Handleiding AanmeldFunctionaliteit Deel 2: Inhoud en ...€¦ · Deel 2: Inhoud en voorwaarden...

Handleiding AanmeldFunctionaliteit

Deel 2:

Inhoud en voorwaarden

Versie: 8.0 Datum: januari 2013

Handleiding CIZ AanmeldFunctionaliteit Deel 2: Inhoud en voorwaarden Versie 8.0 januari 2013

2

Colofon

Documenteigenaar: Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) Versie: 8.0 Datum: januari 2013

Vragen over de voorwaarden en regels

Als u na het lezen van deze handleiding nog vragen heeft over de informatie in dit document, kunt u bellen met 088 - 789 17 00 (op kantoordagen tussen 08.30 – 17.00 uur) of mailen naar [email protected]. Opmerkingen over dit document

Hoewel wij deze handleiding zorgvuldig hebben samengesteld, kan het zijn dat u er een technische opmerking over heeft. In dat geval kunt u mailen naar [email protected]. Vermeld dan ‘Handleiding AanmeldFunctionaliteit’ in de onderwerpregel, wij sturen uw opmerking direct door naar de juiste afdeling. Vragen over de AanmeldFunctionaliteit

Als u vragen heeft over het functioneren van de AanmeldFunctionaliteit, kunt u bellen met 088 - 789 17 00 (op kantoordagen tussen 08.30 – 17.00 uur) of mailen naar [email protected]. Actuele informatie op ciz.nl

De informatie in dit document wordt een aantal keren per jaar aangepast. Voor de actuele versie verwijzen wij u naar http://www.ciz.nl –> Voor professionals –> Downloads –> Handleidingen –> Handleiding AanmeldFunctionaliteit.


3

Inhoud

Inleiding........................................................................................................................... 5

1. Mogelijkheden in de AanmeldFunctionaliteit.............................................................. 6

1.1 Een nieuwe aanvraag indienen, of verder gaan met een opgeslagen aanvraag ................. 6

1.2 Raadplegen van indicatiegegevens ............................................................................. 8

1.3 Overzicht rapportages (Toetsingsrapportage HiT’s en/of SIP’s inzien).............................. 8

1.4 Inzage ontvangstbevestiging ..................................................................................... 8

2. Verkort onderzoeksformulier ................................................................................... 10

2.1 Het verkort onderzoeksformulier ...............................................................................10

2.2 Werking verkort onderzoeksformulier.........................................................................12

2.3 Oorspronkelijke formulier: zes vragen met antwoord 0-1-2-3 .......................................13

2.4 Verkort onderzoeksformulier: ten hoogste drie vragen met antwoord ja-nee...................13

2.5 Overzicht vragen bij verkorte onderdelen ...................................................................16

3. Benodigde informatie bij aanvraag .......................................................................... 18

3.1 Juiste informatie van belang .....................................................................................18

3.2 Gelijke registratie van gegevens................................................................................18

3.3 Juiste informatie, snelle indicatie...............................................................................18

3.4 Benodigde informatie bij de aanvraag gewijzigd ........................................................18

3.5 Contactgegevens aanmelder in de AanmeldFunctionaliteit ............................................22

4. Standaard indicatieprotocollen ................................................................................ 24

4.1 AWBZ-zorg via standaard indicatieprotocol .................................................................24

4.2 Algemene voorwaarden standaard indicatieprotocol .....................................................24

4.3 Regels en opmerkingen bij het uitvoeren van een SIP ..................................................24

4.4 Na het verzenden van een SIP ..................................................................................25

4.5 Overzicht standaard indicatieprotocollen gewijzigd ....................................................26

5. Herindicaties via taakmandaat................................................................................. 28

5.1 Herindicaties via taakmandaat in het kort...................................................................28

5.2 Voorwaarden herindicatie via taakmandaat gewijzigd.................................................28

5.3 Zorginzet na aanmelden...........................................................................................34

5.4 Inhoudelijke toetsing herindicaties.............................................................................34

5.5 Terugkoppeling toetsingsresultaten ...........................................................................35

6. Indicatiemelding ...................................................................................................... 36

6.1 Indicatiemelding in het kort gewijzigd ......................................................................36

6.2 Voorwaarden, criteria en procedures..........................................................................36

Bijlage 1: Indeling ziektebiografie............................................................................. 39

Bijlage 2: Toepassingsteksten, kernvragen en varianten bij SIP’s............................. 40

SIP's verpleging en verzorging (V&V)............................................................................ 40

3. Zorg na ziekenhuisopname in verband met een operatie heup/knie (zonder verblijf) gewijzigd

.............................................................................................................................40

4. Wondverzorging gewijzigd ............................................................................................42

6. Ambulante Compressie Therapie (ACT) gewijzigd ............................................................44

7. Steunkousen aan- en/of uittrekken...................................................................................47

9. (Hulp bij) het toedienen van injecties gewijzigd................................................................49

10. (Hulp bij) ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/-zalf en/of orale medicatie (pillen/poeders/drankjes) en/of aanbrengen van medicinale pleister ..............................51

11. Subcutane pijnbestrijding via een pomp gewijzigd .........................................................53


4

12. Sondevoeding toedienen................................................................................................55

13. Stomaverzorging (AP of UP) gewijzigd ...........................................................................57

14. Klysma (microlax) toedienen..........................................................................................61

15. Katheteriseren gewijzigd..............................................................................................63

16. Blaasspoelen ................................................................................................................65

18. Kortdurende persoonlijke verzorging (< drie maanden) .....................................................66

19. Hulp bij douchen/wassen/kleden tot en met drie keer per week voor ouderen > 75 jaar .......68

20. Bloedsuikerdagcurve prikken gewijzigd..........................................................................69

21. Verwisselen/inbrengen van een sonde gewijzigd .............................................................71

24. Palliatief Terminale Zorg ................................................................................................73

25. Gespecialiseerde intramurale zorg voor cliënten met ziekte van Huntington .........................79

28. Persoonlijke verzorging na ontslag uit ziekenhuis..............................................................81

29. Verpleging na ontslag uit ziekenhuis gewijzigd ...............................................................83

31. Tijdelijk verblijf in een intramurale setting voor herstel na ziekenhuisopname gewijzigd ......85

35. ZZP VV 09b: herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging in een instelling .......87

SIP's Verstandelijk Gehandicapt (VG) ............................................................................ 90

26. ZZP SGLVG 01 .............................................................................................................90

27. Behandeling van kinderen met de dominante grondslag Verstandelijke Handicap..................92

33. SIP ZZP LVG 02, 03, 04 en 05........................................................................................93

SIP Zintuiglijk gehandicapt (ZG) .................................................................................... 97

60. Begeleiding voor doofblinde cliënten ...............................................................................97

SIP GGZ.......................................................................................................................... 99

70. Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B pakket) gewijzigd ...............................................99


5

Inleiding

De Handleiding AanmeldFunctionaliteit is bedoeld voor zorgaanmelders die met de AanmeldFunctionaliteit werken. Deze handleiding bestaat uit twee delen met alle informatie over digitale aanvragen voor AWBZ-zorg bij het CIZ. Voor een goed begrip van deze handleiding is het van belang over basiskennis indicatiestellen en over algemene kennis van computergebruik en Windows te beschikken. Deel 1, de applicatie

Het eerste deel beschrijft stap voor stap hoe een aanvraag digitaal moet worden ingediend bij het CIZ. Deel 2, inhoud en voorwaarden

In dit deel staat de inhoudelijke informatie over de verschillende aanvragen. Beide delen zijn te downloaden via www.ciz.nl –> Voor professionals –> Downloads –>Handleidingen –>Handleiding AanmeldFunctionaliteit. CIZ Indicatiewijzer

Alles over beleidsvoorwaarden staat in de CIZ Indicatiewijzer, waarvan een digitale versie kan worden gedownload via www.ciz.nl –> Voor professionals –> Downloads –> CIZ Indicatiewijzer.


6

1. Mogelijkheden in de AanmeldFunctionaliteit

In de AanmeldFunctionaliteit heeft u als zorgaanbieder/ zorgaanmelder verschillende mogelijkheden. Op het startscherm krijgt u de volgende keuzes aangeboden, afhankelijk van uw autorisatie:

- Een nieuwe aanvraag indienen; - Verder gaan met een opgeslagen aanvraag; - Raadplegen van indicatiegegevens; - Overzicht rapportages (Toetsingsrapportage HiT’s en/of SIP’s inzien); - Inzage ontvangstbevestigingen.

In dit hoofdstuk staat uitgelegd wanneer u kiest voor welke optie, en welke mogelijkheden er zijn binnen de opties.

1.1 Een nieuwe aanvraag indienen, of verder gaan met een opgeslagen aanvraag

In de AanmeldFunctionaliteit kunt u kiezen uit verschillende soorten aanvragen. Het betreft wel altijd een aanvraag voor AWBZ-zorg. In deze paragraaf leest u voor welke soort aanvragen u kiest in de AanmeldFunctionaliteit. 1.1.1 Standaard indicatieprotocollen (SIP’s)

Een standaard indicatieprotocol (SIP) omvat regels en afspraken waarmee op een gestandaardiseerde en snelle manier indicaties voor AWBZ-zorg aangevraagd kunnen worden. U kunt een SIP toepassen als voldaan is aan de instructies, voorwaarden en richtlijnen die hiervoor gelden. De ingangsdatum van de AWBZ-zorg is gelijk aan de verzenddag van de aanvraag via de AanmeldFunctionaliteit, of maximaal vijf dagen vóór deze dag. Voor welke AWBZ-zorgvragen SIP’s bestaan en hoe deze toegepast kunnen worden, leest u in hoofdstuk 4: Standaard indicatieprotocollen. 1.1.2 Indicatiemelding

Met een indicatiemelding kunnen zorgaanbieders een ZZP regelen voor een cliënt van 80 jaar en ouder. De zorgaanbieder meldt het ZZP bij het CIZ. Deze melding wordt door het CIZ zonder inhoudelijke onderzoek en toetsing omgezet naar een formeel indicatiebesluit. De ingangsdatum van de AWBZ-zorg is gelijk aan de verzenddag van de indicatiemelding via de AanmeldFunctionaliteit, of ligt maximaal vijf dagen vóór deze dag. Een Bopz-toets artikel 60 kan tegelijkertijd aangevraagd worden met een indicatiemelding. Een aanvraag voor een Bopz-toets is aan de orde wanneer en sprake is van een geestesstoornis als gevolg waarvan opname in een Bopz-aangemerkt verpleeghuis of een als zodanig aangeduide afdeling in een verzorgingshuis of in een instelling voor verstandelijk gehandicapten noodzakelijk is. Kies voor ‘ZZP voor cliënten van 80 jaar en ouder met een aanvraag voor een Bopz-toets artikel 60 ’ indien naast een ZZP ook een Bopz-toets artikel 60 noodzakelijk is. Kies voor ‘ZZP voor cliënten van 80 jaar en ouder zonder een aanvraag voor een Bopz-toets artikel 60’ indien dit niet aan de orde is of wanneer er sprake is van een ongewijzigde houding van de cliënt ten opzichte van de opname. Indien er alleen een Bopz nodig is, dan kan er een reguliere Bopz-aanvraag ingediend worden bij het CIZ. In de AanmeldFunctionaliteit krijgt de zorgaanbieder kernvragen om de afhandelingtermijn van de Bopz-toets te bepalen. Deze termijn is binnen 2 werkdagen of maximaal 6 weken. Let op: het indicatiebesluit gaat eerder in dan het Bopz-besluit. Onder welke voorwaarden en voor welke doelgroepen een Indicatiemelding mogelijk is, staat in hoofdstuk 6: Indicatiemelding.


7

1.1.3 Herindicatie via Taakmandaat (HiT)

Een Herindicatie via Taakmandaat wordt gedaan door een zorgaanbieder via de AanmeldFunctionaliteit. De cliënt moet op het moment van de aanvraag beschikken over een geldig indicatiebesluit voor AWBZ-zorg en het betreft daarom altijd een vervolgaanvraag. Voor een Herindicatie via Taakmandaat moet gebruik gemaakt worden van een UZI-pas. Zodra u de herindicatie heeft verstuurd, en daarmee aangemeld heeft bij het CIZ, kunt u de benodigde zorg inzetten, tenzij de herindicatie is geselecteerd voor toetsing. Bij toetsing duurt het maximaal twee weken voordat een indicatiebesluit wordt afgegeven. Onder welke voorwaarden en voor welke doelgroepen een Herindicatie via Taakmandaat mogelijk is, staat in hoofdstuk 5: Herindicaties via taakmandaat. 1.1.4 Reguliere aanvraag

1.1.4.1 Reguliere aanvraag met of zonder onderzoeksgegevens

Afhankelijk van de autorisatie, kan een aanvraag ingediend worden met of zonder onderzoeksgegevens. U kunt kiezen voor het aanleveren van onderzoeksgegevens als u deze daadwerkelijk heeft en deze wilt invullen. Indien u beschikt over een UZI-pas en het betreft een bij het CIZ al bekende cliënt, dan kunt u de reeds bekende onderzoekgegevens laten voorvullen. Het indienen van een reguliere aanvraag is altijd mogelijk. De afhandelingtermijn van een dergelijke aanvraag is maximaal zes weken. 1.1.4.2 Reguliere aanvraag met Bopz

Indien ook een Bopz-aanvraag noodzakelijk is, kan dit in het vrije tekstveld ‘Toelichting op de aanvraag’ ingevuld worden. Een aanvraag voor een Bopz-toets artikel 60 is aan de orde, wanneer sprake is van een geestesstoornis waardoor opname in een Bopz-aangemerkt verpleeghuis of een als zodanig aangeduide afdeling in een verzorgingshuis of instelling voor verstandelijk gehandicapten, noodzakelijk is. Het CIZ bepaalt de afhandelingstermijn van een Bopz-aanvraag. Deze kan gesteld worden op twee werkdagen of maximaal zes weken.

1.1.4.3 Reguliere spoedaanvraag

Indien sprake is van een spoedsituatie, kan dit aangegeven worden binnen de reguliere aanvraag via het aankruisen van de vraag: Is de zorg reeds gestart op basis van Artikel 16 (BZA)?

Als met spoed AWBZ-zorg nodig is, zal veelal ‘niet uitstelbare zorg’ nodig zijn bij mensen die thuis wonen. Bijvoorbeeld, als zij geconfronteerd worden met een plotselinge wijziging in de gezondheidssituatie (aandoeningen, stoornissen, beperkingen), of in de informele hulp vanuit sociale verbanden. Die wijziging – gelet op de ontstane zorgbehoefte – leidt tot een substantieel andere inhoud en omvang van de benodigde zorg. Die zorg moet er bovendien binnen 24 tot 48 uur zijn. Als dat namelijk niet gebeurt, ontstaan voor de desbetreffende persoon en/of zijn directe gezinsverband, onaanvaardbare gezondheidsrisico’s. De ‘niet uitstelbare zorg’ kan gericht zijn op zowel thuiszorg als verblijfszorg binnen de AWBZ. Het betreft altijd zorg in natura (ZIN). De registratieve spoedaanvraag wordt binnen maximaal twee werkdagen afgehandeld. Bij een spoedaanvraag via de AanmeldFunctionaliteit wordt ook direct een reguliere aanvraag ingediend. Deze reguliere aanvraag wordt automatisch aangemaakt door het systeem van het CIZ zodra u de spoedaanvraag heeft verzonden naar het CIZ. U hoeft hier niets voor te doen. De reguliere aanvraag die volgt op de melding spoedzorg (artikel16), kent een maximale afhandelingtermijn van twee weken. Indien de spoedzorg ook past in een SIP, kan die toegepast worden in plaats van het indienen van een reguliere aanvraag. Zorg die via de AanmeldFunctionaliteit als SIP wordt aangevraagd, kan direct door de zorgaanbieder worden ingezet.


8

1.1.5 Aanvraag voor Bopz-toets artikel 60

Als de cliënt over een (intramuraal) AWBZ-indicatiebesluit beschikt en een Bopz-toets artikel 60 noodzakelijk is, kan gekozen worden voor deze soort aanvraag. Een aanvraag voor een Bopz-toets artikel 60 is aan de orde, wanneer sprake is van een geestesstoornis waardoor opname in een Bopz-aangemerkt verpleeghuis of een als zodanig aangeduide afdeling in een verzorgingshuis of instelling voor verstandelijk gehandicapten, noodzakelijk is. Het CIZ bepaalt de afhandelingstermijn van een Bopz-aanvraag. Deze kan gesteld worden op twee werkdagen of maximaal zes weken. 1.1.6 Partnerverblijf

Deze registratie is geen officieel AWBZ-indicatiebesluit. Bij een melding voor partnerverblijf registreert de zorgaanbieder de partner van de cliënt die verhuist naar een instelling. De partner behoudt na de registratie aanspraak op benodigde extramurale AWBZ-zorg. Als in de geldige, extramurale aanspraak van de partner de functie Behandeling algemeen is opgenomen, dan is registratie van het partnerverblijf niet mogelijk. De nog geldige, extramurale AWBZ-functies worden namelijk naast de partnerregistratie ook via de AZR verzonden. Registratie van partnerverblijf is ook niet mogelijk wanneer de partner een indicatie heeft voor de functie Verblijf Kortdurend, Tijdelijk Verblijf of een ZZP. Bij een (tijdelijke) intramurale AWBZ- indicatie van de partner vervalt het ZZP 0. Wanneer de ZZP van de partner vervalt en deze slechts extramurale zorg nodig heeft, registreert de zorgaanbieder opnieuw het partnerverblijf (ZZP 0) via de AanmeldFunctionaliteit. De ingangsdatum van het partnerverblijf is de datum waarop de aanvraag hiervoor via de AanmeldFunctionaliteit wordt verstuurd, en daarmee geregistreerd in de AZR.

1.2 Raadplegen van indicatiegegevens

Indien u wilt vaststellen of de noodzaak er is voor het indienen van een nieuwe aanvraag voor de zorgvrager, kan u met gebruik van de UZI pas en toestemming van de cliënt, indicatiegegevens raadplegen. De volgende gegevens worden getoond:

- grondslag (indien aanwezig ook tweede grondslag) - Bopz-status (indien aanwezig) en ingangsdatum - Indicatiegegevens zoals geldigheidsduur, functie/ZZP, klasse

Op basis van deze gegevens kunt u bepalen of de noodzaak er is om een nieuwe aanvraag in te dienen. Na dit raadpleegverzoek krijgt u de mogelijkheid om een reguliere aanvraag in te dienen. Doet u dit niet, dan wordt gelijk het PDF ter beschikking gesteld. Hierop vindt u de toestemmingsvragen die zijn beantwoord. Kiest u wel voor een aanvraag, dan worden de toestemmingsvragen geplaatst op het PDF dat u krijgt bij het afronden van uw aanvraag.

1.3 Overzicht rapportages (Toetsingsrapportage HiT’s en/of SIP’s inzien)

In de AanmeldFunctionaliteit is het mogelijk om de toetsingsrapportage van de HiT’s en/of SIP’s in te zien. Via zoekcriteria bepaalt u zelf hoe de toetsingsrapportage er uit ziet. Deze toetsingsrapportage wordt met u besproken door uw CIZ-relatiebeheerder.

1.4 Inzage ontvangstbevestiging

Indien u een aanvraag via de AanmeldFunctionaliteit verstuurt, krijgt u per oktober 2011 een ontvangstbevestiging zodra de aanvraag door het CIZ is ontvangen. Deze ontvangstbevestiging wordt geplaatst op de AanmeldFunctionaliteit. Zodra u inlogt op de AanmeldFunctionaliteit, heeft u de keuze om de ontvangstbevestigingen in te zien. Bij het tonen van de ontvangstbevestigingen zijn er verschillende zoekmogelijkheden. Ook bestaat de mogelijkheid om alle ontvangstbevestigingen te tonen van alle verzonden aanvragen van alle gebruikers die werken onder hetzelfde contract. U heeft daarnaast de mogelijkheid om het aanvraagformulier in PDF-formaat opnieuw in te zien. Deze wordt getoond bij de ontvangstbevestiging.


9

De ontvangstbevestigingen blijven na plaatsing op de AanmeldFunctionaliteit 7 weken staan. Daarna worden ze automatisch verwijderd. Ook kunt u zelf kiezen om een ontvangstbevestiging te verwijderen. De ontvangstbevestiging wordt na verzending van de aanvraag binnen enkele seconden en maximaal 2 werkdagen op de AanmeldFunctionaliteit geplaatst.


10

2. Verkort onderzoeksformulier

Voor zowel een digitale AWBZ-aanvraag als een AWBZ-aanvraag op papier wordt een verkort onderzoeksformulier gebruikt voor het onderzoek naar stoornissen en beperkingen. We noemen dit verkort, omdat dit formulier aanzienlijk minder vragen bevat dan het oorspronkelijke, “oude” onderzoeksformulier. In het onderzoeksformulier worden de volgende onderdelen verkort uitgevraagd: • Bij ziekte, aandoening en stoornis: de verbijzonderingen en aanvullingen, behalve motorisch

functioneren en verslavingsproblemen; • Alle beperkingen; • Participatieproblemen: sociale relaties en maatschappelijk leven. Of u het verkort onderzoeksformulier moet invullen is afhankelijk van het type aanvraag. Hieronder een overzicht;

SIP’s geen onderzoeksgegevens noodzakelijk

HiTs;

HiT Aanpassen extramurale indicatie

HiT Gelijkblijvend ZZP verlengen

HiT Aanpassen dagbesteding binnen het ZZP

HiT Aanpassen ZZP

HiT Aanpassen functiegerichte verblijfsindicatie

naar ZZP

wel onderzoeksgegevens noodzakelijk

geen onderzoeksgegevens noodzakelijk

geen onderzoeksgegevens noodzakelijk



Indicatiemelding Wel onderzoeksgegevens noodzakelijk

Reguliere aanvraag Alleen onderzoeksgegevens noodzakelijk bij

aanvraag+ onderzoek

Hoe krijgt het CIZ op basis van minder vragen toch de benodigde informatie binnen? In dit hoofdstuk leest u hoe het verkort onderzoeksformulier werkt.

2.1 Het verkort onderzoeksformulier

Als u een digitale aanvraag doet, krijgt u een overzichtscherm van de verbijzonderingen en beperkingen. Dit scherm ziet u hieronder. Als u een terrein wilt beoordelen en <ja> invult, krijgt een aantal vragen die ingaan op de problemen op dit terrein. Afhankelijk van het beantwoorden van deze vragen met <ja> of <nee> krijgt u enkele vervolgvragen. Er worden op een terrein nooit meer dan drie vragen gesteld.


11


12

In de onderstaande lijst ziet u uit welke onderdelen het onderzoeksformulier bestaat en welke onderdelen hierin zijn verkort. Onderdelen van het onderzoeksformulier Verkort?

B1.1 Somatische ziekte/aandoening - B1.2 Psychogeriatische ziekte/aandoening - B1.3 Psychiatrische aandoening; psychische stoornis - B1.4 Lichamelijke handicap (functiestoornis) - B1.5 Verstandelijke handicap (functiestoornis) - B1.6 Zintuiglijke handicap (functiestoornis) - B1.7.1 Verbijzondering of aanvulling: oriëntatiestoornissen ja B1.7.2 Verbijzondering of aanvulling: psychosociale functies ja B1.7.3 Verbijzondering of aanvulling: motorisch functioneren - B1.7.4 Verbijzondering of aanvulling: probleemgedrag/veiligheid ja B1.7.5 Verbijzondering of aanvulling: verslavingsproblemen - B1.7.6 Verbijzondering of aanvulling: psychosociaal welbevinden ja B2. Beperkingen: sociale redzaamheid ja B3. Beperkingen: zich bewegen en verplaatsen ja B4. Beperkingen: persoonlijke zorg ja B5. Beperkingen: huishoudelijk leven ja B6. Participatieproblemen: sociale relaties en maatsch. Leven ja B7. Participatieproblemen: deelname onderwijs, werk - B8. Omgeving: informele zorg - B9. Omgeving: wonen - B10. Samenvattend overzicht zorgbehoefte n.v.t.

