelde me daar zo thuis, dat ik mijn hart eraan verpand heb. Ik wil er ook niet meer weg. De bewoners zijn hele fijne mensen bij ons in de straat. Gewoon beschaafde, fijne mensen. Ik kan dat eigenlijk niet uitleggen, ik kan dat eigenlijk beter uitleggen als ik in de stad rondrijd en ik kom richting de <naam>singel, het laatste stuk voor de <naam>weg, dan krijg ik altijd het gevoel, gelukkig ik ben weer thuis. Dat is mijn gevoel en ik kan niet uitleggen waardoor dat komt. Ik had het ook niet verwacht. Ik kon waar ik eerst woonde mijn draai niet vinden, terwijl het toch echt een goed huis was. Snap je? Dat was het dus niet, het was gewoon, dat is niet echt heel goed uit te leggen. Ik heb me ook verdiept in de geschiedenis van <wijk> en ik ben er eigenlijk trots op dat ik in zo’n stukje historische stad van <stad> mag wonen. Dat is gewoon ja, dat is gewoon een gevoel, klaar. Ik weet het niet, ik voel me er thuis. Ik kan dat ook niet uitleggen. Ik heb in veel plaatsen gewoond en ik kan wel zeggen dat ik snel met mensen contact maak, me snel ergens thuis voel, maar ik weet niet, het is mijn thuis geworden en ik kan ook niet uitleggen waarom. Ik voel me daar op mijn gemak, terwijl ik echt weet dat ik daar dus niet geworteld ben. De mensen spreken me aan. Het is zijn gewoon ruwe bolsters blanke pit bij veel. Je herkent hierin stukjes van het verhaal dat we als voorbeeld hebben gebruikt; die hebben we verweven met uitspraken uit interviews met andere bewoners. Zo ontstaat een beeld van het belang van de historie van deze specifieke wijk voor hoe de bewoners hun wonen daar ervaren: een gevoel van thuis wat ze moeilijk onder woorden kunnen brengen maar wel heel bepalend is voor een positieve ervaring. Hoe kom je tot dergelijke patronen? Twee zaken daarin zijn leidend: je onderzoeksvraag en de totalen van de codes. Die laatste vind je door weer het gehele codeveld plus de cellen van de twee regels daaronder te selecteren en op AutoSom te klikken. Een eerste stap is dan te kijken naar de thematische of wat-codes die het hoogste scoorden. Blijkbaar waren die thema’s het belangrijkste om over te vertellen. Maak dan steeds een subset van de wat-codes door ze een voor een

1. met behulp van hun betreffende filter te selecteren, 2. dan alle rijen (dus ook de bovenste waar de codes in staan) te kopiëren, 3. een nieuw blad te maken (klik onderaan op het

rondje met de ‘+’), 4. en het daarop te plakken 5. (handig als je het blad de naam van de code

geeft: met rechter muisknop klikken op de tab en dan ‘Naam wijzigen’ kiezen)).

Page 16: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

15

Zo kun je binnen de thema’s verder zoeken naar patronen. Helaas kopieert Excel niet de filters mee, die moet je op het nieuwe blad dus zelf even maken. Dat doe je door de rij met codes te selecteren en dan op ‘Sorteren en filteren’ en ‘Filter’ te klikken. Vanuit je onderzoeksvraag en deelvragen ga je nu als het ware vragen aan je data stellen. Heb je bijvoorbeeld een tijdsperspectief (het wonen vroeger en nu), dan kun je per thema kijken wanneer wat voor wie aan de orde was door de wie- en de wanneer-codes te filteren. Heb je bijvoorbeeld een vergelijkend perspectief (bewoners en professionals, of twee verschillende wijken), dan kun je de wie- en hoe-codes filteren en kijken voor wie het thema relevant is en hoe ze er tegenaan kijken. Heb je een combinatie gemaakt van

reactieve en non-reactieve data, dan kun je bijvoorbeeld vergelijkingen maken tussen de woonervaring van bewoners en de wijkplannen uit de beleidsdocumenten door de cijfers en de letters te filteren en de subsets onderling te vergelijken. Zo kun je steeds clusters maken met bijvoorbeeld:

• code ‘sociale omgeving’ + code ‘positief’ + code ‘vroeger’ wordt gedeeld door respondenten 1, 3 en 7, en dat zijn twee bewoners en een lokale ondernemer -> groep A;

• code ‘sociale omgeving’ + code ‘negatief’ + code ‘nu’ wordt gedeeld door respondenten 1, 2, 5 en 8, en dat zijn vier welzijnsmedewerkers -> groep B;

• geen uitspraak bij code ‘sociale omgeving’ werd gedaan door respondenten 4, 6 en 9, en dat zijn alle drie bewoners;

• van groep A laat respondent 1 een verschil zien tussen ‘nu’ en ‘vroeger’, deze respondent is van gedachten veranderd, omdat … (en hiervoor lees je het oorspronkelijke fragment en kijk je of bij deze respondent op dit fragment nog een andere wat-code van toepassing is, bijvoorbeeld ‘inspraak’).

Hieronder staat ter illustratie de subset code ‘sociale omgeving’ + code ‘positief’ + code ‘vroeger’ uit de originele database. Zoals je ziet, hebben tien van de veertien bewoners uit deze wijk uitspraken gedaan over hoe fijn het vroeger was in de wijk (het eerste nummer is het respondentnummer, het tweede is het fragmentnummer; er zijn meer dan 14 respondentnummers omdat het onderzoek over meerdere wijken ging). [02 05] Maar toen was het een heel gezellige buurt. [Ja?] Gezellig volksbuurtje. [Ja.] En uh, ja, ik heb er, ik heb hier een hele goede jeugd gehad. [Ja.] Gezellige jeugd, mensen staan allemaal klaar voor elkaar. [Ja. Ja. Wat was, wat er uh, met name zo leuk?] Ja. Met de omgang. [02 10] En wij zijn ook als jonge, jonge jongens met elkaar om gegaan eigenlijk, ook leuke dingen gedaan. [Hm hm.] [07 13] [En was dat toen meer het gevoel dat u had, of ze u over straat liepen, of was het meer…] Nee. Nee, niet het gevoel van eh, dat wij wat meer waren als een ander. [Nee, dat bedoel ik niet. Maar voelde u u eerder onveilig of zo?] Nee, nee, nee. [Het was gewoon meer dat uw levensstijlen.] Nee, nee, nooit onveilig gevoeld. [Oké.] Want we konden met iedereen opschieten. En of die nou aan den overkant zat in z’n blote body, of dat ie daar zo aan de overkant in de korte rokken, of weet ik het alle, met heel de boezem d’ruit. He, ja, zo is het uiteindelijk. [Ja, dat klopt.] Want dat is werkelijk waar gebeurd. Dat is werkelijk waar gebeurd. [Ja.] [07 14] Maar ik bedoel maar, mensen op zichzelf waren echt aardige mensen. En die stonden ook nog eens voor je klaar ook als je iets vroeg. Hè, die mensen zeiden kijk eens hier: <naam>, als er iets is. Hè, <naam>, zeg

