Groninger Kerken janjuair 2013

13
1 twaalfde eeuw de baksteenbouw in zwang raakte. 5 De bak- stenen toren van de kerk te Stedum is rondom gefundeerd op twee lagen tufsteen. Drie van de vier hoeken van de fun- dering zijn van roze zandsteen, evenals tufsteen een natuur- steensoort die in de elfde en twaalfde eeuw over de Rijn werd ingevoerd. Daarmee is niet bewezen dat deze bakstenen ker- ken tufstenen voorlopers hadden, want tufsteen van elders werd destijds gretig hergebruikt. 6 Baksteen, tufsteen, zandsteen De Bartholomeuskerk in Noordlaren is evenals die in Stedum opgetrokken uit baksteen. In Stedum is nooit archeologisch bodemonderzoek verricht, in Noordlaren wel. 4 Behalve de zojuist genoemde sarcofaag zijn daar sporen gevonden van een houten voorloper van de huidige kerk. De toren van Noordlaren bevat kraagsteentjes van tufsteen, het materiaal waarvan stenen kerken werden gebouwd voordat in de Stainen ien Steem Romaanse elitegrafcultuur in en om de kerk te Stedum Wie als buitenstaander de Bartholomeuskerk in Stedum bezoekt, komt doorgaans voor het praalgraf dat Rombout Verhulst in 1670 voor jonker Clant maakte, of voor de vijftiende-eeuwse gewelf- schilderingen. 1 De huidige kerk is in de dertiende eeuw gebouwd. De heiligennaam Bartholomeus doet vermoeden dat hier al eerder een kerk stond. Deze heilige was omstreeks 1100 in de mode. Ook de twaalfde-eeuwse kerk in Noordlaren is aan hem gewijd. Daar is in 1976 een romaanse stenen doodkist (‘sarcofaag’) uit die tijd opgegraven. 2 In Stedum heeft P.G. Heinsbroek onlangs tijdens een grondige inspectie met de plaatselijke kerkgids T. Burgstra nog meer sporen van romaanse elite- grafcultuur gevonden. Met zijn instemming vatten we deze vondsten hieronder samen. 3 Ze geven een beeld van het rijke parochieleven uit de tijd van vóór de huidige kerk. 1 J. Kroesen en R. Steensma, red., De Groninger cultuurschat. Kerken van 1000 tot 1800 (Assen 2008) 101-102, 132-133. 2 K. Kuiken, ‘Middeleeuwse zandstenen grafkisten in Groningen’, Groninger Kerken 21 (2004) 13 (‘Noordlaren A’). 3 P.G. Heinsbroek, Stedum. Rapport Ned. 222. Gr. 32 (uitdraai Vlaardingen 2012), aanwezig in mediatheek SOGK. 4 Over de restauratiegeschiedenis van de Stedumer kerk onder meer: K. van der Ploeg, ‘Kerkrestauraties in Groningen tot ongeveer 1955’, in: R. Steensma e.a., red., Kerkrestauraties in Groningen (Zutphen z.j.) 13-15. 5 H. de Olde, ‘Tufstenen kerken in Groningen’, Groninger Kerken 19 (2002) 5, 28. 1 De kerk van Stedum uit het zuiden. Foto Regnerus Steensma. Kees Kuiken

description

Het januarinummer van Groninger Kekren - testfase

Transcript of Groninger Kerken janjuair 2013

Page 1: Groninger Kerken janjuair 2013

1

twaalfde eeuw de baksteenbouw in zwang raakte.5 De bak­

stenen toren van de kerk te Stedum is rondom gefundeerd

op twee lagen tufsteen. Drie van de vier hoeken van de fun­

dering zijn van roze zandsteen, evenals tufsteen een natuur­

steensoort die in de elfde en twaalfde eeuw over de Rijn werd

ingevoerd. Daarmee is niet bewezen dat deze bakstenen ker­

ken tufstenen voorlopers hadden, want tufsteen van elders

werd destijds gretig hergebruikt.6

Baksteen, tufsteen, zandsteen De Bartholomeuskerk in Noordlaren is evenals die in Stedum

opgetrokken uit baksteen. In Stedum is nooit archeologisch

bodemonderzoek verricht, in Noordlaren wel.4 Behalve de

zojuist genoemde sarcofaag zijn daar sporen gevonden van

een houten voorloper van de huidige kerk. De toren van

Noordlaren bevat kraagsteentjes van tufsteen, het materiaal

waarvan stenen kerken werden gebouwd voordat in de

Stainen ien SteemRomaanse elitegrafcultuur in en om de kerk te Stedum

Wie als buitenstaander de Bartholomeuskerk in Stedum bezoekt, komt doorgaans voor het praalgraf

dat Rombout Verhulst in 1670 voor jonker Clant maakte, of voor de vijftiende-eeuwse gewelf-

schilderingen.1 De huidige kerk is in de dertiende eeuw gebouwd. De heiligennaam Bartholomeus

doet vermoeden dat hier al eerder een kerk stond. Deze heilige was omstreeks 1100 in de mode.

Ook de twaalfde-eeuwse kerk in Noordlaren is aan hem gewijd. Daar is in 1976 een romaanse stenen

doodkist (‘sarcofaag’) uit die tijd opgegraven.2 In Stedum heeft P.G. Heinsbroek onlangs tijdens

een grondige inspectie met de plaatselijke kerkgids T. Burgstra nog meer sporen van romaanse elite-

grafcultuur gevonden. Met zijn instemming vatten we deze vondsten hieronder samen.3 Ze geven

een beeld van het rijke parochieleven uit de tijd van vóór de huidige kerk.

1 J. Kroesen en R. Steensma, red., De Groninger cultuurschat. Kerken van 1000 tot 1800 (Assen 2008) 101-102, 132-133.2 K. Kuiken, ‘Middeleeuwse zandstenen grafkisten in Groningen’, Groninger Kerken 21 (2004) 13 (‘Noordlaren A’).3 P.G. Heinsbroek, Stedum. Rapport Ned. 222. Gr. 32 (uitdraai Vlaardingen 2012), aanwezig in mediatheek SOGK.4 Over de restauratiegeschiedenis van de Stedumer kerk onder meer: K. van der Ploeg, ‘Kerkrestauraties in Groningen tot ongeveer

1955’, in: R. Steensma e.a., red., Kerkrestauraties in Groningen (Zutphen z.j.) 13-15.5 H. de Olde, ‘Tufstenen kerken in Groningen’, Groninger Kerken 19 (2002) 5, 28.

1 De kerk van Stedum uit het zuiden. Foto Regnerus Steensma.

Kees Kuiken

Page 2: Groninger Kerken janjuair 2013

2 3

bruikt. In de kerk te Engelbert zijn in 2004 brokstukken van

een romaanse sarcofaag teruggevonden als achterwand van

de sacramentsnis.13 De kerk in Stedum is op grond hiervan

eveneens onderzocht op hergebruikte sarcofaagbrokken.

Twee romaanse hagioscopen (‘kijknissen’) in de westmuur

van het noordertransept bevatten rode zandstenen lateien

met het soort frijnwerk (Gardinenschlag) waarmee ook de

binnenwanden van veel volmiddeleeuwse zandstenen sarco­

fagen zijn versierd. Mogelijk zijn ook voor de bodemplaten

van deze kijknissen afgedankte sarcofaagbrokken gebruikt.

Deze roze zandstenen platen zijn nu echter glad afgesleten.

Als er al een versiering was, is deze verdwenen, maar het is

ook mogelijk dat de bij het onderzoek niet geïnspecteerde

onderzijde versierd was. De roze zandstenen lateien zijn on­

geveer 80x30 cm groot. Een ervan zou een wandfragment

kunnen zijn van de sarcofaag Stedum A. Het frijnwerk ver­

schilt van dat op het fragment Stedum B. Wij zien vooralsnog

geen aanleiding om deze vondsten een nieuw catalogus­

nummer te geven.14

Slijtplekken in de bovenrand van één fragment van de

sarcofaag Stedum A zouden kunnen wijzen op hergebruik als

veedrenkbak, zoals ook elders wel gebeurde. Hiertegen lijkt

te pleiten dat de drie ‘Amsterdamse’ fragmenten van deze

De Stedumer sarcofaagfragmentenIn 1992 inventariseerde ir. S. Lammers met medewerking van

de provinciaal archeoloog drs. J.W. Boersma de nog aanwe­

zige zandstenen sarcofagen in en uit de provincie Groningen.

Het Rijksmuseum te Amsterdam bleek drie brokstukken te

bezitten van een roze zandstenen sarcofaag uit Stedum. In

1970 is op de Niehof te Stedum nog een vierde sarcofaagfrag­

ment uit de kerk (in 2004 gecatalogiseerd als ‘Stedum B’)

tentoongesteld.10 De fragmenten uit het Rijksmuseum ( ‘Ste­

dum A’) zijn in 1999 overgedragen aan de huidige Rijksdienst

voor het Cultureel Erfgoed.11

Het begraven in zandstenen sarcofagen raakte in de loop

van de twaalfde eeuw ‘uit de mode’, zowel aan het Duitse kei­

zershof als bij de hoge adel en geestelijkheid. De grafcultuur

van deze elites werd in de loop van de late Middeleeuwen

persoonlijker en uitbundiger. Een relatief anonieme bijzetting

in een in de kerkvloer of het kerkhof ingegraven sarcofaag,

gedekt met een met simpele abstracte motieven of liturgi­

sche symbolen versierde grafplaat, voldeed niet langer. Elite­

families investeerden nu liever in ‘bovengrondse grafcultuur’

zoals beeld­ en wapenzerken.12 Veel oude sarcofagen maak­

ten plaats voor grafkelders en werden afgedankt (zie bijvoor­

beeld de fragmenten van Stedum A en Stedum B) of herge­

meer (familie)graven onderhield.7 Deze zandstenen sporen in

en uit Stedum kunnen worden geïnventariseerd als:

a zandstenen sarcofaagfragmenten, nu in depot bij de Rijks­

dienst voor het Cultureel Erfgoed;

b zandstenen sarcofaagfragmenten, hergebruikt in nissen

(‘hagioscopen’) in de huidige kerk;

c fragmenten van zandstenen romaanse grafplaten, herge­

bruikt als stapstenen op het kerkhof.

Van dit zelfde type roze (of ‘bonte’) zandsteen zijn in Stedum

nog enkele objecten gevonden:

d voormalige zandstenen altaarstenen (mensae), waarvan

één hergebruikt als wapenzerk;

e diverse zandstenen bouwelementen in de dertiende­eeuw­

se toren en in de torentoegang.