2.2 Werking verkort onderzoeksformulier

Dankzij de stroomschema's stelt het verkorte onderzoeksformulier niet meer vragen dan nodig. Hieronder volgt een overzicht van de mogelijke vragen bij B4 (Beperkingen: persoonlijke zorg). In de praktijk krijgt u er minder: • Het cijfer in de eerste kolom geeft de volgorde van de vragen aan. Als u de 0-vraag met ‘ja’

beantwoordt, volgt de 1-vraag. In de AanmeldFunctionaliteit ziet u niet letterlijk deze vraag, maar wordt gevraagd of u het betreffende onderdeel/terrein wilt beoordelen (‘ja’), niet wilt beoordelen, of dat u geen beoordeling kunt geven of dat het niet noodzakelijk is;

• Afhankelijk van uw antwoord krijgt u daarna een 2-vraag; • Afhankelijk van uw voorgaande antwoorden krijgt u soms een 3-vraag; • Zie het schema: bij ‘ja’ op vraag 1 volgt de hier 2a genoemde vraag.

B4. BEPERKINGEN: PERSOONLIJKE ZORG

0 Heeft de cliënt problemen met de persoonlijke verzorging? 1 Heeft de cliënt ernstige problemen met zich wassen? 2a Heeft de cliënt ernstige problemen met zich verplaatsen in zit- of lighouding? 2b Heeft de cliënt matige problemen met zich wassen? 3a Heeft de cliënt ernstige problemen met eten en drinken? 3b Heeft de cliënt problemen met zich verplaatsen in zit- of lighouding?


13

0 1 2 3

Ja Ja Nee Ja Nee Ja Nee

SCORE Persoon- lijke zorg

Ja (vraag 3a)

Ja (vraag 2a)

Nee

(vraag 3a) Ja

(vraag 1)

Nee

(vraag 2a)

Ernstig

Ja (vraag 3b)

Ja (vraag 2b)

Nee

(vraag 3b)

Matig

Ja (vraag 0)

Nee

(vraag 1)

Nee

(vraag 2b)

Licht

Zoals u ziet leidt bijvoorbeeld ‘ja, ja, nee’ (op vraag 0, 1, 2) tot de score ‘Ernstige beperkingen’ en ‘ja, nee, nee’ tot de score ‘Lichte beperkingen’. Misschien valt u op dat meer vragen zijn gesteld dan nodig om in een van de vakken ernstig, matig of licht te komen. De extra vragen (in het voorbeeld 2a, 3a en 3b) zijn nodig voor de gewenste precisie. Kijk in paragraaf 2.4 in de zwart-witte tabel. Uw cliënt kan op de schaal persoonlijke zorg van 0 procent (geen problemen) tot 100 procent scoren. Het antwoord ‘ja’ op de 1-vraag verkleint dit gebied tot circa 61 -100 procent (ernstige problemen). De 2-vraag verkleint het gebied verder. Bij ‘nee’ ligt de score in het gebied 61-77 procent. Bij ‘ja’ ligt de score in het gebied 78-100 procent. De 3-vraag verdeelt dat laatste gebied nog verder. Bij ‘nee’ wordt de score 78-93 procent, bij ‘ja’ 94-100 procent. Daarmee wordt een nauwkeurigheid bereikt die vergelijkbaar is met die van de oude, gedetailleerdere vragenlijst. Hoe dat kan, leest u hieronder.

2.3 Oorspronkelijke formulier: zes vragen met antwoord 0-1-2-3

In het oorspronkelijke onderzoeksformulier staan bij persoonlijke zorg (B4) deze zes vragen: • Zich wassen: delen van lichaam of gehele lichaam; • Zich kleden: aankleden en uitkleden; • In en uit bed gaan; • Zich verplaatsen in zit- of lighouding; • Naar toilet gaan en zich reinigen; • Eten en drinken. Bij elk van deze vragen kunt u 0 t/m 3 scoren. Een 0 staat voor ‘geen probleem’, een 3 staat voor een ernstig probleem.en volledige overname van de activiteit.

2.4 Verkort onderzoeksformulier: ten hoogste drie vragen met antwoord ja-nee

Het verkorte onderzoeksformulier is ontwikkeld op basis van het oorspronkelijke AWBZ onderzoeksformulier. In feite is er dus niet veel veranderd, behalve op de verkorte onderdelen. Bij de verkorte onderdelen staat in het papieren formulier een stroomschema:


14

Bij de verkorte onderdelen is na statistisch onderzoek een rangorde aangebracht in de vragen. Op elk terrein zijn er vragen waarbij de score met een hoge mate van waarschijnlijkheid voorspelt wat de score zal zijn bij een of meer andere vragen op dat terrein. Met dit principe is via een paar slimme ja/nee-vragen veel informatie binnen te halen. Om dit uit te leggen, staat hierna nogmaals de tabel uit paragraaf 2.2.alleen is deze nu ‘platgedrukt’ aan de linkerkant. Aan de rechterkant staat nu een lijst onderwerpen. In de AanmeldFunctionaliteit en in de (hierboven afgebeelde) papieren versie van het onderzoeksformulier staan alleen de vetgedrukte vragen uit het verkort onderzoeksformulier. De overige vragen worden automatisch ingevuld en de antwoorden hierop zijn niet zichtbaar. Er is bijvoorbeeld gevraagd: 'Heeft de cliënt ernstige problemen met eten en drinken?'. Het antwoord 'ja' correspondeert met de score 3 in de oorspronkelijke vragenlijst. U ziet dat de scores op de vetgedrukte vragen de grens van een nauwkeurig gebied afbakenen.


15

0 1 2 3

J J N J N J N Score

%

Score

Score

Naar gevraagd

Niet naar gevraagd

3 Naar toilet gaan en zich reinigen J 3a

94 -

3 Eten en drinken

3 Zich kleden

2 Naar toilet gaan en zich reinigen

J 2a

N 3a 7

8-93

3 Zich verplaatsen in zit- of lighouding

2 Eten en drinken

3 In en uit bed gaan

J 1

N 2a

Ernstig

61-77

3 Zich wassen

2 Zich kleden


1 Naar toilet gaan en zich reinigen

J 3b

39-60


1 Eten en drinken


1 Zich kleden

J 2b

N 3b

Matig

17-38

2 Zich wassen


J 0

N 1

N 2b

Lt - 16

1 Zich wassen

Voorbeeld: ‘ja’ op vraag 3a (zie vak 94-100 procent)

• De ondergrens van het gebied 94-100 procent is afgebakend door uw antwoord ‘ja’ op vraag 3a (Heeft de cliënt ernstige problemen met eten en drinken?);

• In het oorspronkelijk formulier (waar u 0, 1, 2 of 3 kunt scoren) zou u dus bij deze vraag een 3 hebben ingevuld;

• Bij de vraag erboven zou u hoogstwaarschijnlijk een 3 invullen, maar het mag ook minder zijn. U blijft sowieso in het gebied 94-100 procent, want ‘Ernstige problemen met eten en drinken’ is de ondergrens daarvan.

Voorbeeld: ‘ja’ op vraag 3b (zie vak 39-60 procent)

• Als een cliënt geen ernstige (vraag 1) maar wel matige problemen (vraag 2b) heeft met zich wassen, komt u in het gebied 17-60 procent uit;

• Als u vervolgens ‘ja’ scoort op vraag 3b (Heeft de cliënt problemen met zich verplaatsen in zit- of lighouding?) komt u in het gebied 39-60 procent uit. Dit betekent dat hier lichte of matige problemen mee zijn (dus een score 1 of 2 op het oude formulier). Geen ernstige problemen, want het is hoogst onwaarschijnlijk dat een cliënt geen ernstige problemen heeft met zich wassen (uw antwoord op vraag 1), maar wel met zich verplaatsen in zit- of lighouding;

• Bij de andere vragen in het gebied 39-60 procent zou u in het oorspronkelijke formulier waarschijnlijk maximaal de score geven die erbij staat. Bijvoorbeeld een 2 bij ‘Zich kleden’. Dat u hier een 3 zou invullen is onwaarschijnlijk, omdat met wassen geen ernstige problemen zijn (vraag 1).

Hierboven is beredeneerd waarom de ene score logisch is gelet op de andere score, maar in feite is de score bij de items in de rechterkolom het resultaat van statistisch onderzoek. Wellicht dat de onderliggende vragen dus niet aansluiten op de situatie van uw cliënt. Maar de uiteindelijke (algemene) score op een onderdeel, bijvoorbeeld op B4 (Beperkingen: persoonlijke zorg) komt met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid overeen met de situatie van uw cliënt.


16

2.5 Overzicht vragen bij verkorte onderdelen

B1 ZIEKTE, AANDOENING, STOORNIS

B1.7.1 Verbijzondering of aanvulling: oriëntatiestoornissen

0 Heeft de cliënt problemen met de oriëntatie? 1 Heeft de cliënt problemen met oriëntatie in ruimte? 2 Heeft de cliënt ernstige problemen met oriëntatie in tijd? 2 Heeft de cliënt matige of ernstige problemen met oriëntatie in tijd? 3 Heeft de cliënt ernstige problemen met oriëntatie naar plaats?

B1.7.2 Verbijzondering of aanvulling: psychosociale functies

0 Heeft de cliënt problemen met psychosociale functies? 1 Heeft de cliënt matige of ernstige problemen met geheugen en denken? 2 Heeft de cliënt ernstige problemen met geheugen en denken?

B1.7.4 Verbijzondering of aanvulling: probleemgedrag/veiligheid

0 Vertoont de cliënt probleemgedrag? 1 Vertoont de cliënt ernstig manipulatief gedrag? 2 Vertoont de cliënt ernstig agressief gedrag? 2 Vertoont de cliënt matig of ernstig verbaal agressief gedrag? 3 Vertoont de cliënt matig of ernstig destructief gedrag? 3 Vertoont de cliënt manipulatief gedrag?

B1.7.6 Verbijzondering of aanvulling: psychosociaal welbevinden

0 Heeft de cliënt problemen met psychosociaal welbevinden? 1 Heeft de cliënt matige of ernstige problemen met gemis van gewaardeerde sociale rollen? 2 Heeft de cliënt ernstige problemen met gemis van persoonlijke relaties? 2 Heeft de cliënt problemen met gevoelens van angst? 3 Heeft de cliënt ernstige problemen met gevoelens van angst? 3 Heeft de cliënt problemen met belangstelling en betrokkenheid?

B2. BEPERKINGEN: SOCIALE REDZAAMHEID

0 Heeft de cliënt problemen met de sociale redzaamheid? 1 Heeft de cliënt matige of ernstige problemen met het initiëren en uitvoeren van eenvoudige taken? 2 Heeft de cliënt ernstige problemen met besluiten nemen en problemen oplossen? 2 Heeft de cliënt matige of ernstige problemen met besluiten nemen en problemen oplossen? 3 Heeft de cliënt ernstige problemen met lezen, schrijven en rekenen? 3 Heeft de cliënt problemen met het beheren van geld? 3 Heeft de cliënt problemen met het voeren van een gesprek? 3 Heeft de cliënt ernstige problemen met het beheren van geld?

B3. BEPERKINGEN: ZICH BEWEGEN EN VERPLAATSEN

0 Heeft de cliënt problemen met bewegen en zich verplaatsen? 1 Heeft de cliënt problemen met het handhaven van de lichaamspositie? 2 Heeft de cliënt ernstige problemen met zich verplaatsen? 2 Heeft de cliënt problemen met het op en af gaan van de trap? 3 Heeft de cliënt ernstige problemen met het maken van gecoördineerde bewegingen met benen/voeten? 3 Heeft de cliënt ernstige problemen met gebruik van het openbaar vervoer? 3 Heeft de cliënt problemen met het tillen van lichte voorwerpen? 3 Heeft de cliënt problemen met het gebruiken van het eigen vervoermiddel?


17

B4. BEPERKINGEN: PERSOONLIJKE ZORG

0 Heeft de cliënt problemen bij de persoonlijke verzorging? 1 Heeft de cliënt ernstige problemen met zich wassen? 2 Heeft de cliënt ernstige problemen met zich verplaatsen in zit- of lighouding? 2 Heeft de cliënt matige problemen met zich wassen? 3 Heeft de cliënt ernstige problemen met eten en drinken? 3 Heeft de cliënt problemen met zich verplaatsen in zit- of lighouding?

B5. BEPERKINGEN: HUISHOUDELIJK LEVEN

0 Heeft de cliënt problemen bij het huishoudelijk leven? 1 Heeft de cliënt problemen met het helpen van anderen in het huishouden? 2 Heeft de cliënt ernstige problemen met het gebruik van huishoudelijke apparaten? 2 Heeft de cliënt problemen met het bereiden van broodmaaltijden? 3 Heeft de cliënt ernstige problemen met de dagelijkse organisatie van het huishouden?

B6. PARTICIPATIEPROBLEMEN: SOCIALE RELATIES EN MAATSCH. L.

0 Heeft de cliënt problemen in het maatschappelijk leven? 1 Heeft de cliënt matige of ernstige problemen met het opbouwen van contacten? 2 Heeft de cliënt ernstige problemen met het deelnemen aan verenigingen? 2 Heeft de cliënt problemen met het onderhouden van contacten? 3 Heeft de cliënt ernstige problemen met het onderhouden van contacten?


18

3. Benodigde informatie bij aanvraag

3.1 Juiste informatie van belang

Om onderzoek te kunnen doen naar de situatie van uw cliënt moeten indicatiestellers van het CIZ beschikken over de juiste informatie. Voorwaarde is dat deze informatie op de juiste plaats in de AanmeldFunctionaliteit komt te staan. Hiervoor heeft het CIZ het Normatief Kader Registratie (NKR) ontwikkeld.

3.2 Gelijke registratie van gegevens

Het NKR is opgezet als kader voor medewerkers van het CIZ, maar biedt ook zorgaanbieders handvatten bij het invullen van cliëntgegevens in de AanmeldFunctionaliteit. Wanneer alle aanvragen op dezelfde manier worden ingevuld, met dezelfde soort en hoeveelheid informatie, ontstaat eenduidige informatie over de cliënten.

3.3 Juiste informatie, snelle indicatie

Het is van belang dat zorgaanbieders de juiste informatie aanleveren bij het CIZ. Dan kunnen de indicatiestellers van het CIZ namelijk sneller werken. Dit zorgt ervoor dat het CIZ geen aanvullende informatie hoeft op te vragen, waardoor de aanvraag sneller afgehandeld kan worden. Informatie die u in de aanvraag vermeldt, moet: • Actueel en relevant zijn voor de huidige aanvraag. Wanneer reeds bekende informatie nog

relevant is voor de nieuwe aanvraag kan die, eventueel aangevuld, blijven staan; • Kort, bondig en feitelijk zijn. Vult u vrije tekstvelden alleen in als het zonder die

informatie niet mogelijk is een juiste indicatie te stellen.

Let op: met de UZI-pas kunt u de cliëntgegevens die al bekend zijn bij het CIZ ophalen in de AanmeldFunctionaliteit. Het gaat daarbij om grondslag, verbijzonderingen en beperkingen en ziektebiografie. Controleer in dat geval nauwgezet of deze gegevens nog steeds actueel en relevant zijn en pas ze waar nodig aan.

3.4 Benodigde informatie bij de aanvraag

De benodigde informatie is onderverdeeld in categorieën. Hieronder in het overzicht ‘Benodigde

informatie bij de aanvraag’, de indeling van de categorieën met een globale toelichting hierover.

1. Persoonlijke gegevens (inclusief zorgvraag)

Hier worden de cliëntgegevens ingevuld, zoals de NAW-gegevens, het BSN en andere persoonlijke gegevens. Deze gegevens zijn nodig om het te nemen indicatiebesluit direct (zonder foutmelding) via de AZR naar alle ketenpartners te communiceren. Bij het invullen van gegevens van de contactpersonen moet ook het geslacht worden vermeld.1 Bij elke (vervolg)aanvraag moeten de gegevens gecheckt en waar nodig aangepast worden.

2. Grondslaggegevens Het CIZ wil bij alle aanvragen direct beschikken over de gegevens die het mogelijk maken om de grondslag te bepalen. Onder grondslag wordt verstaan: een aandoening, beperking of handicap als gevolg waarvan de verzekerde op één of meerdere vormen van zorg kan zijn aangewezen. Het is noodzakelijk dat informatie over de vastgestelde/gediagnosticeerde ziekte of aandoening al in de aanvraag is beschreven.

1 Het CIZ is verplicht het geslacht van contactpersonen te vermelden, zodat deze gegevens via AZR aan de

zorgaanbieder kunnen worden verzonden. Indien het geslacht niet vermeld staat en ook niet uit de informatie is

op te maken, dan kiest het CIZ voor ‘vrouw’.


19

3. Specifieke informatie per doelgroep

Voor het objectiveren van een diagnose kan specifieke informatie nodig zijn. Dit kan per doelgroep verschillen. In het overzicht is beschreven wanneer welke specifieke informatie moet worden beschreven en moet worden aangevuld met informatie uit bijvoorbeeld testen, of informatie over de (effecten van een) behandeling, enzovoort.

4. Informatie over de zorgvraag/zorgbehoefte

De aard en omvang van de AWBZ-zorg die door of namens een cliënt wordt aangevraagd, moet in bepaalde gevallen van gerichte informatie voorzien zijn. Het is belangrijk dat deze informatie in de aanvraag beschreven is. Indeling ziektebiografie

Algemeen Beschrijf kort en bondig (puntsgewijs) alleen de actuele, relevante medische situatie ter onderbouwing van de grondslag. Vermeld het relevante ziekteverleden alleen als dat van invloed is op de huidige situatie.

Juiste volgorde Beschrijf eerst de gediagnosticeerde ziekte of aandoening die de grootste

oorzaak is van de zorgbehoefte van uw cliënt. Andere relevante ziekten en aandoeningen beschrijft u omgekeerd chronologisch. U noteert op de volgende manier: diagnose, jaartal, eventueel datum, en ten slotte naam en functie van de persoon die de diagnose heeft gesteld. Bijvoorbeeld: cliënt heeft vasculaire dementie, vastgesteld in september 2009 door geriater dr. Jansen.

Benodigde informatie bij de aanvraag gewijzigd

In het onderstaande overzicht staat per categorie welke informatie bij de aanvraag voor AWBZ-

zorg beschreven moet worden. De informatie die aanvullend bij de aanvraag moet worden

ingevuld, is een belangrijk onderdeel van het afwegingskader, zoals dit in de in Indicatiewijzer is

beschreven. De Indicatiewijzer beschrijft op elk gebied van indicatiestelling welke informatie bij de

weging moet worden gebruikt.

Met de informatie uit de aanvraag moet het CIZ een goed cliëntbeeld kunnen vormen ten aanzien

van het functioneren van de cliënt in zijn specifieke omstandigheden.

Zorgaanmelders die de AanmeldFunctionaliteit gebruiken en zij die het schriftelijk

aanvraagformulier hanteren, zien in het overzicht welke informatie waar moet worden ingevuld.

Waar in te vullen

in de aanvraag

Benodigde informatie Aanmeld Functionaliteit (AF)

1. Persoonlijke gegevens: inclusief zorgvraag

- Persoonsgegevens van de cliënt2, inclusief BSN en postcode; - Naam huisarts en zorgverzekeraar van cliënt; - Beschrijving van welke zorg cliënt vraagt.

Cliënt Cliënt aanvullend Toelichting op de aanvraag

2. Grondslaggegevens bij alle grondslagen

2 Voor cliënten met een buitenlands woonadres moet altijd kopie van het identiteitsbewijs gestuurd worden

naar het CIZ.


20

Waar in te vullen

in de aanvraag


- De diagnose: (ziekte, aandoening, stoornis); - Prognose, als deze bekend is; - Diagnose gesteld door: (naam en functie van de ter zake deskundige3, bijvoorbeeld reumatoloog, oncoloog, psychiater, (GZ-)psycholoog, orthopedagoog);

- Datum waarop de diagnose is gesteld; dit kan ook een jaartal zijn; - Bijzonderheden bij de diagnose, zoals: ziekteverloop, bijkomende problematiek of informatie over ziekten/aandoeningen uit het verleden die nog van invloed zijn op het huidige functioneren van cliënt.

Toelichting op de aanvraag OF Ziektebiografie4

Uitzondering diagnosegegevens

Er zijn cliënten bij wie het stellen van een diagnose moeilijk is. Bijvoorbeeld als een cliënt wel zorg

nodig heeft, maar deze afhoudt. Vaststellen van de basisdiagnostiek is dan meestal onmogelijk en

er is nader onderzoek nodig voor het vaststellen van de diagnose. Er wordt bijvoorbeeld na

observatie door deskundigen vastgesteld, dat sprake is van een (vermoedelijke) diagnose. Voor

deze doelgroep is het voldoende om de conclusie van de deskundige (observatie in relatie tot

vermoedelijke diagnose en zorgvraag) te beschrijven in de aanvraag.

(Zie voor meer informatie: de CIZ Indicatiewijzer, Hoofdstuk Grondslagen, paragraaf 3.3.2.)

3. Specifieke informatie per leeftijdscategorie en/of grondslag - Bij kinderen: Informatie over de AWBZ-zorg die op school nodig is, tijdens het onderwijs of ter vervanging van onderwijs; - indien aanwezig – vrijstelling leerplicht of eventuele REC-indicatie. - Bij volwassenen van 18-65 jaar: (Indien relevant) Informatie over

arbeidsongeschiktheid (indien beschikbaar5) en/of vrijstelling van

sollicitatieplicht. - Verstandelijke handicap: IQ-score (alleen als deze bij aanvrager bekend is); welke test is gebruikt; wie heeft de test afgenomen en wanneer. Als er geen IQ-test gegevens zijn, kan volstaan worden met andere informatie die de grondslag kan bevestigen (bijvoorbeeld: rapportage van school of informatie van MEE) en/of aanvullende informatie over mogelijk andere problematiek t.a.v. gedrag en functioneren in het dagelijks leven.

- Psychiatrische aandoening: diagnose die deel uitmaakt van een recente DSM IV- classificatie, van de behandelaar (bijvoorbeeld een psychiater, GZ-psycholoog), door welke behandelaar opgesteld (naam en functie) en op welke datum of een beschrijvende diagnose met informatie over de huidige of meest recente behandeling; het (verwachte) effect van de behandeling, relevante behandelvoorgeschiedenis, daarbij vermelden van wie de beschrijving komt en wanneer deze is beschreven.

- Lichamelijke handicap: Lichamelijk functioneren van cliënt in relatie tot de aanvraag voor zorg;

- Zintuiglijke handicap: soort zintuiglijke handicap (visueel, auditief, spraak/taal enzovoort) en de resultaten van de testen die deze grondslag bevestigen. Als sprake is van een Spraak- /taal probleem (of stoornis): informatie over wie deze diagnose heeft gesteld en wanneer? Let op: de gegevens waarop deze diagnose gebaseerd is mogen niet ouder zijn dan 1 jaar.

- Bij een combinatie van meerdere grondslagen dienen beide beschreven te worden. Liefst met een gemotiveerd advies6 van de zorgaanbieder of behandelaar welke grondslag dominant is.

Toelichting op de aanvraag OF Ziektebiografie (zie voetnoot 1)

3 Wie de ‘ter zake deskundigen’ zijn, is te lezen in de Indicatiewijzer onder hoofdstuk 3 Grondslagen 4 Als in de AanmeldFunctionalteit naast de aanvraag ook onderzoeksgegevens worden ingevuld, kan deze informatie ook beschreven worden in de Ziektebiografie.