Page 17: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

16

het maar hoor. Wij eh, wij staan langs mekaar, wij helpen achter mekaar. [Ja, als dat zo is…] Dat zijn weer typisch mensen. [Ja.] [12 15] [Wat staat jou daar nog van bij?] Nou, ik zal je vertellen, ik zat op een kleuterschooltje in de <naam>straat tegenover het clubhuis in de <naam>straat. Dat staat me nog wel bij. Juffrouw, ja juffrouw, hoe heet die nou ook weer? Juffrouw… [Ja, ik ken haar niet…] Juffrouw <naam>. Ja van de kleuterschool. [En die kun je je nog herinneren? Heeft ze dan indruk op je gemaakt?] Ja en juffrouw – die woonde zelf in de <...>, juffrouw <naam>. [Okay, <naam>, waarom staan deze mensen jou nog zo goed bij?] Dat waren goeie mensen. Ja. [Je was eigenlijk nog een jong kind.] Ja. [En die kun je je nog herinneren.] Ik kan me meer herinneren van vroeger dan van vorige week. [Maar dat had je al verteld, die korte termijn dat is wat lastig maar …. maar juffrouw <naam> en juffrouw <naam> …] En van de eerste klas van de lagere school, Juffrouw <naam>, dat was de dochter van slager <naam> van de <naam>weg. [Ben je die later nog tegengekomen?] Juffrouw <naam> heb ik nog wel gezien Juffrouw <naam> ook want ja daar heeft mijn dochter bij gezeten…. [Ja, dat is mooi, maar daar komen we dadelijk nog wel op terug.] Ja, ja, ja, zo ging dat. [Maar dat waren goeie mensen, zeg je.] Ja, ze waren heel anders in de omgang, niet zo rauw als ze hier zijn…. [Dat mag ik aannemen…] [12 16] Maar de tijd was ook heel anders. [Is dat ook, want dat <wijkdeel> was dat toen, want je vertelde net over die gemeenschap in <wijk>, dat was in <wijkdeel> natuurlijk ook.] Jaaaaa. [Als je jong kind bent in <wijkdeel>, was dat leuk?] Ik zal je vertellen, vroeger in <wijkdeel>, daar was geen deur op slot. [Geen deur op slot?] Nee, er was geen deur op slot, alles stond open en iedereen kon binnen lopen, maar dat deden ze niet. [De deuren staan open maar,…] Er liep niemand naar binnen. En als je bij de buurvrouw binnen wou dan kon je binnen lopen. Iedereen kon bij een ander binnen maar dat deden ze niet. [Wat bedoelden de mensen daarmee, dat de deuren open staan?] Hoe noemen ze dat, gastvrij. [Okay] [12 17] Ja, als wij minder eten hadden dan konden we bij de buren gaan en als die minder hadden konden ze bij ons halen. En zo ging dat vroeger. [12 34] [En dan ben je veertien, woon je al twee jaar in <wijk> en dan zie je <naam> met zijn broers en zijn familie van <wijkdeel> naar <wijk> ….] Nou, ik was eigenlijk vriend met haar neef. Neef, ja. [Okay, in <wijkdeel>, daar kwam je op bezoek en de zoon van jouw tante was jouw vriend. Boezemvriend of een van de vrienden?] Nee, een van de vrienden. Want vrienden hadden we zat daar. [Ik wou net zeggen het waren uiteindelijk allemaal vrienden.] Ja. [Is die vriendschap gebleven, na jullie verhuizing?] Toch wel want ik zat nog steeds op dezelfde school. [Ja, okay.] [13 10] Net als hier in de <...