Van een afwijkend, lichtgeel gekleurd type zandsteen zijn

drie (veel) later gedateerde objecten:

f drie grafplaten van gele zandsteen in de kerk, gedateerd

1471, 1512 en 1694.

Omdat vanaf omstreeks 1200 in Bentheim lichtgele en grijze

zandsteen is gewonnen die in grote hoeveelheden naar de

Nederlanden werd uitgevoerd, lijkt het aannemelijk dat de

grafplaten onder f. zijn gemaakt van Bentheimer zandsteen.

De roze zandsteen van de volmiddeleeuwse objecten heet in

de literatuur ook wel ‘bontzandsteen’ of ‘Bremer zandsteen’.

Deze laatste term is in 1937 geïntroduceerd door de archeo­

loog Van Giffen bij de vondst van een zandstenen fragment in

de kerk van Eelde.8 Er zijn echter geen aanwijzingen voor de

invoer van sarcofagen vanuit Bremen. Bremen zou in de late

Middeleeuwen een stapelmarkt voor zandsteen zijn. Toch is

in de Dom, de voornaamste volmiddeleeuwse elitebegraaf­

plaats van die stad, geen enkel sarcofaaggraf bekend.9

Maar of de voorloper van de bakstenen Bartholomeuskerk

in Stedum nu van hout of van tufsteen was, de zandstenen

sporen van een rijke elitegrafcultuur laten geen ruimte voor

twijfel. De Stedumer kerk was al in de eeuwen vóór 1200 (de

zogeheten ‘volle Middeleeuwen’) een plaats waar minstens

één en misschien wel een groep adellijke families één of

10 Kuiken, ‘Groningen’ 12-14.11 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, depot Schaarsbergen, inv. nrs. BK NM 8644-1, 8644-2 en 8644-3.12 K. Kuiken, ‘Prominentie en paupertas. De grafcultuur van een twaalfde-eeuws adelsnetwerk’, Virtus 11 (2004) 13-17.13 K. Kuiken, ‘Middeleeuwse zandstenen grafkisten in Groningen (2)’, Groninger Kerken 22 (2005) 75-76.14 We maken van deze gelegenheid gebruik om de catalogus aan te vullen met het in april 2010 onder het Martinikerkhof Z.Z. te

Groningen (archisnr. 41117) opgegraven voeteneinde van een sarcofaag (‘Groningen F’; zie voorlopig M. Hoexum ‘Bijzondere vondsten op Martinikerkhof’, Dagblad van het Noorden (22 april 2010) 24).

15 Aantekening op inventariskaart Rijksmuseum nr. 8644, d.d. 10 april 1880.

6 De Olde, ‘Tufstenen kerken’ 25-26.7 Over deze adel recent R.H. Alma, ‘De Ommelander hoofdeling: edelman of boer?’ Stad en lande 21/3 (2012) 11-15.8 K. Kuiken, ‘Zandstenen grafkisten in middeleeuws Drenthe’, Nieuwe Drentse Volksalmanak (2006) 154-156.9 Kuiken, ‘Groningen’ 6; K.H. Brandt, ‘Ausgrabungen im Bremer Dom 1973-1976’, in: idem, Der Bremer Dom (Bremen 1979) 56-85. Dat

Bremen een (laatmiddeleeuwse?) stapelmarkt voor zandsteen was, zoals J. Benders, Een economische geschiedenis van Groningen Stad en Lande 1200-1575 (Assen 2011) stelt, blijkt niet uit Benders’ annotatie.

2 Plattegrond van de kerk van Stedum (voor restauratie) waarin

aangegeven de zandstenen sporen: 1 Praalgraf van Adriaan Clant,

1669-1672 / 2 Grafplaat van gele zandsteen, met in opschrift ‘1471’

/ 3 Grafplaat van gele zandsteen met ornament van Johan Clant,

1694 / 4 Altaarsteen / 5 Altaarsteen / 6/7 Hagioscopen in nissen /

8 Tegels / 9 Tegels voor zuidelijke toegangsdeur toren / 10

Verticaal geplaatste altaarsteen / 11 Latei boven mansgat / 12

Afwijkende hoeksteen toren / 13 Hoekstenen toren van rode (bont)

zandsteen / 14 Stapstenenpad over kerkhof.

3 De romaanse nissen in de westmuur van het noordertransept.

Op de bodem platen van rode (bont)zandsteen. Dit materiaal is

ook gebruikt als latei van de eigenlijke kijkvensters (hagioscopen).

Foto P.G. Heinsbroek.

4 Het stapstenen pad gezien naar het noordoosten. Om de omtrek en de eventuele decoratie te kunnen zien is het over de rand groeiende

gras omgeslagen.

1

4

5

6 7

8 8

91011

12

1313

13

14

2 3

Page 3: Groninger Kerken janjuair 2013

4 5

gezien de ingrepen van Cuypers in 1877­1878 niet zeker of dit

nog middeleeuwse spolia zijn of elementen die bij de negen­

tiende­eeuwse restauratie zijn ingevoegd. We kunnen inmid­

dels wel een beeld geven van de volmiddeleeuwse elitegraf­

cultuur in de kerk: minstens twee sarcofagen en vijf romaan­

se grafplaten. Tellen we alleen de sarcofagen, dan is Stedum

gedeelde zesde op de ranglijst van volmiddeleeuwse elitebe­

graafplaatsen in Groningen.22

Van sarcofagen tot praalgrafMogelijk was in de volle Middeleeuwen de abdij Werden aan

de Roer eigenaar van de Stedumer kerk. In Stedum en het na­

bije Steerwolde bezat deze instelling toen land. Omstreeks

1240 schonk het bisdom Munster, dat veel voormalige Wer­

dense goederen had verworven, de kerk te Stedum aan de

abdij van Aduard, die hier nog tot 1594 de pastoors heeft mo­

gen benoemen.23 In 1471 hadden de borgheren van Nitter­

sum te Stedum een grafkelder in het koor van de kerk. Daar­

voor zijn misschien één of twee volmiddeleeuwse sarcofagen

geruimd. Van deze grafkelder is nog de deksteen van gele

zandsteen te zien. Het is een beeldzerk met de heer van Nit­

tersum in harnas: een fraai voorbeeld van vroegmoderne ‘bo­

vengrondse’ elitegrafcultuur. In het noordertransept onder

de banken ligt een priesterzerk uit 1512 van dezelfde gele

(mogelijk Bentheimer) steen.24

Na 1594 was Nittersum (en de kerk) in handen van de Clan­

ten, een van oorsprong stadse familie die volgens de overle­

vering op gespannen voet stond met de Ewsums uit Midwol­

de. Het zal wel geen toeval zijn dat zowel de Ewsums als de

Clanten de beroemde beeldhouwer Verhulst een praalgraf in

hun kerk lieten maken: de Ewsums in 1664, de Stedumer

Clanten in 1670.25 Dat in Stedum is het letterlijke en figuur­

lijke (bovengrondse) hoogtepunt van een lokale elitegrafcul­

tuur die al in de elfde of twaalfde eeuw bloeide. Heel toepas­

selijk liet jonker Clant van Stedum in 1670 het beeld van zijn

overleden vader rusten op een klassiek symbool: een marme­

ren sarcofaag.

Sinoloog en godsdiensthistoricus dr. Kees Kuiken (www.

prosopo.nl) werkt als zelfstandig onderzoeker. Zijn eerdere

Groninger publicaties gaan over middeleeuwse sarcofagen,

over middeleeuws Haren, over de eerste Chinezen in Gronin­

gen en over wemen (middeleeuwse pastorieën).

kruisje een deel van een oude katholieke altaarsteen, vormt

een aanwijzing dat het Stedumer pad vermoedelijk is aange­

legd na de Hervorming (1594).18

De versieringen op de in onze tabel vet genummerde stap­

stenen lijken sterk op de gangbare versieringen op romaanse

zandstenen grafplaten in het Rijn­Main­Moezelgebied en het

Waddengebied.19 Met enig gepuzzel zijn deze zeven Stedu­

mer stenen herleidbaar tot minstens vijf grafplaten. Omdat

uit Stedum ook twee sarcofaagvondsten bekend zijn, is aan­

nemelijk dat een of meer van deze romaanse grafplaten als

deksel voor een Stedumer sarcofaag heeft gediend. Omdat

ze voor zover bekend niet bovenop een sarcofaag zijn aange­

troffen, staat dit echter niet vast.20

Andere Stedumer spoliaDe jonkers Clant, die vanaf 1495 in de Stedumer klauwboeken

voorkomen, waren hervormingsgezind en maakten na 1594

de dienst uit in de kerk.21 Onder hun bewind zijn dus de ka­

tholieke hoofd­ en zijaltaren opgeruimd die de kerk in de ka­

tholieke tijd bevatte. Van de altaarstenen kwam zoals gezegd

één brokstuk op het kerkhof terecht. Twee andere zijn her­

gebruikt in de vloer van het noordertransept, waarvan één

als grafzerk met een (later weer weggebeiteld) familiewapen.

In het portaal tussen schip en toren staat nog een vierde

exemplaar. Deze vier voormalige mensae, waarvan de graf­

schriften zijn verdwenen – zo die er ooit zijn geweest – zijn

van roze zandsteen. Ze geven een indruk van de eredienst

vóór 1594: naast het hoofdaltaar minstens drie zijaltaren.