21

Waar in te vullen

in de aanvraag


4. Informatie over de zorgvraag/ zorgbehoefte

- Aanvraag voor Behandeling7 (BH): in de aanvraag al benoemen wat het behandeldoel is en de beoogde setting (BH ind of BH groep);

- Bij een vervolgindicatie voor BH (i.v.m. aanleren vaardigheden en gedrag), moet de evaluatie van de BH-periode worden beschreven in de aanvraag;

- Bij BG en/of BH groep altijd de gevraagde omvang benoemen (in aantal dagdelen per week);

- Bij een aanvraag voor ZZP VG7:een onderbouwde conclusie dat sprake is van chronische ernstige gedragsproblematiek, die niet met reguliere middelen kan worden behandeld of begeleid; een actueel zorgplan (maximaal 1 jaar oud) en een CEP- rapportage, opgesteld door meerdere deskundigen onder eindverantwoordelijkheid van een gedragsdeskundige (CEP rapportage mag maximaal 1 jaar oud zijn); Het zorgplan en de CEP rapportage zijn een bijlagen, die apart moet worden opgestuurd.

- Bij GGZ-B-pakket: behandelplan of een brief van de behandelaar, die het gevraagde pakket onderschrijft.

- Bij een aanvraag voor een Bopz-toets, dient altijd een schriftelijke diagnose van een ter zake deskundige te worden meegezonden .

Toelichting op de aanvraag

VERVOLGAANVRAGEN

Bij het indienen van een vervolgaanvraag, moet worden beschreven: - Persoonlijke gegevens en Grondslaggegevens (1 en 2 uit deze richtlijn) - De reden van deze aanvraag; - Of sprake is van een nieuwe of een gewijzigde zorgvraag/zorgzwaarte; - Op welke punten de situatie van de cliënt verbeterd of verslechterd is, of volledig gelijk

gebleven; - Welke factoren hebben bijgedragen aan de verandering; - Aanvullende, nieuwe informatie die van invloed is op de cliëntsituatie of de zorgvraag;

bijvoorbeeld nieuwe (informatie over de) diagnose/prognose, wijziging cliëntsysteem enzovoort.

NB. Als bij een vervolgindicatie blijkt, dat essentiële informatie in een eerdere indicatie ontbreekt, dan kan het CIZ besluiten deze informatie alsnog te vragen.

5 Indien deze informatie niet bekend/ beschikbaar is, dan is het belangrijk om dát te vermelden in de aanvraag. 6 Gemotiveerd op basis van de Indicatiewijzer hoofdstuk 3: Grondslagen 7 Voor cliënten die Behandeling nodig hebben in verband met hun Zintuiglijke Handicap is Behandeling vanuit

de AWBZ indicatievrij, een indicatie is dan niet nodig.


22

3.5 Contactgegevens aanmelder in de AanmeldFunctionaliteit

Als noodzakelijke informatie ontbreekt waardoor de indicatie niet gesteld kan worden, verzoekt het

CIZ u informatie aan te vullen. Wij vragen de informatie op bij de contactpersoon die vermeld staat

in het scherm ‘Contactgegevens aanmelder’. Hier vult u de contactgegevens in van de deskundige

die desgewenst meer informatie –van belang voor de indicatie- over de cliënt kan verstrekken.

De contactpersoon vult de volgende gegevens in:

� Naam van de contactpersoon;

� Adres en telefoonnummer van de werklocatie van deze contactpersoon.

Deze contactpersoon kan ook op een ander adres werken dan op het algemene adres van een

instelling waar de AGB-code op staat. De contactpersoon vult zijn werkadres in op één van de

onderstaande manieren:


23

1. Adresgegevens werklocatie contactpersoon = adres gekoppeld aan AGB-code

Als het adres van de contactpersoon gelijk is aan het adres dat gekoppeld is aan de AGB- code, kan dit adres automatisch gevuld worden in de AF. Is de AZR-AGB code bekend? ‘Ja’: adres wordt automatisch gevuld. Naam en telefoonnummer van de contactpersoon vult u handmatig in.

2. Adresgegevens werklocatie contactpersoon ≠ adres gekoppeld aan AGB-code

Als de contactpersoon op een andere locatie werkt dan waar het AGB-adres aan gekoppeld is, kan een ander adres worden ingevuld. Is de AZR-AGB code bekend? ‘Nee’: er kan een ander adres worden ingevuld. Naam en telefoonnummer van de contactpersoon vult u handmatig in.


24

4. Standaard indicatieprotocollen

4.1 AWBZ-zorg via standaard indicatieprotocol

Een standaard indicatieprotocol, kortweg SIP, omvat regels en afspraken waarmee op een gestandaardiseerde manier indicaties aangevraagd kunnen worden. Het standaard indicatieprotocol bepaalt de inhoud van het uiteindelijke indicatiebesluit, bestaande uit functies en klassen, ZZP, leefklimaat bij een ZZP en geldigheidsduur. Een SIP is een snelle manier om een indicatie voor bepaalde AWBZ-zorg aan te vragen. Het protocol leidt via kernvragen tot een indicatie. Nadat u het protocol digitaal heeft ingevuld en verstuurd kan de gevraagde zorg direct worden ingezet. Het CIZ zet de indicatie in principe zonder eigen afweging om in een indicatiebesluit en toetst achteraf steekproefsgewijs. Overeenkomst bij gebruik SIP’s

Zorgaanbieders kunnen met het CIZ een overeenkomst sluiten voor het gebruik van standaard indicatieprotocollen in de AanmeldFunctionaliteit op www.ciz.nl. In die overeenkomst staat dat de aanmelder gerechtigd is om namens de zorgvrager, vooronderzoek en (medische) informatie in de vorm van een indicatievoorstel voor een indicatiebesluit aan te leveren bij het CIZ. Dit indicatievoorstel moet worden opgesteld aan de hand van de SIP's en de instructies, voorwaarden en richtlijnen die hiervoor gelden. Meer informatie hierover krijgt u via 088 – 789 17 00.

4.2 Algemene voorwaarden standaard indicatieprotocol

In deze paragraaf vindt u de voorwaarden die gelden bij alle standaard indicatieprotocollen. Het is van belang deze voorwaarden goed in u op te nemen, want ze worden niet herhaald bij de afzonderlijke SIP's. Algemene voorwaarden

1. Het CIZ wijst vormen van zorg aan waarbij een standaard indicatieprotocol beschikbaar is. Een overzicht hiervan vindt u in de bijlage ‘Toepassingsteksten, kernvragen en varianten bij SIP’s’, achterin deze handleiding;

2. Een daartoe aangewezen medewerker van uw organisatie vult het standaard indicatieprotocol in conform de voorwaarden, instructies en richtlijnen van het CIZ;

3. U archiveert de beantwoorde kernvragen en de informatie die nodig is voor het beantwoorden van deze kernvragen (schriftelijke rapportages van multidisciplinaire overleggen, ziekenhuis of huisarts). Bij toetsing achteraf door het CIZ verleent u volledige medewerking (zie artikel 9, lid 2 van de overeenkomst);

4. U zorgt ervoor dat (mondelinge) opdrachten van een huisarts, specialist of behandelaar voor de uitvoering van medische handelingen zijn genoteerd en toegevoegd aan het cliëntdossier;

5. Het CIZ neemt een indicatiebesluit op basis van de door u via de AanmeldFunctionaliteit aangeleverde gegevens. Na het verzenden van de aanvraag kunt u direct de betreffende zorg inzetten;

6. Het CIZ toetst steekproefsgewijs achteraf. De resultaten worden naar u teruggekoppeld. Het toetsingspercentage van uw organisatie wordt zonodig (automatisch) aangepast;

7. Als bij de toetsing achteraf blijkt dat het protocol niet correct is toegepast (de kernvragen zijn niet juist zijn beantwoord), neemt het CIZ maatregelen die ertoe moeten leiden dat de SIP's in het vervolg wel correct worden toegepast. Als blijkt dat een organisatie bewust stelselmatig op onjuiste wijze met SIP's omgaat, is het CIZ bevoegd om de overeenkomst te beëindigen.

4.3 Regels en opmerkingen bij het uitvoeren van een SIP

1. Uw cliënt gaat akkoord met deze manier van indicatiestelling en met de uitkomst van het

protocol, dus met de zorg die geleverd wordt. Uw cliënt behoudt overigens het recht om de aanvraag door het CIZ te laten afhandelen;


25

2. Uw cliënt wenst geen persoonsgebonden budget (PGB); 3. De zorg kan direct worden ingezet, er is geen wachtlijst. Deze voorwaarde is niet van

toepassing op SIP 26 en SIP 33; 4. De ingangsdatum van de zorg ligt tussen de dag waarop het standaard indicatieprotocol is

verzonden in de AanmeldFunctionaliteit en maximaal vijf dagen voor de aanvraagdatum; 5. Indien per cliënt meer SIP’s van toepassing zijn, moet u de afweging maken of een reguliere

aanvraag de voorkeur heeft. Dit toetst het CIZ ook. U mag maximaal drie SIP’s tegelijkertijd aanvragen. Dit geldt niet voor de SIP’s 24, 25, 26, 31, 33, 35 en 70;

6. U moet op de hoogte zijn van de AWBZ-zorg die uw cliënt al ontvangt zodra u een SIP aanvraagt;

7. Als u van mening bent dat er meer, minder of andere zorg nodig is dan uit het SIP volgt, moet u een reguliere indicatie aanvragen;

8. U mag alleen een SIP gebruiken als de beschrijving van toepassing is en als de juiste antwoorden op de kernvragen leiden tot een indicatie voor bepaalde AWBZ-zorg;

9. Een SIP mag één keer verlengd worden, daarna moet u een reguliere aanvraag indienen. Hierop zijn een aantal uitzonderingen: - SIP’s 26, 27, 31, 33 en 70 mogen niet worden verlengd; - verlengen van SIP 24 zal, gelet op de lange geldigheidstermijn, niet aan de orde zijn; - SIP’s 25 en 60 mogen onbeperkt worden verlengd;

10. De klasse van een SIP-variant is gebaseerd op het gemiddelde van de verschillende normtijden van de handelingen die u kunt aanvragen met de SIP. Daardoor kan de klasse van de SIP-variant afwijken van de klasse die wordt geïndiceerd bij reguliere indicatiestelling. 11. Bij SIP 35 is het mogelijk om tegelijkertijd met de SIP aanvraag een aanvraag tot een BOPZ

artikel 60 te verzenden naar het CIZ. Voor het vullen van de BOPZ aanvraag geldt ‘de richtlijn naar een complete aanvraag’. Deze richtlijn vindt u terug in hoofdstuk 3 ‘Benodigde informatie bij aanvraag’.

12. Indien u meerdere SIP’s wilt aanvragen voor dezelfde cliënt, kunt u na het afronden van het SIP aangeven dat u voor deze cliënt nog een SIP wilt indienen. Het CIZ voegt de SIP’s samen in een indicatiebesluit.

Voor zorgaanmelders

11. De zorgaanmelder stemt de inzet van de benodigde zorg tijdig af met alle betrokken partijen. Uw cliënt bepaalt van welke zorgaanbieder hij de zorg geleverd wil krijgen, dit is de zorgaanbieder van voorkeur. De zorgaanmelder stelt de zorgaanbieder van voorkeur op de hoogte van de uitkomst van het standaard indicatieprotocol.

4.4 Na het verzenden van een SIP

Direct zorg inzetten

Zodra u het standaard indicatieprotocol met de gegevens van uw cliënt heeft verzonden via de AanmeldFunctionaliteit op www.ciz.nl, kunt u de betreffende zorg inzetten. Voor zover van toepassing zijn in het SIP de belangrijkste elementen van het verwachte indicatiebesluit vastgelegd: • Functie; • Klasse; • Activiteiten; • Geldigheidsduur. Bij een ZZP zijn de belangrijkste elementen:

• Het ZZP; • Klasse; • Dagbesteding ja of nee; • Vervoer ja of nee; • Geldigheidsduur; • Leefklimaat nieuw De startdatum van de zorg staat op de aanvraag. Het CIZ streeft ernaar binnen enkele werkdagen, maar uiterlijk binnen twee weken een formeel indicatiebesluit af te geven. Dit vindt u dan terug in het AZR-informatiesysteem.


26

Verwerking bij het CIZ

Als de cliënt voor wie u een SIP heeft aangevraagd al een geldig indicatiebesluit heeft, moet het CIZ de nog relevante informatie van het eerdere besluit overnemen in het nieuwe indicatiebesluit (artikel 13 Zorgindicatiebesluit). Dit laatste besluit overschrijft het vorige. Het CIZ toetst altijd of de wijziging in de zorgbehoefte past binnen een al geldende indicatie. Als dat zo is, is geen nieuw indicatiebesluit nodig. U moet er dus op bedacht zijn dat het uiteindelijke indicatiebesluit kan afwijken van het SIP. Het CIZ informeert u hier telefonisch over en u informeert uw cliënt. Volgens de bedrijfsregels van het AZR-informatiesysteem ligt de ingangsdatum van een functie bij voorkeur niet in het verleden. Als het CIZ de zorg waarvoor al een indicatie bestond opneemt in een nieuw indicatiebesluit, krijgt deze zorg dus als ingangsdatum de datum van het nieuwe besluit. De geldigheidstermijn blijft hetzelfde. Let op; met ingang van 1-1-2012 gaat het CIZ enkele indicatiebesluiten waaraan een SIP aanvraag ten grondslag ligt, automatisch afhandelen. Dit betekent dat alle informatie die u met de SIP meegeeft ongezien wordt overgenomen (functie, ingangsdatum, geldigheidsduur, klasse) in het indicatiebesluit. Inhoudelijke toetsing

Het CIZ toetst indicatiebesluiten die via een SIP zijn afgegeven achteraf steekproefsgewijs. Op basis van de toetsingsresultaten kan het toetsingspercentage in uw organisatie worden bijgesteld. De omvang van de steekproef kan dus per zorgaanbieder verschillen. Intramurale SIP’s, met uitzondering van SIP 35 ZZP VV09b, die zijn aangevraagd voor cliënten die 80 jaar of ouder zijn worden zijn uitgezonderd van inhoudelijke toetsing. U wordt altijd geïnformeerd over de uitkomst van de toetsing, zodat u die kunt gebruiken voor interne evaluatie en aansturing. U vindt de toetsingsresultaten in een automatisch gegenereerde brief op de beheeraccount van de AanmeldFunctionaliteit van uw organisatie. Het doel van toetsing is niet het indicatiebesluit te heroverwegen. Doelen zijn wel:

• Kwaliteitsbewaking door na te gaan of aan de voorwaarden is voldaan en of de kernvragen bij een SIP juist en volledig zijn beantwoord. Het CIZ blijft immers verantwoordelijk voor de afgegeven indicaties;

• De afspraken tussen het CIZ en zorgaanbieders controleren, onder meer de inhoud van de SIP’s, en deze zonodig bijstellen;

• Gegevens verzamelen voor beleidsanalyses over deze vorm van indicatiestelling door zorgaanbieders.

4.5 Overzicht standaard indicatieprotocollen

Voor de toepassingsteksten, kernvragen en varianten bij de SIP’s, verwijzen wij u naar de bijlage achterin dit document. In het overzicht hieronder kunt u met de hyperlink direct doorklikken naar de juiste pagina. De leveringsvoorwaarde als advies bij het indicatiebesluit is met ingang van 2013 vervallen. In SIP 24 variant G, 25, 26, 31, 33, 35 en 70 is deze vervangen door de noodzaak van een leefklimaat voor toegang tot verblijf. nieuw SIP’s verpleging en verzorging (V&V)

3. Zorg na ziekenhuisopname in verband met een operatie heup/knie (zonder verblijf) gewijzigd ........................................................................................40

4. Wondverzorging gewijzigd ........................................................................................42 6. Ambulante Compressie Therapie (ACT) gewijzigd ........................................................44 7. Steunkousen aan- en/of uittrekken..............................................................................47 9. (Hulp bij) het toedienen van injecties gewijzigd...........................................................49


27

10. (Hulp bij) ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/zalf of orale medicatie (pillen/poeders/drankjes) of aanbrengen medicinale pleister ...........................................51

11. Subcutane pijnbestrijding door middel van een pomp gewijzigd.....................................53 12. Sondevoeding toedienen ...........................................................................................55 13. Stomaverzorging (AP of UP) gewijzigd........................................................................57 14. Klysma (microlax) toedienen.......................................................................................61 15. Katheteriseren gewijzigd ..........................................................................................63 16. Blaasspoelen.............................................................................................................65 18. Kortdurende persoonlijke verzorging (< 3 maanden) .....................................................66 19. Hulp bij het douchen/wassen/kleden tot en met 3 keer per week

voor ouderen > 75 jaar ..............................................................................................68 20. Bloedsuikerdagcurve prikken gewijzigd ......................................................................69 21. Verwisselen/inbrengen van een sonde gewijzigd..........................................................71 24. Palliatief Terminale zorg .............................................................................................73 25. Gespecialiseerde intramurale zorg t.b.v. cliënten met ziekte van Huntington.....................79 28. Persoonlijke verzorging na ontslag uit ziekenhuis...........................................................81 29. Verpleging na ontslag uit ziekenhuis gewijzigd ............................................................83 31. Tijdelijk verblijf in een intramurale setting ten behoeve van herstel na

een ziekenhuisopname gewijzigd ...............................................................................85 35. ZZP VV09b; herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging in een instelling

............................................................................................................................87

SIP's Verstandelijk Gehandicapt (VG)

26. ZZP SGLVG 01 ..........................................................................................................90 27. Behandeling kinderen met een dominante grondslag verstandelijke

handicap .................................................................................................................92 33. ZZP LVG 02, 03, 04 en 05 ..........................................................................................93

SIP Zintuiglijk Gehandicapt (ZG)

60. Begeleiding voor doofblinde cliënten ............................................................................97

SIP GGZ

70. Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B-pakket) gewijzigd............................................99


28

5. Herindicaties via taakmandaat

Om cliënten snel AWBZ-zorg te kunnen bieden, is het indicatieproces sinds 2010 vergaand vereenvoudigd. Voor zorgaanbieders is het nu in veel gevallen mogelijk om een zogenoemde 'herindicatie via taakmandaat' af te geven. In dit deel vindt u de voorwaarden, criteria en procedures voor zorgaanbieders die bij een AWBZ-aanvraag zelf een herindicatie willen afgeven. Als u daarna nog vragen heeft, kunt u bellen met het CIZ 0900 – 1404 (lokaal tarief).

5.1 Herindicaties via taakmandaat in het kort

Een herindicatie via taakmandaat is een herindicatie door een zorgaanbieder, als onderdeel van een digitale AWBZ-aanvraag. Alle zorgaanbieders die AWBZ-zorg leveren, zijn sinds 1 januari 2010 gemachtigd om voor bepaalde cliëntgroepen herindicaties af te geven, een taak die voorheen alleen door het CIZ werd uitgevoerd. Het CIZ ontwikkelt zich in opdracht van het ministerie van VWS van uitvoerder naar toetsingsautoriteit. Het indicatiebesluit zelf wordt altijd formeel genomen door het CIZ, maar herindicaties door gemandateerde zorgaanbieders spelen in toenemende mate een belangrijke rol.

Voor de leesbaarheid wordt een herindicatie via taakmandaat in deze handleiding vaak kortweg ‘herindicatie’ genoemd.

Cliëntgroepen en uitzonderingen

U kunt als zorgaanbieder onder voorwaarden bij bepaalde cliëntgroepen een herindicatie afgeven. Hierover staat meer uitleg in paragraaf 4.2. Ook al voldoet de cliëntgroep aan de voorwaarden, een herindicatie afgeven mag niet bij complexe aanvragen. U hoeft zelf niet te beoordelen of dit het geval is: als u gekozen heeft voor een herindicatie via taakmandaat bepaalt de AanmeldFunctionaliteit via een aantal vragen of een herindicatie mag worden afgegeven. Steekproefsgewijze toetsing

Het CIZ toetst door u afgegeven herindicaties steekproefsgewijs, in het begin 25 procent van de aanvragen. Als u bedreven raakt in het afgeven van de juiste herindicaties, daalt dit percentage. Bij het afronden van een herindicatie, krijgt u op het scherm te zien of deze aanvraag wel of niet is geselecteerd voor toetsing: • ‘Niet geselecteerd’ betekent dat het CIZ uw herindicatie direct omzet in een indicatiebesluit.

U kunt de aangevraagde zorg meteen inzetten; • ‘Geselecteerd’ betekent dat het CIZ uw herindicatie toetst, met de beleidsregels en de

Indicatiewijzer als uitgangspunt (zie: www.ciz.nl). Het indicatiebesluit wordt na maximaal twee weken afgegeven.

5.2 Voorwaarden herindicatie via taakmandaat

Een zorgaanbieder die een herindicatie mag afgeven, heeft toestemming van het CIZ om namens de zorgvrager een vooronderzoek en (medische) informatie in de vorm van een indicatievoorstel aan te leveren bij het CIZ. Het CIZ blijft verantwoordelijk voor de afgifte en inhoud van de indicatiebesluiten. Wel mag de zorgaanbieder de zorg direct na het verzenden van de aanvraag inzetten, tenzij er een melding komt dat de aanvraag is geselecteerd voor toetsing. Drie typen voorwaarden herindicaties via taakmandaat

• Voorwaarden om een herindicatie te mogen afgeven (paragraaf 5.2.1); • Algemene inhoudelijke voorwaarden bij alle herindicaties (paragraaf 5.2.2); • Specifieke inhoudelijke voorwaarden per soort herindicatie (paragraaf 5.2.3):

- Aanpassen indicatie extramurale zorg; - Aanpassen dagbesteding binnen het ZZP; - Gelijkblijvend ZZP verlengen; - Aanpassen ZZP; - Aanpassen functiegerichte verblijfsindicatie naar ZZP.


29

5.2.1 Voorwaarden om een herindicatie te mogen afgeven

1. U heeft kennis van de beleidsregels AWBZ en de uitwerking hiervan in de CIZ Indicatiewijzer (te vinden op www.ciz.nl) en u kunt deze kennis toepassen;

2. U heeft een contract met het CIZ voor gebruik van de AanmeldFunctionaliteit op www.ciz.nl; 3. U bent in het bezit van een persoonlijke UZI-pas; 4. U stelt de herindicatie op conform de voorwaarden, instructies en richtlijnen van het CIZ; 5. De cliënt waarvoor u een aanvraag doet, moet een geldig indicatiebesluit hebben voor de

AWBZ en geen openstaande AWBZ-aanvraag; 6. Uw cliënt gaat akkoord met deze wijze van indicatiestelling en met de uitkomst van de

aanvraag die u doet. Uw cliënt behoudt overigens het recht om de aanvraag door het CIZ te laten afhandelen. Dit houdt in dat uw cliënt regulier een aanvraag kan indienen bij het CIZ;

7. U informeert uw cliënt over de zorg (functie/klasse; ZZP) die u met uw herindicatie heeft aangevraagd en u laat uw cliënt dit bevestigen met een handtekening;

8. U archiveert de (medische) gegevens en de handtekening van uw cliënt die zijn verzameld voor de herindicatie en kunt deze op verzoek aan het CIZ tonen;

9. U overlegt met uw cliënt over de gewenste leveringsvorm: persoonsgebonden budget (PGB) of zorg in natura (ZIN);

10. Indien nodig overlegt u met (andere) voorkeursleveranciers. De cliënt bepaalt van welke zorgaanbieder hij de zorg geleverd wil krijgen, de zorgaanbieder van voorkeur. Indien de zorgaanbieder die de zorg aanvraagt niet de zorgaanbieder van voorkeur is, dan stelt deze zorgaanbieder de zorgaanbieder van voorkeur op de hoogte van de uitkomst van de herindicatie.