> toen mijn moeder nog leefde, waren ze echt samen. Stonden ze ook echt voor mekaar klaar. Maar dat is niet meer. [Vertel nog eens iets van toen. Iedereen staat voor elkaar klaar. Wanneer is zoiets nodig?] Ja, altijd. [Lief en leed?] Ja. En nou is dat niet meer zo. Nou is het alleen maar afgunst, hè. Heeft de een groene <...> dan moet de ander ook groene <...> [13 11 [Kunt u een voorbeeld geven, van wat er vroeger zo prettig was?] Vroeger, ja, kon je echt nog bij mekaar terecht. Met problemen of, eh, voor mekaar mee koken en …. [Wat heb jij, wat heb jij zelf meegemaakt in je … dat je zelf hulp hebt gegeven of ontvangen?] Nou, gewoon met alles. Iedereen stond echt voor mekaar klaar en de buren deden dan mekaar, bij wijze van spreken, ook alles. Als de buurvrouw de ramen stond te zemen zei ze “Hé <naam>, ik doe jouw ramen ook gelijk effe mee zemen”, bijvoorbeeld. Zulke dingen, zo echt voor mekaar klaar staan. Als je, mijn moeder die heeft altijd alleen gezorgd voor de kinderen, ik was zeg maar zeven jaar, “Maar ik hoef geen eten,” dan riep de buurvrouw “Ja <naam>, ik kook wel voor jou mee,” of kom <…>. Echt voor mekaar. [Dus jij hebt, jij hebt ook met jouw moeder de hulp ontvangen, je hebt de hulp ook gegeven aan andere mensen?] Ja, dat doe je ook terug, hè. [Dat doe je terug.] [13 12] Ik weet zeker als er niet gesloopt was, dan had het hier nooit veranderd geweest. [Zou het hetzelfde zijn gebleven, denk je.] Ja. [Dus jij zegt de grootste verandering is, er zijn veel mensen van buiten binnengekomen en de mensen die er wonen zijn ouder geworden, zijn er inmiddels al veel overleden. Maar dan betekent dat, net zoals jij, jonge mensen, daar zijn er maar een deel van teruggekomen en die hebben dus niet die sfeer kunnen behouden die het vroeger had.] Nou ja, kijk als wij onderling, zeg maar, van het oude <wijkdeel> om het zo maar eens te zeggen, en dan heb je samen dat gevoel nog wel. Maar dat kun je met die andere mensen niet delen, dat gaat niet. [Jullie zoeken het bij elkaar op …] Ja. [… en dan vind je het nog wel een beetje …] Ja. [Is dat nog steeds ouderwets elkaar helpen en steunen?] Jaaa, ikke wel. [En bij meer adressen in de wijk?] Nou ja, je hebt wel een paar zo maar het is hoe ik het zeg, het is niet meer het oude <wijkdeel>, daar is bijna niemand van terug. [13 13] En net als in het oude <wijkdeel>, daar hebben ze ook liggen vechten met elkaar, en vijf minuten later dan pakten ze een fles bier en dan was het weer “Och, kom op.” Maar dat is nou niet meer, want nou praten ze voor een scheet, voor een scheet praten ze nog niet meer met elkaar. [Asjemenou zeg, het was vroeger ook gewoon volop op de kop.] Ja, maar toen sloegen ze mekaar ook echt. Nou doen ze dat niet meer, nou is het alleen nog maar achter de rug. Ja, en koeioneren allemaal. En dan koeioneren op een afstand dat de ander er