Er zijn in deze kerk nog meer elementen van roze zand­

steen zichtbaar, waaronder een latei in de toren. Het lijkt ons

De Stedumer stapstenenTot dusver ontbrak ieder spoor van de deksels van de sarco­

fagen Stedum A en Stedum B. Op zeven brokken roze zand­

steen bij de kerk zijn echter romaanse versieringen gevon­

den. Deze maken deel uit van een 16 meter lang stapstenen­

pad op het kerkhof tussen de noordwesthoek van het schip,

bij het tussenportaal naar de toren, en de noordwesthoek van

het noordertransept. In de tabel hierna, zijn de 19 stapstenen

op dit pad genummerd in de zojuist genoemde richting:

nr vorm maten (cm) bijzonderheden

1 langwerpig 176 x 40 (max.) glad met afgeronde

hoeken, geen versiering

2 driehoekig 70 x 74 x 73 uitstekende rand, ondiepe

groeve langs de omtrek

3 trapezoïde 65 x 65 (max.) kruisvormige (romaanse)

versiering in kader

4 vijfhoekig 78 x 92 (max.) (romaanse) kruisstaf

met flankerende staven

5 vijfhoekig 58 x 68 (max.) (romaanse) geometrische

versiering

6 vijfhoekig 84 x 82 (max.) (romaanse) geometrische

versiering

7 zeshoekig 90 x 58 (max.) (romaanse) geometrische

versiering

8 langwerpig 95 x 45 (romaanse) geometrische

versiering in kader

9 langwerpig 72 x 38 oppervlak glad met

(romaans) wijdingskruisje

10 vijfhoekig 60 x 35 oppervlak gewelfd,

deels bezaaid met putjes

11 langwerpig 75 x 34 glad, geen versiering

12 vierhoekig 70 x 53 glad, geen versiering

13 vierhoekig 48 x 33 (max.) versiering: voet van (ro­

maanse) kruis­ of kromstaf

14 ovaal 80 x 30 oppervlak gewelfd,

bezaaid met putjes

15 rechthoekig 64 x 58 oppervlak glad met enige

(erosie)putjes

16 rechthoekig 64 x 60 oppervlak glad met enige

(erosie)putjes

17 vierhoekig 57 x 55 (max.) oppervlak glad met twee

boogvormige ribbels

18 rechthoekig 64 x 60 oppervlak nagenoeg glad

19 vierhoekig 70 x 50 (max.) oppervlak zeer glad

Al deze stapstenen zijn te beschouwen als secundair ver­

werkte fragmenten (spolia). Een vergelijkbaar hergebruik van

zandstenen spolia is gevonden op het kerkhof van het Friese

dorp Jorwert.17 De vondst van steen 9, blijkens het wijdings­

kist in 1880 in de kerk zijn opgegraven.15 Vermoedelijk was

dat bij de funderingswerkzaamheden voor een nieuwe glazen

scheidingswand tussen het koor en het schip. Twee jaar eer­

der had de rijksarchitect P.J.H. Cuypers de kerk al grondig

gerestaureerd, waarbij op verschillende plaatsen nieuwe

zandstenen bouwelementen zijn toegevoegd. De vloer van

het interieur werd bovendien opgehoogd.16 Heeft Cuypers

toen soms ook stukken van een oude zandstenen ‘drenkbak’

uit de buurt hergebruikt bij de restauratie (of het ‘terug­

restaureren’) van de kijknissen en de restanten in de opge­

hoogde vloer laten bedelven?

16 Van der Ploeg, t.a.p.17 K. Kuiken, ‘Middeleeuwse zandstenen grafkisten uit Westerlauwers Friesland’, De Vrije Fries 84 (2004) 13, 23.

18 Over het hergebruik van altaarstenen in West-Europa onder meer Kuiken, ‘Drenthe’ 160-161.19 Afbeeldingen onder meer in H. Martin, Vroeg-Middeleeuwse zandstenen sarcophagen in Friesland en elders in Nederland (Drachten 1957)

25-27 en nrs. 15, 20, 29-30, 39, 48-52, 60-77, 84, 93, 100, 104-105, 111, 117, 119, 124, 131-132, 138, 144, en in H. Haiduck, Kirchenarchäologie (Aurich 1992) 88-98 (niet in de tweede druk uit 2009, onder een andere titel).

20 Kuiken, ‘Drenthe’ 161.21 W.J. Formsma e.a., De Ommelander borgen en steenhuizen (Assen 1987) 381.22 Kuiken, ‘Groningen’ (1) 9.23 R.E. Künzel, Lexicon van Nederlandse toponiemen tot 1200 (Amsterdam 1989) 331-332; cartago.nl/oorkonde/ogd0104; cartago.nl/oorkon-

de/ogd0125. Of de abt van Aduard ook bouwheer van de huidige Stedumer kerk was, is onbekend.24 A. Pathuis, Groninger gedenkwaardigheden (Assen 1977) nrs. 456-457; T. Burgstra, Beschrijving van de Bartholomeüskerk te Stedum (2011)

19. De onder f. als derde genoemde grafplaat is Pathuis, Gedenkwaardigheden nr. 3526 (en plaat XXIX).25 Kroesen en Steensma, red., Groninger cultuurschat 126.

6 Gedecoreerde stapstenen in het pad op het kerkhof. De stenen 7 en 8 zijn waar-

schijnlijk delen van één oorspronkelijke grafplaat. Tekeningen P.G. Heinsbroek.

7 Stapsteen 9: een fragment van een altaarsteen met wijdingskruis-

je. Foto P.G. Heinsbroek.

3

5

7

8

4

6

9

13

Page 4: Groninger Kerken janjuair 2013

6 7

tot me als een spannend verhaal en ging er van uit dat de

toenmalige werkelijkheid toch niet meer te achter halen zou

zijn.

Op een tentoonstelling ingericht vlak na de restauratie van

de kerk (1999­2004) werd ook een verband gelegd tussen

Spanjaarden en de mysterieuze tekens:

‘Uniek voor deze kerk is de graffiti van ongeveer 1580 op

de westmuur. [...] De tekeningen verbeelden waarschijnlijk

de Spaanse tijd met een aantal molens, pistolen, soldaten

en gevechtstorens die werden gebruikt bij het innemen van

stadsmuren. Niet leesbaar is er ook een tekst aangebracht.

Hebben hier Spanjolen gevangen gezeten?’

Het boekje dat naar aanleiding van de restauratie verscheen,

laat de betekenis van de tekeningen in het midden. Het maakt

melding van ‘...primitief met bergkrijt getekende figuren on­

der de westzijde van de kerk. Het is niet geheel duidelijk wat

de bedoeling is geweest van deze afbeeldingen. [...] deze af­

beeldingen [kunnen] niet worden afgedaan als plaatselijke

versierkunst...’ 2

De opmerking over gevangen Spanjolen, ligt in het ver­

lengde van Bootsmans verhaal. De overige beweringen getui­

gen niet van diepgravend onderzoek of van grote kennis van

oorlogvoering in de zestiende eeuw. Gevechtstorens? Daar­

van kan in de zestiende eeuw in Groningen, met lage aarden

verdedigingswerken, geen sprake zijn geweest.

Pas veel later kwam het in me op dat er misschien toch

concrete verbanden zijn aan te wijzen tussen de tekeningen

en gebeurtenissen uit de tweede helft van de zestiende

eeuw. Er zitten genoeg potentiële aanwijzingen op de muur.

Bovendien is er veel bekend over het oorlogsgeweld in Gro­

ningen in de late zestiende eeuw.

De graffiti ontrafeldDat de graffiti uit de tweede helft van de zestiende eeuw da­

teert, is zeer aannemelijk op grond van een schriftfragment

dat er deel van uitmaakt. De tekeningen zijn rudimentair

neergezet, in een roodachtig soort krijt. Onmiskenbaar ver­

beelden ze oorlogsgeweld. Te zien zijn een soldaat (te

paard?), torens waaruit kanonslopen lijken te steken, een

molen (?), enkele symbolen, een pistool en de al genoemde

twee regeltjes ­ moeilijk leesbare ­ tekst.

Een van de afgebeelde torens lijkt op die van een kerk.

Vanuit de vensters van de torens steken duidelijk wapen­

lopen. De verhoudingen kloppen niet, dus het is moeilijk te

zeggen of het kanonnen of musketten betreft. Maar er wordt

geschoten: de tekenaar heeft dat duidelijk met streepjes

weergegeven.

In 1994 bezocht ik de kerk voor het eerst. Ik herinner me hoe

Marten Bootsman, de toenmalige sleutelbeheerder, kleurrijk

vertelde over Spaanse ruiters die tijdens de Tachtigjarige

Oorlog in Tinallinge gevangen hadden gezeten. De Spanjaar­

den verveelden zich en kladden wat op de muur. Ik nam het

Spannende verhalenIn het kerkje van Tinallinge bevindt zich in de consistorie een

wand vol mysterieuze ‘graffiti’, tegenwoordig verborgen ach­

ter kastdeuren. De muur lijkt ooit achteloos te zijn volgekrijt

om vervolgens vele eeuwen met rust te zijn gelaten.

Guus Frumau

Zestiende-eeuwse graffiti in Tinallinge

Sporen van een bloedige periode uit de geschiedenis van de OmmelandenIn de kerk van Tinallinge bevindt zich een aantal raadselachtige tekeningen. Wat de voorstellingen

precies betekenen en in welke context ze zijn gemaakt, is nooit opgehelderd. In deze bijdrage wordt

een verband gelegd tussen deze ‘graffiti’ en een zeer bloedige periode uit de geschiedenis van de

Groninger Ommelanden. 1

1 Met dank aan drs. Jacques Tersteeg van de Historische Vereniging in Winsum en voormalig stadsarchivaris van Groningen dr. Jan van den Broek voor hun bereidwillige hulp en inhoudelijke suggesties.

1 De Onze Lieve Vrouwe-kerk van Tinallinge uit het zuidoosten. Foto Regnerus Steensma.

2 en 3 De graffiti in roodbruin krijt achter de kastenwand in de consistorie.

Foto’s Regnerus Steensma.

4 Verduidelijking van de voorstellingen op het rechter muurvlak. Foto Brigitte

van den Boogert, bewerking Jacques Tersteeg.

2 R. Kouwen, De Nederlands Hervormde kerk te Tinallinge: bouwge-schiedenis en Restauratie (Tolbert 2004) 14.

Page 5: Groninger Kerken janjuair 2013

9

derweg was, was er haast geboden. Op 4 juli 1581 vielen een

paar stadse vendels Winsum en Obergum binnen en brand­

den er de hele boel plat. Aan alle ‘stedelijke’ allure en preten­

ties van Winsum kwam hiermee definitief een einde.6

Pas na de verovering van de stad in 1594 door de stad­

houders Maurits en Willem Lodewijk verdwenen de Spaans­

gezinde troepen uit het noorden en keerde de rust terug. Stad

en Lande werden gezamenlijk een gewest binnen de Repu­

bliek en het protestantisme werd de heersende godsdiensti­

ge gezindte. De stad Groningen behield het stapelrecht.

De inname van WinsumAls er een periode in de geschiedenis van de Nederlandse

Opstand is aan te wijzen waarin Tinallinge toneel was van

strijdgewoel, dan zijn dat wel de jaren 1580­1581, toen het

naburige Winsum werd belegerd. Mogelijk kwamen de schet­

sen in de Tinallinger kerk in deze tijd tot stand.