5.2.2 Algemene inhoudelijke voorwaarden bij alle herindicaties

1. Het CIZ wijst vormen van zorg aan waarvoor een herindicatie afgegeven kan worden; 2. U overlegt met de zorgaanbieder van voorkeur als deze voorkeur wordt gewijzigd; 3. Bij het CIZ moet een geldig indicatiebesluit aanwezig zijn: 4. Een herindicatie kan niet ingaan met terugwerkende kracht; 5. Indien de omvang van de benodigde zorg groter of kleiner is dan bij een herindicatie is

toegestaan, moet u een reguliere indicatie aanvragen; 6. Als uw cliënt een indicatie nodig heeft voor een functie waarvoor hij op dat moment nog

geen indicatie heeft, moet u een reguliere aanvraag indienen; 7. Als de zorgbehoefte van uw cliënt groter is dan u met een herindicatie kunt aanvragen, moet

u een reguliere indicatie aanvragen; 8. Het CIZ neemt een indicatiebesluit op basis van de door u aangeleverde gegevens; 9. Het CIZ toetst steekproefsgewijs. Hierdoor kan een indicatiebesluit afwijken van de door u

afgegeven herindicatie. De toetsing vindt altijd plaats bij de zorgaanbieder die de herindicatie heeft ingediend;

10. Als sprake is van toetsing moet u meewerken aan de uitvoering hiervan; 11. U krijgt een periodieke terugkoppeling van de toetsingsresultaten. Het toetsingspercentage

dat bij u geldt, wordt zo nodig aangepast; 12. Het CIZ is bevoegd het herindiceren via taakmandaat te beëindigen, indien blijkt dat u deze

herindicaties stelselmatig op onjuiste wijze afgeeft.

5.2.3 Specifieke inhoudelijke voorwaarden per soort herindicatie gewijzigd

Aanpassen indicatie extramurale zorg

Uw cliënt moet een geldige indicatie hebben voor één van de volgende functies: Verpleging (VP), Persoonlijke Verzorging (PV), Begeleiding individueel (BG individueel), Begeleiding groep (BG groep), Behandeling algemeen (BH algemeen), Behandeling individueel (BH individueel) of Behandeling in groepsverband (BH groep). U mag deze functies ongewijzigd of gewijzigd verlengen als dit past binnen de beleidsregels voor de AWBZ, uitgewerkt in de CIZ Indicatiewijzer. Algemene voorwaarden bij aanpassen extramurale zorg

1. U mag de functie ongewijzigd verlengen (handhaven) als de geldigheidsduur van de functie in het huidige indicatiebesluit binnen twaalf weken verloopt;

2. Als een functie voldoet aan de voorwaarden van verlengen, verlagen of verhogen mogen ook alle andere functies ongewijzigd verlengd worden, ook als deze niet binnen twaalf weken verlopen. U moet dan wel eerst de functie wijzigen die voldoet aan de voorwaarden voor verlagen, ongewijzigd verlengen of verhogen. Bovendien moeten de andere functies die u


30

ongewijzigd verlengt, voldoen aan de overige voorwaarden;

Hiervoor geldt dat: - Als u een functie ongewijzigd wilt verlengen, u deze dan ook moet aanvinken; - Functies die niet aangevinkt worden altijd dezelfde klasse en einddatum houden.

3. U stelt de geldigheidstermijn van de verlengde, gehandhaafde of gewijzigde functie vast. De

maximale geldigheidsduur is vijftien jaar, met uitzondering van Begeleiding groep tot 23 jaar en Behandeling8 (individueel en in groepsverband). De maximale geldigheidstermijn van deze verlengde, gehandhaafde of gewijzigde functies is vijf jaar;

4. De grondslag van uw cliënt moet gelijk blijven; 5. U kunt kiezen of de zorg moet worden geleverd als persoonsgebonden budget (PGB) of zorg

in natura (ZIN). U kunt geen aanvraag doen waarbij alleen de leveringsvorm van de functie verandert;

6. De voorkeursleverancier die bekend is bij het CIZ wordt weergegeven bij de aangepaste functie. Deze kunt u veranderen, maar dat moet u wel overleggen met de huidige voorkeursleverancier;

7. Als peildatum voor de leeftijd van uw cliënt geldt de datum van het laatst afgegeven indicatiebesluit.

Let op:

- In verband met de Beleidsregels AWBZ kunt u geen herindicatie aanvragen als uw cliënt beschikt over de functie Verblijf Tijdelijk. U kunt dan ook geen andere functies aanpassen. U krijgt hierover een melding in het systeem en u kunt een reguliere aanvraag indienen; - In verband met het indicatievrij maken van de functie Behandeling (individueel en groep) voor de grondslag Zintuiglijk gehandicapt, worden alle indicatiebesluiten waarin BH voorkomt en de cliënt een grondslag ZG heeft (hoeft niet dominant te zijn) nader door het CIZ bekeken. Indien de BH gekoppeld is aan de grondslag ZG, wordt deze niet meer meegestuurd in het indicatiebesluit. U kunt zelf niets wijzigen in de AanmeldFunctionaliteit, maar u kunt de herindicatie wel doorzetten. Als de cliënt alleen de grondslag Zintuiglijk gehandicapt heeft en de functie BH, krijgt u de volgende melding: ‘Behandeling op grondslag Zintuiglijke handicap wordt niet geïndiceerd door het CIZ. U kunt zich rechtstreeks wenden tot het Zorgkantoor.’ U kunt de functie Behandeling dan niet ongewijzigd verlengen. - Met ingang van 1-1-2012 krijgt u een melding in de AF wanneer u heeft aangegeven dat u een Herindicatie Aanpassen extramurale indicatie wilt doen. De melding is als volgt: In 2012 zijn de Beleidsregels omtrent de AWBZ en de Indicatiewijzer aangepast. Dit heeft gevolgen voor enkele handelingen die vallen onder functies Persoonlijke Verzorging en Verpleging. Het gaat om de volgende handelingen:

1. De handeling 'Toedienen medicatie via injecteren (of via infuus)', vallend onder de activiteit “medicatie” als onderdeel van de functie de functie Verpleging, heeft een nieuwe normtijd van 10 minuten gekregen. 2. De handeling 'Klysma microlax' is verschoven van de functie Verpleging naar de functie Persoonlijke Verzorging. 3. De handeling 'CAPD/CPDD' valt vanaf 2012 niet meer onder de AWBZ, maar onder de Zvw. De cliënt kan nog wel in aanmerking komen voor een gewenningsregeling van 3 maanden vanuit de AWBZ. De handeling is daarbij verschoven van de functie Persoonlijke Verzorging naar de functie Verpleging.

Is er bij een cliënt in een nog geldig indicatiebesluit sprake van de handelingen die genoemd zijn in punt 1 en 2, dan dient u de indicatie aan te passen. Hiervoor kunt u gebruik maken van de mogelijkheid 'Aanpassen indicatie extramurale zorg'. U moet de functies aanpassen conform de beleidsregels van 2012. Is er bij een cliënt in een nog geldig indicatiebesluit sprake van de handeling 'CAPD/CPDD', dan moet u om in aanmerking te kunnen komen voor de gewenningsregeling een reguliere aanvraag indienen. Voorwaarden per functie en leeftijdscategorie bij aanpassen extramurale zorg

8 als CSLM zorg


31

1. Persoonlijke verzorging, vanaf 18 jaar: - U mag de PV-klasse met een of meer klassen aanpassen, tot en met maximaal klasse 8. Extra voorwaarde bij leeftijd tussen 18 en 60 jaar: - Als u de functie met twee klassen of meer verhoogt, moet u de activiteiten aangeven.

2. Verpleging, vanaf 18 jaar: - U mag de VP-klasse met een of meer klassen aanpassen, tot en met maximaal klasse 7. - Als u de functie met twee klassen of meer verhoogt, moet u de activiteiten aangeven. 3. Begeleiding individueel, vanaf 18 jaar: De BG individueel-klasse is gelijk, lager of één klasse hoger, tot en met maximaal klasse 4. 4a. Begeleiding groep, 5 tot 18 jaar: U kunt geen aanvraag doen waarbij alleen het vervoer wordt aangepast.

- U mag de BG groep-klasse met een of meer klassen aanpassen, tot maximaal klasse 9; - Uw cliënt heeft een vrijstelling voor het volgen van onderwijs (leerplichtontheffing);

- De activiteiten moeten worden aangegeven. Als het maximum van achttien dagdelen is bereikt, kan de klasse niet meer worden verhoogd.

4b. Begeleiding groep, vanaf 18 jaar: U kunt geen aanvraag doen waarbij alleen het vervoer wordt aangepast. - De nieuwe BG-klasse is gelijk, lager of hoger. Verhoging met meer klassen is mogelijk tot maximaal klasse 6. Bij verhoging naar klasse 7, 8 of 9 mag de verhoging maximaal twee klassen zijn; - De activiteiten moeten worden aangegeven.

Als het maximum van achttien dagdelen is bereikt, kan de klasse niet meer worden verhoogd. 5. Behandeling algemeen, vanaf 18 jaar:

Als uw cliënt beschikt over de functie BH algemeen, voldoet aan de voorwaarden en er is sprake van CSLM-zorg, dan kan deze functie omgezet worden naar Behandeling individueel of Behandeling in groepsverband. Hiervoor wordt een kernvraag gesteld. CSLM-zorg is continue, systematische en langdurige multidisciplinaire zorg, waarbij substantiële en duurzame coördinatie, regie en supervisie van een multidisciplinair zorgteam noodzakelijk is.

-Extra voorwaarde: bij Behandeling moet sprake zijn van CSLM-zorg. Een omzetting van de functie Behandeling algemeen naar Behandeling in groepsverband mag er niet toe leiden dat meer zorg dan 18 dagdelen wordt geïndiceerd. Als meer zorg nodig is in de vorm van (Kortdurend) Verblijf, Behandeling in groepsverband en Begeleiding groep, wordt overgegaan op de indicatie van verblijf (VB) in de vorm van een ZZP.

6. Behandeling individueel, vanaf 18 jaar: - Alleen ongewijzigd verlengen toegestaan;

-Extra voorwaarde: bij Behandeling moet sprake zijn van CSLM-zorg. 7. Behandeling in groepsverband, vanaf 18 jaar: - Alleen ongewijzigd verlengen toegestaan;

- Extra voorwaarde: bij Behandeling moet sprake zijn van CSLM-zorg. U kunt alleen BH individueel of BH in groepsverband met deze herindicatie verlengen, omdat het moet gaan om CSLM-zorg.

Maximum van achttien dagdelen

In de geldende Beleidsregels Indicatiestelling AWBZ van het ministerie van VWS is opgenomen dat als Kortdurend Verblijf, Begeleiding groep, Behandeling groep of Verpleging in de vorm van verpleegkundig toezicht voor thuisbeademing bij kinderen wordt geïndiceerd, dit kan voor maximaal drie etmalen (achttien dagdelen) per week.

• In deze drie etmalen per week moeten ook de dagdelen (dagbesteding ter vervanging van) school, arbeid en (medisch) kinderdagverblijf worden meegerekend. Wanneer een kind veertig weken per jaar negen dagdelen per week naar school gaat, staat dit gelijk aan zeven dagdelen per week per 52 weken. Let op: een etmaal (kortdurend) Verblijf is gelijk aan zes dagdelen;

• Een aanpassing in de functie Begeleiding in de vorm van BG-groep mag er niet toe leiden dat meer zorg dan achttien dagdelen wordt geïndiceerd;

• Als meer zorg nodig is in (kortdurend) Verblijf, Begeleiding groep, Behandeling in groepsverband of Verpleging (verpleegkundig toezicht op thuisbeademing bij kinderen),


32

kan worden overgegaan op de indicatie van Verblijf (VB) in de vorm van een ZZP. Dit betekent dat u een reguliere aanvraag moet indienen.

Aanpassen dagbesteding binnen het ZZP

Uw cliënt moet een geldige indicatie hebben voor een VG ZZP, LG ZZP, ZG ZZP of ZZP GGZ (B- of C pakket). Indicatiebesluiten met een functiegerichte indicatie voor Verblijf kunt u niet met deze herindicatie aanpassen. De aanpassing moet voldoen aan de Beleidsregels voor de AWBZ, uitgewerkt in de CIZ Indicatiewijzer. Om te bepalen of u in een bepaald geval een herindicatie mag afgeven, krijgt u een aantal kernvragen in de AanmeldFunctionaliteit. Voorwaarden aanpassen dagbesteding binnen het ZZP

1. De cliënt is jonger dan 80 jaar; 2. U mag alleen dagbesteding aanvragen of beëindigen; 3. De einddatum dan het huidige indicatiebesluit blijft gehandhaafd; 4. Het leefklimaat en de grondslag van het indicatiebesluit blijven ongewijzigd. Indien nog geen

informatie over het aangewezen leefklimaat bekend is bij het CIZ, dient u verplicht een keus voor één van de leefklimaten te maken. gewijzigd

5. De voorkeursleverancier die bekend is bij het CIZ wordt weergegeven bij het aangepaste ZZP. Deze kunt u veranderen, maar dat moet u wel overleggen met de huidige voorkeursleverancier.

Dagbesteding voor mensen jonger dan 65 jaar

Voor dagbesteding geldt dat deze een vervangende activiteit is voor werk of school. Of dagbeste-ding biedt dagstructurering door een probleem in de zelfredzaamheid, of bij cognitieve of gedrags-problemen. Zorg na schooltijd, na arbeid en tijdens vakanties wordt hieronder niet verstaan. Gelijkblijvend ZZP verlengen

Uw cliënt moet een geldige indicatie hebben voor een ZZP. Een functiegericht indicatiebesluit voor Verblijf kunt u niet met een herindicatie ongewijzigd verlengen. De verlenging moet passen binnen de Beleidsregels voor de AWBZ, uitgewerkt in de CIZ Indicatiewijzer. Om te bepalen of u in een bepaalde situatie een herindicatie mag afgeven, krijgt u een kernvraag in de AanmeldFunctionaliteit. Voorwaarden gelijkblijvend ZZP verlengen

1. De cliënt is jonger dan 80 jaar; 2. Het huidige indicatiebesluit verloopt binnen twaalf weken; 3. U stelt de geldigheidsduur van de nieuwe indicatie vast. De maximale geldigheidsduur is 15

jaar. 4. De grondslag van uw cliënt blijft gelijk; 5. Het leefklimaat van het indicatiebesluit blijft ongewijzigd. Indien nog geen informatie over

het aangewezen leefklimaat bekend is bij het CIZ, dient u verplicht een keus voor één van de leefklimaten te maken. gewijzigd

6. Bij een Bopz-toets artikel 60 moet de houding van uw cliënt over opname onveranderd zijn; 7. Als sprake is van een ZZP VG 07, mag de CEP-score niet lager zijn dan 3; 8. ZZP SGLVG, ZZP LVG, ZZP VV09b mogen niet verlengd worden; 9. De voorkeursleverancier die bekend is bij het CIZ wordt weergegeven bij het verlengde ZZP.

Deze kunt u veranderen, maar dat moet u wel overleggen met de huidige voorkeursleverancier.

Aanpassen ZZP

Uw cliënt moet een geldige indicatie hebben voor een ZZP V&V, ZZP LG, ZZP VG of ZZP GGZ. De uitkomst van deze aanvraag moet passen binnen de onderstaande grondslagen en pakketten (zie tabel). De wijziging moet passen binnen de Beleidsregels voor de AWBZ, uitgewerkt in de CIZ Indicatiewijzer. Om te bepalen of u in een bepaald geval een indicatieadvies mag geven en hoe het nieuwe indicatiebesluit eruit moet zien, krijgt u enkele kernvragen in de AanmeldFunctionaliteit. Tabel: Overzicht toegestane wijzigingen binnen pakketreeks Grondslag Pakket

SOM 01*, 02*, 03, 04, 06, 10 PG 01*, 02*, 04, 05, 10


33

LG 01, 02, 03, 04, 06

VG 01*, 02*, 03, 04, 06 GGZ B 01*, B02*, B03, B04, B05, B06, B07

C 01*, C 02*, C 03, C 04, C 05, C06 Overgang van B naar C01*, C02*, C03, C04, C05 en C06

ZG Visueel 01, 02, 03, 04 Auditief 01, 02, 04

*= Cliënten die op 31-12-2012 een indicatie hebben voor deze ZZP’s, kunnen bij herindicatie opnieuw voor deze ZZP’s in aanmerking komen. Voor de specifieke uitwerking: Zie Regeling zorgaanspraken AWBZ 2013. Het systeem bepaalt of de uitkomst van deze aanvraag dit pakket mag zijn.. Indien de cliënt niet in aanmerking komt voor een intramurale indicatie,krijgt u hiervan een melding in het systeem. gewijzigd Voorwaarden

1. Als u afwijkt van het advies-ZZP moet u de wijziging motiveren in een vrij tekstveld. Als het geadviseerde ZZP niet valt binnen de bovenstaande pakketten, moet u een reguliere aanvraag indienen. Dat geldt ook als u heeft afgeweken en het voorgestelde ZZP valt niet binnen de bovenstaande pakketten;

2. U stelt de geldigheidsduur van de nieuwe indicatie vast. De maximale geldigheidsduur is 15 jaar;

3. De dominante grondslag van het indicatiebesluit blijft ongewijzigd; 4. De ZZP-grondslag is leidend. Indien de ZZP grondslag afwijkt van de dominante grondslag, is

alleen een wijziging binnen de pakketreeks van de ZZP-grondslag volgens bovenstaande tabel mogelijk;

5. De ZZP’s SGLVG en LVG zijn uitgesloten van deze Herindicaties via taakmandaat. Voor het aanvragen van de ZZP’s SGLVG en LVG zijn standaard indicatieprotocollen (SIP’s) beschikbaar;

6. Omzetting van een GGZ C pakket naar een GGZ B pakket is uitgesloten van deze Herindicatie via Taakmandaat;

7. Bij de grondslagen VG, ZG, LG en GGZ (Psy) mag u dagbesteding aanvragen of wijzigen; 8. De leeftijd van de cliënt is 18 tot 80 jaar. De ondergrens van 18 jaar wordt gerekend vanaf

de leeftijd die de cliënt had op de besluitdatum van het huidige indicatiebesluit; 9. Het leefklimaat en de leveringsvorm van het indicatiebesluit kunnen worden gewijzigd

conform wet en regelgeving . Indien nog geen informatie over het aangewezen leefklimaat bekend is bij het CIZ, dient u verplicht een keus voor één van de leefklimaten te maken. gewijzigd

10. Als sprake is van een Bopz-toets artikel 60, moet de houding van uw cliënt tegenover de voortgezette opname ongewijzigd zijn;

11. Als een Bopz-toets artikel 60 nodig is, moet u een reguliere aanvraag indienen; 12. De voorkeursleverancier die bekend is bij het CIZ wordt weergegeven bij het gewijzigde ZZP.


Aanpassen functiegerichte verblijfsindicatie naar ZZP

Uw cliënt moet beschikken over een geldige functiegerichte verblijfsindicatie. De uitkomst van deze aanvraag moet passen binnen de onderstaande grondslagen en pakketten. De wijziging moet passen binnen de Beleidsregels voor de AWBZ, uitgewerkt in de CIZ Indicatiewijzer. Om te bepalen of u in een bepaalde situatie een indicatieadvies mag geven en hoe het nieuwe indicatiebesluit er moet uitzien, krijgt u enkele kernvragen in de AanmeldFunctionaliteit. Tabel : Overzicht toegestane wijzigingen binnen pakketreeks SOM 01*, 02*, 03, 04, 06, 10

PG 01*, 02*, 04, 05, 10 LG 01, 02, 03, 04, 06 VG 01*, 02*, 03, 04, 06

GGZ B 01*, B02*, B03, B04, B05, B06, B07 C 01*, C 02*, C 03, C 04, C 05, C06

ZG Visueel 01, 02, 03, 04


34

Auditief 01, 02, 04

*= Cliënten die op 31-12-2012 een indicatie hebben voor deze ZZP’s, kunnen bij herindicatie opnieuw voor deze ZZP’s in aanmerking komen. Voor de specifieke uitwerking: Zie Regeling zorgaanspraken AWBZ 2013. Het systeem bepaalt of de uitkomst van deze aanvraag dit pakket mag zijn. Indien de cliënt niet in aanmerking komt voor een intramurale indicatie,krijgt u hiervan een melding in het systeem. gewijzigd Voorwaarden

1. Als het geadviseerde ZZP niet valt binnen de bovenstaande pakketten, moet u een reguliere aanvraag indienen. Dat geldt ook als u heeft afgeweken en het voorgestelde ZZP valt niet binnen de bovenstaande pakketten;

2. U stelt de geldigheidsduur van de nieuwe indicatie vast. De maximale geldigheidsduur is 15 jaar;

3. De dominante grondslag van het indicatiebesluit blijft ongewijzigd; 4. De ZZP’s SGLVG en LVG zijn uitgesloten van deze Herindicaties via taakmandaat. Voor het

aanvragen van de ZZP’s SGLVG en LVG zijn standaard indicatieprotocollen (SIP’s) beschikbaar;

5. Omzetting van verblijf zonder behandeling naar een GGZ B pakket is uitgesloten van deze herindicatie via taakmandaat;

6. Bij de grondslagen VG, ZG, LG en GGZ (Psy) mag u dagbesteding aanvragen of wijzigen; 7. De leeftijd van de cliënt is 18 tot 80 jaar. De ondergrens van 18 jaar wordt gerekend vanaf

de leeftijd die de cliënt had op de besluitdatum van het huidige indicatiebesluit; 8. Het leefklimaat en leveringsvorm van het indicatiebesluit kunnen worden gewijzigd

conform wet en regelgeving. Indien nog geen informatie over het aangewezen leefklimaat bekend is bij het CIZ, dient u verplicht een keus voor één van de leefklimaten te maken. gewijzigd

9. Als sprake is van een Bopz-toets artikel 60, moet de houding van uw cliënt tegenover de voortgezette opname ongewijzigd zijn;

10. Als een Bopz-toets artikel 60 nodig is, moet u een reguliere aanvraag indienen; 11. De voorkeursleverancier die bekend is bij het CIZ wordt weergegeven bij het gewijzigde ZZP.


5.3 Zorginzet na aanmelden

Zodra u de herindicatie heeft verstuurd en daarmee aangemeld heeft bij het CIZ, kunt u de benodigde zorg inzetten, tenzij de herindicatie is geselecteerd voor toetsing. U krijgt hiervan een melding bij het afronden van de aanvraag. Bij toetsing duurt het maximaal twee weken voor een indicatiebesluit wordt afgegeven.

Bij een spoedsituatie

Als u gebruikmaakt van een herindicatie, weet u niet van tevoren of u de zorg direct kunt inzetten, omdat het bij toetsing maximaal twee weken duurt voordat het indicatiebesluit wordt afgegeven. Zodra sprake is van een spoedsituatie, moet u dus gebruikmaken van de huidige spoedprocedure.

5.4 Inhoudelijke toetsing herindicaties

Het CIZ controleert Herindicaties via taakmandaat steekproefsgewijs. Zoals gezegd: als u een aanvraag doet via een herindicatie, krijgt u bij afronding direct in de AanmeldFunctionaliteit te zien of de aanvraag geselecteerd is voor toetsing. In dat geval geeft het CIZ het indicatiebesluit binnen maximaal twee weken af. Dit betekent dat de ingangsdatum van het indicatiebesluit en van de functies ook maximaal twee weken na de aanvraagdatum kunnen liggen. Voor toetsing hoeft u geen aanvullende informatie naar het CIZ te sturen. Het CIZ is verantwoordelijk voor een juist indicatiebesluit, conform de geldende beleidsregels. Bij toetsing brengt het CIZ de zorgbehoefte van uw cliënt volledig in kaart en neemt op basis hiervan een leidend indicatiebesluit; dat besluit kan afwijken van uw herindicatie. Waarom toetsen door het CIZ belangrijk is voor u en uw cliënt • Toezicht op juist gebruik van de AWBZ beleidsbeleidsregels; • Correctie bij onjuist gebruik van de AWBZ beleidsregels;


35

• Toezicht op de kwaliteit van deze vorm van indicatiestelling; • kwaliteitsverbetering mogelijk door incorrecte herindicaties te bespreken; • Informatie voor evaluatie en doorontwikkeling en over het gebruik van Herindicaties via

taakmandaat.