Page 18: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

17

niet bij kan. Dat is veel erger. Je kunt beter een paar goeie klappen van mekaar krijgen, dat het over is. [Bedoel je daarmee te zeggen dat het vroeger eerlijker was dan vandaag de dag?] Ja. [Dat is de verkeerde vraag, want nu geef je “Ja” als antwoord.] Ja. [14 06] [Jij gaf al aan dus, na mijn bevalling, mijn geboorte, in <straat> gaan wonen …] <...> [… toch terug naar <wijkdeel> …] Ja. […dat trekt dan toch, hè. En in <wijkdeel> wonen hier, wonen daar? Is dat allemaal familie van elkaar of ….] Dat waren vroeger allemaal familie van elkaar, een hele grote familie. [Eigenlijk waren dat familiestructuren die je …. en gaf dat heel veel … was dat nou prettig of had het ook minder… minder aangename kanten?] Ja, ik vond het gewoon heel prettig. Je kon bij iedereen binnen lopen, de deuren stonden altijd open, als het lekker weer was, iedereen zat lekker buiten, als je iets nodig had kon je gewoon bij elkaar aankloppen, dat is nu eenmaal zo … [Wat, dat hoor ik meer mensen zeggen, maar was het echt zo? Zo bijna romantisch warm?] Ja, voor de bewoners zelf wel, onderling, maar voor buitenstaanders dus niet. [14 07] [Ik heb 15 jaar in <welzijnsorganisatie> gewerkt, ik herken een beetje de sfeer, ik was natuurlijk een buitenstaander maar … wat mensen zeggen, want ze zijn daar, hebben daar inderdaad moeten vertrekken en ze missen inderdaad die steun van elkaar.] Ja. [Dat, dat beschrijf dat bij elkaar binnen lopen, wat, hoe zag dat eruit? Was dat letterlijk bij elkaar binnen lopen, wat voor steun hadden jullie aan elkaar?] Ja, gewoon alles. Ook als kind zijnde, je kon gewoon, bij iedereen was echt de deur open, je kon echt gewoon naar binnen lopen, je kon daar gewoon zo binnen lopen, voor of achter langs, maakte niks uit, alles kon gewoon open blijven, voor een bak koffie of als ik uit school kwam “Oh, ik ben bij de buurvrouw” of “Ik ben daar.” [14 25] [Nou ga ik iets, moet je niet boos worden, iets zeggen dat eigenlijk niet mag: het is een beetje een kampersmentaliteit. We houden het gesloten, we houden het onder elkaar en we hebben geen pottenkijkers nodig. Dus wat je, wat vroeger, wat je zelf deed, dat leverde dus op bij mensen die niet graag hier kwamen, dat gaf een bepaald imago van een beetje uit de buurt blijven ….] Ja, ik was op zichzelf als kind zijnde <...> altijd leuk en spannend om te zien als er dan toevallig iemand erin kwam, die snel weggejaagd werd, ik vond het altijd spannend om te zien. [Okay.] … als je er achteraan ging of als de politie kwam en die werd bekogeld. Ja, als kind zijnde is dat heel spannend. [Ja.] … of als ze ruzie hadden kwam iedereen uit bed en als je een ambulance zag kwam iedereen d’ruit. [14 31] Vroeger had je toch echt niet veel te makken. En nou, eh… [Zou het ook komen doordat mensen het materieel te goed hebben gekregen?] Ik denk het wel. [Of was het vroeger delen in armoede?] Meestal wel, ja. Meestal wel. [De mensen waren niet rijk, in <wijkdeel>.] Nee, ze konden wel eens poffen als het moest en dan die verhalen van mam. “Nou, ga jij even naar T. een kopje suiker halen.”<...> [Heb jij dat nog meegemaakt?] Nee, ik heb dat niet meegemaakt. Wel de winkeltjes heb ik meegemaakt …[Ja, ja met de boekjes, met het opschrijven?] Nee, nee, dat niet. Wij moesten gewoon gelijk afrekenen. [Toch wel?] Ja, ja. [15 06] [En weet u, kunt u uitleggen waar dat in zit?] Ja, waar het in zit, het is eigen mensen. Nou is het al iets minder geworden in het <wijkdeel>, maar toch die kliek nog wel, want ja, toen dat afgebroken was, toen was het nog veel meer en toen was het ook gezelliger, samen, iedereen kende je en iedereen zei je gedag. Dat is nu niet meer. Het is dat ik in het clubhuis kom, dus dat ik regelmatig de gezichten zie, dus dan weet je, oh, die woont daar en die woont daar, vraag me geen namen, maar gezichten wel, maar dat is wel heel veel veranderd. [Oké.] [15 27] Toen hadden wij nog niet zoveel buitenlanders, toen hadden we veel Nederlanders allemaal nog. [En die kwamen wel bij elkaar over de vloer?] Sommige wel en sommige niet, je had wel veel contacten, als er eens iets was, dat je kon helpen of wat dan ook, dan deden we dat onder elkaar, dat dan wel, maar dat is gewoon is in de loop van de tijd veranderd. [Ja.] [20 19] Ik merkte toen, ook met verbazing. Ik was altijd, en dat geeft maar weer aan van mij wat voor, hoeveel je vanuit je eigen idee uitgaat... In mijn idee waren toch, zeg maar, de kinderen met een wat betere achtergrond, zouden het voorbeeld moeten zijn voor de andere kinderen. En ik heb ... sorry, erg gemerkt dat dat dus door mensen hier in de buurt als heel bedreigend wordt ervaren en ook als een soort van niet serieus nemen. Dus dat je zeker niet op die manier ... een buurthuis binnen moet komen, van kijk, wij komen hier wel eventjes goed werk verrichten. Dat is nou niet bepaald wat je moet doen. Dan krijg je dus echt inderdaad eh ... ja daar, dan worden de gelederen gesloten en dan komt er iets van ja, maar jullie hebben wij helemaal niet nodig, want dat. En dat is natuurlijk ook logisch, want als mensen hier allang wonen en op een bepaalde manier met elkaar omgang hebben. Die, die, die ... ja, die hebben ook hun waardigheid en trots en gaan ook op een bepaalde manier met elkaar om. Die dan wel dan anders is dan wat ik gewend was, maar waaraan ook sociaal gezien een aantal hele sterke kanten zitten. Want je ziet wel dat mensen heel erg op elkaar kunnen leunen en heel erg betrokken zijn bij elkaar in zo’n wijk. [Dat is één ding. Het andere is, het heeft ook iets geslotens.] Ja, het heeft iets heel erg geslotens. [21 06] [Ehm, hoe lang woon jij al in de buurt?] Ik woon op 1 juli woon ik 27 jaar in de <naam>straat. [Dat is al een hele tijd.] Een hele tijd.