Verdedigers verschansten zich wel vaker in kerken en kerk­

torens, zoals bijvoorbeeld (ook) in 1581. Toen Spaansgezinde

troepen onder bevel van Verdugo vanuit Groningen probeer­

den de Ommelanden onder de duim te krijgen, richtten de

staatsgezinde strijders de kerktoren van Slochteren ter ver­

dediging in.7 De verdedigers van Winsum hadden haast, dus

ook zij zullen dankbaar gebruik hebben gemaakt van de eni­

ge stenen gebouwen in Winsum en Obergum: het klooster, de

borggebouwen en de kerken. Het is bekend dat de Torenkerk

inderdaad beschadigd is geraakt bij gevechten in 1581. Maar

of de rudimentaire schetsen in Tinallinge daadwerkelijk de

Torenkerk van Winsum verbeelden valt niet zonder meer vast

te stellen.

heerst. Het zogeheten stapelrecht verplichtte de Ommelan­

den hun producten in de stad op de markt te brengen. Omme­

landers, ontevreden met de bestaande situatie, kozen de

kant van de Opstand, de geuzen en de prins van Oranje. Hier­

mee werden de Ommelanden zoals dat heet ‘staatsgezind’. In

maart 1580 (door het zogeheten Verraad van Rennenberg)

koos de stad uiteindelijk voor de Spaanse koning. Dit leek

namelijk de beste garantie tot behoud van het stapelrecht te

bieden. Stad en Ommeland werden het toneel van een uiterst

bloedige burgeroorlog.

Met steun van Spaansgezinde huurlingen ondernam de

stad vanaf 1580 nieuwe pogingen de opstandige Omme­

landen onder de duim te krijgen. Hoewel in het nauw ge­

dreven, bleven de Ommelanders zoeken naar manieren om

de stad dwars te zitten. In december 1580, begon Wigbold

van Ewsum, van de borg Nienoord, het dorp Winsum te ver­

schansen.

In januari 1581 trok Van Ewsum met zes vendels helemaal

naar Steenwijk, dat door de Spaansgezinde stadhouder Ren­

nenberg belegerd werd. Winsum was nu nog maar zwak ver­

dedigd. Dit gaf de Spaansgezinden gelegenheid het dorp in

de tang te nemen. In het voorjaar van 1581 werden eerst de

schansen bij Schaphalsterzijl en Winsumerzijl ingenomen.

Uiteindelijk op 8 juni 1581 werd Winsum door een vrij grote

troepenmacht omsingeld. De stad drong aan om Winsum van

de kaart te vegen, maar Rennenberg beperkte zich tot het

slechten van de schansen.

De stad nam hier geen genoegen mee en drong er op aan

‘die hatelijke plaats Winsum’ van de kaart te vegen. Zeker

toen berichten de ronde deden dat een groot staatsgezind

leger van Engelse en Schotse huurlingen vanuit Friesland on­

Elders op de muur bevinden zich meer tekeningen die naar

ruiterij lijken te verwijzen. Het pistool was in de zestiende

eeuw bij uitstek de bewapening voor cavaleristen. Meer spe­

culatief is de duiding van de kruisvorm achter de mansfiguur.

Is dit een ‘Friese ruiter’ (ook wel aangeduid als cheval Frise of

Spaanse ruiter), een obstakel tegen cavalerie?

De meer abstracte symbolen zorgen voor hoofdbrekens.

Enkele tekens zouden huismerken kunnen zijn, de puntige fi­

guur rechts naast het kruis met enige fantasie een voetangel,

een ander soort obstakel tegen bereden troepen.

Op een rond, mogelijk vijftiende­eeuws, wijdingskruis is

een vreemd lijnenpatroon getekend. De makers van de ten­

toonstelling in 2004 hadden er een soort standerdmolen in

gezien. De molenkast, het grootste deel van de vorm, is ech­

ter niet afgebeeld. Bestudering van zestiende­ en zeventien­

de­eeuwse prenten leverde een opvallende gelijkenis op met

een rad, een martel­ en executieapparaat. De identificatie is

onzeker, maar verschillende afbeeldingen van strijdtaferelen

uit het laatste kwart van de zestiende eeuw laten zien dat

galg en rad onderdeel uitmaakten van de omgeving van een

legerkamp. Moeten de verdedigers worden geradbraakt of

krijgen ze een vrije aftocht? Die vraag kwam bij belegeringen

in de zestiende eeuw niet zelden aan de orde.

Tot slot het tekstfragment. Meerdere kenners van oude

handschriften hebben zich er aan gewaagd, maar niemand

heeft het helemaal weten te ontcijferen. Staat er werkelijk

‘vlegen’ en daaropvolgend mogelijk ‘ulen’ (wat in modern

Nederlands ‘vliegen uilen’ oplevert)? Er zijn een paar spreek­

woorden met vliegende uilen, zoals ‘Uilen vliegen met uilen’,

ofwel ‘Soort zoekt soort’.4 Een interessant idee, maar deze

interpretatie is niet onbetwist. Sommige kenners durven

zelfs de taal waarin de spreuk geschreven is niet zonder meer

vast te stellen. Een ding lijkt zeker: de scribent is een geoe­

fende, misschien zelfs professionele schrijver.

AchtergrondenDe tekeningen kwamen tot stand in de zestiende eeuw, een

woelige tijd. In 1566 kondigde de Beeldenstorm een periode

van verandering aan. Vanaf 1568 woedde een gewapende

strijd tussen opstandelingen en de Spaanse (Habsburgse)

landsheer.5

In Groningen was de vanouds gespannen verhouding tus­

sen Stad en Ommelanden een factor van betekenis. Vanaf de

vijftiende eeuw had de stad Groningen de Ommelanden over­

De mansfiguur draagt een hoofddeksel en iets wat op een

vuurwapen lijkt. Zijn houding is opvallend: berijdt hij een

paard? Uit vergelijking met contemporaine afbeeldingen van

soldaten, volgt dat een nadere identificatie als bereden haak­

schutter niet onplausibel lijkt.3 Bereden haakschutten zijn

lichte cavalerie, dus vaak zonder bepantsering of helm. Dit

soort ruiters droeg geen kuras of andere bepantsering, hoog­

uit wat stroken leer. Zijn dat de kruiselingse banden die we

op de tekening zien? Of zijn het misschien draagriemen waar­

aan de busjes met kruit hingen?

5, 6 Soldaat met haakbus (1587) en ruiter met pistool (1599). Gravures

door – atelier van – Jacob de Geyn (1565-1629). De haakbus (‘harquebus’)

is een voorloper van de musket. Het wapen ontleent zijn naam aan de

vorm van de kolf. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam.

7 Afbeelding van een rad op een gravure uit 1623 van Claes Jansz. Visscher (1586-1652). Collectie Rijksmuseum, Amsterdam.

3 Bekeken zijn onder andere enkele prentenseries van Hendrick Goltzius en Jacob de Gheyn uit het laatste kwart van de zestien-de eeuw - begin zeventiende eeuw, raadpleegbaar op www.rijksmuseum.nl. Gravures van gevechtshandelingen in Groningen van 1568-1594 opgenomen in: P. Brood (red.), Van Beeldenstorm tot Reductie van Groningen (Groningen 1994).

4 Met dank aan drs. R.H. Alma, Warffum.5 F. Postma, ‘Vreemde heren. Opstand en Reductie, 1536-1594’,

in: P.Th.F.M. Boekholt e.a. (red.), Rondom de Reductie. Vier-honderd jaar provincie Groningen 1594-1994 (Assen 1994) 64-83.

6 W.J. Formsma e.a., Winsum Gedenkboek 1982, (Groningen 1982) 45-47.7 Jan van den Broek, Voor God en mijn koning. Het verslag van kolonel Francisco Verdugo over zijn jaren als legerleider en gouverneur namens

Filips II in Stad en Lande van Groningen, Drenthe, Friesland, Overijssel en Lingen (1581-1595) (Assen 2009) 251.

Page 6: Groninger Kerken janjuair 2013

10 11

daarop een kruis. Starmans was intussen kennelijk van ge­

dachten veranderd, want hij spoorde Van Dongen aan een

nieuw ontwerp te maken, daarbij gebruik te maken van de

zogenoemde Zweedse spanten, en: ‘Teken daarbij een losse

toren, welke eventueel later gebouwd kan worden’. Helaas

moest de nieuwbouw even in de wacht worden gezet, vanwe­

ge beperkende bepalingen en controle van de regering.

Na de brandbrief van de pastoor aan mgr. Alfrink kon Jan

van Dongen begin januari 1953 een nieuw ontwerp presente­

ren, met Zweedse spanten en een toren. Van Dongen schreef

dat hij maar de vrijheid had genomen ‘een bescheiden toren­

tje’ voor de kerk te zetten. ‘Dat schijnt tegenwoordig weer te

gaan. We zullen het maar proberen’, meende de architect.

Pastoor Jansens bezwaar dat de brede toren de kerk te zeer

overheerste, wuifde hij weg, op de tekening leek het alle­

maal anders, want ‘als men de werkelijkheid ziet, dus beter

Nog geen week later kwam het antwoord uit Utrecht. Alfrink

had architect J.G.A. (Jan) van Dongen uit Apeldoorn opgedra­

gen met de meeste spoed zijn al eerder gepresenteerde idee­

en verder uit te werken. Want de kerkarchitect, die diverse

kerken in het toenmalige bisdom Utrecht had gebouwd, was

in 1949 al uitverkoren om een ontwerp te maken voor een

nieuwe kerk. Maar er dook een probleem op: bouwkundig in­

specteur J. Starmans van het bisdom kwam met de onheils­

boodschap dat er voor een toren en een vergaderlokaal geen

geld was. De oorlog was net voorbij, heel veel kerken moes­

ten worden herbouwd of gerestaureerd. Daarom moest het

aartsbisdom zuinig zijn met bouwvolume en geld.

Pastoor Jansen was des duivels. Een kerk zonder toren, dat

was onmogelijk! Jan van Dongen hield zich aan zijn opdracht.

In zijn schetsontwerp had hij geen toren op de kerk gezet.

Hij had een eenvoudig front ontworpen met een puntdak en

ten elders hadden moeten onderbrengen’. In dat zelfde jaar

1581 –vlak voor de slag bij Noordhorn – hebben Engelse troe­

pen van John Norris Tinallinge geplunderd.8

Ook in het rekest van Ranum is sprake van plundering en

brandstichting door afwisselend Staats­ en Spaansgezinde

troepen. Daarnaast is er sprake van 26 ruiters die Ranum

samen met de inwoners van Tinallinge ‘gedurende 16 etma­

len’ heeft moeten onderhouden. ‘De kosten bedroegen drie

jaartaxen’. De Ranumers besluiten als volgt: ‘Ons verzoek is

daarom ons een tijdlang vrijstelling of verlichting van deze

zware schattingen te verlenen. Onze schade is zo groot dat

geen mens het kan vertellen of met een pen beschrijven.’ 9

Hoewel de rekesten een schat aan informatie leveren, is

het niet mogelijk gebleken een verband te leggen tussen de

tekeningen en de verschillende legers die alleen al in de jaren

1580­1583 in Tinallinge zijn geweest. Toch lijkt me de kans

aanzienlijk dat de makers van de tekeningen ook in de rekes­

ten worden genoemd.