5.5 Terugkoppeling toetsingsresultaten

U wordt altijd geïnformeerd over de uitkomst van de toetsing. Dit gebeurt op diverse manieren:

Persoonlijk

Als de door u aangevraagde herindicatie afwijkt van de uitkomst van toetsing, bespreekt het CIZ met u waarom de herindicatie niet is overgenomen. U kunt hier dan bij een volgende aanvraag rekening mee houden. Voor vragen over een bepaalde toetsing kunt u ook zelf contact opnemen met het CIZ, via uw relatiebeheerder.

Via relatiebeheer

Afhankelijk van de toetsingsresultaten neemt de relatiebeheerder van het CIZ contact met u op om de resultaten te bespreken. Als er veel correcties zijn, is het van belang dat u samen met het CIZ kijkt naar verbetermogelijkheden.

Via de AanmeldFunctionaliteit

Vanaf juli 2011 informeren wij u ook via de AanmeldFunctionaliteit. U vindt dan op uw gebruikers-beheeraccount een overzicht van de toetsingsresultaten per maand. U ziet waar oorzaken liggen van afwijkingen tussen uw herindicatie en het toetsingsresultaat, zodat u dit kunt gebruiken voor interne evaluatie en verbetering. Bij negatieve resultaten krijgt u in eerste instantie de ruimte om verbeteringen aan te brengen. Als dat niet tot de gewenste resultaten leidt, kan het CIZ andere maatregelen treffen, zoals een verhoging van het toetsingspercentage.


36

6. Indicatiemelding

Met ingang van 3 oktober 2011 kunnen zorgaanbieders een zogenaamde indicatiemelding bij het CIZ doen. Met deze indicatiemelding kunnen zorgaanbieders een ZZP voor cliënten van 80 jaar en ouder melden bij het CIZ. De zorg kan vervolgens direct ingezet worden. In dit deel vindt u de voorwaarden, criteria en procedures voor zorgaanbieders die gebruik willen maken van de indicatiemelding. Als u daarna nog vragen heeft, kunt u bellen met het CIZ: 0900-1404 (lokaal tarief).

6.1 Indicatiemelding in het kort

Met een indicatiemelding kunnen zorgaanbieders een ZZP regelen voor een cliënt van 80 jaar en ouder. De zorgaanbieder meldt het ZZP bij het CIZ. Deze melding is ontwikkeld in opdracht van het ministerie van VWS. Het ministerie van VWS heeft besloten dat de intramurale zorgaanbieders zelf de noodzaak tot verblijf kunnen vaststellen op basis van de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ. Dit doen zij door het in kaart brengen van de stoornissen en beperkingen van de cliënt in relatie tot de zorgsituatie van de cliënt en rekening houdend met voorliggende voorzieningen en mantelzorg. Het door de zorgaanbieder vastgestelde ZZP wordt gemeld bij het CIZ. Deze melding wordt door het CIZ zonder inhoudelijke onderzoek en toetsing omgezet naar een formeel indicatiebesluit. De zorgaanbieder kan de zorg direct inzetten. Het CIZ blijft verantwoordelijk voor het indicatiebesluit en voor bezwaar en beroep. Cliëntgroepen

U kunt als zorgaanbieder een indicatiemelding bij het CIZ doen indien het een ZZP betreft voor een cliënt die 80 jaar en ouder is. Wie mag een indicatiemelding toepassen?

De AWBZ-zorgaanbieders die de intramurale zorg aan de cliënt (gaan) leveren, nu of in de nabije toekomst, mogen een indicatiemelding doen. Deze zorgaanbieders hebben contractafspraken om zorg in natura te leveren (ZIN). Een indicatiemelding kan alleen door middel van de AanmeldFunctionaliteit gemeld worden bij het CIZ. Deze zorgaanbieders hebben het autorisatieprofiel ‘Volledig’ of ‘Volledig+’ in de AanmeldFunctionaliteit. Welke ZZP’s mogen met een indicatiemelding worden aangevraagd?

Alle ZZP’s op basis van de Regeling zorgaanspraken AWBZ 2013 met uitzondering van ZZP VV09b kunnen worden aangevraagd met een indicatiemelding. Voor ZZP VV09b is SIP 35 voorhanden. SIP 35 kunt u vinden in de bijlage 2 overzicht SIPs. Voor nieuwe cliënten waarvoor in 2013 een indicatiemelding wordt gedaan, kan geen ZZP VV 01/02; ZZP VG01/02 of GGZ-B of C 01,02 pakket worden geïndiceerd. gewijzigd Monitoren achteraf

Het CIZ toetst de indicatiemeldingen niet maar monitort de indicatiemeldingen in opdracht van VWS en rapporteert aan het ministerie. Het invullen van het verkort onderzoeksformulier is noodzakelijk voor deze monitoring.

6.2 Voorwaarden, criteria en procedures

Hieronder vindt u een overzicht van een aantal voorwaarden, criteria en procedures die gelden voor een indicatiemelding; 1. U heeft als zorgaanbieder kennis van de beleidsregels AWBZ en de uitwerking hiervan in de CIZ indicatiewijzer (te vinden op www.ciz.nl) en u kunt deze kennis toepassen.


37

2. Indien u wilt dat het CIZ zelf de indicatie (aanspraak op intramurale zorg) stelt voor een cliënt van 80 jaar en ouder behoudt u altijd de mogelijkheid om een reguliere aanvraag in te dienen bij het CIZ. 3. Uw cliënt is 80 jaar of ouder en gaat akkoord met deze wijze van indicatiestelling en met de uitkomst van de indicatiemelding. Een indicatiemelding is mogelijk voor cliënten die al over een indicatie voor AWBZ-zorg beschikken en voor cliënten zonder een AWBZ indicatiebesluit. U informeert uw cliënt over het ZZP (de zorg) die u met een indicatiemelding meldt bij het CIZ en laat uw cliënt dit bevestigen met een handtekening. 4. U kunt gebruik maken van de UZI pas. Dit is niet verplicht. Het voordeel van het gebruik van de UZI pas is dat de beperkingen en stoornissen zoals bekend bij het CIZ worden voorgevuld in de AanmeldFunctionaliteit indien de cliënt beschikt over een geldig indicatiebesluit. 5. U archiveert de (medische) gegevens en de handtekening van uw cliënt die zijn verzameld voor de indicatiemelding en kunt deze op verzoek van het CIZ laten zien. 6. De cliënt bepaalt de aanbieder van voorkeur (=voorkeursleverancier). Deze zorgaanbieder dient de indicatiemelding in. 7. De ingangsdatum van de zorg ligt tussen de dag waarop de indicatiemelding is verzonden in de AanmeldFunctionaliteit of ligt maximaal vijf dagen voor de aanvraagdatum. 8. U stelt zelf de geldigheidsduur van de indicatiemelding vast. De maximale geldigheidsduur is 15 jaar. 9. Een Bopz-toets artikel 60 kan tegelijkertijd aangevraagd worden met een indicatiemelding. De Bopz-toets wordt uitgevoerd door het CIZ. Een aanvraag voor een Bopz-toets is aan de orde wanneer en sprake is van een geestesstoornis als gevolg waarvan opname in een Bopz-aangemerkt verpleeghuis of een als zodanig aangeduide afdeling in een verzorgingshuis of in een instelling voor verstandelijk gehandicapten noodzakelijk is. Kies voor ‘ZZP voor cliënten van 80 jaar en ouder met een aanvraag voor een Bopz-toets artikel 60 ’ indien naast een ZZP ook een Bopz-toets artikel 60 noodzakelijk is. Kies voor ‘ZZP voor cliënten van 80 jaar en ouder zonder een aanvraag voor een Bopz-toets artikel 60’ indien dit niet aan de orde is of er sprake is van een ongewijzigde houding van de cliënt ten opzichte van de opname. Indien er alleen een Bopz nodig is, dan kan er een reguliere Bopz-aanvraag ingediend worden bij het CIZ. In de AanmeldFunctionaliteit krijgt de zorgaanbieder kernvragen om de afhandelingtermijn van de Bopz-toets te bepalen. Deze termijn binnen 2 werkdagen of maximaal 6 weken. De zorgaanbieder dient zich ervan bewust te zijn dat het indicatiebesluit eerder ingaat dan de Bopz. De volgende kernvragen worden gesteld indien er gekozen is voor ‘ZZP voor cliënten van 80 jaar en ouder met een aanvraag voor een Bopz-toets artikel 60’:

1. Beschikt de cliënt over een geldige indicatie voor een

ZZP? o Ja, ga door naar vraag 2 o Nee, ga door naar vraag 3

2. Beschikt de cliënt over een Bopz-verklaring?

o Ja, er is sprake van een gewijzigde houding ten opzichte van de opname. Het CIZ zal binnen 2 werkdagen een Bopz-toets afnemen

o Nee, ga door naar vraag 3


38

3. Is/Wordt de cliënt met spoed opgenomen in een Bopz-

aangemerkte instelling voor verstandelijk gehandicapten,

een verpleeghuis of als een zodanig aangeduide afdeling in

een verzorgingshuis?

o Ja, het CIZ zal binnen 2 werkdagen een Bopz-toets afnemen

o Nee, het CIZ zal binnen 6 weken een Bopz-toets afnemen

De aanvraag tot een Bopz artikel 60 dient gevuld te worden conform ‘de richtlijn naar een complete aanvraag’. Deze richtlijn vindt u terug in hoofdstuk 3 ‘Benodigde gegevens bij aanvraag’. 10. Bij een indicatiemelding zonder Bopz-toets artikel 60 worden de NAW gegevens uitgevraagd die nodig zijn voor verzending in de AZR (=minimale AZR gegevensset), de stoornissen en beperkingen en de noodzakelijke gegevens die nodig zijn voor het nemen en verzenden van een indicatiebesluit. CIZ verstuurt een besluitbrief aan de cliënt. In het geval er in de AanmeldFunctionaliteit ook een Bopz-toets artikel 60 wordt aangevraagd worden de reguliere NAW gegevens uitgevraagd. Dit is nodig omdat het CIZ de Bopz-toets moet afnemen en hiervoor over gegevens moet beschikken. 11. De zorgaanbieder bepaalt de dominante grondslag en indien aanwezig de secundaire grondslag. Daarna heeft de zorgaanbieder de mogelijkheid om de ZZP reeks te kiezen. Dit hoeft niet de reeks te zijn op basis van de dominante grondslag. Wel dienen bij het bepalen van de dominante grondslag, secundaire grondslag en ZZP reeks, de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ gevolgd te worden. Het algoritme voor toeleiding tot een ZZP is ondersteunend bij het bepalen van het ZZP. Het geadviseerde ZZP vraagt nog een professionele beoordeling van de zorgaanbieder. Afwijken van het geadviseerde ZZP is mogelijk binnen de gekozen ZZP reeks. 12. Indien er sprake is van een lopende aanvraag dient de cliënt toestemming te geven voor het laten vervallen van de aanvraag. Indien de cliënt geen toestemming geeft kan de indicatiemelding niet voortgezet worden.

13. Indien er sprake is van een lopend bezwaar kan het CIZ de indicatiemelding niet direct een indicatiebesluit nemen en deze versturen in de AZR. Het CIZ zal eerst afstemmen met de afdeling bezwaar. In het geval van een bezwaar kan het dus voorkomen dat de indicatiemelding niet leidt tot een indicatiebesluit. Wij zullen dan contact met u opnemen.


39

Bijlage 1: Indeling ziektebiografie

Het doel van de ziektebiografie is de medische en diagnostische gegevens uniform in kaart te brengen om tot een goede grondslag te komen. Dit bepaalt namelijk mede de toegang tot AWBZ-zorg. Algemene eisen ziektebiografie

1. De biografie bevat alleen objectieve, actuele en relevante informatie; 2. De biografie verduidelijkt de medische situatie van uw cliënt; 3. Begin de biografie met de datum dat de gegevens genoteerd worden; schrijf de meest

relevante ziekte of aandoening bovenaan, de overige relevante ziektegeschiedenis in omgekeerd chronologische volgorde:

Dus niet: maar:

Cliënt is in het verleden behandeld voor gewrichtsklachten

Cliënt heeft sinds 1990 artritis en is hiervoor onder behandeling bij reumatoloog dr. Hoogendijk

Cliënt is af en toe vergeetachtig Cliënt heeft vasculaire dementie, vastgesteld in september 2009 door geriater dr. Jansen

Specifieke eis bij psychiatrische grondslag

• Doorgemaakte behandeling of frequentie van eerdere opnames, met of zonder dwang, en de

interventies. Specifieke eisen bij VG-grondslag

• Noteer de datum en daadwerkelijke IQ-score in de ziektebiografie, evenals de gebruikte IQ-

test en, indien van toepassing, de score op het verbale en performale deel;

• Beschrijf welke interventies, onderzoeken of behandelingen reeds zijn gedaan.

Bij ZG-grondslag bovendien vermelden

• Visuele beperking: gezichtsscherpte of gezichtsveldbeperking;

• Auditieve beperking: mate van gehoorverlies;

• Spraakstoornis of –beperking;

• Centrale auditieve stoornis of beperking;

• Taalbegripstoornis of –beperking;

• Taalproductiestoornis of –beperking;

• Pragmatische taalstoornis of -beperking. In geval van een combinatie van grondslagen: maak een duidelijk onderscheid van problemen per grondslag. Indeling

Benoem de diagnose, zoals door de behandelaar vastgesteld: Ziekte van Alzheimer, Syndroom van Down, MS, CVA, enzovoort. Begin altijd met de aandoening of ziekte die leidt tot de dominante grondslag. Als geen dominante grondslag is aan te wijzen, benoemt u de meest zwaarwegende ziekten of aandoeningen eerst. Beschrijf daarna in chronologische volgorde de andere ziekten die van invloed zijn op de situatie van uw cliënt en die een relatie hebben met de AWBZ-aanspraak. Benoem hierbij ook de datum van de diagnose (jaartal en eventueel datum). Beschrijf door wie de diagnose gesteld is (bijvoorbeeld: huisarts, medisch specialist, GZ- psycholoog, orthopedagoog). Informatiebron: van welke persoon of instelling is de informatie afkomstig. Bijvoorbeeld: uit de informatie van de huisarts blijkt dat cliënt de ziekte van Parkinson heeft, vastgesteld in 2007 door neuroloog Dr. Pietersen.


40

Bijlage 2: Toepassingsteksten, kernvragen en

varianten bij SIP’s

SIP's verpleging en verzorging (V&V)

3. Zorg na ziekenhuisopname in verband met een operatie heup/knie (zonder verblijf)

gewijzigd

Toepassing van dit indicatieprotocol

Dit standaard indicatieprotocol kan worden toegepast wanneer een cliënt na een operatie aan heup of knie, waarbij sprake is van plaatsing of vervanging van een prothese, naar huis gaat. Er zijn volgens het protocol van het ziekenhuis geen inhoudelijke redenen om bij deze cliëntgroep de functie Verblijf te indiceren. Met het beantwoorden van dertien kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen

1. Is de cliënt 18 jaar of ouder? Ja, ga door naar 2 Nee, geen SIP, klik op <volgende>

2. Wordt de cliënt behandeld volgens het heup/knie protocol?

Ja, ga door naar 3 Nee, geen SIP, klik op <volgende>

3. Is de klinische periode verlopen volgens het heup/knie protocol van het ziekenhuis?


4. Is de noodzaak van wondverzorging door een arts vastgesteld?

Ja, ga door naar 5 Nee, ga door naar 10

5. Vindt de voorgeschreven verpleging plaats onder verantwoordelijkheid van de huisarts?


6. Woont de cliënt alleen? Ja, ga door naar 9 Nee, ga door naar 7

7. Is de inwonende persoon een partner? Ja, ga door naar 8 Nee, ga door naar 9

8. Heeft de partner (geobjectiveerde) beperkingen waardoor hij de persoonlijke zorg niet kan leveren?

Ja, ga door naar 9 Nee, SIP var. B, klik op <volgende>

9. Is iemand in de omgeving van de cliënt in staat en bereid om de persoonlijke zorg te leveren?

Ja, SIP, var. B, klik op <volgende> Nee, SIP, var. A, klik op <volgende>

10. Woont de cliënt alleen? Ja, ga door naar 13 Nee, ga door naar 11


41

11. Is de inwonende persoon een partner? Ja, ga door naar 12 Nee, ga door naar 13

12. Heeft de partner (geobjectiveerde) beperkingen

waardoor hij de persoonlijke zorg niet kan leveren? Ja, ga door naar 13 Nee, geen SIP, klik op <volgende>

13. Is iemand in de omgeving van de cliënt in staat en

bereid om de persoonlijke zorg te leveren? Ja, geen SIP, klik op <volgende> Nee, SIP var. C, klik op <volgende>

SIP 3, variant A: Zorg na ziekenhuisopname in verband met operatie heup/knie (zonder verblijf)

Grondslag Somatische ziekte/aandoening

Functie PV VP

PV: 1.1 Zich wassen

PV: 1.2 Zich kleden

VP: 1.3 Wond en/of stomaverzorging

Activiteit

VP: 1.9 Aanleren van VP-activiteiten

Zorgduur PV: 3 maanden VP: 6 weken

Klasse PV: 3 (= 4-6,9 uur per week) VP: 0 (= 0-0,9 uur per week)

Geldigheidsduur 3 maanden

SIP 3, variant B: Zorg na ziekenhuisopname in verband met operatie heup/knie (zonder verblijf; zonder PV)


Functie VP

VP: 1.3 Wond en/of stomaverzorging Activiteit

VP: 1.9 Aanleren van VP-activiteiten

Zorgduur VP: 6 weken

Klasse VP: 0 (= 0-0,9 uur per week)

Geldigheidsduur 6 weken

SIP 3, variant C: Zorg na ziekenhuisopname in verband met operatie heup/knie (zonder verblijf)


Functie PV

PV: 1.1 Zich wassen Activiteit

PV: 1.2 Zich kleden

Zorgduur PV: 3 maanden

Klasse PV: 3 (= 4-6,9 uur per week)



42

4. Wondverzorging gewijzigd


Wanneer een cliënt een wond heeft, wordt de noodzaak en frequentie van professionele verzorging doorgaans door een arts vastgesteld. Met onderstaande kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor deze SIP, of dat een reguliere AWBZ-aanvraag op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de aangevraagde zorg (functie, omvang en geldigheidsduur) niet past binnen een indicatiebesluit dat nog geldig is.

Kernvragen


2. Is de noodzaak van wondverzorging door een arts vastgesteld?




4. Is de cliënt zelf in staat (te leren) de wond te verzorgen? Ja, SIP, var. J, klik op <volgende> Nee, ga door naar 5

5. Is iemand in de omgeving van de cliënt in staat (te leren) en bereid de wond te verzorgen?

Ja, SIP, Var. J, klik op <volgende> Nee, ga door naar 6

6. Heeft de arts aangegeven hoe vaak de wond verzorgd moet worden?

Ja, ga door naar 7 Nee, navragen

7. Aantal keren (gemiddeld):

Tot en met 2 x per week, SIP var. E 3 t/m 4 x per week, SIP var. F 5 t/m 7 x per week, SIP var. G 2x per dag: SIP, var. H 3x per dag: SIP, var. I > 3x per dag: geen SIP

SIP 4, variant J: Wondverzorging (aanleren)

Grondslag Somatisch

Functie VP

VP: 1.9 Aanleren van VP-activiteiten Activiteit

Gericht op VP: 1.3 Wond en/of stomaverzorging




SIP 4, variant E: Wondverzorging (tot en met 2x per week)

Grondslag Somatisch


43

Functie VP

Activiteit VP: 1.3 Wond en/of stomaverzorging

Zorgduur VP: 3 maanden



SIP 4, variant F: Wondverzorging (3 t/m 4 x per week)

Grondslag Somatisch

Functie VP





SIP 4, variant G: Wondverzorging ( 5 t/m 7 x per week)

Grondslag Somatisch

Functie VP





SIP 4, variant H: Wondverzorging (twee keer per dag)

Grondslag Somatisch

Functie VP



Klasse VP: 3 (= 4-6.9 uur per week)


SIP 4, variant I: Wondverzorging (drie keer per dag)

Grondslag Somatisch

Functie VP






44

6. Ambulante Compressie Therapie (ACT) gewijzigd


Wanneer bij een cliënt door een arts vastgesteld is dat bij één of beide benen ACT noodzakelijk is, kan een SIP worden toegepast. Met het beantwoorden van zes kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit. Als naast ACT ook wondverzorging nodig is, moet u SIP 4. Wondverzorging apart aanvragen.

Kernvragen

1. Is de cliënt 18 jaar of ouder? Ja, door naar 2 Nee, geen SIP, klik op <volgende>

2. Is de noodzaak voor compressie-therapie door een arts vastgesteld?




4. Betreft de compressie-therapie één of twee benen? 1 been: SIP, ga door naar 5 2 benen: SIP, ga door naar 6


Tot en met 3 x per week: SIP, var. G 4-7 x per week: SIP, var. H 2x per dag: SIP, var. I 3x per dag: SIP, var. J > 3x per dag: geen SIP


Tot en met 2 x per week: SIP, var. K 3 t/m 4 x per week: SIP, var. L 5 t/m 7 x per week: SIP, var. M 2x per dag: SIP, var. N 3x per dag: SIP, var. O > 3x per dag: geen SIP

SIP 6, variant G: Compressie-therapie ( bij één been) tot en met 3 x per week

Grondslag Somatisch

Functie Verpleging (VP)

Activiteit VP: 1.10 Niet nader gespecificeerd verpleegkundig handelen




SIP 6, variant H: Compressie-therapie (bij één been) 4 t/m 7 x per week


45

Grondslag Somatisch






SIP 6, variant I: Compressie-therapie (bij één been) 2 x per dag

Grondslag Somatisch






SIP 6, variant J: Compressie-therapie (bij één been) 3 x per dag

Grondslag Somatisch






SIP 6, variant K: Compressie-therapie (bij twee benen) tot en met 2 x per week

Grondslag Somatisch






SIP 6, variant L: Compressie-therapie (bij twee benen) 3 t/m 4 x per week

Grondslag Somatisch






SIP 6, variant M: Compressie-therapie (bij twee benen) 5 t/m 7 x per week

Grondslag Somatisch


46






SIP 6, variant N: Compressie-therapie (bij twee benen) 2 x per dag

Grondslag Somatisch






SIP 6, variant O: Compressie-therapie (bij twee benen) 3 x per dag

Grondslag Somatisch







47

7. Steunkousen aan- en/of uittrekken


Wanneer bij een cliënt door een arts vastgesteld is dat het dragen van steunkousen noodzakelijk is (één of twee benen/armen), kan een SIP worden toegepast. Met het beantwoorden van negen kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen

1. Is de noodzaak voor het dragen van steunkousen door een arts vastgesteld?


2. Volstaan reguliere/voorliggende hulpmiddelen bij het aan- en/of uittrekken van de steunkousen (zoals een steunkousen-aantrekapparaat)?

Ja/onbekend, Geen SIP navraag gewenst Nee, ga door naar 3

3. Is de cliënt in staat het aan- en/of uittrekken van de steunkousen zelf te leren?

Ja, SIP, var. G klik op <volgende> Nee, ga door naar 4

4. Is een partner aanwezig? Ja, ga door naar 5 Nee, ga door naar 6

5. Heeft de partner (geobjectiveerde) beperkingen waardoor hij de het aan- en/of uittrekken van de steunkousen niet kan aanleren en leveren?

