Handleiding gr1 h1
-
Upload
werkgroep-isis-vzw -
Category
Documents
-
view
213 -
download
1
description
Transcript of Handleiding gr1 h1
HOEK 1: ‘N OOGJE OP KLEUREN
DOE DE PROEF ‘kleurenspectrum’
1STE
GR
AA
D In deze hoek willen we de kinderen volgende dingen duidelijk maken:
Wit licht, zoals het licht van de zon, is geen licht van één enkele
kleur, maar het is een mengsel van verschillende kleuren licht
(het kleurensectrum).
De kleuren om ons heen kunnen we zien met onze ogen. Maar
niet ieder dier ziet hetzelfde. Sommige dieren zien geen, of min-
der kleuren dan wij. Andere dieren kunnen kleuren zien die men-
sen niet kunnen zien.
Licht van de zon of van een lamp noemen we wit.
Is ‘wit’ een kleur? Wat denken de kinderen?
Doe de lamp aan.
Op het bord is nu ineens een stukje regenboog te zien.
Kijk met de kinderen naar deze ‘regenboog’.
Van boven naar beneden zien we: rood - oranje - geel - groen -
blauw - indigo (= donkerblauw) -
violet (= paars): het kleurenspectrum.
Het witte licht uit de lamp is niet echt wit maar
het is een mengsel van kleuren!
De lamp telkens tussendoor uitzetten a.u.b.
Linkerbord
KLEUR DE REGENBOOG Laat de kinderen de regenboog inkleuren. Let op de juiste kleuren
en de juiste volgorde van de kleuren.
1STE
GR
AA
D
Rechterbord
Wat zien mensen en dieren, wat zijn de verschillen?
Op ieder bordje staat de foto van een dier, met daarbij een foto van
wat het dier ziet. Overloop samen met de kinderen al de bordjes.
OPDRACHT
‘Door de bril van…’
Materiaal
54 spelkaarten, waarvan 8 op de achterkant
gemarkeerd met een rode stip.
De kaarten zijn onderverdeeld in kopstukken,
middenstukken in verschillende kleuren en
staartstukken. De middenstukken zijn tweekleurig, de kop/
staartstukken éénkleurig. Sommige middenstukken zijn veelkleurig.
Stap 1
Maak samen met de kinderen een regenboogslang. Gebruik enkel
de 8 kaarten met rode stip op de achterkant. Benoem als de slang af
is, samen met de kinderen, de kleuren van de regenboog. Begin met
de kop: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo, violet.
Spel ‘regenboogslang’
SPEEL HET SPEL
Alle 54 kaarten (ook die met stip) worden
geschud en met de achterkant boven in
stapeltjes op tafel neergelegd. Eén kaart
wordt als startkaart open neergelegd.
SPEEL IN DE RICHTING VAN DE KLOK
Wie aan de beurt is pakt een kaart van één van de stapeltjes en pro-
beert deze aan te leggen aan een niet-afgebouwde slang op tafel.
Veelkleurige middenstukken mogen overal aangelegd worden. Als
de getrokken kaart aan geen enkele slang past, dan wordt de kaart
ernaast neergelegd. De kaart is dan het begin van een nieuwe slang.
Beide slangen zijn goed
volgens de spelregels.
Een slang kan naar beide kanten langer worden gemaakt, zolang
daar geen kop– of staartstuk ligt. Bij de slangen die tijdens het spel
worden gemaakt, is het niet nodig dat ze precies de volgorde van de
kleuren van de regenboog krijgen.
Een slang is af zodra de slang een kopstuk, één of meer middenstuk-
ken en een staartstuk heeft. Het kind dat de slang heeft afgemaakt,
pakt de kaartjes van deze slang en legt ze
voor zich.
Als een getrokken kaart aan twee slang-
gedeeltes op tafel past, dan moet het
kind die twee slangen samenvoegen tot
één grote slang. Samenvoegen kan al-
leen met een getrokken kaart!
1STE
GR
AA
D
Het spel eindigt zodra de laatste kaart is aangelegd. De spelers tellen
hun volledige slangen.
De speler met de meeste slangen is de winnaar. Bij gelijke stand wint
de speler met de langste slang.
1STE
GR
AA
D