Page 19: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

18

[21 07] [Waar eh, kun je dat uitleggen? Hoe komt het, waar eh waar heb jij je hart aan verpand?] Eh … zeker 27 jaar geleden aan de bewoners eh hele eh … fijne mensen bij ons in de straat. Gewoon eh gewoon beschaafde, fijne mensen. [21 08] [Heb je daar ervaringen mee? Eh dat het fijn is om daar te wonen.] … [Je zegt het eh de mensen spreken me aan.] Ja, de mensen spreken me aan. Het is zijn gewoon blank ehm ja, zeg maar, ruwe bolsters blanke pit bij veel, hè. Eh ja, ik weet het niet, ik eh, ik voel me er thuis. Ik kan dat ook niet uitleggen. [21 09] Ik heb in veel plaatsen gewoond, ik heb ook in het buitenland gewoond. Eh ik … ik kan wel zeggen dat ik mij eh snel mensen contact maken, snel ergens thuis voel. Maar ik weet niet, het is mijn thuis geworden en ik kan ook niet uitleggen waarom. Ik eh, ik voel me daar op mijn gemak en eh ja, ik, terwijl ik echt weet dat ik daar dus niet eh eigenlijk geworteld ben. Ik ben ook helemaal niet kom ik officieel uit <stad>. Ik ben in 1956 in <stad> komen wonen, maar ik zie <stad> als mijn thuishaven. En eh sinds 27 jaar woon ik dan in <wijk> en eh, ik heb me ook verdiept in de geschiedenis van <wijk> en ik ben er eigenlijk trots op dat ik in zo’n stukje historische stad mag wonen van <stad>. [Ja, leuk, leuk.] Ja. [21 30] [En gaat dat alleen over dat soort dingen of of eh merk je dat ook op andere momenten?] Hoe bedoel je andere momenten? [Nou, wat je eigenlijk zegt, wat ik je hoor zeggen is dat zeg maar de betrokkenheid van mensen in de buurt op elkaar niet zo groot is.] Nee, die is eh zwaar verminderd. [En heeft dat alleen maar eh gevolgen voor het vegen van de stoepjes met sneeuw? Of zijn er ook andere momenten waarop dat naar boven komt?] Nou, je ziet natuurlijk wel dat vroeger de saamhorigheid hè, het is eh, ik zeg niet dat mensen hier geen goedendag zeggen, gewoon met een knikje eh goedendag zeggen. Maar ik eh, ben wel van mening dat als je naar 27 jaar geleden kijkt of 28 jaar geleden, dat het contact onderling, en dan hoefde je echt niet elke dag bij elkaar op de koffie te zitten, maar gewoon het praatje en eh ja, op straat even wel en wee nou, dat dat veel groter was als tegenwoordig. [21 33] Vroeger eh had je geen computers en eh spelletjes en eh eh ja, waar praat ik over? 40, 30 jaar geleden. Het verenigingsleven was heel rijk. Als het niet van de kerk was, dan waren we wel eh majorettenkorpsen, fanfares eh he, in die tijd liepen er ook nog wel eens muziekkorpsen door de stad om te oefenen enzovoorts. En dat is weg. De mensen die nu nog een eh, een eh een vereniging hebben, die doen eh, dat zijn meestal de ouderen en jonge aanwas is bijna niet erbij te trekken. Je hoort overal klagen. Ze eh nou, verenigingen die vroeger honderd leden hadden, die mogen blij zijn als ze er nu twintig hebben. [Mmm.] [25 12] Van de voetbal deed je ook, allemaal met elkaar