BesluitHet is onmogelijk de precieze achtergrond van de tekeningen

te achterhalen. Maar gezien het karakter ervan is een situe­

ring rond de vroege jaren van de Opstand erg waarschijn­

lijk. De torens met kanonslopen doen zelfs sterk vermoeden

dat de tekeningen verband houden met de gevechten rond

Winsum in juni 1581.

Wie de tekenaars waren, en met welk doel zij de teke­

ningen maakten, blijft even duister. Waren de krijters mis­

schien Spaansgezinde ruiters die rond het beleg van Winsum

in Ranum en Tinallinge ingekwartierd hebben gezeten? Be­

kend is dat Winsum vanuit het noordoosten werd aangevallen

door een regiment van Friese huurlingen onder leiding van de

Spaanse edelman Juan Batista van Taxis.10 Wellicht maakte

de schrijver van de moeilijk leesbare spreuk deel uit van dit

Friese regiment?

Zeker is dat in de kerk van Tinallinge naast het torenuur­

werk uit 1545, een deel van de orgelombouw uit 1547 (met

opschrift uit 1557) nog een zeer bijzonder monument uit de

zestiende eeuw bewaard is gebleven. Want wat de precieze

achtergonden van de tekeningen ook mogen zijn, de teke­

ningen bieden een verrassende inkijk in een bijna vergeten

burgeroorlog.

Guus Frumau ([email protected]) voltooide de stu­

die geschiedenis en de eerstegraads lerarenopleiding aan de

RuG. Hij is als docent geschiedenis verbonden aan scholen­

gemeenschap Winkler Prins te Veendam en is ondermeer lid

van de beheercommissie van de Obergummer Kerk.

Rond 1583 brak voor Winsum en omgeving een periode van

relatieve rust aan. Inwoners die in de zomer van 1580 waren

gevlucht, keerden langzaam, vaak berooid en beroofd, weer

terug naar de dorpen en boerderijen, waar men met geleend

geld weer wat koeien kon kopen. Toen de stad Groningen op­

nieuw om financiële bijdragen vroeg, dienden verschillende

dorpen zogeheten ‘rekesten’ in bij het gerechtshof in Gro­

ningen: een soort verzoekschriften om vrijstelling van beta­

ling op basis van geleden oorlogschade.

De Groninger Archieven beschikken over een aantal van

de ze rekesten. Eén ervan heeft betrekking op Tinallinge en

in een rekest uit Ranum wordt Tinallinge zijdelings genoemd.

Ze werpen enig licht op de strijd in de jaren tevoren.

Uit het Tinalliger rekest blijkt onder meer dat Tinallinge

vanuit het verschanste Winsum in winter­voorjaar 1580/1581

werd geplunderd door Staatse troepen onder leiding van

Wigbolt van Ewsum. Toen Winsum in voorjaar en zomer 1581

belegerd werd door de koninklijke soldaten, werden de Tinal­

lingers nog eens twee jaartaxen per week opgelegd, ‘of­

schoon ze hun landerijen niet konden gebruiken en hun bees­

8 RF 1583.89-90 = HJK 657 ged. = ChvdH v 433-434; kopiedeel xvi (huidige signatuur: Groninger Archieven T136-657.1): Rekesten van het kerspel Tinallinge om remis van schatting wegens geleden oorlogsschade. Vertaling en samenvatting met dank aan Jan van den Broek.

9 Groninger Archieven, Arch. Hoge Justitiekamer, inv.nr. 657. Rekest van het kerspel Ranum om remis van schatting wegens geleden oor-logsschade.

10 Jan van den Broeck: Lezing: Ubbega in de ‘Spaanse Tijd’, november 2009.

Wim H. Nijhof

Het verhaal van de toren van de kerk in StadskanaalIn de vroege herfst van 1952 was pastoor Nic. G. Jansen van de parochie Maria ten Hemelopneming in

Stadskanaal het meer dan beu. Hij schreef aartsbisschop-coadjutor Bernardus Alfrink een brandbrief:

de bouw van de kerk en de pastorie konden niet langer worden uitgesteld.

1 De in 1848 gebouwde katholieke kerk van Stadskanaal, verscholen achter de pastorie. Collectie parochie Stadskanaal.

8 Een van de afgebeelde (kerk)torens van waaruit wordt

geschoten. Foto Brigitte van den Boogert.

Page 7: Groninger Kerken janjuair 2013

12 21

Stadskanaal telde 263 katholieken, de koning vond de af­

standen naar de kerken in de omgeving, in Veendam en Oude

Pekela, tien kilometer verderop, te groot. De kerk moest wor­

den gebouwd onder toezicht van de ambtenaar van de provin­

ciale Waterstaat W.L. Hasselbach, die ook de katholieke kerk

in Veendam had ontworpen. Wie een foto van de kerk bekijkt,

zal snel de vergelijking trekken met de schuilkerken van na

de Reformatie, toen de katholieken heimelijk hun geloof

mochten belijden, als het gebouwtje maar niet op een kerk

leek. De katholieke kerk in Stadskanaal lag als het ware

verstopt achter de pastorie, zoals pastoor De Boer had

geschreven.

In 1870 moest de nieuwe pastoor H. Krabben vaststellen

dat het waterstaatskerkje van zo’n kwart eeuw geleden te

klein was geworden, maar het duurde twaalf jaar eer hij kon

beginnen met een ingrijpende verbouwing. De kerk onder­

ging ‘een gedaantewisseling’, zoals Martha Vos­Schoonbeek

schreef in haar boek over anderhalve eeuw katholiek samen­

leven in Stadskanaal, want: ‘Aan het einde wordt een neo­

hoog en ruimte bood voor drie klokken en een uurwerk, maar

voorlopig zou er slechts één luidklok worden geplaatst. In de

kerk was plaats voor vierhonderd mensen. Het kerkplein be­

sloeg een oppervlak van 28 bij 28 meter. Aan de zuidwest­

kant van het plein zou de pastorie worden gebouwd. Maar er

moest nog wel geld in de buidel komen: ‘Binnenkort zal de

Eerwaarde heer pastoor trachten de financiële basis voor het

gebouw stevig en sterk te maken door bezoeken aan de paro­

chianen.’ Pastoor Jansens devies was: ‘Lukt het vandaag niet,

dan lukt ’t morrege.’ De geschiedenis gaf hem gelijk. En de

parochianen hoefden niet in de kou te zitten, ook de centrale

verwarming kwam er.

‘Prutserig klokketorentje’Het verhaal van de toren van de katholieke kerk in Stads­

kanaal, dat in de zomer van 1953 was afgelopen, was in 1931

al begonnen, toen pastoor J.R. de Boer in een bedelbrief

schreef over ‘het prutserige klokketorentje’:

Wie de uitgestrekte veenkoloniën van Groningen en

Drenthe doorkruist, moet wel bewonderen de vele waar­

dige Parochiekerken, die binnen een tijdsbestek van en­

kele tientallen jaren door katholieke offervaardigheid ver­

rezen. Maar in het zoo welvarend uitziend Stadskanaal

zal menigeen geen katholieke kerk ontdekken. Toch is er

een, maar ze durft in haar schamelijk uiterlijk zich niet te

vertoonen aan den openbaren weg. Achter de oude, verval­

len pastorie staat weggedoken de Katholieke kerk in zeer

desolaten toestand. Nog even komt het prutserige klokke­

torentje heel schuchter bovenuit gluren. Ziedaar de Katho­

lieke Kerk van Stadskanaal. Een Godshuis van binnen en

van buiten in verval! Weggestopt!

Met toestemming van de aartsbisschop – mgr J.G.H. Jansen in

die jaren – deed de pastoor een dringend beroep op de mild­

dadigheid van zijn relaties in het hele land en hij rekende op

een bijdrage voor de nieuwe kerk. Zijn parochianen hadden al

ruimhartig geofferd. Hoewel zijn actie weinig opleverde en er

geen geld voldoende was voor de nieuwe kerk, liet pastoor

De Boer diverse architecten een ontwerp maken, zo ontdekte

pastoor Jansen later in het parochiale archief. ‘Op 16 mei

1949 heb ik ze alle laten vernietigen’, legde hij vast voor het

nageslacht. Alleen een enveloppe met brieven waarin de ar­

chitecten zich aanprezen, herinnert aan de plannen van de

jaren dertig.

‘Gedaantewisseling’‘Het prutserige klokketorentje’ stond op de eerste katholieke

kerk in Stadskanaal uit de jaren veertig van de negentiende

eeuw, toen er in Nederland veel zogenoemde waterstaatsker­

ken werden gebouwd. Bij Koninklink Besluit van 9 oktober

1847 verleende koning Willem II goedkeuring voor het bou­

wen van een kerk met pastorie nabij de Drouwenermond.

Op 18 april 1953 werd de laatste H. Mis opgedragen en in de

middaguren werd een loods aan de Drouwenerstraat, achter

Huize Avondzon ingewijd als noodkerk.

Maar hoe zat het met de toren? De Provinciale Groningse

schoonheidscommissie liet de gemeente Stadskanaal op 20

juni 1953 weten, dat in het plan nog enkele wijzigingen moes­

ten worden aangebracht, maar dat het was te hopen, ‘dat de

toren spoedig zou kunnen volgen’. In de laatste twee weken

van juli viel de beslissing en op 2 augustus 1953 kon de pas­

toor zijn parochianen de blijde mededeling doen: ‘Gistermor­

gen hebben wij toestemming gekregen voor de definitieve

uitvoering van onze nieuwe kerk en hierbij zal de toren ge­

heel worden afgebouwd.’ De provinciale Schoonheidscom­

missie was ook verheugd en schreef in haar brief van 16 okto­

ber: ‘Het is zeer toe te juichen, dat het plan tot het bouwen

van de toren zo snel op dat van de kerk kan volgen’.

Ons Noorden liet haar lezers weten dat de nieuwe kerk ‘een

flink gebouw’ werd, met een toren van bijna twintig meter

drie dimensionaal kan kijken, valt het bezwaar weg’, aldus

Van Dongen. Maar Starmans deed moeilijk, er moest op het

bouw­ volume worden bezuinigd. De oplossing zou kunnen

zijn ‘de toren voorlopig te herbouwen, tot maximaal de kap­

hoogte van het middenschip’.

Toren of verwarming?De bouwgeschiedenis van de kerk werd het verhaal van de

toren. Pastoor Jansen wilde koste wat het kost de toren van

Van Dongen, ook al moesten er dan offers worden gebracht.

