H1_klein(3)
-
Upload
an-sofie-lauwers -
Category
Documents
-
view
217 -
download
4
description
Transcript of H1_klein(3)
1
1
Algemene info
� Guido De Bruyne � Hoorcollege:
� Woensdag 14u – 16u (PDS)
� Donderdag 9u – 11u (Grote aula)
� Geen voorkennis vereist� Cursus: veelal voortbouwend op het
voorgaande� Klemtoon op inzicht
2
Algemene info
� Examen: schriftelijk meerkeuze-examen met giscorrectie
� ToledoTransparanten, opgave + oplossing werkcolleges, …
� HandboekEconomie. Een inleiding, André Decoster e.a., Universitaire Pers Leuven, 2013 (2010)
2
3
Algemene info
3
2
4
Algemene info
� Monitoraat: � 5 aanbodgestuurde oefeningensessies
� studenten krijgen een aantal oefeningen en opdrachten via Toledo
� ± één week later worden deze opdrachten door de docent in een plenaire oefeningensessie besproken
� Studenten kunnen, individueel of in kleine groepjes, met hun vragen terecht bij monitoraat FEB: Stefanie Van Cutsem en Dorien Decoster (HOG 00.30). Afspraken via Toledo.
4
5
Algemene info
� Voorlopig schema oefeningensessies� Woe 4 maart, 9u – 11u, Grote aula MTC� Woe 25 maart, 9u – 11u, Grote aula MTC
� Woe 22 april, 9u – 11u, Grote aula MTC� Woe 6 mei, 9u – 11u, Grote aula MTC� Woe 20 mei, 14u – 16u, PDS
6
Algemene info
� Wekelijkse slots voor individueel monitoraat (FEB, Naamsestraat 69, lokaal HOG 00.30)
� Dinsdag 16u – 17u� Woensdag 9u30 – 11u� Donderdag 14u – 17u
� Vrijdag 16u – 17u
3
7
Hoofdstuk 1
Inleiding
� Waarover denken economen?� Hoe denken economen?
� Centrale begrippen
� Productiviteit
� Specialisatie en ruil
� Hoe spreken economen?
8
� Robbins (1932) : “The science which studies human behavior as a relationship between ends and scarce means which have alternative uses”
� Marshall (1890) : “Economics is a study of mankind in the ordinary business of life; it examines that part of individual and social action which is most closely connected with the attainment and with the use of the material requisites of wellbeing”
� Illustratie a.h.v. indrukwekkende economische groei � Bemerking : exacte definities en constructies van variabelen
komen pas later aan bod
Waarover? 1
9
Productie
� We bekijken de evolutie van de totale wereldproductie (het zogenaamde wereld BBP ) en de verdeling over de landen
� Probleem van vergelijkbaarheid� Internationaal : de waarde van de productie van land x is uitgedrukt
in de munt van land x. Aggregatie vereist dat de productie van alle landen gewaardeerd wordt in een gemeenschappelijke munt
� Intertemporeel : de waarde van de productie van een land kan over de tijd variëren omdat de geproduceerde hoeveelheid wijzigt of omdat de prijzen van de geproduceerde goederen veranderen. We wensen abstractie te maken van dit laatste: de productie van alle jaren wordt gewaardeerd tegen prijzen van één en hetzelfde basisjaar
→ BBP in dollar van een bepaald basisjaar
4
10
267 438 556 603 1042 1791 25263916
6583
120 248 331 371 6942733
5337
16022
47569
0
5000
10000
15000
20000
25000
30000
35000
40000
45000
50000
1000 1500 1600 1700 1820 1913 1950 1973 2007
Wereldbevolking (mioe)
Wereld BBP (mia $ van 1990) X 396
X 25
Productie
Bron: Maddison, Historical Statistics for the World Economy, 2007
11
Wereld BBP per capita (in dollars van 1990)
450 566 596 615 667
15262113
4091
7226
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
8000
1000 1100 1200 1300 1400 1500 1600 1700 1800 1900 2000
X 16
Bron: Maddison, Historical Statistics for the World Economy, 2007
� Correctie voor bevolking: BBP per capita
� Wat met de verdeling over de landen?