Ja, ga door naar 6 Nee, SIP, var. G klik op <volgende>

6. Is iemand in de omgeving van de cliënt in staat en bereid het aan- en/of uittrekken van de steunkousen te leren?

Ja, SIP, var. G Klik op <volgende> Nee, ga door naar 7

7. Is het probleem het aantrekken, uittrekken of beide?

Aantrekken of uittrekken, ga naar vraag 8 Beiden: ga naar 9 >2x per dag: geen SIP

8. Is de verwachting dat overname door een professional nodig blijft?

Ja, SIP var. H Nee, SIP var. B

9. Is de verwachting dat overname door een professional nodig blijft?

Ja, SIP var. I Nee, SIP var. C

SIP 7, variant G: Steunkousen aan- en/of uittrekken (aanleren)

Grondslag Somatisch

Functie Persoonlijke Verzorging (PV)

PV: 2.5 Aanleren en begeleiden van PV-activiteiten Activiteit

Gericht op PV: 1.2 Zich kleden

Zorgduur PV: 6 weken

Klasse PV: 2 (= 2-3.9 uur per week)



48

SIP 7, variant B: Steunkousen aan- of uittrekken (1 x per dag)

Grondslag Somatisch


Activiteit PV: 1.2 Zich kleden

Zorgduur PV: 1 jaar


Geldigheidsduur 1 jaar

SIP 7, variant H: Steunkousen aan- of uittrekken (1 x per dag)

Grondslag Somatisch



Zorgduur PV: 15 jaar



SIP 7, variant C: Steunkousen aan- en uittrekken (2 x per dag)

Grondslag Somatisch



Zorgduur PV: 1 jaar



SIP 7, variant I: Steunkousen aan- en uittrekken (2 x per dag)

Grondslag Somatisch







49

9. (Hulp bij) het toedienen van injecties gewijzigd


Dit standaard indicatieprotocol wordt toegepast wanneer een cliënt injecties krijgt voorgeschreven en er daadwerkelijk professionele hulp nodig is bij het toedienen van deze injecties.

Let op: het toedienen van injecties valt niet per definitie onder de AWBZ. Onderstaande situaties vallen niet onder dit protocol:

1. Toedienen van injecties die in opdracht van een medische specialist worden uitgevoerd (de

medisch specialist voert de directe regie en heeft de verantwoordelijkheid over de uitvoering)

valt onder de ZVW (ook in de thuissituatie);

2. Toedienen van injecties met een stof waarvan niet bekend is of deze voldoet aan de stand van

de wetenschap en de praktijk. Met het beantwoorden van zeven kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is.

Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen


2. Is de noodzaak voor (hulp bij) injecteren van een

door de beroepsgroep geaccepteerde stof door een

arts vastgesteld?


3. Vindt de voorgeschreven verpleging plaats onder

verantwoordelijkheid van de huisarts?


4. Is de cliënt in staat het injecteren zelf te leren? Ja, SIP, var. A, klik op <volgende> Nee, ga door naar 5

5. Is iemand in de omgeving van de cliënt in staat en

bereid het injecteren te leren? Ja, SIP, var. A, klik op <volgende> Nee, ga door naar 6

6. Heeft een arts aangegeven hoe vaak geïnjecteerd

moet worden? Ja, ga door naar 7 Nee, navragen

7. Aantal keren (gemiddeld) injecteren?

Tot en met 5x per week: SIP, var. J 6-7 x per week: SIP, var. K 2-3x per dag: SIP, var. L 4x per dag: SIP, var. M > 4x per dag: geen SIP

SIP 9, variant A: Hulp bij injecteren (aanleren)

Grondslag Somatisch

Functie VP


Gericht op VP: 1.5 Medicatie


Klasse VP: 2 (=2-3,9 uur per week)


50


SIP 9, variant J: Injecteren (overnemen tot en met 5 x per week)

Grondslag Somatisch

Functie VP

Activiteit VP: 1.5 Medicatie




SIP 9, variant K: Injecteren (overnemen 6-7 x per week)

Grondslag Somatisch

Functie VP





SIP 9, variant L : Injecteren (overnemen, 2-3x per dag)

Grondslag Somatisch

Functie VP



Klasse VP: 2 (=2 -3.9 uur per week)


SIP 9, variant M: Injecteren (overnemen, 4x per dag)

Grondslag Somatisch

Functie VP






51

10. (Hulp bij) ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/-zalf en/of orale medicatie

(pillen/poeders/drankjes) en/of aanbrengen van medicinale pleister

Toepassing van dit indicatieprotocol Dit standaard indicatieprotocol wordt toegepast wanneer een cliënt medicatie moet worden aangereikt of toegediend in de vorm van ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/-zalf en/of orale medicatie (pillen/poeders/drankjes) en/of aanbrengen medicinale pleister. Met het beantwoorden van zeven kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen


2. Is de noodzaak voor ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/-zalf en/of orale medicatie (pillen/poeders/drankjes) en/of aanbrengen medicinale pleister door een arts vastgesteld?


3. Is de cliënt in staat het toedienen van ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/-zalf en/of orale medicatie (pillen/poeders/ drankjes) en/of aanbrengen medicinale pleister zelf te leren?

Ja, SIP, var. E klik op <volgende> Nee, ga door naar 4


5. Heeft de partner (geobjectiveerde) beperkingen waardoor hij de het toedienen of aanreiken van ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/-zalf en/of orale medicatie (pillen/poeders/drankjes) en/of aanbrengen medicinale pleister niet kan leren en leveren?

Ja, ga door naar 6 Nee, var. E, klik op <volgende>

6. Is iemand in de omgeving van de cliënt in staat en bereid het toedienen of aanreiken van ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/-zalf en/of orale medicatie (pillen/poeders/drankjes) en/of aanbrengen medicinale pleister te leren?

Ja, SIP, var. E klik op <volgende> Nee, ga door naar 7

7. Aantal keren (gemiddeld) toedienen van van ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/-zalf en/of orale medicatie (pillen/poeders/drankjes) en/of aanbrengen medicinale pleister?

1-7 x per week: SIP, var. F 2 - 3x per dag: SIP, var. C > 3x per dag: SIP, var. D

SIP 10, variant E: Toedienen van ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/-zalf en/of orale medicatie (pillen/poeders/drankjes) en/of aanbrengen medicinale pleister (aanleren)

Grondslag Somatisch

Functie PV


Gericht op PV: 1.9 Medicatie


Klasse PV: 2 (=2-3,9 uur per week)



52

SIP 10, variant F: Toedienen van ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/-zalf en/of orale medicatie (pillen/poeders/drankjes) en/of aanbrengen medicinale pleister (overnemen, 1-7 x per week)

Grondslag Somatisch

Functie PV

Activiteit PV: 1.9 Medicatie




SIP 10, variant C: Toedienen van ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/-zalf en/of orale medicatie (pillen/poeders/drankjes) en/of aanbrengen medicinale pleister (overnemen, 2-3x per dag)

Grondslag Somatisch

Functie PV





SIP 10, variant D: Toedienen van ooggel, oog-, oor- of neusdruppels/-zalf en/of orale medicatie (pillen/poeders/drankjes) en/of aanbrengen medicinale pleister (overnemen, > 3 per dag)

Grondslag Somatisch

Functie PV






53

11. Subcutane pijnbestrijding via een pomp gewijzigd


Dit standaard indicatieprotocol wordt toegepast bij een cliënt, indien door een arts is vastgesteld dat subcutane pijnbestrijding via de pomp noodzakelijk is. Epidurale en spinale pijnbestrijding kan niet meer via deze SIP worden aangevraagd. Met het beantwoorden van vijf kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen

1. Is de cliënt 18 jaar of ouder? Ja, ga door naar 2 Nee, geen SIP, klik op volgende

2. Is de noodzaak voor subcutane pijnbestrijding via de pomp door een arts vastgesteld?




4. Heeft de cliënt zelf of iemand in diens omgeving de wens de handelingen i.v.m. subcutane pijnbestrijding via de pomp te leren en is die persoon hiertoe in staat?

Ja, SIP, var. H, klik op <volgende> Nee, ga door naar 5

5. Aantal keren (gemiddeld) waarbij handelingen voor subcutane pijnbestrijding via de pomp moeten plaatsvinden.

Tot en met 1 x per week: SIP, var. D 2 x per week: SIP, var. E 3 t/m 5 x per week: SIP var. F 6 x per week: SIP var. G ≥ 1x per dag: geen SIP

SIP 11, variant H: Handelingen ten behoeve van subcutane pijnbestrijding via de pomp (aanleren)

Grondslag Somatisch

Functie VP


Gericht op VP:1.5 Medicatie





54

SIP 11, variant D: Handelingen voor subcutane pijnbestrijding via de pomp ( tot en met 1x per week)

Grondslag Somatisch

Functie VP





SIP 11, variant E: Handelingen voor subcutane pijnbestrijding via de pomp ( 2x per week)

Grondslag Somatisch

Functie VP





SIP 11, variant F: Handelingen voor subcutane pijnbestrijding via de pomp ( 3 t/m 5 x per week)

Grondslag Somatisch

Functie VP





SIP 11, variant G: Handelingen voor subcutane pijnbestrijding via de pomp ( 6 x per week)

Grondslag Somatisch

Functie VP






55

12. Sondevoeding toedienen


Dit standaard indicatieprotocol wordt toegepast wanneer een cliënt sondevoeding krijgt voorgeschreven en hulp nodig is om dit goed te laten verlopen. Het betreft het toedienen van de sondevoeding per bolus of via een pomp, niet het inbrengen/ verwisselen van sonde. Er wordt hierbij van uitgegaan dat bij de cliënt de sonde reeds is ingebracht/verwisseld op bijvoorbeeld de polikliniek of tijdens opname in het ziekenhuis. Voor medicatie die gelijktijdig met de sondevoeding inloopt, wordt niet apart geïndiceerd. Met het beantwoorden van vijf kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen


2. Is de noodzaak voor sondevoeding door een arts vastgesteld?


3. Heeft de cliënt zelf of iemand in diens na het aanleren van het toedienen van sondevoeding in het ziekenhuis nog begeleiding nodig om dit thuis voort te zetten?

Ja, begeleiding nodig; SIP, var. C, klik op <volgende> Nee, cliënt is zelfstandig; geen SIP klik op <volgende> Nee, zorg moet worden overgenomen, ga door naar 4

4. Heeft een arts aangegeven hoe vaak sondevoeding toegediend moet worden?


5. Frequentie sondevoeding (gemiddeld).

1x per dag: SIP, var. D 2 x per dag: SIP, var. E 3 x per dag: SIP, var. F > 3x per dag: geen SIP

SIP 12, variant C: Sondevoeding (begeleiden na aanleren)

Grondslag Somatisch

Functie Verzorging (PV)


Gericht op PV 1.8: Sondevoeding





56

SIP 12, variant D: Sondevoeding ( 1 x per dag)

Grondslag Somatisch


Activiteit PV 1.8: Sondevoeding




SIP 12, variant E: Sondevoeding ( 2 x per dag)

Grondslag Somatisch






SIP 12, variant F: Sondevoeding ( 3 x per dag)

Grondslag Somatisch







57

13. Stomaverzorging (AP of UP) gewijzigd


Dit standaard indicatieprotocol wordt toegepast wanneer een cliënt een AP of een UP heeft. Er is hulp nodig om de verzorging hiervan goed te laten verlopen. Hierbij valt te denken aan het verwisselen van de stomazakjes, stomaplak, huidverzorging en de hygiënische verzorging. Met het beantwoorden van tien kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is.

Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen


2. Is de noodzaak van stomaverzorging door een arts vastgesteld?


3. Betreft het stomaverzorging bij een lokaal, niet intacte huid?

Ja, ga door naar 4 Nee (het betreft stomaverzorging bij een lokaal, intacte huid); ga door naar 8



5. Heeft de cliënt zelf of iemand in diens omgeving na het aanleren van stomaverzorging in het ziekenhuis nog begeleiding nodig om dit thuis voort te zetten?

Ja, begeleiding nodig; SIP, var. A, klik op <volgende> Nee, cliënt is zelfstandig; geen SIP klik op <volgende> Nee, zorg moet worden overgenomen, ga door naar 6

6. Heeft een arts of gespecialiseerd verpleegkundige aangegeven hoe vaak de stoma verzorgd moet worden?


7. Frequentie stomaverzorging bij een lokaal, niet intacte huid (gemiddeld).

Tot en met 2 x per week: SIP, var. I 3 t/m 5 x per week: SIP, var. J 6- 7 x per week: SIP, var. K 2x per dag: SIP: var. D

8. Heeft de cliënt zelf of iemand in diens omgeving na het aanleren van stomaverzorging in het ziekenhuis nog begeleiding nodig om dit thuis voort te zetten?

Ja, begeleiding nodig; SIP, var. E, klik op <volgende> Nee, cliënt is zelfstandig; geen SIP klik op <volgende> Nee, zorg moet worden overgenomen, ga door naar 9

9. Heeft een arts of gespecialiseerd verpleegkundige aangegeven hoe vaak de stoma verzorgd moet worden?


10. Frequentie stomaverzorging bij een lokaal, intacte huid (gemiddeld).

< 1x per dag: SIP, var. F 1x per dag: SIP, var. G 2x per dag: SIP, var. H


58

SIP 13, variant A: Stomaverzorging bij een lokaal, niet intacte huid (begeleiding na aanleren)

Grondslag Somatisch


Activiteit VP: 1.7 Verpleegkundige begeleiding bij uitvoeren zelfzorg Gericht op VP: 1.3 Wond en/of stomaverzorging




SIP 13, variant I: Stomaverzorging bij een lokaal, niet intacte huid (tot en met 2x per week)

Grondslag Somatisch






SIP 13, variant J: Stomaverzorging bij een lokaal, niet intacte huid (3 tot 5 x per week)

Grondslag Somatisch






SIP 13, variant K: Stomaverzorging bij een lokaal, niet intacte huid (6-7 x per week)

Grondslag Somatisch







59

SIP 13, variant D: Stomaverzorging bij een lokaal, niet intacte huid (2x per dag)

Grondslag Somatisch






SIP 13, variant E: Stomaverzorging bij een lokaal, intacte huid (begeleiding na aanleren)

Grondslag Somatisch

Functie Persoonlijke verzorging (PV)

Activiteit PV: 2.5 Aanleren en begeleiden van PV-activiteiten Gericht op PV 1.7 Ondersteuning bij uitscheiding




SIP 13, variant F: Stomaverzorging bij een lokaal, intacte huid (minder dan 1x per dag)

Grondslag Somatisch


Activiteit PV: 1.7 Ondersteuning bij uitscheiding




SIP 13, variant G: Stomaverzorging bij een lokaal, intacte huid (1x per dag)

Grondslag Somatisch







60

SIP 13, variant H: Stomaverzorging bij een lokaal, intacte huid (2x per dag)

Grondslag Somatisch







61

14. Klysma (microlax) toedienen


Wanneer bij een cliënt door een arts is vastgesteld dat het toedienen van een klysma (microlax) noodzakelijk is, kan een SIP worden toegepast. Met het beantwoorden van tien kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen


2. Is de noodzaak voor een klysma (microlax) door een arts vastgesteld?


3. Is de cliënt in staat het toedienen van een klysma (microlax) zelf te leren?

Ja, SIP var E, klik op <volgende> Nee, ga door naar 4

4. Is de prognose dat de zorgvraag binnen 3 maanden is opgelost?



6. Heeft de partner (geobjectiveerde) beperkingen waardoor hij het toedienen van een klysma (microlax) niet kan leren en leveren?

Ja, ga door naar 7 Nee, SIP var, E, klik op <volgende>

7. Heeft iemand in de omgeving van de cliënt de wens het toedienen van een klysma (microlax) te leren en is die persoon hiertoe in staat?

Ja, SIP, var. E, klik op <volgende> Nee, ga door naar 8

8. Frequentie klysma (microlax) (gemiddeld). Tot en met 7x per week: SIP, var. F > 1x per dag: geen SIP

9. Heeft iemand in de omgeving van de cliënt de wens het toedienen van een klysma (microlax) te leren en is die persoon hiertoe in staat?

Ja, SIP, var. E, klik op <volgende> Nee, ga door naar 10

10. Frequentie klysma (microlax) (gemiddeld). Tot en met 7x per week: SIP, var. G > 1x per dag: geen SIP

SIP 14, variant E: Klysma (microlax) (leren toedienen)

Grondslag Somatisch



Gericht op PV: 1.7 Ondersteuning bij uitscheiding




62


SIP 14, variant F: Klysma (microlax) toedienen (tot en met 7 x per week)

Grondslag Somatisch






SIP 14, variant G: Klysma (microlax) toedienen (tot en met 7 x per week)

Grondslag Somatisch







63

15. Katheteriseren gewijzigd


Dit standaard indicatieprotocol wordt toegepast wanneer een cliënt een blaaskatheter heeft of krijgt voorgeschreven. Hierbij valt te denken aan eenmalige katheterisatie om de blaas te ledigen. Met het beantwoorden van zes kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen


2. Is de noodzaak voor katheterisatie door een arts vastgesteld?




4. Heeft de cliënt zelf of iemand in diens omgeving na het aanleren van katheterisatie (in het ziekenhuis) nog begeleiding nodig om dit thuis voort te zetten?

Ja, begeleiding nodig; SIP, var. E, klik op <volgende> Nee, cliënt is zelfstandig; geen SIP klik op <volgende> Nee, zorg moet worden overgenomen, ga door naar 5

5. Heeft een arts aangegeven hoe vaak er gekatheteriseerd moet worden?


6. Frequentie katheterisatie (gemiddeld).

Tot en met 3x per week; SIP var. H 4 t/m 7 x per week: SIP, var. B 2x per dag: SIP, var. C 3x per dag: SIP, var. F 4x per dag: SIP, var. G > 4x per dag: geen SIP

SIP 15, variant E: Katheteriseren (begeleiding na aanleren)

Grondslag Somatisch


VP: 1.7 Verpleegkundige begeleiding bij uitvoeren zelfzorg Activiteit

Gericht op VP: 1.4 Ondersteuning bij uitscheiding





64

SIP 15, variant H: Katheteriseren (tot en met 3x per week)

Grondslag Somatisch


Activiteit VP: 1.4 Ondersteuning bij uitscheiding




SIP 15, variant B: Katheteriseren (4 t/m 7x per week)

Grondslag Somatisch






SIP 15, variant C: Katheteriseren (2x per dag)

Grondslag Somatisch






SIP 15, variant F: Katheteriseren (3 x per dag)

Grondslag Somatisch






SIP 15, variant G: Katheteriseren ( 4 x per dag)

Grondslag Somatisch







65

16. Blaasspoelen

Toepassing van dit indicatieprotocol Wanneer bij een cliënt door een arts is vastgesteld dat blaasspoelen noodzakelijk is, kan een SIP worden toegepast. Het gaat om blaasspoelen via een bestaande katheter. Met het beantwoorden van vijf kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen


2. Is de noodzaak voor blaasspoeling door een arts vastgesteld?


3. Heeft de cliënt zelf of iemand in diens omgeving de wens het blaasspoelen te leren en is die persoon hiertoe in staat?

Ja, SIP, var. C, klik op <volgende> Nee, ga door naar 4

4. Heeft een arts aangegeven hoe vaak de blaas gespoeld moet worden?


5. Frequentie blaasspoelen (gemiddeld). < 1 x per week: geen SIP 1 t/m 7 x per week: SIP var. B > 7x per week: geen SIP

SIP 16, variant C: Blaasspoelen (aanleren)

Grondslag Somatisch


PV. 2.5 Aanleren en begeleiden van PV activiteiten Activiteit

Gericht op PV: 1.7. Ondersteuning bij uitscheiding




SIP 16, variant B: Blaasspoelen (1 t/m 7x per week)

Grondslag Somatisch




Klasse PV: 1 (0 - 1.9 uur per week)



66

18. Kortdurende persoonlijke verzorging (< drie maanden)


In situaties waarin tijdelijk een probleem bestaat in de persoonlijke verzorging, bijvoorbeeld als gevolg van een ongeval of ziekte, kan dit standaard indicatieprotocol worden afgegeven. De problemen liggen hier bij het zichzelf wassen en het aan-/uitkleden. Het begrip ‘tijdelijk’ is hier gedefinieerd als maximaal drie maanden. Dit betekent, dat naar verwachting de oorzaak van de vraag naar persoonlijke verzorging binnen drie maanden niet meer bestaat. Met het beantwoorden van zeven kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen


2. Heeft de cliënt lichamelijke beperkingen ten gevolge van een somatische ziekte of aandoening?


3. Is de prognose dat de zorgvraag binnen drie maanden is opgelost (dan geen vraag meer naar PV)?




Ja, ga door naar 6 Nee, Geen SIP, klik op <volgende>

6. Is iemand in de omgeving van de cliënt in staat de persoonlijke zorg te leveren, en willen deze persoon en de cliënt dat deze persoon de persoonlijke zorg levert?

Ja, geen SIP, klik op <volgende> Nee, ga door naar 7

7. Hoe vaak moet de te verlenen persoonlijke verzorging uitgevoerd te worden?

< 1x per dag: SIP, var. A 1x per dag: SIP, var. B 2x per dag: SIP, var. C 3x per dag: SIP, var. D > 3x per dag: geen SIP

SIP 18, variant A: Persoonlijke verzorging (kortdurend minder dan 1x per dag)

Grondslag Somatisch



PV: 1.2 Zich kleden



Geldigheidsduur PV: 3 maanden


67

SIP 18, variant B: Persoonlijke verzorging (kortdurend 1x per dag)

Grondslag Somatisch



PV: 1.2 Zich kleden




SIP 18, variant C: Persoonlijke verzorging (kortdurend 2x per dag)

Grondslag Somatisch



PV: 1.2 Zich kleden




SIP 18, variant D: Persoonlijke verzorging (kortdurend 3x per dag)

Grondslag Somatisch


PV: 1.1 Zich wassen

PV: 1.2 Zich kleden

Activiteit

PV: 1.3 In en uit bed gaan





68

19. Hulp bij douchen/wassen/kleden tot en met drie keer per week voor ouderen >

75 jaar

Toepassing van dit indicatieprotocol In situaties waarin bij ouderen een langdurig licht probleem bestaat in de persoonlijke verzorging, kan een standaard indicatieprotocol worden afgegeven. Met het beantwoorden van zes kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen

1. Heeft de cliënt lichamelijke beperkingen ten gevolge van een somatische ziekte of aandoening?


2. Is de cliënt ouder dan 75 jaar? Ja, ga door naar 3 Nee, geen SIP, klik op <volgende>

3. Is de mogelijkheid van voorliggende voorzieningen (hulpmiddelen en Wmo-aanpassingen zoals beugels, een douchestoel, traplift) gewogen?


4. Is iemand in de omgeving van de cliënt in staat en bereid om de persoonlijke zorg te leveren?

Ja, geen SIP Nee, ga door naar 5

5. Is vaker dan 3 x per week verzorging nodig? Ja, geen SIP Nee, ga door naar 6

6. Is de verwachting dat de beperkingen van de cliënt

verminderen?

Ja, SIP var. A Nee, SIP var. C

SIP 19: variant A: Persoonlijke verzorging (ouderen)

Grondslag Somatisch



PV: 1.2 Zich kleden

Zorgduur PV: 1 jaar


Geldigheidsduur PV: 1 jaar

SIP 19: variant C: Persoonlijke verzorging (ouderen)

Grondslag Somatisch



PV: 1.2 Zich kleden



Geldigheidsduur PV: 15 jaar


69

20. Bloedsuikerdagcurve prikken gewijzigd


Dit standaard indicatieprotocol is van toepassing bij cliënten waarbij reeds de diagnose diabetes is gesteld en waarbij het noodzakelijk is om het bloedsuiker te controleren. Het betreft cliënten die zelf niet in staat zijn (bijvoorbeeld door ontbreken fysieke of psychische vaardigheden) de bloedsuikerdagcurve te prikken. Bloedsuikercurve prikken voor diagnostiek (het vaststellen van de diagnose van diabetes bij een

cliënt) valt niet onder dit standaardprotocol. Dit betreft zorg vanuit de Zorgverzekeringswet.