Op 5 februari 1953 schreef hij: ‘Toren afbouwen lijkt mij voor­

namer dan centrale verwarming; voor dit laatste zal meer in­

teresse zijn bij de parochianen.’ Van Dongen zag een bezuini­

ging van 180 kubieke meter bouwvolume, ‘wanneer het bo­

vendeel van de toren tot aan het hoofddak wordt weggela­

ten.’ Op 20 maart 1953 kwam de vergunning binnen voor de

afbraak van de oude kerk en een dag later de langverwachte

toestemming van ‘Utrecht’ voor de bouw van de nieuwe kerk.

2 Gedenksteen uit de kerk van 1848, tegenwoordig aangebracht in

de sacristie van de nieuwe kerk. Foto Omke Oudeman.

4 Gedenksteen ter herinnering aan de eerste steenlegging op 22

november 1953 door vicaris-generaal D. Huurdeman. Foto Omke Oudeman.

5 Het interieur – met ‘Zweedse spanten’ – gezien richting altaar.

Een deel van de banken links is tegenwoordig verwijderd om ruimte

te bieden aan het zangkoor. Foto Omke Oudeman.

3 De Maria ten Hemelopneming-kerk aan de Poststraat, met rechts de pastorie, gefotografeerd vanuit het oosten. Foto Omke Oudeman.

Page 8: Groninger Kerken janjuair 2013

22 23

De schilderingen en de prenten Bij vergelijkingen tussen de prenten van Dürer en de gewelf­

schilderingen moeten we erop bedacht zijn dat veel schilder­

fragmenten sterk zijn gerestaureerd, of reeds verloren. Om

die reden zijn de overeenkomsten tussen de prenten en de

schilderingen in sommige gevallen minder treffend dan ze

oorspronkelijk zijn geweest.

Laatste oordeelHet laatste oordeel in Middelstum bevat duidelijke overeen­

komsten met de prent van Dürer (afb. 3). De wijze waarop

Christus is weergegeven is zeer gelijkend aan de houtsnede.

Zittend op de wereldbol houdt hij zijn rechterhand omhoog in

een zegenend gebaar. De plooival van de mantel en de man­

De gewelfvlakken van de Hippolytuskerk dragen voorstellin­

gen uit de heilsgeschiedenis, oftewel de bijzondere daden

die God verricht. De centrale voorstelling verbeeldt het laat­

ste oordeel (afb. 2). Christus berecht de levenden en doden

in het einde der tijden voor hun daden op aarde. Naast het

laatste oordeel zijn de hemel (afb. 6) en de hel (afb. 9) ge­

schilderd, waar de gelukzaligen en verdoemden na hun be­

rechting eeuwig zullen verblijven. In de eerste travee voor de

kruising van de kerk is de zondeval afgebeeld (afb. 4). De

zondeval markeert het begin van de heilsgeschiedenis. Adam

en Eva eten van de boom van kennis van goed en kwaad en

belasten hierdoor de mensheid met de erfzonde. De laatste

schildering verbeeldt Pinksteren (afb. 11), het moment dat de

heilige geest tot de mensen komt.

gotisch priesterkoor gebouwd met een gemetseld gewelf en

gebrandschilderde ramen.’

Jarenlang gebeurde er niets. Er was in de jaren dertig geen

geld en in de oorlogsjaren hadden andere zaken voorrang.

Pas in de jaren vijftig van de vorige eeuw kreeg pastoor

Jansen het voor elkaar. Bernardus kardinaal Alfrink kwam op

17 augustus 1954 de nieuwe kerk inwijden. Met de klokken

voor de torens ging die dag alles mis. De klok die na gewijd te

zijn, in de toren zou worden gehesen, kwam te laat aan en de

kardinaal en alle aanwezigen moesten op het plein wachten

op de auto die niet op tijd uit Heiligerlee was vertrokken. Tot

overmaat van ramp ontbrak de inscriptie op de klok. Enkele

maanden later hingen in de kerktoren twee gewijde klokken,

elk met hun eigen klokkenstoel en tekst. Zo eindigde het ver­

haal van de toren toch nog goed.

Dr. Wim H. Nijhof is historicus en publicist. In 2005 verscheen

zijn biografie van zijn plaatsgenoot Jan van Dongen, onder de

titel Een toren zo hoog als de hemel. Jan van Dongen (1896-

1973), een bouwer van kerken, kloosters en kapellen.

Bronnen

Martha Bos­Schoonbeek, .... voor kerkenbouw en caritas...... 150

jaar katholiek samenleven in Stadskanaal (Stadskanaal 1998).

Hans van Heijningen, ‘Een vernieuwer getemd’, Katholiek Nieuws-

blad, 9 augustus 1996.

Wim H. Nijhof, Een toren zo hoog als de hemel. Jan van Dongen

(1896-1973), een bouwer van kerken, kloosters en kapellen (Apel­

doorn 2005).

De auteur putte voorts uit eigen onderzoek in de Groninger

Archieven, waar het parochiearchief is ondergebracht.

6 De kerk vanuit het zuidwesten. Rechts het kerkhof. Foto Omke Oudeman.

Jan van Dongen op zoek naar nieuwe vormentaal

J.G.A. (Jan) van Dongen (Breda, 1896­Apeldoorn,1973)

was een nationaal bekende kerkarchitect. Hij past in het

rijtje namen van Joseph Cuypers, Jan Stuyt, Cor Krophol­

ler, Hendrik Valk, Granpré Molière, Alfred Boosten, Han

Groenewegen en Jan van Hardeveld, architecten die op

zoek gingen naar een nieuwe vormentaal in de Roomse

kerkarchitectuur en in de eerste helft van de twintigste

eeuw het beeld van de katholieke kerkenbouw bepaal­

den. Van Dongen vestigde in de jaren twintig zijn naam

met zijn revolutionaire ontwerpen voor kerken in Apel­

doorn en zijn geboortestad Breda, die de conservatieve

bouwheren van het aartsbisdom Utrecht en van het bis­

dom Breda schokten. Want hun ideeën reikten nog niet

verder dan de neogotiek van Cuypers en zijn navolgers.

Critici vinden Van Dongens kerken van vóór de Tweede

Wereldoorlog het meest interessant, de kerken die hij na

de oorlog bouwde, in onder meer Stadskanaal en Emmen,

zijn veel conventioneler voor hun tijd, ‘goed ontworpen

kerken, passend in hun omgeving’, aldus architectuur­

criticus Hans van Heijningen.

Bij veel kerken ontmoette Van Dongen problemen met

de toren. Met de eerste kerk die hij midden jaren twintig

bouwde in Apeldoorn, de Fabianus & Sebastinanus, ves­

tigde hij zijn naam, want het was de eerste kerk in ons

land zonder pilaren, een liturgische ‘volkskerk’, waar de

gelovigen zo dicht mogelijk bij het altaar konden zitten.

Ook de kerk in Stadskanaal heeft geen pilaren, die im­

mers kerkgangers het zicht op het altaar ontnemen. Van

Dongen wilde de Apeldoornse kerk voorzien van een klok­

kentoren die uitsluitend bestond uit pannendaken. Maar

dat ging ‘Utrecht’ te ver, het was ‘te ongewoon’, en zo

kreeg de kerk een ‘fijn klokkentorentje’, dat sommigen

prezen en anderen afkeurden. In Breda, waar hij het

spraakmakende ontwerp maakte voor de Sacraments­

kerk, was er geen geld voor een toren, een lot dat ook de

kerk in Stadskanaal dreigde te treffen. Van Dongen bouw­

de ook kerken in onder meer Steenwijksmoer, Assen,

Emmen, Veenendaal, Bentelo, Nunspeet en Odijk.

8 Jan van Dongen in zijn werkkamer, 1959. Collectie auteur.

Annabel Dijkema

De Kleine Passie van MiddelstumGewelfschilderingen in de Hippolytuskerk naar het voorbeeld van Albrecht Dürer

1 Plattegrond van de besproken gewelfschilderingen:

1. Laatste oordeel, 2. Hemel 3. Hel 4. Pinksteren 5. Zondeval.

2 en 3 Laatste oordeel, schildering en houtsnede van Albrecht Dürer uit de Kleine Passie (1509-1511). Foto Regnerus Steensma /

Prent collectie Rijksmuseum, Amsterdam RP-P-OB-1356.

De faam van de beroemde schilder Albrecht Dürer (Neurenberg 1471 - aldaar 1528) reikt tot ver buiten de Duitse

landsgrenzen. Zelfs in het hoge noorden van Nederland leeft hij voort. In Middelstum zijn ontwerpen van zijn

hand gebruikt om de gewelven van de kerk te voorzien van beschildering. De voorstellingen in de kruising van de

kerk zijn geschilderd naar het voorbeeld van een reeks houtsneden van Dürer, beter bekend als de Kleine Passie.

Page 9: Groninger Kerken janjuair 2013

24 25

Deze is afgelopen eeuw verloren gegaan. Petrus is gepara­

fraseerd uit de Kleine Passie-prent van Veronica (afb. 8). Op

de tekening van Peters kunnen we zien dat de figuur tijdens

de ontdekking al gedeeltelijk is beschadigd. Hierdoor is de

vergelijking tussen de prent en de schildering moeizaam. Wel

kunnen we zien dat de kunstenaar hier een eigen interpre­

tatie aan de figuur heeft gegeven. De sleutel met het hart­

vormig uiteinde is qua vorm wel vergelijkbaar, alleen is op de

schildering hoger geplaatst.

Uit de prent met het laatste oordeel is het onderste motief

met de zaligen en verdoemden die naar hun laatste rust­

plaats worden geleid overgenomen op het gewelf. De prent

beeld. Die motieven zijn samengevoegd in de twee uitbeel­

dingen van het hiernamaals.

Het motief van de opvallend groot geschilderde duivel en

de vorm van de linkerkant van het helgebouw zijn bijvoor­

beeld afkomstig uit de prent met Christus in Limbo, oftewel

de afdaling in het voorgeborchte (afb. 10). De duivel staat met

zijn grote snavel, hangende borsten en gestrekte armen drei­

gend op het helgebouw.