12
Verdeling van BBP per capita in 2003 (in dollars van 1990) over 160 landen
2
23
20
67
11
6
10
54
1
6
2
6
4
7
1 1 12
1 10
10 0 0
4
2
0 01 1 1
2 2
0 0
2
0
17
0
5
10
15
20
25
500
1.50
0
2.50
0
3.50
0
4.50
0
5.50
0
6.50
0
7.50
0
8.50
0
9.50
0
10.5
00
11.5
00
12.5
00
13.5
00
14.5
00
15.5
00
16.5
00
17.5
00
18.5
00
19.5
00
>20
.000
Aan
tal
land
en
Klassen van BBP per capita
6516
gemiddelde
Bron: Maddison, Historical Statistics for the World Economy, 2007
5
13
BBP per capita in 2003 (in dollars van 1990)
29037
26033
24739
21861
21479
21205
19150
17021
13807
7674
0 5000 10000 15000 20000 25000 30000
United States
Norway
Ireland
France
Netherlands
Belgium
Italy
Spain
Portugal
Poland
100
137
36
Bron: Maddison, Historical Statistics for the World Economy, 2007
Indexcijfers
14
BBP per capita in 2003 (in dollars van 1990)
7674
5563
4803
2617
2160
1881
1514
1088
1070
1040
0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 8000
Poland
Brazil
China
Bolivia
India
Pakistan
Nicaragua
Sudan
Zimbabwe
Mali
36
4,9
Bron: Maddison, Historical Statistics for the World Economy, 2007
15
BBP per capita in 2003 (in dollars van 1990)
1040
939
871
740
610
579
527
518
477
212
0 200 400 600 800 1000
Mali
Bangladesh
Angola
Haïti
Tanzania
Sierra Leone
Chad
Niger
Burundi
Zaire
4,9
2,7
1,0
Bron: Maddison, Historical Statistics for the World Economy, 2007
6
16
Sectorieel werkgelegenheidsaandeel België
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
1846 1896 1910 1937 1947 1961 1970 1987 1997 2007
Landbouw & visserij Industrie Diensten
2,4
55,2
20,1
31,7
76,6
13,2
Samenstelling van Belgische consumptiekorf
1853 2010
voeding en drank kleding woningverwarming & verlichting duurzame goederen andererestaurant & toerisme ontspanning & cultuur gezondheidtransport & communicatie
67,500%
9,400%
7,700%
8,100%
1%6,300%
15,273%
4,508%
19,301%
6,333%6,813%
10,773%
8,589%
7,988%
4,687%
15,735%
17
18
Productie: samenvatting en vragen
� De productiekorf � is veel groter geworden
� is anders samengesteld
� wordt op een andere manier vervaardigd
� Cruciale vraag: hoe zijn deze evoluties te verklaren? Wie bepaalt hoeveel, wat en hoe er geproduceerd wordt?
� We gaan aantonen dat er een belangrijke rol is weggelegd voor het marktmechanisme of het prijsmechanisme
� Soms werkt de markt minder goed, en is er een rol weggelegd voor de overheid
7
19
Hoe? 2
Veelvuldige behoeften
SCHAARSTE
KEUZE- wat produceren? - hoe produceren?- voor wie produceren?