verzamelen, alles oranje, leuke pakken aan, onder elkaar uitlenen van de drank, polonaise door heel <wijkdeel>, ja dat was toch leuk. Maar dat is niet meer. [25 17] [Want wat is eh, om nog eventjes terug te gaan op eh, ja juist die positieve ervaringen die jullie dan net vertelden over vroeger hè. Kunnen jullie daar eens wat meer voorbeelden van noemen?] Nou de voorbeelden vind ik niet groot misschien, maar de mentaliteit van de mensen. [Mmm.] Dat dat vind ik de grootste. Echt daar blijf ik bij. Mensen waren gewoon anders. [25 18] [En in welke zin; kunt u dan eens een ervaring opn… ] Nou, eh… [… meemaken, wat u, wat u is bijgebleven?] Nou, ervaringen is bijvoorbeeld eh, dat we thuis eh, op bed lagen, dat ik bijvoorbeeld mijn voordeursleutels... En dan riepen ze: “Hé jong, ik gooi de sleutels in de gang.” Want ik heb hem er weer op laten zitten, zo. [Oh, ja ja ja ja.] Als ik nou mijn sleutels op laat zitten, dat ze niet roepen hoor, maar dat ik misschien mijn tv moet gaan zoeken ergens Eh. Dat soort dingen, weet je niet. [Ja, het was toch dat vroeger… ] Veel en veel hechter, veel hechter. [28 13] En die tijd komt ook niet meer terug. Nee. Daar gaat het niet om. [Maar er was vroeger wel meer leven, dan later.] Ja. En de mensen onder elkaar. Hè, je kon de deur open laten staan. Je kon de deur open laten staan. Je kon ook de mensen, als er bijvoorbeeld vier huizen verder, de mensen dachten van eh, nou die hebben het wel moeilijk deze week, dan ging ik er met brood naartoe en dan ging ik een keer. [28 22] Alleen tegen die man, die kwam naar mij, die heeft gelijk zijn zoon onder handen genomen. Maar de andere dag was het weer hetzelfde hè, maar dat zijn die jonge gasten. [Ja.] Daar kan die man ook niks aan doen. Nee. Mijn kinderen hebben het in ieder geval nooit gedaan. Dan denk ik wel eens van goh waar is die tijd gebleven hè, waar is die tijd gebleven? Want die kinderen van ons hadden respect voor oudere mensen hoor. Ja, ja, ja. [Ja, Ja.] En wat ze nou allemaal flikken in de straat en doen allemaal nou ... Nou. [28 30] Ja, wij hebben hier elkaar, we kennen mekaar hartstikke goed. [Ja, ja, ja.] We helpen elkaar gewoon allemaal en dan ... [Ja, dat is inderdaad wel heel fijn.] Ja, dat is heel fijn. Het is niet zo dat er hier iemand een dag dood op bed ligt hoor, want dan weten ze het zo. [Mmm.] Nee, maar wat ik zie ... nou oh die heb ik vandaag niet gezien, oh die niet gezien. Hè, dat is. [Jullie letten wel heel erg op elkaar, ja.] Ja dat is zo. Maar dat ben je gewend van vroeger. [Ja, ja, ja, ja.] Dat ben je gewoon gewend van vroeger hè, dat ben je gewoon gewend van vroeger. Want dat is, oh zou er wat zijn, zal ik eens even gaan vragen, misschien kan ik iets voor ze doen. Misschien kan ik een boodschap doen en zo. [Ja, dat is wel heel fijn hè.] Nee, maar dat doen wij wel, want ik bedoel wat, kunnen wij niet dan doen zij wat boodschappen, kunnen jullie niet, dan doen wij het. Hè,