Een pentekening van rijksbouwmeester C.H. Peters, ge­

maakt ten tijde van de ontdekking van de schilderingen in

1879, laat Petrus zien bij de hemelpoort (afb. 7). De schilde­

ring verbeeldt in huidige toestand echter geen Petrusfiguur.

van de houding van zijn benen is de geschilderde Adam be­

hoorlijk veranderd ten opzichte van de Adam op de prent. Of

dit een bewuste keuze is geweest valt te betwijfelen. Blijk­

baar is de schildering in 1917 bijzonder ingrijpend gerestau­

reerd.1

PinksterenNet als op de Pinksterprent zit Maria met een boek op schoot,

omringd door de apostelen. De pinksterschildering is in te­

genstelling tot de zondeval niet veel gewijzigd ten opzichte

van de prent (afb. 12). De houdingen en kleding van de fi­

guren zijn onmiskenbaar naar het voorbeeld van Dürer. De

meest opmerkelijke verandering is echter dat de voorstelling

veel breder is geschilderd, zodat de compositie meer ge­

schikt is om een gewelfvlak te sieren. Ook de apostel die

vooraan staat op de prent, is in de schildering meer naar

rechts geplaatst. De geschilderde duif heeft de tand des tijd

helaas niet overleefd. De oorspronkelijke pleisterlaag boven

de groep apostelen, waar de duif ooit was afgebeeld, is na­

melijk verloren gegaan.

De hel en de hemelVan een voorstelling van het hemel­ en helgebouw is in de

Kleine Passie geen losse prent voorhanden. Hierdoor is de

kunstenaar gedwongen andere motieven te zoeken om de

twee schilderingen vorm te geven. Dit heeft hij gedaan door

scènes uit verschillende prenten te gebruiken, waarop de he­

mel of hel als onderdeel van een andere voorstelling is afge­

telsluiting zijn identiek, net als de lelietak en het zwaard

naast zijn hoofd. Ook zijn ontblote bovenlijf, haar en stralen­

krans zijn overeenkomstig aan die op de prent. Johannes en

Maria aan Christus’ weerszijden kijken naar hem op. Ook

deze figuren zijn overduidelijk gebaseerd op het voorbeeld

uit de Kleine Passie. De overeenkomst tussen de kleding

is treffend, evenals de devote houding die gericht is op

Christus. Een aantal details is echter afwijkend. Vermoedelijk

ontdekken we hier de hand van de meester. Hij heeft de voor­

stelling op de prent omgevormd om deze geschikt te maken

voor op een gewelf. Een gewelf is immers vele malen breder

dan een prent en ook met perspectief moet rekening worden

gehouden. Zo heeft de kunstenaar de regenboog verlengd

en de doden die opstaan uit hun graven relatief vele malen

groter geschilderd in de gewelfaanzetten.

ZondevalAdam en Eva’s gekruiste benen, Eva’s opvallende rondingen

en de manier waarop haar haar valt is duidelijk naar het voor­

beeld van de prent. Ook de boom en de slang die daarom­

heen kruipt zijn gelijkend aan die op de houtsnede. Ondanks

deze onmiskenbare overeenkomsten, lijkt de voorstelling op

het eerste gezicht echter afwijkend (afb. 5). De zondevalvoor­

stelling verraadt wederom dat we met een creatief kunste­

naar van doen hebben. Opmerkelijk is dat Adam en Eva niet

rechts van de boom staan, maar aan weerszijden zijn ge­

plaatst. Waarschijnlijk heeft de kunstenaar deze compositie

meer geschikt bevonden om het gewelf te sieren. Afgezien

1 A.D. Wumkes, De Sint Hippolytuskerk te Middelstum 1445 – 1945 (Middelstum 1946) 36.

4 en 5 Zondeval, schildering en houtsnede van Albrecht Dürer uit de Kleine Passie (1509 – 1511). Foto Regnerus Steensma /

Prent collectie Rijksmuseum, Amsterdam, RP-P-OB-1321.

6 (boven) Hemelvoorstelling. Foto Regnerus Steensma.

7 (linksonder) Pentekening van de hemelvoorstelling door Rijksbouwmeester C.H. Peters, gemaakt ten tijde van de ontdekking van

de schilderingen in 1879. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, BT-026699.

8 (rechtsonder) Albrecht Dürer, Prent met Veronica die de zweetdoek toont aan Petrus (links) en Paulus (rechts) uit de Kleine Passie

(1509-1511). Collectie Rijksmuseum, Amsterdam RP-P-OB-1342.

Page 10: Groninger Kerken janjuair 2013

26 27

sneden en tussen de 20.000 en 50.000 gravures van Dürer in

omloop moeten zijn geweest.6 Het betreffen met name pren­

ten van zijn Grote Passie, Kleine Passie, scènes uit het leven van

Maria en de prent met Hieronymus in zijn cel.

PrentgebruikDürers prentreeksen vormen een gewild object voor kunste­

naars, omdat ze zijn gevuld met goed geproportioneerde

menselijke figuren, dieren, creatieve motieven en intrige­

rende onderwerpen. Die motieven en gestalten bieden een

enorm canon die kunstenaars op grote schaal als inspiratie­

bron voor eigen werk gebruiken. Motieven uit de prenten wor­

den veelvuldig gekopieerd. De invloed die Dürer heeft op zijn

tijdgenoten is enorm. Ook tallozen na hem maken decennia­

lang dankbaar gebruik van zijn nalatenschap. Uit Dürers

prentenoeuvre is het de Kleine Passie­reeks die de grootste

verspreiding over Europa kent.7 Er zijn talloze kunstwerken

vervaardigd naar voorbeelden uit deze serie houtsneden.

Het is om die reden geen unicum dat de schilderingen in

Middelstum naar het voorbeeld van Dürers Kleine Passie zijn

geschilderd. Toch betreffen het uitzonderlijke schilderingen,

die het onvergankelijke aan Albrecht Dürer nogmaals onder­

strepen.

De inhoud van dit artikel betreft een aspect van een onder­

zoek naar de gewelfschilderingen in de Hippolytuskerk te

Middelstum. Met dit onderzoek studeerde Annabel Dijkema

([email protected]) cum laude af aan de Universi­

teit van Amsterdam, waar zij de Master Kunstgeschiedenis

heeft gevolgd.

herinnert hen aan de veroordeling van die zondigheid. De he­

mel en de hel aan weerszijden van het laatste oordeel wijzen

de gelovigen op het gevolg van hun doen en laten tijdens het

wereldlijk bestaan.

De Pinkstervoorstelling is daarentegen alleen te zien van­

uit het koor, de plaats waar de mis wordt opgedragen. Deze

schildering is bedoeld voor de geestelijken. Pinksteren houdt

het moment in dat de Heilige Geest tot de apostelen komt en

ze wordt opgedragen de blijde boodschap van Jezus te ver­

kondigen. De Pinkstervoorstelling herinnert de geestelijken

(de verkondigers van het woord) aan hun taak op aarde: zij

moeten, als opvolgers van de apostelen, het apostolisch

werk voortzetten en de boodschap van God verkondigen aan

de mensen.

PrenthandelHet devotionele karakter van de Kleine Passie-prenten blijkt

een gat in de markt. De prentreeks vormt een goed, en bo­

venal betaalbaar alternatief op de geliefde getijdenboeken,

die eenzelfde devotionele functie dienen. De handel in deze

passieprenten vindt al op aanzienlijke schaal plaats vanuit

Dürers werkplaats in Neurenberg en tijdens zijn reizen naar

Italië tussen 1494 en 1507.4 Toch krijgt de prentverspreiding

pas echt vorm na Dürers bezoek aan Antwerpen in het jaar

1520. Antwerpen is in die periode in veel opzichten de cul­

turele hoofdstad van Europa en kent een levendige kunst­

markt.5 Tijdens zijn verblijf aldaar doet Dürer bijzonder goe­

de zaken. Veel kunsthandelaren, verzamelaars en kunste­

naars raken in het bezit van prenten van zijn hand. Volgens

berekeningen zouden er tussen de 70.00 en 175.000 hout­

beoogde devotionele functie. Dürer publiceert de prenten in

boekvorm en voorzien van tekst. De gelovige leest de tekst

en mediteert bij de afbeeldingen. Tegelijkertijd herinneren de

teksten en de afbeeldingen hen aan de kruisdood die Chris­

tus voor de zonden is gestorven. De tekst en de prenten lijken

te hebben gediend als ideale handleiding bij het uitoefenen

van het geloof en in het leven van alledag.

Vermanende boodschap Religieuze schilderingen in Groninger kerken bieden door­

gaans ook een dergelijke levenshandleiding. Met hun verma­

nende boodschap moeten ze de leken en geestelijken her­

inneren aan hun zondigheid en ze aansporen tot een beter

leven. Opmerkelijk in Middelstum is echter de opvallende po­

sitionering van de schilderingen. Het laatste oordeel, hemel,

hel en zondeval zijn enkel vanuit het schip zichtbaar, terwijl

de voorstelling van Pinksteren alleen vanuit het koor is te

zien. Elders in Groningen is dit nergens het geval. De kunste­

naar heeft de schilderingen zo geplaatst, dat de afzonderlijke

voorstellingen enkel zichtbaar zijn voor de groep voor wie ze

zijn bedoeld. Of deze opvallende plaatsing van de scènes

bewust is gebeurd, lijkt aannemelijk.

De zondeval is in het gewelf voor de kruising geschilderd,

zodat de leken die voorstelling vanuit de kerkbanken aan­

schouwen. De schildering herinnert de gewone gelovigen aan

hun zondigheid, die immers door het eten van de verboden

vrucht in de wereld is gekomen. Achter de voorstelling van de

zondeval zien de leken het laatste oordeel. Deze schildering

verbeeldt de hemel als een licht met stralen, en de hel als

hellemuil. Echter voldoet deze uitbeelding niet aan de plan­

nen van de kunstenaar en hij heeft deze daarom naar eigen

voorkeur vormgegeven. Opvallend is dat zowel de hemel als

de hel zijn afgebeeld in de vorm van een gebouw, geen ge­

bruikelijke verbeelding van het hiernamaals.2

Opmerkelijk is dat in de voorstelling van de hemel en de

hel verschillende elementen zijn geschilderd die niet voorko­

men in de Kleine Passie. Of we hebben te maken met een kun­

stenaar die zelf allerlei motieven heeft bedacht, of de schil­

der heeft zich gebaseerd op – tot dusver – onbekende andere

voorbeelden.

Dürers PassieprentenGedurende zijn carrière verbeeldt Albrecht Dürer meermaals

de heilsgeschiedenis in een prentreeks. Zes cycli kennen

wij van zijn hand. Een belangrijk onderdeel van deze heils­

geschiedenis is de passie oftewel het lijden van Christus.

Hierdoor worden deze series ook wel passieseries genoemd.

In 1509 begint hij met het ontwerpen van de houtsneden voor

zijn Kleine Passie, die na voltooiing in 1511 uit 37 prenten

bestaat. De prenten worden twee jaar later, vergezeld door

verhalende verzen, in boekvorm uitgegeven. De naam Kleine

Passie is ontleend aan het formaat van de prenten.