opportuniteitskost
efficiëntie
productie
verdeling
Goederen en diensten
Middelen
Maatschappelijke organisatie
specialisatie + arbeidsverdeling
ruil + markt
rationeel handelen + evenwicht
20
Concepten 2-1
productie-proces output
Inputs
1. lopende inputs =grond- en hulpstoffen
2. productiefactoren- arbeid- kapitaal
toegevoegde waarde =
ONDERNEMING
Gerst, hop, water, elektriciteit, …
Vrachtwagens, bierkuipen, gebouwen, …
BierbrouwenBier
5 mioe €1 mioe €
4 mioe €
21
Concepten 2-1
GEZINNEN
Bieden productiefactoren aan
Inkomen
- loon- huur- intresten
consumerensparen
= toename van het vermogen
= uitgestelde consumptie
- dividenden
8
22
Concepten 2-1
OVERHEID
� Regulering
� Inkomensverdeling
� Producent van publieke goederen
� Sturen van economische activiteit
23
Concepten 2-1
2. inkomensverdeling over de productiefactoren
FACTORMARKT:ondernemingen kopen
productiefactoren van gezinnen
OUTPUTMARKT:
gezinnen kopen consumptiegoederen & diensten van de ondernemingen
3. inkomensbesteding
ondernemingengezinnen1. inkomenscreatie:
productie van toegevoegde waarde
consumptie:behoeftenbevrediging
24
Productiviteit 2-2
(5)(4)
(3)(2))1(
bevolking
jarigen 65 - #18x
jarigen 65 - #18
olkingberoepsbevx
olkingberoepsbev
werkenden#x
werkenden#
uren#x
uren#
BBP
bevolking
BBP =
� (5) : bevolking op werkbekwame leeftijd versus overige. Max (5) = 1
� (4) : beroepsbevolking of actieve bevolking versus niet-actieven. Max (4) = 1
� (3) : werkenden versus werklozen. Max (3) = 1
� (2) : arbeidsduur. Max (2) = 24
� (1) : productiviteit (gemiddelde arbeidsproductiviteit)
9
25
57
50,1
43,7 43,6 43,9
36
31,5 30,2 29,6
2,64,4 5,8 6,4 7,3
19,9
32,4
39,642,2
0
10
20
30
40
50
60
1870 1913 1929 1938 1950 1973 1990 1998 2008
Gemiddeld aantal arbeidsuren per week
Gemiddelde arbeidsproductiviteit (in euro van 2000) X 16X 0,5
Productiviteit 2-2
� Technologische vooruitgang
� Specialisatie en arbeidsverdeling
26
Specialisatie en ruil 2-3
� Specialisatie leidt tot een verhoogde arbeidsproductiviteit → de totale geproduceerde output neemt toe
� Verder doorgedreven specialisatie leidt tot toenemende ruilactiviteiten
We tonen nu aan dat beide fenomenen, en meer bepaald verschillen in arbeidsproductiviteit tussen individuen (streken, landen) welvaartsbevorderend zijn.
27
Specialisatie en ruil 2-3
Veronderstellingen
1. twee individuen : Bart en Lisa
2. twee goederen: gestreken hemden en iPod afspeellijsten
3. arbeid is de enige productiefactor
4. gemiddelde arbeidsproductiviteit is constant
5. beschikbare arbeidsuren = 4u per dag voor beide individuen
6. Beide individuen hebben een verschillendearbeidsproductiviteit in de twee activiteiten
10
28
Specialisatie en ruil 2-3
Gestreken hemden
iPod afspeellijsten
productietijd per eenheid
productietijd per eenheid
Lisa 20 minuten 10 minuten
Bart 10 minuten 20 minuten
29
Specialisatie en ruil 2-3
Gestreken hemden iPod afspeellijsten
productietijd per eenheid
output per uur
productietijd per eenheid
output per uur
Lisa 20 minuten 3 10 minuten 6
Bart 10 minuten 6 20 minuten 3
30
Specialisatie en ruil 2-3
Q12
gestreken hemden
iPodafspeellijsten
O
C
12
24
M
L
6
6
PMCLisa
XL
elk gestreken hemd
twee afspeellijstenkost Lisa
stafspeellijpLisahemd 2=
hemd gestrekenpLisastafspeellij
2
1=
Autarkie
11
31
Specialisatie en ruil 2-3
B
Q12
24 gestreken hemden
iPodafspeellijsten
O
C
PMCBart
M
6
6
elke afspeellijst
twee gestreken hemdenkost Bart
hemden gestrekenpBartstafspeellij 2=
stafspeellijpBarthemd
2
1=
Autarkie
32
Specialisatie en ruil 2-3
kostprijs van een gestreken hemd
kostprijs van een iPod afspeellijst
Lisa 2 afspeellijsten ½ gestreken hemd
Bart ½ afspeellijst 2 gestreken hemden
gestreken hemd is relatief duur voor Lisarelatief goedkoop voor Bart
iPod afspeellijst is relatief goedkoop voor Lisarelatief duur voor Bart
→ ruilmogelijkheden!!