Met het beantwoorden van zes kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen


2. Is de noodzaak voor het bloedsuikerdagcurve prikken door een arts vastgesteld?




4. Is de cliënt of iemand in diens omgeving in staat en bereid te leren de bloedsuikerdagcurve te prikken?

Ja, SIP, var. D, klik op <volgende> Nee, ga door naar 5

5. Heeft de arts aangegeven hoe vaak de bloedsuikerdagcurve geprikt moet worden?


6. Aantal keren (gemiddeld) dat de bloedsuikerdagcurve moet worden geprikt*

� t/m 3x per maand: SIP, var. B

� 4-6x per maand: SIP, var. C

� >6x per maand: geen SIP

* = Frequentie bij een bloedsuikercurve zijn altijd meerdere activiteiten per dag. De frequentie van de totale curve is x aantal keer per maand.

SIP 20, variant D: Bloedsuikerdagcurve prikken (aanleren)

Grondslag Somatisch

Functie VP

Activiteit VP 1.9 Aanleren van VP-activiteiten Gericht op VP: 1.2 controle lichaamsfuncties



Geldigheidsduur VP: 6 weken

SIP 20, variant B: Bloedsuikerdagcurve prikken (tot en met 3 dagen per maand)

Grondslag Somatisch

Functie VP


70

Activiteit VP: 1.2. controle lichaamsfuncties



Geldigheidsduur VP: 12 maanden

SIP 20, variant C: Bloedsuikerdagcurve prikken (4 – 6 dagen per maand)

Grondslag Somatisch

Functie VP

Activiteit VP: 1.2. controle lichaamsfuncties





71

21. Verwisselen/inbrengen van een sonde gewijzigd


Dit standaard indicatieprotocol wordt toegepast wanneer bij een cliënt een sonde moet worden verwisseld, of een sonde opnieuw moet worden ingebracht door een verpleegkundige. Met het beantwoorden van vijf kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Let op: uitgangspunt is dat de zorg die met deze SIP wordt aangevraagd qua functie, omvang en geldigheidsduur niet past binnen een huidig geldig indicatiebesluit.

Kernvragen


2. Is de noodzaak voor het verwisselen/inbrengen van de sonde door een arts vastgesteld?




4. Heeft de cliënt of iemand in diens omgeving de wens om het verwisselen/inbrengen van de sonde te leren en is die persoon hiertoe in staat?

Ja, SIP, var. D, klik op <volgende> Nee, ga door naar 5

5. Frequentie verwisselen/inbrengen van de sonde (gemiddeld).

Tot en met 1x per week SIP. var B 2x per week: SIP, var. C > 2x per week: geen SIP

SIP 21, variant D: Leren verwisselen/inbrengen van een sonde

Grondslag Somatisch



Gericht op VP: 1.10 Niet nader gespecificeerd verpleegkundig handelen



Geldigheidsduur VP: 6 weken


72

SIP 21, variant B: Verwisselen/inbrengen sonde (tot en met 1x per week)

Grondslag Somatisch






SIP 21, variant C: Verwisselen/inbrengen sonde (2x per week)

Grondslag Somatisch







73

24. Palliatief Terminale Zorg


Dit standaard indicatieprotocol wordt toegepast wanneer een cliënt een levensverwachting heeft van niet langer dan drie maanden. De cliënt is niet meer aangewezen op verblijf in een ziekenhuissetting en krijgt geen (medische) behandeling meer die gericht is op herstel of levensverlenging. De cliënt is gebaat bij intensieve palliatieve zorg in de vorm van verzorging, pijnbestrijding en behoud van kwaliteit van leven. Deze SIP kan alleen gebruikt worden als de cliënt zelfstandig woont, en niet in een verblijfsetting. Met het beantwoorden van elf kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is.

Kernvragen

1. Is de cliënt geïndiceerd voor een ZZP of Verblijf langdurig? Ja, geen SIP Nee, ga door naar 2

2. Heeft een arts verklaard dat sprake is van een

levensbedreigende ziekte en dat de levensverwachting niet

langer dan drie maanden bedraagt?

Ja, ga door naar 3 Nee, geen SIP

3. Wil(len) de cliënt en/of zijn naasten de terminale fase in

een (bijna) thuissituatie doorbrengen9?

Ja, ga door naar 4 Nee, SIP, var. G

4. Is het verantwoord dat de cliënt zonder toezicht alleen

thuis is op de momenten dat de (professionele)

zorgverlener er niet is?


5. Kan de mantelzorg en/of vrijwilligerszorg10 adequaat

toezicht bieden als de (professionele) zorgverlener er niet

is?


6. Neemt de huisarts de verantwoordelijkheid van de

medische zorg in de (bijna) thuissituatie?


7. Is alleen behoefte aan toezicht ‘s nachts? Ja, SIP var. B Nee, ga door naar 8

8. Ligt het zwaartepunt van de zorg op de Persoonlijke

Verzorging?


9. Ligt het zwaartepunt van de zorg op verpleegkundig

handelen?

Ja, ga door naar 11 Nee, geen SIP

10. Is naast zorg overdag ook behoefte aan zorg

(aanwezigheid) ’s nachts?

Ja, SIP, var. C Nee, SIP, var. D

11. Is naast zorg overdag ook behoefte aan zorg

(aanwezigheid) ’s nachts?

Ja, SIP, var. E Nee, SIP, var. F

9 Onder een (bijna) thuissituatie vallen ook de zelfstandige hospices, bijna thuishuizen enz. Palliatief

terminale afdelingen in een verpleeg- of verzorgingshuis vallen niet onder een (bijna) thuissituatie. Als in deze SIP wordt gesproken over thuis, dan wordt daarmee ook de bijna thuissituatie bedoeld.

10 Onder vrijwilligerszorg is naast de zorg aan huis ook de vrijwilligerszorg in een hospice, bijna thuishuis enz.


74

SIP 24, variant G: ZZP 10 VV Beschermd verblijf met intensieve palliatief terminale zorg


ZZP 10 VV: Beschermd verblijf met intensieve palliatief terminale zorg

Klasse 7 etmalen per week

Leefklimaat Permanent toezicht


SIP 24, variant B: toezicht ’s nachts (uitsluitend aanwezigheid in de nacht)


Functie BG ind

Activiteit BG ind: 3. Toezicht

Zorgduur BG ind: tot de verzekerde is overleden

Klasse BG ind: klasse 8 (20-24.9 uur per week) + 31 uur additioneel

Geldigheidsduur tot de verzekerde is overleden


75

SIP 24, variant C: PTZ zwaartepunt PV en nachtzorg

Grondslag Somatisch

Functie PV VP BG ind

Activiteit PV: 1.1 Zich wassen 1.2 Zich kleden

1.3 In en uit bed gaan

1.4 Zich verplaatsen in zit- of lighouding (hulp bij beweging,

houding)

1.5 Naar toilet gaan en zich reinigen c.q. incontinentiemateriaal

verwisselen

1.6 Eten en drinken 1.7 Ondersteuning bij uitscheiding 2.1 Persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid 2.5 Aanleren en begeleiden van PV-activiteiten VP: 1.2 Controle lichaamsfuncties 1.3 Wond en/of stoma verzorging 1.4 Ondersteuning bij uitscheiding 1.5 Medicatie 1.7 Verpleegkundig begeleiding bij uitvoeren zelfzorg 1.9 Aanleren van VP-activiteiten 1.10 Niet nader gespecificeerd verpleegkundig handelen 2.1 Gespecialiseerd verpleegkundig handelen BG ind: 3. Toezicht

Zorgduur PV: tot de verzekerde is overleden VP: tot de verzekerde is overleden BG ind: tot de verzekerde is overleden

Klasse PV: klasse 8 ( 20 – 24,9 uur per week) VP: klasse 3 ( 4-6.9 uur per week) BG ind: klasse 8 (20-24.9 uur per week) + 24 uur additioneel



76

SIP 24, variant D: PTZ zwaartepunt PV

Grondslag Somatisch


Activiteit PV: 1.1 Zich wassen

1.2 Zich kleden



houding)


verwisselen

1.6 Eten en drinken

1.7 Ondersteuning bij uitscheiding 2.1 Persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid 2.5 Aanleren en begeleiden van PV-activiteiten VP: 1.2 Controle lichaamsfuncties 1.3 Wond en/of stoma verzorging 1.4 Ondersteuning bij uitscheiding 1.5 Medicatie 1.7 Verpleegkundige begeleiding bij uitvoeren zelfzorg 1.9 Aanleren van VP-activiteiten 1.10 Niet nader gespecificeerd verpleegkundig handelen 2.1 Gespecialiseerd verpleegkundig handelen BG ind: 3. Toezicht


Klasse PV: klasse 8 ( 20-24.9 uur per week) VP: klasse 3 ( 4-6.9 uur per week) BG ind: klasse 4 (7-9.9 uur per week)



77

SIP 24, variant E: PTZ zwaartepunt VP en nachtzorg

Grondslag Somatisch


Activiteit PV: 1.1 Zich wassen

1.2 Zich kleden



houding)


verwisselen

1.6 Eten en drinken

1.7 Ondersteuning bij uitscheiding 2.1 Persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid 2.5 Aanleren en begeleiden van PV-activiteiten VP: 1.2 Controle lichaamsfuncties 1.3 Wond en/of stoma verzorging 1.4 Ondersteuning bij uitscheiding 1.5 Medicatie 1.7 Verpleegkundige begeleiding bij uitvoeren zelfzorg 1.9 Aanleren van VP-activiteiten 1.10 Niet nader gespecificeerd verpleegkundig handelen 2.1 Gespecialiseerd verpleegkundig handelen BG ind: 3. Toezicht


Klasse PV klasse 6 ( 13 – 15.9 uur per week) VP klasse 5 ( 10 – 12.9 uur per week BG ind klasse 8 (20-24.9 uur per week) + 24 uur additioneel



78

SIP 24, variant F: PTZ zwaartepunt VP

Grondslag Somatisch


Activiteit PV: 1.1 Zich wassen 1.2 Zich kleden 1.3 In en uit bed gaan 1.4 Zich verplaatsen in zit- of lighouding (hulp bij beweging, houding) 1.5 Naar toilet gaan en zich reinigen c.q. incontinentiemateriaal verwisselen 1.6 Eten en drinken 1.7 Ondersteuning bij uitscheiding 2.1 Persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid 2.5 Aanleren en begeleiden van PV-activiteiten VP: 1.2 Controle lichaamsfuncties 1.3 Wond en/of stoma verzorging 1.4 Ondersteuning bij uitscheiding 1.5 Medicatie 1.7 Verpleegkundige begeleiding bij uitvoeren zelfzorg 1.9 Aanleren van VP-activiteiten 1.10 Niet nader gespecificeerd verpleegkundig handelen 2.1 Gespecialiseerd verpleegkundig handelen BG ind: 3. Toezicht


Klasse PV klasse 6 ( 13 – 15.9 uur per week) VP klasse 5 ( 10 – 12.9 uur per week BG ind klasse 4 (7-9.9 uur per week)



79

25. Gespecialiseerde intramurale zorg voor cliënten met ziekte van Huntington


De standaardindicatiestelling geldt voor cliënten met de ziekte van Huntington, die opgenomen worden bij een zorgaanbieder die gespecialiseerde zorg biedt. Het betreft de volgende zorgaanbieders: Aanbieder Locatie

Atlant Zorggroep Vph De Heemhof Osira Vph Sint Jacob Topaz Vph Overduin De Riethorst Stromenland Vph De Kloosterhoeve Florence Vph Gulden Huis SVVE Vph Dommelhoef SVVE Vph De Landrijt Voor cliënten met de ziekte van Huntington die niet zijn of worden opgenomen in bovenstaande centra, geldt dat zij volgens de normale werkwijze worden geïndiceerd voor een ZZP. Met deze SIP wordt alleen de AWBZ-aanspraak vastgesteld en niet de Bopz-status.

Met het beantwoorden van zes kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is.

Kernvragen

1. Is de cliënt aangewezen op Verblijf in verband met de

ziekte van Huntington?

Ja, ga door naar 2 Nee, geen SIP, Klik op “Volgende”

2. Wordt de cliënt opgenomen op een gespecialiseerde

Huntington-afdeling, bij een aanbieder zoals hierboven in de

toepassing omschreven?


3. Is sprake van de dominante grondslag Somatiek? Nee, ga door naar 4 Ja, SIP variant D, klik op volgende

4. Is er sprake van de dominante grondslag PG? Ja, ga door naar 5 Nee, geen SIP

5. Is een Bopz-status aanwezig? Ja, ga door naar 6 Nee, SIP variant F, klik op volgende

6. Is de houding van de cliënt ten opzichte van de Bopz-status

gewijzigd?

Nee, SIP variant E, klik op volgende Ja, SIP variant F, klik op volgende

SIP 25, variant D: Gespecialiseerde intramurale zorg t.b.v. cliënten met de ziekte van Huntington


ZZP 8 VV: Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging


Leefklimaat Beschermende woonomgeving, permanent toezicht en therapeutisch leefklimaat



80

SIP 25 variant E: Gespecialiseerde intramurale zorg t.b.v. cliënten met de ziekte van Huntington

Grondslag Psychogeriatrische aandoening/beperking

ZZP 8 VV: Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging


Gemiddelde totaaltijd 24 uur



SIP 25, variant F: Gespecialiseerde intramurale zorg t.b.v. cliënten met de ziekte van Huntington

Grondslag Psychogeriatrische aandoening/beperking ZZP 8 VV: Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege

specifieke aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging


Gemiddelde totaaltijd 24 uur




81

28. Persoonlijke verzorging na ontslag uit ziekenhuis


Dit standaard indicatieprotocol kan worden toegepast wanneer de cliënt na ziekenhuisopname voor persoonlijke verzorging in aanmerking komt, voor maximaal zes maanden. Deze SIP kan alleen door ziekenhuizen worden toegepast waaruit de cliënt wordt ontslagen. Via deze SIP kan Persoonlijke Verzorging aangevraagd worden tot en met maximaal klasse 5. Indien meer zorg nodig is dan klasse 5, dient een reguliere aanvraag ingediend te worden. De activiteiten, handelingen en klasse van de functie worden berekend door middel van de rekenhulp Persoonlijke Verzorging. Bij berekening van de omvang van de AWBZ-zorg, wordt de zorg die vrijwillig door de mantelzorg wordt geboden verrekend en daarmee niet geïndiceerd. Deze zorg wordt dus niet in de rekenhulp ingevuld. Als de cliënt de persoonlijke zorg zelf kan aanleren of begeleiding nodig heeft na het aanleren (in het ziekenhuis), dan kunt u dit in de rekenhulp invullen. Met het beantwoorden van acht kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is.

Kernvragen

1. Wordt de cliënt ontslagen uit het ziekenhuis en vraagt het ziekenhuis waaruit de cliënt wordt ontslagen deze SIP aan?

Ja, da door naar 2 Nee, geen SIP, klik op <volgende>

2. Heeft de cliënt (lichamelijke) beperkingen ten gevolge van een somatische ziekte of aandoening?



4. Is een tijdige oplossing mogelijk door het gebruik van voorliggende voorzieningen (hulpmiddelen en Wmo-aanpassingen zoals beugels, een douchestoel, traplift)?

NB: Als dit leidt tot een gedeeltelijke oplossing, vul Nee in en vul in de rekenhulp alleen de overblijvende activiteiten in de rekenhulp.

Nee, ga door naar 5 Ja, geen SIP, klik op <volgende>

5. Is aanleren van alle handelingen mogelijk? NB: Als een gedeelte van de handelingen aangeleerd kan worden, kies dan voor Nee.

Ja, SIP var. A, klik op <volgende> Nee, ga door naar 6

6. Is de prognose dat de zorg maximaal drie maanden nodig is? Ja, ga door naar 7 Nee, SIP var. C, klik op <volgende>

7. Is een partner aanwezig? Ja, ga door naar 8 Nee, SIP var. B, klik op <volgende>


Ja, SIP var. B, klik op <volgende> Nee, Geen SIP, klik op <volgende>

SIP 28, variant A: Persoonlijke verzorging 6 weken

Grondslag Somatisch


Activiteit Rekenhulp


Klasse Rekenhulp


82


SIP 28, variant B: Persoonlijke verzorging ≤ 3 maanden

Grondslag Somatisch




Klasse Rekenhulp


SIP 28, variant C: Persoonlijke verzorging ≤ 6 maanden

Grondslag Somatisch




Klasse Rekenhulp



83

29. Verpleging na ontslag uit ziekenhuis gewijzigd


Dit standaard indicatieprotocol kan worden toegepast wanneer de cliënt na ziekenhuisopname voor verpleging in aanmerking komt, voor maximaal zes maanden. Deze SIP kan alleen door ziekenhuizen worden toegepast waaruit de cliënt wordt ontslagen. Door middel van deze SIP kan Verpleging aangevraagd worden tot en met maximaal klasse 5. Indien meer zorg nodig is dan klasse 5, dient een reguliere aanvraag ingediend te worden. De activiteiten, handelingen en klasse van de functie worden berekend door middel van de rekenhulp Verpleging. Deze SIP mag alleen toegepast worden indien de voorgeschreven verpleging plaats vindt onder verantwoordelijkheid van de huisarts. Indien het mogelijk is dat de cliënt de verpleegkundige handelingen zelf kan aanleren of begeleiding nodig heeft na het aanleren (in het ziekenhuis), dan kunt u dit in de rekenhulp invullen. Met het beantwoorden van zeven kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is.

Kernvragen

1. Wordt de cliënt ontslagen uit het ziekenhuis en vraagt het ziekenhuis waaruit de cliënt wordt ontslagen deze SIP aan?


2. Heeft de cliënt (lichamelijke) beperkingen door een somatische ziekte of aandoening waardoor hulp nodig is bij de VP?



4. Is de noodzaak voor de verpleging door een arts vastgesteld? Ja, ga door naar 5 Nee, geen SIP, klik op <volgende>



6. Is aanleren van alle handelingen mogelijk? NB: Als een gedeelte van de handelingen aangeleerd kan worden, kies dan voor Nee.

Ja, SIP var. A, klik op <volgende> Nee, ga door naar 7

7. Is de prognose dat de zorg maximaal drie maanden nodig is?

Ja, SIP var. B, klik op <volgende> Nee, SIP var. C, klik op <volgende>

SIP 29, variant A: Verpleging 6 weken

Grondslag Somatisch




Klasse Rekenhulp



84

SIP 29, variant B: Verpleging ≤ 3 maanden

Grondslag Somatisch




Klasse Rekenhulp


SIP 29, variant C: Verpleging ≤ 6 maanden

Grondslag Somatisch




Klasse Rekenhulp



85

31. Tijdelijk verblijf in een intramurale setting voor herstel na ziekenhuisopname

gewijzigd


Dit standaard indicatieprotocol kan worden toegepast wanneer de cliënt na een ziekenhuisopname kortdurend begeleiding en (intensieve) verzorging nodig heeft in een beschermende woonomgeving. Het betreft somatische problematiek. Er is geen intensieve revalidatie noodzakelijk en de prognose op herstel is bepaald op een termijn van maximaal zes weken, waarna ontslag naar de thuissituatie kan plaatsvinden. Met het beantwoorden van de elf kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatie op zijn plaats is.

Kernvragen

1. Heeft de cliënt alleen een somatische aandoening en is de aard van de stoornissen en beperkingen hoofdzakelijk een motorisch en/of een mobiliteitsprobleem*?

Ja, ga door naar 2 Nee, geen SIP, Klik op “volgende”

2. Heeft de cliënt een geldige indicatie voor een ZZP of Verblijf

langdurig?


3. Verblijft de cliënt momenteel in het ziekenhuis? Ja, ga door naar 4 Nee, geen SIP, Klik op “volgende”

4. Is een beschermende woonomgeving noodzakelijk**? Ja, ga door naar 5 Nee, geen SIP, klik op <volgende>

5. Heeft de cliënt een partner? Ja, ga door naar 6 Nee, ga door naar 7

6. Heeft de partner (geobjectiveerde) beperkingen waardoor hij de noodzakelijke hulp en het noodzakelijke toezicht niet kan bieden***?


7. Is iemand in de omgeving van de cliënt in staat en bereid de noodzakelijke hulp en het noodzakelijk toezicht te bieden?


8. Is de herstelgerichte zorg hoofdzakelijk nodig voor ADL- activiteiten?


9. Is naast herstelgerichte zorg tevens herstelgerichte Behandeling vanuit de AWBZ noodzakelijk?


10. Is binnen ongeveer 6 weken zodanig herstel te verwachten dat de cliënt naar de thuissituatie kan terugkeren?


11. Is voor de mobiliteit binnenshuis en het bewegen/maken van transfers (opstaan/zitten, in/uit bed) regelmatig behoefte aan hulp, en is voor de mobiliteit buitenshuis vaak hulp of overname van de zorg nodig?

Ja, SIP var. B, klik op <volgende> Nee, geen SIP, klik op <volgende>

*= hieronder vallen ook motorische en/of mobiliteitsproblemen door ernstige energetische

problemen.

**= een beschermende woonomgeving is een ondersteunende omgeving die hem zo de

mogelijkheid biedt zo zelfredzaam mogelijk te zijn, omdat hij de bekwaamheden en vaardigheden

mist om zich staande te houden in een zelfstandige woonomgeving.

***= ook met ondersteuning van aanvullende thuiszorg.


86

SIP 31, variant B: ZZP VV 03: beschut wonen met begeleiding en intensieve verzorging na een ziekenhuisopname

Grondslag Somatische ziekte/aandoening ZZP VV 03: Beschut wonen met begeleiding en intensieve verzorging Klasse 7 etmalen per week

Leefklimaat Beschermende woonomgeving Geldigheidsduur 3 maanden


87

35. ZZP VV 09b: herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging in een

instelling

Toepassing van dit indicatieprotocol Dit standaard indicatieprotocol kan worden toegepast wanneer bij de cliënt een medisch-specialistische diagnostiek/interventie heeft plaatsgevonden waarbij sprake is geweest van een ziekenhuisopname. Voorafgaand aan de interventie ontvingen alle cliënten uit deze groep reeds behandeling vanuit de AWBZ in combinatie met verblijf. In aansluiting op de interventie is behoefte aan herstelgerichte behandeling die een aanvullende integrale en multidisciplinaire aanpak vereist. De medisch-specialistische diagnostiek/interventie is afgerond. Naast de aandoening waarvoor de cliënt (aanvullende) behandeling ontvangt heeft de cliënt ook andere problemen in de zin van kwetsbaarheid en comorbiditeit (zoals problemen met de bloedsomloop, psychogeriatrische aandoeningen, het bewegingsapparaat en/of metabole stoornissen), hetgeen leidt tot instabiliteit en/of complicaties. Als gevolg van (reeds voor de interventie bestaande) stoornissen en beperkingen is er met name sprake van ernstige problemen bij de regie, het regelvermogen en/of psychosociale/cognitieve functies, wat leidt tot sterk verminderde belastbaarheid en/of leerbaarheid en /of trainbaarheid. Ten gevolge hiervan kunnen zij de intensiteit van de geriatrische revalidatie niet aan. Ook een eventuele overplaatsing naar een andere afdeling (bijvoorbeeld vanwege dementie) is een te grote belasting. Zij moeten bij het herstel een langzamer traject doorlopen. Herstel tot het niveau van functioneren van vóór de acute aandoening wordt nagestreefd. Zie voor bijkomende indicatiecriteria voor ZZP VV09b de CIZ Indicatiewijzer 5.0, hoofdstuk 9 Verblijf. Met het beantwoorden van twaalf kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is.

Kernvragen

1. Heeft de cliënt een geldige verblijfsindicatie en ontvangt de

cliënt reeds AWBZ behandeling met verblijf?

Ja, ga door naar 2. Nee, geen SIP, klik op <volgende>

2. Heeft bij de cliënt een medisch-specialistische

diagnostiek/interventie plaatsgevonden waarbij sprake is

geweest van een ziekenhuisopname en is de medisch-

specialistische diagnostiek/ interventie, ook van de

comorbiditeit, afgerond?


3. Heeft de cliënt behoefte aan herstelgerichte AWBZ

behandeling die een integrale en multidisciplinaire aanpak

vereist in een tijdelijke verblijfssituatie (meestal 2-6 maand)

met een therapeutisch leefklimaat?