Angela Hass maakt aannemelijk dat Dürer zijn Kleine Pas­

sie zou hebben vervaardigd voor verspreiding op de devotio­

nele markt.3 Het veelvuldig afbeelden van de maagd Maria en

de nadruk die ligt op het lijden van Christus wijzen op een

4 Giulia Bartrum (red.), Albrecht Dürer and his Legacy (Londen 2003, herdruk van 2002) 105-106, 135-136.5 Jan Piet Filedt-Kok, ‘Leiden en Antwerpen omstreeks 1520, de ontmoeting met Albrecht Dürer en de introductie van het landschap’, in:

Vogelaar, Filedt-Kok en Veldman (red.), Lucas van Leyden en de Renaissance (Leiden 2011) 103.6 W. Schmid, ‘Dürer’s ‘Enterprise: Market Area, Market Potential, Product Range’, in: Economic History and the Arts (Keulen 1996) 37.7 Bartrum, Albrecht Dürer and his Legacy, 239.

2 Zie hiervoor het rijkgeillustreerde overzicht van westerse laatste oordeelvoorstellingen: Craig Harbison, The last judgment in sixteenth century northern Europe: A study of the relation between art and the Reformation (New York 1976).

3 Angela Hass, ‘Two Devotional Manuals by Albrecht Dürer: The “Small Passion” and the “Engraved Passion.” Iconography, Context and Spirituality’, Zeitschrift für Kunstgeschichte 63, 2 (2000) 169-230.

9 en 10 Helvoorstelling. Het duiveltje en de vorm van het gebouw zijn geschilderd naar het voorbeeld van Albrecht Dürers Christus in

Limbo, of de afdaling in het voorgeborchte uit de Kleine Passie (1509-1511). Foto Regnerus Steensma / Prent collectie Rijksmuseum

Amsterdam RP-P-OB-1345.

11 en 12 Pinksteren, schildering en houtsnede uit de Kleine Passie (1509-1511). Foto Regnerus Steensma / Prent collectie Rijksmuseum,

Amsterdam RP-P-OB-1355.

Page 11: Groninger Kerken janjuair 2013

28

een klein dorp te midden van een onafzienbaar weids en vlak

landschap. Intuïtief voelen we aan dat deze plek vanouds be­

schutting biedt voor de gemeenschap die er woont en waar

hij het middelpunt van vormt.

De tekst op het bordje voert onze gedachten naar de doden

die ooit begraven zijn op dit kerkhof, naar de levenden die er

vlak langs aan voorbij gaan en naar alle mensen van alle tij­

den. Hij doet dat door concrete feiten te memoreren, namelijk

de totale afstand van het onbekende maar voorgoed beëin-

digde aantal stappen die deze doden door de tijd en de ruim­

te gezet hebben en in vergelijking daarmee het totaal van het

ontelbare en nog altijd groeiende aantal stappen van alle

mensen.

Met de verwijzing naar deze concrete, hoewel onkenbare,

gegevens wordt tevens een abstract idee onder de aandacht

gebracht: het idee dat wij door tijd en ruimte onderscheiden

en tevens verbonden zijn met de anderen en met onszelf op

andere momenten en plaatsen. In tijd en ruimte ordenen wij

onze ervaringen en gedachten om ons er een voorstelling van

te kunnen maken en ze in onze herinnering te kunnen bewa­

ren. Zoals de besloten ruimte van het dorp onderscheiden en

tevens verbonden is met het oneindige open land, zo is het

eindige individuele leven onderscheiden en tevens verbonden

met de eeuwigheid van alle generaties. Het idee van tijd

schept de mogelijkheid om aan anderen te denken die vóór

ons geleefd hebben, om eraan te denken hoelang ze geleefd

hebben en hoe lang geleden. Het idee van ruimte maakt het

mogelijk om aan anderen te denken die elders in de ruimte

zijn, en om te bedenken op welke afstand van ons en van

elkaar ze zich bevinden. Tijd en ruimte samen maken het

mogelijk om ook onszelf op een ander moment en op een an­

dere plaats te denken, ver weg of dichtbij, terwijl wij in feite

nu hier zijn, tussen de oude grafstenen op het kerkhof van

Zuurdijk.

Een hedendaagse pelgrimage langs oude Groningse kerken

voert ons naar het oude kerkhof in Zuurdijk. Aan de kerkmuur

is er een klein onopvallend tekstbordje aangebracht. Het

bordje markeert de plek: een eeuwenoude kerk met een kerk­

hof, op een kleine verhoging midden in het dorp, vlak naast

de doorgaande weg op een oude dijk. Het oude kerkhof is

vervallen en niet meer in gebruik, maar achter de kerk ligt

een nieuwe begraafplaats. Het bordje vestigt de aandacht op

de plek, maar verraadt nog niet wat daar in het bijzonder de

reden voor is geweest. Daar krijgt men pas een vermoeden

van als men de tekst leest. De plek, het bordje, de tekst en

het bezoek van de pelgrim, dit geheel van vormen en hande­

lingen vormt samen een monument, een teken dat een idee in

herinnering brengt.

Voordat we de tekst lezen, ervaren we al de ruimte: een af­

gebakend erf aan de doorgaande weg midden in het dorp,

schuin tegenover de dorpskroeg en een besloten dorp te mid­

den van een open landschap. We zien de vormen van de om­

heining van het kerkhof, de oude zerken, de bomen, het sim­

pele kerkje dat maar weinig uitsteekt boven de lage huizen,

de vlakke landerijen. We krijgen ook een idee van grootte:

Orgel te Tolbert. Gerestaureerd in 2001

MENSE RUITER orgelmakers b.v.Oosterseweg 139785 AD Zuidwolde (Gron.)Tel. 050-3010550 - Fax 050-3010560E-mail: [email protected]

Het Lohman-orgel in de Middeleeuwse kerk te Zuidwolde

Op Hoogte Gedacht

Bij het kunstwerk van Stanley Brouwn in Zuurdijk

Govert Grosfeld

Stanley Brouwn, conceptueel kunstenaar, Paramaribo

1935, woont in Amsterdam

Haven Zuidzijde 7

9679 TD Scheemda

Tel. 0597-55 19 09

Fax: 0597-55 29 98

E-mail: [email protected]

www.boerbouw.nl

Nieuwbouw Verbouw Renovatie Restauratie

Foto John Stoel

Page 12: Groninger Kerken janjuair 2013

ONTWERPEN & ADVIEZEN

IN RESTAURATIES EN

VERBOUW & NIEUWBOUW

ADRES

HOGE DER A 34

9712 AE GRONINGENOostzijde kerk te Dorkwerd

CONTACT

TEL (050) 313 61 15

FAX (050) 313 96 57

[email protected]

De Schilder, de beste vriend

van je huis

Schildersbedrijf W. DijkemaNoorderstraat 5

9989 AA Warffum

telefoon (0595) 42 22 67

Ook leveren wij professionele verven, dubbele beglazing, voorzetramen en alle bijkomende schildersmaterialen

UUUWWW BBBOUWPARTNEROUWPARTNEROUWPARTNER VOORVOORVOOR::: NNNIEUWBOUWIEUWBOUWIEUWBOUW RRRENOVATIEENOVATIEENOVATIE / / / RESTAURATIERESTAURATIERESTAURATIE OOONDERHOUDNDERHOUDNDERHOUD VANVANVAN::: --- BEDRIJFSPANDENBEDRIJFSPANDENBEDRIJFSPANDEN --- WOONCOMPLEXENWOONCOMPLEXENWOONCOMPLEXEN --- WONINGENWONINGENWONINGEN AAAANANAN ENENEN VERBOUWVERBOUWVERBOUW VANVANVAN UWUWUW WONINGWONINGWONING

G R O N I N G E NG R O N I N G E NG R O N I N G E N

K K K III EEE LLL EEE RRR B B B OOO CCC HHH TTT 3 33 33 3 0 5 0 0 5 0 0 5 0 --- 5 7 5 7 8 0 05 7 5 7 8 0 05 7 5 7 8 0 0

E M M E NE M M E NE M M E N N N N AAA UUU TTT III LLL UUU SSS SSS TTT RRR AAA AAA TTT 7 7 7 0 5 9 1 0 5 9 1 0 5 9 1 --- 6 5 7 9 0 6 5 7 9 0 6 5 7 9 0

W W W . B R A N D S B O U W . N L W W W . B R A N D S B O U W . N L W W W . B R A N D S B O U W . N L

Het succes van automatiseringHet klinkt misschien wat vreemd, maar… Het succes van automatiseren begint met koffi e drinken bij de klant. Vanaf de start hanteert Arrix Automatisering deze aanpak. Je moet immers eerst een goed beeld vormen van de klantsituatie, voordat er gedacht kan worden aan automatiseren. Naast het persoonlijk contact is klare taal een onmisbaar gegeven. Onze medewerk(st)ers gebruiken geen ingewikkelde ICT-termen, maar communiceren in begrijpelijk Nederlands. De klant staat bij Arrix centraal en wij verplaatsen ons graag in zijn situatie (“Voelen hoe het voelt”). Daarmee creëren wij altijd een win-win-situatie.

Meer weten? Kijk op onze website naar onze relatiegedreven aanpak of bel geheel vrijblijvend voor een persoonlijk gesprek. Het succes van automatiseren begint met koffi edrinken…

Heideanjer 2, Drachten, T. 0512 - 543 221, Meer weten? www.arrix.nl

VeDA

rbindingsweg 139781 Bedum

[email protected]

lfatex

050 301 12 00050 301 17 00

Page 13: Groninger Kerken janjuair 2013

Vestigingen in: Alphen aan den Rijn | Liempde | EchtHeerhugowaard | Assen | Mechelen (B)

Houtinsectenbestrijding | Zwamsanering Houtrestauratie met epoxytechniek | Isochips®-kruipruimteisolatie

Vochtwering | Kruipruimterenovatie | Constructiedroging Heteluchtmethode | Zuurstofarmeluchtmethode | Microgolvenmethode

Onderzoek met de videoscope | Inspectieabonnementen

Een gezonde kijk op onroerend goed

www.vanlierop.nl

Van Lierop

Van Lierop

Van Lierop

Van Lierop

Van Lierop

Van Lierop Conserveert & Herstelt Hout | Verdrijft Vocht

ISO 9001gecertifi ceerd

Kleioskoop, het historisch onderzoeksbureau van Bernardine Beenackers, realiseert grote en kleine cultuurhistorische projecten in opdracht van erfgoedinstellingen, overheden, scholen en particulieren.

www.kleioskoop.nl