33
Specialisatie en ruil 2-3
B
Q12
24 gestreken hemden
iPodafspeellijsten
O
C
PMCBart
12
24
M
L
6
6
elke afspeellijst
twee gestreken hemdenkost Bart
PMCLisa
XL
elk gestreken hemd
twee afspeellijstenkost Lisa
Autarkie
12
34
B
Q12
24 gestreken hemden
iPodafspeellijsten
OPMCBart
12
24 L
6
6
PMCLisa
XL
CMCLisa
CMCBart
XB
Ruil
hemd gestrekenp
: Ruilvoet
stafspeellij 1=
Specialisatie en ruil 2-3
3536 gestreken hemden
iPod afspeellijsten
O
36
L BPMC +
24
24
12
B
S
L
ook Bart maaktafspeellijsten
ook Lisa strijkthemden
2424
volledige specialisatieLisa maakt afspeellijstenBart strijkt hemden
−−
36 gestreken hemden
iPod afspeellijsten
O
36
L BPMC +
24
24
12
B
S
L
ook Bart maaktafspeellijsten
ook Lisa strijkthemden
2424
volledige specialisatieLisa maakt afspeellijstenBart strijkt hemden
−−
Specialisatie en ruil 2-3
Productiemogelijkhedencurvevoor de samenleving
36
voedsel
G
H
B
AD
0 tanks, rakettenC E
M
F
Y
X
Z
Specialisatie en ruil 2-3
Productiemogelijkhedencurve
- Opportuniteitskost- Efficiëntie
- Momentopname
13
Hoe spreken economen? 2-4
1. Opbouwen van een economische theorie
Veronderstellingen of hypothesen
Via deductieve redenering komen tot falsifieerbare uitspraken
Empirische toets : uitspraken confronteren met de werkelijkheid
37
Hoe spreken economen? 2-4
1. Opbouwen van een economische theorie
� Basisaxioma van de econoom = “rationeel handelen” : economische agenten streven het best mogelijke resultaat na, rekening houdende met één of meerdere beperkingen (schaarste)
� Econoom maakt dikwijls gebruik van het wiskundig instrument bij het logisch redeneren in de deductie-stap.
38
Hoe spreken economen? 2-4
2. Formalisering
� Verbaal uitgedrukte economische redeneringen zijn uitermate nuttig, maar niet altijd toereikend.Voorbeeld :
� een belastingvermindering voor de gezinnen stimuleert de consumptie en dus de vraag in de economie� een belastingvermindering leidt tot hogere intrestvoeten, hetgeen een nadelig effect heeft op de investeringen en op de consumptie� wat is nu het finale effect op de totale vraag?
� Wiskundige modellen kunnen hier soelaas brengen. De verbanden tussen de economische grootheden of variabelen worden geëxpliciteerd.
39
14
( )hellingβ
( )interceptα
1
x
y
y xα β= + ⋅
( )hellingβ
( )interceptα
1
x
y
y xα β= + ⋅
Hoe spreken economen? 2-4
40
Hoe spreken economen? 2-4
3. Positieve versus normatieve uitspraken
� Positieve uitspraken = over de werkelijkheid zoals ze is, en normatieve uitspraken = over de werkelijkheid zoals ze zou moeten zijn.
� Voorbeeld:� een expansief monetair beleid leidt tot meer tewerkstelling en tot hogere inflatie. � een expansief monetair beleid is aangewezen omdat werkloosheid een grotere kwaal is dan inflatie.
� We concentreren ons veelal op positief-wetenschappelijke uitspraken:� gemakkelijker overeenstemming te bereiken onder economen� trachten te begrijpen van wat is kan vertroebeld worden indien men zich laat beïnvloeden door ideeën over hoe het zou moeten zijn. 41