Page 20: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

19

<naam> staat ook altijd klaar als dat kan. [Ja, want u heeft hiervoor in <wijk> gewoond hè?] Ja, de <naam>straat. In bovenstaande subset staan uitspraken die ook laten zien dat het vroeger niet allemaal koek en ei was, maar men is toch overwegend positief over het verleden. Er zijn veel minder eenzijdig negatieve uitspraken over de sociale omgeving van vroeger, namelijk maar eentje: [28 45] Nee, luister eens, de politie, ... te zijn, wat ze niet moeten zijn. ...Als, toen met die <naam> ook. Nou we hebben er een gehad. Nou die is weg. Maar dat was echt iedere week feest. Iedere week alle ramen eruit, iedere week knokken. Hè, ... ze kwamen gewoon niet. Daar hadden ze geen tijd voor. Ja, dat is waar. Dat is waar. Ze moeten ‘s avonds meer controleren daar. Je kunt dus concluderen, dat deze bewoners overwegend positief zijn over hoe het vroeger was in hun wijk. Vervolgens maak je vergelijkbare subsets van ‘sociale omgeving’ + ‘positief’ + ‘nu’ en ‘sociale omgeving’ + ‘negatief’ + ‘nu’, en kun je de vroegere en de huidige ervaringen vergelijken. Als laatste redigeer je de uitspraken om tot een tekst te komen zoals die waarmee we dit hoofdstuk openden, en kies je hoofdstuktitels (die voorbeeldtekst komt uit het hoofdstuk “Buren en buurten” en heeft een chronologische opbouw, van vroeger naar nu). Patronen vind je dus door steeds eerst te kijken naar verschillen en overeenkomsten, naar uitersten en nuances, naar middenposities, eerst in de wat-codes en hun onderlinge combinaties, en daarna in combinatie met eventuele andere codes die je gemaakt hebt. Je gaat niet alleen tellen (zo veel keer gescoord op ‘sociale omgeving’), maar gaat verbanden leggen tussen wat mensen als oorzaak en gevolg noemen; causaliteit aanbrengen dus. Zo reconstrueer je op basis van de data vanuit welke logica’s mensen betekenis geven aan wat er in hun wijk (en daarbuiten) gebeurt. Zo vind je ook de thema’s waar betrokkenheid omheen zit (op wat voor manier dan ook), en dat is handig als je iets met de betrokkenheid bij je onderzoek wil doen. Het helpt je bovendien om niet vanuit je aannames naar je data te kijken (“die en die zal wel tegen zijn, zoals gebruikelijk”), maar vanuit de ervaringen van de betrokkenen, die vaak rijker en meerlagiger is dan je vermoedt. Zo kan bijvoorbeeld duidelijk worden dat oudere buurtbewoners zich net zo graag inzetten om jongeren in de wijk kansen te geven als de twee jongere welzijnswerkers die, vers van de opleiding, het project ‘Samen voor jongeren’ hebben geïntroduceerd, maar vergeten zijn deze oudere bewoners daarbij uit te nodigen, waardoor deze zich uitgesloten voelen. Dan is dus niet de ergernis aan hangjongeren een mogelijke bron voor tweedeling en stigmatisering, maar het buitengesloten worden bij nieuwe en uitdagende projecten. Vervolgens kun je dan het patroon rond ‘inspraak’ uiteenrafelen. Zijn er meer thema’s waar respondenten zich van buitengesloten voelen? Op welke momenten doet zich dat voor? Hoe ervaren ze dat? Wie speelde(n) daar nog meer een rol in? Enzovoort. Deze subsets bevatten steeds ook de oorspronkelijke tekstfragmenten. Als je een fragment tegenkomt dat een mooie illustratie van je bevindingen is, dan kun je dat nu al markeren als potentieel citaat voor je resultatenhoofdstuk, waarin je niet alleen de scores op de codes presenteert, maar ook de patronen die je gevonden hebt.

Page 21: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

20

Tot slot Patronen vind je in je data en je data bestaan uit tekst. Je gaat dus zoeken naar patronen in teksten, die op hun beurt verwijzen naar iets buiten die tekst. Dat ‘iets buiten die tekst’ is de sociale werkelijkheid waar je bronnen mee te maken hebben, maar je hebt daar alleen toegang toe via die tekst. De tekst zelf is dus niet werkelijkheid, maar de manier waarop mensen over hun werkelijk spreken; tegelijkertijd is de tekst wel onderdeel van de sociale werkelijkheid, draagt die daarin bij (net als gedragsgewoontes en denkroutines). Het maakt qua effect wat uit of je verloedering ‘echt een ding’ noemt of zegt dat het ‘een dingetje hier in de wijk is’. Dit past bij het sociaal constructivisme, waarbij het uitgangspunt is dat wij mensen onze eigen sociale realiteit creëren (zie ook de Manual Legacy en Narratief Onderzoek).

Page 22: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

21

Deze handleiding is gebaseerd op Basten, F.M.R.C. (2011). Analyseren van narratieve data: het wat. Campus Orleon: Nijmegen. Literatuur Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boom Onderwijs. Miles, M.B. & Huberman, A.M. (1994). Qualitative data analysis: An expanded sourcebook. Thousand

Oaks, CA: Sage Publications, Inc.

Page 23: Handleiding - NHL Stenden · 2018-09-10 · voorbij. [Wat doe je daaraan?] Nou in het begin heb ik daar eh eh iets van gezegd, maar eh ik kijk eh ‘s avonds aan de deur ga ik niet,

dr. F. Basten en dr. M. CoendersLectoraat Wendbaar vakmanschapconcept 8 februari 2018