EN Wordt de op herstelgerichte AWBZ behandeling gecoördineerd door een AWBZ hoofdbehandelaar?


4. Heeft de cliënt naast de aandoening waarvoor de cliënt wordt

gerevalideerd ook andere problemen in de zin van

comorbiditeit (zoals problemen met de bloedsomloop, het

bewegingsapparaat en/of metabole stoornissen), hetgeen leidt

tot instabiliteit en complicaties?


5. Is er sprake van een verminderde belastbaarheid en/of

leerbaarheid en /of trainbaarheid als gevolg van ernstige

problemen met name bij regie, regelvermogen en/of

psychosociale/cognitieve functies?



88

6. Is de beoogde herstelgerichte AWBZ behandeling gericht op

(gedeeltelijk) herstel en/of het aanleren van vaardigheden?


7. Is er minimaal één concreet behandeldoel waardoor

verbetering in het functioneren wordt verwacht?


8. Is de cliënt voldoende belastbaar, leerbaar en trainbaar om via

herstelgerichte behandeling een verbetering in functioneren te

realiseren11?


9. Wat is de dominante grondslag van de cliënt?

Somatische aandoening of beperking, SIP var. A, klik op <volgende> Psychogeriatrische aandoening of beperking, ga door naar 10

10. Is een BOPZ artikel 60-indicatie aanwezig? Ja, ga door naar 11 Nee, ga door naar 12

11. Is de houding van de cliënt tegenover de voortgezette opname

gewijzigd?

Ja, SIP var. C, klik op <volgende> Nee, SIP var. B, klik op <volgende>

12. Is een BOPZ toets, artikel 60, noodzakelijk?

Ja, SIP var. C, klik op <volgende> Nee, SIP var. B, klik op <volgende>

SIP 35, variant A: ZZP VV 09b: herstelgerichte behandeling met verpleging en

verzorging in een instelling


ZZP VV 09b: Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging


Leefklimaat Therapeutisch leefklimaat


SIP 35, variant B: ZZP VV 09b: herstelgerichte behandeling met verpleging en


Grondslag Psychogeriatrische aandoening of beperking

ZZP VV 09b: Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging




.

SIP 35, variant C: ZZP VV 09b: herstelgerichte behandeling met verpleging en


Grondslag Psychogeriatrische aandoening of beperking ZZP VV 09b: Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging

11 Deze richt zich vooral op stoornissen en beperkingen ontstaan als gevolg van de medisch-specialistische

interventie.


89

SIP 35, variant C: ZZP VV 09b: herstelgerichte behandeling met verpleging en






90

SIP's Verstandelijk Gehandicapt (VG)

26. ZZP SGLVG 01

Toepassing van dit indicatieprotocol De SIP kan toegepast worden indien behandeling en verblijf in een SGLVG-behandelinstelling noodzakelijk is. Bij deze cliënten is sprake van onbegrepen en risicovol gedrag dat wordt veroorzaakt door een licht verstandelijke handicap, en gedragsproblemen al dan niet in combinatie met psychiatrische problemen. De problematiek komt tot uiting in alle facetten van het leven: (gezins)systeem, wonen, werken en vrije tijd. De problemen versterken elkaar en zijn vaak onderling met elkaar verweven. Aandachtspunt: toepassing van deze SIP is voorbehouden aan vijf SGLVG behandelinstellingen: -Trajectum-Hoeve Boschoord; -Trajectum-Hanzeborg; -Altrecht ggz, afdeling Wier; -Ipse de Bruggen, specialistische zorg; -Dichterbij, specialistische zorg. Met het beantwoorden van acht kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatie op zijn plaats is.

Kernvragen

1. Is de cliënt ouder dan 18 jaar, maar jonger dan 55 jaar? Ja, ga door naar 2 Nee, geen SIP, Klik op “volgende”

2. Heeft de cliënt een IQ tussen de 50 en 85? Ja, ga door naar 3 Nee, geen SIP, Klik op “volgende”

3. Heeft het multidisciplinaire team van de SGLVG- behandelinstelling vastgesteld dat opname en behandeling in een SGLVG-behandelinstelling noodzakelijk is en er een behandelperspectief en behandelprognose is?


4. Is opname in een SGLVG-behandelinstelling noodzakelijk om behandelperspectief en behandelprognose vast te stellen?

Ja, ga door naar 5 Nee, geen SIP. Klik op “volgende”

5. Is sprake van co-morbiditeit van verstandelijke beperking met psychiatrische problemen, gedragsproblemen en/of ontwikkelingsstoornissen?

Ja, ga door naar 6 Nee, geen Sip, Klik op “volgende”

6. Is sprake van ernstige handelingsverlegenheid van de omgeving vanwege deze problematiek?


7. Eerdere behandeltrajecten hebben geen of onvoldoende resultaat gehad.


8. Is er een medische noodzaak voor vervoer van en naar de dagbesteding?

Ja: SIP variant A Nee: SIP variant B


91

SIP 26, variant A: ZZP SGLVG

Grondslag (Dominante grondslag) Verstandelijke handicap (VG) Verbijzondering: SGLVG

ZZP ZZP SGLVG 01 Klasse 7 etmalen per week Vervoer van/naar dagbesteding noodzakelijk

Ja

Leefklimaat Therapeutisch leefklimaat en Permanent toezicht Geldigheidsduur 3 jaar

SIP 26, variant B: ZZP SGLVG

Grondslag (Dominante grondslag) Verstandelijke handicap (VG) Verbijzondering: SGLVG

ZZP ZZP SGLVG 01

Klasse 7 etmalen per week Vervoer van/naar dagbesteding noodzakelijk

Nee



92

27. Behandeling van kinderen met de dominante grondslag Verstandelijke Handicap

Behandelvorm: Behandeling gericht op herstel en/of het aanleren van vaardigheden of

gedrag


Deze SIP kan worden toegepast bij een crisissituatie in het gezin door de verstandelijke beperking van het kind in combinatie met ernstige gedragsproblemen door deze verstandelijke beperking. Er is sprake van dreigende uithuisplaatsing. Vaak is een gezinsvoogd betrokken. De SIP kan worden toegepast door (L)VG zorgaanbieders. De zeer intensieve, kortdurende (in het algemeen 4-6 weken), multidisciplinaire behandeling heeft als doel ouders en kind vaardigheden en gedrag aanleren, teneinde uithuisplaatsing van het kind te voorkomen. Aandachtspunt: deze SIP mag niet verlengd worden. Zorg die na deze behandeling nodig is moet regulier worden aangevraagd. Hierbij moet een verslag van de geboden behandeling en advisering voor vervolgzorg worden aangeleverd. Met het beantwoorden van de zeven kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatie op zijn plaats is.

Kernvragen

1. Is de cliënt jonger dan 18 jaar? Ja, ga door naar 2 Nee, geen SIP, Klik op “volgende”

2. Heeft de cliënt een IQ < 85? Ja, ga door naar 3 Nee, geen SIP, Klik op “volgende”

3. Woont de cliënt bij (pleeg)ouders? Ja,ga door naar 4 Nee, geen SIP, Klik op “volgende”

4. Is sprake van zodanige gedragsproblematiek die (pleeg)ouders niet kunnen hanteren, dat zonder deze behandeling de cliënt vanwege zijn verstandelijke handicap en daaruit voortkomende gedragsproblemen uit huis geplaatst moet worden?


5. Zijn de cliënt en de (pleeg)ouders leerbaar/trainbaar en zijn de (pleeg)ouders bovendien gemotiveerd aan deze behandeling deel te nemen?

Ja, da door naar 6 Nee, geen SIP, klik op <volgende>

6. Is sprake van behandeling vanuit een multidisciplinair team, gecoördineerd door een AWBZ-hoofdbehandelaar?

Ja, ga door naar 7 Nee, geen SIP,Klik op “volgende”

7. Is de behandeling programmatisch en doelmatig en gaat het om een door de beroepsgroep geaccepteerde methode?

Ja, SIP Nee, geen SIP,Klik op “volgende”

SIP 27, variant B: Behandeling kinderen met een dominante grondslag verstandelijke handicap

Grondslag Verstandelijke handicap (VG)

Functie BH individueel

Activiteit BH individueel: 2.0 Behandeling gericht op herstel en/of aanleren

van vaardigheden of gedrag

Zorgduur 3 maanden



93

33. SIP ZZP LVG 02, 03, 04 en 05


Dit standaard indicatieprotocol kan toegepast worden indien behandeling en verblijf in een LVG- behandelinstelling noodzakelijk is. Doelgroep: cliënten met een licht verstandelijke handicap, met daarnaast meervoudige problematiek, zoals: beperkt sociaal aanpassingsvermogen en ernstige, chronische beperkingen in de sociale redzaamheid, ernstige gedragsproblemen of psychiatrische problemen. Als voor deze jeugdige cliënten integrale multidisciplinaire behandeling in een LVG behandelinstelling noodzakelijk is en zij voldoen aan de criteria voor opname in deze instelling, kan dit standaard indicatieprotocol worden toegepast. De leeftijd waarop de indicatie wordt gesteld is doorgaans jonger dan 23 jaar. Dit standaard indicatieprotocol is niet van toepassing op het zorgzwaartepakket LVG 01. Met het beantwoorden van de twintig kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatie op zijn plaats is.

Kernvragen

1. Is de cliënt jonger dan 23 jaar? Ja, ga door naar 2 Nee, geen SIP, klik op <volgende>

2. Heeft de cliënt een IQ tussen de 50 en 85? Ja, ga door naar 3 Nee, geen SIP, klik op <volgende>

3. Heeft de cliënt naast de licht verstandelijke handicap

meervoudige problematiek, zoals beperkt sociaal

aanpassingsvermogen en ernstige, chronische beperkingen in

de sociale redzaamheid, ernstige gedragsproblemen of

psychiatrische problemen?


4. Heeft een GZ-psycholoog of (jeugd)psychiater vastgesteld

dat opname en behandeling in een LVG-behandelinstelling

noodzakelijk is en dat er een behandelperspectief en

behandelprognose is?


5. Is sprake van zeer ernstige gedragsproblematiek waardoor

permanent een besloten setting* noodzakelijk is?


6. Is de cliënt jonger dan 12 jaar? Ja, ga door naar 7 Nee, ga door naar 8

7. Gaan de ouders of wettelijk vertegenwoordiger van de cliënt

akkoord met een opname in een besloten setting?


8. Is een Bopz artikel 60 indicatie aanwezig? Ja, ga door naar 9 Nee, ga door naar 10

9. Is de houding van de cliënt tegenover de voortgezette

opname gewijzigd?


10. Is een Bopz-toets artikel 60 noodzakelijk? Ja, geen SIP, klik op <volgende> Nee, ga door naar 11

11. Is er een medische noodzaak voor vervoer van en naar de

dagbesteding**?

Ja, SIP var. G, klik op <volgende> Nee, SIP var. H, klik op <volgende>


94

12. Is sprake van zeer ernstige gedragsproblematiek; een sterke

neiging om zich aan begeleiding te onttrekken en gevaar

voor zichzelf en omgeving te vormen, zonder dat een

permanente besloten setting* noodzakelijk is?


13. Is de cliënt jonger dan 12 jaar? Ja, ga door naar 17 Nee, ga door naar 14

14. Is een Bopz artikel 60 indicatie aanwezig? Ja, ga door naar 15 Nee, ga door naar 16

15. Is de houding van de cliënt tegenover de voortgezette

opname gewijzigd?


16. Is een Bopz-toets artikel 60 noodzakelijk? Ja, geen SIP, klik op <volgende> Nee, ga door naar 17


dagbesteding**?

Ja, SIP var. E, klik op <volgende> Nee, SIP var. F, klik op <volgende>

18. Is in verband met de ernstige gedragsproblematiek continue

sturing en begeleiding nodig?



dagbesteding**?

Ja, SIP var. C, klik op <volgende> Nee, SIP var. D, klik op <volgende>


dagbesteding**?

Ja, SIP var. A, klik op <volgende> Nee, SIP var. B, klik op <volgende>

*= De zorgverlening is 24 uur per dag direct te leveren. De mate van toezicht is zeer intensief. De

deur van de verblijfsruimte is gesloten, verblijf buiten de besloten verblijfsruimte is beperkt en als

dit plaatsvindt, gaat de cliënt niet zonder direct toezicht naar buiten.

**= Indien dagbesteding is aangewezen, moet apart aangegeven worden of er een medische

noodzaak is voor vervoer van en naar de dagbesteding. Uitgangspunt bij het beoordelen van

‘medisch noodzakelijk’ is het gebrek aan zelfredzaamheid van de verzekerde. Uitzondering: voor

kinderen tot twaalf jaar die zijn aangewezen op Begeleiding in groepsverband, wordt aangenomen

dat er een medische noodzaak is voor vervoer naar BG groep en daarom wordt altijd een indicatie

gesteld voor Vervoer.

SIP 33, variant A: ZZP LVG 02

Grondslag (Dominante grondslag) Verstandelijke handicap (VG) Verbijzondering: LVG

ZZP ZZP LVG 02 Klasse 7 etmalen per week Vervoer van/naar dagbesteding noodzakelijk

Ja

Leefklimaat Therapeutisch leefklimaat Geldigheidsduur 3 jaar


95

SIP 33, variant B: ZZP LVG 02



Nee

Leefklimaat Therapeutisch leefklimaat Geldigheidsduur 3 jaar

SIP 33, variant C: ZZP LVG 03



Ja


SIP 33, variant D: ZZP LVG 03

Grondslag (Dominante grondslag) Verstandelijk Gehandicapt (VG) Verbijzondering: LVG


Nee

Leefklimaat Therapeutisch leefklimaat en Permanent toezicht


SIP 33, variant E: ZZP LVG 04



Ja


SIP 33, variant F: ZZP LVG 04



Nee



96

SIP 33, variant G: ZZP LVG 05


ZZP ZZP LVG 05 Klasse 7 etmalen per week

Vervoer van/naar dagbesteding noodzakelijk

Ja


SIP 33, variant H: ZZP LVG 05



Nee



97

SIP Zintuiglijk gehandicapt (ZG)

60. Begeleiding voor doofblinde cliënten

Toepassing van dit indicatieprotocol Dit standaard indicatieprotocol kan worden toegepast bij cliënten met een gecombineerde visuele en auditieve handicap, beide vallend onder de grondslag Zintuiglijke Handicap, zoals beschreven in de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ. Deze gecombineerde handicap leidt tot moeilijkheden bij de mobiliteit, communicatie en toegang tot informatie12. Cliënten wonen zelfstandig en zijn zonder hulpmiddelen voor zichzelf en/of hun persoonlijke omgeving, mantelzorg, hulp van vrijwilligers en/of professionele zorg niet in staat deel te nemen aan het maatschappelijk leven13. De doofblinde cliënten hebben op grond van matig tot zware beperkingen in hun sociale redzaamheid toegang tot de functie Begeleiding. In de CIZ Indicatiewijzer wordt omschreven welke zorg gebruikelijke zorg is. Bij gebruikelijke zorg wordt in zijn algemeenheid gekeken naar wat aan tijdsbesteding en aan activiteiten gebruikelijk is. Voor de doofblinde cliënten zijn zowel de tijdsbesteding als de activiteiten waarvoor de begeleiding van toepassing is, niet in verhouding tot wat hiermee in algemeen aanvaarde maatstaven onder gebruikelijke zorg wordt verstaan. De begeleiding die de doofblinde cliënt altijd nodig heeft, is zowel in tijdsbesteding als in activiteiten dan ook bovengebruikelijk te noemen. Zonder deze begeleiding is deze cliënt niet in staat deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Deze SIP kan worden toegepast om de cliënt en zijn gebruikelijke zorgers te ondersteunen bij het verlenen van deze bovengebruikelijke zorg. Met het beantwoorden van vier kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor dit standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. Dit laatste kan ook het geval zijn als de cliënt meer uren Begeleiding nodig heeft.

Kernvragen

1. Heeft de cliënt een gecombineerde visuele en auditieve

handicap en voldoen beide handicaps aan de criteria voor

de grondslag Zintuiglijk Gehandicapt?


2. Is de cliënt voor zichzelf en/of zijn persoonlijke omgeving,

voor het deelnemen aan het maatschappelijk leven

aangewezen op zorg zoals geformuleerd in de activiteiten

behorende bij de functie Begeleiding?

ja, ga door naar 3 nee, geen SIP, Klik op “Volgende”

3. Is sprake van begeleiding die naar tijdsinvestering en naar

activiteiten de algemeen aanvaarde maatstaven voor

gebruikelijke zorg zoals in de toepassing hierboven

genoemd, overstijgt?


4. Is er een wettelijke voorziening, voorliggend op AWBZ-

zorg, die in deze begeleidingsbehoefte kan voorzien?

Ja, geen SIP Nee, SIP begeleiding ten behoeve van doofblinde cliënten, Klik op “Volgende”

12 Doofblindheid-Verklaring van het Europees Parlement, jan ‘04 13 Platform Doofblindheid, ’99


98

SIP 60: Begeleiding ten behoeve van doofblinde cliënten.

Grondslag Zintuiglijke handicap

Functie Begeleiding individueel

Activiteiten Aanbrengen van structuur cq voeren van regie Ondersteuning bij praktische handelingen/vaardigheden

Klasse 2 (2 – 3,9 uur per week)



99

SIP GGZ

70. Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B3 t/m ZZP GGZ B7 pakket) gewijzigd


Dit standaard indicatieprotocol kan worden toegepast voor cliënten aan wie na 365 dagen psychiatrische behandeling in een verblijfsetting op grond van de Zorgverzekeringswet nog steeds psychiatrische behandeling in deze verblijfssetting moet worden gegeven. Dit standaard indicatieprotocol is alleen van toepassing indien de verwachting is dat het herstel optreedt binnen een periode van twee jaar en gepaard gaat met ontslag uit deze setting. Met het beantwoorden van twintig kernvragen wordt getoetst of de cliënt in aanmerking komt voor een standaard indicatieprotocol, of dat een reguliere indicatiestelling op zijn plaats is. De eerste drie kernvragen hebben betrekking op de keuze voor het B-pakket. De overige kernvragen markeren het onderscheid tussen de pakketten, waarbij met het hoogste ZZP in de reeks wordt gestart. Een <Nee> op een onderscheidende kernvraag kan leiden tot uitworp of tot een lager ZZP in de B-reeks.

Kernvragen


2. Is de psychiatrische behandeling gericht op (verder)

herstel en is er een reële verwachting dat dit herstel

optreedt binnen twee jaar?


3. Heeft de verantwoordelijk behandelaar vastgesteld dat

verblijf vanwege de psychiatrische behandeling na 365

dagen noodzakelijk is?


4. Is sprake van een zeer ernstige psychiatrische stoornis

waardoor zeer intensieve behandeling, begeleiding en

verzorging nodig is met een gestructureerd klimaat en

grote mate van bescherming en beveiliging en plaatsing in

een gesloten behandelsetting*?


5. Is de cliënt ten minste 1 dagdeel aangewezen op AWBZ-

dagbesteding ter vervanging van (betaalde) arbeid?

Ja, door naar 6 Nee, SIP var. P klik op <volgende>

6. Is er een medische noodzaak voor vervoer**? Ja, SIP var. Q <volgende> Nee, SIP var. R klik op <volgende>

7. Is naast een psychiatrische stoornis sprake van een

andere ziekte, aandoening of handicap?


8. Is sprake van nagenoeg volledige zorgafhankelijkheid voor

ADL-hulp en is overname van deze taken noodzakelijk?




Ja, ga door naar 10 Nee, SIP var. M, klik op <volgende>

10. Is er een medische noodzaak voor vervoer**?

Ja, SIP var. N, klik op <volgende> Nee, SIP var.O, klik op <volgende>


100

11. Is sprake van actieve psychiatrische problematiek en/of

actief middelengebruik waarbij er een noodzaak is tot

voortdurende regulering van ernstige gedragsproblemen?




Ja, ga door naar 13 Nee, SIP var. J, klik op <volgende>


Ja, SIP var. K, klik op <volgende> Nee, SIP var.L, klik op <volgende>

14. Is sprake van actieve psychiatrische problematiek en/of

actief middelengebruik waarbij de gedragsproblematiek

beheersbaar is?


15. Is er door gezondheidsproblematiek vrijwel dagelijks

noodzaak tot hulp bij de persoonlijke verzorging? Ja, ga door naar 16 Nee, ga naar 18


dagbesteding ter vervanging van (betaalde) arbeid? Ja, door naar 17 Nee, SIP var. G


Ja, SIP var H, klik op <volgende> Nee, SIP var. I, klik op <volgende>

18. Variëren de psychiatrische problemen van actief tot

passief, en zijn deze af en toe moeilijk onder controle te

houden?




Ja, ga door naar 20 Nee, SIP var. D, klik op <volgende>


Ja, SIP var. E, klik op <volgende> Nee, SIP var. F, klik op <volgende>

* = Met een gesloten behandelsetting wordt een beveiligde en fysiek beschermende omgeving

bedoeld, die noodzakelijk is in verband met ernstige gedragsproblemen en gevaar voor zichzelf of

anderen.

** = Indien dagbesteding is aangewezen, moet apart aangegeven worden of er een medische

noodzaak is voor vervoer van en naar dagbesteding.

SIP 70: variant D: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 03 Pakket)

Grondslag Psychiatrische aandoening/beperking

ZZP GGZ B 03 Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding (B-groep)


Dagbesteding Nee



SIP 70: variant E: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 03 Pakket)

Grondslag Psychiatrische aandoening/beperking ZZP GGZ B 03 Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding (B-groep)


Dagbesteding Ja

Vervoer van/naar dagbesteding

Ja


101

SIP 70: variant E: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 03 Pakket)

noodzakelijk



SIP 70: variant F: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 03 Pakket)


ZZP GGZ B 03 Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding (B-groep)


Dagbesteding Ja


Nee



SIP70: Variant G: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 04 Pakket)


ZZP GGZ B 04 Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en verzorging (B-groep)


Dagbesteding Nee



SIP70: Variant H: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 04 Pakket)




Dagbesteding Ja


Ja



SIP70: Variant I: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 04 Pakket)




Dagbesteding Ja


Nee



SIP 70: variant J: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 05 Pakket)


ZZP GGZ B 05 Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en gedragsregulering (B-groep)


102

SIP 70: variant J: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 05 Pakket)


Dagbesteding Nee



SIP 70: variant K: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 05 Pakket)


ZZP GGZ B 05 Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en gedragsregulering (B-groep)


Dagbesteding Ja


Ja



SIP 70: variant L: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 05 Pakket)

Grondslag Psychiatrische aandoening/beperking ZZP GGZ B 05 Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en

gedragsregulering (B-groep)


Dagbesteding Ja


Nee



SIP 70: Variant M: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 06 Pakket)

Grondslag Psychiatrische aandoening/beperking ZZP GGZ B 06 Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en

intensieve verpleging en verzorging (B-groep)


Dagbesteding Nee



SIP 70: Variant N: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 06 Pakket)


ZZP GGZ B 06 Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging (B-groep)


Dagbesteding Ja


Ja



SIP 70: Variant O: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 06 Pakket)


ZZP GGZ B 06 Voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en


103

SIP 70: Variant O: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 06 Pakket)

intensieve verpleging en verzorging (B-groep)


Dagbesteding Ja


Nee



SIP 70: Variant P: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 07 Pakket)


ZZP GGZ B 07 Voortgezet verblijf vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding (B-groep)


Dagbesteding Nee



SIP 70: Variant Q: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 07 Pakket)




Dagbesteding Ja


Ja



SIP 70: Variant R: Tijdelijk voortgezet verblijf (ZZP GGZ B 07 Pakket)




Dagbesteding Ja


Nee



Handleiding AanmeldFunctionaliteit Deel 2: Inhoud en ...€¦ · Deel 2: Inhoud en voorwaarden...

Documents

Transcript of Handleiding AanmeldFunctionaliteit Deel 2: Inhoud en ...€¦ · Deel 2: Inhoud en voorwaarden...